Wijziging van de Participatiewet inzake een tijdelijke regeling voor een tegemoetkoming in verband met de alleenverdienersproblematiek (Wet tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek) (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2024D42901, datum: 2024-11-07, bijgewerkt: 2024-11-08 12:52, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2024-11-07 10:00: Wijziging van de Participatiewet inzake een tijdelijke regeling voor een tegemoetkoming in verband met de alleenverdienersproblematiek (Wet tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek) (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Wijziging van de Participatiewet inzake een tijdelijke regeling voor een tegemoetkoming in verband met de alleenverdienersproblematiek (Wet tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek)
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 7 november 2024 overleg gevoerd met de heer Nobel, staatssecretaris Participatie en Integratie, over:
het wetsvoorstel Wijziging van de Participatiewet inzake een tijdelijke regeling voor een tegemoetkoming in verband met de alleenverdienersproblematiek (Wet tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek) (36617).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en
Werkgelegenheid,
Tielen
De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en
Werkgelegenheid,
Post
Voorzitter: Léon de Jong
Griffier: Meester-Schaap
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Flach, Léon de Jong, De Kort, Lahlah en Welzijn,
en de heer Nobel, staatssecretaris Participatie en Integratie.
Aanvang 10.01 uur.
De voorzitter:
Een hele goede morgen. Vandaag is het wetgevingsoverleg
eenverdienersproblematiek aan de orde. Ik heet de staatssecretaris, de
heer Nobel, van harte welkom bij dit overleg. Eveneens heet ik de mensen
op de publieke tribune en de kijkers thuis van harte welkom. Vandaag
zijn aanwezig de heer Flach van de SGP, mevrouw Welzijn van NSC, de heer
De Kort van de VVV en mevrouw Lahlah van Partij van de
Arbeid-GroenLinks. Excuus: GroenLinks-Partij van de Arbeid. De PVV zal
ook aanwezig zijn om dit debat te volgen en een inbreng te leveren. Het
is een wetgevingsoverleg en we hebben ruim de tijd. De interrupties zijn
in principe vrij. Toch vraag ik om de interrupties kort, feitelijk en
inhoudelijk te houden met niet al te lange inleidingen. Dat wil nog
weleens een uitdaging zijn, maar in deze commissie zie ik dat het in
ieder geval het doel is, dus dat is hartstikke mooi.
Ik geef als eerste het woord aan de heer Flach. Hij heeft tien minuten
spreektijd.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Een belangrijk onderwerp vandaag, dus het is
goed dat we de tijd hebben om hierover te spreken. Duizenden gezinnen
zaten namelijk jarenlang in de armoede door een fout van de overheid.
Deze alleenverdienershuishoudens hadden geen recht op toeslagen, wat
ervoor zorgde dat zij onder het bestaansminimum terechtkwamen. Dat had
niet mogen gebeuren. Het heeft ook veel te lang geduurd voordat de
overheid dit probleem erkende en oploste. Het kabinet heeft nu een
drietrapsraket in stelling gebracht. Op dit moment helpen gemeenten via
de individuele bijzondere bijstand. Vanaf 2025 moet de voorliggende
tijdelijke regeling ingaan. Vanaf 2028 komt er een fundamentele
oplossing via het belasting- en toeslagenstelsel. Het is meer dan
terecht dat we nu spreken over de regeling, die tijdelijk is, want deze
gezinnen moet recht worden gedaan.
De grote boosdoener is de afbouw van de algemene heffingskorting,
waardoor eenverdieners bewust zwaarder worden belast. Hierdoor is de
kloof tussen een- en tweeverdieners de afgelopen jaren uitgegroeid tot
een gapend gat. De SGP loopt hier al veel langer tegen te hoop. Wat hier
fout is gegaan, legt een veel groter probleem bloot. Het is inmiddels
dus zover dat alleenverdieners hierdoor onder het niveau van een
bijstandsuitkering terecht kunnen komen. Dat moeten we dan via
individuele bijstand en fiscaliteit rechtbreien. Maar moet dat ons niet
tot bezinning brengen? Waar zijn we in dit land dan mee bezig? Werken
moet lonen, zeggen we, maar dat principe geldt kennelijk niet voor
eenverdieners. Hoe reflecteert het kabinet op de fundamentele oorzaak
van dit probleem?
De fundamentele oplossing moet volgens de SGP dan ook worden gezocht in
het aanpakken van de kern van het probleem, namelijk de zware fiscale
afstraffing van alle eenverdieners. Mijn fractie had het veel logischer
gevonden als dat in dit wetvoorstel dan ook rechtgezet zou worden. In
elk geval willen we dat op dit dossier op korte termijn echt een
serieuze stap in de goede richting wordt gezet. Ook eenverdieners
verdienen tenslotte een rechtvaardige fiscale behandeling. Op dit punt
zullen wij dan ook met voorstellen komen, opdat de positie van
tweeverdieners concreet en aanzienlijk wordt verbeterd. Ik vraag het
deze staatssecretaris, verantwoordelijk voor armoedebeleid, maar op de
man af: ziet hij dat eenverdieners het moeilijk hebben en vaker in
armoede belanden? Wat vindt hij daarvan? Ligt hier niet een taak?
Voorzitter. Het is duidelijk dat deze mensen snel geholpen moeten
worden. Tegelijkertijd roept het wetsvoorstel nog wel vragen op,
bijvoorbeeld over de doelgroep van het voorstel en de gerichtheid ervan.
Zoals ik al zei, is het armoederisico bij eenverdieners, zeker met jonge
kinderen, veel hoger dan bij tweeverdieners. Mijn fractie zou graag zien
dat gemeenten eenverdieners boven het bestaansminimum ook kunnen helpen
via deze tijdelijke regeling als er sprake is van armoede. Welke
mogelijkheden hebben gemeenten daarvoor? Kan de staatssecretaris hier
toezeggen dat deze mogelijkheid ook in de handreiking richting gemeenten
wordt opgenomen?
Daarnaast kunnen huishoudens moeilijk zelf vaststellen of ze onvoldoende
toeslagen krijgen, waardoor de kans op zelfmelden klein is. Hoe gaan we
ervoor zorgen dat deze mensen alsnog worden bereikt en dat niet-gebruik
wordt tegengegaan?
Voorzitter. Dat brengt me bij een aantal vragen over de fundamentele
oplossingsrichting. Het is nog maar de vraag of het de fiscus gaat
lukken om die per 2028 ook echt uit te voeren. De SGP vindt dat die
fundamentele oplossing er zo snel mogelijk moet komen. Wanneer krijgen
we hier duidelijkheid over? Wat als dit niet gaat lukken? Gaat de
regering deze regeling dan verlengen? Ik realiseer me dat dit een
als-danredenering is, maar het is goed als er op tijd duidelijkheid is
voor de mensen die het betreft. Laat in ieder geval helder zijn in welke
richting de SGP de fundamentele oplossing zoekt. De kloof tussen een- en
tweeverdieners moet verdwijnen.
Naast dit traject loopt er op dit moment ook het traject Vereenvoudiging
Inkomensondersteuning voor Mensen, de VIM. Ik kende dat tot nu toe
alleen als schuurmiddel, maar nu dus ook als afkorting van een
programma. Zo wordt er werk gemaakt van een begrijpelijker en
eenvoudiger toekomstig stelsel van inkomensondersteuning. De kloof
tussen een- en tweeverdieners maakt het stelsel verre van begrijpelijker
en eenvoudiger. Kan de staatssecretaris toezeggen dat hij in dat traject
ook gaat laten kijken naar het vereenvoudigen van het belasting- en
toeslagenstelsel op dit punt? Dat kan bijvoorbeeld door voortaan het
huishoudinkomen als uitgangspunt te kiezen. Ik realiseer me dat dit een
behoorlijk ingrijpende aanpassing is, maar als denkrichting zouden wij
dat enorm toejuichen.
Tot slot. Wij ontvingen als Kamercommissie een mail waarin werd gewezen
op de eenverdieners die samenwonend zijn met een voorliggende
voorziening en met een inkomen dat onder de groene tabel valt. Zij
zouden worden geconfronteerd met een te hoog bruto belastbaar
jaarinkomen. Ik weet niet of de staatssecretaris die mail ook heeft
gekregen, anders stuur ik hem graag aan hem door. Graag zou ik daar op
een later moment een reactie op willen hebben.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Flach. Er zijn geen interrupties. Dan wil ik nu graag
het woord geven aan mevrouw Welzijn van NSC.
Mevrouw Welzijn (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst dank aan de staatssecretaris voor de
snelle beantwoording. Dank ook aan de collega-Kamerleden voor de tweede
ronde schriftelijke vragen, die wij als fractie nodig hadden. We snappen
heel goed dat de wetsbehandeling tijdsdruk kent vanwege de ingangsdatum,
maar tegelijkertijd moeten we natuurlijk zorgvuldig handelen. Dit debat
dient daar ook voor.
Voor mijn fractie is het heel erg belangrijk om te weten over wie we het
hebben. Gaat het om 17.000 huishoudens of om 6.000 huishoudens, zoals in
deze regeling voorzien wordt? Dan lijk ik er 11.000 te missen. Aan de
ene kant snapt mijn fractie dat de regering snel wil handelen, desnoods
met een partiële oplossing, maar de definitieve oplossing laat op zich
wachten. We hopen dat die in 2028 komt, maar zoals de heer Flach al zei:
wie weet dat zeker? In de tussentijd wil je een wat hogere mate van
zekerheid hebben over het feit dat je de juiste mensen aan het helpen
bent. Wat Nieuw Sociaal Contract betreft moet het gaan over de groep van
17.000 huishoudens, want dat zijn allemaal huishoudens waarbij het
verschil tussen het brutoloon en het nettoloon zo aanzienlijk is dat zij
vanwege dat brutoloon niet in aanmerking komen voor toeslagen zoals
anderen wel kunnen krijgen.
Dit gaat over mensen die een WIA-uitkering, een private
arbeidsongeschiktheidsuitkering, een werkloosheidsuitkering of een
Wajong-uitkering hebben. Ook al weten zij de ingewikkelde
inkomensondersteuning te vinden, dan komt het toch ook voor dat ze nog
steeds onder bijstandsniveau zitten. Voor sommige huishoudens is dat €50
per jaar, maar voor andere €1.500 per jaar. Het feit dat deze groepen
onder het bestaansminimum komen, vindt mijn fractie een schending van
artikel 20 van de Grondwet, waarin wordt gesteld dat je recht hebt op
een bestaansminimum.
Dit probleem is al meer dan tien jaar bekend. Er ligt een niet mis te
verstaan rapport van de Ombudsman. Er ligt een uitspraak van de hoogste
rechter. Maar het duurt best lang voordat we een oplossing vinden. De
verhalen van de mensen die de problemen ervaren, zijn schrijnend. Die
verhalen zijn niet alleen bij mijn fractie bekend, maar bij u allen.
Daarom vinden we het dus belangrijk dat we nu een oplossingsrichting
hebben liggen, maar ook dat we ons ervan kunnen vergewissen dat deze
oplossingsrichting vanwege de duur ervan de juiste mensen bereikt. Kan
de staatssecretaris aangeven welke groepen niet worden bereikt? Is hij
bereid om deze mensen, als zij gedetecteerd worden, alsnog onder de
reikwijdte van dit wetsvoorstel te brengen conform de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroep?
Dan de mensen met een private arbeidsongeschiktheidsuitkering. Zij
moeten zelf hun Zvw-premie betalen, want er is geen werkgeversdeel dat
hun uit handen genomen wordt. In antwoorden op eerdere Kamervragen
erkende de regering dat deze groep, die dus zelf de Zvw-premie betaalt,
een besteedbaar inkomen heeft dat onder het sociaal minimum ligt. Dus
vandaar de vraag vanuit mijn fractie aan de staatssecretaris of de
regering bereid is om bij de definitie van het inkomen hiermee rekening
te houden. Kan die betaalde Zvw-premie bijvoorbeeld in mindering
gebracht worden? We kunnen wat ons betreft gewoon niet accepteren dat we
weten dat deze groep in de knel zit en dat we er niks aan doen.
Wij zijn als fractie heel blij met de hervormingsagenda. Het is echt
heel goed om te zien dat er gewerkt wordt aan een grondige en
systematische herziening van de sociale zekerheid en de belastingen,
zodat er een duurzame uitweg komt voor deze groepen, die in de knel
zitten. De regering heeft aangegeven daarover met de Kamer en de
samenleving in gesprek te willen gaan. Mijn vraag aan de
staatssecretaris is of hij kan aangeven wat het tijdpad is en welke
risico's hier op de loer liggen. Daarmee bedoel ik de risico's in de
uitvoeringsorganisatie van de Belastingdienst. Het voelt af en toe een
beetje alsof we als samenleving gegijzeld worden door de
systeemproblemen die daar spelen. In hoeverre kunnen we ervan uitgaan
dat het echt 2028 wordt? Is dat een reëel perspectief?
Dan over de hoogte van de uitkering. In het wetsvoorstel staat dat de
hoogte van de tegemoetkoming jaarlijks wordt vastgesteld bij
ministeriële regeling. Op onze vragen over de hoogte van de uitkering en
de kostenraming geeft de staatssecretaris in de schriftelijke
beantwoording aan dat een meerjarig perspectief nog niet mogelijk is,
maar dat voor 2025 de tegemoetkoming waarschijnlijk tussen de €1.200 en
€1.600 zal bedragen. Voor de jaren 2025, 2026 en 2027 is per jaar 28
miljoen gereserveerd. Verder is aan de VNG toereikende financiering
toegezegd, maar de precieze uitvoeringskosten voor de beoordeling van de
aanvragen moeten nog betaald worden. Hierover is de staatssecretaris in
gesprek met de VNG. De vraag aan de staatssecretaris is of hij bereid is
die berekeningswijze vast te leggen in de wet of via een algemene
maatregel van bestuur met voorhangprocedure.
