[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van de leden Vedder, Inge van Dijk en Bontenbal over verschillende vormen van woonegoïsme

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2024D43723, datum: 2024-11-13, bijgewerkt: 2024-11-13 14:59, versie: 2

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2024Z14248:

Preview document (🔗 origineel)


AH 536

2024Z14248

Antwoord van minister Keijzer (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) (ontvangen 13 november 2024)

Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024-2025, nr. 330

Vraag 1

Zou u willen reageren op de bevindingen in het bericht 'Hoe een volhardende buurvrouw protesteert tegen een bouwproject op de Müllerpier en zich voor 400.000 euro laat afkopen: 'Holy shit 4 ton'' van RTV Rijnmond? 1)

Antwoord op vraag 1
Ja.

Vraag 2

Hoe beziet u het indienen van bezwaarschriften of het aantekenen van beroep tegen bouwprojecten met als doel het opstrijken van een afkoopsom of met een ander individueel belang?

Antwoord op vraag 2
In het geval een bezwaar- of beroepsprocedure wordt gevoerd met als enige doel dat diegene daar zelf financieel beter van wordt, dan keur ik dat af. Dit komt de versnelling van de woningbouw niet ten goede. Of het zo is dat belanghebbenden de mogelijkheid van bezwaar en beroep gebruiken met als enige doel om daar zelf financieel beter van te worden, is echter moeilijk tot niet te beoordelen.

Vraag 3

Zou u in kaart willen brengen hoe vaak er de afgelopen jaren sprake was van een afkoopsom of schikking rondom bouwprojecten?

Deze vraag beantwoord ik tezamen met vraag 4.

Vraag 4

Zou u in kaart willen brengen hoeveel bezwaarschriften en beroepsprocedures de afgelopen jaren zijn ingetrokken, waarbij het vermoeden bestaat dat er sprake is van een afkoopsom of schikking?

Antwoord op vragen 3 en 4
Het is niet mogelijk om te achterhalen hoeveel bezwaar- en beroepschriften de afgelopen jaren vanwege een dergelijk vermoeden zijn ingetrokken. Dit wordt niet geïnventariseerd en is ook niet te achterhalen. Het betreffen privaatrechtelijke overeenkomsten tussen de betrokken partijen die bovendien vaak vertrouwelijk zijn.

Vraag 5

In hoeverre en op welke manier ziet u in de samenleving een ontwikkeling van het (dreigen met het) indienen van een bezwaar ten gunste van eigen gewin, maar ten koste van het belang van een ander, het gemeenschappelijk belang en/of het algemeen belang?

Antwoord op vraag 5
Het indienen van een bezwaar- of beroepschrift enkel en alleen om er financieel beter van te worden vind ik uiteraard niet wenselijk. Hoe vaak dit voorkomt, is niet bekend.

Vraag 6

Deelt u de in dit artikel gemaakte analyse dat hier sprake is van "een hoogopgeleide bezwaarmaker die juridische kennis inzet als macht en ten faveure van het individuele belang"? Zo ja, hoe reflecteert u op deze analyse?

Deze vraag beantwoord ik tezamen met vraag 9.

Vraag 7

In hoeverre en op welke manier is er in deze casus sprake van een omkering van het principe achter ethisch hacken - bij ethisch hacken worden opgedane ervaringen ten goede van de publieke zaak ingezet - terwijl in deze casus de ervaringen die tijdens het werken voor de publieke zaak zijn opgedaan juist worden aangewend voor een individueel belang dat de publieke zaak schaadt?

Deze vraag beantwoord ik tezamen met vraag 9.

Vraag 8

Hoe beziet u de voorgaande vraag vanuit het perspectief dat de Rijksoverheid juist investeert in menselijk kapitaal?

Deze vraag beantwoord ik tezamen met vraag 9.

Vraag 9

Zou u willen reflecteren op de vraag hoe de verschillende gedragingen in deze casus zich verhouden tot de eed die ambtenaren afleggen?

Antwoord op vragen 6, 7, 8 en 9
Het betreft hier een privékwestie van een ambtenaar. Ook ambtenaren mogen bezwaar maken of beroep instellen tegen plannen in hun omgeving of hierover afspraken maken met betrokken partijen. Zolang de integriteit van de ambtenaar niet in het geding en er is geen relatie met het werk, acht ik dat niet onwenselijk. Ambtenaren hebben dezelfde rechten (en plichten) als iedere andere inwoner van Nederland. De beginselen van de democratische rechtsstaat brengen mee dat het voor belanghebbenden zoals omwonenden altijd mogelijk is om voor hun rechten en belangen op te komen, ongeacht hun functie of beroep.

