Vragenuur (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2024D43587, datum: 2024-11-12, bijgewerkt: 2024-11-13 09:12, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2024-11-12 14:00: Vragenuur (Vragenuur), TK
Preview document (š origineel)
Vragenuur
Vragenuur
Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig
artikel 12.3 van het Reglement van Orde.
Vragen Krul
Vragen van het lid Krul aan de minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid, viceminister-president over het
bericht "Gemeenten: Problemen met arbeidsmigranten nemen alleen maar
toe".
De voorzitter:
Aan de orde is het mondelinge vragenuur. Als eerste zal het lid Krul
vragen gaan stellen aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
over het bericht "Gemeenten: Problemen met arbeidsmigranten nemen alleen
maar toe". Ik heet de minister van harte welkom. Dat geldt ook voor de
leden, de mensen hier op de publieke tribune en iedereen die op afstand
dit debat volgt. Het woord is aan de heer Krul.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter. In een verantwoordelijke samenleving nemen ondernemers en
uitzendbureaus samen met de overheid verantwoordelijkheid voor de
problemen met arbeidsmigranten. Er zijn wel goede voorbeelden, maar de
pijnlijke waarheid is dat dit onvoldoende gebeurt. Mensen die gedwongen
in een verlaten casino slapen in Venlo, enclaves onder viaducten,
groepen die rondom stations wonen: het is eigenlijk onmenselijk, maar
wel de keiharde realiteit in Nederland. De mensen die wij hier vragen om
arbeid te verrichten, worden als een stuk vuil bij het vuilnis gezet,
ondanks rapporten zoals het rapport-Roemer, dat alweer vier jaar oud is.
Wat heeft de minister gedaan om de gemeenten te helpen met problemen met
arbeidsmigranten?
De voorzitter:
Het woord is aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Minister Van Hijum:
Dank u wel, voorzitter. Dank ook voor de gelegenheid om bij dit
belangrijke onderwerp te blijven stilstaan met elkaar. De heer Krul
wijst er denk ik terecht op dat de omstandigheden waaronder
arbeidsmigranten in dit land soms werk moeten doen, maar ook worden
gehuisvest, bijzonder slecht en zelfs inhumaan zijn. Het is ā dat kan de
heer Krul ook weten ā echt een grote ambitie van dit kabinet en ook van
mij persoonlijk om daar ook iets aan te doen, om grip te krijgen op
migratie, om de verdienmodellen die ten grondslag liggen aan deze
uitbuiting en deze misstanden aan te pakken, maar ook om een bredere en
structurele discussie te voeren, ook met uw Kamer, over hoe de economie
en de arbeidsmarkt van morgen eruitzien. Ik heb eerder toegezegd ā dat
doe ik ook deze week nog gestand ā dat ik u in een brief nader zou
informeren over de beleidsambities van dit kabinet en de uitwerking
daarvan, mede naar aanleiding van de aanbevelingen van de
commissie-Roemer, die hierover een aantal behartigenswaardige adviezen
en aanbevelingen heeft uitgebracht. Die brief ontvangt u deze week. Ik
zie ernaar uit om de discussie met uw Kamer over die ambities en over de
uitwerking daarvan in volle omvang voort te zetten.
De heer Krul (CDA):
Ik vind het fijn dat de minister een beeld schetst over de toekomst en
hoe hij als het ware een bronaanpak gaat uitvoeren, maar ik vraag hem
nogmaals wat hij vandaag kan betekenen voor gemeenten, zoals Venlo, waar
arbeidsmigranten onder inhumane omstandigheden verblijven in een
verlaten casino. Wat kan hij vandaag voor hen betekenen?
Minister Van Hijum:
De samenwerking met gemeenten is voor mij een belangrijk uitgangspunt in
die aanpak; laat ik dat toevoegen. Gemeenten mogen erop rekenen dat dit
kabinet en ook ik als minister naast hen staan in de aanpak van
problemen. Wij zullen in de brief concreet ingaan op hoe we dat doen.
Dat gaat over zaken als registratie van mensen. We moeten zicht krijgen
op de vraag waar de mensen zitten en over wie het gaat. Dat is een punt
dat al vaak met deze Kamer besproken is. Het gaat over de opvang van
daklozen. De heer Krul weet dat er in 2025 nog middelen beschikbaar zijn
voor de pilot opvang. Daar gaan we ook mee door. We zullen ook met
gemeenten kijken wat de effectieve aanpak is om mensen niet alleen op te
vangen, maar ook te laten terugkeren naar werk, of, als dat niet kan, om
hen te laten terugkeren naar het land van herkomst. De eerste uitkomsten
van die pilot lijken toch behoorlijk positief.
Het laatste voorbeeld dat ik noem is dat wij gemeenten ook echt zullen
helpen bij kritischer worden over welke bedrijven, en daarmee ook welke
arbeidsmigranten, zij nog in hun gemeente willen toelaten. Er is een
nadrukkelijke vraag van gemeenten om meer ruimte te krijgen in een
afwegingskader waarover zij willen kunnen beschikken en ook over de
huisvestingsvragen die daarbij horen. Ik kan ze nu alleen oppervlakkig
aanraken, maar ik kan u echt verzekeren dat hier nog meer achter zit.
Ook dat debat ga ik graag met de Kamer aan.
De heer Krul (CDA):
Ondanks de inzet die de minister wil plegen voor gemeentes, is de
realiteit dat zo'n 70% van de gemeentes aangeeft behoorlijk veel of zeer
veel problemen te ervaren met arbeidsmigranten. Bij 47% van de gemeentes
neemt dat probleem zelfs sterk toe. Als gemeentes wel verantwoordelijk
gemaakt worden, maar we ze niet genoeg ruimte geven om echt te handelen,
dan gaat het mis. Er bereiken ons signalen dat er meer gedaan kan worden
in de afstemming tussen het ministerie en de gemeentes. Ik vraag de
minister of hij bereid is om op zeer korte termijn in gesprek te gaan
met de VNG, maar ook met individuele gemeentes waar deze problemen zo
nijpend zijn, zoals een gemeente als Venlo.
Minister Van Hijum:
Jazeker, maar ik kan de heer Krul verzekeren dat ik ook geregeld bij
gemeenten ben. Ik was onlangs bij een van de pilotgemeenten, de gemeente
Den Haag, op bezoek om te zien hoe de daklozenopvang werkt bij het Leger
des Heils, samen met instellingen als Barka. Ik heb vier keer per jaar
een bestuurlijk overleg met de gemeenten over arbeidsmigratie. Het
eerstvolgende staat gepland op 12 december. Daar staan concrete dingen
op de agenda, zoals de vragen waar ik het net over had: Hoe gaan we om
met de opvang van daklozen? Hoe gaan we om met zo'n afwegingskader waar
gemeenten behoefte aan hebben? Hoe gaan we om met de woningbouwopgave?
Dat laatste is voor een deel een regionaal vraagstuk, namelijk: hoe vang
je de grote aantallen arbeidsmigranten in je regio concreet op? Het
antwoord op uw vraag is dus ja, meneer Krul. Ik wil echt naast gemeenten
staan en met ze samenwerken. Ik heb zeer frequent contact met ze om dat
handen en voeten te geven.
De heer Krul (CDA):
De minister sprak ook over registreren. Dat is een ambitie waarvan we al
meer dan vier jaar geleden hebben vastgesteld dat er echt verbeteringen
moeten plaatsvinden. Via de BRP gaat het moeizaam en ook de RNI kent
grote beperkingen. Wat kan de minister concreet en op korte termijn doen
om de registratie van arbeidsmigranten te verbeteren?
Minister Van Hijum:
Deze vraag is ook aan de orde gekomen in het commissiedebat over
arbeidsmigratie dat ik met uw Kamer heb gehad. Toen heb ik, in reactie
op een vraag van mevrouw Van Dijk, meen ik, maar ook van de heer Ceder
en anderen, toegezegd dat ik voor de behandeling van de Wtta in de Kamer
met een brief naar uw Kamer zou komen ā ik kom zo dadelijk op de timing
ā over de registratieplicht. Er ligt namelijk een amendement voor die
wet voor. Ik heb toegezegd dat ik goed op een rij zou zetten hoe we met
die registratieplicht zouden kunnen omgaan. Er kan namelijk al heel veel
op basis van vrijwilligheid. Ik zie gemeenten daar ook echt werk van
maken, door zelf actief naar bedrijven en bedrijventerreinen te gaan om
adresgegevens op te halen, zodat zij arbeidsmigranten goed van
informatie kunnen voorzien. Ongeveer 85% van de arbeidsmigranten
registreert zichzelf vrijwillig, want ze zien het belang daarvan ook.
Het probleem hebben we daarmee nog niet helemaal getackeld. Ik zeg u toe
dat we voor het spoeddebat over dit onderwerp met die informatie naar uw
Kamer toe komen. Dat hier een belangrijk aandachtspunt ligt, zie ik
ook.
De heer Krul (CDA):
Fijn dat de minister ook hier aangeeft in de toekomst met concrete
punten te kunnen komen. Tegelijkertijd geef ik hem wel mee dat zaken als
mobiel registreren natuurlijk al jaren oud zijn en de bron van het
probleem niet weten op te lossen.
De minister sprak ook al over de Wtta, de wet tegen de malafide
uitzendbureaus. Die is weer vertraagd. Het loopt de gemeenten over de
schoenen. Waarom lukt het niet, vraag ik de minister klip-en-klaar, om
deze wet per 1 januari 2026 in te voeren en met de handhaving te
beginnen in 2027?
Minister Van Hijum:
Die vraag begrijp ik goed. De wet is overigens niet vertraagd, zoals u
weet, meneer Krul: hij ligt gewoon hier in de Tweede Kamer. We werken
keihard door om de inwerkingtreding zo spoedig mogelijk te kunnen
verzekeren. U hebt onlangs een pakket met onderliggende regelgeving, het
hele handhavingskader dat erbij hoort, kunnen ontvangen. Maar ik zeg u
eerlijk dat ik tot mijn eigen ongenoegen heb moeten constateren dat er
voor de uitvoering van de wet tot nu toe onvoldoende geregeld is. Er is
heel lang geleund op Ć©Ć©n mogelijke uitvoerder. Die is niet in staat om
de hele wet naar behoren uit te voeren. Als we deze wet effectief willen
maken, zoals u en ik willen, dan moet het een wet zijn die tanden
krijgt. Dat betekent dat je niet alleen aan de voorkant kunt beoordelen
of een uitzendbedrijf al dan niet aan de voorwaarden voldoet. Nee, je
zult dat ook tijdens de werkzame periode moeten kunnen vaststellen. Je
zult moeten kunnen optreden en de markt op een effectieve manier moeten
kunnen ordenen. Dat vraagt echt iets van een uitvoeringsorganisatie. Ik
wil dat die uitvoeringsorganisatie werkt. Ik zeg het u nogmaals: ik heb
er tot mijn eigen ongenoegen best een aantal lelijke woorden aan gewijd,
maar ik heb het er wel mee te doen. We moeten ervoor zorgen dat die
uitvoeringsorganisatie wordt opgetuigd, zodat die wet zo snel mogelijk
in werking zal treden.
