Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2025
Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
Nummer: 2024D43733, datum: 2024-11-13, bijgewerkt: 2024-11-13 14:25, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J. Pool, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid (PVV)
- Mede ondertekenaar: A.M. Brood, griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 36600 VI-29 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2025.
Onderdeel van zaak 2024Z12751:
- Indiener: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Onderdeel van zaak 2024Z18304:
- Indiener: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
- Medeindiener: I. Coenradie, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Medeindiener: T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-09-19 15:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-09-26 12:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-10-07 14:00: Vaststelling van de begrotingsstaten van BZK, EZ en van JenV voor het jaar 2025 voor zover het onderwerpen betreft die zien op digitalisering (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Digitale Zaken
- 2024-10-24 12:00: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2025 (36600-VI) (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-11-11 10:00: Wetgevingsoverleg inzake de begrotingen BZK, JenV en EZ voor zover het onderwerpen betreft die zien op digitalisering. (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Digitale Zaken
- 2024-11-18 00:00: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2025 (36600-VI) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2024-11-28 12:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (🔗 origineel)
Antwoorden op de feitelijke vragen bij de begroting Justitie
en Veiligheid (VI) 2025.
Vraag (1):
Welk bedrag wordt de komende jaren voorzien als af te pakken geld van
criminelen? Welke extra maatregelen gaat u concreet inzetten om
aankomend jaar deze doelstelling wél te halen?
Antwoord:
In de begroting van Justitie en Veiligheid worden voor de incasso
meerjarige ramingen opgenomen. De ramingen weerspiegelen verwachte
opbrengsten voor de staatskas, wetende dat deze per jaar sterk kunnen
verschillen. De raming voor de jaren 2025 tot en met 2029 betreft 384
miljoen euro. De ramingen zijn geen doelstellingen.
Het OM stuurt niet op incasso, maar op het leggen van zo veel mogelijk
kwalitatief beslag. De beslagdoelstellingen zijn opgenomen in de
Veiligheidsagenda. De beslagdoelstelling voor 2023 van 281,6 miljoen
euro is met 129% ruimschoots behaald (bron: OM Jaaroverzicht Criminele
Geldstromen 2023).
Het doel van het aanpakken van criminele geldstromen is het verdienmodel
te verstoren en het criminele netwerk kapot te maken. Dat heeft de
meeste impact op een criminele organisatie. Afpakken is daarin een
middel om dit doel te bereiken. De inzichten uit onder andere
ontsleutelde cryptocommunicatie laten zien dat afpakken van crimineel
geld niet eenvoudig is, omdat veel geld naar het buitenland verdwijnt of
omdat geld buiten het reguliere financiële stelsel om ‘ondergronds’ gaat
(ondergronds bankieren). Om het geld te kunnen ontnemen dat door
criminelen in derde landen wordt geïnvesteerd en witgewassen, wordt de
samenwerking met deze landen versterkt (o.a. Marokko, Turkije en de
Verenigde Arabische Emiraten). Zo worden overeenkomsten gesloten, wordt
ingezet op nauwe operationele samenwerking en Nederlandse attachés met
financiële expertise.
Tegelijkertijd blijft het belangrijk om geld dat wel in Nederland
blijft, op te sporen en af te pakken. Daarom wordt onder andere het
wettelijk instrumentarium uitgebreid (Non-Confiction Based Confiscation,
spoedbevriezing door FIU-NL), worden twee regionale combiteams opgezet
(in Amsterdam-Amstelland en Midden-Nederland) en wordt gewerkt aan
systemen om meer en beter zicht te hebben en houden op crimineel
vermogen (o.a. vermogensdossier en continue vermogensmonitor). De
ambities en doelstellingen van het OM en de opsporingsdiensten in de
aanpak van criminele geldstromen, waaronder afpakken van crimineel
vermogen, zijn opgenomen het Strategisch programma criminele geldstromen
2024-2028.
Vraag (2):
Waarom wordt het budget voor de lokale aanpak van radicalisering,
extremisme en terrorisme in 2026 incidenteel verlaagd met 0.6 miljoen
euro?
Antwoord:
In de budgettaire bijlage van het hoofdlijnenakkoord, gesloten door PVV,
VVD, NSC en BBB, is afgesproken de specifieke uitkeringen over te
hevelen naar het Gemeente- of Provinciefonds én een budgetkorting van
10% toe te passen vanaf 2026. De finale besluitvorming over de
uitkeringen en budgetkorting vindt plaats in het voorjaar van 2025. De
Versterkingsgelden voor de lokale aanpak worden uitgegeven via een
specifieke uitkering. Daarmee valt dit budget onder de budgetkorting en
wordt deze mogelijk gekort met 10%.
Vraag (3):
Hoe bent u voornemens de aanpak antisemitisme vorm te geven en in
hoeverre gaat u de motie-Eerdmans c.s. over een landelijke dag tegen
antisemitisme hierbij betrekken (Kamerstuk 30950, nr. 377)?
Antwoord:
Voorafgaand aan de begrotingsbehandeling wordt de kabinetsstrategie
Antisemitismebestrijding 2024-2030 naar uw Kamer gestuurd. Hierin wordt
de aanpak van antisemitisme in de komende jaren vormgegeven. Daarin is
ook de motie-Eerdmans betrokken.
Vraag (4):
Waarom komt in deze begroting niets terug over de versterkte aanpak van
demonstraties?
Antwoord:
In het regeerprogramma is aangekondigd dat het kabinet een scherper
onderscheid wil maken tussen (vreedzaam) demonstreren en orde
verstorende acties. De uitwerking hiervan en de daarmee samenhangende
kosten zijn in belangrijke mate afhankelijk van het eveneens in het
regeerprogramma genoemde WODC-onderzoek dat door de ministeries van JenV
en BZK wordt gefinancierd. De oplevering hiervan wordt in de zomer van
2025 verwacht.
Om te zorgen dat de politie slagvaardig kan optreden tegen openbare
ordeverstoringen stelt het kabinet, zoals aangegeven in het
regeerprogramma, wel al met ingang van 2025 structureel middelen
beschikbaar ten behoeve van de paraatheid van de mobiele eenheden en het
uitbreiden van de bevoegdheden van de politie om informatie te vergaren
over (potentieel) grootschalige openbare ordeverstoringen. MJenV zal u
voor de begrotingsbehandeling een brief sturen waarin ingegaan wordt op
de intensiveringen bij politie.
Vraag (5):
Hoe bent u voornemens de motie-Eerdmans c.s. om het luchtalarm te laten
bestaan, uit te voeren (Kamerstuk 21501-20, nr. 2040)?
Antwoord:
Mede naar aanleiding van de motie van lid Eerdmans [1] zijn twee
onderzoeken uitgezet. In nauwe samenwerking met het ministerie van
Defensie wordt onderzocht wat een scenario van hybride oorlogsvoering
voor alertering in Nederland betekent en of een NL-Alert in dat geval
volstaat. Daarnaast wordt onderzocht wat er nodig is op zogenaamde hoog
risicolocaties waarvan bekend is dat er extra aandacht nodig is. Deze
onderzoeken worden dit najaar afgerond. Mede op basis van deze bevinden
uit deze onderzoeken zal uw Kamer worden geïnformeerd over de wijze
waarop uitvoering zal worden gegeven aan de motie-Eerdmans.
[1] Kamerstukken II, 21501-20, nr. 2040.
Vraag (6):
Kan een cijfermatig meerjarig overzicht gegeven worden van de
gerealiseerde en verwachte onderuitputting op de Hermansgelden?
Antwoord:
Met de motie Hermans is 200 miljoen euro structureel vrijgemaakt voor
veiligheid. Dit is onder andere bestemd voor de versterking in de wijken
(114,5 miljoen euro), versterking opsporing/ Landelijke Eenheid (27
miljoen euro), versterking boa’s (25 miljoen euro), verbeteren
bescherming en informatievoorziening slachtoffers (6 miljoen euro) en de
versterking van de aanpak van seksuele misdrijven (27,5 miljoen euro).
Deze middelen zijn verdeeld over de Politie, het Openbaar Ministerie
(OM) en de bijzondere opsporingsambtenaren (boa’s).
De Politie heeft deze middelen in 2022 en 2023 ingezet voor de aanpak
discriminatie/LHBTI-geweld, agenten in de wijk, boa's, goed
werkgeverschap, IV-ondersteuning, versterking opsporing/Landelijke
eenheid, Politieonderwijs, voortgaande vernieuwing basisvoorzieningen,
zedenteams en zedenwetgeving. Van de bijdragen aan de politie zijn er
diverse bestedingsdoelen bekostigd. Deze bekostiging is voor een deel
middels toevoeging aan de algemene bijdrage (lumpsum) gegaan en voor het
overige deel via bijzondere bijdragen. Waar het gaat om een toevoeging
aan de algemene bijdrage wordt de exacte uitputting niet bijgehouden en
lopen de middelen mee in het exploitatieresultaat van de organisatie. De
bijzondere bijdragen kennen specifieke bestedingsvoorwaarden en worden
op de balans van de politie separaat bijgehouden. De realisatie van de
bijzondere bijdragen wordt ook in de exploitatie verwerkt en in de
jaarrekening gepresenteerd.
Uit de jaarrekeningen van de Politie is op te maken dat, op het
totaalbudget van circa 152 miljoen euro in 2022 en 159 miljoen euro in
2023, het saldo eind 2022 circa 40 miljoen euro en eind 2023 circa 80
miljoen euro bedroeg. De bijdragen waarop middelen overbleven waren met
name de budgetten voor versterking in de opsporing/Landelijke Eenheid
(40,4 miljoen euro), voortgaande vernieuwing basisvoorzieningen (38,4
miljoen euro) en zedenwetgeving (1,7 miljoen euro).
Voor de overige onderdelen, waaronder wet Straffen en Beschermen en de
Zedenwet, was er geen sprake van significante onderuitputting.
Vraag (7):
Wat zijn de kosten betreffende de maatregelen, uitgewerkt per maatregel,
in het stelsel voor schadevergoedingen aan de hand van de bevindingen
van de commissie-Donner?
Antwoord:
De voorstellen van de commissie Donner zijn samen met de ketenpartners
nader uitgewerkt in het Programma Stelsel Compensatie voor Slachtoffers
(SCS). Wanneer integraal uitvoering zou worden gegeven aan de
voorstellen zoals uitgewerkt in het programma SCS, komen de globaal
geschatte kosten uit op ongeveer 70 mln euro structureel per jaar. Een
nadere toelichting treft u in bijlage 2 van het advies van de Stuurgroep
SCS, verzonden bij de beleidsreactie op het rapport van de commissie
Donner (bron: Kamerstukken II 2022-2023 33 552 nr. 111). Voor dit
bedrag is geen dekking.
In de tabel zijn per maatregel de geschatte kosten weergegeven. Aan een
aantal maatregelen wordt (soms beperkt of anders) uitvoering gegeven,
zoals in het Regeerprogramma en de beleidsreactie op het rapport Donner
is vermeld.
Maatregelen | Kosten |
---|---|
Algemene voorzieningen | |
Verbeteren informatieverstrekking over toegang tot algemene voorzieningen* | 500.000 euro incidenteel, 200.000 euro structureel |
Stimuleren lotgenotencontact* | 45.000 euro incidenteel, 250.000 euro structureel |
Schadefonds geweldsmisdrijven | |
Online seksueel geweld / Wsm* | 300.000 incidenteel |
Structureel psychisch geweld* | 14 mln euro structureel |
Pilot slachtoffers in het buitenland | 860.000 euro incidenteel |
Verhogen bedragen naar max € 50.000 | 11 mln euro structureel |
Bijzondere categorie zeer hoge letselschade | 11 mln euro structureel |
Gevolgen voorstellen SGM voor kosteloze rechtsbijstand | 2,5 mln euro structureel |
Strafproces | |
Rechtsbijstand slachtoffers van internationale misdrijven* | 0 |
Standaardisering/normering* | 365.000 euro incidenteel, 1,1 mln euro structureel |
Aparte schadevergoedingskamer (excl. apparaatskosten) | 30 mln euro structureel |
Inning CJIB kosten van rechtsbijstand* | 340.000 euro structureel |
Pilot conservatoir beslag* | 112.000 euro incidenteel |
Voorschotregeling | |
Uitbreiding ongemaximeerde voorschotregeling* | 160.000 euro incidenteel |
* Deze voorstellen worden uitgevoerd of nader uitgewerkt.
Vraag (8):
Hoeveel zaken zijn door de verzekeraars zelf ingestelde bindende Kamer
Langlopende Zaken behandeld sinds 2020?
Antwoord:
De Kamer voor Langlopende Letselschadezaken is een initiatief van de
Letselschade Raad (https://deletselschaderaad.nl/de-kamer-llz/). Daarin
zijn verzekeraars en belangenbehartigers vertegenwoordigd. Sinds de
start in 2020 (initieel in de vorm van een pilot) zijn er 40 zaken
aangebracht en behandeld door de Kamer. Hierbij is het belangrijk om op
te merken dat de aansprakelijke verzekeraar en de letselschadeadvocaat
dan wel de belangenbehartiger zich alleen na wederzijdse instemming
kunnen melden voor geschilbeslechting door de Kamer.
Vraag (9):
Hoeveel zaken worden geseponeerd vanwege de reden dat er sprake is van
een capaciteitstekort waardoor de zaak moet worden geseponeerd?
Antwoord:
Zaken die worden geseponeerd als gevolg van capaciteitstekorten bij een
of meerdere instanties binnen de strafrechtketen worden niet als zodanig
geregistreerd.
Vraag (10):
Klopt het dat bij zaken met de Sepot code 02, waarin een zaak wordt
geseponeerd door gebrek aan bewijs, dit ook prioritair te wijten valt
aan een capaciteitstekort?
Antwoord:
De Aanwijzing sepot en gebruik sepotgronden (2022A004) van het College
van procureurs-generaal geeft regels voor de wijze waarop sepotgronden
gehanteerd en geregistreerd worden. Bij het seponeren van een strafzaak
wordt onderscheid gemaakt tussen technische sepots en beleidssepots.
Indien op grond van het onderzoek geconcludeerd moet worden dat niet
vervolgd kan worden of een veroordeling niet haalbaar is, dan wordt
geseponeerd met een ‘technisch sepot’. De sepotcode 02 wordt toegepast
als sprake is van het onvoldoende wettig en overtuigend bewijs en is een
technisch sepot. Dat er sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend
bewijs kan verschillende oorzaken hebben.
Vraag (11):
Wat is het totaal aan maatregelen dat wordt genomen betreffende de
aanpak van witteboordencriminaliteit met hieraan gekoppeld de
kosten?
Antwoord:
Witteboordencriminaliteit betreft een verzamelbegrip voor veel
verschillende criminaliteitsfenomenen zoals fraude, belastingontduiking,
misbruik van rechtspersonen, witwassen en corruptie, waarbij criminelen
dit als een verdienmodel gebruiken om hun zaken via legale constructies
en dienstverleners te laten lopen. Het intensiveren van de aanpak van
corruptie en het intensiveren van de anti-witwasaanpak zijn als
speerpunten in het regeerprogramma opgenomen. In het kader van deze
fenomeenaanpak is ook aandacht voor het voorkomen en bestrijden van
crimineel handelen van witteboordencriminelen. Het is niet mogelijk om
de maatregelen uit te splitsen en daar exacte kosten aan te
koppelen.
Vraag (12):
Is er, of wordt er, gesproken over de rol van het Openbaar Ministerie
(OM) in de Wet verplichte ggz (Wvggz) en het eventueel onderbrengen van
de taak van het OM bij een andere partij?
Antwoord:
Ja, hierover hebben gesprekken plaatsgevonden tussen het OM en het
ministerie van Justitie en Veiligheid. Het OM vindt dat de rol van de
officier van justitie in de Wet verplichte ggz (Wvggz) te weinig
aansluit bij haar reguliere taak in de opsporing en vervolging van
strafbare feiten. Ook vindt het OM dat het niet de toegevoegde waarde
aan procedures op grond van de Wvggz heeft, die door de wetgever was
beoogd. Deze gesprekken hebben niet geleid tot een voornemen om deze
taak over te dragen. Het OM verricht taken op het gebied van de
verplichte zorg sinds de Krankzinnigenwet 1884. De rol van ‘centrale
verzoeker’ in de procedure rondom de verplichte zorg verrichtte het OM
ook bij de voorloper van de Wvggz, de Wet bijzondere opnemingen in
psychiatrische ziekenhuizen (de Wet Bopz) en de voorgangers daarvan. Bij
de totstandkoming van de Wet verplichte ggz zijn verschillende
alternatieven overwogen voor het OM, zoals een regionale commissie. Deze
alternatieven zijn niet toereikend mede vanwege het rapport van de
Onderzoekscommissie strafrechtelijke beslissingen Openbaar Ministerie
(commissie Hoekstra) naar aanleiding van de zaak Bart van U. en kritiek
uit de Tweede Kamer. Ook is er nog geen alternatieve partij voor het OM
geïdentificeerd. Als toch een andere partij gevonden zou worden, dan zou
een stelselwijziging van de Wvggz op dit punt kostbaar en bewerkelijk
zijn.
Vraag (13):
Hoeveel capaciteit (in fte) zou er bij het OM vrijkomen als de rol van
het OM bij de Wvggz wordt onderlegd bij een andere partij?
Antwoord:
Het OM heeft desgevraagd aangegeven dat er per arrondissementsparket
circa twee officieren van justitie zijn belast met de verplichte zorg
taken, landelijk dus zo’n 18 fte. Daarnaast vergt de Wet verplichte ggz
landelijk gezien inzet van 30-40 andere juristen (parketsecretarissen)
en van aparte administratieve teams.
Er komt geen capaciteit vrij als de rol van het OM zou worden
overgedragen aan een andere partij. De taakoverdracht zou immers gepaard
gaan met een budgetoverdracht vanuit het OM naar die partij waarbij het
aannemelijk is dat het tenminste vergelijkbare inzet en kosten mee
gemoeid zijn.
Vraag (14):
Hoe wilt u het aantal dwangsommen verminderen en welke concrete stappen
worden genomen om de efficiëntie van de Immigratie- en
Naturalisatiedienst (IND) te verhogen, zodat zowel de financiële last
als de druk op het asielproces afneemt?
Antwoord:
Deze vraag ziet op de begroting van Asiel en Migratie en zal daarom niet
beantwoord worden door het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
Vraag (15):
Kunt u aangegeven in hoeverre de uitvoeringsorganisaties IND, Nederlands
Forensisch Instituut (NFI), Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), OM en
Justis moeten bezuinigen? Hoe worden de taakstellingen op vitale
uitvoerende diensten gerechtvaardigd?
Antwoord:
Er is nog niets besloten over de invulling van de taakstelling van 22%
op het apparaat. Naar verwachting wordt hierover voor Voorjaarsnota
besloten. Na de besluitvorming kan berekend worden wat het effect is van
de taakstelling op de verschillende JenV-organisaties en -onderdelen.
Dan kan ook bekeken worden in hoeverre de uitvoeringsorganisaties NFI,
DJI, OM en Justis worden geraakt. De IND is met ingang van 2025
onderdeel van de begroting van het ministerie van Asiel en Migratie. De
Kamer zal hier via de eerste suppletoire begroting van 2025 over worden
geïnformeerd.
Vraag (16):
Wat is het risico dat deze taakstellingen de operationele effectiviteit
ondermijnen en leiden tot verdere vertragingen, capaciteitsproblemen en
inefficiënties binnen het justitiële systeem?
Antwoord:
Zie hiervoor het antwoord op vraag 15.
Vraag (17):
Wat zijn de concrete gevolgen van het toenemende aantal antisemitische
incidenten voor de hulpverlening van Stichting Joods Maatschappelijk
Werk (JMW) en in hoeverre wordt JMW geraakt door het toenemende
antisemitisme in het organiseren van haar hulpverlenende
activiteiten?
