Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2025
Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
Nummer: 2024D42958, datum: 2024-11-11, bijgewerkt: 2024-11-12 09:15, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.T.P.H. Palmen, voorzitter van de vaste commissie voor Digitale Zaken (Nieuw Sociaal Contract)
- Mede ondertekenaar: S.R. Muller, adjunct-griffier
- Overzicht van alle acties uit het beleidsdomein Online Kinderrechten
- Beslisnota bij Kamerbrief Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden over 36600-VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2025, 36600-XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2025 en 36600-VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2025 voor zover het onderwerpen betreft die zien op digitalisering
Onderdeel van kamerstukdossier 36600 VII-58 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2025.
Onderdeel van zaak 2024Z12750:
- Indiener: J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
Onderdeel van zaak 2024Z17929:
- Indiener: F.Z. Szabó, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Digitale Zaken
- 2024-09-19 15:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-09-23 14:00: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2025 (TK 36600-VII) (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2024-09-26 12:00: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2024-10-07 14:00: Vaststelling van de begrotingsstaten van BZK, EZ en van JenV voor het jaar 2025 voor zover het onderwerpen betreft die zien op digitalisering (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Digitale Zaken
- 2024-10-09 11:30: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2025 (36600-VII) (inclusief gemeentefonds (36 600-B) en provinciefonds (36 600-C)) 1e TK (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2024-10-10 18:40: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2025 (36600-VII) (inclusief gemeentefonds (36 600-B) en provinciefonds (36 600-C)) antwoord 1e termijn + rest (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2024-11-11 10:00: Wetgevingsoverleg inzake de begrotingen BZK, JenV en EZ voor zover het onderwerpen betreft die zien op digitalisering. (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Digitale Zaken
- 2024-11-12 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-11-18 17:15: Herstel Groningen (de tweede termijn zal op een later moment aanvangen) (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2024-11-27 11:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Digitale Zaken
- 2024-12-02 10:00: Herstel Groningen (tweede termijn) (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
Preview document (🔗 origineel)
36 600 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2025
36 600 XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2025
36 600 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2025
Nr. 58 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 8 november 2024
De vaste commissie voor Digitale Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden voor zover het onderwerpen betreft die zien op digitalisering.
De vragen zijn op 7 oktober 2024 voorgelegd aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Economische Zaken en Klimaat en Justitie en Veiligheid. Bij brief van 8 november zijn ze door de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Palmen
Adjunct-griffier van de commissie,
Muller
Vragen en antwoorden
1.
Welk budget heeft u beschikbaar voor het (onderzoeken en) ontwikkelen van betaalbare en publieke onderwijssoftware, cf. motie-Kathmann [Kamerstuk 32761-277]? Hoe coördineert u dit samen met de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)?
Antwoord
Vanuit de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is hier geen budget voor gereserveerd. Het ontwikkelen van betaalbare en publieke onderwijssoftware valt onder de coördinerende verantwoordelijkheid van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
2.
Zijn er budgettaire verschillen voor de prioriteiten gesteld in de (geactualiseerde) Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren? Zo ja, kunt u uiteenzetten op welke terreinen de financiering is veranderd?
Antwoord:
Er heeft voor deze begroting géén herprioritering plaatsgevonden ten opzichte van de Geactualiseerde Werkagenda 2024. Eventuele herprioritering loopt synchroon met de totstandkoming van de Nederlandse Digitaliseringsstrategie (NDS). De NDS bouwt voort op bestaand beleid, en kijkt daarbij waar prioritering nodig is om als één overheid de gewenste versnelling vorm te geven. Ik verwacht de NDS in het voorjaar van 2025 te publiceren en met uw Kamer te delen.
3.
Hoeveel geld is begroot voor de bredere agenda ‘Werk aan Uitvoering’?
Antwoord:
Voor de bredere agenda 'Werk aan Uitvoering' is € 37,357 mln. begroot.
4.
Binnen artikel 6.2 is een vermindering van bijna 20 miljoen euro te zien op het opdrachtenbudget ‘Informatiesamenleving’, als gevolg van reallocaties. Kunt u toelichten wat de specifieke beleidsdoelen waren die met deze post beoogd werden en welke gevolgen deze mutatie heeft voor het realiseren van de beleidsdoelen?
Antwoord:
Dit is geen vermindering, maar reallocatie van het budget naar de instrumenten subsidies, bijdrage aan ZBO’s/RWT’s, bijdrage aan medeoverheden en bijdrage aan agentschappen om zo de uitgaven op het juiste instrument te kunnen verantwoorden. De middelen blijven behouden voor hetzelfde doel. De reallocatie is binnen artikel 6.2 gebeurd. De beleidsdoelen zijn: Interbestuurlijke Datastrategie, informatieveiligheid, Werk aan Uitvoering en Publieke Waarden.
5.
Welke middelen zijn er de komende jaren beschikbaar voor het toegankelijk maken van overheidsdiensten, -websites en -formulieren? Kunt u inzichtelijk maken welke budgetten hiervoor worden ingezet? Wordt hier op gekort ten opzichte van de begroting uit 2024?
Antwoord:
In 2025 is er in totaal 8,2 mln euro aan middelen beschikbaar voor de naleving van de wettelijke verplichting digitale toegankelijkheid. Ten opzichte van 2024 is het bedrag 2,4 mln euro minder.
De budgetten die hiervoor worden ingezet, betreffen de beleidsartikelen 6.2, 6.7 en 6.8.
6.
Welke middelen verwacht u nodig te hebben voor het ontwikkelen en uitvoeren van de Nederlandse Digitaliseringsstrategie (NDS)? Uit welke budgetten wordt dit betaald?
