Amendement van de leden Maatoug en Stultiens over het afschaffen van fossiele subsidies
Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025)
Amendement
Nummer: 2024D43106, datum: 2024-11-11, bijgewerkt: 2024-11-11 14:42, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S. Maatoug, Tweede Kamerlid (GroenLinks-PvdA)
- Mede ondertekenaar: L.C.J. Stultiens, Tweede Kamerlid (GroenLinks-PvdA)
Onderdeel van kamerstukdossier 36602 -70 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025).
Onderdeel van zaak 2024Z17992:
- Indiener: S. Maatoug, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: L.C.J. Stultiens, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL | 2 | |
Vergaderjaar 2024-2025 | ||
36 602 | Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025) | |
Nr. 70 | AMENDEMENT VAN de leden Maatoug en stultiens | |
Ontvangen 11 november 2024 | ||
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor: |
I
In artikel XXIX worden na de aanhef twee onderdelen ingevoegd, luidende:
0A
Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot het tweede tot en met vierde lid.
2. In het derde lid (nieuw) wordt “bedoeld in het eerste tot en met derde lid” vervangen door “bedoeld in het eerste en tweede lid”.
1A
In artikel 45, eerste lid, wordt “op een in artikel 44, eerste tot en met derde lid, bedoelde wijze” vervangen door “op een wijze als bedoeld in artikel 44, eerste of tweede lid”.
II
Artikel XXIX, onderdeel Aa, komt te luiden:
Aa
Artikel 60 vervalt.
III
In artikel XXIX worden na onderdeel Aa twee onderdelen ingevoegd, luidende:
Ab
In artikel 61 vervalt “artikel 60, eerste en derde lid,”.
Ac
In artikel 62 vervalt “en artikel 60, eerste lid,”.
IV
Aan artikel XXIX worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
C
Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde en vijfde lid vervallen, onder vernummering van het zesde tot en met achtste lid tot het vierde tot en met zesde lid.
2. In het vierde lid (nieuw) vervalt “aardgas dat wordt gebruikt anders dan als brandstof dan wel”.
3. In het vijfde lid (nieuw) wordt “het eerste, tweede, vierde, vijfde en zesde lid” vervangen door “het eerste, tweede en vierde lid”.
D
Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid vervalt “en vierde lid, eerste volzin, eerste aandachtsstreepje,”.
2. In het derde lid wordt “vierde lid, eerste volzin, tweede aandachtsstreepje, vijfde en zesde lid,” vervangen door “en vierde lid,”.
V
Artikel XXXII, onderdeel B, komt te luiden:
B
Hoofdstuk V, afdeling 5, vervalt.
VI
Artikel XXXII, onderdeel C, komt te luiden:
C
Artikel 45, eerste lid, vervalt, onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot het eerste tot en met derde lid.
VII
Aan artikel XXXII wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
F
Artikel 91 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt “45, eerste en tweede lid” vervangen door “45, eerste lid”.
2. In het vierde lid, onderdeel a, wordt “artikel 45, derde lid” vervangen door “artikel 45, tweede lid”.
VIII
Na artikel XLII wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL XLII0A
In de Wet fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw vervallen artikel II, onderdeel A, artikel III, onderdeel A, artikel IV, onderdeel A, artikel V, onderdeel A, artikel VI, onderdeel A, artikel VIA, artikel VIB, artikel VIC, artikel VID en artikel VIE.
IX
Na artikel XLIIA wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL XLIIB
De Wet op de accijns wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2, negende lid, wordt “in een accijnsgoederenplaats” vervangen door “in dezelfde accijnsgoederenplaats als waarin de eerstgenoemde minerale oliën zijn geproduceerd of verwerkt”.
B
Artikel 69a vervalt.