Vraag 10

Deelt u de opvatting dat het handelen in deze casus op gespannen voet staat met het idee achter de beweging ‘van woningmarkt naar volkshuisvesting’?

Antwoord op vraag 10
Nee. Ik zet in op het versnellen van bouwprocedures en als onderdeel daarvan ook op het verkorten van beroepsprocedures. Daarbij moet het voor belanghebbenden zoals omwonenden wel altijd mogelijk blijven om voor hun rechten en belangen op te komen. Het is een verantwoordelijkheid van initiatiefnemers zoals ontwikkelaar en gemeente om de omgeving goed mee te nemen in de planvorming. 

Vraag 11

Welke ambities heeft u om deze beweging verder vorm te geven op het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening? Hoe gaat u dezelfde mate van volharding, en het liefst nog meer, aan de dag leggen voor de beweging ‘van woningmarkt naar volkshuisvesting’ als de genoemde ambtenaar van uw ministerie heeft laten zien voor haar eigen belang?

Antwoord op vraag 11
Eind 2024 organiseer ik een Woontop waar ik met onder andere medeoverheden, investeerders, marktpartijen en woningcorporaties concrete, landelijke afspraken maak over de woningbouw. Daartoe behoren afspraken over gezamenlijke inzet en bijbehorende investeringen vanuit de verschillende partijen, zo wordt volkshuisvesting een verantwoordelijkheid van ons allemaal.

Vraag 12

Waarom hebben in het regeerprogramma en in het voorstel voor de begroting van het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (halverwege september 2024) nog geen uitwerking plaatsgevonden van een van de belangrijkste volkshuisvestelijke ambities uit het hoofdlijnenakkoord (halverwege mei 2024), namelijk het verkorten en versoberen van woningbouwprocedures, anders dan het beleidsvoornemen dat het kabinet parallel plannen als ‘nieuwe norm’ wil gaan hanteren, iets dat al was opgenomen in het al in de vorige kabinetsperiode gepresenteerde Plan van aanpak versnellen processen en procedures woningbouw? Voor wanneer bent u van plan dit verder uit te werken?

Antwoord op vraag 12
In mijn brief aan uw Kamer van 18 oktober informeer ik u over het opstarten van het programma STOER (“Schrappen Tegenstrijdige en Overbodige Regelgeving”) waarbij, in overleg met de sector en medeoverheden, onderzocht wordt waar mogelijkheden zijn om de regeldruk te verminderen. Nu, en ook voor de middellange termijn, geldt dat de inzet moet blijven om bij belemmeringen eerst na te gaan hoe het wel kan.

Daarnaast voorziet het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting in het versnellen van de beroepsprocedure bij de rechter. Dit zet ik nader uiteen bij vraag 14.

Vraag 13

Deelt u de urgentie tot versnelde invoering van het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting? Zo nee, waarom niet, gezien dit voorbeeld?

Antwoord op vraag 13
Zeker deel ik die urgentie. Ik hoop op een spoedige behandeling van het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting1 door het parlement.

Vraag 14

Zou u inzichtelijk willen maken welke mogelijkheden er zijn tot verdere aanscherping van, aanvullend beleid bij of versnelde invoering van het voorstel in het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting tot beperking van het aantal lange beroepsprocedures door de mogelijkheid om naar de rechter te stappen te beperken naar maximaal één keer?

Antwoord op vraag 14
In het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting, dat sinds dit voorjaar bij uw Kamer ter behandeling ligt2, is een grondslag opgenomen op basis waarvan een aantal versnellingen in de beroepsprocedure van toepassing kan worden verklaard op besluiten voor categorieën projecten waarvan de versnelde uitvoering noodzakelijk is vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen. Zo geldt voor die aangewezen besluiten beroep in één instantie bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, een termijn voor het doen van uitspraak van zes maanden, versnelde behandeling van beroep, indiening van beroepsgronden binnen de beroepstermijn en het uitsluiten van de mogelijkheid om pro forma beroep in te stellen (de redenen van het beroep moeten binnen de beroepstermijn zijn ingediend). In het ontwerpbesluit versterking regie volkshuisvesting, dat bij uw Kamer zal worden voorgehangen, wordt een aantal besluiten voor woningbouwprojecten van 12 of meer woningen aangewezen. Zo is veel sneller duidelijk of een plan kan doorgaan. De tijdwinst kan oplopen tot een jaar.