De heer Krul (CDA):
Dit is gewoon onvoldoende. De minister uit er enerzijds zijn ongenoegen
over en beschrijft hoe in de ideale situatie zo'n uitvoerder eruit zou
moeten zien, maar de realiteit is dat die er niet is. Ik vraag hem dus
gewoon klip-en-klaar: wie gaat dit uitvoeren en wanneer kan de minister
daar uitsluitsel over geven?
Minister Van Hijum:
Nou, met alle respect, dat staat in de brief. Daarin staat dat wij nu
aan het uitwerken zijn dat dit binnen de overheid zelf wordt opgepakt en
uitgevoerd. Net zoals een provincie of een andere overheid een afdeling
vergunningverlening heeft, zullen wij moeten kijken of we binnen deze
overheid een eenheid kunnen optuigen die de beoordeling en de handhaving
voor haar rekening neemt en die ook verzekert dat de marktordening
effectief is. Dat zijn we op dit moment aan het uitwerken. In de brief
heb ik aangegeven dat ik u in januari over het definitieve tijdpad hoop
te informeren. Maar in de brief staat volgens mij klip-en-klaar dat dit
de richting is.
De heer Krul (CDA):
Even voor de helderheid: het is niet meer de vraag Ć³f Sociale Zaken het
gaat uitvoeren, maar Sociale Zaken gƔƔt het uitvoeren. Dat is wat de
minister net aangeeft.
Minister Van Hijum:
Ja, daar reken ik op. Mocht dat anders worden, dan hoort u dat ook. Maar
ik ga daarvan uit. Uiteraard willen wij een wet die werkt, die effectief
is en die de rotte appels uit de uitzendsector weet te pikken en dat ook
zo weet te houden.
De heer Krul (CDA):
Goed. We hebben in de brief van de minister ook gelezen dat hij van plan
is om extra geld beschikbaar te stellen voor de Arbeidsinspectie. Dat is
mooi, maar wat ons betreft is dat alleen niet voldoende. Ziet de
minister een mogelijkheid om nog een extra kortetermijninvestering te
doen? Dat hoeft niet eens geldelijk, zeg ik erbij, maar ziet de minister
mogelijkheden om meer te doen om gemeenten met dit probleem op korte
termijn te ontlasten en lucht te geven?
Minister Van Hijum:
Die vraag begrijp ik natuurlijk ook. In die zin heb ik zelf dus ook geen
genoegen willen nemen met enkel de constatering dat de inwerkingtreding
van deze wet weleens later zou kunnen plaatsvinden dan gehoopt, namelijk
op 1 januari 2026. Ik heb dus gezegd dat ik op korte termijn andere
dingen wil kunnen doen. Dat gaat inderdaad onder andere over een verdere
uitbreiding van de Arbeidsinspectie. Daarmee kunnen we misstanden in de
uitzendsector gericht opsporen en aanpakken. Dat betreft een verhoging
van de boetes en verdere differentiatie van de boetes, waarmee je bij
ernstige vergrijpen en verwijtbaarheid gewoon hogere boetes kunt
opleggen. Ook hopen we op korte termijn te kunnen beginnen met de
strafrechtelijke aanpak van de uitzendsector. Daarvoor ligt hier een
wetsvoorstel. Op het moment dat dit wordt aangenomen, kunnen we zaken
ook strafrechtelijk beter aanpakken. U weet ook dat ik een uitzendverbod
overweeg. Daarvoor voeren we een studie uit waarmee we u begin volgend
jaar kunnen vertellen of en onder welke voorwaarden we dat instrument
kunnen gebruiken. Tot slot verken ik de komende weken met de
uitzendsector en de Nederlandse Arbeidsinspectie hoe we vooruitlopend op
die wet toch de benodigde samenwerking en de handhavingspraktijk die we
zullen moeten organiseren, al kunnen vormgeven. Als de wet dan ingaat,
hoef je niet meer aan elkaar te wennen en vorm te geven aan de
uitvoering, maar ben je daar al helemaal op voorbereid en werkt het op
die manier al een beetje.
De heer Krul (CDA):
Iedereen is het erover eens dat we iets moeten doen aan die malafide
uitzendbureaus. Gemeenten zijn er de dupe van, maar vooral de
arbeidsmigranten zelf zijn hier de dupe van. Als het gaat over de
uitvoering van de wet die daar iets aan moet doen, komen we tot nu toe
niet verder dan: in januari komen we met een tijdpad. Ik wil de minister
toch aansporen om daar geen genoegen mee te nemen. Probeer alles op
alles te zetten om helderheid te verschaffen, want het loopt de
gemeentes over de schoenen.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. Dan graag de minister nog.
Minister Van Hijum:
Ik heb die oproep goed gehoord. Ik kan de heer Krul en ook de andere
collega's in de Kamer er hopelijk echt van overtuigen dat dit een
onderwerp is dat de hoogste prioriteit van het kabinet en van mij als
minister heeft. We nemen dus ook niet zomaar genoegen met dat uitstel.
We kijken actief hoe we daadwerkelijk kunnen anticiperen op de invoering
van de wet, want dat die er gaat komen, staat wat mij betreft niet ter
discussie. Ik herhaal nogmaals, we kijken ook echt met gemeenten samen
hoe we gemeenten in staat kunnen stellen om hun rol en
verantwoordelijkheid in dit dossier waar te maken.
De heer Aartsen (VVD):
Dank voor de microfoon, voorzitter. Dank aan de minister voor zijn
toezegging dat we deze week nog een brief krijgen over de
beleidsambities. Beleidsambities zijn natuurlijk wel papier, en papier
is geduldig. De heer Krul zei het al: op dit moment zijn er weet ik
hoeveel gemeentes die kampen met overlast van verslaafde, dakloze
arbeidsmigranten. Het is voor die mensen zelf verschrikkelijk en voor de
mensen die er wonen ook. Wat gaan we daar nou aan doen? De minister
refereerde aan de pilot. Dat is een zestal gemeentes. Dan zijn er nog
315 die dat niet hebben. Is de minister ook bereid om te kijken of we
voor het jaar 2025 al iets voor de andere gemeenten kunnen doen en voor
hoe zij met dit probleem kunnen omgaan? Over twee weken bespreken wij de
begroting van deze minister. Is hij ook bereid om samen met de Kamer te
kijken of we voor het jaar 2025 extra geld kunnen uittrekken voor dit
probleem van dakloze arbeidsmigranten? Want er moet nu iets
gebeuren.
Minister Van Hijum:
Ja, er moet iets gebeuren; er gebeurt in die zin ook iets. We hebben die
middelen beschikbaar gesteld. We hebben ze ook verlengd beschikbaar
gesteld voor 2024 en 2025. Dat is inderdaad voor een beperkt aantal
gemeenten, maar dat zijn wel de gemeenten met de grootste urgente
huisvestingopgave. Als de heer Aartsen vraagt wat je concreet moet doen
om daar de problemen op te lossen, dan is opvang natuurlijk een
belangrijk aandachtspunt en een belangrijke voorziening. Het begint
natuurlijk met huisvesting zelf. Het begint met voldoende fatsoenlijke
huisvesting voor migranten. Daar zullen gemeenten afspraken over moeten
maken met elkaar, ook over de verdeling ervan. Je ziet dat nu gelukkig
ook in Den Haag en de regio Haaglanden een beetje gebeuren, bijvoorbeeld
ook in de richting van het Westland. Toch is er nog een grote mismatch
tussen het grote aantal arbeidsmigranten in verschillende regio's aan de
ene kant en de beschikbarheid van huisvesting aan de andere kant. Ook
daarover zullen gemeenten met het Rijk afspraken moeten maken. Ik
verwacht in dat opzicht ook veel van de Wet versterking regie
volkshuisvesting, die we op dit moment in deze Kamer behandelen.
Een ander dingetje dat daarbij nog speelt, is het volgende. Dat is
trouwens ook een punt dat de heer Van Kent geregeld opbrengt. Bedrijven
moeten fatsoenlijk met hun werknemers omgaan. Als werknemers hun baan
kwijtraken, moeten ze niet ook meteen hun huis kwijt zijn. Je zult
moeten voorkomen dat dakloosheid ontstaat; daar hebben we eerder al over
gesproken. En ja, we hebben te maken met mensen die op straat komen te
staan, die afgedankt worden en geen perspectief hebben. Maar pas in
derde instantie zul je met gemeenten naar effectieve manieren moeten
zoeken om ze terug te leiden naar werk, of, als dat niet kan, in het
land van herkomst weer een plek te laten vinden.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Het kabinet zegt migratie als een belangrijk thema te beschouwen. Er
wordt een asielcrisis uitgeroepen zonder dat er een onderbouwing naar de
Kamer wordt gestuurd. Op het gebied van arbeidsmigratie gebeurt dat
niet, terwijl 70% van de gemeenten zegt dat zij te kampen hebben met
winsten die naar bedrijven gaan en met de gevolgen die op de samenleving
worden afgewenteld. Op asiel wordt een opt-out gepresenteerd en er wordt
bij Europa aangeklopt, maar op arbeidsmigratie blijft het stil. Er komt
geen spoedwetgeving naar de Kamer. De Wtta, waar we al jaren naar
uitkijken, wordt zelfs uitgesteld. Ik kan niet anders dan concluderen
dat arbeidsmigratie geen prioriteit is, terwijl het om meer dat 750.000
mensen in Nederland gaat en de manier waarop werkgevers met hen omgaan
voor overlast zorgt.
Mijn vraag is de volgende. Er komt een tijdpad aan en dat vind ik goed.
Maar mijn conclusie is dat met alles wat wij niet doen, het aantal
arbeidsmigranten onder leiding van deze minister zal gaan groeien. De
overlast zal ook groeien, want het geld voor opvang zal niet genoeg
zijn. Over een aantal jaar zitten we dan met een nog groter probleem dan
nu. Mijn vraag aan de minister is of mijn constatering klopt, namelijk
dat alle punten die de minister noemt uiteindelijk niet zullen leiden
tot een afname van de overlast door arbeidsmigranten.
Minister Van Hijum:
Het totale pakket dat wij met de Kamer willen bespreken, en waarover de
brief gaat die we deze week zullen sturen, zal moeten leiden tot meer
gerichte arbeidsmigratie en daardoor tot minder arbeidsmigranten. Dat
gaan we niet alleen redden met het aanpakken van verdienmodellen over de
ruggen van mensen. Ik denk dat we het er wel volstrekt over eens zijn
dat daar een belangrijk startpunt ligt. Maar je zult ook de discussie
moeten voeren over de economie en de arbeidsmarkt van de toekomst.