Toelichting
Dit amendement schaft per 1 januari enkele fossiele subsidies in het Nederlandse belastingstelsel af. Fossiele subsidies zijn vrijstellingen, belastingteruggaven en lagere tarieven waarmee het gebruik van fossiele brandstoffen wordt gestimuleerd. De fossiele industrie heeft hierdoor een concurrentievoordeel ten opzichte van duurzamere bedrijven. Dat is ongewenst, met name in sectoren waarvan de overheid verlangt dat zij op korte termijn gaan verduurzamen.
Veel fossiele subsidies kunnen alleen in internationale context worden afgeschaft. Het is dan ook van belang dat het kabinet zich hier zo snel mogelijk internationaal voor gaat inzetten. Dit amendement gaat over de fossiele subsidies die op relatief korte termijn nationaal kunnen worden afgeschaft.
Het gaat daarbij om de volgende regelingen:
vrijstellingen energiebelasting voor energie-intensieve processen (metallurgische en mineralogische procedés, chemische reductie en elektrolytische processen);
inputvrijstelling kolenbelasting;
verlaagd energiebelastingtarief glastuinbouw;
vrijstelling energiebelasting non-energetisch gebruik van aardgas; en
vrijstelling in brandstofaccijns voor elektriciteitsopwekking.
Bij al deze regelingen gaat het om vrijstellingen of verlagingen van verschillende onderdelen van de energiebelasting. Voor de glastuinbouwsector bestaan aparte tarieven in de energiebelasting op gas, voor het gebruik van olie en kolen bestaan vrijstellingen in respectievelijk de accijns en de kolenbelasting wanneer deze gebruikt worden voor het opwekken van elektriciteit, en het non-energetisch gebruik van aardgas en het gebruik van energie voor metallurgische en mineralogische procedés, chemische reductie en elektrolytische processen zijn volledig vrijgesteld van de energiebelasting. Dit amendement regelt dat al deze subsidies per 1 januari 2025 vervallen.
Daarnaast beperkt dit amendement de raffinaderijvrijstelling in de Wet op de accijns (WA). Ingevolge de EU-Richtlijn energiebelastingen is het volledig afschaffen hiervan niet mogelijk. De inperking houdt daarom slechts in dat de vrijstelling niet langer geldt voor het verbruik van minerale oliën die extern worden ingekocht en vervolgens direct energetisch in het proces worden ingezet.
Budgettaire gevolgen
De totale structurele opbrengst van dit amendement bedraagt naar verwachting € 300 miljoen. Een deel van de maatregelen heeft geen structurele opbrengst omdat deze regelingen sowieso afgebouwd worden in de komende jaren; dit amendement haalt de volledige afschaffing daarvan naar voren. De totale opbrengst is daarom op korte termijn hoger dan structureel (in 2025 € 466 miljoen).
Vrijstellingen energie-intensieve processen
De budgettaire omvang van de vrijstelling voor energie-intensieve processen wordt in 2025 geschat op € 222 miljoen. Inclusief gedragseffect is de opbrengst van de afschaffing van deze vrijstelling per 1 januari 2025 € 174 miljoen.
Afschaffen inputvrijstelling kolen
Afschaffing van de inputvrijstelling voor elektriciteitsopwekking per 1 januari 2025 levert een budgettaire opbrengst op van € 36 miljoen. Vanwege de sluiting van de kolencentrales in 2030 is de structurele opbrengst € 0.
Afschaffen verlaagd tarief glastuinbouw
De budgettaire omvang van het verlaagd tarief glastuinbouw is in 2025 € 135 miljoen. Inclusief gedragseffecten is de opbrengst van de afschaffing van het verlaagd tarief glastuinbouw € 132 miljoen. Dit is een aflopende reeks tot 2035 wanneer ook in het basispad het verlaagd tarief afgeschaft is.
Vrijstelling non-energetisch gebruik van aardgas
De budgettaire omvang van de vrijstelling voor non-energetisch gebruik voor aardgas is in 2025 € 116 miljoen. Inclusief gedragseffect is de opbrengst van afschaffing van deze vrijstelling € 92 miljoen.