Antwoord:
De NDS moet een gezamenlijke strategie worden van één overheid waarmee we werken aan de overheidsbrede opgaven op het gebied van digitalisering. Daarmee slaan we twee belangrijke slagen. Ten eerste beogen we bepaalde langlopende problemen op te lossen die niet vanuit één departement of overheidslaag kunnen worden aangepakt, zoals op het gebied van gegevensuitwisseling of rondom de verantwoorde inzet van AI. Ten tweede is het streven bestaande middelen gezamenlijk en gecoördineerd in te zetten, wat ons meer slagkracht biedt. Bij het uitwerken van de NDS zal moeten blijken welke investeringen er in de komende jaren nodig zullen zijn.
7.
Wanneer is de eerste brief van het kabinet te verwachten inzake de NDS?
Antwoord:
Ik heb de eerste brief over de NDS op 7 november jl. aan uw Kamer verzonden. Het is mijn doel de NDS in het voorjaar van 2025 met uw Kamer te delen.
8.
Kunt u toelichten hoe in 2025 de slagkracht van de algoritmetoezichthouder uitgebreid gaat worden?
Antwoord:
In 2025 zal het jaarbudget van de Directie Coördinatie Algoritmes (DCA) bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) worden verhoogd van € 2 mln. in 2024 naar € 3 mln. Als onderdeel van deze verhoging zullen de lopende activiteiten – zoals sectoroverstijgende risicosignalering en het komen tot gezamenlijke normuitleg – verder worden geïntensiveerd. Daarnaast bereidt de DCA zich voor op de Europese AI-verordening. De ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Economische Zaken en Justitie en Veiligheid hebben de DCA en de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI) gevraagd om samen met de andere relevante toezichthouders advies te geven over de inrichting van het toezicht op de AI-verordening.
9.
Wat is aanvullend nodig om het CIO-stelsel te versterken?
Antwoord:
Om goed beeld te krijgen van wat er nodig is om het CIO-stelsel te versterken is de Auditdienst Rijk (ADR) gevraagd om een onderzoek te doen naar de implementatie en de werking van het huidige besluit CIO-stelsel. Dat onderzoek is inmiddels afgerond en de resultaten hiervan zullen op korte termijn met uw Kamer worden gedeeld, evenals een advies dat het Adviescollege ICT-toetsing (AcICT) heeft uitgebracht m.b.t. de versterking van het stelsel.
De rode draad in beide rapporten is dat er veel dingen goed gaan, maar dat er ook uitdagingen zijn. Die uitdagingen zijn volgens de ADR “geen gevolg van de opzet van het besluit zelf maar van de praktische invulling ervan”. Versterkingen en verbeteringen kunnen daarom grotendeels worden gerealiseerd binnen de huidige opzet van het besluit.
Ten tijde van het onderzoek zijn er al een aantal verbeteringen doorgevoerd in de werking van het stelsel. Zo zijn er in het CIO-beraad een aantal ‘tijdelijke werkafspraken’ als addendum op het CIO-stelsel vastgesteld. Daarmee zijn o.a. de posities van de (Chief) Data Officers en (Chief) Privacy Officers in het stelsel opgenomen. Ook is het realiseren van interoperabiliteit tussen departementen toegevoegd als verantwoordelijkheid van de departementale CIO en is het doen van een uitvoeringstoets bij de totstandkoming van nieuw beleid verplicht gesteld.
Deze ingezette verbeteringen, aangevuld met de adviezen van de ADR en het AcICT zullen worden samengebracht tot een algehele herziening van het stelsel. Ik zal u daar in toekomstige correspondentie over informeren.
Om te kunnen opereren als één overheid is een versterking van het CIO-stelsel niet voldoende. Het besluit CIO-stelsel heeft immers alleen betrekking op het Rijk. Daarom zal ik inventariseren wat aanvullend nodig is om te komen tot een stevigere invulling van de coördinerende rol van BZK. Zie ook mijn antwoord bij de vraag over een supradepartementale visie op het digitale regievraagstuk.
10.
Kunt u de aanzienlijke verschuiving op het opdrachtenbudget uit artikel 6.2, Overheidsdienstverlening, informatiebeleid en informatiesamenleving duidelijk toelichten? Kunt u per beleidsdoel uitleggen welke gevolgen dit de komende jaren heeft voor de realisatie hiervan?
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 4.
11.
Kunt u nader aangeven welke maatregelen om verspreiding van desinformatie aan te pakken, om de weerbaarheid van burgers te vergroten en om kennisontwikkeling ten aanzien van desinformatie te versterken worden overwogen in de strijd tegen desinformatie en ‘deepfakes’?
Antwoord:
In juni van dit jaar is de voortgangsbrief over de Rijksbrede aanpak van desinformatie gedeeld met uw Kamer. De nieuwe acties richten zich op het vergroten van de digitale weerbaarheid van burgers, het verminderen van desinformatie en AI deepfakes en het verder ontwikkelen van kennis. Veel van deze nieuwe acties zijn momenteel in ontwikkeling. Acties bestaan onder andere uit het oprichten van een kennisinstituut, het stimuleren van onafhankelijke factcheckers op Europees niveau, het toepassen van AI om desinformatie online tegen te gaan en het onderzoeken van handelsperspectieven voor medische desinformatie.
12.
Kunt u het subsidiebudget uit de post ‘Overheidsdienstverlening’ (artikel 6.2) uitsplitsen over de beleidsdomeinen Digitale Inclusie, Data, Algoritmen, AI en Publieke Waarden? Hoe verandert de subsidiëring voor ieder van deze beleidsdomeinen jaarlijks tot en met 2029?