Volgens mij heeft uw fractievoorzitter dat ook nog bepleit bij de
Algemene Beschouwingen. De vraag daarbij is hoe je omgaat met
arbeidsmarktkrapte in fundamentele zin. Arbeidsmigratie is daarop niet
het zaligmakende en zelfs niet het belangrijkste antwoord, want die
krapte los je niet op met arbeidsmigratie. Daarmee maak je het probleem
op termijn eigenlijk alleen maar groter. Dat geldt ook voor de
houdbaarheid van de overheidsfinanciƫn. Dat los je daar ook niet mee op.
Wij zullen ons moeten gaan verhouden tot het vraagstuk van
arbeidsmarktkrapte. Dat vraagt om heel andere maatregelen, bijvoorbeeld
om het inschakelen van mensen die nog langs de kant staan, om
innovatieve maatregelen en technologische en sociale innovatie. Dat
vraagt om een heel breed pakket. Wij zullen daar ook een advies over
vragen aan de Sociaal Economische Raad, omdat wij die discussie ook met
de werkgevers en de vakbonden willen voeren, ook om een effectieve
aanpak met elkaar te kunnen vaststellen.
Ik heb de heer Ceder hoog zitten, ook vanwege de inbrengen die hij hier
in de Kamer levert, maar hij kan niet zeggen dat wij als kabinet op dit
punt niets doen. Echt, ik denk dat wij hier de basis leggen voor een
aanpak met concrete maatregelen die kunnen gaan werken. We zullen uw
Kamer daar hard bij nodig hebben. Dat dit niet gepaard gaat met heel
grote woorden, maar wel met concrete inzet, is hoe we het graag zouden
willen doen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik zeg niet dat dit kabinet niets doet. Wat ik zeg, is dat de urgentie
die er op asiel lijkt te zijn, met goede redenen, totaal afwezig blijkt
op arbeidsmigratie. Dat is mijn punt. Dat is zorgelijk, want het gaat om
meer dan 750.000 mensen en 70% van de gemeenten geeft aan dat ze last
hebben van het gebrek aan beleid vanuit Den Haag. De minister heeft het
gehad over opvang en over het feit dat er extra middelen beschikbaar
komen. Daar ben ik natuurlijk hartstikke blij mee, maar de minister en
ik weten beiden dat het onvoldoende is. Mijn concrete vraag is dan ook
wat de boodschap is van de minister aan de gemeenten die geen extra
middelen krijgen en die zeggen: wij trekken dit niet meer. Wat is uw
boodschap de komende tijd? U zegt dat u als regering zij aan zij staat
met deze gemeenten, maar wat kunnen zij concreet van u verwachten?
Minister Van Hijum:
Mijn boodschap is dat dit kabinet naast die gemeenten staat, om hun de
instrumenten en middelen aan te reiken en om dit probleem te helpen
oplossen. Zij zeggen terecht, ook in de richting van het kabinet: dan
moet u een aantal dingen goed regelen; dat kun je niet op lokaal niveau.
Maar er zijn een aantal andere dingen die je wel kunt doen op lokaal
niveau. Daar kun je de gemeenten actief bij helpen en ondersteunen. Ik
heb de voorbeelden genoemd van het afwegingskader, van wat we doen op
het gebied van wonen en van wat we willen gaan doen op het gebied van
registratie. Nogmaals, daar hoort inderdaad de kant van de verplichte
registratie bij, maar ook het ervoor zorgen dat arbeidsmigranten goed
geĆÆnformeerd zijn over de rechten en verzekeringen die ze hebben. Dat
ondersteunen wij actief met bijvoorbeeld het WorkinNL-project, waarmee
we gemeenten en arbeidsmigranten in die gemeenten helpen op te komen
voor hun eigen perspectief. Wij hebben de gemeenten dus hard nodig. Ik
hecht daarom zeer aan het bestuurlijk overleg dat ik periodiek met ze
heb. 12 december gaan we het ook weer over al deze zaken hebben. Dan
zullen ze hopelijk ervaren ā als dat niet zo is, dan komen ze vanzelf
weer bij u terecht ā dat het dit kabinet ernst is met die maatregel.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Het is goed dat de minister de komende tijd nog zo vaak in deze Kamer
over dit onderwerp zal praten. Dan zullen we ook het fundamentele debat
moeten voeren met elkaar. Mijn zorg gaat over het feit dat er in 82% van
de gemeenten meer overlast ervaren wordt. Het gaat over mensen; het gaat
over mensen die hier komen werken, arbeidsmigranten, en mensen die hun
buren zijn, de mensen die naast deze arbeidsmigranten wonen en dagelijks
ervaren hoe verschrikkelijk deze mensen behandeld worden. Het gaat
steeds over de rechten van die mensen of over de mogelijkheid om
gemeenten te ondersteunen bij de aanpak. Het gaat soms over de
uitzendbureaus, waarbij de hoop is gevestigd op de Wtta. Maar het gaat
beperkt over de echte werkgevers, de inleners. U heeft het over de
vleessector. Daar voert u gespreken mee. Daar wachten we ā¦
De voorzitter:
Uw vraag?
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Wat gaat u nou doen om die inleners, in brede zin, dus niet alleen in de
vleessector, in de actiestand te zetten en om ervoor te zorgen dat zij
hun eigen verantwoordelijkheid gaan nemen hierin?
Minister Van Hijum:
Ook daar gaat deze brief echt op in. Wij zullen met heel veel sectoren
de discussie moeten voeren over het omgaan met arbeidsmarktkrapte en de
rol van arbeidsmigratie daarin. Het gaat dan natuurlijk niet alleen om
de sectoren die heel erg van arbeidsmigranten afhankelijk zijn; dat moet
breed in de economie. We moeten het ook hebben over de alternatieve
oplossingen die er zijn om in de behoefte aan werknemers, werkenden, te
voorzien. Ja, daar hoort uiteindelijk ook de discussie over de
inlenersaansprakelijkheid bij. Wij vinden dat werkgevers zich
verantwoordelijk moeten opstellen. Ze moeten als het even kan ook in de
cao opnemen dat ze met fatsoenlijke bedrijven omgaan. Ze hebben daar ook
zelf een rol en een verantwoordelijkheid in. De Wtta is uiteindelijk het
sluitstuk van dat geheel. Nogmaals, ik vind het heel vervelend dat we de
inwerkingtreding moeten uitstellen. Maar die wet gaat er wel komen, om
de rotte appels uit de mand te halen en de geordende markt te kunnen
bieden, zodat de inleners hun verantwoordelijkheid kunnen nemen. Die
dingen hangen uiteindelijk allemaal met elkaar samen.
De heer Van Kent (SP):
Eigenaren van uitzendbureaus worden multimiljonair. Bedrijven die met
veel arbeidsmigranten werken, worden schathemeltjerijk. Ondertussen
betalen de arbeidsmigranten, de wijken en de dorpen de rekening. Erkent
de minister dat er op dit moment veel te veel arbeidsmigranten in
Nederland zijn? Erkent de minister dat het oneerlijk is dat gemeenten en
belastingbetalers de rekening moeten betalen van alle begeleiding en
opvang? Gaat de minister ervoor zorgen dat de uitzendbureaus opdraaien
voor alle kosten die gemaakt moeten worden om goed voor mensen te kunnen
zorgen?
Minister Van Hijum:
In grote lijnen denk ik van wel. Ik constateer ook al langer dat heel
veel sectoren te veel zijn gaan leunen op laagbetaalde arbeid en te
afhankelijk zijn geworden van arbeidsmigratie. Dat is ook de reden om te
zeggen: we vinden dat we daar selectiever in moeten gaan worden. We
moeten de discussie aandurven over de vraag welke arbeidsmigranten we
echt nodig hebben voor de toekomst en in welke sectoren we andere
oplossingen moeten zoeken. Die discussie gaan wij met u aan. Ja, de
consequentie daarvan is dat in te veel wijken en te veel gemeenten de
rekening, de overlast en de leefbaarheidsproblemen worden afgewenteld op
de samenleving. Die horen uiteindelijk gedragen te worden door
verantwoordelijke werkgevers die op een verantwoordelijke, fatsoenlijke
manier met hun mensen omgaan.
Mevrouw Podt (D66):
Ik wil toch proberen om het iets concreter te maken bij de minister. Het
punt is namelijk een beetje dat hij op zich lovenswaardige dingen
aandraagt, zoals de Wtta, de huisvesting en de registratie, maar dat dat
geen dingen van dit kabinet zijn; met die dingen zijn we al heel lang
bezig. Ik denk dat veel van die gemeenten zich afvragen: wat gaan we nou
in de tussentijd doen? Dan is het heel mooi dat de minister zegt dat die
opvangpilots nu lopen. Ik wil een dringend beroep op hem doen om te
zorgen dat die ook na 2025 kunnen doorgaan. Maar mijn vraag gaat heel
concreet over het feit dat het onbevredigend is dat gemeenten en het
Rijk heel erg hard werken aan die opvang en dat bedrijven daar gewoon
mee wegkomen. Nu vraag ik me het volgende af. Al meer dan een jaar
geleden heb ik een motie ingediend om te zorgen dat bedrijven hun
verantwoordelijkheid gaan nemen, ook financieel, voor de opvang van
mensen die uiteindelijk op straat terechtkomen. Er werd ook geopperd om
daar een fonds van te maken. Ik vraag me af wat de stand van zaken is
met betrekking tot die motie.
Minister Van Hijum:
Ik meen dat ik ook in het vorige vragenuurtje heb toegezegd dat er een
verkenning naar de Kamer komt over dit hele specifieke punt, namelijk de
vraag of bedrijven op de een of andere manier gaan meebetalen aan die
opvang. Daar zijn wij nog mee bezig, omdat dat ook de vraag oproept hoe
dat dan moet gebeuren. Meer in algemene zin vroeg u wat je nu al meer
concreet kan doen. Gemeenten vragen om een afwegingskader. Dat klinkt
heel vaag en abstract, maar dat gaat om de vraag: als er een bedrijf van
buiten naar jouw gemeente komt, ga je dan toetsen wat het effect van dat
bedrijf op jouw gemeente is? Daarbij toets je dan niet alleen in termen
van het aantal banen en het economische profijt dat je ervan hebt, maar
ook bijvoorbeeld in termen van het aantal arbeidsmigranten dat het
oplevert, de huisvestingsvraag die het met zich meebrengt, en hoe je dat
oplost. Op dat moment kun je die rekening natuurlijk nadrukkelijk bij
die bedrijven neerleggen. Er zijn inmiddels echt regio's en gemeenten
waar ze al op die manier werken. Dat mag vrijblijvend zijn, maar je kunt
daar ook keiharde afspraken over maken. Een provincie kan in een
verordening opleggen dat je op deze manier een afweging maakt en veel
bewuster met de kosten en baten van zo'n nieuwe vestiging omgaat. Er kan
op dit moment natuurlijk ook al het een en ander. Dit zijn overigens
precies de dingen die we in december met de gemeenten verder hopen te
bespreken.