Dan de automatische toekenning. Automatisch geld overmaken naar deze
groep mensen zal, vermoeden wij, tot best wel wat vragen leiden en
misschien zelfs wel tot angst. Anderen zullen het bedrag misschien heel
snel uitgeven. Welke informatie krijgen de mensen, is eigenlijk mijn
vraag. Welke informatie krijgen zij over het bedrag dat aan hen wordt
overgemaakt? Mijn fractie vindt het in elk geval heel goed dat er geen
terugvorderbaarheid is. We hebben natuurlijk op andere dossiers gezien
wat voor stress dat met zich mee kan brengen, dus dat juichen wij enorm
toe. Tegelijkertijd hebben we ook te maken met het niet-gebruik van
uitkeringen. Dat geldt zowel voor de Toeslagenwet als bij de toeslagen.
De verwachting dat een deel van de groep van 17.000 huishoudens zelf de
weg weet te vinden naar waar zij recht op hebben, durven wij te
betwijfelen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is welke eventuele
acties, maatregelen of interventies er mogelijk zijn om ervoor te zorgen
dat de hulp bij de mensen komt. Hoe zorgen we ervoor dat zij überhaupt
weten dat er hulp is? Het lijkt ons dat als de staatssecretaris serieus
werk wil maken van dit probleem, en dat straalt hij enorm uit, de
inspanningen dan ook even serieus moeten zijn.
Het belangrijkste punt voor mijn fractie is dus eigenlijk de vraag over
wie we het hebben. Wij denken dat het over 17.000 huishoudens gaat —
daarover wordt ook in het Belastingplan geschreven — maar we zien een
oplossing voor 6.000 huishoudens. Wij hebben dus het idee dat veel
mensen er niet in zitten. Wij zullen, als de staatssecretaris dat niet
kan toezeggen, een motie indienen om echt meer zekerheid te hebben over
de vragen wie wij bedoelen met deze doelgroep en of er geen mensen
buiten de boot vallen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Welzijn. De heer Flach heeft een vraag voor u.
De heer Flach (SGP):
Ik heb met interesse geluisterd naar de bijdrage van collega Welzijn en
ik denk dat we het vandaag wel eens worden over deze regeling, al is het
alleen al omdat we met z'n allen willen dat er geen mensen onder het
sociaal minimum hoeven te leven. Dat is voor veel mensen namelijk al
niet toereikend. Het onderliggende probleem, namelijk de ongelijkheid
tussen eenverdieners en tweeverdieners, lijkt iets waar vooral de SGP
zich mee bezighoudt, maar het is een veel groter probleem. Er is een
onderzoek gedaan naar hoe dat verspreid is over partijen en het zit bij
alle achtergronden. Dat komt omdat het niet een specifieke oorzaak
heeft, maar mensen soms gedwongen eenverdiener zijn. Dan kom ik bij mijn
vraag. In het verleden heeft mijn partij met de oprichter van NSC, de
heer Omtzigt, opgetrokken om die kloof te dichten. Mijn vraag is of NSC
nog steeds zo vastberaden is om de kloof tussen een- en tweeverdieners
ook in de belastingsfeer te dichten.
Mevrouw Welzijn (NSC):
De heer Flach heeft in zijn inbreng het woord "rechtvaardigheid"
gebruikt. Hij vroeg de staatssecretaris letterlijk om een rechtvaardige
fiscale behandeling van een- en tweeverdienende huishoudens. Daar staat
Nieuw Sociaal Contract ook achter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer De Kort van
de VVD.
De heer De Kort (VVD):
Dank, voorzitter. Veel vragen die de VVD had, zijn al door de collega's
gesteld. Maar het is goed dat we hier weer bij stilstaan, want het heeft
ontzettend veel impact op deze 6.000 huishoudens. We vinden natuurlijk
dat niemand door het ijs moet zakken, maar ook zeker niet deze groep,
die al te lang in onzekerheid is. Stel dat we het helemaal opnieuw
zouden mogen bedenken en carte blanche zouden hebben. Dan waren we
volgens mij nooit op dit systeem uitgekomen: de impact van bruto/netto,
waardoor mensen door het ijs zakken, en toeslagen die tegen elkaar in
werken.
Ik had wat vragen over de fundamentele oplossing. Ik weet dat die hier
niet gesteld moeten worden, maar net zoals de heer Flach ben ik benieuwd
of de staatssecretaris met de VVD in ieder geval de urgentie voelt om
echt tempo te maken met de vereenvoudiging en vindt dat werken moet
lonen. Hij heeft daarin niet als enige een verantwoordelijkheid — veel
collega's in het kabinet hebben die — maar wil hij ervoor zorgen dat we
de komende jaren ook echt die stappen gaan zetten? Er wordt namelijk al
heel lang over gesproken in de Kamer, maar er gebeurt te weinig. Ik hoop
ook dat deze tijdelijke tegemoetkoming echt tijdelijk is.
De oplossing is niet ideaal, maar wel noodzakelijk. Het echte opereren
van de patiënt zullen we moeten doen bij het Belastingplan, maar dit is
wel een oplossing van pleisters plakken. Ik heb nog een aantal vragen
over die pleisters die geplakt gaan worden. Ik ben het eens met Nieuw
Sociaal Contract dat het goed is dat het ambtshalve wordt uitgekeerd,
maar dat heeft ook veel gevolgen voor de uitvoering. Kan de
staatssecretaris ... "Garanderen" gaat natuurlijk ver, want de gemeenten
hebben daarin een belangrijke rol. Ik wil in ieder geval de vraag
stellen aan de staatssecretaris hoe hij in de gaten houdt dat de
gemeenten iedereen bereiken met die ambtshalve uitkering en dat dit op
een goede manier plaatsvindt. Welke contacten heeft hij daarover? Hoe
ziet hij dat?
Verder heb ik in de eerste termijn geen vragen, voorzitter.
De voorzitter:
Dank aan de heer De Kort. De heer Flach heeft een vraag voor u, meneer
De Kort.
De heer Flach (SGP):
Ja, een vraag die eigenlijk lijkt op de vraag die ik aan mevrouw Welzijn
stelde. Ik hoorde de heer De Kort zeggen dat werken moet lonen. Daar ben
ik het mee eens; dat vinden wij ook. Maar dat geldt ook voor de mensen
die, met de liefde van hun hart maar noodgedwongen, voor een zieke
partner moeten zorgen, kinderen hebben die zo veel zorg vragen dat ze
niet aan betaald werk toekomen of andere keuzes maken. Voor die mensen
loont werken eigenlijk niet, door de enorme kloof die er is en die
volgens het CPB de hoogste van Europa is. Daardoor neemt ook de
waardering voor eenverdieners af. Wat zegt de heer De Kort tegen die
mensen als het gaat om "werken moet lonen"?
De heer De Kort (VVD):
Ik had deze vraag van de SGP verwacht. Als het gaat om de afbouw van de
heffingskorting, snap ik de gedachte van het pad dat daarvoor is gekozen
wel. In het verleden is namelijk te vaak gebleken dat met name vrouwen
te afhankelijk werden van hun partner. Ik kan dus de gedachte
onderschrijven dat we willen dat vrouwen participeren. Dat geldt
trouwens ook voor mannen; er zijn genoeg vrouwen die werken van wie de
man thuiszit. Die afhankelijkheid moeten we niet altijd willen. Daarbij
wil ik ook opmerken dat werken altíjd moet lonen, of je nu een
alleenverdiener bent of met z'n tweeën verdient. Daar is het wel
misgegaan de afgelopen jaren, met toeslagen die tegen elkaar in werken
en de impact van bruto/netto die we ook in dit dossier weer terugzien.
Daar moet aan gewerkt worden. Daar hebben we die fundamentele oplossing
of — zo noem ik het maar even — operatie, onder andere in het
Belastingplan, voor nodig. En uiteraard is er ook aandacht voor
mantelzorg of ernstige situaties in het gezinsleven, onder andere in de
herziening van de Participatiewet. Nou, daar kunt u mij altijd op
aanspreken.
De heer Flach (SGP):
Ik heb een vervolgvraag als dat mag. Ik ben bekend met de achtergrond
waartegen die afbouw destijds heeft plaatsgevonden. Tegelijkertijd tast
dat wel ook de vrijheid van mensen aan. Ik bedoel: mensen kiezen er niet
altijd voor om eenverdiener te zijn. Het Centraal Planbureau heeft ook
al laten zien dat het verschil tussen een- en tweeverdiener nergens
internationaal zo groot is als in Nederland. Het CPB heeft ook
aangetoond dat dit eigenlijk ondoelmatig is voor het bereiken van het
doel dat de heer De Kort schetst, namelijk om mensen financieel
onafhankelijk te maken. Daarvoor is deze maatregel al zo ver
doorgeschoten dat die "ondoelmatig" wordt genoemd, ook door het CPB. Is
het niet ook gewoon tijd om in 2024 te zeggen: "Nou, we moeten mensen
zelf de keuze laten maken over hoe zij hun privéleven versus hun werk
inrichten. We gaan er gewoon voor zorgen dat die kloof verdwijnt, zodat
dat daar in ieder geval geen reden voor hoeft te zijn"? Want wat er nu
gebeurt, is dat we mensen fiscaal eigenlijk dwingen om te werken. Dat is
op een andere manier ervoor zorgen dat ze geen vrije keuze hebben. Ik
ken de partij van de heer De Kort ook als een partij die zich inzet voor
vrije keuzes. Dat kun je het beste doen door mensen financieel
onafhankelijk keuzes te laten maken — dus niet door ze fiscaal te
prikkelen — tussen werken, privé, zorg en andere belangrijke
dingen.
De heer De Kort (VVD):
Tot op zekere hoogte kan ik in die redenatie meegaan, maar het probleem
is ook dat we in Nederland een te grote armoedeval hebben gecreëerd. De
heer Flach heeft het over "fiscaal dwingen tot werken". Ja, ik wil
inderdaad dat iedereen die het kan, aan het werk gaat. Want een baan is
veel meer dan een baan. Een baan is het opdoen van sociale contacten en
is goed voor de persoonlijke ontwikkeling, en zorgt uiteindelijk voor
meer levensgeluk. De groep die echt niet kan werken, vanwege
bijvoorbeeld een chronische ziekte of andere omstandigheden, moet
natuurlijk kunnen terugvallen op ons socialezekerheidsstelsel, want op
dat principe is het gestoeld. Dat moeten we zo houden, maar er moeten
wel veel stappen worden gezet. Dan komen we in die fundamentele
discussie terecht. Het gaat hier om de tijdelijke tegemoetkoming, en die
kunnen we steunen.
De heer Flach (SGP):
Afrondend. Dan komen we wel op een heel fundamenteel verschil van
inzicht. Ik hoor de heer De Kort zeggen: ik ben van mening dat iedereen
die kán werken ook móét werken. Daar zit de suggestie achter dat als je
geen betaald werk doet, je niet voldoende maatschappelijk nuttig zou
zijn. Dat is denk ik wel een fundamenteel verschil. Ik denk dat het tijd
is om ander nuttig maatschappelijk werk, dat mensen vaak onbetaald doen
en dat van onbetaalbare waarde is, beter te gaan waarderen, ook in
fiscale zin. Ik constateer dat we elkaar daar nu niet op vinden, maar
dat is wel een belangrijk verschil. Ik hoop dat de heer De Kort er toch
ook over wil nadenken dat juist dat onbetaalde maatschappelijk nuttige
werk onze samenleving tot een samenleving maakt.
De heer De Kort (VVD):
Ik gun iedereen een baan, omdat ik er echt van overtuigd ben dat dit
heel relevant is. Dat neemt niet weg dat ik zeker ook mantelzorg en
vrijwilligerswerk heel belangrijk vind. Daar kunnen we elkaar op vinden.
Over het belang van werk verschillen we misschien enigszins van
inzicht.
De voorzitter:
Oké. De heer De Kort is klaar met zijn betoog. Dan wil ik nu graag het
woord geven aan mevrouw Lahlah van GroenLinks-Partij van de
Arbeid.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag bespreken we de situatie van
alleenverdieners, huishoudens waarin één partner, vaak met een vorm van
uitkering, het grootste deel van het inkomen verdient, terwijl de andere
partner geen of nauwelijks inkomen heeft. We hebben het over mensen die
ondanks hun beperkte salaris of hun uitkering iedere maand moeten
rondkomen van minder dan het bestaansminimum. Dat komt eigenlijk door
een ongelukkige samenloop van belasting- en toeslagenregels, waardoor
zij vaak honderden euro's minder krijgen dan vergelijkbare huishoudens
met bijvoorbeeld een bijstandsuitkering. Dat zorgt voor ongelofelijk
veel onzekerheid en dat zorgt voor ongelofelijk veel stress.