Antwoord:
Het subsidiebudget uit de post ‘Overheidsdienstverlening’ (artikel 6.2) over de beleidsdomeinen Digitale Inclusie, Data, Algoritmen, AI en Publieke Waarden is op dit moment nog niet uit te splitsen. De (her)prioritering op deze beleidsdomeinen loopt op dit moment nog en zal zijn uitwerking krijgen in de Nederlandse Digitaliseringsstrategie (NDS). Ik verwacht deze in het voorjaar van 2025 te publiceren en met uw Kamer te delen.
13.
Hoeveel subsidie gaat de komende periode per jaar naar de herinzet van digitale apparaten? Om hoeveel laptops en andere apparaten gaat dit? Welk budget is er nodig om dit structureel te maken?
Antwoord:
In totaal is er voor het jaar 2025 een bedrag van 5,5 mln euro begroot voor de herinzet van apparaten. Het bedrag van 5,5 mln euro per jaar is geborgd tot en met het jaar 2031.
Het gaat hierbij om het opschonen en gebruiksklaar maken van apparaten.
Voorts kan ik u melden dat er in het jaar 2024 een start is gemaakt met de herinzet van apparaten. Uit een verkenning blijkt dat er tussen de 8.000 en 10.000 apparaten (in potentie) kunnen worden ingezet ter hergebruik.
14.
Kunt u nader toelichten hoeveel middelen er de komende jaren beschikbaar zijn voor het ontwikkelen van Digitale gemeenschapsgoederen? Welke middelen zijn er gereserveerd voor de acties aangekondigd in de Kamerbrief Digitale gemeenschapsgoederen (Kamerstuk 26643-1057)? Wordt hierop gekort en zo ja, hoeveel geld betreft dit jaarlijks?
Antwoord:
In 2025 zet BZK het beleid ter bevordering van het gebruik en ontwikkeling van digitale gemeenschapsgoederen voort. Er zal wederom geïnvesteerd worden in alternatieve technologieën daar waar bestaande aanbieders uitgangspunten als privacy, interoperabiliteit en keuzevrijheid onvoldoende waarborgen. In dit kader zetten we de oprichting van de European Digital Infrastructure Consortium (EDIC) voort om Europabreed te kunnen samenwerken aan digitale gemeenschapsgoederen.
15.
Kunt u de acties uit het beleidsdomein Online Kinderrechten uiteenzetten? Welke middelen zijn er per jaar beschikbaar voor deze acties? Indien er gekort wordt op bepaalde acties, kunt u dan inzichtelijk maken welke specifieke projecten of initiatieven minder geld zullen ontvangen?
Antwoord:
In de bijlage kunt u een overzicht lezen van alle acties uit het beleidsdomein Online Kinderrechten. Momenteel wordt bezien of kan worden geschoven met budgetten van andere beleidsacties. Daaruit volgt nog hoeveel middelen er de komende jaren per actie beschikbaar zullen zijn.
16.
Worden uit het beleidsdoel Online Kinderrechten ook preventieve acties gefinancierd voor het bestrijden van online kindermisbruik? Op welke manier is het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) betrokken bij de aanpak hiervan, bijvoorbeeld in het ondersteunen van de organisatie Offlimits?
Antwoord:
Uit het beleidsdoel Online Kinderrechten financiert BZK geen preventieve acties voor specifiek het bestrijden van online kindermisbruik. BZK ondersteunt Offlimits niet financieel. De financiering van het bestrijden van online kindermisbruik valt onder de begroting van het ministerie van Justitie en Veiligheid.
17.
Welke bijdrage levert het Rijk de komende periode jaarlijks aan medeoverheden voor het implementeren van Europese datawetgeving, waaronder de Datagovernanceverordening en de NIS2? Kunt u per relevante wet- en regelgeving aangeven hoeveel medeoverheden de komende jaren van het Rijk zullen ontvangen en waar u de hoogte van deze bijdrage op baseert?
Antwoord:
Medeoverheden krijgen de komende periode van het Rijk ondersteuning op verschillende manieren om Europese datawetgeving te implementeren. Onder Europese datawetgeving vallen de Open Data Richtlijn, de Datagovernanceverordening en de Dataverordening.
In het kader van de Wet implementatie Open Data Richtlijn, geïmplementeerd in de Nederlandse Wet hergebruik van overheidsinformatie (Who), ondersteunt het Rijk medeoverheden middels de Handleiding bij de Wet hergebruik van overheidsinformatie1. Deze handleiding is geschreven voor en door organisaties die onder de verplichtingen van de Who vallen. Deze handleiding wordt met medeoverheden, via een open aanpak op Github, voortdurend geactualiseerd om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen en inzichten.
Ter implementatie van de uitvoeringsverordening High Value Datasets, die voortvloeit uit de Europese Open Data Richtlijn, ondersteunt het Rijk medeoverheden door het mogelijk maken van kennissessies, een helpdesk, handreikingen, operationeel overleg en het aanmerkingsregister. Dit wordt georganiseerd door Geonovum in opdracht van het Rijk. Daarnaast beheert Geonovum in opdracht van het Rijk de standaard voor de metadata van de High Value Datasets.
Daarnaast ondersteunt het Rijk gemeente door middel van een subsidie ter waarde van € 1 mln. aan de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) om implementatiehandreikingen en tools te ontwikkelen, aan kennisuitwisseling te doen, onderzoek te verrichten naar de impact van actieve aanbieding van dynamische datasets, standaarden te ontwikkelen en aan leveranciersmanagement te doen.