Mevrouw Podt (D66):
Het is alsof de minister mijn eigen motie aan mij voorleest, want hier
hadden wij natuurlijk om gevraagd: die bedrijfseffectrapportage en het
veel breder en dwingender inzetten daarvan. Ik hoop dus ook dat de
minister daar vaart mee maakt, want ik ervoer in de loop van de
discussie over die motie dat het allemaal wel heel moeilijk en
ingewikkeld was. Ik hoop dus dat daar vaart mee wordt gemaakt.
Ten slotte kom ik met nog een voorstel dat wij al eerder hebben gedaan.
Dat gaat erover dat er soms gewelddadigheden optreden bij de huisvesting
van arbeidsmigranten. We hadden de minister gevraagd in kaart te laten
brengen hoe vaak dat voorkomt. Mensen zitten natuurlijk in ellendige
omstandigheden, zitten op elkaars lip en slaan elkaar dan in elkaar. Ook
daar hebben gemeenten veel last van en ook daarbij zien we heel weinig
voortgang.
Minister Van Hijum:
Mevrouw Podt vraagt nu hoe vaak het voorkomt. De feitelijke informatie
heb ik niet tot mijn beschikking, dus als u vraagt om u daarover te
informeren ā¦ Dat het soms een probleem is, zie ik ook. Maar dat heeft
natuurlijk ook vaak te maken met een totaal gebrek aan door werkgevers
beschikbaar gestelde vierkante meters en ruimte. Mede om die reden zijn
er ook normen voor de huisvesting. Ik begrijp dat ik niet echt antwoord
geef op de vraag, maar dan zou ik graag een verduidelijking krijgen.
De voorzitter:
De vraag was of u het in kaart wilde brengen, niet of u het al wist.
Minister Van Hijum:
O, in kaart brengen kunnen we zeker doen. Dan zouden we even moeten
kijken of we dat in een volgend debat aan u kunnen meedelen.
De heer Van Houwelingen (FVD):
De problemen met arbeidsmigratie nemen toe. Dat staat in het artikel. We
waren onlangs met de commissie Sociale Zaken op werkbezoek in het
Westland, waar ook heel veel arbeidsmigratie is. Toen zei de
burgemeester tegen ons dat het een groot probleem is dat de
Arbeidsinspectie niet in staat is om al het werk uit te voeren. Dat zei
de minister ook al. Toen vroeg die burgemeester aan ons, en ik vond dat
eigenlijk wel een goed idee: is het nou niet mogelijk om als gemeente
Westland bepaalde bevoegdheden van de Arbeidsinspectie te krijgen, zodat
we die taken zelf effectief en efficiƫnt kunnen gaan uitvoeren? Nu is
mijn vraag aan de minister hoe hij daartegen aankijkt.
Minister Van Hijum:
Om te beginnen ben ik ervoor dat als een organisatie, zoals de
Arbeidsinspectie, taken en bevoegdheden heeft, er middelen bij geleverd
worden om de taken uit te voeren. Dat is ook de reden waarom we de
Arbeidsinspectie uitbreiden, waarom we de boetes verhogen, waarom we de
mogelijkheden voor strafrechtelijke aanpak verruimen en waarom we een
verdere uitbreiding vanaf volgend jaar gaan vormgeven. Ik geloof er wel
in dat de samenwerking met gemeenten en overigens ook met cao-partijen ā
denk aan informatie-uitwisseling ā bijvoorbeeld tot een effectievere
handhaving kan leiden. Als er concrete suggesties zijn om bepaalde
dingen effectiever te kunnen doen namens de Arbeidsinspectie, ben ik er
niet tegen om die te verkennen. Maar nogmaals, ik wil geen problemen
afwentelen op gemeenten. Het vermoeden zou snel kunnen zijn: er is te
weinig geld bij de Arbeidsinspectie, dus laat gemeenten het dan maar
doen. Zo moet het niet aangevlogen worden, vind ik.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Het is heel fijn om dat te horen. Ik denk dat de burgemeester heel blij
is om die bevoegdheden te krijgen. Daar was het hem om te doen. Het ging
niet zozeer om meer geld, maar het ging erom dat hij zelf dingen kan
gaan regelen.
Dan mijn laatste vraag. Dit probleem komt natuurlijk ook grotendeels
door de instroom. Daar hebben we nauwelijks controle op binnen de
Europese Unie. Ik wil de minister tot slot vragen of het misschien
mogelijk is ā daar hebben we eerder ook al een debat over gehad ā om de
instroom te beperken door aanvullende eisen te stellen aan
arbeidsmigranten. Dan denk ik specifiek aan een taaleis, aan een bepaald
niveau Nederlands, waardoor de instroom waarschijnlijk minder wordt. Hoe
kijkt de minister daartegen aan?
Minister Van Hijum:
Die taaleis kun je op de werkvloer tot op zekere hoogte stellen. We
hebben vaker een discussie gevoerd over de verplichting tot inburgering,
die nu eenmaal ontbreekt voor EU-ingezetenen. Gelukkig zie je daar in
heel veel gemeenten goede voorbeelden van. Ik heb dat laatst ook gezien
in het Laakkwartier in Den Haag. Wettelijk is die mogelijkheid er niet,
denk ik. Maar gemeenten ondersteunen om organisaties in de gelegenheid
te stellen om daarin een rol te spelen, doen we volop.
De heer Stoffer (SGP):
Qua arbeidsmigratie lopen we tegen de grenzen aan; dat is volgens mij
zojuist ook weer duidelijk geworden. Als SGP willen we een quotum. Ik
heb de heer Omtzigt ook altijd gehoord over een quotum; hij is van de
partij van deze minister. Mijn hele concrete vraag is: kunnen we de
discussie niet gewoon lostrekken? Ik zou daar graag een toezegging op
willen. Ik bedoel dat we voor het eind van het jaar een paar scenario's
neerleggen en zeggen: voor het quotum heb je deze aantallen,
bijvoorbeeld 10.000, 30.000, 50.000 en misschien nog een of twee erbij,
en dat heeft grofweg deze consequenties. Dan weten we met elkaar waar we
naartoe gaan. Dan weten we ook wat het ongeveer wordt als we ergens voor
kiezen. Dan kunnen we misschien begin volgend jaar echt zaken doen,
keuzes maken en gaan sturen, want dat is heel hard nodig. Mijn vraag is
dus: kunnen we aan het eind van het jaar een aantal scenario's voor een
quotum neerleggen?
Minister Van Hijum:
Ook deze discussie hebben we al een keer gevoerd. Ik kan een tipje van
de sluier oplichten: de brief die u deze week ontvangt, zal ook hier
iets over zeggen. De discussie over een bandbreedte is zeker geen taboe,
maar die moet wel zin hebben. Je moet die dan wel in de volle breedte
kunnen voeren. Je moet iets kunnen zeggen over wat je doet met zo'n
getal. Ik wijs er ook nog even op dat we in deze Kamer nog voor de kerst
een debat krijgen over het advies van de commissie-Van Zwol, de
Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050. Die doet eigenlijk
ook die suggestie en zegt: als je geen grip op migratie krijgt en het je
laat overkomen, dan groeien we in het land toe naar 22 of 23 miljoen
inwoners; als je dat niet wilt, zul je een discussie moeten voeren over
welke maatregelen je neemt en welke getallen je aanvaardbaar vindt. De
commissie doelt op de brede migratiestroom, dus asiel, arbeid en studie.
Het lijkt mij zeer logisch als we daar de komende tijd met elkaar een
discussie over voeren.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik heb in september een motie ingediend om inleners bij misstanden
dezelfde boete te geven als de uitzendbureaus. De minister heeft toen
gezegd: die motie is eigenlijk overbodig, want het loopt al; in de
nieuwe Wtta gaan de arbeidsomstandigheden ook al gelden. Mijn vraag is
hoe het daarmee staat. Kan de minister daar al iets over zeggen?
Minister Van Hijum:
Ik moet u eerlijk zeggen dat ik die vraag lastig te beantwoorden vind.
Laat ik u het volgende toezeggen. Dit was kennelijk een discussie die we
ook in het kader van de Wtta hadden willen voeren. Voor het spoeddebat
dat we hierover hebben, zal ik u hier even over informeren.
De voorzitter:
Heel goed. Dan dank ik de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Dank u wel.
Vragen Van Kent
Vragen van het lid Van Kent aan de minister van
Infrastructuur en Waterstaat, bij afwezigheid van de staatssecretaris
Openbaar Vervoer en Milieu, over de stakingen bij
ProRail.
De voorzitter:
We gaan door met een tweede setje Kamervragen. Die zijn gericht aan de
heer Madlener, de minister van Infrastructuur en Waterstaat. De heer Van
Kent zal namens de Socialistische Partij de vragensteller zijn. Gaat uw
gang.
De heer Van Kent (SP):
Voorzitter. Deze regering verhoogt de prijs van onze treinkaartjes,
bezuinigt op bussen en trams overal in het land en doordat er vanuit de
werkgever niet eens een loonbod kan worden gedaan dat de inflatie
goedmaakt, stuurt de regering er nu op aan dat er bij ProRail gestaakt
moet worden. Ik wil deze minister vragen of hij van plan is om ervoor te
gaan zorgen dat de stakingen stoppen en dat er weer onderhandeld kan
worden, door ProRail te bellen en op te dragen om aan de
onderhandelingstafel plaats te nemen met een bod waarin reƫle inflatie
wordt gecompenseerd.
De voorzitter:
De minister.
Minister Madlener:
Het beeld dat hier wordt geschetst, dat wij daarop aan zouden sturen, is
natuurlijk geheel onwaar. Wij volgen de stakingen op de voet. Ik vind
het ook uitermate vervelend dat reizigers en bedrijven last hebben van
de acties die zijn aangekondigd. De staatssecretaris die ik nu vervang,
is ook geheel bijgepraat door ProRail. De onderhandelingen vinden plaats
tussen ProRail en de vakbonden. Dat zijn drie vakbonden. Twee daarvan
zijn akkoord met het bod. Bij het bod van ProRail is rekening gehouden
met de compensatie voor de inflatie. Als je naar de inflatie van 2021
tot en met 2024 kijkt, dan zie je dat dit bod boven die inflatie
uitkomt. Het is dus niet zo dat werknemers onder die inflatie zitten. In
ieder geval tot aan loonschaal 8 komt men boven die inflatie uit. Het
eindbod dat nu is gedaan door ProRail, is helemaal in lijn met de cao
van de NS. Dat is echt een prima lijn.