Vraag 15

Zou u willen nagaan of het in deze casus genoemde woningbouwproject aan de voorwaarden voldoet waarmee het na invoering van het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting tot de categorie 'zwaarwegend maatschappelijk belang' zou behoren, waardoor versnelde uitvoering mogelijk wordt en de bestuursrechter binnen zes maanden een uitspraak doet? Zo nee, zou u hiervan een beredeneerde inschatting willen maken?

Antwoord op vraag 15
In het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting3 is een grondslag opgenomen voor het bij AMvB tijdelijk kunnen aanwijzen van besluiten voor categorieën projecten waarvan de versnelde uitvoering noodzakelijk is vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen, waarop verschillende procedurele versnellingen van toepassing zijn. Zie ook het antwoord op vraag 14. In het ontwerpbesluit versterking regie volkshuisvesting, dat bij uw Kamer zal worden voorgehangen, zullen woningbouwprojecten van 12 of meer woningen worden aangewezen waarop deze versnellingen van toepassing zijn. Het genoemde woningbouwproject op de Müllerpier betreft een woningbouwproject van meer dan 12 woningen. Voor dat project zou na invoering van de Wet versterking regie volkshuisvesting en het Besluit versterking regie volkshuisvesting zoals nu voorgesteld, versnelde uitvoering mogelijk zijn geweest.

Vraag 16

Zou u inzichtelijk willen maken of een beredeneerde inschatting willen maken van hoeveel woningbouwprojecten straks, na invoering van het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting, tot de categorie 'zwaarwegend maatschappelijk belang' zouden behoren?

Antwoord op vraag 16
Zoals ook is vermeld in vraag 15 is in het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting4 een grondslag opgenomen voor het bij AMvB tijdelijk kunnen aanwijzen van besluiten voor categorieën projecten waarvan de versnelde uitvoering noodzakelijk is vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen waarop verschillende procedurele versnellingen van toepassing zijn. In het ontwerpbesluit versterking regie volkshuisvesting worden woningbouwprojecten van 12 of meer woningen aangewezen waarop deze versnellingen van toepassing zijn. Uit onderzoek dat is verricht door prof. mr. dr. A.T. Marseille van de Rijksuniversiteit Groningen naar de procedures die in de afgelopen jaren bij rechtbanken en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over woningbouwprojecten zijn gevoerd5 komt naar voren dat de aanwijzing van 12 of meer woningen voor de Afdeling bestuursrechtspraak leidt tot een toename van 27 zaken per jaar.

Vraag 17

Zou u de mogelijkheden willen verkennen tot het oprekken en verbreden van deze categorie en zo u van de verschillende opties hiertoe ook de voor- en nadelen in kaart willen brengen?

Antwoord op vraag 17
In het bestuursprocesrecht is beroep in twee instanties het uitgangspunt in verband met het waarborgen van de rechtsbescherming van rechtzoekenden. Dit is uitgewerkt in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Bij het afwijken van dit uitgangspunt moet vooraf dragend worden gemotiveerd waarom die afwijking gerechtvaardigd is en moet het gaan om een grote maatschappelijke urgentie en betekenis voor de samenleving.

Om de omvang van de aanwijzing te bepalen heb ik destijds onderzoek laten verrichten door prof. mr. dr. A.T. Marseille van de Rijksuniversiteit Groningen naar de procedures die in de afgelopen jaren bij rechtbanken en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over woningbouwprojecten zijn gevoerd.6 Op basis van dat onderzoek is een inschatting gemaakt van de te verwachten gevolgen van de aanwijzing voor de werklast bij de Afdeling bestuursrechtspraak. Uit dat onderzoek komt naar voren dat de aanwijzing van 12 of meer woningen voor de Afdeling bestuursrechtspraak leidt tot een toename van 27 zaken per jaar; wanneer bijvoorbeeld één of meer woningen worden aangewezen leidt dit voor de Afdeling bestuursrechtspraak tot een toename van 119 zaken per jaar. Met het verlagen van het aantal woningen naar één of meer wordt de toename van de werklast voor de Afdeling bestuursrechtspraak ruim viermaal verhoogd. Dit zal gevolgen hebben voor de doorlooptijden van alle zaken die worden behandeld door de Omgevingskamer van de Afdeling bestuursrechtspraak. Voor de omvang van 12 of meer woningen is gekozen om de toename van de werklast bij de Afdeling bestuursrechtspraak te beperken en omdat de Afdeling hier ervaring mee heeft in het kader van de Crisis- en herstelwet, en om het criterium dat sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang te kunnen onderbouwen.