Voor de Datagovernanceverordening ondersteunt het Rijk medeoverheden door middel van de aanwijzing van zogeheten bevoegde organen, zoals het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), die medeoverheden ondersteunen bij het geven tot toegang tot hergebruik van beschermde data. De kosten voor het CBS bedragen € 0,3 mln. Dit zijn processen die medeoverheden daarmee zelf niet hoeven in te richten. Daarnaast komt er een handleiding om deze overheden te ondersteunen wanneer zij een verzoek tot hergebruik binnen krijgen. Deze kosten bedragen ruim € 50.000. Een eerste versie van deze handleiding komt begin 2025 beschikbaar.
Bij Dataverordening is ondersteuning van medeoverheden niet aan de orde, omdat zij niet worden geraakt door de implementatie hiervan.
Het Rijk draagt met bovengenoemde aanpak bij aan de implementatie van diverse Europese datawetgeving, en werkt interbestuurlijk samen met de medeoverheden. Afzonderlijke medeoverheden ontvangen hiervoor dus geen afzonderlijke financiële bijdragen van het Rijk.
18.
Welke financiering ontvangen medeoverheden de komende periode per jaar voor het realiseren van offline alternatieven voor hun dienstverlening? Kunt u nader toelichten hoe het Rijk specifiek bijdraagt aan de realisatie?
Antwoord:
Gemeenten hebben reguliere middelen ter beschikking via de zogenaamde Algemene Uitkering in het Gemeentefonds en ook nog specifieke uitkeringen. De uitkering in het Gemeentefonds is voor gemeenten vrij te besteden. Veel bestaande specifieke uitkeringen hebben raakvlakken met het verbeteren van de dienstverlening aan inwoners.
Daarnaast maakt dit kabinet ook extra middelen beschikbaar op basis van de ambities in het regeerprogramma rond verbetering van de bereikbaarheid en de dienstverlening van de overheid. Concrete plannen worden daarvoor nog uitgewerkt.
Vanuit de middelen voor de verbetering van overheidsbrede dienstverlening ontvangen gemeenten financiering om de lokale bereikbaarheid en de ondersteuning van burgers en ondernemers te verbeteren. Op dit moment worden daarmee de Informatiepunten Digitale Overheid geëxploiteerd, wordt invulling gegeven aan de rol van overheidsdienstverlener bij lokketten en worden professionallijnen ingericht. Ook wordt financiering beschikbaar gesteld voor gemeentelijke initiatieven om een impuls te geven aan het vergroten van de aantrekkelijkheid en de statuur van het werken in de gemeentelijke sector. En daarmee de versterking van het essentiële lokale netwerk, waarlangs fysieke dienstverlening kan worden versterkt en verbeteracties kunnen worden versneld.
Mijn departement coördineert de verschillende overheidsbrede trajecten, die samen met de publieke dienstverleners worden uitgevoerd.
19.
Blijft de Specifieke Uitkering (SPUK) voor de Informatiepunten Digitale Overheid (IDO’s), eenmaal gekort en gestort in het Gemeentefonds, geoormerkt voor de IDO’s? Waaruit blijkt dit? Hoe tast deze nieuwe financieringsvorm de “regiefunctie van de gemeenten” aan op deze voorziening?
Antwoord:
Bij zowel de Algemene als een Decentralisatie uitkering is het niet mogelijk om geld te oormerken. Het betreft hier geld dat door een gemeente vrij besteed kan worden. BZK werkt momenteel samen met de publieke dienstverleners en met input van burgers aan een beleidsvisie op lokale en persoonlijke ondersteuning. De positie van de IDO’s en de consequenties van deze nieuwe wijze van de bekostiging worden hierin meegenomen. Net als wat de beste manier is om toch te kunnen waarborgen dat er lokaal, op plekken die voor mensen logisch en dichtbij voelen, ondersteuning wordt geboden bij regelzaken met de overheid. Hierbij wordt ook gekeken naar de rol van de gemeenten op publieke dienstverlening en het voorzien in passende ondersteuning daarbij.
20.
Hoe verhoudt de 10 procent korting op de SPUK-gelden voor de IDO’s zich tot de ambitie van het kabinet om de bereikbaarheid van de overheid te verbeteren voor inwoners met weinig digitale vaardigheden?
Antwoord:
Zoals aangegeven wordt momenteel onder regie van BZK gewerkt aan een beleidsvisie op lokale en persoonlijke ondersteuning. Niet alleen voor inwoners met weinig digitale vaardigheden, maar voor iedereen die op een bepaald moment hulp nodig heeft bij regelzaken met de overheid. Hieruit volgt waar de behoefte van mensen ligt als het gaat om ondersteuning bij regelzaken met de overheid op plekken die voor mensen logisch en dichtbij voelen. In de beleidsvisie en bij het in kaart brengen van de benodigde middelen hiervoor worden ook de positie van de IDO’s en de nieuwe wijze van financiering meegenomen. In het eerste kwartaal van 2025 wordt de beleidsvisie gepresenteerd aan uw Kamer.
Hierbij moet voor de budgetkorting ook bedacht worden dat deze samenhangt met een te realiseren efficiencywinst en een vermindering van de controle- en verantwoordingslasten. Gemeenten zijn bijvoorbeeld minder geld kwijt aan de verantwoording en accountantskosten.
Daarnaast wordt in het traject ‘inrichten overheidsbrede loketten’ vanuit het ‘geen verkeerde, altijd de juiste deur’-principe gewerkt aan overheidsbrede toegang tot publieke dienstverlening. Het zou niet moeten uitmaken bij welke instantie of organisatie iemand aanklopt, de overheid werkt collectief aan de oplossing vanuit de beleving van mensen, ongeacht hoe de overheid zelf is georganiseerd.
21.