Raffinaderijvrijstelling
Het budgettaire belang van het aanscherpen van de raffinaderijvrijstelling in de accijns is niet goed te ramen. De totale omvang van de raffinaderijvrijstelling voor de accijns wordt geschat op € 282 miljoen in 2025 zonder gedragseffecten op basis van cijfers van het CBS. De maatregel bestaat uit het gedeeltelijk afschaffen van de vrijstelling. De raffinaderijvrijstelling zal enkel niet langer gelden voor het verbruik van minerale oliën die extern worden ingekocht en vervolgens direct energetisch in het proces worden ingezet. Er zijn geen cijfers over de omvang van dit deel. Daarom is het niet mogelijk de opbrengst van het gedeeltelijk aanscherpen van de raffinaderijvrijstelling te berekenen. Naar verwachting is het aanscherpen een klein deel van de totale € 282 miljoen.
Vrijstelling in brandstofaccijns voor elektriciteitsopwekking
De budgettaire omvang van de vrijstelling in de brandstofaccijns voor elektriciteitsopwekking is in 2025 €40 miljoen. Inclusief gedragseffect is de opbrengst van afschaffing van deze vrijstelling € 32 miljoen.
Opbrengst prijzen 2024
2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | Struc. | Struc in | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Vrijstellingen energie-intensieve processen | 174 | 168 | 168 | 168 | 172 | 175 | 175 | 2030 |
Afschaffen inputvrijstelling kolen | 36 | 29 | 23 | 16 | 9 | 0 | 0 | 2030 |
Afschaffen verlaagd tarief glastuinbouw | 132 | 123 | 121 | 108 | 95 | 78 | 0 | 2035 |
Vrijstelling non-energetisch gebruik van aardgas | 92 | 88 | 88 | 88 | 91 | 93 | 93 | 2030 |
Aanscherpen raffinaderijvrijstelling | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | - |
Afschaffen vrijstelling in brandstofaccijns voor elektriciteitsopwekking | 32 | 32 | 32 | 32 | 32 | 32 | 32 | 2025 |
Uitvoeringsgevolgen
Dit amendement vereenvoudigt de heffing van de energiebelasting voor zowel de Belastingdienst en de Douane als energieleveranciers. Het afschaffen van de inputvrijstelling voor kolen zou kunnen leiden tot bezwaarprocedures, en het beperken van de raffinaderijvrijstelling vergt extra toezicht op of van buiten komende minerale oliën die in het productieproces worden ingezet niet in de vrijstelling worden betrokken. Per saldo leiden de wijzigingen tot een vereenvoudiging in het toezicht voor de Belastingdienst en Douane.
Toelichting - Onderdeelsgewijs
Onderdelen I, IV, V en VI
De inputvrijstelling voor de kolenbelasting is geregeld in artikel 44, tweede lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm), geformuleerd als een vrijstelling voor uitslag en invoer van kolen die worden gebruikt als brandstof voor het opwekken van elektriciteit. Het amendement laat het tweede lid vervallen met ingang van 1 januari 2025 alsmede de teruggaveregeling voor het vrijgestelde kolengebruik in artikel 45, eerste lid, Wbm (onderdeel I). In het wetsvoorstel is reeds opgenomen het voorstel om de vrijstellingen voor non-energetisch en duaal verbruik van kolen met ingang van 1 januari 2027 te laten vervallen (artikel XXXII, onderdelen A tot en met C). De betreffende wijzigingen worden in het amendement aangepast zodat deze ermee rekening houden dat het voorstel ook bevat het laten vervallen van de inputvrijstelling met ingang van 1 januari 2025 als onderhavig amendement wordt aangenomen (onderdelen IV, V en VI).