Hoewel bij het oplossen van het woningtekort elke woning er één is, kan tegelijkertijd het aantal woningen in dit verband ook niet te laag liggen. Dat zou leiden tot een te grote toename van het aantal zaken bij de Afdeling bestuursrechtspraak waarmee de beoogde versnelling onder druk komt te staan. Op dit moment is als gevolg van een tekort aan personele capaciteit bij de Afdeling bestuursrechtspraak al sprake van een (te) lange doorlooptijd van zaken. Bovendien zou het verlagen van het aantal woningen en daarmee het verhogen van de werkdruk de positieve aanpak teniet kunnen doen die Afdeling bestuursrechtspraak heeft ingezet door vooruitlopend op de Wet versterking regie volkshuisvesting meer prioriteit te geven aan zaken over woningbouwprojecten.

Daarbij is ook van belang dat in het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting een algemene grondslag is neergelegd: niet alleen categorieën woningbouwprojecten maar ook andere categorieën projecten kunnen bij AMvB worden aangewezen. Zo bereidt de Minister van Klimaat en Groene Groei voor energieprojecten eveneens een AMvB voor. Die AMvB zal ook gevolgen hebben voor het aantal beroepszaken bij de Afdeling bestuursrechtspraak.

Verder is vanuit verschillende hoeken ook wel een verlofstelsel aangedragen als mogelijke optie voor het versnellen van beroepsprocedures. Zo pleit de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (RLI) er in zijn advies7 voor om te onderzoeken of zaken kunnen worden afgedaan door rechtbanken zonder de mogelijkheid van hoger beroep, eventueel gecombineerd met een verlofstelsel ten behoeve van de rechtseenheid.8 Een dergelijk stelsel, waarbij voor het instellen van hoger beroep eerst toestemming van een rechter nodig is, zou een fundamentele aanpassing betekenen van het bestuursprocesrecht in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor het einde van het jaar zal een kabinetsreactie op het advies van de RLI aan uw Kamer worden gezonden. In die kabinetsreactie zal ook worden ingegaan op de vraag of een onderzoek naar de invoering van een verlofstelsel zal worden ingesteld. Ik kan op dit moment niet op die kabinetsreactie vooruitlopen.

Wel attendeer ik erop dat de lagere rechter nu al bij een ingesteld beroep altijd de ontvankelijkheid toetst, en bij de beoordeling van de beroepsgronden inhoudelijk toetst of het beroep gegrond is. Bij de ontvankelijkheidstoets beoordeelt de rechter ook, als een soort voortoets, of er procedurefouten zijn gemaakt. Zaken die evident duidelijk zijn (kennelijk niet‑ontvankelijk of kennelijk ongegrond) kan de bestuursrechter vereenvoudigd zonder zitting afdoen, zonder daarvoor toestemming van partijen te vragen.

Vraag 18

Zou u willen reageren op de verschillende bevindingen in het NRC-artikel 'Voor 100.000 euro willen de omwonenden hun bezwaar wel intrekken'? 2)

Antwoord op vraag 18
Ja.

Vraag 19

Hoe beziet u het feit dat de financiële risico’s voor bouwprojecten vaak zeer vergroot worden doordat zelfs als een bezwaar door zowel gemeente als rechtbank is afgewezen, de weg naar beroep bij de Raad van State nog openstaat, waardoor bouwprojecten vaak stilvallen? Hoe weegt u het belang van deze mogelijkheid ten opzichte van de woningnood en de daarmee samenhangende urgente problematiek?