In hoeveel gemeenten is er nu een Informatiepunt Digitale Overheid (IDO)? Met hoeveel IDO’s wilt u dit de komende jaren uitbreiden? Kunt u onderbouwen dat het gekorte budget hiervoor toereikend is?
Antwoord:
Iedere gemeente heeft een Informatiepunt Digitale Overheid en met ruim 700 IDO’s verspreid over het land is er een landelijk dekkend netwerk. Ik stel geen kwantitatieve doelen aan het aantal IDO’s. Doel is om te zorgen dat er lokaal, op plekken die voor mensen logisch en dichtbij voelen, ondersteuning wordt geboden bij regelzaken met de overheid. Ik werk zoals aangegeven aan een beleidsvisie hierop.
22.
Hoe wordt de twee procent van het vernieuwingsbudget dat toeziet op het stimuleren van innovatie toegekend? Is dat via een subsidieregeling? Welke partijen en/of projecten worden vanuit het vernieuwingsbudget gefinancierd?
Antwoord:
De twee procent van het vernieuwingsbudget dat toeziet op het stimuleren van innovatie wordt ingezet om het Innovatiebudget Digitale Overheid als bewezen beleidsinstrument meerjarig te financieren, als impuls voor het innoveren van de GDI en Digitale overheid.
Het Innovatiebudget Digitale Overheid wordt jaarlijks opengesteld voor de hele Nederlandse overheid (ministeries, provincies, gemeenten, waterschappen en uitvoeringsorganisaties). Elk voorstel dient te worden ingediend door minimaal 2 overheidsinstanties, waarvan één is benoemd tot regiepartij. Het Innovatiebudget stimuleert hiermee de samenwerking en innovatie tussen overheidsorganisaties.
Het toekennen van Innovatiebudget aan projecten gebeurt op basis van selectiecriteria, volgens een vooraf omschreven proces. De beoordeling wordt gedaan door een jury, bijgestaan door een voorselectiecommissie. Leden komen vanuit de Rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en wetenschap en hebben expertise in onder andere gebruikersgericht ontwerpen, innovatie en de ontwikkeling van de digitale overheid.
Enkel projecten die door de jury van voldoende kwaliteit worden bevonden ontvangen een deel co-financiering uit het Innovatiebudget. Het resulteert in het jaarlijks co-financieren van ongeveer 15-20 van de best scorende innovatieprojecten met diverse onderwerpen zoals AI, digitale inclusie, data. Toegekende projecten kennen een looptijd van een jaar vanaf het moment van gunning.
Aanvullend hierop wordt een innovatiestrategie voor de digitale overheid ontwikkeld. Deze strategie moet zorgen voor meer ruimte voor opschaling van innovatieprojecten met veel potentie. Daarnaast moet deze strategie zorgen voor meer strategische sturing op innovatie om kansen en bedreigingen voor de digitale overheid beter te benutten en mitigeren. De strategie ziet toe op goede aansluiting bij de meerjarenvisie van de digitale overheid en GDI.
23.
Kunt u uiteenzetten welke acties er worden genomen op het gebied van informatiehuishouding naar aanleiding van het rapport ‘Ongekend onrecht’? Hoeveel middelen worden er jaarlijks ingezet voor deze afzonderlijke acties?
Antwoord:
In het Meerjarenplan Openbaarheid en Informatiehuishouding2 en het bijbehorende Mijlpalenoverzicht3 staat aan welke generieke en overkoepelende activiteiten worden uitgevoerd en waar deze generieke activiteiten aan bijdragen in relatie tot de veranderopgave. Grofweg zijn de generieke activiteiten in te delen in de volgende categorieën:
Beleid; het vaststellen en implementeren van rijksbrede kaders op het gebied van informatiehuishouding en openbaarmaking, bijvoorbeeld op het gebied van e-mailarchivering of actieve openbaarmaking.
Rijksbrede hulpmiddelen en voorzieningen; hulpmiddelen en (ICT) voorzieningen die organisaties collectief nodig hebben om beleid tot uitvoering te brengen of de veranderopgave te versnellen, zoals een voorziening voor chatberichtenarchivering, de Woo-index of een gestandaardiseerd aanvraagformulier voor Woo-verzoeken.
Capaciteit; diensten en voorzieningen die organisaties helpen om de capaciteit die nodig is voor openbaarheid en informatiehuishouding te versterken. Zoals: hulp bij strategische personeelsplanning of een Leerhuis Informatiehuishouding.
Campagnes en informatie; producten en diensten die helpen om de gewenste gedragsverandering die nodig is om de veranderopgave te realiseren tot stand te brengen.
Stelselversterking; denk aan versterking van de Inspectie en de vormgeving van het Adviescollege.
In totaal is € 788 mln. aan POK-IHH middelen beschikbaar gesteld over de periode 2021 t/m 2026.
x mln | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | Totaal |
---|---|---|---|---|---|---|---|
POK-IHH middelen | €104 | €151 | €152 | €127 | €127 | €127 | €788 |
Per jaar is ongeveer 2/3e van de middelen beschikbaar voor rijksorganisaties4 voor de uitvoering van eigen actieplannen ten behoeve van de verbetering van Informatiehuishouding en actieve openbaarmaking. Dit budget is voor 95% reeds structureel (ook na 2026) toegekend.
Het resterende deel wordt besteed aan generieke en overkoepelende activiteiten die rijksorganisaties ondersteunen bij hun veranderopgave en deze veranderopgave versnellen.
Dit budget wordt jaarlijks vastgesteld waarbij, zoveel als mogelijk, meerjarig budget wordt toegekend om continuïteit voor de uitvoerende partijen te waarborgen.
24.