Laat ik een voorbeeld geven om het beeld van deze realiteit wat
tastbaarder te maken. Neem Jan en Marja. Jan werkt niet meer sinds hij
een WIA-uitkering ontvangt en Marja, zijn vrouw en partner, heeft geen
inkomen. Samen proberen zij rond te komen van die ene uitkering. Maar
waar hun buurvrouw met een bijstandsuitkering wel recht heeft op
volledige toeslagen, krijgen Jan en Marja maar een deel. Zo betalen zij
relatief meer belasting en lopen ze toeslagen mis, ondanks dat hun
bruto-inkomen op papier hetzelfde lijkt als dat van hun buurvrouw. Maand
na maand zien zij hun besteedbare inkomen lager uitvallen. De rek is
eruit. Iedere maand weer is het de vraag hoe ze het einde van de maand
halen. Vandaag ligt er een wetsvoorstel voor ons dat een tijdelijke
oplossing zou moeten bieden. Met dit voorstel krijgen gemeenten de
mogelijkheid om een vast bedrag uit te keren aan huishoudens zoals dat
van Jan en Marja. Deze tegemoetkoming zou hun dan ademruimte geven
totdat die structurele oplossing mogelijk wordt in 2028. Dat is nog een
hele, hele lange tijd. Maar voorlopig lijkt dit het beste wat we kunnen
doen.
Toch roept deze regeling ook vragen op. Dat zijn vragen over de
doelgroep en de definitie van "alleenverdiener". Kan de staatssecretaris
toelichten wie precies in aanmerking komt voor deze tegemoetkoming? Want
niet elk eenverdienershuishouden valt onder de definitie die hierbij
wordt gehanteerd, zoals ook collega's Flach en Welzijn al opmerkten in
hun bijdrage. Bovendien, wat gebeurt er bijvoorbeeld met mensen zoals
Jan en Marja als blijkt dat zij net buiten de huidige regeling vallen?
Hoe zorgt de staatssecretaris ervoor dat zij toch geholpen worden?
Dan de hoogte van de tegemoetkoming. Die is gebaseerd op een gemiddelde
van ongeveer €560 per jaar aan toeslagen. Maar sommigen, zoals Jan en
Marja, kunnen wel €1.400 per jaar mislopen. Wat doet de staatssecretaris
voor hen als blijkt dat de tegemoetkoming onvoldoende blijkt? Is er
ruimte voor een aanvullende regeling?
Tot slot. De verantwoordelijkheid voor deze regeling ligt bij gemeenten,
terwijl het probleem door een landelijke regel is ontstaan. Gemeenten
krijgen van de Belastingdienst een lijst met rechthebbenden. Maar die
lijst is onvolledig en in ieder geval gebaseerd op gegevens van twee
jaar geleden. Dat betekent dat gemeenten zelf aanvullende aanvragen
moeten verwerken en controleren. Dat brengt een enorme hoeveelheid werk
met zich mee. Hoe gaat de staatssecretaris de uitvoeringslast voor
gemeenten beperken? Hoe worden gemeenten hiervoor gecompenseerd?
Mensen zoals Jan en Marja weten vaak niet dat zij minder toeslagen
ontvangen dan vergelijkbare andere huishoudens. De staatssecretaris zegt
dat huishoudens die niet automatisch op die lijst staan, dat zelf
vervolgens kunnen aanvragen. Maar vaak weten mensen niet eens dat ze er
recht op hebben. In het verlengde van de vraag van mevrouw Welzijn,
vraag ik: kunnen de regering en de staatssecretaris deze groep niet
proactief informeren, bijvoorbeeld door brieven te sturen naar deze
groep?
Als laatste kom ik nog op die onzekerheid, in het bijzonder als het gaat
om eventuele terugvordering. De tegemoetkoming wordt niet teruggevorderd
als er iets verandert in de situatie van een huishouden, zoals een
nieuwe baan. Maar als hun situatie vervolgens verandert, lopen mensen
die deze tegemoetkoming zelf aanvragen, zoals Jan en Marja, dan toch het
risico dat ze moeten terugbetalen? De onzekerheid hierover kan voor veel
mensen die toch al in een financieel kwetsbare positie zitten namelijk
een enorme last zijn. Kan de staatssecretaris toezeggen dat ook van hen
de tegemoetkoming niet zal worden teruggevorderd?
Voorzitter. Dit voorstel kan tijdelijke verlichting brengen. Dat hebben
mijn collega's zojuist ook al gezegd. Maar laten we niet vergeten dat
het een overbrugging is naar een structurele oplossing. Mensen zoals Jan
en Marja zijn vastgelopen in een te complex systeem van toeslagen,
heffingskortingen en inkomensregels. We dringen er ook op aan dat de
staatssecretaris zich samen met zijn collega's maximaal inzet voor een
blijvende structurele verandering die deze ongelijkheid en andere
ongelijkheden wegneemt en deze groep mensen een duurzaam perspectief
biedt.
Tot slot, en nu echt als laatste, vraag ik de staatssecretaris om bij de
evaluatie van deze regeling duidelijk in kaart te brengen of de beoogde
huishoudens daadwerkelijk zijn bereikt en of de financiële steun hen
voldoende heeft geholpen om in hun bestaansminimum te voorzien.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Lahlah. Ik zie dat de heer De Kort een interruptie
voor u heeft.
De heer De Kort (VVD):
Ik heb geen interruptie, maar ik dacht: ik zal het woord nemen, omdat u
als lid volgens mij ook een bijdrage wilt leveren.
De voorzitter:
Dat is een hele goede interruptie. Heel graag.
Voorzitter: De Kort
De voorzitter:
Dat was het verzoek, toch? Het woord is dus aan de heer De Jong namens
de PVV-fractie.
De heer Léon de Jong (PVV):
Hartelijk dank, voorzitter. Vandaag bespreken we de
eenverdienersproblematiek. De alleenverdienersproblematiek speelt al
sinds 2016. Het gaat om schrijnende gevallen van mensen die de dupe
werden van de complexiteit van het toeslagensysteem. Het gaat om
huishoudens die geen toeslagen krijgen of minder toeslagen krijgen dan
mensen met een bijstandsuitkering. Het zorgt ervoor dat hun totale
inkomen zelfs lager uitvalt dan in de bijstand. Volgens het kabinet
hebben naar schatting 6.000 huishoudens hiermee te maken. Dat zijn
gezinnen die onder het bestaansminimum en in grote financiële problemen
zijn gekomen. De PVV heeft er, samen met een groot deel van de Kamer,
meerdere keren aandacht voor gevraagd. Het is dan ook goed dat het
kabinet werkt aan structurele oplossingen. Wij steunen dan ook de
doelstellingen van het voorliggende voorstel om de getroffen groep
huishoudens weer op het bestaansminimum te krijgen en de gemeenten de
ruimte te geven om deze groep tussen 2024 en 2027 met een vaste
tegemoetkoming te compenseren.
Wel heeft de PVV een aantal vragen. Doordat er gekozen is voor een
gestandaardiseerde inkomensondersteuning bestaat de kans dat er
huishoudens zijn die alsnog minder of juist meer krijgen dan waarop ze
recht hebben. Dat is zeer onwenselijk. De PVV roept het kabinet op alles
op alles te zetten om tot een passend mogelijk bedrag te komen. Hoe ziet
de staatssecretaris dit? Het gaat hier immers om belastinggeld. Dat moet
natuurlijk wel goed terechtkomen.
Volgens het kabinet is het uitgangspunt dat de tegemoetkoming voor
veruit de meeste alleenverdieners toereikend is, zodat de tegemoetkoming
voor hen de misgelopen toeslagen compenseert. Naar verwachting geldt dit
voor ruim 95% van de ongeveer 6.000 huishoudens. In de stukken van het
kabinet is verder te lezen dat voor een klein deel van de doelgroep de
vaste tegemoetkoming mogelijk niet toereikend is. Het gaat dan om zo'n
200 huishoudens. Voor deze huishoudens is er een vangnet. Zij kunnen als
aanvulling op de tegemoetkoming individuele bijzondere bijstand
aanvragen bij hun gemeente. Mijn vraag is of het kabinet zeker weet dat
het hier gaat om 200 gezinnen. Hoe is het kabinet op dit cijfer gekomen?
Wat is het gevolg als het straks toch meer gezinnen blijken te zijn? Kan
er van deze groep redelijkerwijs worden verwacht dat ze weten dat ze te
weinig toeslagen ontvangen? Het systeem is immers vaak al zo lastig te
doorgronden voor burgers. Veel mensen ervaren een drempel om zelf te
melden dat er wellicht problemen zijn met de hoogte van hun toeslagen,
juist uit angst om gekort te worden. Graag een reactie.
Dan kom ik op de groep die volgens de huidige situatie wel tot de
doelgroep behoort, maar niet op de lijst van de Belastingdienst staat.
Klopt het dat het hier gaat om zo'n 2.000 tot 3.000 huishoudens? De
gemeenten krijgen handreikingen om dit zo goed mogelijk te begeleiden.
Hoe gaat de staatssecretaris dit monitoren? Is de staatssecretaris
bereid de Kamer de komende jaren hierover periodiek te informeren?
Voorzitter. Het kabinet geeft aan dat de structurele oplossing op zich
laat wachten. Dit komt voornamelijk door de beperkte ICT-capaciteit bij
de Belastingdienst. Vooralsnog wordt door dit kabinet uitgegaan van een
inwerkingtredingsdatum van 2028. Mijn vraag aan de staatssecretaris is
welke stappen er zijn gezet om de ICT-capaciteit bij de Belastingdienst
te verbeteren. Dat zit niet helemaal in de portefeuille van deze
staatssecretaris, maar wellicht kan hij wel een tipje van de sluier
geven en het anders even bij zijn collega neerleggen.
Voorzitter, ik rond af. Het is goed dat er, op weg naar een structurele
oplossing, nu een tijdelijke oplossing geboden wordt. Wel moeten we
ervoor zorgen dat deze regeling echt tijdelijk is en niet langer
beschikbaar zal zijn dan strikt noodzakelijk. Verder is het natuurlijk
zaak dat er, zoals we hebben afgesproken, hard gewerkt wordt aan het
vereenvoudigen van zowel het belastingstelsel als het toeslagensysteem
als de sociale zekerheid, om tot meer fundamentele oplossingen te komen
voor de huidige complexiteit.
Voorzitter, tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Jong. Er is een interruptie van de heer
Flach.
De heer Flach (SGP):
Ik heb eigenlijk een vraag in tweeën. Ik hoorde meneer De Jong aan het
slot van zijn betoog zeggen dat deze regeling niet langer beschikbaar
zou moeten zijn dan strikt noodzakelijk. Betekent dat ook dat als de
structurele regeling niet op tijd is ingevoerd, de heer De Jong vindt
dat deze regeling dan toch zou moeten stoppen per 2028? Dat is het
eerste deel van mijn vraag.
Dan het tweede deel van mijn vraag. Is de PVV ook van mening dat de
fundamentele oplossing toch echt is dat we de kloof tussen een- en
tweeverdieners wegnemen en hen op een gelijke, rechtvaardige manier gaan
belasten? Dat vraagt namelijk om een forse herziening. Staat de PVV daar
ook achter?
De heer Léon de Jong (PVV):
Nou, dat zijn twee hele mooie vragen. De eerste vraag is een
wat-alsvraag. Daar kan ik natuurlijk helemaal geen antwoord op geven.
Wat ik wel zie, is dat het ... Laat ik het even positief aanvliegen. We
hebben het al sinds 2016 over dit probleem. Er zijn verschillende
kabinetten geweest die dit wel hebben besproken, maar eigenlijk nooit
tot een oplossing hebben kunnen komen. Het is namelijk zó complex. Welke
oplossing je ook aandraagt, er zitten heel veel plussen en minnen aan.
Ik wil dit dus graag positief aanvliegen. Er ligt nu ten minste een
regeling. Er wordt nu een groep mensen geholpen. Is het een ideale
oplossing? Nee, want zo meteen gaan mensen misschien minder krijgen dan
waar ze echt recht op zouden hebben gehad, en sommige mensen krijgen
meer. Daarom vind ik ook dat we deze tijdelijke oplossing ook echt
tijdelijk moeten laten zijn. Dat is ook waarom ik aangeef dat het niet
langer moet duren dan strikt noodzakelijk. Omdat ik weet dat het kabinet
het doel heeft om 2028 het jaar te laten zijn waarin een structurele
oplossing zal ingaan, zal ik er ook alles aan doen om het kabinet scherp
te houden om dit te halen. Ik heb ook het gevoel dat het kabinet dit
zelf ook heel graag wil. Als we nu van tevoren al gaan aangeven dat we
dat niet gaan halen of dat het heel moeilijk wordt, dan wordt een
tijdelijke oplossing zo meteen misschien wel een veel te structurele
oplossing. Dat is waar ik voor wil waken. Dat is mijn antwoord op vraag
één.
Vraag twee gaat over de een- en tweeverdieners. Ik begrijp wel dat de
SGP die hier bespreekt, maar dit is eigenlijk niet de plek hiervoor. Het
gaat hier om de eenverdienersproblematiek. Daarvoor ligt dit
wetsvoorstel hier voor. Ik kan me wel voorstellen dat dit soort
elementen heel goed terecht kunnen komen in het Belastingplan. Dat had
dus eigenlijk bij het Belastingplan besproken moeten worden, of anders
in het komende jaar bij de Voorjaarsnota of op andere plekken. Als het
gaat om fiscaliteit, is dat waar het debat zou moeten worden gevoerd.
Maar ik wil wel een inhoudelijk antwoord geven. Dat gaat over de vraag
hoe we omgaan met eenverdienersgezinnen die zelf een eenverdienersgezin
willen zijn, die er zelf voor kiezen. Sommigen zijn dit niet helemaal
vrijwillig, maar heel veel willen dit juist wel. De man of de vrouw wil
bijvoorbeeld thuis voor de kinderen kunnen zorgen, een vaste basis
kunnen zijn. Ik vind dat iets heel moois. Tegelijkertijd zie ik ook dat
het die gezinnen in de afgelopen jaren niet altijd makkelijk is gemaakt
om dat ook te bewerkstelligen, bijvoorbeeld met de kosten van
boodschappen of ook op andere manieren. Het is heel erg zwaar voor veel
gezinnen. Dit kabinet doet daar op sommige punten wat aan. Dat is niet
op alle punten gelukt. Maar het kabinet werkt er bijvoorbeeld wel aan om
werken meer te laten lonen. In een eenverdienersgezin komt er als het
goed is zo meteen meer geld binnen om ook een eenverdienersgezin te
kunnen zijn. Want nu wordt die tweede partner eigenlijk gedwongen om te
gaan werken. Ik begrijp de onderliggende ...