Antwoord op vraag 19
Gelet op de urgentie van de woningnood is het belangrijk dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt dat een bouwproject doorgang kan vinden. Snelheid vermindert ook de kans dat een project uiteindelijk niet meer doorgaat. Daarom voorzie ik met het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting in versnelling van de afhandeling van beroepszaken tegen woningbouwprojecten door één gang naar de rechter, met versnelde behandeling.

Vraag 20

Hoe gaat u om met het feit dat het aantal zaken zal groeien en daarmee de druk op de Afdeling bestuursrechtspraak zal nemen, waardoor nog meer vertraging, financiële risico’s en stilvallende

bouwprojecten zullen ontstaan?

Antwoord op vraag 20
Ik ben het eens dat het ook belangrijk is dat er voldoende capaciteit is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om zaken snel te behandelen. Ik zal met de Raad van State in gesprek gaan over de mogelijkheden.

Vraag 21

Zou u de mogelijkheid willen bezien van de mogelijkheden tot invoering van een systeem waarbij een lagere rechter eerst toetst of een bezwaar gegrond is en er geen procedurefouten zijn gemaakt, waardoor wellicht minder zaken naar een hogere rechter hoeven te gaan en vertraging kan worden voorkomen?

Antwoord op vraag 21
De lagere rechter toetst nu al bij een ingesteld beroep altijd de ontvankelijkheid en toetst bij de inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden of het beroep gegrond is. Bij de ontvankelijkheidstoets beoordeelt de rechter ook, als een soort voortoets, of er procedurefouten zijn gemaakt. Zaken die evident duidelijk zijn (kennelijk niet‑ontvankelijk of kennelijk ongegrond) kan de bestuursrechter vereenvoudigd zonder zitting afdoen, zonder daarvoor toestemming van partijen te vragen.

Voor zover met de vraag wordt gedoeld op het zogenoemde verlofstelsel, waarover uw Kamer op 5 november jl. ook een motie aannam9, merk ik het volgende op. Een dergelijk stelsel, waarbij voor het instellen van hoger beroep eerst toestemming van een rechter nodig is, zou een fundamentele aanpassing betekenen van het bestuursprocesrecht in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Vanuit verschillende hoeken is een verlofstelsel wel aangedragen als mogelijke optie voor het versnellen van beroepsprocedures. Zo pleit de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (RLI) er in zijn advies10 voor om te onderzoeken of zaken kunnen worden afgedaan door rechtbanken zonder de mogelijkheid van hoger beroep, eventueel gecombineerd met een verlofstelsel ten behoeve van de rechtseenheid. Voor het einde van het jaar zal een kabinetsreactie op dit advies aan uw Kamer worden gezonden. In die kabinetsreactie zal ook worden ingegaan op de vraag of een onderzoek naar de invoering van een verlofstelsel zal worden ingesteld. Ik kan op dit moment niet op die kabinetsreactie vooruitlopen.

Vraag 22

Zou u de voor- en nadelen van een afkoopverbod in kaart willen brengen en daarbij in willen gaan op de handhaafbaarheid ervan?

Antwoord op vraag 22
Zie ook het antwoord op vraag 2. Als partijen overeenkomen te schikken, hebben zij daar kennelijk beide belang bij. Dit valt onder een van de beginselen van contractvrijheid. Hoewel ik het uitermate belangrijk vind om procedures rondom woningbouw waar mogelijk te versnellen, acht ik het niet gewenst om in te grijpen in de contractvrijheid die partijen genieten.

Als een belanghebbende stelt (plan)schade te lijden door een woningbouwproject, kan hij dat in bezwaar of beroep aanvoeren. Als partijen tevreden zijn met compensatie van die schade in plaats van het niet doorgaan van het project, is dat een gerechtvaardigde uitkomst van een procedure of van een overeenkomst ter minnelijke schikking. Een projectontwikkelaar is niet verplicht om een dergelijke overeenkomst te sluiten.

Het is onmogelijk om op voorhand onderscheid te maken tussen goedwillende belanghebbenden en belanghebbende die misbruik maken van hun recht. Er kan niet worden achterhaald of de belanghebbende puur uit financieel gewin handelt of dat daadwerkelijke sprake is van schade. Het betreffen privaatrechtelijke overeenkomsten tussen de betrokken partijen die bovendien vaak vertrouwelijk zijn.

Vraag 23

Hoe gaat u zich inzetten om het aantal haakjes voor bezwaarprocedures te verminderen?