Zijn de nog onverdeelde middelen uit artikel 13 in te zetten voor structurele financiering en het tegengaan van de tien procent korting op de SPUK-gelden voor de IDO’s?
Antwoord
Over de exacte invulling van de middelen moet nog worden besloten. Bij de 1e suppletoire begroting 2025 zal de budgettaire verwerking plaatsvinden en dan zal ook duidelijk zijn voor welke deelonderwerpen de gelden worden ingezet en hoeveel middelen daarvoor beschikbaar worden gesteld.
25.
Kunt u toelichten waarom het aantal formatieplaatsen dient te worden uitgebreid, overeenkomstig een totaalbedrag van 4,4 miljoen euro, mede waardoor de kosten voor eigen personeel in de begroting 2025 10,1 miljoen euro hoger zullen zijn bij de Rijksorganisatie voor Ontwikkeling, Digitalisering en Innovatie (RODI)?
Antwoord:
De kosten voor eigen personeel in de begroting 2025 zijn € 10,1 mln. hoger dan 2024. Dit komt door de loonstijgingen in de CAO Rijk 2024-2025 van € 5,7 mln. en het effect van uitbreiding van het aantal FTE (49) met € 4,4 mln. tussen de begroting 2024 en 2025.
De uitbreiding van de formatie is voornamelijk het gevolg van de groei bij het Rijks ICT Gilde (RIG) en I-Vakmanschap. Bij het RIG gaat het om een uitbreiding 12,4 FTE als gevolg van een toenemende vraag van de dienstverlening. De uitbreiding van 19,8 FTE bij I-Vakmanschap is het gevolg van de Werk aan Uitvoering-opgaven (WAU).
Daarnaast zijn 7,7 FTE van de Rijksacademie voor Digitalisering en Informatisering Overheid (RADIO) overgekomen van CIO-Rijk naar RODI.
Ten slotte is er sprake van uitbreiding van 6 FTE bij InterCoach en het Rijks I-Traineeship en 3,2 FTE bij de Leer en Ontwikkel Campus, Mindful Rijk en andere onderdelen van RODI. Dit als gevolg van een toenemende vraag van de dienstverlening en extra werkzaamheden.
Overkoepelende vragen
56.
Kunt u een overkoepelend overzicht maken van alle aan Digitale Zaken gerelateerde posten, inclusief mutaties, tot en met 2029?
Antwoord:
Dat inzicht kan niet gegeven worden, omdat de administratie en begroting hier niet op zijn ingericht.
Digitalisering is in toenemende mate vervlochten met het primaire proces.
Als we naar de Rijksbegroting kijken gaat het daar bijvoorbeeld over het bouwen van bruggen, defensievliegtuigen en/of het invoeren van wetgeving. Een exact inzicht in wat het aandeel van digitalisering is in deze begrotingsartikelen heb ik op dit moment daarom niet. Wel wordt via het Rijks ICT-dashboard gerapporteerd over grote ICT-activiteiten.
57.
Kunt u een overzicht maken van alle aan Digitale Zaken gerelateerde ombuigingen tot en met 2029?
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 56.
58
Kunt u een actueel uitgavenoverzicht geven van de 450 miljoen euro uit het Actieplan groene en digitale banen, waaruit blijkt welke samenwerkingen en projecten hieruit worden gefinancierd?
Antwoord:
De € 450 mln. van het Actieplan Groene en Digitale Banen zijn de middelen van het Nationaal Versterkingsplan van Microchip-talent (ook bekend als de ‘Beethoven’-middelen). De middelen worden verdeeld over vier regio’s en zijn bedoeld voor het vergroten van het aanbod van technisch talent voor de microchipindustrie. De middelen zullen worden ingezet om extra opleidingsactiviteiten vorm te geven binnen de onderwijssectoren MBO, HBO en WO, en voor activiteiten op het gebied van leven lang ontwikkelen. Voor de zomer heeft de minister van Economische Zaken uw Kamer over deze middelen geïnformeerd5. De vier betrokken regio’s hebben inmiddels bijgestelde plannen ingediend bij de speciaal gezant, Hans de Jong. De uitgaven van deze middelen kennen een eigen dynamiek en zijn afhankelijk van de ingediende plannen. Er is een sterke verbinding met de doelstellingen en activiteiten van het Actieplan Groene en Digitale Banen en waar mogelijk zal synergie gezocht worden met het Actieplan. De minister van Economische Zaken verwacht uw Kamer voor het einde van het jaar over het Nationaal Versterkingsplan van Microchip-talent te informeren.
Het Actieplan Groene en Digitale Banen bevat maatregelen om de krapte op de arbeidsmarkt in sectoren die belangrijk zijn voor de klimaat- en digitale transitie aan te pakken, met onder andere als doel één miljoen digitale professionals. Voor een volledig overzicht van budgetten, subsidies en verwachte uitgaven verwijs ik u naar de bijlage6 en de voortgangsrapportage7 van dit actieplan. Ter indicatie licht ik enkele punten uit:
Voor de bèta-technische arbeidsmarkt heeft het Nationaal Groeifonds (NGF) € 210 mln. toegekend voor het opschalen van 15 coalities van publiek-private samenwerkingen gericht op de klimaat- en digitale transitie8.
De Human Capital Agenda ICT ontvangt € 5 mln. euro subsidie voor de periode 2024-2027 om de samenwerking tussen onderwijs, bedrijfsleven en overheid te versterken, specifiek om de tekorten aan ICT-professionals op de arbeidsmarkt aan te pakken.
Via het NGF-voorstel ‘investeren in het talent van de toekomst’ (Techkwadraat) is ruim € 350 mln. euro toegekend om technologieonderwijs voor elk kind toegankelijk te maken9.