Antwoord:
Het Joods Maatschappelijk Werk (JMW) geeft hulp, advies, ondersteuning
en informatie aan de Joodse gemeenschap in Nederland en is ook een
ontmoetingsplek voor personen met een Joodse identiteit. Vanuit het
ministerie van VWS ontvangt JMW een instellingssubsidie voor de
ondersteuning van eerste en tweede generatie oorlogsgetroffenen. Het
gevolgen van het toegenomen antisemitisme is dat er meer hulpvragen bij
JMW zijn binnengekomen. Daarnaast is de behandeling van hulpvragen
intensiever geworden.
Vraag (18):
Wat is de stand van zaken ten aanzien van de opvolging van de
motie-Diederik van Dijk c.s. (Kamerstuk 36196, nr. 10) over het zwaarder
laten meewegen van antisemitisme als weigerings- of intrekkingsgrond in
de inburgeringsprocedure?
Antwoord:
De verkenning is inmiddels afgerond. U wordt hierover voor het
kerstreces geïnformeerd via een brief aan de Kamer.
Vraag (19):
Kunt u aangeven waarop er bezuinigd wordt op het Centrum voor
Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV)?
Antwoord:
De dalende reeks is te verklaren door de generieke taakstelling op
subsidies die het Kabinet heeft afgesproken. Deze taakstelling is reeds
ingeboekt op de subsidiebudgetten op de JenV-begroting. JenV is in het
kader van een zorgvuldig proces, voornemens om te kijken of de
consequenties voor de subsidiepartners gemitigeerd kunnen worden indien
dit leidt tot onoverkomenlijkheden in de maatschappelijke opdracht. Bij
Voorjaarsnota 2025 wordt nader bekeken of een herschikking van de
subsidietaakstelling binnen de JenV-begroting voor 2025 nodig is. Dit
geeft tijd om, samen met de partners, zorgvuldig te bezien wat de
gevolgen van een korting van de subsidies zijn.
Vraag (20):
Klopt het dat criminaliteitspreventie hoge kosten kan besparen aan de
opsporingskant? Zo ja, waarom wordt er dan toch voor gekozen om te
bezuinigen op het CCV?
Antwoord:
Criminaliteitspreventie is gericht op het voorkomen van criminaliteit.
Als dat slaagt, vraagt dat ook minder opsporingscapaciteit. Dit
onderstreept het belang van preventie. Juist het tijdig interveniëren
sorteert een groter maatschappelijk effect, zowel voor het voorkomen van
slachtoffers als daders, en dus het voorkomen van strafbare feiten. Het
CCV levert een bijdrage aan deze preventieve aanpak. Tegelijkertijd is
er altijd meer criminaliteit dan de opsporing aankan. Daarom moeten er
bij de opsporing en vervolging voortdurend keuzes worden gemaakt. Verder
zijn aan het treffen van preventiemaatregelen ook kosten
verbonden.
De dalende reeks voor het CCV is te verklaren door de generieke
taakstelling op subsidies die het Kabinet heeft afgesproken. Deze
taakstelling is reeds ingeboekt op de subsidiebudgetten op de
JenV-begroting. JenV is in het kader van een zorgvuldig proces,
voornemens om te kijken of de consequenties voor de subsidiepartners
gemitigeerd kunnen worden indien dit leidt tot onoverkomenlijkheden in
de maatschappelijke opdracht. Bij Voorjaarsnota 2025 wordt nader bekeken
of een herschikking van de subsidietaakstelling binnen de JenV-begroting
voor 2025 nodig is. Dit geeft tijd om, samen met de partners, zorgvuldig
te bezien wat de gevolgen van een korting van de subsidies zijn.
Vraag (21):
Kunt u uitleggen hoe de bezuinigingen op het CCV zich verhouden tot
eerder uitgesproken beleidsintenties en het hoofdlijnenakkoord waarin
expliciet wordt aangeven dat nationale veiligheid een speerpunt is en
preventie en repressie twee kanten van dezelfde medaille vormen voor
effectief veiligheidsbeleid?
Antwoord:
De dalende reeks voor het CCV is te verklaren door de generieke
taakstelling op subsidies die het Kabinet heeft afgesproken. Deze
taakstelling is reeds ingeboekt op de subsidiebudgetten op de
JenV-begroting. JenV is in het kader van een zorgvuldig proces,
voornemens om te kijken of de consequenties voor de subsidiepartners
gemitigeerd kunnen worden indien dit leidt tot onoverkomenlijkheden in
de maatschappelijke opdracht. Bij Voorjaarsnota 2025 wordt nader bekeken
of een herschikking van de subsidietaakstelling binnen de JenV-begroting
voor 2025 nodig is. Dit geeft tijd om, samen met de partners, zorgvuldig
te bezien wat de gevolgen van een korting van de subsidies zijn.
Zoals in het regeerprogramma aangegeven zijn preventie én repressie
nodig om effectief beleid op de aanpak van criminaliteit te kunnen
voeren. Preventie zonder repressie is tandeloos en repressie zonder
preventie is eindeloos. Het CCV helpt bij het realiseren van de diverse
beleidsdoelstellingen op het gebied van criminaliteitspreventie. Zij
bieden hierin vooral ondersteuning aan gemeenten. Deze inzet wordt
gecontinueerd waarbij focus wordt aangebracht in de aanpak, expertise
wordt ingezet waar dat het meest nodig is en met oog voor effectiviteit
van deze inzet.
Vraag (22):
Kunt u uitleggen waarom de subsidie voor het CCV is opgedeeld in delen
en waarvoor elke subsidie bedoeld is?
Antwoord:
Dat heeft te maken met de verschillende doelstellingen van het beleid
van JenV. De eerste reeks (33.2) is gericht op veiligheid en lokaal
bestuur en de tweede reeks (33.3) omvat opsporings- en
vervolgingsbeleid. Gezamenlijk vormen deze twee reeksen de basissubsidie
voor het CCV.
Vraag (23):
Kunt u toelichten welke definitie (duur van de straf) zij hanteert voor
kortgestraften?
Antwoord:
De term kortgestraften wordt doorgaans gebruikt voor gedetineerden met
een gevangenisstraf van maximaal drie maanden.
Vraag (24):
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel procent van de gevangenen een straf
uitzitten korter dan vier, zes, acht en twaalf weken?
Antwoord:
Voor wat betreft veroordeelde gedetineerden die in 2023 zijn
uitgestroomd vanuit het gevangeniswezen is de tabel in de bijlage
opgesteld. Let wel: genoemde percentages voor straffen tot en met 12
weken zijn cumulatief.
Klassen | Totaal |
---|---|
tot 4 weken | 42,8% |
tot 6 weken | 55,1% |
tot 8 weken | 59,9% |
tot 12 weken | 69,3% |
meer dan 12 weken | 30,6% |
Onbekend | 0,1% |
Totaal | 100,0% |
Vraag (25):
Kunt u inzichtelijk maken op welke manier u de 266,8 miljoen euro die
onverdeeld is wil gebruiken?
Antwoord:
De middelen zijn voor het grootste deel nieuwe middelen die grotendeels
bij Nota van Wijziging en uiterlijk bij Voorjaarsnota 2025 naar het
juiste beleidsartikel of (indien van toepassing) een ander
begrotingshoofdstuk worden overgeheveld. Het betreft 200 miljoen euro
voor Nationale veiligheid, 15 miljoen euro voor de taaleis bij
naturalisatie en 25 miljoen euro voor versterking van de rechtsstaat.
Voorts zijn er middelen gereserveerd die afgeboekt moeten worden ter
compensatie voor een eerdere te lage indexatie van de boetes. Tot slot
zijn er middelen gereserveerd voor keteneffecten van de intensivering
bij politie die door een eerder kabinet beschikbaar is gesteld
(Hermansmiddelen).
Vraag (26):
Kunt u inzichtelijk maken waar de in totaal € 300 miljoen euro die
structureel extra geïnvesteerd wordt in politie, justitie en
veiligheidsdiensten precies terecht komt?
Antwoord:
Het budget van 300 miljoen euro voor het versterken van de nationale
veiligheid is verdeeld over de Nationale Politie, DJI en de AIVD en
MIVD. Voor de verdeling van de middelen wordt verwezen naar de Nota van
Wijziging bij de JenV-begroting 2025 die voorafgaand aan de
begrotingsbehandeling naar uw Kamer wordt gestuurd.
Vraag (27):
Kunt u uitleggen welke meetbare doelen zij met de structurele
investeringen (€ 300 miljoen) beoogt te bereiken?
Antwoord:
De investeringen worden gedaan om de operationele slagkracht te
versterken van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, de politie en
DJI met als doel onze nationale veiligheid beter te beschermen. De
investeringen zijn beoordeeld op doelmatigheid en doeltreffendheid. Of
de beoogde doelen worden bereikt wordt gemonitord en geëvalueerd.
Vraag (28):
Kunt u uitleggen waarom de politie nog steeds verplicht is om bij kleine
vergrijpen (voorbeeld: winkeldiefstal tot bepaalde waarde van gestolen
goed) de verdachte mee te nemen naar het politiebureau om vervolgens een
proces-verbaal op te maken, etc., terwijl dit juist veel
politiecapaciteit kost en het totaal niet in verhouding staat tot het
vergrijp en de politie bovendien sinds enige tijd beschikking heeft over
de app MEOS (Mobiel Effectiever Op Straat) met als doel zoveel mogelijk
op straat af te handelen en daarmee kostbare politiecapaciteit straat te
behouden?
Antwoord:
Veel kleine vergrijpen kan de politie effectief op straat afhandelen. Zo
kan in bepaalde gevallen ter plaatse een proces-verbaal worden opgemaakt
en een strafbeschikking worden aangekondigd door gebruikmaking van
Mobiel Effectiever Op Straat (MEOS). In deze gevallen is het niet nodig
dat de verdachte wordt aangehouden en meegenomen naar het politiebureau.
Bij een winkeldiefstal van een goed met geringe waarde kan een
politiereprimande worden gegeven, al dan niet in combinatie met een
winkelverbod van een winkelier. Ook dan is het niet nodig dat de
verdachte wordt aangehouden en meegenomen naar het politiebureau.
Als een politiereprimande geen passende reactie is, bijvoorbeeld vanwege
de hoogte van het gestolen bedrag of vanwege recidive, en er bestraffend
moet worden opgetreden, zal de verdachte wel worden aangehouden. In
geval van aanhouding schrijft de wet vervolgens voor dat de verdachte zo
spoedig mogelijk over wordt gebracht naar een plaats voor verhoor, waar
de verdachte direct wordt voorgeleid aan de officier van justitie of de
hulpofficier van justitie.
Vraag (29):
Wat is de uitputting van de extra middelen uit de motie-Hermans
(Kamerstuk 35925, nr. 13) ingediend tijdens de Algemene Politieke
Beschouwingen (APB) van september 2021 op het onderdeel zeden? Of kunt u
specificeren welk deel van de inzet op zeden in 2025 uit de
motie-Hermans komt?
Antwoord:
De motie Hermans voorziet in een structurele investering van 200 miljoen
euro in veiligheid. Een deel van deze middelen – in totaal 27,5 miljoen
euro – wordt ingezet om de aanpak van seksuele misdrijven en online
kinderpornografisch materiaal een impuls te geven. Een groot deel van
dit bedrag, namelijk 20 miljoen euro, is vrijgemaakt voor de uitvoering
van de Wet seksuele misdrijven en is sinds 2024 structureel beschikbaar
gesteld aan de organisaties die, naar verwachting, aanvullende middelen
voor de uitvoering van de wet nodig hebben.
Het resterende bedrag, namelijk 7,5 miljoen euro is als volgt verdeeld
:
4 miljoen euro wordt besteed aan de versterking van de politiecapaciteit. Deze middelen komen vanaf 2024 geleidelijk beschikbaar (1 miljoen euro in 2024, 2 miljoen euro in 2025 en 4 miljoen euro in 2026). Concreet worden deze middelen ingezet voor de verbetering van de doorlooptijden in zedenzaken en voor de aanpak van kinderpornografie.
Aan Offlimits (voortgekomen uit het Expertisecentrum Online Kindermisbruik (EOKM)) wordt structureel 1,5 miljoen euro toegekend sinds 2022.
Voor de versterking van de integrale aanpak van (online) seksuele misdrijven wordt sinds 2022 2 miljoen euro structureel ingezet.
Het beeld nu is dat de middelen ook tot besteding komen voor het doel
waarvoor ze zijn vrijgemaakt.
Vraag (30):
Wanneer komt de kabinetsreactie op het Wetenschappelijk Onderzoek- en
Datacentrum (WODC)/pro facto rapport over de fraudehelpdesk uit november
2023 en kan een stand van zaken worden gegeven over het overleg met
Fraudehelpdesk?
Antwoord:
Uw Kamer wordt uiterlijk in januari 2025 geïnformeerd over de
beleidsreactie op het evaluatieonderzoek naar de Fraudehelpdesk. Tussen
de Fraudehelpdesk en het ministerie is periodiek overleg over de
activiteiten waarvoor door JenV subsidie is verstrekt en over de
wenselijkheid dat de Fraudehelpdesk zich ontwikkelt van melddesk naar
helpdesk. De Fraudehelpdesk richt zich op samenwerkingsmogelijkheden met
anderen en onderzoekt of deze partijen bereid zijn om bij te dragen voor
het gebruik van de expertise en dienstverlening die de Fraudeheldesk hen
kan bieden.
Vraag (31):
Wat zijn de resultaten van de taskforce gegevensdeling van het
ministerie van JenV tot nu toe? Wat is het programma van deze taskforce
in het jaar 2025?
Antwoord:
De taskforce gegevensdeling richt zich op het systemisch aanpakken van
gegevensdelingsvraagstukken op gebieden zoals de georganiseerde
ondermijnende criminaliteit en jeugdbescherming. De taskforce pakt
binnen de ondermijningsaanpak twee onderwerpen met voorrang op:
gegevensdeling binnen preventie met gezag (waaronder het delen van
informatie tussen het sociaal domein en het veiligheidsdomein) en
gegevensdeling binnen de aanpak van drugssmokkel via logistieke
knooppunten.
Momenteel wordt er met partners zoals de Douane, Schiphol en gemeenten
een analyse uitgevoerd om scherp(er) te krijgen tegen welke obstakels
zij aanlopen in het delen van (persoons)gegevens. De probleemanalyse zal
de basis vormen voor gerichte oplossingen om de informatiepositie van
deze partners te verbeteren in de komende periode. De taskforce is
daarbij nadrukkelijk op zoek naar systeeminterventies die bijdragen aan
het maatschappelijke doel om de georganiseerde criminaliteit te
bestrijden. Over de eerste bevindingen wordt uw Kamer geïnformeerd
middels de halfjaarbrief aanpak georganiseerde ondermijnende
criminaliteit, die voor het einde van dit jaar wordt verzonden.
Vraag (32):
Wat zijn de concrete resultaten van de taskforce capaciteit en personeel
gevangeniswezen sinds november 2023?
Antwoord:
Met detacheringen vanuit andere inrichtingen is capaciteit in de lucht
gebracht of gehouden in inrichtingen met een personeelstekort. In
november 2023 was het tekort 330 plekken als gevolg van
personeelstekort. Dit zijn er nu nog ca 140.
Er worden locaties gezocht voor het weer kunnen oproepen van zelfmelders. Vanaf half december worden kortgestraften zelfmelders (straffen tot twee weken) geplaatst in de penitentiaire inrichting (PI) Veenhuizen en de PI Heerhugowaard. Het gaat om respectievelijk 40 en 16 plaatsen voor deze doelgroep. Parallel verkent DJI nog meer locaties.
Meer gedetineerden plaatsen op Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA). In november 2024 waren er 280 plaatsen, waarvan 90% bezet. Naast dat er in verhouding meer plekken bezet zijn op de BBA zijn er ook meer BBA plaatsen gerealiseerd. Zo kon een afdeling heropend worden doordat er nieuw personeel was geworven.
Capaciteitsverlof met elektronisch toezicht. Vanaf 1 juni tot en met oktober zijn in totaal 64 gedetineerden met deze vorm van verlof naar buiten gegaan.
Invrijheidstellingen op vrijdag bij strafrestant van max 3 dagen. Dit zijn vanaf september 2024 gemiddeld 20 gedetineerden per weekend die gemiddeld twee dagen eerder in vrijheid worden gesteld.
Daar waar dit mogelijk is en verantwoord kan wordt extra MPC geplaatst. Dit levert naar verwachting 20 plaatsen op.
Vraag (33):
Wat zijn de uitvoeringsconsequenties van het aangenomen amendement over
het toezicht op de naleving van artikel 27 van de Autoriteit Consument
en Markt (ACM) naar de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) overbrengen
(Kamerstuk nr. 36531 nr. 12)?
Antwoord:
Nadat uw Kamer het amendement op 15 oktober jl. heeft aangenomen heeft
de minister van Economische Zaken de AP gevraagd naar de consequenties
van het amendement voor de AP. Hij is nog in afwachting van een
reactie.
Vraag (34):
Welke resultaten heeft het multidisciplinaire team van Centraal
Justitieel Incassobureau (CJIB), Justid en de Politie in 2024 behaald om
onvindbare veroordeelden die zich aan hun straf onttrekken te vinden en
welke extra stappen zet dit team in 2025?
Antwoord:
Het multidisciplinaire team van Centraal Justitieel Incassobureau
(CJIB), Justid en de politie heeft het afgelopen jaar hun werkzaamheden
voortgezet om informatie te verzamelen over onvindbare veroordeelden om
te voorkomen dat veroordeelden zich aan hun straf onttrekken en
veroordeelden effectiever kunnen worden opgespoord. De werkwijze van dit
team is verankerd als staande praktijk. In 2024 zijn tot nu toe 217
personen met succes opgespoord, opgepakt en in detentie genomen. In 2025
wordt naast de reguliere werkzaamheden ingezet op digitalisering en
verdere versterking van de samenwerking in de keten.
Vraag (35):
Klopt het nog steeds dat in de jaren 2023, 2024, 2025 en 2026 in totaal
drie levenslanggestraften in aanmerking komen voor een herbeoordeling,
en zo ja, kunt u bij benadering aangeven op welke moment een beslissing
voorligt om tot gratiëring over te gaan?
Antwoord:
Ja, dat klopt. Voor de jaren 2023, 2024, 2025 en 2026 komen in totaal
drie levenslanggestraften in aanmerking voor een ambtshalve
herbeoordeling. Twee ambtshalve herbeoordelingen zullen in 2025
plaatsvinden, de derde in 2026.
Vraag (36):
Bent u bereid om een levenslanggestrafte in het huidige stelsel alleen
gratie te verlenen als zowel de rechter als het OM daartoe
ondubbelzinnig positief over adviseert, en zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Nee. Bij de besluitvorming op het verlenen van gratie worden het OM en
de rechter die de levenslange gevangenisstraf heeft opgelegd, gevraagd
advies uit te brengen. Het advies van de rechter volgt nadat door het OM
advies is uitgebracht. Uit jurisprudentie volgt dat het advies van de
rechter zwaar weegt en daarmee leidend is bij de te nemen beslissing.
Afwijken van dit advies kan enkel gemotiveerd en als sprake is van
bijzondere omstandigheden. Er dient voor te worden gewaakt dat het
gratierecht op een dusdanige wijze wordt uitgevoerd dat de
onafhankelijkheid van het oordeel van een rechter als basis voor het
besluit tot het verlenen van gratie ter discussie komt te staan.
Het kan voorkomen dat er sprake is van contraire advisering, waarbij de
rechter positief adviseert over gratieverlening aan een
levenslanggestrafte maar het OM (daaraan voorafgaand) negatief heeft
geadviseerd. SJenV kan in dat geval het advies van de rechter voorleggen
aan het OM. Het OM kan dan bezien of het advies van de rechter reden
biedt om het eerder gegeven advies te herzien. Mocht dat niet het geval
zijn en er sprake blijven van contraire advisering, dan is het advies
van de rechter, zoals reeds aangegeven, leidend.
Vraag (37):
Kan voor de afgelopen vijf jaren een overzicht worden gegeven wat de
totale uitgaven waren voor gesubsidieerde rechtsbijstand en welk
percentage daarvan specifiek aan toevoegingen in asielzaken is
uitgegeven en kunnen hiervan ook de ramingen voor de komende vijf jaren
worden gegeven?