Antwoord op vraag 23
Rechtsbescherming is een wezenlijk onderdeel van de democratische rechtsstaat, waarbij een belanghebbende de door de overheid gemaakte belangenafweging desgewenst door een onafhankelijke rechter kan laten toetsen. Dit volgt onder andere uit het in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) neergelegde recht op vrije toegang tot de rechter.
Het recht om bezwaar te maken en beroep in te stellen is echter niet onbeperkt. Het huidige recht kent mogelijkheden om misbruik van procesrecht tegen te gaan. Een partij dient het recht om bezwaar te maken en eventueel beroep in te stellen te gebruiken voor het doel waarvoor dat recht in het leven is geroepen, te weten de gerechtvaardigde behartiging van zijn belangen. Een bezwaar of beroep kan niet‑ontvankelijk worden verklaard als de bevoegdheid om bezwaar te maken of beroep in te stellen wordt gebruikt voor een ander doel dan waarvoor de bevoegdheid is verleend op een zodanige wijze dat dit gebruik blijk geeft van kwade trouw. Dit blijkt uit jurisprudentie, zoals de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 oktober 2018 (ECLI:NL: RVS:2018:3151). In de Algemene wet bestuursrecht (artikel 8:75, eerste lid, derde volzin) is verder een voorziening opgenomen om een natuurlijk persoon in de proceskosten te veroordelen in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.
Omdat het onmogelijk is om op voorhand onderscheid te maken tussen goedwillende belanghebbenden en belanghebbenden die misbruik maken van hun recht, acht ik bij een verdere begrenzing van het recht om bezwaar te maken of beroep in te stellen, het risico te groot dat de rechtsbescherming wordt aangetast van partijen die voor hun gerechtvaardigde belangen opkomen.

Vraag 24

Deelt u bij de voorgaande vragen de ambitie om de problematiek samenhangend met de woningnood mee te kunnen laten wegen, ook vanuit artikel 22 van de Grondwet, dat gaat over het feit dat de 'bevordering van voldoende woongelegenheid' een 'voorwerp van zorg der overheid' is? Zo ja, hoe gaat u deze ambitie vormgeven?

Antwoord op vraag 24
Ik onderstreep de versnelling van de realisatie van woningen. In het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting worden een aantal belangrijke stappen gezet om de woningbouw te versnellen. Verder zet ik samen met betrokken partners in op het komen tot vermindering van belemmeringen voor de woningbouw, door waar mogelijk de regels te vereenvoudigen, of zelfs te schrappen. In de Kamerbrief “Sneller bouwen, bestaande gebouwen beter benutten en voortgang bestuurlijke overleggen Woondeals” informeer ik u verder over de stappen die ik zet om de woningbouw te versnellen, de bestaande gebouwen en bijbehorende omgeving beter te benutten en actief regie te voeren op de voortgang van de woningbouw met de bestuurlijke overleggen Woondeals.

Vraag 25

Zou u willen reageren op de bevindingen in de berichten 'Villabewoners dwarsbomen komst hospice in droompand in Bloemendaal. Landhuis is schenking uit nalatenschap van vastgoedondernemer Theo Eichholtz' 3) in het Haarlems Dagblad en 'Villabewoners dwarsbomen komst hospice in droompand Bloemendaal: ‘Bang dat kinderen terminaal zieke mensen onder ogen krijgen’' 4) in De Telegraaf?

Antwoord op vraag 25
Ja.

Vraag 26

Hoe beziet u het feit dat omwonenden plannen voor de huisvesting van hulpbehoevende mensen proberen tegen te houden middels het indienen van bezwaren en/of het (dreigen met) procederen tot aan de Hoge Raad?

Antwoord op vraag 26
Rechtsbescherming is een wezenlijk onderdeel van de democratische rechtsstaat. Daarbij is van groot belang dat belanghebbenden overheidsbesluiten en de door de overheid gemaakte belangenafweging desgewenst door een onafhankelijke (bestuurs)rechter kunnen laten toetsen. De inhoud van een plan of project is daarbij niet van belang.

Vraag 27

Wat vindt u ervan als daarbij ogenschijnlijk alle argumenten die van pas kunnen komen - van het schijnsel van bedlampjes tot aan bepalingen uit de 19e eeuw - worden aangegrepen zonder dat deze veel onderlinge samenhang vertonen, anders dan dat plannen daarmee gedwarsboomd kunnen worden?