Er zijn ook cao's die een stuk minder hard zijn gestegen. Dan kijk ik
bijvoorbeeld naar de rijksoverheid. Vergelijk het met ambtenaren van de
rijksoverheid: dit eindbod van ProRail zit daar een stuk boven. Dat wil
ik wel vaststellen. De eis van de FNV zou 50 miljoen euro per jaar extra
gaan kosten. Ik kan alleen maar zeggen dat ProRail dat financieel echt
niet in kan passen. We kennen allemaal de situatie rond het
Mobiliteitsfonds. Als het spoor betaalbaar moet blijven, kunnen we die
50 miljoen niet inpassen. We zijn de afgelopen maanden met veel moeite
tot die basiskwaliteit Nederlands Spoor gekomen. Daar zijn we allemaal
blij mee. Dat betekent dat voor de komende acht jaar in ieder geval het
minimale onderhoud wordt gedaan. Maar een verhoging van de loonkosten
zou hierop een direct effect hebben. Dat zou dus ten koste gaan van de
kwaliteit van het spoor. Dat willen we ook niet. Ik stel dus vast dat er
geen extra geld beschikbaar is. Ik zou ook echt niet weten waar dat geld
vandaan moet komen. Wij zullen de ontwikkelingen nauwlettend volgen.
Reizigers zullen ook rekening moeten houden met de acties die zijn
aangekondigd. Ik raad iedereen die met de trein wil reizen aan om goed
te kijken of die wel rijdt. Maar ik kan helaas niet een extra zak geld
erbij toveren. Ik moet ook vaststellen dat dat bod in mijn ogen een
reƫel bod is.
De heer Van Kent (SP):
Openbaar vervoer is de beste filebestrijder. Het zorgt voor duurzaam en
schoon transport van mensen. Maar wat doet dit kabinet? Het kabinet
verhoogt de prijzen en verlaagt de betrouwbaarheid. Dit kabinet bespaart
en bezuinigt op het vervoer in de regio. De SP wil juist dat openbaar
vervoer betaalbaar wordt en beschikbaar is en dat er goed wordt gezorgd
voor de mensen die ervoor werken. Ik wil de minister het volgende
vragen. Als hij zegt dat dit een reƫel bod is, hoe kan het dan dat er
vanaf de start van de huidige cao, in het voorjaar van 2022, al sprake
is van een inflatie van ongeveer 12%? Hoe kan het dan dat er nu gestaakt
wordt ā dat is een hele grote stap voor mensen; je legt niet zomaar je
werk neer ā voor een hele kleine inkomensvooruitgang van 1%? De rest is
reƫle inflatie die gecompenseerd wordt. Ik wil de minister het volgende
vragen. Ik heb net de bestuurder van de FNV gesproken. Is de minister
bereid om ProRail te bellen en te zeggen: ga weer aan die
onderhandelingstafel zitten en kom met een reƫel bod waarmee de inflatie
wel wordt gecompenseerd? Dan kan deze minister ervoor zorgen dat de
reizigers, al die mensen in Nederland, en degenen die moeten gaan staken
hier niet de dupe van zijn, maar dat er een afspraak wordt gemaakt die
ervoor zorgt dat mensen bij ProRail willen blijven werken en loon
krijgen waarmee ze rond kunnen komen en waarmee de inflatie in ieder
geval is afgedekt. Is de minister daartoe bereid?
Minister Madlener:
Ik heb ten eerste vastgesteld dat er wel degelijk sprake is van een
inflatiecorrectie vanaf 2021. Het is dus niet zo dat hier een bod ligt
waarbij de werknemers van ProRail erop achteruitgaan. Tot loonschaal 8
is er zelfs sprake van een kleine vooruitgang. Dat kan ik niet zeggen
voor alle ambtenaren van de rijksoverheid, bijvoorbeeld, want die gaan
er wel op achteruit in die tijd. Als je kijkt naar de hele overheid, is
dit echt een reƫel bod. Ik zie ook dat er geen geld is bij ProRail om
hier zomaar in te passen. Ik wil ook vaststellen dat twee van de drie
vakbonden die aan de onderhandelingstafel zitten al akkoord zijn gegaan
met dit eindbod. We moeten dus niet doen alsof dit geen reƫel eindbod
is. Kennelijk vindt FNV het nog niet genoeg. Ik hoop uiteraard dat die
gesprekken weer op gang komen en dat ze er toch uit gaan komen, maar ik
heb geen zak geld om naar de onderhandelingstafel te brengen. Het is een
eindbod van ProRail. Daarmee denk ik dat acties inderdaad onvermijdelijk
zullen zijn.
De heer Van Kent (SP):
Zolang dit de opstelling blijft van de PVV-minister is dat waar. Dan
zorgt deze minister ervoor dat er gestaakt moet worden, dat de treinen
uitvallen in Nederland en dat er de komende tijd chaos is op het spoor.
Maar deze minister kan er ook voor kiezen om ProRail op te dragen om te
gaan snijden in de inhuur van externen, consultants en allerlei adviezen
en rapporten die steeds maar weer worden gevraagd, die miljoenen en
miljoenen euro's kosten. Deze minister kan er ook voor kiezen om bij de
minister van Financiƫn op tafel te slaan en te zeggen: de mensen die bij
ProRail werken zijn serieus, zij gaan mij aan het hart en ik wil ervoor
zorgen dat ze bij ProRail blijven werken, want er is een tekort van
100.000 tot 150.000 mensen die in de infrastructuur kunnen werken in
2030. Dat is het perspectief. Laten we dus zuinig zijn. Laten we goed
zorgen voor de technici die onze sporen onderhouden en die voor onze
veiligheid zorgen. Want alleen dan kan die trein blijven rijden. Ik
vraag dus nogmaals aan deze minister: kiest hij ervoor om de komende
tijd chaos en ellende op het spoor te laten bestaan? Of kiest hij voor
de mensen die bij ProRail werken en voor een reƫel loonbod vanuit de
werkgever?
Minister Madlener:
Deze minister kiest ervoor om de onderhandelingen te laten waar ze
horen, namelijk aan tafel bij ProRail, FNV en de andere vakbonden. Als
er geen sprake zou zijn van een reƫel bod, had ik gezegd: ik ga ernaar
kijken. Maar ik kan echt niets anders dan vaststellen dat dit bod, als
ik het vergelijk met de hele overheidssector, echt uitsteekt boven het
gemiddelde van de ambtenaren. Ik kan dus echt niet zeggen dat dit geen
reƫel bod is. Ik vind dat we de onderhandelingen moeten laten waar ze
horen, namelijk aan de onderhandelingstafel. Twee vakbonden zijn al
akkoord. Ik vind stakingen natuurlijk ook heel vervelend. We gaan er ook
alles aan doen om de reizigers in ieder geval goed op de hoogte te
houden van hoe het gaat. De staatssecretaris heeft ook toegezegd om de
onderhandelingen waar nodig goed te begeleiden en om het in ieder geval
in de gaten te houden. Op dit moment kan ik inderdaad niet met een zak
geld komen om te zeggen: we lossen het op die manier op. Het is een
reƫel bod. Ik stel vast dat ProRail echt niet de financiƫn heeft om hier
zomaar 50 miljoen bij te passen.
De heer Van Kent (SP):
Je kan cao's niet op deze manier met elkaar vergelijken. Je moet kijken
naar het moment waarop deze cao is gesloten, namelijk in het voorjaar
van 2022. Daarna is er gigantische inflatie geweest. Dat weten we
allemaal nog. Bij elkaar opgeteld kom je dan op dit moment tot ongeveer
12% inflatieachterstand voor de mensen die onder die cao vallen. Dan is
een voorstel van een loonsverhoging van 1% boven op die
inflatiecorrectie heel bescheiden. De minister kan wel een paar keer
zeggen dat het een reƫel bod is, maar dat maakt het nog niet waar. Het
bewijs daarvan is dat er nu overal gestaakt wordt, omdat mensen terecht
zeggen: wij willen er niet steeds op achteruitgaan in koopkracht; wij
willen een inkomen waarvan we goed kunnen leven. Daarom nogmaals de
vraag: kiest de minister de kant van de werkgever of de kant van het
belang van ons openbaar vervoer op de korte en de lange termijn, en het
behouden van deze mensen, die dit belangrijke werk doen? Wil de minister
de telefoon pakken om ervoor te zorgen dat die stakingen niet door
hoeven te gaan omdat er een akkoord komt?
Minister Madlener:
Het zou natuurlijk mooi zijn als de stakingen niet doorgaan. Ik zou bij
dezen dus willen oproepen om vooral samen door te gaan met onderhandelen
en te kijken waar ze eruit kunnen komen, want dat willen we natuurlijk
allebei. Ik moet ook vaststellen dat de budgetten van ProRail zeer
beperkt zijn.
De heer Van Kent (SP):
Daar gaat u over. U gaat daarover!
Minister Madlener:
Het hele pakket van de overheid is zeer beperkt. Als je kijkt naar mijn
hele begroting Infrastructur, zie je dat we op alle terreinen moeten
snijden en dat we met minimale middelen heel veel onderhoud moet
plaatsvinden. Dat vinden we ook heel belangrijk, dat er onderhoud
plaatsvindt.
De heer Van Kent (SP):
...
De voorzitter:
Nee, nee.
Minister Madlener:
We kunnen ProRail dus niet in de problemen brengen. Ik vind het een
reĆ«el bod ā dat blijft namelijk toch vooropstaan ā want als ik kijk naar
de hele publieke sector, dan zie ik dat ProRail er helemaal niet slecht
vanaf komt; eigenlijk komt die er goed vanaf, ook als je kijkt naar de
inflatie vanaf 2021. Ik ben het dus niet met de heer Van Kent eens dat
het absoluut onvoldoende zou zijn. Ik denk dat we de onderhandelingen
tussen de vakbonden moeten voeren waar die horen, namelijk aan de tafel
bij ProRail. Twee vakbonden zijn al akkoord met het bod. Ik kan dus echt
niet zeggen dat het nou zo ondermaats is. In het geheel aan financiƫn
van in ieder geval mijn ministerie, zeg ik: ik denk dat dit echt wel een
reƫel bod is. Maar goed, het is aan FNV en diens leden om daar zelf ook
wel of niet mee akkoord te gaan. Dat kan ik nu niet beĆÆnvloeden. Ik hoop
in ieder geval dat de acties van de baan gaan en dat iedereen zegt: hier
kunnen we mee leven. Dat is mijn hoop.