Antwoord:
Zie voor het antwoord op de vraag de tabel.
Totaal uitgaven rechtsbijstand en percentage uitgaven rechtsbijstand op het rechtsgebied asiel in de periode 2019 tot 2029 | ||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | ||||
Totaal uitgaven rechtsbijstand (x € 1 miljoen) | 418 | 455 | 458 | 569 | 642 | 672 | 659 | 650 | 626 | 623 | 622 | |||
Waarvan percentage uitgaven voor rechtsbijstand op het rechtsgebied asiel* | 11% | 10% | 10% | 11% | 13% | 13% | 13% | 13% | 11% | 7% | 7% |
* De uitgaven voor rechtsbijstand op het rechtsgebied asiel betreffen uitgaven voor asieltoevoegingen en overige uitgaven zoals voor tolk- en vertaalwerkzaamheden.
Vraag (38):
Hoeveel gedetineerden zitten er op dit moment op een Afdeling Intensief
Toezicht (AIT) en hoeveel worden de komende vijf jaren verwacht te
worden geplaatst op een AIT?
Antwoord:
Op peilmoment 30 oktober 2024 bedroeg de bezetting op de AIT 43
personen. Het is niet mogelijk aan te geven wat de bezetting in de
toekomst zal zijn.
Vraag (39):
Kan de laatste stand van zaken worden gegeven met betrekking tot de
opvolging van de adviezen van het adviesrapport preventieve detentie van
ABDTOPConsult ‘zicht op stoornis en gevaar?’
Antwoord:
In de beleidsreactie op het onderzoek ‘Vergelijkend onderzoek Italiaans
41bis detentieregime’ is ingegaan op de re-integratie van
hoogrisicogedetineerden.[1] Daarbij is aangekondigd dat het WODC is
verzocht om nader onderzoek te doen naar een veilige terugkeer in de
samenleving voor deze doelgroep en daarbij het huidig instrumentarium
aan taxatie-instrumenten tijdens detentie en toezicht-mogelijkheden na
detentie te onderzoeken. Het WODC heeft de onderzoeksaanvraag in
behandeling genomen en het onderzoek is inmiddels gestart. Naar
inschatting van het WODC zal dit onderzoek in het vierde kwartaal van
2025 gereed zijn. In dit WODC onderzoek worden ook de adviezen uit het
adviesrapport ‘Zicht op stoornis en gevaar’ betrokken.
[1] Bron: Kamerstukken II 2023/24, 24587, nr. 925.
Vraag (40):
Kan worden toegelicht hoe het aantal externe consultants dat betrokken
is bij het Duurzaam Digitaal Stelsel in de strafrechtketen wordt
afgebouwd?
Antwoord:
De Directie Strafrechtketen (DSK) heeft ten tijde van het Programma
Digitalisering Strafrechtketen gebruik gemaakt van externe
specialistische expertise die voor digitalisering nodig is. In de
huidige samenwerking, het Duurzaam Digitaal Stelsel, is een begin
gemaakt met de verambtelijking. Hiervoor is extra formatieruimte
gecreëerd bij DSK. De uitdaging is om voor de specialistische functies
personeel te werven zodat de externe consultants inderdaad kunnen worden
vervangen door in vaste of tijdelijke dienst werkzame
ambtenaren.
Vraag (41):
Kan nader worden toegelicht waarom er per begrotingsartikel een alinea
is opgenomen welk DG er verantwoordelijk voor is en wat het DG
vervolgens doet?
Antwoord:
Overeenkomstig de Rijksbegrotingsvoorschiften wordt per artikel
opgenomen waar de minister of de staatssecretaris verantwoordelijk voor
is en welke rol de bewindspersoon speelt bij het bereiken van het doel.
Een toelichting met betrekking tot de DG is informatief van aard.
Vraag (42):
Kan nader worden toegelicht wat er feitelijk bij het OM gebeurt als zou
worden besloten dat de middelen voor straf en zorg uit de
ombuigingslijst worden omgebogen? Wat zijn hiervan de gevolgen voor het
OM?
Antwoord:
Straf met Zorg (SmZ) ondersteunt officieren van justitie en andere
medewerkers van het OM bij vraagstukken op het snijvlak van zorg en
veiligheid. Daarmee draagt SmZ bij aan de kwaliteit van het werk van het
OM. SmZ biedt kaders voor de inzet van het strafrecht bij zaken waar
sprake is van zorgproblematiek op een manier die recht doet aan daders,
slachtoffers en maatschappij, gebaseerd op strafvorderlijke
beginselen.
Onder de paraplu van SmZ valt een aantal samenhangende thema’s zoals
jeugd, huiselijk geweld (o.a. femicide), zeden, kindermishandeling,
reclassering, forensische zorg, zorg- en veiligheidshuizen en personen
met verward gedrag. Bij de meeste van die onderwerpen staan de
strafvorderlijke taken van het OM, zoals opsporing en vervolging van
strafbare feiten, centraal. Daarnaast heeft het OM de opgave om haar
wettelijke taken op grond van de Wet verplichte ggz en de Wet zorg en
dwang rechtmatig en correct uit te voeren. Landelijke expertise en
aansturing vanuit heldere kaders, en voldoende kennis en kunde bij de
regionale parketten, zijn randvoorwaarden om de juiste afweging te maken
ten aanzien van straf en zorg. In dit opzicht is SmZ voor het OM een
onmisbaar onderdeel geworden van het werk.
Zonder SmZ kan het OM niet effectief opereren op genoemde
specialistische terreinen. Schaarse expertise op het gebied van
bijvoorbeeld femicide gaat dan verloren. Noodzakelijke focus en
eenduidige regie vallen weg. Officieren van justitie en andere
medewerkers van het OM zijn daardoor minder in staat om de juiste
afweging te maken ten aanzien van straf en zorg.
Vraag (43):
Klopt het dat wanneer gedetineerden die capaciteitsverlof ontvangen met
elektronisch toezicht vanwege de personele tekorten bij DJI een
uitkering ontvangen, deze door loopt tijdens het capaciteitsverlof
terwijl de uitkering wordt gepauzeerd van een gedetineerde die een maand
celstraf daadwerkelijk moet uitzitten?
Antwoord:
Nee, gedetineerden hebben geen recht op een uitkering gedurende het
capaciteitsverlof.
Vraag (44):
Klopt het dat de invoering van de maatregel om jongeren van 18 tot 23
jaar vaker te plaatsen in een reguliere penitentiaire inrichting in
plaats van een jeugdinrichting (maatregel uit de ombuigingslijst 2024)
slechts wijziging van een OM-richtlijn vergt en geen verdere wijziging
van wet- en regelgeving? Welke aannames zijn gedaan bij de berekening
van 8 miljoen euro besparing van deze maatregel?
Antwoord:
Nee, dit zou een wetswijziging vergen. Als een rechter jeugddetentie of
een PIJ-maatregel oplegt, dient de tenuitvoerlegging op grond van de wet
namelijk plaats te vinden in een justitiële jeugdinrichting (artikel 8
van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen). Dit voorschrift
geldt ook als deze sancties – onder toepassing van het
adolescentenstrafrecht (artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht) –
zijn opgelegd aan 18- tot 23-jarigen.
De maatregel uit de ombuigingslijst 2024 betreft slechts een
rekenkundige exercitie, waarbij het verschil tussen de kostprijs van een
plaats in een penitentiaire inrichting en die van een plaats in een
justitiële jeugdinrichting als uitgangspunt wordt genomen.
Voor de goede orde wordt daarbij opgemerkt dat het in de ombuigingslijst
genoemde percentage van 26% in 2021 niet wordt herkend. In 2021 is, naar
schatting, in 8% van de zaken tegen 18- tot 23-jarigen het
adolescentenstrafrecht toegepast,[1] waardoor de geschetste besparing in
de praktijk veel lager zou uitvallen.
[1] Tollenaar, N., & Van der Laan, A. M. (2023). Monitor
jeugdcriminaliteit 2023.
Vraag (45):
Kunnen de oorzaken van de groei van omzet bij illegale
kansspelaanbieders nader worden toegelicht? Worden er gesprekken gevoerd
om te komen tot een Europese aanpak van illegale kansspelen?
Antwoord:
Het is niet te zeggen of de omzet van de illegale kansspelmarkt in het
afgelopen jaar is gegroeid, gedaald of gelijk gebleven, doordat de
omvang van de omzet van de illegale kansspelmarkt een schatting blijft.
Het ministerie van Justitie en Veiligheid gaat uit van de
monitoringsrapportages van de Kansspelautoriteit (Ksa). Deze geeft in
haar “Monitoringsrapportage Online Kansspelen, najaar 2024” aan naar
schatting 87 procent van het totale BSR (Brutospelresultaat) in 2024
terechtkomt bij legale aanbieders. De verwachting is dat dit percentage
ongeveer gelijk blijft tot 2025. Bij de prognose is geen rekening
gehouden met de gevolgen van verhoging van de kansspelbelasting, de
effecten van de Beleidsregel verantwoord spelen en de Regeling
speellimieten en bewuster speelgedrag. In hoeverre deze omstandigheden
van invloed zijn op een (eventuele) toename van het BSR van de illegale
markt is niet met voldoende mate van waarschijnlijkheid te zeggen.
De Ksa neemt deel aan het Gaming Regulators European Forum (Gref), een
samenwerkingsverband van toezichthouders in een groot aantal landen in
Europa op het gebied van kansspelen dat tot doel heeft kennis, ervaring
en ideeën op het terrein van kansspelbeleid uit te wisselen en
samenwerking op internationaal niveau te bevorderen (https://gref.eu/).
Onderdeel daarvan is een handhavingswerkgroep. Deze groep bevordert de
uitwisseling van kennis en expertise m.b.t. de aanpak van illegale
kansspelen. Het gaat hierbij onder andere om het delen van best
practices op het gebied van onderzoekmethoden, -processen en de
effectiviteit van interventies. De staatssecretaris Rechtsbescherming
zal, om tot een effectievere handhaving op illegaal aanbod van
kansspelen te komen, verkennen welke mogelijkheden er op Europees niveau
liggen, zowel via Gref als via de Europese Unie.
Vraag (46):
Welk percentage van de uitgaven van de JenV begroting zijn gericht op
preventie?
Antwoord:
Het is niet mogelijk om exact te bepalen welk deel van de uitgaven van
de JenV-begroting gericht zijn op preventie. Deze kosten zijn namelijk
deels expliciet maar nog vaker impliciet onderdeel van de
JenV-begroting.
Vraag (47):
Welke waarborgen zijn er om te voorkomen dat er onnodig of
disproportioneel veel gegevens worden opgeslagen en gedeeld? Wie toetst
hierop gezien de politie nog altijd tegen de wet gegevens voor
onbepaalde tijd bewaart en het Ministerie van JenV na vijf jaar nog
steeds geen wet- en beleidswijziging hiervoor heeft verwezenlijkt?
Antwoord:
De politie verzamelt gegevens bij het uitvoeren van het dagelijkse
politiewerk. De Wet politiegegevens bevat bepalingen over de termijn
waarbinnen de gegevens verwerkt mogen worden en wanneer zij verwijderd
en vernietigd moeten worden. Dit beperkt de omvang van de verzamelde
gegevens. In algemene zin geldt dat gegevens verwijderd of vernietigd
worden als deze onjuist blijken te zijn en als zij niet langer
noodzakelijk zijn voor het doel waarvoor zij worden verwerkt [1]. In
2019 heeft de minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer per brief
geïnformeerd dat de korpschef bepaalde gegevens niet definitief zou
verwijderen. Dit vanwege de mogelijke relevantie van deze gegevens voor
het oplossen van cold cases. De korpschef heeft destijds aangegeven
maatregelen te hebben getroffen door deze niet definitief verwijderde
gegevens te scheiden van de overige verzamelde gegevens. Daarnaast is
een slechts beperkt aantal poortwachters geautoriseerd om toegang te
hebben tot deze gegevens. De gegevens worden alleen ter beschikking
gesteld voor een hernieuwde verwerking in opdracht van het gezag (zijnde
de officier van justitie) en zijn dus niet opgeslagen voor ‘algemeen
gebruik’. De Autoriteit Persoonsgegevens houdt toezicht op de verwerking
van gegevens door politie.
Aan de Raad van State is gevraagd om een voorlichting te geven over de
juridische mogelijkheden voor het aanpassen van de bewaartermijn van
bepaalde politiegegevens, gelet op Europeesrechtelijke en
grondwettelijke eisen. Na ontvangst van de voorlichting van de Raad van
State zal een besluit worden genomen over het eventueel aanpassen van de
wet op dit punt.
[1] Dit staat beschreven in artikel 4 van de Wet politiegegevens.
Vraag (48):
Welke ambtelijke afstemming heeft er plaatsgevonden tussen JenV en VWS
met betrekking tot de bezuinigingen op preventie?
Antwoord:
Er heeft geen ambtelijke afstemming plaatsgevonden tussen VWS en JenV
over de bezuinigingen op de begrotingen van JenV en VWS.
Vraag (49):
Hoeveel geeft het ministerie van JenV jaarlijks in totaal uit aan de
repressieve aanpak van drugscriminaliteit?
Antwoord:
De aanpak van drugscriminaliteit is een prioriteit van dit kabinet en er
wordt daarom fors in geïnvesteerd. Het is echter niet mogelijk om de
totale kosten van de aanpak van drugscriminaliteit uit de begroting
inzichtelijk te maken. Hiervoor zou het noodzakelijk zijn dat in de hele
keten de tijd en kosten worden geregistreerd die aan de aanpak van
specifieke delicten wordt besteed. Dit is niet het geval.
Vraag (50):
Hoeveel agenten (fte) hebben zich in 2024 beziggehouden met de aanpak
van cybercrime? Kunt u hierbij het Team High Tech Crime van de
Landelijke Eenheid en overig onderscheiden?
Antwoord:
Op peildatum eind augustus 2024 was de bezetting van het Team High Tech
Crime (dat onderdeel is van de Eenheid Landelijke Opsporing en
Interventies) in totaal 127 fte. De regionale cybercrimeteams, die in
2016 zijn gestart met gemiddeld 10 fte, zijn vanuit het vorige
regeerakkoord en de Miljoenennota 2018 in totaal met 95 fte extra
uitgebreid. Een verdere uitbreiding van 50 fte. ging naar o.a. de
Landelijke Eenheden voor het verbeteren van de informatiepositie op het
gebied van cybercrime.
Het team High Tech Crime en de regionale cybercrimeteams werken
eenheidoverstijgend samen in de aanpak van cybercriminele fenomenen en
dadergroepen. Daarnaast worden reguliere cybercrime-onderzoeken ook
uitgevoerd door districtsrecherches en basisteams.
In de gehele politieorganisatie waren er op peildatum eind augustus 2024
1.145 fte werkzaam met het werkterrein digitale expertise. Binnen deze
categorie vallen politiemensen met het werkterrein digitale expertise
die op verschillende plekken in de organisatie zitten, bijvoorbeeld in
het landelijk team High Tech Crime of in een regionaal cybercrimeteam.
Deze digitaal experts ondersteunen de opsporing breed met hun digitale
expertise, dus in alle onderzoeken, niet alleen in de cybercrime
onderzoeken.
In de Nota van Wijziging bij de JenV-begroting 2025 die voor de
begrotingsbehandeling naar uw Kamer wordt gestuurd, zal de minister van
Justitie en Veiligheid ingaan op de investeringen conform het
regeerprogramma in de aanpak cybercrime en gedigitaliseerde
criminaliteit.
Vraag (51):
Hoeveel vacatures voor wijkagenten zijn er op dit moment?
Antwoord:
Op peildatum eind augustus 2024 waren er 87 vacatures voor wijkagenten,
op een totale formatie van 3.612 fte.
Vraag (52):
Hoe groot is op dit moment de voorraad op zitting te plannen
strafzaken?
Antwoord:
Voor de eerste aanleg betreft de voorraad op zitting te plannen zaken:
zaken die door het OM zijn gedagvaard of waarin sprake is van een verzet
tegen een OM strafbeschikking, maar waarvoor nog geen zittingsdatum
bekend is. Ook zaken die zijn aangehouden en waarin nog geen nieuwe
zittingsdatum bekend is, zitten in deze voorraad. Voor de meervoudige
kamer-zaken in deze voorraad betekent de status dagvaarden overigens
niet dat de zaak ook gereed is voor een inhoudelijke behandeling op de
zitting. Het kan zijn dat een zaak pro forma behandeld moet worden,
omdat bijvoorbeeld het opsporingsonderzoek nog niet is afgerond, een NFI
rapportage nog niet gereed is of in verband met onderzoekswensen van de
verdediging.
Voor de tweede aanleg betreft de voorraad op zitting te plannen zaken:
zaken die de status planbaar hebben, maar waarvoor nog geen
zittingsdatum bekend is. Ook zaken die zijn aangehouden en waarin nog
geen nieuwe zittingsdatum bekend is, zitten in deze voorraad.
Op 1 oktober 2024 was de voorraad op zitting te plannen strafzaken:
in de eerste aanleg ongeveer 83.900 zaken (waarvan ongeveer 32.100 misdrijfzaken en ongeveer 51.800 overtredingszaken ).
in de tweede aanleg ongeveer 9.900 zaken (waarvan ongeveer 9.100 misdrijfzaken en ongeveer 800 overtredingszaken).
Vraag (53):
Hoeveel strafbeschikkingen zijn er tot op heden in 2024 uitgevaardigd en
tegen hoeveel van deze strafbeschikkingen is verzet aangetekend?
Antwoord:
Het Openbaar Ministerie heeft in de periode januari tot en met september
2024 in 20.210 misdrijfzaken een OM-strafbeschikking opgelegd. Eind
oktober 2024 is in 2.767 van deze misdrijfzaken verzet aangetekend. Het
Openbaar Ministerie heeft in de periode januari tot en met september
2024 in 36.471 overtredingszaken een OM-strafbeschikking opgelegd. Eind
oktober 2024 is in 3.836 van deze overtredingszaken verzet
aangetekend.
Vraag (54):
Hoeveel tijd verstrijkt er gemiddeld tussen het aantekenen van verzet
tegen een strafbeschikking en het behandelen van het verzet door de
rechter?
Antwoord:
Van de misdrijfzaken zaken die in de periode januari tot en met
september 2024 op zitting hebben gestaan als gevolg van verzet tegen een
OM-strafbeschikking is de gemiddelde doorlooptijd, gemeten vanaf
registratie verzet tot eerste zitting, 212 dagen. Van de
overtredingszaken zaken die in de periode januari tot en met september
2024 op zitting hebben gestaan naar aanleiding van verzet tegen een
OM-strafbeschikking is de gemiddelde doorlooptijd, gemeten vanaf
registratie verzet tot eerste zitting, 254 dagen.
Vraag (55):
Hoeveel contrabande is in 2023 en 2024 aangetroffen in penitentiaire
inrichtingen?
Antwoord:
In 2023 zijn in totaal 4117 contrabande aangetroffen in PI’s (3229)
jeugdinrichtingen (860) en tbs-inrichtingen (28).
In 2024 (peildatum 31 augustus 2024) zijn in totaal 2223 contrabande
aangetroffen in PI’s (2009), jeugdinrichtingen (194) en tbs-inrichtingen
(20).
Vraag (56):
Hoeveel strafbeschikkingen zijn in 2024 naar aanleiding van het
ingesteld verzet gewijzigd, ingetrokken en/of laten vervallen door het
OM?
Antwoord:
Van de in totaal 2.788 misdrijfzaken waarin in de periode januari tot en
met september 2024 verzet is geregistreerd, zijn inmiddels 398 zaken
geseponeerd. In 95 zaken is er wederom een strafbeschikking, al dan niet
aangepast, opgelegd.
Van de in totaal 7.603 overtredingszaken waarin in de periode januari
tot en met september 2024 verzet is geregistreerd, zijn inmiddels 1.308
zaken geseponeerd. In 53 zaken is er wederom een strafbeschikking, al
dan niet aangepast, opgelegd.