Antwoord op vraag 27

In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een voorziening opgenomen die ervoor zorgt dat niet alle beroepsgronden die een belanghebbende aanvoert kunnen leiden tot vernietiging van een door een overheidsorgaan genomen besluit. Op grond van het relativiteitsvereiste, dat is neergelegd in artikel 8:69a van de Awb, vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. Dit houdt in dat een belanghebbende een besluit slechts met succes in rechte kan aanvechten als het concrete voorschrift dat volgens hem is geschonden, mede strekt tot bescherming van zijn belangen.

Vraag 28

Zou u de voorgaande vragen ook willen beantwoorden in het licht van het feit dat de grote hoeveelheid procedures misschien wel het belangrijkste obstakel is bij de aanpak van de woningnood, en in het licht van de in het hoofdlijnenakkoord en in het regeerakkoord opgenomen ambities om het aantal procedures in te perken, deze procedures in te korten en het aantal beroepsmogelijkheden te beperken?

Antwoord op vraag 28
In het programma STOER (“Schrappen Tegenstrijdige en Overbodige Regelgeving”) ga ik, in overleg met de sector en medeoverheden, onderzoeken waar mogelijkheden zijn om de regeldruk te verminderen. Daarnaast wordt in het wetsvoorstel versterking regie op de volkshuisvesting beroep in één instantie voorgesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met een termijn voor het doen van uitspraak van zes maanden en uitsluiten van de mogelijkheid tot het instellen van pro forma beroep (de redenen van het beroep moeten binnen de beroepstermijn zijn ingediend). Zo wordt sneller duidelijk of een woningbouwplan door kan gaan.

Vraag 29

Herkent u het beeld dat alleen al de dreiging of suggestie van het indienen van een bezwaar of de mogelijkheid van klagende omwonenden of potentieel toekomstig ‘Not In My Backyard’-gedrag zorgt voor het niet door kunnen gaan van plannen? Zo nee, waarom niet gezien onder andere deze casus? Zo ja, zou u, in afstemming met gemeenten, in kaart willen (laten) brengen hoeveel projecten jaarlijks om deze redenen niet doorgaan?

Ik beantwoord deze vraag tezamen met vraag 30.

Vraag 30

Zou u willen reflecteren op de realiteit dat dit voor heel veel projecten vermoedelijk niet in kaart te brengen is, gezien het feit dat om genoemde redenen (de dreiging of suggestie van het indienen van een bezwaar, de mogelijkheid van klagende omwonenden, of potentieel toekomstig ‘Not In My Backyard’-gedrag) veel projecten al in de beginfase sneuvelen?

Antwoord op vragen 29 en 30
Het door u geschetste beeld herken ik niet. Het is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van initiatiefnemers, zoals projectontwikkelaars en gemeenten, om de omgeving goed mee te nemen in de planvorming. Participatie van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties in een vroegtijdig stadium van de voorbereidingsfase van een project of activiteit draagt bij aan de kwaliteit van besluitvorming en vergroting van het draagvlak en daarmee ook tot minder bezwaar- en beroepsschriften.

Verder is het zo dat bij ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving veel factoren en belangen een rol spelen. Mocht een project niet doorgaan dan zullen daaraan veelal meerdere oorzaken ten grondslag liggen. Of, en zo ja, hoe vaak een project geen doorgang vindt uitsluitend vanwege de dreiging van bezwaar of beroep, is mij niet bekend. Hierover zijn geen cijfers beschikbaar. Deze cijfers zijn ook niet te achterhalen.

Vraag 31

Deelt u de opvatting dat een deel van de oplossing voor het beperken van het aantal procedures, en dus het wegnemen van wellicht wel het belangrijkste obstakel voor aanpak van de woningnood, daarmee ligt in de beweging naar oog hebben voor de ander en rekening houden met het gemeenschappelijk belang?

Antwoord op vraag 31
Het is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van initiatiefnemers, zoals projectontwikkelaars en gemeenten, om de omgeving goed mee te nemen in de planvorming. Het desbetreffende overheidsorgaan moet bij het nemen van een besluit alle aan de orde zijnde belangen wegen. Vervolgens is het aan de bestuursrechter om als beroep is ingesteld tegen een besluit van de overheid, aan de hand van hetgeen in beroep naar voren is gebracht (de beroepsgronden) de uitkomst van de door het overheidsorgaan gemaakte belangenafweging (het besluit) te beoordelen.

