Amendement van de leden Maatoug en Stultiens over verhoging van het minimale bezitspercentage om gebruik te mogen maken van de deelnemingsvrijstelling in de vpb naar 10%
Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025)
Amendement
Nummer: 2024D43105, datum: 2024-11-11, bijgewerkt: 2024-11-15 12:42, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36602-69).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S. Maatoug, Tweede Kamerlid (Ooit GroenLinks-PvdA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: L.C.J. Stultiens, Tweede Kamerlid (GroenLinks-PvdA)
Onderdeel van kamerstukdossier 36602 -69 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025).
Onderdeel van zaak 2024Z17991:
- Indiener: S. Maatoug, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: L.C.J. Stultiens, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
- 2024-11-14 18:30: STEMMINGEN over het Pakket Belastingplan 2025 en de wijziging van de Wet op de huurtoeslag (vereenvoudiging van de huurtoeslag (36 311)) en eventueel over moties ingediend bij de onder voorbehoud geagendeerde tweeminutendebatten inzake de Raad Buitenlandse Zaken en de Landbouw- en Visserijraad (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
36 602 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025)
Nr. 69 AMENDEMENT VAN DE LEDEN MAATOUG EN STULTIENS
Ontvangen 11 november 2024
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel XV wordt na onderdeel G een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ga
In artikel 13, tweede lid, onderdelen a, b, d en e, derde lid, en zestiende lid, wordt «5%» vervangen door «10%».
Toelichting
Dit amendement verhoogt het minimale bezitspercentage om gebruik te mogen maken van de deelnemingsvrijstelling in de vennootschapsbelasting van 5% naar 10%. Het doel daarvan is voorkomen dat over beleggingsinkomen geen vennootschapsbelasting en/of dividendbelasting hoeft te worden betaald. Ook maakt het verhogen van het minimale bezitspercentage moeder-dochterconstructies, waarbij complexe bedrijfsstructuren worden gebruikt om de vennootschaps- of dividendbelasting te ontwijken, minder aantrekkelijk.
Het voorgestelde percentage sluit aan bij wat internationaal gebruikelijk is. Onder andere Australië, België, Finland, Luxemburg en Oostenrijk hanteren hetzelfde percentage. Daarnaast is de in OESO-verband afgesproken minimumbelasting voor multinationals gebaseerd op hetzelfde percentage; het voorgestelde amendement neemt daarmee een mismatch tussen de minimumbelasting en de Nederlandse vennootschapsbelasting weg. Tenslotte schrijft ook de Europese Moeder-dochterrichtlijn, die ziet op grensoverschrijdende dividenden in de EU, een tegemoetkoming zoals een deelnemingsvrijstelling pas voor vanaf een deelnemingspercentage van 10%.
Dit amendement wijzigt de deelnemingsvrijstelling van artikel 13 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969). Op grond van de deelnemingsvrijstelling in de vennootschapsbelasting zijn de voordelen uit hoofde van een binnenlandse of buitenlandse deelneming onder voorwaarden vrijgesteld. Daarbij wordt een bepaald bezitspercentage, thans 5%, gehanteerd om te bepalen of al dan niet sprake is van een deelneming. Dit amendement regelt dat het vereiste bezitspercentage voor het kwalificeren als deelneming in de zin van artikel 13, tweede lid, Wet Vpb 1969 wordt verhoogd van 5% naar 10%. In samenhang met het aanpassen van het bezitspercentage in de definitie van een deelneming wordt door middel van dit amendement ook het percentage voor de toepassing van en de aflopende deelneming in artikel 13, zestiende lid, Wet Vpb 1969 aangepast. De voorgestelde aanpassing van het bezitspercentage voor de deelnemingsvrijstelling werkt door naar de inhoudingsvrijstelling van de Wet op de dividendbelasting 1965.
Budgettaire gevolgen
Het verhogen van het bezitspercentage van 5% in de deelnemingsvrijstelling en de inhoudingsvrijststelling naar 10% leidt tot een budgettaire opbrengst. Deze opbrengst is afhankelijk van de gedragsreactie van bedrijven. Als gevolg van de maatregel zal naar verwachting een aanzienlijk deel van de bedrijven die een 5% tot 10%-belang in andere bedrijven bezitten het belang vergroten tot meer dan 10%, het belang verkopen, of herstructureren en het belang samen met belangen van anderen bundelen via een tussenhoudster. Een ander aanzienlijk deel van de bedrijven, waaronder beleggers in beursgenoteerde aandelen zoals beleggingsfondsen, vermogende particulieren en verzekeringsmaatschappijen, zullen naar verwachting accepteren dat over hun beleggingsinkomen regulier vennootschapsbelasting wordt geheven. De opbrengst zal, rekening houdend met deze gedragsreacties, naar schatting uiteindelijk € 283 miljoen per jaar bedragen. Het deel van de opbrengst dat ziet op de vennootschapsbelasting is pas na 15 jaar gerealiseerd, omdat bedrijven een compartimenteringsreserve kunnen vormen. Hierdoor zijn voordelen die na de sfeerovergang (als gevolg van de wetswijziging) worden genoten onbelast voor zover deze voordelen toerekenbaar zijn aan de periode vóór de sfeerovergang.
Verhogen bezitseis deelnemingsvrijstelling naar 10% | 18 | 36 | 54 | 72 | 270 |
Verhogen bezitseis inhoudingsvrijstelling dividendbelasting naar 10% | 13 | 13 | 13 | 13 | 13 |
Uitvoeringsgevolgen
Alle deelnemingen tussen 5% en 10% moeten worden gewaardeerd voor de bepaling van de compartimenteringsreserve. Omdat dit om ten minste 15.000 deelnemingen gaat heeft dit gevolgen voor de handhaving. Niet alleen voordelen zullen belast zijn, maar ook eventuele verliezen zullen aftrekbaar zijn. Herstructureringen om de effecten van deze maatregel te ontlopen, zullen door de Belastingdienst moeten worden beoordeeld. De verwachting is dat in meer gevallen beleggingsinkomen regulier zal worden belast in de vennootschapsbelasting en niet langer kan profiteren van de deelnemingsvrijstelling.
Andere regelingen in de vennootschapsbelasting behoeven geen aanpassing als gevolg van deze voorgestelde wijziging omdat die slechts een aanscherping van een toepassingsvoorwaarde van de deelnemingsvrijstelling inhoudt.
Maatoug
Stultiens