Vraag (57):
Wat kost de heropening van de penitentiaire inrichting Almere?
Antwoord:
De eenmalige kosten van de gebouwelijke heropening van een laag
beveiligde PI Almere met de basis op orde bedragen tussen de 15 en 20
miljoen euro. De jaarlijkse kosten zijn afhankelijk van de gebruiksduur.
Bij een gebruiksduur van drie jaar zijn de jaarlijkse kosten rond de 7
miljoen euro.
De basis op orde betekent dat zaken zoals verwarming, luchtbehandeling,
brandmeldinstallatie en elektra zijn opgenomen in de raming. Laag
beveiligd houdt in dat de beveiligingsinstallatie niet is opgenomen. De
operationele kosten, zoals voor o.a. personeel, ICT en inventaris, zijn
niet inbegrepen in deze raming.
Vraag (58):
Hoeveel drones zijn er gedetecteerd in 2023 en 2024 bij een
penitentiaire inrichting?
Antwoord:
Deze cijfers zijn niet beschikbaar. Er wordt nog gewerkt aan betrouwbare
verwerking van cijfermatige gegevens hierover.
Vraag (59):
In hoeveel zaken van de door de strafrechter behandelde verzetschriften
tegen een strafbeschikking kwam de rechter in 2024 tot vrijspraak?
Antwoord:
In de periode januari tot en met september 2024 werden door de
strafrechter in eerste aanleg 11.270 zaken behandeld als gevolg van
verzet tegen een strafbeschikking. In 1.430 van deze zaken kwam de
strafrechter tot een vrijspraak.[1]
Toelichting:
Deze cijfers zijn indicatief. Ze geven een zo goed mogelijk beeld op basis van de informatie die eind oktober 2024 beschikbaar was uit de voor de Rechtspraak beschikbare management informatiesystemen.
Het lopende kalenderjaar bevat voorlopige aantallen; mogelijk was de registratie nog niet helemaal bijgewerkt.
Het aantal zaken is afgerond op tientallen.
[1] Bron: InfoRM, datum 28-10-2024
Vraag (60):
Hoeveel brieven van en naar de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) zijn
geweigerd?
Antwoord:
Er zijn vier brieven van en naar de Extra Beveiligde Inrichting
geweigerd.
Vraag (61):
Hoeveel Bijzonder Ondersteuningsteam (BOT)-transporten met de hoogste
beveiliging zijn er in 2024 uitgevoerd?
Antwoord:
Dit zijn er tot en met september 245.
Vraag (62):
Welke resultaten zijn tot nu toe in 2024 geboekt met het programma
‘Preventie met gezag’?
Antwoord:
In de rapportage van 2024 die op 25 juni jl. naar uw Kamer is verstuurd,
is gerapporteerd over de voortgang van de eerste 15 gemeenten in 2023.
Hieruit blijkt dat in elk van deze 15 gemeenten concrete resultaten zijn
geboekt op het gebied van onderwijs, werk en inkomen, persoonlijke en
psychologische ontwikkeling, het sociale netwerk en criminaliteit en
re-integratie.
In de voortgangsrapportage van 2025 zal uw Kamer worden geïnformeerd
over de resultaten van 2024 in alle 47 gemeenten die nu deelnemen aan
het programma (waarover nader het antwoord op vraag 69.
Er wordt jaarlijks bijgehouden welke maatregelen en gedragsinterventies
in samenhang lokaal worden ingezet. Over de voortgang en de resultaten
van het programma wordt aan uw Kamer jaarlijks gerapporteerd via de
halfjaarrapportage aanpak ondermijnende criminaliteit.
Vraag (63):
Hoeveel kilo cocaïne is tot nu toe in 2024 onderschept in de Nederlandse
havens?
Antwoord:
In de eerste helft van 2024 is door de Douane in totaal 17.083 kilo
cocaïne onderschept, waarvan 16.050 kilo in de havens.
Vraag (64):
Hoeveel uithalers zijn er tot nu toe in 2024 geregistreerd?
Antwoord:
In 2024 zijn er tot op heden 277 uithalers aangetroffen in Rotterdam. De
cijfers van andere Nederlandse havens worden niet los gerapporteerd en
soms ook op andere wijzen geregistreerd. De cijfers van Rotterdam geven
echter een goed beeld van de situatie in Nederland. Uit een proef die
eerder dit jaar is gedaan, blijkt dat het overgrote deel (ongeveer 90%)
van de uithalersdelicten plaatsvindt in Rotterdam.
Vraag (65):
Hoe groot is de totale verwachte onderuitputting op de begroting van
JenV en hoe groot is de verwachte eindejaarsmarge?
Antwoord:
Op voorhand wordt er geen onderuitputting verwacht voor het jaar 2025.
De eindejaarsmarge die wordt toegevoegd aan de begroting van 2025 is
gebaseerd op de onderuitputting over 2024 met een maximum van 1% van de
departementale begroting.
Bij de Suppletoire begroting september is er 25 miljoen euro
onderuitputting gemeld. Bij de Najaarsnota wordt de Kamer geïnformeerd
over het actuele uitvoeringsbeeld. Het is uiteindelijk aan het kabinet
om bij Voorjaarsnota te besluiten of de eindejaarsmarge (volledig) wordt
uitgekeerd.
Vraag (66):
Wat zijn de actuele kosten van het tenuitvoerleggen van respectievelijk
een taakstraf, een gevangenisstraf en elektronische detentie per
dag?
Antwoord:
De financiering van de taakstraf geschiedt op basis van afgeronde
taakstraffen. Per gerealiseerde werkstraf ontving Reclassering Nederland
in 2024 1.192,26 euro en ontvingen het Leger des Heils &
Jeugdbescherming en de Stichting Verslavingszorg GGZ 1.216,80 euro. Dit
zijn de kostprijzen 2024 na loon- en prijsbijstelling. De kostprijzen
voor 2025 zijn nog niet vastgesteld. In het nieuwe kostprijsmodel voor
de drie reclasseringsorganisaties, vastgesteld in 2023, is voor
werkstraffen voor Reclassering Nederland een andere kostprijs
vastgesteld dan voor de andere twee reclasseringsorganisaties, mede
vanwege het verschil in werkwijze tussen de organisaties.
De kosten voor de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf in 2024
bedragen 440 euro per dag.[1] Er is momenteel geen sprake van
elektronische detentie in de vorm van een door de rechter op te leggen
hoofdstraf of als executiemodaliteit. Wel kan elektronische monitoring
als controlemiddel worden toegepast in verschillende kaders,
bijvoorbeeld als onderdeel van een voorwaardelijke veroordeling of als
onderdeel van een schorsing van de voorlopige hechtenis.
Voor elektronische monitoring maken zowel de reclassering als de Dienst
Vervoer en Ondersteuning (DV&O) van de Dienst Justitiële
Inrichtingen kosten. In 2024 is de kostprijs voor elektronische
monitoring door de reclassering na loon- en prijsbijstelling 26,16 euro
per dag. De kostprijzen voor 2025 zijn nog niet vastgesteld. De
kostprijs voor een enkelband van DV&O is 33 euro per dag in
2024.
[1] Zie blz. 113 van de begroting van Justitie en Veiligheid 2024
(Kamerstukken II, vergaderjaar 2024-2025, 36600 VI, nr. 2).
Vraag (67):
Kan concreet worden aangegeven waaraan de middelen uit de envelop
Nationale Veiligheid worden besteed?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 26.
Vraag (68):
Waar wordt het geld aan besteed dat, vergeleken met 2024, niet meer naar
het OM en de Reclassering gaat voor personeel?
Antwoord:
Voor het OM geldt dat het budgettaire kader voor de personele uitgaven
in 2024 hoger is dan in 2025, omdat:
De compensatie voor het OM voor de cao die onlangs is afgesloten in 2024 hoger is dan in 2025, onder andere vanwege een eenmalige uitkering die in 2024 wordt uitbetaald (effect circa 15 miljoen euro);
Er sprake is van een compensatie voor eenmalige hogere IKB-kosten (individueel keuze budget) in 2024 als gevolg van de cao Rechterlijke Macht 2023 (effect van circa 5 miljoen euro).
Er voor 2024 gelden beschikbaar zijn gesteld uit de ondermijningsmiddelen voor onder meer forensische opsporing (circa 5 miljoen euro). Op een later moment wordt besloten of deze gelden structureel beschikbaar worden gesteld.
Overige mutaties hebben een saldo-effect van circa 2 miljoen
euro.
Bij de reclassering is het budget in 2025 en verder lager dan in 2024
omdat er in 2024 eenmalig een bijdrage is gekomen voor een pilot
reclassering in de gevangenis vanuit de middelen voor ondermijning. Over
het vervolg is nog geen besluit genomen.
Vraag (69):
Hoe vaak heeft in 2024 een strafrechter als bijzondere voorwaarde bij
een voorwaardelijke straf een ‘leerstraf’ opgelegd?
Antwoord:
Een leerstraf is een vorm van een taakstraf die aan jeugdigen kan worden
opgelegd (artikel 77h, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
Leerstraffen zijn erkende gedragsinterventies in de vorm van een
training. Gelet op het pedagogisch karakter van het jeugdstrafrecht
wordt een leerstraf in beginsel in jeugdstrafzaken niet in
voorwaardelijke vorm opgelegd, maar als onvoorwaardelijke hoofdstraf.
Een leerstraf in de vorm van een taakstraf kan niet aan volwassenen
worden opgelegd.
Wel is het mogelijk dat als bijzondere voorwaarde bij een (deels)
voorwaardelijke straf wordt gesteld dat de veroordeelde gedurende de
proeftijd moet deelnemen aan een gedragsinterventie. Dit kan bij zowel
jeugdigen als volwassenen (artikelen 77z, tweede lid, en 14c, tweede
lid, van het Wetboek van Strafrecht).
In de periode januari tot en met september 2024 werd door de
strafrechter in eerste aanleg in 980 zaken een gedragsinterventie
opgelegd als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf. Ook
zijn er nog bijzondere voorwaarden opgelegd die zijn geclassificeerd als
“overig”. Mogelijk hebben hier ook nog trainingen of cursussen
bijgezeten.[1]
Toelichting bij de cijfers
Deze cijfers zijn indicatief. Ze geven een zo goed mogelijke representatie op basis van de informatie die eind oktober beschikbaar was uit de voor de Rechtspraak beschikbare managementinformatiesystemen.
Het betreft voorlopige aantallen; mogelijk was de registratie nog niet helemaal bijgewerkt.
Het aantal zaken is afgerond op tientallen.
Vraag (70):
Worden de middelen voor Preventie met Gezag de komende jaren in stand
gehouden?
Antwoord:
Het Programma Preventie met Gezag is een structurele aanpak; hiervoor is
structurele financiering beschikbaar. De budgetten zijn verdeeld in een
structurele aanpak bij 27 gemeenten en de justitiepartners die hieraan
meedoen. Ook wordt een deel incidenteel ingezet bij 20 kleinere
gemeenten.
De justitiepartners betreffen: het OM, RvdR, RvdK, de politie, Zorg en
Veiligheidshuizen en (jeugd)reclassering. Zij doen in 27 gemeenten mee
aan de structurele aanpak.
De budgetten voor de 27 gemeenten zijn tot 2026 ter beschikking gesteld.
Op basis van plannen van aanpak zijn de middelen voor Preventie met
Gezag voor de afgelopen jaren toegekend. Na evaluatie in 2025 worden de
bedragen vanaf 2026 opnieuw vastgesteld en ter beschikking gesteld. Het
gaat hier om structurele middelen.
Omdat (georganiseerde en ondermijnende) jeugdcriminaliteit zich niet
enkel beperkt tot de grootstedelijke gebieden, is in 2024 besloten 20
kleinere gemeenten met relatief ernstige problematiek op het gebied van
jeugdcriminaliteit incidenteel te ondersteunen vanuit dit programma.
Deze 20 gemeenten krijgen met een incidentele bijdrage voor een periode
van drie jaar de mogelijkheid om (meer) focus aan te brengen in de
lokale preventieaanpak. Een gestelde voorwaarde is dat de gemeenten deze
aanpak tijdig verankeren in de structurele gemeentelijke aanpak.
Vraag (71):
Wanneer komt u met een herijking van het stelsel rechtsbijstand
inclusief budgettaire consequenties?
Antwoord:
Momenteel wordt gewerkt aan afrondende beleidsontwikkeling en
besluitvorming ten behoeve van de vernieuwing van het stelsel
rechtsbijstand. In afwachting van die nadere uitwerking en
besluitvorming, met inbegrip van budgettaire consequenties en financiële
dekking, is het wetsvoorstel vooralsnog niet opgenomen in het
wetgevingsprogramma. Overigens is in de JenV-begroting 2025 geen
rekening gehouden met de mogelijke uitkomsten van de commissie-Van der
Meer II, die pas in het eerste kwartaal van 2025 worden verwacht.
Vraag (72):
Hoeveel van de budgettaire maatregel 11 "Investeren in goed bestuur en
de rechtsstaat" valt op de begroting van JenV en voor welke artikelen en
beleidsdoelen is dit ingeboekt?
Antwoord:
Vanuit het budget voor ‘Goed bestuur en sterke
rechtsstaat’ (totaal 200 miljoen euro structureel) is 50 miljoen
euro beschikbaar voor JenV. Deze middelen worden ingezet (1) ter
versterking van de rechtsbescherming in de jeugdbescherming, (2) ter
versterking van de familie- en jeugdrechtspraak, (3) ter verbetering van
de toegang tot het recht en (4) voor institutionele vernieuwing van de
Rechtspraak. Over de verdeling van de middelen zult u voorafgaand aan de
behandeling van de JenV-begroting 2025 bij Nota van Wijziging op de
ontwerpbegroting 2025 worden geïnformeerd.
Vraag (73):
Hoeveel tbs-klinieken hebben we momenteel in Nederland?
Antwoord:
Er zijn 7 Forensische Psychiatrische Centra (FPC) in Nederland.
Vraag (74):
Hoeveel van deze tbs-klinieken zijn private klinieken en hoeveel zijn
klinieken vanuit de overheid?
Antwoord:
Er zijn vijf particuliere Forensisch Psychiatrische Centra (FPC): De
Kijvelanden, Pompe kliniek, Van der Hoeven kliniek, Van Mesdag kliniek,
De Rooyse Wissel.
Er zijn twee rijks-FPC’s: de Oostvaarderskliniek en CPT Veldzicht.
Vraag (75):
Bestaat er in Nederland een aparte tbs-kliniek voor vrouwen?
Antwoord:
Nee, er bestaan geen aparte klinieken voor vrouwen.
Vraag (76):
Bestaan er in Nederland bij tbs-klinieken aparte afdelingen voor
vrouwen?
Antwoord:
Mannen en vrouwen worden binnen de tbs gemengd geplaatst.
Vraag (77):
Hoeveel vrouwen zitten er in Nederland in een tbs-kliniek?
Antwoord:
Op peildatum 2 september 2024 zitten er er 97 vrouwen in tbs-klinieken
(intra- en extramuraal).
Vraag (78):
Hoeveel vrouwen zaten er in 2023 in Nederland in een tbs-kliniek?
Antwoord:
In 2023 zijn er 98 vrouwen aanwezig geweest in tbs-klinieken.
Vraag (79):
Hoe groot is het capaciteitsprobleem in tbs-klinieken?
Antwoord:
Het tekort aan tbs-capaciteit resulteert in een aantal wachtende
tbs-patiënten in het gevangeniswezen. Op 2 september 2024 verbleven 171
tbs-gestelden als passant in het gevangeniswezen.
Vraag (80):
Zijn er specifieke tekorten in tbs-klinieken, zoals bepaalde specifieke
behandelaars?
Antwoord:
Ja, er is met name een tekort aan behandelend personeel zoals
bijvoorbeeld psychiaters, psychologen en (hoofd)behandelaren, net als in
reguliere zorg. Ook zijn er tekorten aan zogeheten sociotherapeutisch
medewerkers.
Vraag (81):
Hoe lang verblijft iemand gemiddeld in een tbs-kliniek?
Antwoord:
De meest recente meting komt uit op een behandelduur in de tbs van 8,7
jaar (op basis van de mediaan).
Vraag (82):
Is de verblijfsduur in tbs-klinieken over de afgelopen vijf jaar toe- of
afgenomen?
Antwoord:
De verblijfsduur is de afgelopen vijf jaar toegenomen. Vijf jaar geleden
bedroeg de behandelduur 7,7 jaar (op basis van de mediaan).
Vraag (83):
Worden er de komende jaren meer tbs-klinieken geopend om
capaciteitsproblemen en problemen met de doorstroom op te lossen?
Antwoord:
Om het aantal beschikbare plekken voor tbs-patiënten binnen afzienbare
tijd uit te breiden voert SJenV intensief overleg met alle tbs-klinieken
en andere forensische zorgaanbieders. Er zijn uitbreidingen gepland bij
tbs-klinieken (zowel rijks- als particuliere klinieken, zie ook het
antwoord vraag 84). SJenV informeert uw Kamer periodiek via
voortgangsbrieven forensische zorg over de stand van zaken.
Vraag (84):
Worden er de komende jaren tbs-klinieken uitgebreid om
capaciteitsproblemen en problemen met de doorstroom op te lossen?
Antwoord:
Ja, er zijn uitbreidingen gepland bij de bestaande tbs-klinieken (zowel
rijks- als particuliere klinieken). Zo zijn recent de bouwwerkzaamheden
gestart voor een uitbreiding van 24 plaatsen bij FPC De Kijvelanden
welke naar verwachting in 2026 in gebruik genomen kunnen worden. Of en
wanneer de andere uitbreidingen daadwerkelijk operationeel kunnen zijn
is afhankelijk van diverse randvoorwaarden zoals vergunningstrajecten,
maatschappelijk draagvlak, financiële haalbaarheid, succesvolle
personele werving etc. SJenV informeert uw Kamer periodiek via
voortgangsbrieven forensische zorg over de stand van zaken.
Vraag (85):
Hoeveel mensen wachten momenteel op het starten met hun behandeling in
een tbs-kliniek? Hoeveel van deze mensen wachten in detentie? Hoeveel
van deze mensen worden naar huis gestuurd?
Antwoord:
Er zijn op peildatum 2 september 2024 171 tbs-gestelden die als passant
verblijven in het gevangeniswezen. Er worden geen tbs-patiënten naar
huis gestuurd.
Vraag (86):
Hoeveel geld is de Staat kwijt aan vergoedingen die moeten worden
gegeven aan mensen die in detentie moeten wachten op hun behandeling in
een tbs-kliniek?
Antwoord:
In de tabel is weergegeven welke bedragen in totaal zijn uitgekeerd aan
schadevergoedingen voor niet tijdige plaatsing in een tbs-kliniek.
2021 | 2022 | 2023 | 2024 t/m aug | |
---|---|---|---|---|
Uitgekeerde bedragen totaal | € 25.150,- | € 100.300,- | € 81.475,- | € 172.779,- |
Vraag (87):
Kunt u aangeven welke cijfers wel per politiekorps separaat
geadministreerd worden?
Antwoord:
De cijfers die de politie beschikbaar heeft op korpsniveau en per
eenheid en waarover zij verantwoording afleggen, worden met uw Kamer
gedeeld in het kader van de begrotingscyclus of via het halfjaarbericht
Politie.
Vraag (88):
Kunt u aangeven welke misdrijven onder de definitie cybercrime
vallen?
Antwoord:
De term cybercrime is niet in een verdrag of wet gedefinieerd. Voor de
beantwoording van deze vraag en de hiernavolgende vragen wordt onder
cybercrime verstaan: delicten die gepleegd worden met een
computersysteem en zich richten op een computersysteem. Voorbeelden
hiervan zijn het verspreiden van virussen en malware, maar ook
bijvoorbeeld DDoS-aanvallen. In de volgende artikelen van het Wetboek
van Strafrecht worden cybercrime delicten omschreven: art. 138ab, art.
138b, art. 138c, art. 139c, art. 139d, art. 139e, art. 139g, art.