De voorzitter:
Ik moet de heer De Jong vragen om tot een afronding van deze interruptie
te komen.
De heer Léon de Jong (PVV):
Jazeker, maar het zijn twee vragen ineen. Om een oplossing te bieden
voor dit probleem is dit ten eerste dus niet de plek. Ten tweede snap ik
de onderliggende vragen die u hierbij stelt wel. Maar we moeten ze
waarderen waar het kan.
De voorzitter:
Tot zover de bijdrage van de heer De Jong namens de PVV. Dan geef ik u
het woord weer terug als voorzitter.
Voorzitter: Léon de Jong
De voorzitter:
Ja, hartelijk dank. Ik heb even kort overleg gehad met de
staatssecretaris. De staatssecretaris heeft maximaal een halfuur nodig
om de gestelde technische vragen te kunnen beantwoorden. Ik schors dus
tot 11.10 uur. Dan gaan we beginnen met de beantwoording van de
staatssecretaris in de eerste termijn.
De vergadering wordt van 10.38 uur tot 11.18 uur geschorst.
De voorzitter:
Een hele goede middag. We gaan verder met het WGO over
eenverdienersproblematiek. Ik wil graag de staatssecretaris in de
gelegenheid brengen om antwoorden te geven in eerste termijn. Het staat
de Kamer natuurlijk vrij om vragen te stellen ter verduidelijking. Graag
kort en bondig. Dan geef ik nu het woord aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Nobel:
Dank u wel, voorzitter. We kunnen vandaag als wetgevers een vervelende
situatie voor ongeveer 6.000 huishoudens per jaar rechtzetten. Laat ik
beginnen met zeggen dat de Kamer hier altijd heel actief naar heeft
gekeken, ook voor mijn termijn. Ook in de vorige kabinetsperiode heeft
de Kamer hier altijd bovenop gezeten. Ik denk dat we mede daardoor
gekomen zijn tot de regeling die we vandaag bespreken.
De huishoudens waar we het hier vandaag met elkaar over hebben, hebben
minder te besteden dan het bestaansminimum. Dat moeten we te allen tijde
met elkaar proberen te voorkomen. Dit probleem zijn we de
"alleenverdienersproblematiek" gaan noemen. Dat is uiteindelijk gewoon
een gevolg geweest van ons eigen overheidsbeleid, want ondanks onze
beste bedoelingen zijn inkomensondersteunende regelingen, zoals
uitkeringen en toeslagen, voor een kleine groep mensen tegen elkaar in
gaan werken. Dat laat eigenlijk ook wel zien hoe complex ons stelsel van
inkomensondersteuning is geworden. We hebben het daar al vaker met
elkaar over gehad. Het stelsel moet echt op de schop. Ik denk dat de
problematiek waar we vandaag met elkaar over praten dat nogmaals laat
zien. Het is niet voor niets een belangrijk speerpunt in het
regeerprogramma om met die hervormingsagenda, samen met de Kamer en met
de mensen om wie het gaat, uiteindelijk toe te werken naar een
eenvoudiger stelsel. Maar dat is voor de langere termijn. Die knip heeft
u zelf zojuist ook al gemaakt. Met het wetsvoorstel dat we vandaag
bespreken, kunnen we ook echt op de korte termijn iets voor deze groep
alleenverdieners betekenen met elkaar, zodat deze mensen alsnog een
besteedbaar inkomen op het bestaansminimum krijgen.
We kunnen de komende drie jaar een tegemoetkoming voor deze mensen
regelen, die ze dan uiteindelijk ontvangen via de gemeenten. Ik wil op
deze wijze alvast de gemeenten bedanken, want zij helpen ons hier enorm
mee. De tegemoetkoming willen we zo regelen — dat zal straks ook in de
beantwoording van de vragen nog wel terugkomen — dat er niet wordt
teruggevorderd als dat bedrag eenmaal is uitgekeerd, om onzekerheid te
voorkomen.
Voorzitter. Ik zie net als een deel van de Kamer dat deze regeling niet
perfect is, maar ik denk wel dat dit de enige maatregel is die op dit
moment op korte termijn haalbaar is. Niet alleen u heeft erop gewezen
dat deze regeling niet perfect is; dat heeft de Raad van State ook al
gedaan. Die heeft ook aangegeven dat niet alle 6.000 huishoudens nu
bereikt kunnen worden. Ik heb al eerder aangegeven dat als er sprake is
van overcompensatie, we daar bij de uitvoering niet op terug kunnen en
zullen komen. Volgens mij is de beste oplossing die we in de komende
jaren kunnen bieden dus deze tijdelijke regeling. Daarmee helpen we een
groot deel van de huishoudens. Die moeten nu namelijk op eigen
initiatief bijzondere bijstand aanvragen. We vereenvoudigen ook de
uitvoering voor gemeenten, omdat zij daar nu door de uitspraak van de
rechter voor aan de lat staan.
De voorzitter:
Staatssecretaris, er is een vraag voor u van de heer De Kort.
De heer De Kort (VVD):
Het ging heel snel, dus ik had over één zinnetje toch een vraag. De
staatssecretaris gaf net aan dat deze bedragen niet worden
teruggevorderd. Dat is overigens terecht; deze groep heeft al te lang in
onzekerheid gezeten. Maar de staatssecretaris gaf net ook aan dat
overcompensatie voor de uitvoering niet terugkomt. Begrijp ik dan goed
dat gemeenten die dit uitvoeren en die te veel ontvangen, dat dan vrij
kunnen besteden en kunnen behouden? Is dat wat de staatssecretaris
zegt?
Staatssecretaris Nobel:
Ja, daar wilde ik bij een van de vragen ook op terugkomen. We hebben
juist ook bij de samenwerking met gemeenten, getracht om dit zo
eenvoudig mogelijk te houden, omdat we weten dat we zo veel van ze
vragen. Op het moment dat we dan allerlei drempels opwerpen en aangeven
"als er een te hoog bedrag is uitgekeerd of er iets overblijft, dan moet
u dat terugbrengen naar het Rijk", zijn we met elkaar geen eenvoudige
regeling aan het bedenken. In die zin denk ik dus dat we echt blij
moeten zijn dat de gemeenten ons hierbij willen helpen, want
uiteindelijk heeft rijksbeleid dit veroorzaakt.
Dan toch even het waarom. Waarom moeten we nu iets doen aan het
probleem? Ik denk dat ik daar al kort bij stil heb gestaan, maar de
oorzaak van het probleem is heel erg complex. Dat betekent ook dat we
iets meer tijd nodig hadden in de schorsing, want daardoor zijn veel
vragen gelijk complex van aard. Door de complexiteit van het stelsel
weten veel huishoudens namelijk überhaupt niet dat ze in deze
problematiek zitten. Velen van u stipten dat ook al aan. Alhoewel de
groep alleenverdieners duidelijk definieerbaar is, een groep van
ongeveer 6.000 personen met een netto-inkomen rond bijstandsniveau,
krijgen zij toch minder toeslagen dan een vergelijkbaar huishouden in de
bijstand, waardoor zij onder het bestaansminimum terecht kunnen komen.
Ik zeg erbij dat het helaas vooral om huishoudens gaat met een
arbeidsongeschiktheid. Dat is een groep die in een kwetsbare situatie
zit en dat maakt dit eigenlijk extra wrang.
Om uiteindelijk tot een tijdelijke oplossing te komen hebben we meerdere
oplossingsrichtingen verkend, maar de meeste daarvan bleken niet
haalbaar, ook omdat het uiteindelijk wel eenvoudig, uitvoerbaar en
gericht moet zijn. En met name dat gerichte is ingewikkeld, want
bijvoorbeeld een oplossing als het opnieuw invoeren van een
belastingkorting voor niet-werkenden gaat ten koste van het doel om
mensen aan te moedigen om te werken. Het kabinet wil op zich nog steeds
achter dat doel blijven staan, ondanks dat de regelingen die tegen
elkaar in werkten, voor een onwenselijke situatie hebben gezorgd.
Het alternatief is een snelle verlaging van het sociaal minimum, maar
dat verlaagt de uitkering van bijna een half miljoen mensen met ongeveer
een maandbedrag. Het is bovendien een heel ongerichte en kostbare
maatregel. Daarom viel ook die oplossingsrichting voor het kabinet af.
Daardoor is de nu voorliggende oplossing eigenlijk de enige haalbare
oplossing, want het is een oplossing waarmee we de groep waar het in
deze situatie om gaat, op korte termijn kunnen helpen.
Voorzitter. Dan ook even de lange termijn. Het liefst zou het kabinet
het probleem gelijk bij de bron willen oplossen en dat is bij de
fiscaliteit. De Kamer heeft het daar ook over gehad. Deze fiscale
oplossing wordt op dit moment in het Belastingplan behandeld, maar we
weten tegelijkertijd ook dat ... De heer De Jong vroeg daar eigenlijk
ook naar, want hij vroeg: hoe zit het eigenlijk met de IT-capaciteit van
de Belastingdienst? Die IT-capaciteit maakt helaas dat we pas in 2028
een daadwerkelijke oplossing kunnen bieden.
Het kabinet zit dus met een dilemma. Het heeft eigenlijk onze voorkeur
om het bij de bron op te lossen, maar dat kan dus pas in 2028.
Tegelijkertijd wil het kabinet, en ook deze staatssecretaris, nú iets
voor deze groep doen. En dat betekent dat ik echt hoop dat de Kamer zal
instemmen met deze tijdelijke regeling, want dan kunnen we in ieder
geval nu al iets doen.
De voorzitter:
Dank u wel, staatssecretaris. Het woord is aan de heer Flach voor een
interruptie.
De heer Flach (SGP):
De staatssecretaris heeft het over "de bron". Begrijp ik goed dat dat de
regeling voor 2028 is? In mijn bijdrage heb ik daarover gezegd dat je
dan nog steeds blijft repareren via individuele bijstand en fiscaliteit.
Is dat dan echt de bron of moeten we dieper gaan kijken hoe we de
problematiek van de eenverdiener algemener weg kunnen nemen?
Staatssecretaris Nobel:
Ik denk dat dit een mooi bruggetje is naar de beantwoording van de
vragen. Ik heb die in blokjes ingedeeld en ik zou dan willen starten met
de problematiek. Daarna kom ik bij de tijdelijke regeling, waar we het
nu over hebben, de uitvoering en de overige vragen.
Ik kan de heer Flach dan meteen bedienen, want de eerste vraag die ik
voor me heb liggen, luidt: hoe reflecteert het kabinet op de
fundamentele oorzaak van dit probleem? De situatie dat eenverdieners
minder te besteden hebben dan een vergelijkbaar paar met een
bijstandsuitkering, is uiteindelijk het gevolg van een ongelukkige en
complexe samenloop van onze fiscale en socialezekerheidsregelingen en
van onze toeslagen. Terugkijkend staat de regering nog steeds achter het
streven naar meer arbeidsparticipatie. U had daar zojuist ook al een
kort debatje over met de heer De Kort. Het kabinet vindt nog steeds dat
mensen uiteindelijk zouden moeten werken als ze dat kunnen.
Tegelijkertijd is het wel zo dat de wijze waarop we ons stelsel hebben
ingericht, nu echt voor een onwenselijke situatie zorgt. Ik begrijp goed
dat u zegt "ik wil het hier eigenlijk ook nog wel verder over hebben",
maar dan gebiedt de eerlijkheid ook te zeggen dat het verstandig is om
dat bij het Belastingplan te doen en niet hier bij de
alleenverdienersproblematiek.
Voorzitter. De fractie van het NSC vroeg: weet u nu zeker dat het getal
van 6.000 klopt, want we hebben eerder ook een ander getal gezien? Ik
kan u zeggen dat die 6.000 echt alleen de groep alleenverdieners is. Het
getal waaraan NSC refereert, gaat over de mensen die uiteindelijk niet
onder het sociaal minimum of het bestaansminimum vallen. Dat dat getal
groter is dan 6.000 heeft ook te maken met de wijze waarop daarnaar
gekeken is en de methode die daar destijds voor gebruikt is. Die groep
is dus groter dan alleen de alleenverdieners.
Tegelijkertijd vraagt NSC ook wat ik voor die groep kan betekenen. Daar
hebben we uiteindelijk de bijstand voor. Ik wil hier wel gezegd hebben
dat ik snap dat er verwarring is ontstaan als in het Belastingplan een
andere groep staat of in ieder geval een ander getal wordt genoemd.
Tegelijkertijd durf ik met zekerheid te zeggen dat de groep
alleenverdieners echt deze 6.000 mensen zijn.
De voorzitter:
Mevrouw Welzijn heeft een vraag voor u, staatssecretaris.