De voorzitter:
Dank aan de heer Van Kent voor de vraag.
De heer Stoffer (SGP):
ProRail is de Rijkswaterstaat van het spoor. Als je de loongebouwen
naast elkaar legt, zie je dat die van ProRail goudgerand is. Er ligt nu
een uitstekend bod, en dan gaan ze staken. Daarmee raak je mensen die
naar werk en naar school moeten en studenten die naar de universiteit
moeten. Het hele land heeft er gewoon last van. Ik wil de minister
vragen of hij schande wil spreken van het feit dat ze dit op deze manier
doen voor die laatste paar euro's. Op deze manier raakt het weer het
hele land, terwijl je als medewerker bij ProRail een prima portemonnee
met geld hebt. Als je niet uitkijkt, denken mensen dadelijk ook: het zal
me wat met dat spoor; ik ga wel met de auto. Concreet is mijn vraag: wil
de minister een stevige uitspraak doen, zoals hij dat vroeger ook al
deed als Kamerlid?
Minister Madlener:
Ik heb net uitgebreid betoogd waarom dit een reƫel bod is. Het is
natuurlijk ook aan FNV om dat zelf te beoordelen. De andere twee
vakbonden vonden het inderdaad ook een reƫel bod. Toen ik me op deze
vraag voorbereidde, heb ik me er ook in verdiept en gekeken hoe het er
eigenlijk voor staat bij ProRail. Wat verdien je als je bij ProRail
werkt? Is dat wel op orde, ook als je het vergelijkt met de rest van de
rijksoverheid? Mijn conclusie is dat het eigenlijk een prima bod is.
Maar goed, die beoordeling is niet aan mij. Ik kan het hier wel zeggen ā
de heer Stoffer zegt dat hier ook ā maar dat betekent nog niet dat we
daarmee de onderhandelingen kunnen beslechten. Ik stel dat dus alleen
vast. Ik ga hier niet de taal bezigen die van mij gevraagd wordt; dat
kan ik niet doen. Ik hoop dat de mensen er samen uit komen. Ik zie in
ieder geval geen ruimte om hierbij met een zak geld te gaan bemiddelen.
Ik denk ook dat het een reƫel bod is. In die zin hoop ik echt dat mensen
het bod toch accepteren en aan het werk zullen gaan. Ik ben het met de
heer Stoffer eens dat acties in het openbaar vervoer ontwrichtend voor
de maatschappij zijn, en zeer ongewenst. De acties zijn wel
aangekondigd, zeg ik daarbij. We hebben hier een lijstje. Iedereen kan
dat opzoeken op internet. We moeten ook de waarschuwing sturen dat je
goed moet kijken of de trein wel rijdt als je met de trein gaat de
komende week. Verder kan ik op dit moment helaas niets doen.
Mevrouw Veltman (VVD):
De stakingen zijn inderdaad ontwrichtend. Honderdduizenden mensen zullen
hier de komende week last van hebben. De vorige afgesproken cao is
sterk. De minister geeft zelf ook aan: er ligt nu een cao die er goed
uitziet. Het overgrote deel van de medewerkers van ProRail vindt dat
ook. Twee van de drie bonden vinden dat ook. Maar Ć©Ć©n bond komt dan met
die volkomen onrealistische eis van 15%. De vraag van de SP, maar ook de
eis van die bond, getuigt maar weer dat die volkomen losgezongen is van
de werkelijkheid.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
Mevrouw Veltman (VVD):
Wat ook zou kunnen, is dat ProRail nu vaststelt wat er ligt.
Minister Madlener:
Deze oplossing, dat we dit zouden kunnen doen, heb ik nog niet gehoord.
Ik wil dit doorgeven aan de staatssecretaris, die ik hier vervang. Ik
weet niet of dit reƫel is. Het stakingsrecht is namelijk sterk. De
positie van de FNV op het spoor is ook sterk, zoals we weten. In die zin
kun je het dus begrijpen. De eis van de FNV ligt inderdaad wel heel ver
af van die van de andere vakbonden. Dat valt wel op. Als ik kijk naar
het geheel, naar de gehele overheidssector, dan is mijn oordeel dat het
in ieder geval een zeer reƫel bod is. In die zin vind ik het ook heel
jammer dat op deze manier een soort powerplay wordt gespeeld over de rug
van de reiziger. Ik vind dat jammer. Ik vraag dus alle onderhandelende
partijen, in ieder geval de FNV, om hier nog eens goed over na te
denken. Praten kan altijd; ik ben daar graag toe bereid. Maar ja, ik kan
op dit moment niet een staking afwenden door middel van een zak geld. De
oplossing die mij wordt aangereikt, zal ik doorgeven aan de
staatssecretaris, zodat er gekeken kan worden of dit zin heeft.
De heer Pierik (BBB):
Zodra er spoorstakingen aankomen, weet iedereen dat de reiziger hier
weer de dupe van is. Heel Nederland zal daar trammelant van ondervinden.
Mijn vraag aan de minister is of hij, gezien het feit dat er eigenlijk
al twee bonden akkoord zijn en er Ć©Ć©n bond niet akkoord is, de impact
van de landelijke spoorstaking proportioneel vindt en of hij, los van
het sleutelen aan het bod dat er ligt, nog andere mogelijkheden ziet om
de FNV toch over de streep te trekken.
Minister Madlener:
Ik heb begrepen dat dit een verbeterd eindbod is, dus in die zin is die
ruimte er op dit moment niet. Inderdaad, de acties zijn ontwrichtend en
vervelend. We willen de maatschappij dit eigenlijk niet aandoen. Ik doe
dus ook een beroep op alle mogelijke stakers om dat toch niet te doen.
Praten kan natuurlijk altijd. Als er bemiddeld kan worden, zijn we daar
altijd toe bereid. Maar er is niet voldoende geld beschikbaar om
tegemoet te komen aan de eis van de FNV, die veel te hoog is. Ik moet
ook reƫel zijn. Op dit moment zie ik dus geen oplossing. Het
stakingsrecht is ook heel sterk. Ik ben dus bang dat dit onvermijdelijk
gaat zijn; dat is de eerlijke boodschap. Ik betreur dat natuurlijk erg.
Wij houden dit ook nauwlettend in de gaten. Het is echt de bedoeling dat
we dit goed communiceren met de reizigers, zodat mensen niet voor niks
op het perron staan te wachten.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Ik denk dat de minister helder uiteengezet heeft dat hier toch een reƫel
bod lijkt te liggen. Nederland ziet zich vooral weer geconfronteerd met
treinellende. Die hebben we al, maar dat wordt alleen maar meer deze
week door deze acties. We hebben eerder terecht een uitspraak gezien van
de rechter die zegt dat Schiphol in ieder geval bereikbaar moet blijven.
Nu lezen we net in het nieuws dat de gevolgen van deze staking veel
groter zijn dan eerder verwacht werd en dat ook Schiphol wordt geraakt.
Mijn vraag aan deze minister is eigenlijk: wat gaat hij nou doen om
ervoor te zorgen dat niet alleen die overlast zo veel mogelijk wordt
beperkt, maar dat bijvoorbeeld ook Schiphol goed bereikbaar blijft?
Minister Madlener:
We houden scherp in de gaten waar de acties plaatsvinden en welke impact
dat gaat hebben op Schiphol en andere knooppunten. Als die gevolgen
onacceptabel blijken, zullen we tot actie komen en dan sluit ik verdere
maatregelen niet uit. We houden het dus scherp in de gaten. Ik roep dus
ook heel Nederland op: als je met de trein wilt de komende tijd, kijk
dan op het internet of op je app; wij gaan zorgen voor goede informatie.
Helaas is het zo ver gekomen dat er acties aangekondigd zijn en gaan
plaatsvinden. Ik vind dat ook heel erg jammer. Ik roep de
onderhandelende partijen op om toch nog eens te kijken of dit bod niet
toch acceptabel is, zoals de andere vakbonden het wel vonden. Vergelijk
je eigen positie nog eens met de rest van de overheid, want dit komt
echt beter uit dan een heleboel andere overheidssectoren. In die zin
denk ik dat het echt geen slecht bod is. Maar goed, het is niet aan mij
om dat te beoordelen. Het is aan FNV en aan de leden. We zullen het dus
afwachten. Houd in ieder geval je app, het internet en de spoorboekjes
goed in de gaten.
De voorzitter:
Dank aan de minister voor zijn beantwoording.
Vragen Paulusma
Vragen van het lid Paulusma aan de minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport, viceminister-president over
het bericht "Onderzoek: sociale klasse heeft invloed op kans op
overleven bij kanker".
De voorzitter:
We gaan door met het derde setje mondelinge vragen. Die vragen worden
gesteld door mevrouw Paulusma van D66 aan de minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Ik heet haar van harte welkom. De
vragen worden gesteld naar aanleiding van het bericht "Onderzoek:
sociale klasse heeft invloed op de kans op overleven bij kanker".
Mevrouw Paulusma, gaat uw gang.
Mevrouw Paulusma (D66):
Dank u wel, voorzitter. 21 jaar. Dat is het aantal jaren verschil in
gezond leven. Mensen met een praktische opleiding of een laag inkomen
leven gemiddeld 21 jaar minder lang in goede gezondheid. In de gemeente
Groningen, waar ik vandaan kom, is er amper 5 kilometer afstand of als
je een beetje doortrapt een kwartiertje fietsen, tussen Helpman, waar
mensen gezond oud worden en Selwerd, waar mensen eerder ziek zijn en ook
eerder doodgaan. Dit is geen onbekend gegeven, maar iedere keer als er
een onderzoek naar buiten komt dat dit verschil tussen arm en rijk en de
impact op gezondheid bevestigt, schrik ik enorm. Zo heeft het Integraal
Kankercentrum Nederland uitgezocht dat mensen met een laag inkomen een
kleinere kans hebben om kanker te overleven dan mensen met een hoog
inkomen. Vindt de minister dit, net als D66, ook bijzonder pijnlijk en
welke plannen heeft zij om gezondheidsverschillen te verkleinen?
De voorzitter:
De minister.
Minister Agema:
Dank u wel, voorzitter. Ik dank mevrouw Paulusma voor haar vragen en
voor haar zorgen. Ik deel de zorgen waar het gaat om de ontwikkelingen
in relatie tot kanker in Nederland. Uit de OECD Health at a Glance
blijkt dat Nederland het in vergelijking tot andere landen ook niet goed
doet als het gaat om de overlevingskansen bij kanker. Dat baart mij
zorgen. Het is ook breder dan zorg. Het gaat inderdaad ook over de
sociaal-economische status, wonen, inkomen en omgevingsfactoren. Dat is
een van de onderwerpen die ik wil bespreken met het Nederlands Kanker
Collectief, waarvan het IKNL deel uitmaakt, en dat ik op 16 december
aanstaande spreek over de Nederlandse Kanker Agenda.