161sexies, art. 161septies, art. 317 lid 2, art. 350a, art. 350b, art.
350c en art. 350d. Cybercrime is overigens iets anders dan
gedigitaliseerde criminaliteit, waarbij klassieke delicten – zoals
fraude – via een ICT-middel gepleegd worden.
Vraag (89):
Kunt u aangeven wat de gemiddelde leeftijd is van veroordeelden voor een
cybermisdrijf?
Antwoord:
De gemiddelde leeftijd van de personen die in 2023 door de rechter in
eerste aanleg werden veroordeeld voor cybercrime, is 28 jaar (afgerond).
In ongeveer 15 zaken was de veroordeelde jonger dan 18 jaar, in ongeveer
45 zaken was de veroordeelde 18 t/m 22 jaar en in de overige ongeveer 65
zaken was de veroordeelde 23 jaar of ouder. Het betreft de leeftijd op
het moment van het plegen van het oudste feit in de zaak. Het aantal
zaken wordt geteld, niet het aantal personen. Dat betekent dat als één
persoon in 2023 in meerdere zaken voor cybercrime veroordeeld is, beide
zaken meetellen. Dit geldt ook voor het berekenen van de gemiddelde
leeftijd.
Vraag (90):
Kunt u aangeven wat het meest voorkomende cybercrimemisdrijf is? Kunt u
per misdrijf de aantallen veroordeelden noemen?
Antwoord:
In de tabel is per type cybercrimemisdrijf weergegeven in hoeveel zaken
de rechter in eerste aanleg in 2023 het betreffende cybercrimemisdrijf
bewezen heeft verklaard. Het misdrijf dat in de meeste zaken tot een
veroordeling leidde betreft hacken (opzettelijk en wederrechtelijk
binnendringen van een geautomatiseerd werk). In 70 zaken is dit misdrijf
bewezen.
Type cybercrimemisdrijf | Zaken 2023 met veroordeling |
---|---|
Hacken: opzettelijk en wederrechtelijk binnendringen van een geautomatiseerd werk | 70 |
Voorhanden hebben, verwerven of ter beschikking stellen van gegevens die door een misdrijf verkregen zijn | 20 |
Hacken: overnemen, aftappen of opnemen van gegevens uit een geautomatiseerd werk na binnendringen daarvan | 20 |
Het ter beschikking stellen of voorhanden hebben van technische hulpmiddelen of toegangscodes bedoeld om het binnendringen van een geautomatiseerd werk, belemmeren van toegang of aftappen te plegen | 20 |
Opzettelijke vernieling van gegevens die door middel van een geautomatiseerd werk of door telecommunicatie zijn opgeslagen, worden verwerkt of overgedragen | 10 |
Voorbereidingshandelingen t.b.v. het aantasten, vernielen of manipuleren van computergegevens of het vernielen van een geautomatiseerd werk | < 10 |
Hacken door tussenkomst van een openbaar telecommunicatienetwerk | < 10 |
Overnemen van niet openbare gegevens | < 10 |
Plaatsen van opname-, aftap- of afluisterapparatuur; voorbereidingshandelingen | < 10 |
Het belemmeren van toegang tot of gebruik van een geautomatiseerd werk | < 10 |
Opzettelijk vernielen etc. van een geautomatiseerd werk of werk voor telecommunicatie; voorbereidingshandelingen | < 10 |
Afpersing waarbij de dwang wordt uitgeoefend door de bedreiging dat gegevens van een geautomatiseerd werk onbruikbaar of ontoegankelijk worden gemaakt of worden gewist | < 10 |
Opzettelijk gegevens ter beschikking stellen of verspreiden die zijn bestemd om schade aan te richten in een geautomatiseerd werk | < 10 |
Het aftappen of opnemen van gegevens (afluisteren) | |
Het ter beschikking stellen of voorhanden hebben van technische hulpmiddelen of toegangscodes bedoeld om het binnendringen van een geautomatiseerd werk, belemmeren van toegang of aftappen te plegen, maar met oogmerk gericht op art. 138ab, lid 2 en 3 Sr | |
Het bezit en verspreiden van gegevens of een voorwerp waarop gegevens staan die door wederrechtelijk aftappen of opnemen zijn verkregen | |
Vernieling etc. van een geautomatiseerd werk of werk voor telecommunicatie door schuld | |
Opzettelijke vernieling van gegevens die door middel van een geautomatiseerd werk of door telecommunicatie zijn opgeslagen, worden verwerkt of overgedragen, met tussenkomst van een openbaar telecommunicatienetwerk | |
Vernieling door schuld van gegevens die door middel van een geautomatiseerd werk of door telecommunicatie zijn opgeslagen, worden verwerkt of overgedragen | |
Door schuld gegevens ter beschikking stellen of verspreiden die zijn bestemd om schade aan te richten in een geautomatiseerd werk | |
Vernielen van een geautomatiseerd werk |
Vraag (91):
Kunt u aangeven welke gegevens bijgehouden worden in de
managementinformatiesystemen van de Rechtspraak?
Antwoord:
In de voor de Rechtspraak beschikbare management informatiesystemen zijn
diverse kenmerken van een zaak en het proces opgenomen die relevant
kunnen zijn voor het afdoen van een zaak door de rechtspraak. Het gaat
om een grote hoeveelheid kenmerken die sterk verschilt afhankelijk van
het rechtsgebied, het type zaak en het verloop van een zaak. Bij een
strafzaak met betrekking tot cybercrime die voor de rechter in eerste
aanleg komt, heeft de Rechtspraak bijvoorbeeld gegevens beschikbaar over
de datum waarop de zaak instroomt, de leeftijd van de verdachte bij
plegen van het eerste feit in de zaak, de data en de redenen van
behandeling op zitting, het forum (enkelvoudig of meervoudig),
(tussen)beslissingen van de rechter in eerste aanleg,
vantoepassingverklaring van het jeugdstrafrecht, het eindvonnis van de
rechter in eerste aanleg (dus of er sprake is van strafoplegging,
vrijspraak, ontslag van alle rechtsvervolging, etc.), de straffen en
maatregelen die de rechter in eerste aanleg heeft opgelegd, de duur en
de hoogte van de opgelegde straffen, etc.
Vraag (92):
Kunt u aangeven hoeveel de totale kosten voor de Staat bedragen voor de
bestrijding van cybercrimemisdrijven?
Antwoord:
Deze gevraagde gegevens zijn niet beschikbaar en slechts met een grote
inspanning bij benadering vast te stellen. De kosten die de Staat maakt,
en de ambtenaren die ingezet worden in de bestrijding van cybercrime,
zijn op allerlei manieren verweven met kosten die voor de bestrijding
van andere criminaliteit worden gemaakt. Er zijn wel enkele (onderdelen
van) diensten die primair worden ingezet tegen cybercrime. Maar in het
overgrote deel van de gevallen is dat niet het geval. Ter toelichting
een voorbeeld: een digitaal rechercheur die onderzoek doet naar een
moord (een 'offline' delict), waarbij relevante locatiegegevens op
digitale gegevensdragers zijn vastgelegd, kan in een ander onderzoek
betrokken zijn bij de bestrijding van een cyberdelict. Zie voor het
aantal fte dat met de bestrijding van cybercrime gemoeid is het antwoord
op vraag 101.
Vraag (93):
Kunt u aangeven op hoeveel cybercrimezaken een vrijspraak volgt vanwege
gebrek aan bewijs?
Antwoord:
In 2023 heeft de strafrechter in eerste aanleg ongeveer 180 zaken
behandeld waarin één of meer cybercrimefeiten primair ten laste zijn
gelegd. In bijna 9% van die zaken kwam de rechter tot een vrijspraak. De
aantallen zaken waarin één of meer cybercrimefeiten ten laste zijn
gelegd, zijn inclusief gevoegde zaken en zaken met de eindvonnissen
'dagvaarding nietig', 'OM niet ontvankelijk' en 'ontslag van alle
rechtsvervolging'. Er zijn mogelijk zaken bij waarin naast
cybercrimefeiten nog andere feiten ten laste zijn gelegd. De vrijspraak
geldt voor de gehele zaak. Het kan zijn dat er vrijspraak was voor de
cybercrimefeiten, maar voor andere feiten in de zaak niet. Dan zijn deze
zaken niet als vrijgesproken zaken meegeteld.
Vraag (94):
Kunt u aangeven hoeveel cybercrimezaken geseponeerd worden door het OM
vanwege het technisch of beleidssepot?
Antwoord:
In 2024 zijn tot en met september 71 cybercrimezaken onvoorwaardelijk
geseponeerd, waarvan 39 zaken om technische redenen, 22 zaken om
beleidsredenen en 10 zaken vanwege administratieve redenen. Daarnaast
zijn in 2024 tot en met september 13 cybercrimezaken vanwege
beleidsredenen voorwaardelijk geseponeerd.
Vraag (95):
Kunt u aangeven hoeveel minderjarigen en adolescenten veroordeeld worden
voor cybercrimemisdrijven?
Antwoord:
De gemiddelde leeftijd van de personen die in 2023 door de rechter in
eerste aanleg werden veroordeeld voor cybercrime, is 28 jaar (afgerond).
In ongeveer 15 zaken was de veroordeelde jonger dan 18 jaar, in ongeveer
45 zaken was de veroordeelde 18 t/m 22 jaar en in de overige ongeveer 65
zaken was de veroordeelde 23 jaar of ouder. Het betreft de leeftijd op
het moment van het plegen van het oudste feit in de zaak. Het aantal
zaken wordt geteld, niet het aantal personen. Dat betekent dat als één
persoon in 2023 in meerdere zaken voor cybercrime veroordeeld is, dat
beide zaken meetellen. Dit geldt ook voor het berekenen van de
gemiddelde leeftijd.
Vraag (96):
Welke gegevens houdt DJI bij over de achtergrond van
gedetineerden?
Antwoord:
DJI legt alleen die gegevens vast die noodzakelijk zijn voor de
tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen, zoals persoonsgegevens.
Zie hiervoor ook vraag 157.
Vraag (97):
Kunt u aangeven wat de recidivecijfers zijn bij
cybercrimemisdrijven?
Antwoord:
Van de ongeveer 125 zaken in 2023 waarin de strafrechter in eerste
aanleg een cybercrimemisdrijf bewezen heeft verklaard, betrof het in
minder dan 10 zaken een persoon die in de periode 2013 tot en met 2022
al eerder was veroordeeld voor een cybercrimemisdrijf.
Vraag (98):
Kunt u aangeven in hoeverre wij in Nederland strenger of juist soepeler
straffen in cybercrimemisdrijfzaken dan in andere landen?
Antwoord:
Deze gegevens zijn op dit moment niet voorhanden, maar zullen worden
meegenomen in een recent opgestarte inventarisatie waaraan op dit moment
ambtelijk wordt gewerkt. Dit betreft een kortlopende,
rechtsvergelijkende inventarisatie naar de maximumstraffen voor
cybercriminaliteit in een aantal relevante andere landen. Deze
inventarisatie is gestart naar aanleiding van de wens van het kabinet om
de wettelijke strafmaxima bij specifieke delicten te verhogen, waaronder
cybercrime. Op basis daarvan zal worden bezien voor welke specifieke
cybercrimedelicten het wenselijk is een strafmaatverhoging door te
voeren. Het is de verwachting dat uw Kamer over de inventarisatie in het
eerste kwartaal van 2025 nader wordt geïnformeerd.
Vraag (99):
Kunt u een overzicht geven van aangiftebereidheid in cybercrimezaken in
vergelijking met een aantal andere EU-landen?
Antwoord:
Deze gegevens zijn op dit moment niet voorhanden, maar zullen worden
meegenomen in een recent opgestarte inventarisatie waaraan op dit moment
wordt gewerkt. Dit betreft een kortlopende, rechtsvergelijkende
inventarisatie naar de maximumstraffen voor cybercriminaliteit in een
aantal relevante andere landen. Deze inventarisatie is gestart naar
aanleiding van de wens van het kabinet om de wettelijke strafmaxima bij
specifieke delicten te verhogen, waaronder cybercrime. Op basis daarvan
zal worden bezien voor welke specifieke cybercrimedelicten het wenselijk
is een strafmaatverhoging door te voeren. Het is de verwachting dat uw
Kamer over deze inventarisatie in het eerste kwartaal van 2025 nader
wordt geïnformeerd.
Vraag (100):
Welke achtergrondinformatie over verdachten/veroordeelden houdt het OM
bij?
Antwoord:
Voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten verwerkt het OM
persoonsgegevens, onder andere over verdachten en veroordeelden. Het OM
registreert bijvoorbeeld de personalia van verdachten en de delicten
waarvoor proces-verbaal is opgemaakt. Daarnaast kan een strafdossier
achtergrondinformatie bevatten van een verdachte, zoals een uittreksel
van de Justitiële Documentatiedienst of een rapport van de Reclassering.
De verwerking van strafvorderlijke gegevens over iemands godsdienst of
levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele
leven, en persoonsgegevens betreffende het lidmaatschap van een
vakvereniging vindt slechts plaats in aanvulling op de verwerking van
andere strafvorderlijke gegevens en voor zover dit voor het doel van de
verwerking onvermijdelijk is.
Vraag (101):
Kunt u aangeven hoeveel fte’s gebruikt worden in de bestrijding van
cybercriminaliteit? Kunt u dit uitsplitsen per dienst?
Antwoord:
Deze gevraagde gegevens zijn niet beschikbaar en slechts met een grote
inspanning bij benadering vast te stellen. De kosten die de Staat maakt,
en de ambtenaren die ingezet worden in de bestrijding van cybercrime,
zijn op allerlei manieren verweven met kosten die voor de bestrijding
van andere criminaliteit worden gemaakt. Er zijn wel enkele (onderdelen
van) diensten die primair worden ingezet tegen cybercrime. Maar in het
overgrote deel van de gevallen is dat niet het geval. Ter toelichting
een voorbeeld: een digitaal rechercheur die onderzoek doet naar een
moord (een 'offline' delict), waarbij relevante locatiegegevens op
digitale gegevensdragers zijn vastgelegd, kan in een ander onderzoek
betrokken zijn bij de bestrijding van een cyberdelict. Voor wat betreft
het aandeel van de politie wordt verwezen naar de beantwoording van
vraag 50.
Vraag (102):
Kunt u aangeven wat de totale schade is die veroorzaakt is door
cybercriminaliteit?
Antwoord:
De exacte gegevens over schade veroorzaakt door cybercriminaliteit zijn
niet beschikbaar. Wel is zeker dat het om miljarden euro’s gaat. Er
worden online door verschillende organisaties bedragen genoemd. De bron
van een aantal van deze vermeldingen is vermoedelijk een meer dan tien
jaar oud onderzoek. Gelet op de verandering en toename van cybercrime,
lijkt het onwaarschijnlijk dat dit actuele waarde heeft. Er is geen
actueel onderzoek beschikbaar; bruikbare cijfers voor 2024 zijn er
derhalve niet. Een goede berekening vereist de beschikbaarheid van veel
verschillende typen informatie, die actueel moet zijn, van verschillende
typen slachtoffers (bedrijven en burgers), afgebakend naar cybercrime,
en niet alle gedigitaliseerde criminaliteit. Ook zou meegewogen moeten
worden wat wordt uitgegeven aan preventieve maatregelen tegen
cybercrime, en wat desondanks aan schade ontstaat.
Vraag (103):
Kunt u aangeven hoe het afschaffen van eigen kleding recidive in de hand
zou kunnen spelen? Kunt u een onderbouwde analyse geven?
Antwoord:
Er zijn onderzoeken waaruit blijkt dat het dragen van eigen kleding [in
detentie] kan bijdragen aan een (niet-criminele) identiteit, [1] en
uiteindelijk aan een betere sociale re-integratie.[2] Dit zijn
belangrijke factoren bij het terugdringen van recidive. Er zijn JenV
geen studies bekend die direct de link tussen enerzijds het dragen dan
wel afschaffen van eigen kleding [in detentie] en anderzijds het
verminderen van recidive hebben onderzocht.
[1] Smiley, C.J. & Middlemass, K.M. (2016). Clothing makes the man:
Impression management and prisoner reentry. Punishment and Society,
18(2), 220-243.
[2] Snacken, S., Devynck, C. & Uzieblo, K. (2022). Dignity, Social
Reintegration of Prisoners, and the New Penal Power: European Human
Rights, Experiences of Belgian Prisoners, and Professional Practices.
International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology,
66(9), Intl Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology,
66(9), 980-1000.
Vraag (104):
Hoeveel wordt er jaarlijks uitgegeven aan juridische bijstand? Kunt u
dit naar de bekende gegevens verdelen?
Antwoord:
Zie de tabel voor de beantwoording van de vraag.
Overzicht jaarlijkse uitgaven rechtsbijstand 2021 tot 2026, uitgesplitst (x € 1 miljoen) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie | Begroting5 | |||||
2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | |
Strafzaken (ambtshalve)1 | 62 | 97 | 110 | 111 | 112 | 111 |
Strafzaken (regulier) | 55 | 77 | 69 | 76 | 77 | 77 |
Civiele zaken | 129 | 176 | 172 | 202 | 200 | 198 |
Bestuursrechtelijke zaken | 41 | 45 | 48 | 37 | 38 | 38 |
Piketdiensten | 44 | 41 | 44 | 51 | 51 | 51 |
Lichte adviestoevoeging | 2 | 2 | 3 | 3 | 3 | 3 |
Asiel2 | 48 | 63 | 83 | 86 | 88 | 87 |
Het Juridisch Loket | 26 | 19 | 33 | 39 | 33 | 33 |
Overige3 | 26 | 20 | 51 | 35 | 27 | 21 |
Uitvoeringslasten Rechtsbijstand | 26 | 27 | 28 | 30 | 30 | 30 |
Totaal uitgaven4 | 458 | 569 | 642 | 672 | 659 | 650 |
1. Een ambtshalve toevoeging is een toewijzing door de rechter van een advocaat die kosteloos rechtsbijstand verleent aan verdachten, vreemdelingen of psychiatrische patiënten die in bewaring zijn gesteld zonder dat zij daartoe zelf een verzoek hoeven indienen.
2. De uitgaven voor rechtsbijstand op het rechtsgebied asiel betreffen uitgaven voor asieltoevoegingen en overige uitgaven zoals voor tolk- en vertaalwerkzaamheden.
3. Rogatoire commissie, inning en restitutie, investeringen/ implementatiekosten.
4. Het artikelonderdeel 32.2 met betrekking tot rechtsbijstand van de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid bestaat uit meerdere uitgaven. Naast de uitgaven aan het stelsel voor gesubsidieerde rechtsbijstand hebben de uitgaven betrekking op onder andere het Register beëdigde tolken en vertalers (Rbtv), Europees Consumenten Centrum (ECC), Online geschillenbeslechting (ODR) en uitgaven aan gerechtsdeurwaarders voor toevoegingszaken. In deze tabel zijn deze uitgaven aan Rbtv en gerechtsdeurwaarders voor toevoegingszaken buiten beschouwing gelaten.
5. Zie ook Begroting Justitie en Veiligheid 2025, pagina 58.
Vraag (105):
Kunt u rapporten en onderzoeken aanwijzen die tot de conclusie komen dat
de introductie van gevangenisuniformen tot recidive zou kunnen
leiden?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 103.
Vraag (106):
Kunt u rapporten en onderzoeken aanwijzen die het feit ondersteunen dat
harder straffen zorgt voor minder recidive?
Antwoord:
Het WODC heeft aangegeven geen onderzoek te kennen dat de
veronderstelling ondersteunt dat harder straffen zorgt voor minder
recidive.
Vraag (107):
Kunt u aangeven of en welke Europese landen vanwege personeelsgebrek,
een ‘detentievakantie’-strategie hanteren om meer cellen vrij te
krijgen?
Antwoord:
In de beantwoording wordt er vanuit gegaan dat met de term
‘detentievakantie’ gedoeld wordt op het huidige capaciteitsverlof.