Via het Regionaal Investeringsfonds MBO is € 120 mln. beschikbaar gesteld om de samenwerking tussen scholen, de publieke sector en het bedrijfsleven te stimuleren.
Via de SLIM-regeling wordt bijscholing van werknemers gestimuleerd, hiervoor wordt € 86,7 mln. beschikbaar gesteld.
59.
Welke juridische ruimte hebben lidstaten om met nationale wetgeving voor leeftijdsverificatiesystemen te komen?
Antwoord:
Om de vraag te kunnen beantwoorden in hoeverre er juridische ruimte bestaat voor het invoeren van nationale wetgeving voor leeftijdsverificatiesystemen, dient er gekeken te worden naar het Europese juridisch kader. Hierbij dient gekeken te worden naar bijvoorbeeld de Dienstenrichtlijn (Richtlijn 2006/123/EG en de e-Commerce richtlijn. Op grond van deze regelgeving mogen lidstaten geen onnodige of disproportionele beperkingen opleggen aan buitenlandse dienstverleners. Voor digitale diensten van de informatiesamenleving die onder de reikwijdte van de Digtal Services Act (DSA) vallen, geldt dat er een maximum harmoniserende werking van de DSA uitgaat. Dit betekent dat lidstaten geen strengere of afwijkende nationale regels mogen invoeren op de onderwerpen waar de DSA in voorziet.
Ook dient leeftijdsverificatie in overeenstemming te zijn met grondrechten zoals het recht op gegevensbescherming zoals dit in de AVG wordt beschermd.
60.
Klopt het dat de Franse senaat in juni 2024 nieuwe wetgeving heeft goedgekeurd dat van socialemediaplatforms als TikTok en Instagram vraagt om verplichte leeftijdsverificatiesystemen te implementeren en om ouderlijke toestemming te expliciteren voor gebruikers van vijftien jaar en jonger? Zijn er voor het kabinet Europeesrechtelijke bezwaren om ook met dergelijke wetgeving te komen?
Antwoord:
Het is mij niet bekend dat er in 2024 nieuwe wetgeving is aangenomen; wel ben ik bekend met de wet die de Franse senaat op 7 juli 2023 heeft aangenomen waarin de digitale meerderjarigheid voor het aanmaken van een account op sociale mediaplatforms wordt vastgesteld op 15 jaar. Dit houdt in dat sociale mediaplatforms kinderen jonger dan 15 jaar, die geen toestemming hebben van hun ouders of verzorgers, toegang moeten weigeren tot hun platform. Dit houdt ook een verplichting in voor sociale mediaplatforms om de leeftijd van hun gebruikers te verifiëren.
Om de leeftijd van eindgebruikers en de autorisatie van een van de houders van het ouderlijk gezag te verifiëren, moeten aanbieders van online sociale netwerkdiensten technische oplossingen gebruiken die voldoen aan een raamwerk dat is ontwikkeld door de regelgevende instantie voor audiovisuele en digitale communicatie, na overleg met de Franse Nationale Commissie voor Informatietechnologie en Vrijheden.10 Hoe dit wordt vormgegeven in de praktijk is nog niet duidelijk.
Het decreet dat dit raamwerk zal bevatten en nodig is om deze Franse wet volledig in werking te laten treden, is echter nog niet uitgevaardigd.
Op dit moment werkt de Europese Commissie samen met lidstaten, waaronder Nederland, en AVG- en DSA-toezichthouders aan een kader dat moet helpen technische tools te ontwikkelen waarmee leeftijdsverificatie kan plaatsvinden binnen de Europees wettelijke kaders. Het is belangrijk dat leeftijdsverificatie op een veilige en privacyvriendelijke manier gebeurt. Hiervoor dienen eerst duidelijke breed gedragen Europese kaders te worden opgesteld. Het kabinet houdt deze ontwikkelingen en de ontwikkelingen in andere landen hieromtrent scherp in de gaten en zullen u conform de toezegging van 8 oktober jl. over de uitkomsten hiervan informeren.
61.
Klopt het dat uit onderzoek van het Keurmerk Verantwoorde Affiliates (KVA) blijkt dat minderjarigen in Nederland zeer eenvoudig online kunnen gokken bij illegale aanbieders? Welke acties onderneemt het kabinet hier momenteel op?
Antwoord:
Illegale aanbieders zien zich niet genoodzaakt om zich te houden aan de wet- en regelgeving. Dit betekent dat zij doorgaans ook geen leeftijdsverificatie toepassen of zich houden aan het verbod om geen reclame te maken gericht op minderjarigen. Op het internet zijn illegale online aanbieders makkelijk vindbaar en is reclame van illegale aanbieders lastig te verwijderen. Een van de prioriteiten van de Kansspelautoriteit (Ksa) is daarom handhaving van het illegale aanbod en reclame. Daarbij kan de Ksa dienstverleners van bijvoorbeeld betaaldiensten die doorverwijzen naar illegaal aanbod aanwijzingen geven.
De Ksa heeft hiertoe verschillende bevoegdheden. Zo kan zij preventief handhaven door een mogelijke overtreder te informeren, maar ook handhaven door middel van een formele waarschuwing, last onder dwangsom of bestuurlijke boete. Ook kan de Ksa een bindende aanwijzing opleggen aan een dienstverlener van de illegale aanbieder, bijvoorbeeld de provider of het mediabedrijf op grond van artikel 34n Wet op de kansspelen (Wok). De Ksa werkt daarnaast samen met internetplatforms om (advertenties voor) illegale aanbieders direct van deze platforms te kunnen halen, wanneer illegaal aanbod wordt geconstateerd. Op grond van artikel 34m Wok werkt de Ksa daarin samen met de instanties die in andere staten zijn belast met het toezicht op naleving van de kansspelregelgeving. Momenteel kijkt de Staatssecretaris Rechtsbescherming in samenwerking met de Ksa of haar huidige bevoegdheden om illegaal aanbod te bestrijden voldoende toereikend zijn en naar verdere kansen om illegaal aanbod aan te pakken.