U vraagt mij naar mijn reactie op het bericht Onderzoek: sociale klasse
heeft invloed op de kans op overleven bij kanker. Hierin wordt onderzoek
van het Integraal Kankercentrum over het effect van sociaal-economische
status op overleven, gevolgen en nazorg bij mensen met kanker besproken.
Ik vind het belangrijk dat dit onderzoek is gedaan. Kanker is een van de
meest voorkomende ziektes en het is belangrijk om goede informatie te
hebben over het effect van kanker op verschillende bevolkingsgroepen,
zodat dit meegenomen kan worden in het beleid. Het onderzoek adresseert
drie voorname onderwerpen waarop ik graag reageer.
Het eerste is het belang van preventie en bevolkingsonderzoek. Het
kabinet halveert daarom ook het eigen risico waardoor de zorg
toegankelijker wordt voor mensen voor wie de financiĆ«le barriĆØre een
belemmering is. Ik vind dat een uitstekende vorm van preventie, namelijk
dat mensen niet langer dan nodig door blijven lopen met hun klachten,
maar zich wel laten doorsturen naar het ziekenhuis. Bij de bezuinigingen
op subsidies hebben we ook expliciet niet bezuinigd op
bevolkingsonderzoeken, waaronder de onderzoeken naar
baarmoederhalskanker en darmkanker.
Het tweede punt. Een andere conclusie van het IKNL is dat zorgverleners
meer oog moeten hebben voor de context van de patiƫnt. Ook dat
onderschrijf ik. VWS subsidieert Pharos, dat inzet op het verkleinen van
gezondheidsachterstanden. We zetten in op het trainen van
zorgprofessionals en het aanbieden van tools door zorgpartijen om beter
te kunnen inspelen op mensen met lagere gezondheidsvaardigheden. Ook zet
ik in op een persoonlijke gezondheidsomgeving. Ik ben dat aan het
uitwerken. Voor veel mensen is het lastig om na het gesprek met de arts
goed te onthouden wat er nou besproken is. Het is mijn bedoeling dat
straks in de persoonlijke gezondheidsomgeving nog eens het gesprek met
de arts nagelezen kan worden.
Ten slotte benadrukt het onderzoek het belang van de inzet op andere
beleidsterreinen: de zogenaamde Health in All Policies. Denk daarbij aan
het belang van aandacht hebben voor sociale omgevingsfactoren als werk,
inkomen en schulden. Hiervoor werkt het kabinet aan een beleidsagenda
Health in All Policies, die naar verwachting voor het einde van het jaar
met uw Kamer wordt gedeeld. Ik leg ook nadrukkelijker in het Integraal
Zorgakkoord vast dat de verbinding tussen het zorgveld en het sociaal
domein gelegd moet worden. We noemen dat beweging naar de voorkant. Een
positief punt hierin vind ik bijvoorbeeld de sociaal hospitalen, zoals
we dat in het BovenIJ-ziekenhuis kennen. Op het moment dat het toch
allemaal niet lekker loopt, bijvoorbeeld als de arts zegt dat iemand
echt moet gaan afvallen of moet gaan stoppen met roken, wordt in het
sociaal hospitaal ook gekeken naar factoren waarom dat niet lukt.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik vroeg de minister heel expliciet naar haar eigen plannen. Het
onderzoek heb ik zelf ook gelezen. Ik hoor nu geen plannen en ik hoor
iets over het eigen risico, dat iets zou doen op het gebied van
preventie. Maar we weten wat bewezen effectief is als het gaat om
preventie. Voorkomen is altijd nog beter dan genezen. Dit kabinet
bezuinigt alles weg als het gaat om leefstijl en preventie, terwijl we
juist weten dat een gezonde leefstijl invloed heeft op de kans die je
hebt op het krijgen van kanker. Dit kabinet kiest ervoor om te
bezuinigen op organisaties als het Voedingscentrum, het
Trimbos-instituut en het Partnerschap Overgewicht Nederland. Al deze
bezuinigingen raken gewone Nederlanders. Dus u bezuinigt op alles wat
belangrijk is op preventie, maar tegelijkertijd zegt u op te komen voor
juist die gewone Nederlander, die het meeste lijdt onder de
gezondheidskloof. Dit is een enorme tegenstelling. En beide kunnen niet
tegelijk waar zijn. Dus wat is het, minister?
Minister Agema:
Ik hoor mevrouw Paulusma hier zeggen dat het kabinet alles wegbezuinigt
op preventie. Dat is ver bezijden de waarheid. In de keuzes die het
kabinet heeft gemaakt over subsidies hebben we juist de
bevolkingsonderzoeken volledig uitgezonderd. Dat geldt ook voor de
vaccinaties. De HPV-vaccinaties hebben we volledig uitgezonderd. Ook wat
betreft medische preventie loopt alles door. Dat beeld is dus niet
terecht. Daarenboven kiest het kabinet er ook voor om het eigen risico
te verlagen naar ā¬165. Ook dat moet de zorg, vooral voor mensen met een
lagere sociaal-economische status, beter, gelijkwaardiger en
toegankelijker maken, waardoor zij minder doorlopen met klachten, die
dan ook verergeren. Maar ik begrijp de zorgen die mevrouw Paulusma heeft
als het gaat om preventie. Het is haar ook een lief ding waard. Zij is
altijd een warm pleitbezorger van preventie geweest. Ik kan haar
toezeggen dat mijn collega, de staatssecretaris van Sport, Preventie en
Jeugd, in ieder geval werkt aan een samenhangende preventiestrategie,
waarin hij alles nog eens op een rijtje zet van wat we doen en de
samenhang daartussen. We vinden het immers heel erg belangrijk dat we
vooral een gezond opgroeiende generatie tot 2040 hebben.
Mevrouw Paulusma (D66):
Daar hebben de mensen over wie dit onderzoek gaat niets aan. Ik snap
heel goed dat de minister graag wil vertellen dat de
bevolkingsonderzoeken blijven bestaan zoals ze zijn, maar dat zijn de
onderzoeken waarin je hoort of je kanker hebt of niet. Mijn grote zorg
zit juist in het voorkĆ³men van deze afschuwelijke aandoening. Mensen die
kwetsbaar zijn, met lage gezondheidsvaardigheden, die wonen in moeilijke
omstandigheden, hebben een minister nodig die doorpakt en niet met
allerlei verhalen komt die mogelijk een plan zijn waardoor mensen
gezonder worden. Zij hebben een minister nodig die vandaag in de
actiestand komt. Ik hoor geen concrete plannen.
Alsof het nog niet erg genoeg is ā ik hoorde de minister daar zelf al
over praten net ā heeft de minister zo te horen niet eens het begin van
een plan, maar komt zij ook alleen te staan. Ze jaagt namelijk
belangrijke partners weg van tafel. Ik noem het IZA. De gemeenten, die
ze zo hard nodig heeft om de gezondheidskloof te overbruggen, hebben
begrijpelijk geen vertrouwen meer in het uitvoeren van het Integraal
Zorgakkoord. Hoe gaat u de gezondheidskloof en de problemen van
Nederlanders daadwerkelijk oplossen als uw partners weglopen?
Minister Agema:
Ik denk dat mevrouw Paulusma doelt op de VNG. Ik moet zeggen dat ik het
standpunt van de VNG wel begrijp. De VNG maakt zich zorgen over wat ze
"het ravijnjaar" noemt. Maar wat betreft het Integraal Zorgakkoord en de
voortzetting ervan hoop ik wel dat ze weer aan tafel komt. Want zoals ik
zojuist al zei, hebben we de gemeentes inderdaad nodig. Dat geldt voor
de beweging naar de voorkant, maar ook voor de sociale hospitalen
waarover ik het zojuist al had. Het is soms heel lastig als in een
gesprek met een specialist blijkt dat iemand overgewicht heeft of rookt
en dat het afvallen of stoppen met roken maar niet lukt. Dan wordt er
ook naar de bredere context gekeken: heeft iemand schulden of een slecht
huwelijk? Als die gesprekken op gang komen, blijkt vaak dat het daarna
wƩl lukt om te stoppen met roken of af te vallen. Ik heb in de richting
van mevrouw Paulusma al gezegd dat ik op 16 december het Nederlands
Kanker Collectief spreek. Ik wil daarmee ook spreken over de opvallende
status van Nederland in vergelijking met andere landen. Ik heb op dit
moment geen pasklare antwoorden op de vraag hoe het kan dat de
overlevingskans met kanker in Nederland lager dan gemiddeld is. Ik wil
dat juist handen en voeten geven. Er is me juist veel aan gelegen om
daar betere informatie over te hebben, zodat we ook in actie kunnen
komen. Ik heb mevrouw Paulusma ook toegezegd dat mijn collega, de
staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport met een preventiestrategie
komt. Ik heb haar zojuist ook gezegd dat ik haar erin gerust kan stellen
dat er niet bezuinigd wordt op de bevolkingsonderzoeken of op
vaccinaties zoals de hpv-vaccinatie, laat staan dat alles wordt
wegbezuinigd, zoals zij zojuist zei. Dat beeld klopt niet. Zoals het
gaat, zijn wij een kabinet dat moet besparen. Dat is soms ook pijnlijk.
Maar dit soort dingen hebben we overeind gehouden.
Mevrouw Paulusma (D66):
Wellicht delen we de analyse, maar ik vraag al geruime tijd om plannen.
Het plan voor het halveren van het eigen risico in 2027 gaat vandaag
niemand helpen. De ambities op het vlak van digitalisering en een
patiƫntenomgeving gaan vandaag niemand helpen. Deze minister moet met
plannen komen en niet alleen maar beschrijven wat ze tegenkomt op een
werkbezoek. Ik kan alleen maar concluderen dat de gezondheidskloof groot
is en onder deze minister alleen maar groter gaat worden. De mensen die
ons het hardst nodig hebben, die nu eerder ziek worden en eerder
doodgaan, staan alleen. Dat is niet alleen een hele dure conclusie, maar
ook een hele pijnlijke.
Minister Agema:
Zoals ik zojuist al zei, deel ik de zorgen van mevrouw Paulusma over
mensen met kanker en mensen die kanker in hun leven meemaken. Maar zij
staan niet alleen: er is een nationaal kankercollectief. Dat spreek ik
op 16 december over hoe de situatie ervoor staat, over wat we kunnen
verbeteren en over welke informatie we extra willen hebben. De
persoonlijke gezondheidsomgeving, waarin je, nadat je het gesprek met je
behandelend arts hebt gehad, dat nog eens in begrijpelijke taal kunt
teruglezen, is volgens mij een hele goede verbetering, ook als het gaat
om begrip. Het onderzoek waar mevrouw Paulusma vandaag een mondelinge
vraag over stelt ... Het is ook een van aanbevelingen uit dat rapport.