Gedetineerden komen hier alleen voor in aanmerking bij straffen tot een
jaar voor maximaal een derde van hun straf. Daarbij gelden strenge
voorwaarden waaronder elektronisch toezicht. Bekend is dat meerdere
Europese landen te maken hebben met capaciteitstekorten. Verschillende
Europese landen hebben maatregelen genomen om capaciteit in
gevangenissen vrij te spelen door gedetineerden niet hun gehele straf
binnen de gevangenismuren uit te laten zitten. Welke rol
personeelsgebrek daarbij speelt en hoe het juridische kader er uit ziet
is bij het ministerie van Justitie en Veiligheid in de meeste gevallen
niet bekend. Het is daarmee ook niet mogelijk om te duiden in welke mate
deze maatregelen vergelijkbaar zijn met het in Nederland gehanteerde
capaciteitsverlof onder elektronisch toezicht. In algemene zin kan
worden gesteld dat in verschillende Europese landen elektronisch
toezicht of elektronische detentie wordt toegepast.
Met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk kan worden genoemd dat de
huidige regering direct na haar aantreden vergaande maatregelen heeft
genomen omdat de gevangeniscapaciteit vrijwel volledig in gebruik was.
Het ging hierbij vooral om een gebrek aan fysieke gevangeniscellen, maar
tegelijk speelt ook het probleem van voldoende personeel om
gevangenissen veilig te houden. Om snel celcapaciteit vrij te maken is
besloten om bij een groot aantal gestraften de uit te zitten
detentietermijn, te verminderen van 50% naar 40%.
Vraag (108):
Kunt u aangeven waarom lager straffen recidive kan voorkomen?
Antwoord:
Vrijheidsstraffen onderbreken de levensloop van burgers. Zij lopen
daardoor kans dat zij hun werk, uitkering, onderdak, etc. kwijtraken
(soms ‘detentieschade’ genoemd). Uit het WODC-rapport ‘Korte detenties’
blijkt dat hoe korter de duur van de vrijheidsstraf, hoe minder
onbedoelde nadelige effecten van detentie worden verwacht.[1] Zie ook de
brief van de SJenV van 12 september 2024 over de 7e Monitor nazorg
ex-gedetineerden.[2]
[1] Kamerstukken II, 2022/23, 29 279, nr. 811.
[2] Kamerstukken II, 2024/25, 29 270, nr. 158
Vraag (109):
Wat zijn de recidivecijfers, uitgesplitst naar kleinst mogelijke
subgroep, per delict?
Antwoord:
In de tabel, afkomstig uit de meest recente recidivemonitor van het WODC
(periode 2010-2022) van 13 december 2023, staan de recidivecijfers van
gedetineerden die in 2011 uit de gevangenis zijn gekomen, uitgesplitst
per type delict.
Recidive van gedetineerden die in 2011 uit de gevangenis zijn gekomen, uitgesplitst per type delict
Type delict | 2 jaar | 5 jaar | 10 jaar | |
---|---|---|---|---|
Geweld | 6.344 | 50,7% | 67,1% | 74% |
Zeden | 533 | 25,1% | 36,3% | 41,7% |
Vermogen met geweld | 2.384 | 56,8% | 73,3% | 79,9% |
Vermogen zonder geweld | 10.644 | 57,5% | 69,7% | 74,9% |
Vernieling, lichte agressie en openbare orde | 4.267 | 54,1% | 69% | 76,2% |
Drugs | 3.737 | 31,4% | 46,6% | 53,4% |
Verkeer | 4.356 | 42,9% | 59,7% | 67,8% |
Overig | 2.811 | 51,9% | 68,3% | 75,2% |
Bron: Tweejaarlijkse recidivemonitor van het WODC, periode 2010-2022, 13 december 2023
Vraag (110):
Kunt u aangeven uit onderzoeken of peilingen hoeveel slachtoffers van
misdrijven een genoegdoening ervaren van de straf die de veroordeelde
opgelegd heeft gekregen?
Antwoord:
Er zijn geen onderzoeken of peilingen bekend over door slachtoffers
ervaren genoegdoening van de specifieke in hun zaak aan de dader
opgelegde straf. Wel blijkt uit onderzoek dat het antwoord op de vraag
of slachtoffers genoegdoening ervaren, afhangt van verschillende
factoren. Soms gaat het om vergelding, maar er zijn ook slachtoffers die
waarheidsvinding, compensatie, oprechte excuses, of rehabilitatie van de
dader belangrijker vinden dan de (hoogte van de) straf.[1]
[1]Bron : B.A.M van Stokkum ‘Genoegdoening & redelijkheid. Over
de grenzen van slachtofferemancipatie’ (2019). ISBN
9789462369733
Vraag (111):
Kunt u aangeven of de samenleving het huidige stafrechtstelsel goed
vindt functioneren?
Antwoord:
Een goed functionerend strafrechtstelsel is van groot belang voor het
vertrouwen van burgers in de rechtstaat. Er is geen onderzoek
beschikbaar dat inzicht biedt in de mate van waardering door de
samenleving van het huidige strafrechtstelsel in zijn geheel. Wel
verschijnt jaarlijks de publicatie Criminaliteit en Rechtshandhaving van
het WODC en het CBS. Hierin wordt een zeer uitgebreid overzicht gegeven
van de cijfermatige ontwikkelingen in de criminaliteitscijfers en de
verwerking daarvan door de organisaties in de strafrechtketen.[1]
Daarnaast verschijnt tweejaarlijks de veiligheidsmonitor, waarin naast
ervaringen van burgers op het gebied van (on)veiligheid ook de
tevredenheid van burgers over diverse aspecten van hun ervaring met de
politie wordt onderzocht. Volgens de Veiligheidsmonitor 2023 is 65
procent van de ondervraagden tevreden of zeer tevreden over de contacten
met politie in verband met aangifte of melding in de eigen gemeente en
17% ontevreden of zeer ontevreden. In 2021 was dat resp. 64 procent en
18 procent.
Ook laat de Raad voor de rechtspraak periodiek een
klantwaarderingsonderzoek uitvoeren. Uit deze onderzoeken blijkt
steevast een hoge waardering voor de deskundigheid van de
rechter.[2]
Door te zorgen voor tijdig, eerlijk en effectief recht werkt de
strafrechtketen aan het verbeteren van het presterend vermogen van de
strafrechtketen en daarmee ook aan het versterken van het vertrouwen van
de burger. Verwachtingenmanagement is daarbij echter belangrijk, want
onder andere door personeelskrapte kunnen de ketenorganisaties niet alle
verwachtingen waarmaken en moet er ook deprioritering van sommige typen
strafzaken plaatsvinden.
[1] Kamerstukken II, 2024–2025, 33 173, nr. 25.
[2] https://www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/landelijke-rapportage-KWO-2017.pdf
Vraag (112):
Kunt u aangeven hoeveel capaciteit een landelijke aanpak preventief
fouilleren zou kosten?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 116.
Vraag (113):
Kunt u aangeven hoe het bestaan en gebruik van gevangenisuniformen in de
wet van het Verenigd Koninkrijk (VK) vormgegeven is? Kunt u daarbij
noemen in welke wet en in welk artikel dit staat?
Antwoord:
In het Verenigd Koninkrijk bieden de Prison Act uit 1952 en
verschillende daaropvolgende Prison Rules het kader voor het
gevangeniswezen, inclusief de rechten en het welzijn van gedetineerden.
De wet en regels hebben betrekking op essentiële zaken waaronder
kleding.
De Prison Act 1952 vereist, samen met de Gevangenisregels van 1999, dat
gevangenen adequate en geschikte kleding krijgen. De regels bepalen
dat:
- Elke gedetineerde moet schone en geschikte kleding krijgen, aangepast
aan de fysieke behoeften, het klimaat en de aard van het
gevangeniswerk.
- Vrouwelijke gedetineerden, minderjarigen en kwetsbare groepen hebben
specifieke bescherming om ervoor te zorgen dat hun kleding voldoet aan
de normen voor waardigheid en veiligheid.
- Gedetineerden mogen hun eigen kleding dragen als dat gepast en
goedgekeurd is, vooral voor voorarrestanten die nog niet veroordeeld
zijn.
Vraag (114):
Kunt u aangeven wanneer gevangenisuniformen in het VK geïntroduceerd
zijn, en of zij het recht van eigen kleding gekend hebben of het nog
steeds kennen?
Antwoord:
De Prison Act uit 1865 voorzag in een uniform voor gevangenen in het
Verenigd Koninkrijk. De huidige Prison Act uit 1952 voorziet in het
leveren van kleding voor gevangenen. Indien gevangen dat wensen hebben
zij het recht om eigen kleding te dragen. De regels hieromtrent
verschillen per gevangenis.
Het dragen van eigen kleding is een incentivebeleid waarbij het
aan gevangenisdirecteuren is om dit privilege toe te kennen, als
beloning voor goed gedrag en deelname aan het gevangenisregime.
Vraag (115):
Kunt u aangeven of het recht op eigen kleding in het VK gelimiteerd is
aan kledingvoorwaarden? Welke?
Antwoord:
Wanneer er eigen kleding gedragen mag worden, zijn er voorwaarden aan
verbonden. Niet toegestaan zijn:
Zwarte kleding, behalve leggings;
Kleding met capuchon;
Kleding bedrukt met beledigende of provocatieve teksten of prints, evenals kleding die een club of land vertegenwoordigen;
Kleding die sterk gevoerd of gewatteerd is;
Hoofddeksels die ook het gezicht deels of geheel bedekken;
Hoofdeksels die lijken op of deel uitmaken van een uniform.
Zie ook het antwoord op vraag 113.
Vraag (116):
Kunt u aangeven wat een landelijke aanpak preventief fouilleren zou
kosten, wanneer de capaciteit voor andere taken in stand gelaten
wordt?
Antwoord:
Preventief fouilleren is een lokale verantwoordelijkheid. De
burgemeester kan besluiten tot preventief fouilleren, op voorwaarde dat
hiertoe de bevoegdheid is verleend bij de gemeentelijke verordening. De
preventief fouilleeracties worden uitgevoerd door operationele
politiemensen in de betreffende politie-eenheid. De mate van inzet is
een afweging binnen het geheel aan werk en prioriteiten. Die afweging
wordt eveneens op lokaal niveau gemaakt. Extra inzet op preventief
fouilleren gaat niet gepaard met extra personele kosten, maar wel ten
koste van andere taken.
Vraag (117):
Kunt u aangeven welk misdrijf het meest vaak voorkomt in het VK?
Antwoord:
In het Verenigd Koninkrijk staat fraude als nummer 1 op de lijst van top
5 van meest voorkomende misdrijven in het jaar 2023-2024, met 3.560.000
geregistreerde gevallen.[1]
[1] Bron: Office for Nationals Statistics, Crime Survey for England and
Wales, geraadpleegd op 24 oktober 2024, Crime in England and Wales -
Office for National Statistics (ons.gov.uk)
Vraag (118):
Kunt u aangeven hoe hoog het totale percentage recidive is in het VK?
Kunt u naast het percentage ook de bijbehorende cijfers noemen?
Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.
Vraag (119):
Kunt u aangeven hoe hoog het percentage recidive is van
geweldsmisdrijven in het VK? Kunt u naast het percentage ook de
bijbehorende cijfers noemen?
Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.
Vraag (120):
Kunt u aangeven hoe hoog het percentage recidive is van
vuurwapenmisdrijven in het VK? Kunt u naast het percentage ook de
bijbehorende cijfers noemen?
Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.
Vraag (121):
Kunt u aangeven hoe hoog het percentage recidive is van drugsmisdrijven
in het VK? Kunt u naast het percentage ook de bijbehorende cijfers
noemen?
Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.
Vraag (122):
Wat is de exacte definitie van femicide die het uw ministerie hanteert
en kunt u deze vergelijken met door andere instanties gebruikte
definities?
Antwoord:
De definitie luidt als volgt: dodelijk gendergerelateerd geweld tegen
vrouwen. Voor zover bekend hanteren de ketenpartners die betrokken zijn
bij het plan van aanpak ‘Stop Femicide!’ geen andere definitie. Ook de
Verenigde Naties gebruikt deze omschrijving.[1] Het betreft dodelijk
geweld dat vrouwen wordt aangedaan op basis van hun gender, biologisch
geslacht, genderidentiteit of genderexpressie. Dit omvat ook dodelijk
geweld dat personen van het vrouwelijk geslacht, of mensen die zich als
vrouw identificeren en/of zich als zodanig uiten, in onevenredige mate
treft. In het genoemde plan van aanpak ligt de nadruk op vormen van
(dodelijk) geweld waarbij de dader een (ex-)partner of familielid
is.
[1] Bron: VN-website Gender-Related Killings of Women and Girls
(Femicide/Feminicide)
Vraag (123):
Kunt u het recidivecijfer van het VK naast het recidivecijfer van
Nederland leggen?
Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.
Vraag (124):
Kunt u aangeven hoe het bestaan en gebruik van gevangenisuniformen in de
Finse wet vormgegeven is? Kunt u daarbij aangeven in welke wet en in
welk artikel dit staat?
Antwoord:
Kledingvoorschriften zijn vastgelegd in de Finse Imprisonment Act. In
Deel 3, sectie 2, staan artikelen die het gebruik van kleding nader
toelichten. Ook op de website van de “Prison and Probation Service of
Finland” staan de kledingvoorschriften nader toegelicht. In principe
dragen gedetineerden zowel in een open als gesloten inrichting eigen
kleding. Wel kunnen in een gesloten inrichting beperkingen worden
opgelegd op grond van behoud van orde, veiligheid en toezicht.
Vraag (125):
Kunt u aangeven wanneer gevangenisuniformen in Finland geïntroduceerd
zijn, en of zij het recht van eigen kleding gekend hebben of het nog
steeds kennen?
Antwoord:
Zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 124 dragen gedetineerden in
principe eigen kleding.
Vraag (126):
Kunt u aangeven of het recht op eigen kleding in Finland gelimiteerd is
aan kledingvoorwaarden? Welke?
Antwoord:
Kleding dient eenvoudig te inspecteren te zijn en er zijn beperkingen
aan de hoeveelheid kleding vanwege inspecties, brandveiligheid en de
ruimte die het inneemt. Indien een gedetineerde geen eigen kleding
heeft, wordt men hierin voorzien. Waar speciale kleding is vereist voor
werkzaamheden, wordt hierin door de gevangenis voorzien. Gevangenen zijn
zelf verantwoordelijk voor het onderhoud van hun kleding.
Vraag (127):
Kunt u aangeven welk misdrijf het meest voorkomt in Finland?
Antwoord:
Diefstal en verkeersmisdrijven zijn de voorkomende misdrijven in
Finland.
Vraag (128):
Kunt u aangeven hoe hoog het totale percentage recidive is in Finland?
Kunt u naast het percentage ook de bijbehorende cijfers noemen?
Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.
Vraag (129):
Kunt u aangeven hoe het kan dat uw ministerie wel femicidecijfers
presenteert, maar er geen cijfers zijn over detentie van
femicideplegers?
Antwoord:
Het ministerie van Justitie en Veiligheid beschikt op dit moment
inderdaad niet over cijfers over het aantal gedetineerde
femicideplegers. De cijfers die in het plan van aanpak ‘Stop femicide!’
zijn gepresenteerd betreffen cijfers van het Centraal Bureau voor de
Statistiek over moord- en doodslag op vrouwen door een (ex-)partner, een
ouder of een ander familielid. Deze cijfers zijn geen exacte weergave
van de omvang van femicide in Nederland volgens de gehanteerde definitie
van femicide: dodelijk gendergerelateerd geweld tegen vrouwen.
Dit jaar is het Openbaar Ministerie begonnen met de registratie van
geweldsdelicten (waaronder moord en doodslag) waarbij vrouwen het
slachtoffer zijn. Op termijn zal het mogelijk worden om, op basis van
gegevens van het OM en de Rechtspraak, in kaart te brengen hoeveel
veroordelingen hebben plaatsgevonden voor een fataal geweldsdelict tegen
vrouwen, en hoe vaak een vrijheidsstraf is opgelegd. Op basis van enkel
deze registratiedata zal echter niet in kaart gebracht kunnen worden in
welke mate het gaat om fataal gendergerelateerd geweld tegen
vrouwen. De motieven van de verdachten worden immers niet geregistreerd,
dat zou nader kwalitatief dossieronderzoek vergen.
De recent gestarte registratie van vrouwelijke slachtoffers door het OM
gebeurt handmatig; voordat er registratiecijfers met uw Kamer kunnen
worden gedeeld, moet het OM eerst nagaan of de registratie goed
plaatsvindt binnen de organisatie en of deze gegevens daarmee
betrouwbaar en valide zijn.
Vraag (130):
Kunt u aangeven hoe hoog het percentage recidive is van
geweldsmisdrijven in Finland? Kunt u naast het percentage ook de
bijbehorende cijfers noemen?
Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.
Vraag (131):
Kunt u aangeven hoe hoog het percentage recidive is van
vuurwapenmisdrijven in Finland? Kunt u naast het percentage ook de
bijbehorende cijfers noemen?
Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.
Vraag (132):
Kunt u aangeven hoe hoog het percentage recidive is van drugsmisdrijven
in Finland? Kunt u naast het percentage ook de bijbehorende cijfers
noemen?
Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.
Vraag (133):
Kunt u het recidivecijfer van Finland naast het recidivecijfer van
Nederland leggen?
Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.
Vraag (134):
Kunt u een overzicht verschaffen van de mee- en tegenvallers in de
afpakketen?
Antwoord:
In 2024 is er alleen sprake van een tegenvaller van naar verwachting
249,5 miljoen euro. Deze lagere afpakopbrengsten worden verklaard
doordat op dit moment geen grote schikkingen zijn voorzien.
Voor 2025 en verdere jaren kan uiteraard nu niet worden aangegeven of er
mee- of tegenvallers zullen gaan voordoen.
Vraag (135):
Kunt u aangeven waarom het recidivecijfer in Finland laag is, terwijl ze
wel een hard detentieregime hanteren en gevangenisuniformen
hebben?
Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over informatie om een analyse te
kunnen geven over de achtergrond van het recidivecijfer in Finland. In
het algemeen kan worden gemeld dat Finland geen gevangenisuniform kent,
zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 124. In het detentieregime
van Finland ligt de nadruk op “gentle justice”. Re-integratie is een
belangrijk aspect. Het systeem heeft zowel open als gesloten
detentiefaciliteiten.
Vraag (136):
Kunt u aangeven hoe het bestaan en gebruik van gevangenisuniformen in de
Poolse wet vormgegeven is? Kunt u daarbij aangeven in welke wet en in
welk artikel dit staat?
Antwoord:
Polen kent geen gevangenisuniformen. Slechts gedetineerden die in de
categorie ‘gevaarlijk’ vallen (tussen de 100 en 200 personen in het hele
land) dragen een oranje overall. Als gedetineerden zelf niet over
voldoende kleding beschikken, krijgen zij die in de gevangenis waar zij
verblijven. Gedetineerden die werk verrichten krijgen speciale kleding
indien het soort werk dit vereist. Dat gedetineerden indien nodig
kleding krijgen is bepaald in de ‘Verordening van de minister van
Justitie van 19 december 2016 inzake de verblijfsomstandigheden van
gevangenen van gevangenissen en huizen van bewaring'.
Vraag (137):
Kunt u aangeven wanneer gevangenisuniformen in Polen geïntroduceerd
zijn, en of zij het recht van eigen kleding gekend hebben of het nog
steeds kennen?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 136.
Vraag (138):
Kunt u aangeven of het recht op eigen kleding in Polen gelimiteerd is
aan kledingvoorwaarden? Welke?
Antwoord:
De regels met betrekking tot eigen kleding verschillen per gevangenis en
staan verwoord in het reglement van de betreffende gevangenis. Het
reglement wordt vastgesteld door de directeur van de gevangenis.
Vraag (139):
Kunt u aangeven welk misdrijf het meest voorkomt in Polen?
Antwoord:
Oplichting is het meest voorkomende misdrijf in Polen.[1]
[1] Bron: Instituut van de Rechtspraak Polen.
Vraag (140):
Kunt u aangeven hoe hoog het totale percentage recidive is in Polen?