Mevrouw Welzijn (NSC):
We hebben een rekenvoorbeeld gevraagd. Dat ging over mensen die — hoe
zeg je dat? — een arbeidsongeschiktheidsverzekering hebben. Uit de
beantwoording blijkt dat zij netto €4.000 minder te besteden hebben. Dat
is direct af te leiden uit het rekenvoorbeeld uit de antwoorden. Dat is
echt een heel groot verschil. Ik kan me niet voorstellen dat we voor
zo'n groep niks doen en dat we zeggen: u valt toevallig niet in het
vakje. Mijn fractie vindt echt dat wij goed moeten kijken. Wij hebben nu
iets liggen wat uitvoerbaar is, wat kan werken, maar wat misschien toch
nog niet iedereen bereikt die dezelfde problematiek heeft. Wij willen
ervoor waken dat we alleen de mensen goed vastpakken die fiscaal te
duiden zijn en om die reden, door die samenloop van regelingen et
cetera, onder het bestaansminimum raken, en dat we van de mensen die
niet zo makkelijk te duiden zijn, zeggen dat ze vast wel zelf de weg
naar hulp kunnen vinden of wat dan ook. Dat zou ik best problematisch
vinden, dus ik zou de staatssecretaris willen vragen, ook straks met een
motie, om toch nog eens goed te onderzoeken — het is dus een
informatievraag — of wij, ook duidend op het rekenvoorbeeld dat in het
verslag zit, hier nu echt iedereen te pakken hebben. Mijn fractie
twijfelt daar heel erg aan.
De voorzitter:
Mevrouw Welzijn stelt een vraag die, als die naar tevredenheid wordt
beantwoord, wellicht een motie zou kunnen voorkomen, hoor ik zo, dus ik
geef de staatssecretaris het woord.
Staatssecretaris Nobel:
Ik begrijp heel goed wat mevrouw Welzijn schetst: het zou zo kunnen zijn
dat mensen niet onder deze regeling vallen en toch onder het
bestaansminimum terechtkomen, om wat voor reden dan ook. Ik begrijp heel
goed wat zij daarmee zegt. Tegelijkertijd denk ik dat we de groep zoals
die nu is, waarvan we met veel zekerheid kunnen zeggen dat het die 6000
mensen zijn en waarvoor we nu die regeling hebben, niet groter moeten
maken. Dat zou namelijk betekenen dat de uitvoerbaarheid voor gemeenten
uiteindelijk misschien ook weer ingewikkelder wordt, terwijl we deze
groep goed op het netvlies hebben staan. U maakt zich denk ik terecht
zorgen over mensen die dan alsnog onder het bestaansminimum terecht
kunnen komen. Daar kom ik straks bij de beantwoording van de vragen ook
nog op terug. Daar hebben we, zoals ik ook al heb aangegeven, uiteraard
de bijstand voor, maar een aantal van u heeft ook gevraagd of ik bereid
ben om daar eventueel met gemeenten of andere partijen verder over te
praten. Daar wil ik straks nog verder op ingaan, maar de groep van 6.000
hebben we echt scherp. Tegelijkertijd schetst u dat u bang bent dat
andere mensen, die misschien niet onder deze definitie vallen, alsnog
onder het bestaansminimum terechtkomen. Ik begrijp dat u zich daar
zorgen over maakt. Ik kan die groep niet overzien, maar ik ben wel
bereid, en daar zal ik straks nog iets meer toelichting op geven, om met
gemeenten daarover het gesprek te voeren, want we willen uiteindelijk
niet dat mensen onder die groep vallen. Maar laten we deze regeling nu
echt voor die alleenverdieners bekijken en laten we de groep niet groter
maken, want dat zorgt uiteindelijk bij gemeenten, die in de uitvoering
een ingewikkelde taak voor ons willen oppakken, ook weer voor
verwarring, en dat moeten we denk ik met elkaar niet willen.
Mevrouw Welzijn (NSC):
Goed om te horen dat de staatssecretaris aangeeft de gesprekken zoals
hij die schetste te gaan voeren. Ik vraag niet om die groep nu uit te
breiden. Mijn fractie vraagt of we kunnen onderzoeken of we de groep
inderdaad goed geduid hebben, omdat er ook andere mensen zijn die om
andere redenen een heel groot verschil hebben tussen hun bruto-inkomen
en hun netto-inkomen, waardoor zij exact dezelfde problematiek ervaren
van het niet in aanmerking komen voor toeslagen et cetera en onder het
bestaansminimum terechtkomen. Wij hebben specifiek om dat rekenvoorbeeld
gevraagd van de arbeidsongeschiktheidsverzekering, omdat dat de geluiden
zijn die mijn fractie bereiken. De daaraan gekoppelde vraag is hoe we
met de Zvw-bijdrage kunnen omgaan; dat antwoord zal denk ik verderop in
de beantwoording aan de orde komen. Maar vanuit de fractie van Nieuw
Sociaal Contract is de vraag nu er vooral op gericht om even goed te
kijken of we niet wat mensen missen.
Staatssecretaris Nobel:
Ik denk dat ik daarin een heel eind kan meekomen. Het allerbelangrijkste
voor het kabinet is dat dit voorstel geen vertraging oploopt. U vraagt
of ik bereid ben om te bekijken of er toch ook andere groepen onder het
bestaansminimum terechtkomen. Het antwoord daarop is ja. Ik denk dat het
dan linksom of rechtsom in de fiscaliteit geregeld moet worden. Het
ingewikkelde is alleen dat ik geen probleem kan oplossen dat ik nog niet
precies ken. Ik denk dat u begrijpt dat dat voor mij ingewikkeld is. Ja,
ik wil ernaar kijken. Tegelijkertijd wil ik er met elkaar voor zorgen
dat dit in ieder geval doorgaat, want deze groepen hebben we gewoon
scherp.
Mevrouw Welzijn (NSC):
Dat is exact wat ik bedoel. Het hoeft dus niet ten koste te gaan van wat
hier nu ligt voor deze 6.000 huishoudens. We kunnen hier de tijd voor
nemen en er op een ander moment op terugkomen. Maar mijn fractie zou het
echt verdrietig en een gemiste kans vinden als we niet ... Nou, ik ga
niet herhalen wat ik net gezegd heb.
De voorzitter:
Even hierover. Ik hoorde dat mevrouw Welzijn aangaf dat dit iets
fundamenteels is en dat ze dat anders in een motie zou willen gieten.
Als ik het goed heb begrepen, wil de staatssecretaris het gaan doen. Als
de staatssecretaris daar een periode aan zou kunnen koppelen, zou dat
kunnen worden opgeschreven als een toezegging. Dan zou daarmee een motie
overbodig kunnen zijn. Ik kijk even naar de staatssecretaris.
Staatssecretaris Nobel:
Ja, daar ben ik toe bereid. Laat ik de termijn in de tweede termijn even
doen. Dan kan ik ook even afstemmen wat haalbaar is.
De voorzitter:
Oké. Dan is nu het woord aan de heer De Kort, die een vraag had aan de
staatssecretaris.
De heer De Kort (VVD):
Mijn vraag is inmiddels beantwoord door de staatssecretaris.
De voorzitter:
Oké. Dan ga ik naar mevrouw Lahlah, die ook een vraag had voor de
staatssecretaris.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
De staatssecretaris lijkt vrij zeker te zijn van het aantal huishoudens
dat geraakt wordt door deze problematiek. Daar ben ik blij om. Toch heb
ik daar een beetje een unheimisch gevoel bij, omdat er ook andere
getallen zijn. Ik wil dus even feitelijk afpellen waarop u die zekerheid
baseert. Kunt u misschien zeggen op welke data en analyses het aantal
huishoudens dat onder deze alleenverdienersproblematiek valt, is
gebaseerd? Is hier dan ook gebruikgemaakt van de meest recente inkomens-
en toeslaggegevens? In mijn inbreng zei ik al dat die data gebaseerd
zijn op twee jaar geleden. Wat is er dan in de tussentijd gebeurd? Wat
zijn de belangrijkste factoren waarop deze schatting is gebaseerd? Is er
ook rekening gehouden met eventuele inkomensveranderingen of variaties
in de samenstelling van huishoudens? Want die kunnen in de toekomst
misschien wel tot die grotere groep leiden. Met "de toekomst" bedoel ik:
niet alleen maar nu, maar ook tot 2028. Is daar rekening mee
gehouden?
Staatssecretaris Nobel:
Op die laatste vraag kom ik in de tweede termijn graag terug. Maar zoals
u schetste in uw eigen bijdrage, hebben we ook in de beantwoording van
de schriftelijke vragen die u voorafgaand aan het debat heeft gesteld,
aangegeven op welke gegevens we ons hebben gebaseerd. Dat zijn inderdaad
niet de meest actuele gegevens. Die zijn van twee jaar terug. Aan de
hand daarvan hebben we deze groep accuraat kunnen vaststellen. Ik zou in
tweede termijn willen terugkomen op het laatste deel van uw vraag. Ik
snap namelijk dat daar licht tussen zou kunnen zitten. Wat ingewikkeld
is, is dat er elk jaar 2.000 à 3.000 mensen uit en in kunnen stromen,
waardoor je het nooit helemaal met zekerheid kunt vaststellen. Maar op
basis van de gegevens die we nu hebben, vertegenwoordigt die groep van
6.000 de omvang van de alleenverdienersproblematiek.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Ik ben blij om dat te horen. Als de staatssecretaris daar in de tweede
termijn op terugkomt, zou hij dan in ieder geval de periode willen nemen
van nu tot aan 2028? Dat gaat dus om de hele groep van twee jaar geleden
tot nu. Dan kunnen we daar een beetje een inschatting van maken.
Staatssecretaris Nobel:
Ja. Als dat mogelijk is, zeg ik erbij.
De voorzitter:
Staatssecretaris, de heer Flach heeft ook nog een vraag voor u.
De heer Flach (SGP):
Ik heb gevoel bij wat de staatssecretaris zegt, namelijk: laten we
voortvarend met dit wetsvoorstel instemmen, zodat we daarmee aan de slag
kunnen. Tegelijkertijd zijn er allerlei twijfels bij cijfers. Ook over
het bestaansminimum kun je discussiëren; dat is voor velen ook niet
voldoende. Ik heb ook begrip voor het feit dat de staatssecretaris zegt:
gemeenten moeten niet in de war raken doordat het nog moeilijker wordt.
Maar er zullen ook gemeentes zijn die er binnen die regeling nog iets
ruimer mee willen omgaan. Dat zie je nu al, namelijk dat gemeenten
bijvoorbeeld op het gebied van schulden verschillend handelen. Welke
ruimte, vraag ik de staatssecretaris, hebben gemeenten om binnen de
regeling zo veel mogelijk gezinnen te bereiken als zij daar zelf de
mogelijkheden en misschien ook voldoende geld voor hebben? Dat laatste
hebben we net gehoord.
Staatssecretaris Nobel:
Ik begrijp de vraag, maar we hebben met elkaar heel bewust afgesproken
dat er een vast bedrag uitgekeerd moet worden. Een aantal van u heeft
ook al gezegd dat dat bedrag voor het grootste deel van die groep
waarschijnlijk hoger zal zijn dan het bedrag waar zij recht op hebben.
Tegelijkertijd hebben we, gezien de hele problematiek die al is
ontstaan, gezegd dat we willen voorkomen dat we achteraf gezien mensen
te weinig hebben uitbetaald. Dat is dus niet iets waarin we kunnen
schuiven. We hebben bewust gekozen voor een vast bedrag, ook om de
regeling eenvoudig te houden. Gemeenten moeten namelijk al ontzettend
veel werk voor ons verzetten. Daarnaast hebben gemeenten allerlei
bijzonderebijstandsregelingen, waar eventueel van gebruikgemaakt kan
worden. Maar dat staat niet in deze regeling beschreven.
De heer Flach (SGP):
Een korte vervolgvraag. Het gaat mij inderdaad niet om het bedrag, want
dat staat vast. Maar gemeenten constateren soms dat een aantal gezinnen
in de gemeente op de rand van de doelgroep zit, of er net overheen.
Hebben ze dan de ruimte om dat vaste bedrag ook aan die gezinnen toe te
kennen?
Staatssecretaris Nobel:
De doelgroep staat in principe vast en gemeenten hebben zelf
minimamaatregelen om gebruik van te maken. Maar het verschilt per
gemeente in hoeverre mensen daar nog hulp kunnen ontvangen.
Dan kom ik bij de vraag van NSC en SGP. Die vroegen: in hoeverre kunnen
we er echt van uitgaan dat 2028 realistisch is? Laat ik het volgende
zeggen. Met de VNG, met de gemeenten, hebben we afgesproken dat we die
permanente oplossing in 2028 met elkaar geregeld moeten hebben. Daar hou
ik me ook gewoon aan vast, want we hebben een afspraak met de VNG. We
moeten dus niet door laten schemeren: misschien toch wel, misschien toch
niet. Ik hou me echt vast aan de afspraak die we met de gemeenten hebben
staan, alleen al vanwege het feit dat de gemeenten ons willen helpen.
Het zou heel gek zijn als we nu laten doorschemeren: misschien wordt het
toch 2029. We hebben gewoon de belofte gedaan aan de gemeenten om het in
2028 uit te voeren. Vooralsnog vind ik dat we niet moeten laten blijken
dat we dat niet gaan halen. We gaan daar vol voor.
Mevrouw Welzijn (NSC):
Zo steek ik ook in mekaar: afspraak is afspraak. En toch, de
staatssecretaris gaf net aan dat er een koppeling is met de
ICT-problematiek bij de Belastingdienst. Dat is dus wel een "out of our
hands"-situatie. Daarom vraag ik op basis van welke informatie de
staatssecretaris het comfort voelt om tegen de VNG te zeggen: in 2028
moet het geregeld zijn. Wat heeft hij over de ICT-problematiek bij de
Belastingdienst gezien en gehoord waardoor hij zich daar zo comfortabel
bij voelt?
Staatssecretaris Nobel:
Wij hebben dit uiteraard in nauw overleg met de Belastingdienst gedaan.