62.
Hoe scoort de Rijksoverheid op klanttevredenheid op het vlak van haar digitale basisdienstverlening aan inwoners? Waar is deze informatie terug te vinden?
Antwoord:
In 2022 is het onderzoek ‘Ervaren kwaliteit overheidsdienstverlening door burgers en ondernemers’ vanuit de Staat van de Uitvoering voor de 3e maal uitgevoerd. In dit panelonderzoek worden burgers en ondernemers bevraagd naar hun tevredenheid over overheidsdienstverlening, aan de hand van vaak voorkomende (levens)gebeurtenissen waar mensen afhankelijk zijn van overheidsdienstverlening of contact moeten hebben met de overheid. In 2019 en 2020 is dit onderzoek ook al uitgevoerd. In 2025 starten de voorbereidingen voor de volgende editie van dit panelonderzoek.
In het onderzoek wordt specifiek aandacht besteed aan digitalisering en contact met de overheid. Daaruit blijkt dat burgers en ondernemers over het geheel genomen tevreden zijn over de digitalisering. Tegelijkertijd blijkt de acceptatie van digitalisering van de overheid ten opzichte van de meting uit 2020 wel gedaald te zijn. Bij de stelling ‘ik vind het goed dat de overheid steeds meer digitaal doet’ is het percentage ‘mee eens’ gedaald ten opzichte van het vorige onderzoek. Mensen geven daarbij vooral aan dat de overheid te weinig inzet op persoonlijk contact via telefoon of balie.
Vanuit mijn departement wordt samen met de publieke dienstverleners dan ook hard gewerkt aan het traject ‘inrichten overheidsbrede loketten. Vanuit het ‘geen verkeerde, altijd de juiste deur’-principe werken we aan overheidsbrede toegang tot publieke dienstverlening. Het zou niet moeten uitmaken bij welke instantie of organisatie iemand aanklopt, de overheid werkt collectief aan de oplossing vanuit de beleving van mensen, ongeacht hoe de overheid zelf is georganiseerd.
De resultaten van het panelonderzoek zijn te vinden op de website van Staat van de Uitvoering11.
63.
Is er een supradepartementale visie over hoe de overheid het digitale regievraagstuk steviger naar zich toe kan trekken?
Antwoord:
Ik zie het als mijn opdracht om ervoor te zorgen dat de overheid goed kan sturen op digitalisering. Dit doen we binnen het kabinet vanuit onze eigen verantwoordelijkheden. Ik ben als coördinerend staatssecretaris vanuit BZK verantwoordelijk voor digitalisering en de digitale overheid, de minister van EZ voor digitale economie en de minister van JenV voor digitale veiligheid. Vervolgens moeten we met onze medeoverheden als één overheid naar buiten treden, op die manier verstevigen we onze regie.
Zoals ik in de Beleidsagenda heb aangegeven, is verdere standaardisering en een sterke organisatie nodig om effectief te opereren als één overheid. Dit vraagt onder meer om een stevigere coördinerende rol van BZK. Daartoe zijn in 2024 stappen gezet om het CIO Stelsel te versterken. In 2025 wordt deze versterking geïmplementeerd en wordt ook breder dan het Rijk geïnventariseerd wat aanvullend nodig is.
Dit vraagstuk neem ik daarom mee bij de ontwikkeling van de Nederlandse Digitaliseringsstrategie (NDS), die in samenwerking met medeoverheden tot stand komt. Een belangrijk uitgangspunt van de NDS is om als één overheid samen te werken op een aantal prioritaire, dwarsdoorsnijdende digitaliseringsthema’s. Momenteel voer ik samen met overheden, kennisinstellingen, publieke, private en maatschappelijke partijen het gesprek over welke thema’s dit moeten zijn en hoe we de digitale uitdagingen het beste gezamenlijk kunnen aanpakken. Ik verwacht de NDS in het voorjaar van 2025 te publiceren en met uw Kamer te delen
Handleiding Herziene Wet hergebruik van overheidsinformatie | Instructie | Open Overheid (open-overheid.nl)↩︎
Meerjarenplan Openbaarheid en Informatiehuishouding Rijksoverheid | Rapport | Rijksoverheid.nl↩︎
Mijlpalenplanning Meerjarenplan Openbaarheid en Informatiehuishouding Rijksoverheid | Rapport | Rijksoverheid.nl↩︎
Kerndepartementen en hun uitvoeringsorganisaties, Hoge Colleges van Staat, Sui-Generis organisaties en één ZBO↩︎
Kamerstukken 29 338, nr. 276↩︎
Kamerstukken 29 544, nr. 1173↩︎
Kamerstukken 29 544, nr. 1229↩︎
Van het totale bedrag is € 152,4 mln. definitief toegekend en € 57,6 mln. voorwaardelijk↩︎
Van het totale bedrag is € 145,8 mln. definitief toegekend en € 205,8 mln. voorwaardelijk↩︎
Artikel 4 van LOI n° 2023-566 du 7 juillet 2023 visant à instaurer une majorité numérique et à lutter contre la haine en ligne (1). Légifrance (legifrance.gouv.fr). 17 oktober 2024.↩︎
Ervaren kwaliteit overheidsdienstverlening door burgers en ondernemers (1) - Staat van de Uitvoering↩︎