Kunt u naast het percentage ook de bijbehorende cijfers noemen?
Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.
Vraag (141):
Kunt u aangeven hoe hoog het percentage recidive is van
geweldsmisdrijven in Polen? Kunt u naast het percentage ook de
bijbehorende cijfers noemen?
Antwoord:
Het ministerie van Justitie en Veiligheid beschikt niet over deze
informatie.
Vraag (142):
Kunt u aangeven hoe hoog het recidive percentage is van
vuurwapenmisdrijven in Polen? Kunt u naast het percentage ook de
bijbehorende cijfers noemen?
Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.
Vraag (143):
Kunt u aangeven hoe hoog het percentage recidive is van drugsmisdrijven
in Polen? Kunt u naast het percentage ook de bijbehorende cijfers
noemen?
Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.
Vraag (144):
Kunt u het recidivecijfer van het Polen naast het recidive cijfer van
Nederland leggen?
Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.
Vraag (145):
Kunt u aangeven hoe het bestaan en gebruik van gevangenisuniformen in de
Zweedse wet vormgegeven is? Kunt u daarbij noemen in welke wet en in
welk artikel dit staat?
Antwoord:
Kleding van een gedetineerden wordt in Zweden door de inrichting
verstrekt, met uitzondering van de gedetineerde die in voorlopige
hechtenis verblijft. In het Reglement van de penitentiaire inrichting en
het algemene advies over de gevangenis in paragraaf 13 is opgenomen dat:
“Een gevangene moet worden voorzien van kleding, schoenen, beddengoed,
handdoeken en basisartikelen voor persoonlijke hygiëne. Indien nodig kan
de uitrusting echter worden beperkt om te voorkomen dat de gedetineerde
zichzelf ernstig verwondt.”
Vraag (146):
Kunt u aangeven wanneer gevangenisuniformen in Zweden geïntroduceerd
zijn, en of zij het recht van eigen kleding hebben gekend of het nog
steeds kennen?
Antwoord:
Het is in Zweden in ieder geval sinds 2011 tot op heden voor
gedetineerden niet meer toegestaan om eigen kleding te dragen, met
uitzondering van gedetineerden in voorlopige hechtenis. Zij hebben het
recht eigen kleding te dragen.
Vraag (147):
Kunt u aangeven of het recht op eigen kleding in Zweden gelimiteerd is
aan kledingvoorwaarden? Welke?
Antwoord:
Gedetineerden die zich in voorlopige hechtenis bevinden mogen eigen
kleding dragen, mits deze kleding is goedgekeurd door de zogeheten
Correctionele Dienst. Alle overige gedetineerden moeten kleding dragen
die wordt verstrekt door de Gevangenisdienst. De gedetineerde heeft de
keuze uit verschillende kleding zoals joggingbroeken, truien, broeken,
rokken, overhemden en gymschoenen.
Vraag (148):
Kunt u aangeven welk misdrijf het meest voorkomt in Zweden?
Antwoord:
Van de in 2023 gemelde misdrijven in Zweden, zijn diefstal en beroving
goed voor 25% van de gevallen, misdrijven tegen personen voor 20%,
fraude 16% en vandalisme 14%.[1]
[1] Bron: Statistikrapport anmälda brott 2023 (bra.se)
Vraag (149):
Kunt u aangeven hoe hoog het totale percentage recidive is in Zweden?
Kunt u naast het percentage ook de bijbehorende cijfers noemen?
Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.
Vraag (150):
Kunt u aangeven hoe hoog het totale percentage recidive is in Zweden?
Kunt u naast het percentage ook de bijbehorende cijfers noemen?
Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.
Vraag (151):
Kunt u aangeven hoe hoog het percentage recidive is van
geweldsmisdrijven in Zweden? Kunt u naast het percentage ook de
bijbehorende cijfers noemen?
Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.
Vraag (152):
Kunt u aangeven hoe hoog het percentage recidive is van
vuurwapenmisdrijven in Zweden? Kunt u naast het percentage ook de
bijbehorende cijfers noemen?
Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.
Vraag (153):
Kunt u aangeven hoe hoog het percentage recidive is van drugsmisdrijven
in Zweden? Kunt u naast het percentage ook de bijbehorende cijfers
noemen?
Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.
Vraag (154):
Welke informatie betreffende bijvoorbeeld de achtergrond of herkomst van
gedetineerden ontbreekt er om een goede demografische weergave van de
gevangenispopulatie vast te kunnen stellen?
Antwoord:
De verantwoordelijkheid voor de vastlegging en weergave van
demografische gegevens van de populatie in Nederland (waaronder de
gedetineerden populatie) is een verantwoordelijkheid van het CBS. DJI
maakt zelf geen demografische weergaven ten aanzien van de achtergrond
of herkomst van gedetineerden.
Vraag (155):
Kunt u het recidivecijfer van Zweden naast het recidive cijfer van
Nederland leggen?
Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.
Vraag (156):
Kunt u aangeven in welke systemen, die te maken hebben met de
strafrechtketen, de migratieachtergrond bijgehouden wordt?
Antwoord:
De belangrijkste systemen die de strafrechtketen ondersteunen zijn de
Strafrechtketendatabank (SKDB) en het Justitieel Documentatie Systeem
(JDS). Deze systemen worden beheerd door de Justitiële Informatiedienst.
In deze systemen worden justitiële gegevens van een verdachte of
veroordeelde opgeslagen, zoals nationaliteit(en), geboorteplaats en
-land. De migratieachtergrond als zodanig wordt niet in deze systemen
bijgehouden.
De strafrechtketen maakt ook gebruik van gegevens uit de Basis
Voorziening Vreemdelingen (BVV), het centrale vreemdelingen
administratiesysteem in de migratieketen. Dit systeem wordt beheerd door
de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Het BVV bevat basisgegevens van
vreemdelingen die een relatie hebben met de Nederlandse overheid in het
kader van de Vreemdelingenwet 2000. Dit betreft onder meer gegevens
zoals het verblijfsrecht. Deze gegevens worden beschikbaar gesteld aan
de strafrechtketen vanuit de SKDB, die hiervoor een koppeling met de BVV
legt.
Vraag (157):
Kunt u een volledige argumentatie geven waarom de migratieachtergrond
niet bijgehouden wordt bij bijvoorbeeld de DJI?
Antwoord:
DJI legt alleen die gegevens vast die noodzakelijk voor de
tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen. Het registreren van een
migratieachtergrond draagt daar niet aan bij en mag dan ook niet
geregistreerd worden in het kader van de vrijheidsbeneming.
Vraag (158):
Kunt u aangeven waarom het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
migratieachtergrond niet meer in hun cijfers laat zien?
Antwoord:
In 2022 heeft het CBS besloten om over te gaan op een nieuwe indeling
van de bevolking naar herkomst, ter vervanging van de indeling naar
migratieachtergrond. CBS is een zelfstandig bestuursorgaan (zbo) onder
het ministerie van EZ en is daarmee onafhankelijk.
CBS geeft aan dat de achtergrond van dit besluit was dat de indeling van
migratieachtergrond in westers en niet-westers achterhaald en niet meer
goed uit te leggen was. Daarnaast werd het door een deel van de mensen
als stigmatiserend ervaren. De Wetenschappelijke Raad voor
Regeringsbeleid (WRR) adviseerde de regering in 2021 om afscheid te
nemen van de termen westers en niet-westers.
In 2021 had het CBS al een Afwegingskader Migratie- en
Integratiestatistieken opgesteld waarin werd aangegeven wanneer het CBS
het om onderzoeksredenen nodig vindt om statistische informatie te
publiceren over herkomst, migratieachtergrond, geboorteland of
nationaliteit. Daarin was al aangegeven dat in het vervolg daarop ook
naar de classificatie van westers/niet-westers gekeken zou worden.
De nieuwe herkomstindeling is tot stand gekomen na een weloverwogen
proces. Het CBS heeft het besluit tot een nieuwe indeling genomen na
zorgvuldige consultatie van verschillende betrokken externe partijen,
zoals vertegenwoordigers van belangengroepen van migranten, de WRR,
ministeries, universiteiten, planbureaus, consultancybureaus en de
politie. In de nieuwe herkomstindeling wordt eerst onderscheid gemaakt
tussen mensen die in het buitenland geboren zijn en in Nederland geboren
zijn. Vervolgens wordt binnen de groep mensen die in Nederland geboren
zijn nog onderscheid gemaakt tussen mensen waarvan de ouders ook in
Nederland geboren zijn en mensen met ouders die in het buitenland
geboren zijn (de tweede generatie). De landen van herkomst zijn
ingedeeld naar werelddeel. Daarbij worden landen waar de afgelopen
decennia veel migranten vandaan kwamen apart getoond. Verder kan de
indeling van landen afhankelijk zijn van het onderwerp, zoals een
onderzoek naar Europese arbeidsmigratie. Dan wordt verder ingezoomd op
afzonderlijke landen in Europa.
In 2022 tot en met 2024 is bij vrijwel alle nieuwe publicaties en
updates van bestaande StatLine tabellen overgegaan op de nieuwe
herkomstindeling.
Vraag (159):
Kunt u tot in detail aangeven wat er tussen 2022 en nu gebeurd is dat
migratieachtergrond niet meer voorkomt in de cijfers van het CBS?
Antwoord:
In 2022 tot en met 2024 is bij vrijwel alle nieuwe publicaties en
updates van bestaande StatLine tabellen overgegaan op de nieuwe
herkomstindeling. Het CBS heeft alle statistieken beoordeeld volgens het
Afwegingskader Migratie- en Integratiestatistieken en bij een positieve
uitkomst is de nieuwe herkomstindeling geïmplementeerd.
Volgens het CBS betekent dit in de praktijk dat vrijwel alle onderwerpen
die voorheen beschikbaar waren naar migratieachtergrond nog steeds
beschikbaar zijn naar herkomst.
Vraag (160):
Kunt u aangeven wie verantwoordelijk is voor het besluit bij het CBS om
migratieachtergrond niet meer bij te houden?
Antwoord:
Het is een misverstand dat het CBS migratieachtergrond niet meer zou
bijhouden. Wel is de standaard indeling westers- niet westers losgelaten
en vervangen door een meer flexibele en verfijnder indeling.
De directeur-generaal van het CBS heeft dit besluit genomen na
zorgvuldige consultatie van betrokken externe partijen, zoals
vertegenwoordigers van belangengroepen van migranten, de
Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid, ministeries,
universiteiten, planbureaus, consultancybureaus en de politie.
Als zelfstandig bestuursorgaan (zbo) voert het CBS overheidstaken uit,
maar valt het niet direct onder het gezag van een ministerie. De
minister van Economische Zaken is politiek verantwoordelijk voor
wetgeving en de financiële en organisatorische randvoorwaarden rond het
CBS.
Vraag (161):
Klopt het dat een drive through alcoholverkoopplek momenteel verboden
is? Uit welke wet- en regelgeving volgt dat? Hoe zit dit bij drive
through coffee shops? Hoe zou de wet- en regelgeving aangepast moeten
worden om drive through coffeeshops te verbieden?
Antwoord:
Het antwoord op de vraag met betrekking tot drive through
verkoopplekken voor alcohol komt van de Staatssecretaris van Jeugd,
Preventie en Sport, die verantwoordelijk is voor de Alcoholwet. Er is
aangegeven dat drive through alcoholverkoopplekken niet zijn toegestaan
op grond van de Alcoholwet.
Wat betreft coffeeshops geldt dat bij wet elke vorm van verkoop van
softdrugs verboden is. Om die reden bevat de wet- en regelgeving geen
eisen over de verkoop van soft drugs door een coffeeshop. Mits
coffeeshops die lokaal zijn toegestaan, zich houden aan de zogeheten
AHOJGI-criteria uit de Aanwijzing Opiumwet van het College van
procureurs-generaal (zie paragraaf 3.4) en eventueel lokaal vastgestelde
eisen wordt de verkoop van hennep in die coffeeshops gedoogd. Dat geldt
ook als het gaat om een toegestane drive through coffeeshop.
Vraag (162):
Kunt u aangeven hoe en op welke manier migratieachtergrond toch weer
bijgehouden wordt in de statistieken?
Antwoord:
CBS geeft aan dat in de nieuwe herkomstindeling eerst onderscheid wordt
gemaakt tussen mensen die in het buitenland geboren zijn en in Nederland
geboren zijn. Vervolgens wordt binnen de groep mensen die in Nederland
geboren zijn nog onderscheid gemaakt tussen mensen waarvan de ouders ook
in Nederland geboren zijn en mensen met ouders die in het buitenland
geboren zijn (de tweede generatie).
Het CBS realiseert zich dat het voor het maken van goed beleid en het
evalueren daarvan nodig is om doelgroepen te onderscheiden. Daarom is
het met de nieuwe herkomstindeling bij veel statistieken mogelijk om
onderscheid te maken naar geboorteland en het geboorteland van diens
ouders.
Volgens het CBS betekent dit in de praktijk dat vrijwel alle onderwerpen
die voorheen beschikbaar waren naar migratieachtergrond nog steeds
beschikbaar zijn naar herkomst.
Vraag (163):
Kunt u aangeven vanuit welke hoek de meeste vrouwenhaat komt?
Antwoord:
Nee. Vrouwenhaat heeft geen eenduidige definitie en er zijn geen cijfers
beschikbaar die een betrouwbaar en volledig beeld geven over de omvang,
de motieven en de kenmerken van de mensen die zich hier schuldig aan
maken.
Vraag (164):
Kunt u aangeven welke rol mensen met een niet-westerse achtergrond
spelen bij vrouwenhaat?
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 163.
Vraag (165):
Kunt u aangeven waar in de begroting nog vrij te besteden ruimte
zit?
Antwoord:
Er is geen vrij te besteden ruimte in de begroting. Bij elk van de
beleidsartikelen is een tabel met de budgetflexibiliteit opgenomen, het
aandeel vrij te besteden is daarbij 0%. Ook bij het apparaatsartikel 91
is geen vrij te besteden ruimte. De middelen op het artikel 92 (Nog
onverdeeld) zijn al toegewezen. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag
458.
Vraag (166):
Kunt u een verklaring geven waarom maar van gemiddeld enkele honderden
eerwraakgerelateerde delicten een zaak komt, terwijl er duizenden
meldingen komen per jaar?
Antwoord:
Er zijn meerdere oorzaken. Zo bevatten niet alle meldingen strafbare
feiten. Ook kunnen er meerdere meldingen over één casus worden
ontvangen. Daarnaast wordt niet bij elke casus een aangifte gedaan. Niet
alle slachtoffers willen aangifte doen tegen een familielid.
Vraag (167):
Kunt u aangeven waarom Syriërs koploper zijn in eergerelateerde
zaken?
Antwoord:
Het relatief grootste deel van eergerelateerde casuïstiek zoals bekend
bij het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld (LEC EGG)
speelt zich af tegen een Syrische etnische achtergrond. Er is ook sprake
van eergerelateerde casuïstiek in de regionale eenheden, waarvan de
etnische achtergrond niet wordt geregistreerd. De politie kan geen
eenduidige redenen aanwijzen waarom het relatief grootste deel van
eergerelateerde casuïstiek zoals bekend bij het LEC EGG zich afspeelt
tegen een Syrische etnische achtergrond.
Vraag (168):
Kunt u aangeven waarom er geen Nederlanders in het lijstje etniciteit
staan in de rapporten van het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd
Geweld (LEC EGG)?
Antwoord:
Aangezien Nederlanders verschillende etniciteiten kunnen hebben, is de
nationaliteit niet opgenomen in het rapport. Wel komen in het
jaarverslag van het LEC EGG ook mensen zonder migratieachtergrond voor.
Kenmerkend voor eergerelateerde zaken is groepsdruk. Dit komt ook voor
in relatief gesloten gemeenschappen in onze samenleving waarbij er geen
sprake is van een migratieachtergrond.
Vraag (169):
Welke informatie betreffende bijvoorbeeld de achtergrond of herkomst van
gedetineerden ontbreekt er om een goede demografische weergave van de
gevangenispopulatie vast te kunnen stellen?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 154.
Vraag (170):
Kunt u in een tabel aangeven welke gevolgen de subsidietaakstelling uit
het hoofdlijnenakkoord heeft voor de JenV-begroting?
Antwoord:
In de tabel een overzicht op welke budgetten de taakstelling op de
subsidies is ingeboekt. Zie het antwoord op vraag 476 voor welke
subsidies precies geraakt worden.
Regeling | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 |
---|---|---|---|---|---|
31.3.4.20 / Subsidies: Opsporing | -108 | -269 | -418 | -590 | -657 |
31.3.4.21 / Subsidies: Stichting Arbeidsmarkt en Opleidingsfonds Politie | -163 | -409 | -634 | -895 | -997 |
31.3.4.29 / Subsidies: Overig | -25 | -63 | -97 | -137 | -153 |
32.2.4.20 / Subsidies: Stichting Geschillencommissies Consumentenzaken | -36 | -90 | -140 | -197 | -220 |
32.2.4.21 / Subsidies: Juridisch Loket | -1.345 | -3.658 | -5.672 | -8.006 | -8.928 |
32.2.4.29 / Subsidies: Overig | -59 | -149 | -230 | -325 | -362 |
32.3.4.20 / Subsidies: Rechtspleging | -25 | -63 | -98 | -139 | -154 |
32.3.4.21 / Subsidies: Wetgeving | -58 | -146 | -226 | -320 | -356 |
32.3.4.22 / Subsidies: Perspectief Herstelbemiddeling | -94 | -237 | -369 | -527 | -587 |
32.3.4.29 / Subsidies: Overig | -265 | -660 | -1.018 | -1.432 | -1.597 |
33.2.4.20 / Subsidies: Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) | -155 | -387 | -601 | -848 | -946 |
33.2.4.29 / Subsidies: Overig | -564 | -1.345 | -1.931 | -2.726 | -3.040 |
33.3.4.20 / Subsidies: Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) | -23 | -58 | -90 | -127 | -141 |
33.3.4.29 / Subsidies: Overig | -253 | -612 | -949 | -1.340 | -1.494 |
34.2.4.22 / Subsidies: Aanpak criminaliteitsfenomenen | -199 | -456 | -708 | -1.000 | -1.115 |
34.2.4.29 / Subsidies: Overig | -54 | -132 | -205 | -289 | -322 |
34.3.4.23 / Subsidies: Intra- en extramurale sanctie uitvoering | -333 | -832 | -1.291 | -1.821 | -2.031 |
34.3.4.24 / Subsidies: Stichting Reclassering Caribisch Nederland (BES) | -83 | -209 | -324 | -457 | -509 |
34.5.4.20 / Subsidies: Subsidies jeugdbescherming en jeugdsancties | -1.158 | -2.887 | -3.327 | -6.990 | -4.185 |
36.2.4.20 / Subsidies: Nederlands Rode Kruis | -63 | -157 | -243 | -343 | -382 |
36.2.4.21 / Subsidies: Nationaal Veiligheids- Instituut | -26 | -65 | -101 | -143 | -160 |
36.2.4.29 / Subsidies: Overig | -117 | -294 | -456 | -644 | -717 |
Eindtotaal | -5.206 | -13.178 | -19.128 | -29.296 | -29.053 |
Vraag (171):
Kunt u een overzicht geven van de budgettaire omvang van de
Decentralisatie Uitkering Uitstapprogramma's Prostituees (DUUP)-gelden
in de afgelopen jaren, en in de komende jaren? Welk gevolg heeft de
subsidietaakstelling voor deze gelden?
Antwoord:
Sinds 2021 worden de gelden voor de uitstapprogramma’s structureel
gefinancierd. Dit betrof in 2021 en 2022 een bedrag van 4 miljoen euro.
Vanaf 2023 wordt jaarlijks structureel 6 miljoen euro uitgekeerd aan
achttien centrumgemeenten, naar rato van het inwoneraantal. De
subsidietaakstelling heeft vooralsnog geen gevolgen voor de DUUP-gelden,
omdat het een decentralisatie-uitkering betreft.