Wij wilden het liefst meteen de permanente oplossing. De Belastingdienst
heeft aangegeven dat zij dit vanwege alle andere zaken die wij ook van
hen vragen pas vanaf 2028 kunnen uitvoeren. Als de Belastingdienst, die
uiteindelijk de uitvoerder is, zegt dat het dan kan, ga ik ervan uit dat
het dan kan. Daar moet ik ook van uit kunnen gaan. Daar moet u ook als
Kamer van uit kunnen gaan.
De voorzitter:
De staatssecretaris vervolgt zijn beantwoording.
Staatssecretaris Nobel:
Dan kom ik bij de vragen die betrekking hebben op de tijdelijke
regeling. Welke groepen vallen er wel of niet onder de regeling?
Daarover hebben SGP, NSC en GroenLinks-PvdA vragen gesteld. Ik heb al
aangegeven dat de regeling bedoeld is om een specifieke fout in ons
stelsel te compenseren. De doelgroep betreft alle huishoudens die
specifiek door deze samenloop van omstandigheden een minder besteedbaar
inkomen hebben dan wanneer ze in de bijstand zouden zitten. Denk dan ook
aan parttimers met een private of UWV-uitkering. Daar was ook een vraag
over gesteld, volgens mij door NSC. De afgelopen anderhalf jaar bent u
daar uitvoerig in brieven over geïnformeerd. Daarom durf ik zo stellig
te zeggen dat we met de wet degenen bereiken die we beogen te bereiken,
namelijk de alleenverdieners.
Voorzitter. NSC vroeg of de regering bereid is om bij de definitie van
het inkomen rekening te houden met de betaalde Zvw-premie en of die in
mindering kan worden gebracht. Alle huishoudens die getroffen worden
door de alleenverdienersproblematiek, vallen onder deze regeling. Ook
huishoudens met een arbeidsongeschiktheidsverzekering kunnen dus onder
deze regeling vallen.
De voorzitter:
Mevrouw Welzijn heeft een vraag voor u.
Mevrouw Welzijn (NSC):
Deze vraag hangt natuurlijk samen met die andere. Ik kan me voorstellen
dat er, zoals de staatssecretaris aangeeft, ook mensen vanuit die
situatie tussen de 6.000 kunnen zitten. Natuurlijk hoeft het niet zo te
zijn dat de hele groep met die problematiek te maken heeft. Als straks
in de tweede termijn, als die andere toezegging verder uitgesplitst
wordt, nader bekend wordt wat die precies is, kan ik hier dus achter
staan.
Staatssecretaris Nobel:
Ik heb zojuist al aangegeven dat ik bereid ben om met gemeenten in
gesprek te gaan om te kijken of er ook andere mensen onder het
bestaansminimum vallen. Voor hen hebben we uiteraard de bijstand. Ik zal
in de tweede termijn ook terugkomen op de termijn. Maar ik denk dat we
die dingen aan elkaar kunnen knopen, zoals mevrouw Welzijn zelf ook
doet.
Er was een vraag van mevrouw Lahlah over de hoogte van de
tegemoetkoming. Wat doe ik voor mensen als blijkt dat die tegemoetkoming
onvoldoende is? Is er ruimte voor een aanvullende regeling? Volgens mij
heb ik dat zojuist al geschetst. De hoogte van het bedrag staat vast. We
zijn er voor de zekerheid van uitgegaan dat we een iets hoger bedrag
vaststellen. Voor het overgrote deel van de mensen zal dat iets te veel
zijn. Daar waar het toch een lager bedrag is, kan in individuele
gevallen uiteindelijk alsnog bijzondere bijstand worden
aangevraagd.
Mevrouw Lahlah vroeg namens GroenLinks-Partij van de Arbeid ook of ik
kan toezeggen dat we bij de evaluatie duidelijk in kaart brengen of de
huishoudens zijn bereikt. Ja, dat kan ik toezeggen. We monitoren dit via
de uitbetaling via het CBS.
Door de heer De Jong van de PVV werd nog gevraagd of het kabinet zeker
weet dat het 200 gezinnen betreft die, boven op de tegemoetkoming, extra
bijstand nodig hebben. Dat weten we niet helemaal zeker, maar dit is wel
de ordegrootte waar we aan denken. Dat is gebaseerd op analyses van
eerdere jaren, waar we zojuist al over spraken.
Voorzitter. Ik kom bij de uitvoering.
De voorzitter:
De heer Flach heeft nog een vraag voor u, meneer de
staatssecretaris.
De heer Flach (SGP):
Ik heb een vraag over het zelfmelden. Door een aantal collega's is al
gezegd dat het voor huishoudens heel moeilijk vast te stellen is of zij
onder die groep vallen. Zit dat in een ander blokje?
Staatssecretaris Nobel:
Ja, die vraag komt nu, want die heeft natuurlijk te maken met de
uitvoering.
De eerste vraag die ik voor me heb is ook van de SGP. Kunnen we ook
eenverdieners helpen die boven het bestaansminimum vallen? Welke opties
hebben gemeenten daarvoor? En kan ik toezeggen dat dit in de handreiking
komt? Ik wil het niet in de handreiking opnemen, ook omwille van de
reden die ik zojuist heb geschetst. Het gaat echt om de groep
alleenverdieners. U vraagt om dat te verbreden, meneer Flach. Nogmaals,
ik wil dat deze regeling uiteindelijk goed uitvoerbaar is voor
gemeenten. Om die reden zou ik dus het zeker niet in de handreiking
willen zetten. De regeling ziet namelijk echt alleen op eenverdieners.
Voor deze groep geldt, zoals ik al heb aangegeven, de bijzondere
bijstand. Ook spreken we uiteraard over preventie en het niet-gebruik in
gesprekken die ik met gemeenten heb, niet alleen over dit onderwerp. Als
u me toestaat om dit wel met gemeenten te bespreken, maar niet via deze
regeling, dan kan ik aan uw wens tegemoetkomen, denk ik.
De voorzitter:
Ik zie geknik. De staatssecretaris kan verder met zijn
beantwoording.
Staatssecretaris Nobel:
Dat is altijd fijn.
De voorzitter:
Sorry, staatssecretaris, mevrouw Lahlah heeft nog een vraag.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Kunnen we dan ook aan de staatssecretaris vragen om daarover terug te
rapporteren aan de Kamer? Dat betreft de vragen wat het proces is
geweest en wat er wordt gedaan. Misschien kan dat gewoon bij de
evaluatie, hoor. Het hoeft niet in een aparte brief, als hij dat maar
meeneemt.
Staatssecretaris Nobel:
Ik denk dat we het ook bij de voortgangsrapportage over armoede kunnen
meenemen. Dit is namelijk een breder gesprek dat ik uiteraard met
gemeenten voer.
Dan de vraag van mevrouw Welzijn. O nee, die heb ik al gehad. Die ging
over de alleenverdienersproblematiek bij mensen met een
Zvw-premie.
De vraag over de hervormingsagenda. Mevrouw Welzijn gaf aan dat het goed
is dat ik met een hervormingsagenda kom, zodat er een duurzame regeling
getroffen wordt voor mensen die nu in de knel zitten. Ze vroeg of ik
daar een tijdspad voor kan schetsen. Ik zeg u bij dezen toe, mevrouw
Welzijn, dat we vóór de begrotingsbehandeling van het ministerie van
Sociale Zaken een brief naar uw Kamer sturen over de hervormingsagenda.
Daar zit ook dat tijdspad bij.
Mevrouw Welzijn vroeg of we ertoe bereid zouden zijn om de
berekeningswijze in de wet vast te leggen. Het gaat dan over de
toereikende financiering zoals toegezegd bij de VNG. Ik heb al eerder
aangegeven dat ik daar niet toe bereid ben. Dat heeft alles te maken met
wat ik zojuist bij de vraag van de heer Flach al schetste: we willen
deze problematiek echt alleen op de alleenverdieners richten. Het lijkt
me niet verstandig als we in de handreiking andere zaken opschrijven.
Bovendien is in goed overleg met de gemeenten uiteindelijk tot een
toereikende financiering gekomen, denken wij evenals de gemeenten.
Mevrouw Welzijn (NSC):
De staatssecretaris geeft aan dat hij het niet wil vastleggen. Maar als
je onderweg toch dingen tegenkomt, wat is dan het proces? Stel dat toch
blijkt dat het niet toereikend is.
Staatssecretaris Nobel:
Dat is een beetje een als-danvraag. Ik heb al geschetst dat ik daar echt
niet van uitga. We zijn er juist van uitgegaan dat het bedrag voor de
meeste mensen die onder de alleenverdienersproblematiek vallen,
waarschijnlijk hoger zal zijn. Daar zitten ook de uitvoeringskosten bij.
Die vraag heb ik nog niet beantwoord, maar dat doe ik bij dezen dan ook
gelijk. Ik ga er dus helemaal niet van uit. De gemeenten hebben dit ook
in goed overleg met ons gedaan. Ik beantwoord toch ook even de
als-danvraag: dan kunt daar via de begroting altijd nog zelf op sturen.
Maar nogmaals, ik heb er alle vertrouwen in dat het bedrag voldoende
is.
Mevrouw Welzijn van de fractie van NSC vroeg of de automatische
toekenning tot vragen zal leiden. Welke informatie krijgt men over het
bedrag dat wordt overgemaakt? Het allerbelangrijkste is dat gemeenten,
op het moment dat zij dit bedrag overmaken, in het contact met de
ontvanger direct duidelijk maken: "U heeft dit bedrag ontvangen. Er kan
niet worden teruggevorderd." Dat is namelijk die onzekerheid waar velen
van u aan hebben gerefereerd en die ik ook kan zien. Dat is dus heel erg
belangrijk. Voor de rest zullen er in de handreiking aan gemeenten ook
adviezen worden opgenomen over hoe men dit het beste kan doen, voor
zover niet duidelijk is dat het heel belangrijk is om deze boodschap bij
de ontvanger neer te leggen.
Mevrouw Welzijn vroeg ook naar het niet-gebruik. Welke acties zijn er
eventueel mogelijk om ervoor te zorgen dat de hulp bij de mensen
terechtkomt? Ik zal samen met de gemeenten, maar ook met de VNG, Divosa
en alle andere uitvoerders, naar manieren kijken om deze mensen te
informeren. Wel moet er uiteindelijk een balans worden gezocht, gezien
het risico om mensen ongericht te informeren. Ik laat me dus graag
informeren door de partijen die dichter bij de mensen staan: kunnen we
op een bepaalde manier toch nog een groep bereiken die we mogelijk nu
niet hebben bereikt? Maar we moeten met elkaar ook voorkomen dat we
mensen heel veel informatie gaan toezenden zonder dat we eigenlijk weten
op wie we ons richten.
De voorzitter:
Mevrouw Welzijn heeft nog een vraag.
Mevrouw Welzijn (NSC):
Het hangt natuurlijk samen met wat we in de beantwoording hebben
gelezen: gemeenten hebben aangegeven dat ze het lastig vinden om mensen
te bereiken. Als je niet uitkijkt, kom je dus in een cirkelredenering
terecht. Je stelt vast dat mensen de weg lastig kunnen vinden. Maar je
stelt ook vast dat de gemeente het lastig vindt om die mensen te vinden.
Het is dus een probleem. Niet-gebruik is een probleem bij veel
regelingen. In die zin zou ik de staatssecretaris dus in ieder geval
willen vragen om de vraag hoe we daar goed mee zouden kunnen omgaan,
straks mee te nemen in het denken over en het vormgeven van de
permanente, structurele oplossing. Want als het niet-gebruik zo blijft,
moeten we altijd maar regelingen, tijdelijke regelingen en nog meer
regelingen verzinnen, totdat we het automatisch kunnen oplossen. Het
niet-gebruik hangt voor een deel samen met wantrouwen, maar een deel
ervan komt simpelweg ook door de weg niet kennen. Zeker mensen die
altijd hebben gewerkt en door een ongeluk of wat dan ook in een
uitkeringssituatie zijn terechtgekomen, kennen dat hele stelsel, dat
netwerk en die loketten, helemaal niet. De vraag is dus wel groter dan
alleen deze regeling. Vandaar ook de volgende vervolgvraag aan de
staatssecretaris. Kunnen we deze catch-22-situatie meenemen in het
denken over de fundamentele oplossing?
Staatssecretaris Nobel:
Mevrouw Welzijn en ik zijn het helemaal met elkaar eens: het stelsel is
gewoon te complex geworden. Het niet-gebruik is daar een goed voorbeeld
van, maar ook de angst bij mensen om überhaupt gebruik te maken van het
stelsel. Als we kijken naar de vereenvoudiging van ons toeslagenstelsel
zal dit een van de belangrijke punten worden, dus u kunt ervan op aan
dat daar ook bij een eventuele wijziging die dit probleem per direct zou
moeten oplossen, direct naar gekeken wordt.
Dan vroeg de heer De Kort van de VVD of ik net als de VVD de urgentie
van de vereenvoudiging ... Nou, ik heb dat volgens mij zonet al
geschetst. U zult daar overigens in het voorjaar een brief over krijgen,
om met uw Kamer in dialoog te gaan over hoe we met elkaar tot een
eenvoudiger stelsel kunnen komen.
Dan een vraag van de fracties van de VVD en de SGP: het ambtshalve
uitkeren is goed, maar hoe hou ik in de gaten dat gemeenten echt
iedereen bereiken? Ik heb zojuist al aangegeven dat ik niet alleen in
contact zal treden met gemeenten, maar ook met Divosa en de uitvoerders.