Vraag 32

Deelt u de opvatting dat het recht op een thuis, en in dit geval ook op liefdevolle zorg in de laatste levensfase, boven het recht op uitzicht zou moeten gaan? Zo ja, wat gaat u eraan doen dat deze opvatting concreet gestalte krijgt in hoe met bezwaren en procedures wordt omgegaan?

Antwoord op vraag 32
Zie ook het antwoord op vraag 31. Het is in eerste instantie aan het desbetreffende overheidsorgaan om bij het nemen van een besluit alle aan de orde zijnde belangen te wegen. Vervolgens is het aan de bestuursrechter om als beroep is ingesteld tegen een besluit van de overheid, aan de hand van hetgeen in beroep naar voren is gebracht (de beroepsgronden) de uitkomst van de door het overheidsorgaan gemaakte belangenafweging (het besluit) te beoordelen.

Het is onmogelijk is om op voorhand te bepalen welk belang in een concrete zaak voorrang zou moeten krijgen boven een ander belang. Daartoe moeten de omstandigheden van het geval worden gewogen.

Vraag 33

Zou u willen reflecteren op de vraag of dit project vermoedelijk wel doorgang zou hebben kunnen hebben, als de naar Kamer gestuurde Wet Versterking regie volkshuisvesting al was ingevoerd? Zo nee, deelt u dan de opvatting dat we dit wetsvoorstel zo snel mogelijk op een zodanige wijze zouden moeten versterken dat dit wel het geval zou zijn geweest? Indien u die opvatting deelt, welke acties verbindt u aan die opvatting?

Antwoord op vraag 33
Zie ook vraag 14 en 15.

In het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting11 is een grondslag opgenomen voor het bij AMvB tijdelijk kunnen aanwijzen van besluiten voor categorieën projecten waarvan de versnelde uitvoering noodzakelijk is vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen, waarop verschillende procedurele versnellingen van toepassing zijn. In het ontwerpbesluit versterking regie volkshuisvesting zullen woningbouwprojecten van 12 of meer woningen worden aangewezen waarop deze versnellingen van toepassing zijn. Bij een hospice gaat het niet om woningbouw. Daarom vallen hospices niet onder deze regels en ben ik ook geen voorstander om deze er alsnog onder te brengen.

Vraag 34

Zou u als laatste willen reflecteren op de vraag hoe we, gezien de genoemde casussen, woonegoïsme het beste kunnen bestrijden? Welke plannen heeft u hiertoe?

Antwoord op vraag 34
De stem van woningzoekenden wordt nu nog onvoldoende gehoord. We ondersteunen daarom lokale initiatieven waar de stem van woningzoekenden structureel wordt verankerd bij woningbouw en bij het woonbeleid. Op landelijk niveau starten we een nieuwe Raad van woningzoekenden.


  1. Kamerstukken II 2023/24, 36512.↩︎

  2. Kamerstukken II 2023/24, 36512.↩︎

  3. Kamerstukken II 2023/24, 36512.↩︎

  4. Kamerstukken II 2023/24, 36512.↩︎

  5. Kamerstukken II 2023/24, 36512, nr. 5. Uit dit rapport komt naar voren dat de meeste beroepen betrekking hebben op projecten die op één woning betrekking hebben (36%). Projecten van 12 of meer woningen omvatten 23% van het totaal aantal uitspraken.↩︎

  6. Kamerstukken II 2023/24, 36512, nr. 5.↩︎

  7. “Met recht balanceren: juridisering in de leefomgeving” van 26 juni 2024.↩︎

  8. Zie ook de motie van de leden Grinwis en Meulenkamp die op 5 november 2024 door uw Kamer is aangenomen (Kamerstukken II 2024/25, 36 600 XXII, nr. 50).↩︎

  9. Motie van de leden Grinwis en Meulenkamp, Kamerstukken II 2024/25, 36 600 XXII, nr. 50.↩︎

  10. “Met recht balanceren: juridisering in de leefomgeving” van 26 juni 2024.↩︎

  11. Kamerstukken II 2023/24, 36512.↩︎