Onderdelen II en VII
Artikel 60 Wbm bevat het verlaagd tarief voor aardgas dat wordt gebruikt in de (glas)tuinbouw voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten. Dit verlaagde tarief wordt op grond van de Wet fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw vanaf 1 januari 2025 geleidelijk afgebouwd tot het met ingang van 1 januari 2035 volledig komt te vervallen. Dit amendement regelt dat het verlaagd tarief reeds met ingang van 1 januari 2025 komt te vervallen (onderdeel II, zie het voorgestelde onderdeel Aa). Daarmee wordt dit aardgas vanaf genoemde datum belast tegen het reguliere tarief van de energiebelasting in artikel 59, eerste lid, onderdeel a, Wbm. In samenhang met het vervallen van het verlaagd tarief vervallen met ingang van 1 januari 2025 de verwijzingen naar artikel 60 Wbm in de artikelen 61, 62 en 90 Wbm (onderdeel II, zie de voorgestelde onderdelen Ab en Ac). Voorts voorziet het amendement in het laten vervallen van wijzigingen in artikel 60 Wbm die zijn opgenomen in de Wet fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw in de jaren 2026 tot en met 2035 (onderdeel VII, zie het voorgestelde artikel XLIIA).
De raffinaderijvrijstelling voor minerale oliën is geregeld in artikel 2, negende lid, WA. Ingevolge de EU-Richtlijn energiebelastingen is het volledig afschaffen hiervan niet mogelijk. In dit licht regelt het amendement dat het verbruik van minerale oliën voor het produceren van minerale oliën alleen dan niet wordt gezien als een uitslag tot verbruik – het belastbare feit voor de heffing van accijns – in het geval dat minerale oliën in dezelfde accijnsgoederenplaats waar zij zijn geproduceerd worden gebruikt voor het produceren van andere minerale oliën (onderdeel VII, zie het voorgestelde artikel XLIIB, onderdeel A). Op deze manier wordt de vrijstelling aangescherpt. De regeling zal namelijk niet langer gelden voor het verbruik van minerale oliën die niet zijn geproduceerd binnen een dergelijk bedrijf, de accijnsgoederenplaats.
In artikel 69a WA is de teruggaveregeling voor gebruik van minerale oliën bij elektriciteitsopwekking geregeld. Het amendement regelt dat dit artikel komt te vervallen (onderdeel VII, zie het voorgestelde artikel XLIIB, onderdeel B).
Onderdeel III
Artikel 64, derde en vierde lid, Wbm bevat de mineralogische en metallurgische vrijstellingen alsmede de vrijstellingen voor chemische reductie en elektrolytische procedés. Ingevolge artikel I, onderdeel E, van de Wet fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw worden voornoemde leden met ingang van 1 januari 2025 vernummerd tot vierde respectievelijk vijfde lid. Dit amendement regelt dat deze vrijstellingen komen te vervallen per 1 januari 2025 (onderdeel III, zie het voorgestelde onderdeel C, onder 1). In artikel 70, tweede en derde lid, Wbm zijn de corresponderende teruggaveregelingen voor deze vrijstellingen opgenomen. Dit amendement regelt dat ook die teruggaveregelingen komen te vervallen per 1 januari 2025 (onderdeel III, zie het voorgestelde onderdeel D).
Artikel 64, vijfde lid, Wbm bevat onder meer de vrijstelling voor non-energetisch gebruik van aardgas waar het wordt gebruikt voor andere doeleinden dan als brandstof. Ingevolge artikel I, onderdeel E, van de Wet fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw wordt voornoemd artikellid met ingang van 1 januari 2025 vernummerd tot zesde lid. Dit amendement regelt dat deze vrijstelling komt te vervallen per 1 januari 2025 (onderdeel III, zie het voorgestelde onderdeel C, onder 2). In artikel 70, derde lid, Wbm is de corresponderende teruggaveregeling voor deze vrijstelling opgenomen. Dit amendement regelt dat ook die teruggaveregeling komt te vervallen per 1 januari 2025 (onderdeel III, zie het voorgestelde onderdeel D)
Maatoug
Stultiens