Daarnaast heb ik ook al toegezegd aan mevrouw Lahlah dat we zullen
monitoren, dus daarmee heeft u, en, denk ik, ook de staatssecretaris,
voldoende grip op of we de goede dingen doen, zoals we met elkaar
bedoeld hebben met deze tijdelijke regeling.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Het puzzelde mij in het antwoord van de staatssecretaris in
het vorige blokje, dus ik was nog een beetje aan het zoeken over de
groep die we niet bereiken en hoe we die zouden kunnen informeren. U zei
daarop — en dat kan ik begrijpen — dat u niet ongericht informatie wil
geven. Maar als we teruggaan naar de schatting van ongeveer 6.000
alleenverdieners, waarvan de staatssecretaris zegt dat die aardig
accuraat is, dan is er toch geen sprake van ongerichte informatie? Want
dan weet je wie in beeld is. Dus ik probeer even te kijken waar een
soort van licht daarin is.
Staatssecretaris Nobel:
Ja, die mensen hebben we inderdaad wel goed op het netvlies, maar uw
Kamer vraagt ook — NSC deed dat met een ander getal — of ik me ook op
andere mensen richt.
Dan vroeg mevrouw Lahlah wat er gebeurt met mensen als blijkt dat ze net
buiten de regeling vallen? Hoe gaan we daarmee om? Hoe zorgt de
staatssecretaris ervoor dat deze mensen toch geholpen worden? Dat gaat
niet via deze regeling, want dan maken we de regeling onnodig complex,
terwijl we de groep scherp hebben. Maar dat zullen we doen in
samenspraak met gemeenten, en het kan uiteraard altijd via de
bijstand.
Dan: hoe gaat de staatssecretaris de uitvoeringslast voor gemeenten
beperken? Ik denk dat het korte antwoord op de fractie van
GroenLinks-PvdA zal zijn: we ondersteunen de VNG daar waar nodig. We
zijn ook goed in overleg met elkaar. We hebben een ruime regeling
opgetuigd en zorgen ervoor dat er geen terugvorderingen plaatsvinden. En
mocht ergens gedurende het proces toch iets omhoogkomen, dan zullen we
daarover uiteraard met de VNG in contact treden.
Dan: hoe worden gemeenten voor de uitvoering gecompenseerd? Daar hebben
we het, denk ik, over gehad. Dat zit in dat bedrag.
Mevrouw Lahlah vroeg ook naar het beleid voor de overige huishoudens en
het niet-gebruik. Daar hebben we het, denk ik, ook uitvoerig over
gehad.
Dan was er ook nog de vraag van GroenLinks-PvdA: wat als de situatie van
mensen verandert ten opzichte van de situatie bij de aanvraag van de
tegemoetkoming? Lopen ze dan het risico dat ze bij de tegemoetkoming
toch nog zullen moeten terugbetalen? Het antwoord daarop is: nee;
eenmaal ontvangen, wordt er niet teruggevorderd.
Dan vroeg meneer De Jong namens de PVV nog: hoe ziet de staatssecretaris
de vaststelling van een passend bedrag in de tegemoetkoming? Daar heb
ik, denk ik, ook al veel over gezegd, namelijk dat voor de meeste mensen
dat bedrag waarschijnlijk wat hoger zal zijn dan waar ze oorspronkelijk
recht op zouden hebben, maar dat we dat juist willen doen om ervoor te
zorgen dat mensen niet alsnog onder het bestaansminimum zitten.
Meneer De Jong vroeg nog hoe het zit met de groep van 2.000 a 3.000
huishoudens die wel in de doelgroep vallen, maar niet op de lijst van de
Belastingdienst staan. Klopt dat aantal? Ja, dat is wel ongeveer de
verwachting.
Tot slot de laatste vraag van de PVV namens de heer De Jong, over hoe we
omgaan met de monitoring. Die heb ik al beantwoord.
De voorzitter:
Dank u wel, staatssecretaris. Mevrouw Welzijn heeft nog een vraag voor
u.
Mevrouw Welzijn (NSC):
Over het niet-terugvorderen, waar wij in ieder geval in mijn bijdrage
namens mijn fractie ook lof voor hebben uitgesproken. Dat scheelt echt
een stressfactor. Maar we hebben vanuit de beantwoording wel een beetje
een open eindje als het gaat over mensen die in de schuldsanering
zitten. Ik kan het natuurlijk niet helemaal letterlijk citeren, maar er
staat iets in de beantwoording in de richting van dat nog nader
besproken wordt hoe daarmee om te gaan. Er stond in ieder geval niet
gewoon klip-en-klaar: ook daar geldt het voor. Even voor de zekerheid:
geldt dat niet-terugvorderen wel of niet voor mensen die in de
schuldsanering zitten?
Staatssecretaris Nobel:
We gaan zo naar de tweede termijn toe, waarvóór we kort schorsen, dus
dan ga ik dit voor de zekerheid even checken.
De voorzitter:
Mevrouw Welzijn heeft nog een vraag.
Mevrouw Welzijn (NSC):
Ik zat even op het puntje van mijn stoel bij de vraag van de heer Flach
over mensen die zelf niet goed kunnen detecteren of ze de doelgroep zijn
van deze regeling. Ik had die vraag zelf ook, maar ik heb hem niet
gesteld omdat de heer Flach dat al had gedaan. Maar de vraag is dus hoe
die mensen worden geholpen om zelf te kunnen vaststellen of ze zich al
dan niet zouden moeten melden bij de gemeente. Mijn fractie denkt
bijvoorbeeld aan een onlinetool, waar mensen middels ja-neevragen, zoals
we dat vroeger deden, in een vakje terechtkomen waardoor ze weten of het
ook over hen gaat.
Staatssecretaris Nobel:
Ik begrijp wat mevrouw Welzijn probeert te bereiken, maar ik weet niet
of een onlinetool daarvoor het juiste middel is. Ik zou veel liever
aansluiten bij gemeenten, die ervaring hebben met het bereiken van een
bepaalde doelgroep, en in contact treden met de partijen die ik zojuist
noemde. Ik denk dat dat effectiever is dan een nieuwe onlinetool. Die
moet namelijk ook weer gevonden worden. Daar zitten dus een hoop haken
en ogen aan. Een onlinetool moet ook nog in elkaar gezet worden. Kortom,
als je mensen direct en snel wilt bereiken, kunnen we dat, denk ik, het
best doen met de partijen die het dichtst bij de mensen staan. Dat zijn
de gemeenten en de uitvoering.
De voorzitter:
Dan gaat de staatssecretaris, als het goed is, nu naar het blokje
overige.
Staatssecretaris Nobel:
Ik ben leeg qua vragen. Sorry, voorzitter.
De voorzitter:
Dat maakt helemaal niks uit. Dank u wel, staatssecretaris.
We gaan over naar de tweede termijn van de Kamer. Aangezien dit een
wetgevingsoverleg is, is dat ook het moment om eventuele moties in te
dienen. Ik geef het woord aan de heer Flach van de SGP.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Bedankt voor de beantwoording, zeg ik richting
de staatssecretaris. Het is een onderwerp waarover we het roerend eens
zijn met elkaar dat het snel moet worden opgepakt. Ik heb gemerkt dat de
staatssecretaris deze regeling echt wil afbakenen op de 6.000 en de
handreiking niet verder wil belasten met allerlei zaken.
Eén vraag is voor mij blijven liggen. We lossen nu het probleem op voor
die 6.000 mensen, wat op zich heel mooi is. Ik hoor de staatssecretaris
ook zeggen: kiezen voor werk als dat kan. Maar kiezen voor werk is voor
heel veel mensen niet vrijwillig, om allerlei redenen. Ik heb het gevoel
dat we in dit debat op dat punt soms een beetje langs elkaar heen
praten. Iedereen die niet een bijzondere zorgtaak heeft, kan misschien
vrijwillig kiezen voor werk. Daar kun je op een bepaalde manier naar
kijken en over van mening verschillen. Maar er is ook een groep die die
keuze niet heeft. Dat is een groep die buiten alle regelingen valt en
ook buiten deze regeling kan vallen. Daar speelt heel veel stille
armoede, ook omdat het sociaal minimum een niet-toereikend criterium is
in onze ogen. Mijn vraag was of de staatssecretaris erkent dat er onder
eenverdieners meer dan gemiddeld sprake is van armoede en of hij daarin
een verantwoordelijkheid voor zichzelf ziet in de bredere zin. Het hoeft
niet in het kader van deze wet te zijn, maar ziet de staatssecretaris op
dat punt een verantwoordelijkheid voor zichzelf?
Voorzitter. Dan nog een motie. Er is een geschoonde versie onderweg,
maar omdat het onverwachts zo snel ging, heb ik even wat zitten
schrappen. Ik lees de motie voor en dan zal ik er ook een duiding bij
geven. Normaal doet de staatssecretaris dat zelf, maar gezien het debat
doe ik dat nu maar alvast.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat alle eenverdieners te maken hebben met een hoge
lastendruk, waardoor zij een verhoogd armoederisico kennen;
verzoekt de regering in overleg met gemeenten te bezien welke
maatregelen kunnen worden genomen om armoede onder eenverdieners tegen
te gaan, en hiervoor aanbevelingen te doen richting gemeenten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Flach.
Zij krijgt nr. 13 (36617).
De heer Flach (SGP):
In het dictum heb ik al doorgeschrapt dat dat in de handreiking zou
moeten. Ik twijfel of de staatssecretaris dit al ronduit heeft
toegezegd. Als dat zijn antwoord zou zijn in tweede termijn, dan trek ik
de motie in, maar vooralsnog dien ik 'm bij dezen dus in.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Flach. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw
Welzijn van de NSC-fractie.
Mevrouw Welzijn (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Net als bij mijn buurman is de
alleenverdienersproblematiek ook bij mijn fractie jarenlang top of mind
geweest. Het is dus heel mooi om te zien dat er nu iets ligt om in elk
geval voor een heel deel van de mensen wat te gaan betekenen. Omdat ik
natuurlijk geen glazen bol heb en niet helemaal weet waar de
staatssecretaris in de tweede termijn mee komt, heb ik in elk geval nu
de behoefte om twee moties uit te spreken. Wat daar dan verder mee
gebeurt, zullen we op een later moment beoordelen.
De eerste motie gaat over de doelgroep, zoals u niet zal verbazen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de problematiek rond alleenverdieners al jaren bekend
is en door een uitspraak van de Centrale Raad voor Beroep in 2019 is
bevestigd;
constaterende dat in het Belastingplan 2025 gesproken wordt over een
doelgroep van 17.000 huishoudens die onder het bestaansminimum uitkomen
vanwege een samenloop van regelingen;
constaterende dat vervolgens in dit wetsvoorstel gesproken wordt over
6.000 huishoudens;
constaterende dat het hier gaat om een groot verschil, waardoor twijfel
ontstaat over de duiding van de doelgroep;
verzoekt de regering te onderzoeken of de doelgroep juist is bepaald en
aan te geven welke overwegingen hier exact aan ten grondslag
liggen;
verzoekt de regering aan te geven wat ervoor nodig is om, indien de
doelgroep groter blijkt te zijn dan de nu ingeschatte 6.000 huishoudens,
ook deze huishoudens tegemoet te komen, en de Kamer hierover voor zo
snel mogelijk, uiterlijk voor de zomer te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Welzijn.
Zij krijgt nr. 14 (36617).
Mevrouw Welzijn (NSC):
De tweede motie heeft betrekking op een tweede toezegging, of in ieder
geval een tweede punt, waar de staatssecretaris in tweede termijn op
terugkomt, ten aanzien van de schuldsanering.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de toeslag bedoeld is voor mensen die ver onder het
bijstandsniveau zakken;
verzoekt de regering er alles aan te doen zodat mensen die in de
schuldsanering zitten, de toeslag kunnen houden en de Kamer daarover
voor 1 mei 2025 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Welzijn.
Zij krijgt nr. 15 (36617).
Mevrouw Welzijn (NSC):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Welzijn. Dan is nu het woord aan de heer De Kort van
de VVD-fractie.
De heer De Kort (VVD):
Dank, voorzitter. Ook dank aan de staatssecretaris voor de beantwoording
en zijn opstelling. De problematiek speelt al lang, maar het is in ieder
geval goed dat dit kabinet nu doorpakt met deze ... Ja, ik noemde het
een "pleisteroplossing". Die is niet ideaal, maar wel echt noodzakelijk.
Ik begrijp heel goed dat de staatssecretaris kiest voor die afbakening
om het ook uitvoerbaar en accuraat te kunnen toepassen. Wat dat betreft,
zijn er dus geen vragen of moties meer vanuit de VVD.
Dank.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Kort. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Lahlah
van de GroenLinks-Partij van de Arbeidfractie.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Dank je wel, voorzitter. Ook ik wil de staatssecretaris bedanken voor de
beantwoording van al onze vragen en de toelichting op deze aanpak van de
alleenverdienersproblematiek. Ik denk dat het heel goed is dat hier een
serieuze poging wordt gedaan om deze best wel langdurige kwestie aan te
pakken, al is het maar met een tijdelijke regeling.
Ik heb nog één zorgpunt. Ik heb dat net ook al in de eerste termijn
genoemd. De staatssecretaris gaf aan dat het beeld is dat het om 6.000
alleenverdieners gaat. Dat is ook nauwkeurig onderbouwd en dat waarderen
we ook. Maar die gegevens zijn wel gebaseerd op gegevens van twee jaar
geleden. Dat roept bij mij toch de vraag op of we deze doelgroep nu
daadwerkelijk volledig in beeld hebben. Ik vraag me af of er geen risico
is dat we juist huishoudens die daar recent voor in aanmerking zouden
komen, overslaan. Ik zou de staatssecretaris dan ook willen vragen om na
te gaan hoe we dit proces in de praktijk kunnen monitoren en waar we
flexibel kunnen bijsturen. Kan de staatssecretaris toezeggen dat
gemeenten dan ook de mogelijkheid krijgen om extra middelen in te zetten
als blijkt dat de huidige inschattingen onvoldoende blijken voor een
gerichte uitvoering?