Daar gaan we concreet mee aan de slag. Zoals ik al een aantal keren zei,
gaat mijn collega, de staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport, ook
aan de slag met een nationale preventieagenda. Daarin gaat hij duidelijk
aan elkaar knopen waar ons beleid voor staat.
De voorzitter:
Dank aan mevrouw Paulusma voor haar vragen.
De heer Claassen (PVV):
De ironie! In 2018 werd het Nationaal Preventieakkoord gesloten. In 2021
heeft de EU een plan gepresenteerd om kankerbestrijding een impuls te
geven. Onder Ernst Kuipers is in 2022 de Nederlandse Kanker Agenda
opgenomen in het coalitieakkoord. Blijkbaar heeft dat volgens de
inbrenger van de vragen tot niks geleid. Dat is eigenlijk best wel raar.
In dit regeerprogramma, van deze minister, staat, over wat nu in dit
onderzoek staat, precies beschreven waaraan gewerkt gaat worden. De
ironie is dus blijkbaar dat mevrouw Paulusma de minister, die hard bezig
is ā ze zit er pas 132 dagen ā een heleboel verwijten maakt. Dat vind ik
vreemd.
De voorzitter:
En uw vraag aan de minister?
De heer Claassen (PVV):
Ik heb twee vragen aan de minister.
De voorzitter:
U moet wel wat sneller zijn. U heeft een halve minuut en u bent daar nu
al ruim overheen.
De heer Claassen (PVV):
De vraag is wanneer de minister de Kamer informeert over de uitwerking
van de Nederlandse Kanker Agenda. Dat zou ze aan het einde van dit jaar
doen, maar het is al bijna het einde van dit jaar. De dagen worden
donkerder. Hoe staat het met de samenhang met de effectieve
preventiestrategie die dit kabinet aan het uitwerken is?
Minister Agema:
Hartelijk dank voor beide vragen. Zoals ik al zei, is het inderdaad zo
dat mijn collega, de staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport, werkt
aan die effectieve preventiestrategie. Ik kan niet voor mijn beurt
spreken. Ik ga ervan uit dat deze ergens in het voorjaar komt, maar ik
zou hem voor het blok zetten als ik dat nu zou toezeggen. Staat u mij
dus toe dat ik dit doorspeel aan de staatssecretaris. Ik vraag hem nog
even aan de Kamer te laten weten wanneer hij hier precies mee komt. Ik
spreek op 16 december met het Nederlands Kanker Collectief. In de
periode hierna kan ik de Kamer informeren over hoe het vervolg eruit
gaat zien. Dat neemt niet weg dat ik hier ook wil benadrukken dat wij
fantastische kankerzorg hebben in Nederland, die voortdurend in beweging
en in ontwikkeling is. Gelukkig staat deze op dat terrein niet stil.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
In mijn stad, Groningen, fiets je 6 kilometer van Groningen Zuid naar
Groningen Noord en ga je zes jaar eerder dood, simpelweg omdat je te
weinig geld in de portemonnee hebt. Daar hoorde ik deze minister in haar
beantwoording vrijwel niet over, maar dat is de kern van de zaak. Ik wil
heel graag van deze minister horen welke maatregel er per wanneer voor
gaat zorgen dat die gezondheidsverschillen kleiner worden, en hoeveel
kleiner. Als daar geen concreter antwoord op komt dan een paar
onderzoeken, accepteer je dat die gezondheidsverschillen deze periode
onder deze minister blijven bestaan.
Minister Agema:
De sociaal-economische gezondheidsverschillen gaan mij zeer aan het
hart. Over de verschillen constateerde de Nederlandse Zorgautoriteit
eerder ook dat als je een hoger inkomen hebt en de weg in de zorg beter
weet, je in verhouding meer gebruikt uit het collectief dan mensen met
een lager inkomen. Dat is precies waarom we hebben besloten het eigen
risico te verlagen naar ā¬165. Daardoor wordt de financiĆ«le barriĆØre om
zorg te vragen juist lager op het moment dat je klachten hebt. Ik snap
dat we nog een lange periode moeten wachten tot het eigen risico wordt
verlaagd naar ā¬165 in 2027, maar we gaan in 2025 en 2026 de eerste
schijf van de inkomstenbelasting verlagen, wat leidt tot 2,5 miljard
euro lastenverlichting. Dat gebeurt dus al op korte termijn.
Mevrouw Daniƫlle Jansen (NSC):
Wij horen dit verhaal over patiƫnten die een gezondheidsachterstand
hebben en hun weg nog steeds niet kunnen vinden in de zorg, natuurlijk
al heel lang. Ik hoor allerlei oplossingen, zoals Health in All Policies
en meer investeren in een nieuw preventieprogramma. Maar de patiƫnten
moeten vanaf morgen beter hun weg kunnen vinden. Ik wil heel graag
maatregelen horen van de minister, zodat patiƫnten op korte termijn de
weg wel weten te vinden.
Minister Agema:
Op dit moment subsidieert VWS Pharos, dat zich ook inzet voor het
verkleinen van die gezondheidsachterstanden. Pharos zet zich ook in op
het trainen van professionals en het aanbieden van tools aan
zorgpartijen om beter te kunnen inspelen op mensen met lagere
gezondheidsvaardigheden. Dat is een voorbeeld van een subsidie die al
actief is. Daarnaast ga ik ervoor zorgen dat je middels de persoonlijke
gezondheidsomgeving het gesprek dat je met de specialist hebt gevoerd
thuis nog eens kan nalezen en dat dit ook in eenvoudige taal staat
omschreven. Ik denk dat dat erg gaat helpen, omdat veel mensen het met
de emoties die bij zo'n gesprek komen kijken moeilijk vinden om te
duiden wat hun nou precies is overkomen.
De heer Dijk (SP):
De sociaal-economische gezondheidsverschillen nemen niet af, maar toe.
Dat is in een van de meest welvarende landen in de geschiedenis van de
mensheid en onze aarde te gĆŖnant voor woorden. We moeten daar alles aan
doen wat mogelijk is. Zo moeten de woon-, leef- en werksituatie fors
verbeterd worden voor mensen, zodat ze op een gezonde manier ouder
kunnen worden. Daar zou ik heel graag een keer een groter debat over
willen voeren met deze minister. Ik roep de Kamerleden ook op om dat een
keer te gaan doen. Een algemeen debat over sociaal-economische
gezondheidsverschillen voeren, zou goed zijn. Maar nu gaat het over de
mensen die kanker krijgen en specifiek over de enorme verschillen die
dat oplevert.
De voorzitter:
En uw vraag?
De heer Dijk (SP):
10% daarvan geeft aan dat ze tijdens of na hun behandeling het hoofd
niet meer boven water kunnen houden. Kan de minister Ć©Ć©n maatregel
noemen om ervoor te zorgen dat deze mensen tijdens en na hun behandeling
in ieder geval niet in inkomensnood zitten en niet in die stress
verkeren?
Minister Agema:
Ik ben het eens met de heer Dijk dat de sociaal-economische
gezondheidsverschillen heel pijnlijk en ook heel verdrietig zijn voor
mensen. Als je nu weer in dit onderzoek leest dat mensen met een lagere
sociaal-economische status gemiddeld tien jaar eerder overlijden aan
kanker, raakt dat je rechtvaardigheidsgevoel. Ik kan niet alles in Ć©Ć©n
keer oplossen, maar ik vind het wel fijn dat door het verlagen van het
eigen risico naar ā¬165 de financiĆ«le barriĆØre in ieder geval wel lager
wordt om je, op het moment dat je klachten hebt of dat je een knobbeltje
in de borst voelt, te laten doorverwijzen naar een specialist. Los ik
daar alle problemen in Ć©Ć©n keer mee op? Nee. Maar het is wel een
verbetering ten opzichte van hoe het was. Voor de rest is wat u zegt
over inkomen allemaal waar. Ik heb niet zomaar pasklare oplossingen,
maar ik zal er wel alles aan doen om de eindjes bij elkaar te krijgen.
Daarom spreek ik ook op 16 december met het Nederlands Kanker Collectief
en gaan we hier meer dingen bij halen. Ik heb er namelijk zorgen over.
Die zorgen over de overlevingskans bij kanker in Nederland heb ik
meegenomen naar het ministerie. Dat is nog breder dan
sociaal-economische status. Ik vind dat wij beter moeten weten hoe het
kan dat wij het minder goed doen dan andere Europese landen. U hoort dus
nog van mij. We gaan nieuwe onderzoeken doen en we komen met
voorstellen.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Krul.
De heer Krul (CDA):
Het is toch eigenlijk heel schrijnend om te constateren dat de minister
niet verder komt dan het citaat: we gaan meer onderzoeken doen en we
komen met voorstellen. Dat hadden we eigenlijk niet verwacht. Ik denk
dat we meer mogen verwachten, op de korte en op de lange termijn.
Misschien is het volgende een idee voor de minister om op de lange
termijn te overwegen. We weten dat op sommige plekken in Nederland de
SES-score, die gaat over sociaal-economische status, lager is. Zouden we
nou niet op die plekken meer moeten helpen? Zouden we bijvoorbeeld
kunnen kijken of we op plekken waar de SES-scores het laagst zijn, via
SPUK's in het welzijnsfundament kunnen investeren? Zo kunnen we aan de
voorkant voorkomen dat mensen Ć¼berhaupt ziek worden. Is dat een
oplossingsrichting die de minister wil meenemen? Want heel concreet
wordt het eigenlijk niet.
Minister Agema:
Ja. Ik ben het eens met de heer Krul. Daarom is de beweging naar de
voorkant, zoals we dat noemen, zo belangrijk. In het Integraal
Zorgakkoord en de concretiseringslag die we daarin gaan maken, gaan we
dit ook meenemen. Ik vind het heel erg belangrijk. In bijvoorbeeld
Amsterdam-Noord hebben ze het BovenIJ ziekenhuis, waarin een sociaal
hospitaal is geĆÆntegreerd. Dat werkt hartstikke goed. Ik vind dat we dat
op meer plekken moeten doen waar de sociaal-economische
gezondheidsverschillen groter zijn. Juist als mensen in gesprek gaan
over hun inkomen, hun relatie of de vraag waarom ze nog steeds roken,
zie je dat het uiteindelijk helpt om daarover in een sociale omgeving
door te praten. Ik ga dat in de voortzetting van het Integraal
Zorgakkoord meenemen.
De voorzitter:
Dank aan de minister voor haar beantwoording. We gaan een ogenblik
schorsen en daarna gaan we stemmen.
De vergadering wordt van 15.14 uur tot 15.20 uur geschorst.