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Lahlah. Dan zou ik nu de heer De Kort willen vragen
om het voorzitterschap even over te nemen.
Voorzitter: De Kort
De voorzitter:
Ja. Dan geef ik graag de heer De Jong, die spreekt namens de PVV, het
woord.
De heer Léon de Jong (PVV):
Hartelijk dank, voorzitter. Ik wil in allereerste instantie de
staatssecretaris hartelijk bedanken voor de beantwoording, maar ook voor
het feit dat er nu een regeling ligt. We zijn hier al vanaf 2016 over
aan het praten. Is dit het mooiste wat je kunt hebben? Nee, want er
zitten ook punten in die niet zo mooi zijn. Dat gaat onder andere over
wat ik al in de eerste termijn zei, namelijk dat sommige mensen iets
meer en sommige mensen iets minder gaan krijgen dan ze eigenlijk zouden
moeten hebben. Maar er zitten ook heel veel voordelen aan deze regeling.
We gaan namelijk een groep mensen helpen. Het is goed dat de
staatssecretaris in ieder geval al de toezegging heeft gedaan dat hij
ook gaat kijken of deze groep toereikend is. Dat is natuurlijk
hartstikke mooi. Ook met betrekking tot de groep van 200 mensen heeft de
staatssecretaris een goed antwoord gegeven.
De ICT-problematiek bij de Belastingdienst is natuurlijk een groter
probleem dan alleen bij de wetgeving die hier vandaag voorligt. Ik weet
dat zijn collega en het kabinet daar hard mee aan de slag zijn. Dat
wacht ik af en dat zullen wij monitoren.
Tot zover mijn bijdrage aan dit debat.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Jong namens de PVV. Ik geef u weer het woord als
voorzitter van de commissie.
Voorzitter: Léon de Jong
De voorzitter:
Hoelang heeft u nodig, staatssecretaris?
Staatssecretaris Nobel:
Ik moet ver lopen.
De voorzitter:
De staatssecretaris heeft een stappenteller bij zich en moet nog best
wel een ritje maken. Ik schors tot 12.20 uur. Dat is ruim de tijd om de
staatssecretaris de gelegenheid te geven om de ingediende moties en
amendementen van een appreciatie te voorzien.
De vergadering wordt van 12.09 uur tot 12.22 uur geschorst.
De voorzitter:
Een hele goede middag. Is de staatssecretaris ready? Ja? Oké. Dan geef
ik het woord aan de staatssecretaris voor de appreciatie van de moties,
het beantwoorden van de gestelde vragen en de appreciatie van de
amendementen.
Staatssecretaris Nobel:
Voorzitter, dank u wel. Ik zal beginnen met de vragen. Ik dacht dat ik
een van de vragen al geraakt had, maar dat was heel licht. Dat was de
eerste vraag van de heer Flach. Hij vroeg of de staatssecretaris het met
de SGP eens is dat eenverdieners het moeilijk hebben. Ja, dat ben ik met
u eens. Daarom heeft dit kabinet ook een aantal maatregelen getroffen,
bijvoorbeeld in het kindgebonden budget. Tegelijkertijd kunnen we het
bredere verhaal waar u het over wil hebben volgens mij beter bij het
Belastingplan behandelen.
Mevrouw Lahlah vroeg wat de belangrijkste factoren zijn waarop de
schatting van de doelgroep gebaseerd is. Ik denk dat het goed is om te
zeggen dat de doelgroep niet geschat is, maar dat dit echt geteld is op
basis van de inkomensgegevens. De Belastingdienst maakt daar jaarlijks
een analyse van. Dat is ook meteen het antwoord op uw vraag of daar
flexibiliteit in zit. Ja, want de analyse van de Belastingdienst komt
jaarlijks.
Dan vroeg mevrouw Welzijn nog naar de schuldsanering. Ik ben blij dat we
daar toch even een momentje voor genomen hebben, want beslag en
terugvorderen zijn twee verschillende dingen. Het klopt dus dat er niet
zal worden teruggevorderd. Maar bij schuldsanering gaat het over het
beslag. Daar gaan wij uiteindelijk niet over; daar gaat de
rechter-commissaris over. Daar kan ik dus geen garantie op geven. Dat is
namelijk niet onze bevoegdheid.
Voorzitter. Dan kom ik bij de moties. De eerste motie, die op stuk nr.
13, is van de heer Flach. Die gaat over de ondersteuning van de
eenverdieners. Als ik de motie zo kan interpreteren dat ik met de
gemeenten in gesprek ga en hen niet tot aanbevelingen hoef te dwingen —
ik vind namelijk dat gemeenten uiteindelijk een zelfstandige bevoegdheid
hebben — kan ik deze motie oordeel Kamer geven.
Dan ...
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Flach dat accordeert. Dus dan krijgt de motie op stuk
nr. 13 oordeel Kamer.
Staatssecretaris Nobel:
Oké.
Dan vroeg mevrouw Welzijn in haar motie op stuk nr. 14 naar de groep van
6.000 huishoudens. Hoe zit het met huishoudens die daar uiteindelijk
niet onder vallen? Ik kan die wel in kaart brengen. Dat heb ik volgens
mij ook al aangegeven. Daar ben ik ook toe bereid. Maar u vraagt ook wat
we dan doen met die groep en of we die dan ook financieel gaan
tegemoetkomen. Dat deel van de motie wil ik wel ontraden. Dus als ik de
motie zo mag lezen dat ik voor u in kaart ga brengen hoe het zit met die
groep, zonder daar direct financiële consequenties aan te verbinden, kan
ik deze motie oordeel Kamer geven.
Mevrouw Welzijn (NSC):
Exact, zeg ik tegen de staatssecretaris. "Wat is ervoor nodig?" is de
onderzoeksvraag. Ik vraag nu dus niet naar een financiële claim.
De voorzitter:
Oké. Mevrouw Welzijn geeft aan dat er expliciet geen financiële claim
is. Daarmee krijgt de motie, als ik het goed heb begrepen, oordeel
Kamer.
Staatssecretaris Nobel:
Ja.
De voorzitter:
Oké.
Staatssecretaris Nobel:
Dan de laatste motie van mevrouw Welzijn: de motie op stuk nr. 15.
Daarin wordt de regering verzocht er alles aan te doen zodat mensen die
in de schuldsanering zitten, de toeslag kunnen houden. Daar heb ik
zojuist ook al antwoord op gegeven. Deze motie moet ik ontraden, omdat
wij daar gewoon niet over gaan. Dit ziet ook toe op het verhaal van
beslag en terugvordering, dat ik zojuist schetste.
Dan kom ik bij de amendementen.
De voorzitter:
De heer Flach heeft nog een vraag voor u.
De heer Flach (SGP):
Het is niet heel tijdig van me, voorzitter, maar ik heb nog even een
vraag over de motie op stuk nr. 13. Om het even scherp te hebben, vraag
ik het volgende. Zegt de staatssecretaris nu eigenlijk dat hij het
laatste stukje van het dictum niet gaat doen, namelijk hiervoor
aanbevelingen doen richting gemeenten? Ja? Oké. Dan laat ik het oordeel
staan en kijk ik of ik de motie eventueel nog daarop aanpas richting de
stemmingen.
De voorzitter:
Kijk, het punt is dat de staatssecretaris oordeel Kamer heeft gegeven
nadat u akkoord ging met de manier waarop hij deze motie interpreteert.
Als daarop teruggekomen wordt vanuit de SGP — dat kan natuurlijk — dan
wordt de motie ontraden. Dus dan wordt de motie nu ontraden, tenzij u 'm
aanpast.
De heer Flach (SGP):
Ik ga de motie hierop aanpassen.
De voorzitter:
Oké, maar tot die tijd, dus tot het moment dat ze is aangepast, wordt ze
ontraden.
De heer Flach (SGP):
Ik kon instemmen met de interpretatie van de staatssecretaris en daarmee
was het oordeel Kamer.
De voorzitter:
Oké, helemaal goed. Dan is dat afgetikt. We gaan nu naar de
amendementen.
Staatssecretaris Nobel:
Ik kom bij het amendement van mevrouw Welzijn over de aanvraagtermijn.
Daarvoor geldt eigenlijk hetzelfde als voor de motie die we zojuist
bespraken. Ik wil daarover in gesprek gaan met gemeenten, maar ik vind
wel dat de gemeenten zelf moeten kunnen kijken of het uiteindelijk
aansluit op de uitvoeringspraktijk. Ik moet het amendement in die zin
ontraden, tenzij ik het zo kan lezen dat we uiteindelijk wel met
gemeenten in gesprek gaan, maar dat we geen termijn stellen.
De voorzitter:
Het amendement-Welzijn op stuk nr. 10 wordt ontraden.
Staatssecretaris Nobel:
Dan kom ik bij het volgende amendement van mevrouw Welzijn, dat gaat
over de evaluatiebepaling. Dit amendement moet ik ook ontraden. Een
evaluatie kan pas begin 2027 worden opgeleverd. Het lijkt me niet zinvol
om dan nog te evalueren. Het plan is wel om het komende najaar al een
invoeringstoets te doen om verbeterpunten in de uitvoering te vinden. Ik
hoop daarmee ook de NSC-fractie tegemoet te kunnen komen.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 11 wordt ontraden.
Staatssecretaris Nobel:
Tot slot het amendement voorhang ministeriële regeling. Ook dit
amendement moet ik ontraden. Ik verwacht namelijk dat die ministeriële
regeling pas begin december klaar is. De voorhang leidt daarom tot
vertraging. Volgens mij is dat wel het laatste wat we met elkaar willen.
Voor 2026 en 2027 zou de uitvoering zonder voorhang in december van het
jaar ervoor kunnen starten. Wat ik wel kan doen, is toezeggen dat we de
Kamer per brief informeren zodra het bedrag bekend is.
De voorzitter:
Daarmee wordt het amendement op stuk nr. 12 ontraden.
Ik wil de staatssecretaris hartelijk danken voor de beantwoording en de
appreciatie van de moties en de amendementen. Ik ga nu een hele mooie
lijst aan toezeggingen, gedaan door de staatssecretaris, voorlezen.
De staatssecretaris zegt toe te onderzoeken of de groep goed geduid is en of er nog huishoudens zijn met dezelfde problematiek die niet onder deze regeling vallen, en dit terug te koppelen.
Dat is de toezegging. We zouden graag nog willen weten op welke
termijn de staatssecretaris dat kan doen.
Staatssecretaris Nobel:
Ik hoor om me heen gesmoes: het voorjaar.
De voorzitter:
Het voorjaar. Dan noteren we dat. Ik zie de heer De Kort.
De heer De Kort (VVD):
Ik weet dat het niet heel gebruikelijk is, maar deze toezegging, ook met
die termijn, zit volgens mij heel erg in het verlengde van de eerste
motie van mevrouw Welzijn. Ik kijk toch nog een keer via u naar haar of
zij met deze toezegging de motie nog steeds wil indienen.
De voorzitter:
Dat klopt natuurlijk wel. De staatssecretaris heeft die toezegging
gedaan en hij heeft ook aangegeven dat hij het gewoon gaat doen. Het
lijkt erop dat de toezegging die de staatssecretaris heeft gedaan
een-op-een is over te nemen van de motie. Ik kijk naar mevrouw Welzijn.
Hoe kijkt ze naar de motie? Handhaaft ze de motie of is die na de
toezegging niet meer nodig?
Mevrouw Welzijn (NSC):
Nee. Wat ik heb ingediend aan moties en amendementen laat ik vooralsnog
even zo staan. De motie is oordeel Kamer.
De voorzitter:
Ja, ze is zeker oordeel Kamer, maar we moeten ook kijken hoe we omgaan
met toezeggingen als een staatssecretaris een toezegging doet. U gaat er
helemaal zelf over, maar ik wil ook de positie van de staatssecretaris
een beetje beschermen. Als er een toezegging wordt gedaan, moet die wel
serieus worden genomen.
Dan de tweede toezegging. De staatssecretaris zegt toe bij de evaluatie in kaart te brengen of de huishoudens zijn bereikt.
Dan de derde toezegging. De staatssecretaris zegt toe in de voortgangsrapportage over armoede en schulden een terugkoppeling te geven van het gesprek met gemeenten over het bereiken van de doelgroep van deze regeling die de tegemoetkoming niet ambtshalve ontvangt.
Staatssecretaris Nobel:
Dat gaat over de groep die buiten de alleenverdienersproblematiek
valt.
De voorzitter:
Oké.
Dan de vierde toezegging. De staatssecretaris zegt toe de Kamer per brief te informeren zodra de hoogte van de tegemoetkoming is vastgesteld. Ik zie geknik.
Dan rest mij te zeggen dat over de moties, de amendementen en het
wetsvoorstel aankomende dinsdag 12 november zal worden gestemd.
Ik wil de staatssecretaris hartelijk bedanken voor de beantwoording. Ik
wil de ambtelijke ondersteuning natuurlijk ook hartelijk bedanken. Ik
wil de Kamerleden bedanken. Ik wil de bodes, de mensen die dit opgenomen
hebben en natuurlijk de mensen op de publieke tribune en de kijkers
thuis hartelijk bedanken. Ik sluit de vergadering. Dank u wel.
Sluiting 12.32 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |
---|