Vraag (172):
Kunt u in een tabel aangeven welke middelen bestemd voor de
JenV-begroting op de AP gereserveerd staan? Hoe veel daarvan is bestemd
voor veiligheid, en meer specifiek wijkagenten?
Antwoord:
Op de Aanvullende Post staan middelen gereserveerd voor de
JenV-begroting voor intensivering politie en de bredere
veiligheidsketen. In de Nota van Wijziging die voor de
begrotingsbehandeling naar de Kamer wordt verstuurd, zal de
onderverdeling van deze middelen worden opgenomen. Zie de tabel
hieronder.
Bedragen in miljoen euro | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 |
---|---|---|---|---|---|
Intensivering politie en bredere veiligheidsketen | 50 | 75 | 100 | 100 | 100 |
Vraag (173):
Kunt u aangeven hoe vaak er door Dienst Vervoer en Ondersteuning
(DV&O) een controle met speurhonden in een Penitentiaire inrichting
(PI) is afgezegd wegens onverwachts capaciteitstekort?
Antwoord:
Het totaalaantal afzeggingen vanaf 1 januari tot en september 2024
bedraagt 210. Er vindt geen registratie van de reden van afzegging
plaats. Hierdoor kan een relatie met het capaciteitstekort niet
vastgesteld worden.
Vraag (174):
Kunt u aangeven een kosten-batenanalyse geven van de aanpak van drones
bij PI’s?
Antwoord:
Nee, de baten zijn niet in kaart te brengen en zijn niet in geld
waardeerbaar. DJI probeert op alle mogelijke manieren te voorkomen dat
contrabande de inrichtingen binnenkomt. Drones worden daarbij op
verschillende manieren waargenomen en gedetecteerd, bijvoorbeeld door
personeel, door veiligheidspartners en via het dronedetectiesysteem van
DJI. Dit laatste systeem detecteert niet alleen, maar heeft ook
afschrikkende en daarmee preventieve werking. Het feit dát er detectie
is maakt ook dat mensen die contrabande willen binnen brengen een andere
keuze maken. Voornoemde punten samen maken een kosten-baten afweging
niet mogelijk.
Vraag (175):
Kunt u aangeven welke kosten er gepaard gaan met de koerswijziging van
kliniek Veldzicht?
Antwoord:
Op dit moment kunnen de SJenV en de MAenM niet aangeven of en zo ja
welke kosten er gepaard gaan met de koerswijziging ten aanzien van de
doelgroepen in CPT Veldzicht. Besluitvorming over de koers van de
samenwerkingsafspraken tussen o.a. het COA en DJI vindt plaats zodra
SJenV en MAenM zicht hebben op de uitkomsten van het onderzoek dat
momenteel wordt uitgevoerd naar de zorg- en beveiligingsbehoefte van de
COA-doelgroep en de alternatieven voor deze doelgroep. Uw Kamer wordt
vóór 1 december - de einddatum van het huidige samenwerkingsconvenant -
bij brief geïnformeerd over relevante ontwikkelingen.
Vraag (176):
Kunt u aangeven hoeveel de opsporing van contrabande in PI’s met
speurhonden momenteel kost?
Antwoord:
De kosten voor de inzet van speurhonden bedragen op jaarbasis 2.567.565
euro.
Vraag (177):
Kunt u aangeven hoeveel de opsporing van contrabande in PI’s met
speurhonden momenteel gemiddeld kost per vondst, uitgesplitst naar
categorie van de vondst?
Antwoord:
Een uitsplitsing van kosten per vondst of naar categorie is niet te
maken. Speurhonden vormen één van de controlemiddelen die in samenhang
worden ingezet. Wel kan gemeld worden dat de speurhonden in de eerste
zeven maanden van 2024 962 keer zijn ingezet in penitentiaire
inrichtingen. Dit resulteerde in 46 drugsvondsten en 65 vondsten van
telefoons.
Vraag (178):
Kunt u de gemiddelde reclasseringskosten per gedetineerde aangeven en
uitsplitsten naar achtergrond?
Antwoord:
Nee. De meeste interventies van de reclassering worden geboden aan
personen die niet gedetineerd zijn geweest. De
reclasseringswerkzaamheden tijdens detentie kunnen diverse interventies
zijn, zoals bijvoorbeeld gedragsinterventies of adviezen met betrekking
tot voorwaardelijke invrijheidsstelling. Er wordt met kostprijzen per
product gewerkt. Er wordt niet bijgehouden welke gemiddelde kosten per
doelgroep worden gemaakt. Gegevens over achtergrond worden niet
geregistreerd door DJI.
Vraag (179):
Kunt u het screeningsproces van geestelijke zorgverleners voor PI’s
toelichten?
Antwoord:
Alle sollicitanten van DJI (waaronder ook geestelijk verzorgers) worden
gedurende het sollicitatieproces, voordat zij worden aangesteld bij DJI,
op diverse manieren getoetst op hun geschiktheid. Indien besloten wordt
tot het aangaan van een mogelijk dienstverband dient een sollicitant ook
in staat zijn een geldige Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) te kunnen
aanleveren.
De screening voor het afgeven van een geldige VOG vindt plaats door de
Dienst Justis.
Vraag (180):
Kunt u aangeven hoe vaak geestelijke zorgverleners niet door het
screeningsproces zijn gekomen voordat zij aan hun functie in een PI
konden beginnen?
Antwoord:
Dit is niet mogelijk. Gedurende het proces zijn er meerdere momenten
waarop potentiële geestelijk zorgverleners zich om uiteenlopende redenen
(moeten) terugtrekken uit de sollicitatieprocedure. Daarbij is niet
expliciet te duiden welk percentage het gevolg is van het niet kunnen
afronden van het screeningsproces. De geestelijk zorgverleners die wél
een aanstelling hebben bij DJI hebben allen een positieve screening
doorlopen.
Vraag (181):
Kunt u aangeven hoeveel geestelijke verzorgers van een PI ontheven zijn
uit hun functie na ontdekking van problematiek in hun
functioneren?
Antwoord:
Terugkijkend naar de afgelopen drie jaar zijn er geen geestelijk
verzorgers van een PI ontheven uit hun functie na ontdekking van
problematiek in het functioneren.
Vraag (182):
Kunt u de verhouding tussen godsdiensten/levensovertuigingen aangeven
van de geestelijke zorgverleners in PI’s?
Antwoord:
Naar aanleiding van de voorkeurspeiling van 2017 is de verhouding van de
bezetting opgenomen in onderstaande tabel:
Stroming geestelijke verzorging | |
---|---|
Islamitisch | 35% |
Rooms Katholiek | 26% |
Protestantse | 15% |
Humanistische | 12% |
Joodse | 3% |
Hindoeïstische | 3% |
Boeddhistische | 3% |
Vraag (183):
Wat wordt er momenteel gedaan om het beklagrecht te versoberen in het
kader van de werkdruk van het personeel van gevangenissen?
Antwoord:
Op grond van de beginselenwetten hebben justitiabelen, vanuit het
oogpunt van rechtsbescherming, het recht om te klagen. Momenteel wordt
met betrokken partijen verkend waar nog kansen liggen om verbeteringen
door te voeren in het beklag- en beroepsrecht, met als doel (de stijging
van) het aantal beklag- en beroepszaken te verminderen. In 2023 is er in
totaal van klachten en grieven een stijging van 13,8% ten opzichte van
2022. Dit wijkt af van de stabiele tot licht dalende lijn in de jaren
hiervoor. Daarbij wordt rekening gehouden met wat in verleden al is
onderzocht en gedaan om het aantal beklag- en beroepszaken terug te
dringen. Dit betreft onder andere de invoering van bemiddeling als
modaliteit van klachten en grieven behandeling en de aanpassing van het
functieprofiel van afdelingshoofd met de taak zorg te dragen voor de
inhoudelijke afhandeling van klachten.
Vraag (184):
Is DJI bereid om een anonieme enquête te houden onder personeel over de
invoering van uniformen van gedetineerden?
Antwoord:
Een gedetineerde heeft op grond van de Penitentiaire beginselenwet recht
op het dragen van eigen kleding en schoenen (artikel 44, tweede lid).
Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat het behouden van een
individuele identiteit bijdraagt aan het verminderen van crimineel
gedrag en daarmee uiteindelijk ook aan het terugdringen van
recidive.
Vraag (185):
Geeft het gebruik van adolescentenrecht problemen in de uitvoering in de
jeugdinrichtingen?
Antwoord:
Als gevolg van de invoering van het adolescentenstrafrecht is de
gemiddelde leeftijd in de JJI’s toegenomen en het totaalaantal jongeren
in een JJI is ook toegenomen. De doorontwikkeling van het aanbod en de
aanpak in de JJI’s zet in op maatwerk voor de jongeren, waaronder de
doorontwikkeling ten aanzien van de ouder wordende doelgroep.
Voorbeelden daarvan zijn aanpassingen in het onderwijsaanbod en
arbeidstoeleiding
Ook heeft de invoering van het adolescenten strafrecht tot gevolg gehad
dat de behoefte aan JJI-capaciteit is toegenomen. Om aan de toegenomen
behoefte te voldoen is en wordt de capaciteit van de jeugdgevangenissen
uitgebreid. Per 1 oktober jl. zijn in een nieuwe JJI in Veenhuizen twee
groepen in gebruik genomen, verdere uitbreiding volgt het komende jaar
gefaseerd, daarnaast er volgen nog enkele uitbreidingen bij bestaande
JJI’s. DJI is daarvoor echter afhankelijk van randvoorwaarden zoals
gelijkblijvende instroom, behoud van personeel en werving van nieuw
personeel. De SJenV informeert uw Kamer periodiek over de stand van
zaken in de voortgangsbrieven justitiële jeugd.
Vraag (186):
Kunt u de kosten schetsen van de sociale mediakanalen van het OM?
Antwoord:
De jaarlijkse kosten voor de sociale mediakanalen bestaan uit kosten
voor bemensing van twee functionarissen (circa 180.000 euro) en
daarnaast materiële kosten (5.000 euro).
Vraag (187):
Kunt u de kosten van diversiteits- en inclusiebeleid schetsen bij de
Rechtspraak, het OM en de politie?
Antwoord:
De Rechtspraak heeft voor 2024 een budget van 401.000 euro gereserveerd
voor activiteiten op het gebied van diversiteit en inclusie en voor 2025
is 438.000 euro begroot. Verder worden er binnen de gerechten en
landelijke diensten activiteiten uitgevoerd en biedt het
opleidingsinstituut van de Rechtspraak leeractiviteiten aan die hieraan
gerelateerd zijn.
Voor het OM zijn de kosten voor diversiteits- en inclusiebeleid circa
380.000 euro in 2025.
Voor de politie geldt het volgende; In de begroting en beheerplan
politie 2025-2029 is (p.30 t/m 32) opgenomen hoe het korps inzet op
diversiteit en inclusie. Alle eenheden en diensten krijgen een budget
(als stimulerend vangnet) voor het realiseren van die
wervingsactiviteiten die effect hebben op de arbeidsmarkt. Vanuit de
motie Hermans is extra aanpak van discriminatie/ geweld tegen LGBTIQA+
gemeenschappen mogelijk gemaakt. Deze gelden zijn tot en met 2025
beschikbaar.
Vanuit de opgave ‘Politie voor Iedereen’ wordt zowel landelijk als op
eenheidsniveau werk gemaakt van;
veilige en inclusieve teams
diverse instroom
aanpak discriminatie
controleren volgens kader
Netwerk Divers Vakmanschap en Bondgenoten
Het landelijk opgaveteam werkt aan het vergroten van de beweging van
Politie voor Iedereen binnen het korps. Binnen de organisatie wordt
ingezet op de inrichting van een expertisegebied waarbinnen inspanningen
op het gebied van diversiteit en inclusie worden geborgd. Vanuit de
arbeidsmarktstrategie en in de opleiding worden maatregelen getroffen
om, met het oog op diversiteit, kandidaten met verschillende
achtergronden in het selectieproces te behouden.
Het programma Politie voor Iedereen kost jaarlijks tussen de 3 en 5,5
miljoen euro.
Vraag (188):
Kunt u de kosten voor verduurzaming bij de Rechtspraak, het OM en de
politie schetsen?
Antwoord:
Binnen de ministeries van Justitie en Veiligheid en Asiel en Migratie
zetten alle sui generis en taakorganisaties zich in voor het realiseren
van de klimaatdoelen. Naast de verduurzaming van het vastgoed betreft
het ook de verduurzaming van de bedrijfsvoering en het primair proces.
In de reguliere budgetten voor bijvoorbeeld huisvesting, facilitaire
voorzieningen, vervoer, uitrusting en IV is duurzaamheid een integraal
onderdeel van de kosten. Het inzichtelijk maken van de totale kosten
specifiek voor verduurzaming per organisatie is derhalve niet
mogelijk.
Vraag (189):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de
maatschappij per jaar als gevolg van art. 289 Sr?
Antwoord:
Zie tabel bij vragen 189 t/m 206
Nummer | Vraag | Antwoord | |
---|---|---|---|
2023 | 2024 t/m juni | ||
189 | Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 289 Sr (moord)? | 90 | 60 |
190 | Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 287 Sr (doodslag)? | 470 | 190 |
191 | Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 290 Sr (kinderdoodslag)? | - | - |
192 | Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 300 Sr (mishandeling)? | 7390 | 3640 |
193 | Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 302 Sr (zware mishandeling)? | 1190 | 590 |
194 | Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 301 Sr (mishandeling met voorbedachten rade)? | 20 | <10 |
195 | Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 307 Sr (dood door schuld)? | 10 | <10 |
196 | Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 303 Sr (zware mishandeling met voorbedachten rade)? | 20 | 20 |
197 | Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 285 Sr (bedreiging)? | 4010 | 1960 |
198 | Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 141 Sr (openlijke geweldpleging)? | 2000 | 1040 |
199 | Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 242 Sr (Verkrachting in 2023, )(schuldverkrachting 2024)? | 150 | 70 |
200 | Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 246 Sr (aanrding in 2023, Verkrachting 16-18 jarig slachtoffer 2024))? | 320 | 160 |
201 | Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 92 Sr (aanslag tegen de koning)? | - | - |
202 | Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 273f Sr (mensenhandel)? | 60 | 20 |
203 | Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 282 Sr (vrijheidsberoving)? | 190 | 90 |
204 | Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 317 Sr (afpersing)? | 590 | 260 |
205 | Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 318 Sr (afdreiging)? | 40 | 20 |
206 | Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 308 Sr (zwaar lichamelijk letsel door schuld)? | 20 | <10 |
* afgerond op tientallen | |||
Bron: PSK, datum raadpleging 25-10-2024 |
Toelichting bij de cijfers vragen 189 t/m 206
In de tabel zijn zaken meegenomen waarin de specifieke wetsartikelen
bewezen zijn verklaard door de rechter in eerste aanleg, met eindvonnis
'Strafoplegging' of 'Schuldig zonder straf'.
In de tabel wordt het aantal zaken geteld. Dat betekent het
volgende:
Het kan zijn dat één persoon in meerdere zaken veroordeeld is. In dat geval tellen beide zaken mee in de gerapporteerde aantallen. Er zijn dus geen veroordeelden geteld, maar veroordelingen.
Er zijn zaken waarin meerdere wetsartikelen bewezen zijn verklaard. In dat geval wordt de zaak onder meerdere wetsartikelen meegeteld in de gerapporteerde aantallen. Bijvoorbeeld: als in een zaak zowel artikel 287 Sr als artikel 300 Sr bewezen is verklaard, dan telt dezelfde zaak bij vraag 189 en vraag 192 mee.
Deze cijfers hebben betrekking op het grondfeit. Voor zover dat
juridisch mogelijk is, kan het daarbij zowel gaan om voorbereiding van
het grondfeit, poging tot het grondfeit of het voltooide grondfeit.
Daarnaast kan – voor zover dat juridisch mogelijk is – (ook) sprake zijn
van deelneming aan het grondfeit (medeplegen, medeplichtigheid,
uitlokking of doen plegen van het grondfeit).
Deze cijfers zijn indicatief. Ze geven een zo goed mogelijke
representatie op basis van de informatie die op dit moment beschikbaar
is uit de voor de Rechtspraak beschikbare management
informatiesystemen.
Het lopende kalenderjaar bevat voorlopige aantallen; mogelijk is de
registratie nog niet helemaal bijgewerkt.
De totale kosten voor de maatschappij, per jaar, per artikel worden niet
bijgehouden.
Vraag (190):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de
maatschappij per jaar als gevolg van art. 287 Sr?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 189.
Vraag (191):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de
maatschappij per jaar als gevolg van art. 290 Sr?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 189.
Vraag (192):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de
maatschappij per jaar als gevolg van art. 300 Sr?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 189.
Vraag (193):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de
maatschappij per jaar als gevolg van art. 302 Sr?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 189.
Vraag (194):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de
maatschappij per jaar als gevolg van art. 301 Sr?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 189.
Vraag (195):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de
maatschappij per jaar als gevolg van art. 307 Sr?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 189.
Vraag (196):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de
maatschappij per jaar als gevolg van art. 303 Sr?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 189.
Vraag (197):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de
maatschappij per jaar als gevolg van art. 285 Sr?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 189.
Vraag (198):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de
maatschappij per jaar als gevolg van art. 141 Sr?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 189.
Vraag (199):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de
maatschappij per jaar als gevolg van art. 242 Sr?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 189.
Vraag (200):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de
maatschappij per jaar als gevolg van art. 246 Sr?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 189.
Vraag (201):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de
maatschappij per jaar als gevolg van art. 92 Sr?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 189.
Vraag (202):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de
maatschappij per jaar als gevolg van art. 273f Sr?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 189.
Vraag (203):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de
maatschappij per jaar als gevolg van art. 282 Sr?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 189.
Vraag (204):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de
maatschappij per jaar als gevolg van art. 317 Sr?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 189.
Vraag (205):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de
maatschappij per jaar als gevolg van art. 318 Sr?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 189.
Vraag (206):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de
maatschappij per jaar als gevolg van art. 308 Sr?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 189.
Vraag (207):
Is er reeds onder personeel op de werkvloer gekeken wat de bevindingen
zijn ten aanzien van het selectiviteitskader van de politie? Zo ja, wat
zijn de bevindingen?
Antwoord:
Het selectiviteitskader wordt op dit moment bezien. In het proces van de
herziening zullen alle relevante invalshoeken worden meegenomen, dus ook
die van de werkvloer.
Vraag (208):
Welk deel van de begroting is niet juridisch verplicht?
Antwoord:
Bij elk van de beleidsartikelen is een tabel met de budgetflexibiliteit
opgenomen. In onderstaande opsomming staat per beleidsartikel het niet
juridisch verplichte gedeelte:
31. Politie 0%
32. Rechtspleging en rechtsbijstand 2,3 %
33. Veiligheid en criminaliteitsbestrijding 35,9 %
34. Straffen en beschermen 2,5 %
36. Contraterrorisme en nationaal veiligheidsbeleid 43,3 %
38. Inburgering 3%
Vraag (209):
Welk deel van de begroting is beleidsmatig gereserveerd? Waar is dit
geld voor gereserveerd?
Antwoord:
In onderstaande opsomming staat per beleidsartikel het beleidsmatig
gereserveerde gedeelte:
31. Politie 0%
32. Rechtspleging en rechtsbijstand 1,3 %
33. Veiligheid en criminaliteitsbestrijding 11,9 %
34. Straffen en beschermen 0,5 %
36. Contraterrorisme en nationaal veiligheidsbeleid 3,3 %
38. Inburgering 3%
De beleidsmatig gereserveerde gelden hebben met name betrekking op de
opdrachten intra- en extramurale sanctieuitvoering (17 miljoen euro),
schadeloosstellingen (30 miljoen euro), opdrachten op het gebied van
opsporing en vervolging (61 miljoen euro) en bijdrage aan het NIPV (9
miljoen euro).
Vraag (210):
Welk deel van de begroting is vrij te besteden?
Antwoord:
Er is geen vrij te besteden ruimte in de begroting. Zie het antwoord op
de vragen 165 en 458 (art. 92) voor een nadere uiteenzetting.
Vraag (211):
Wat is de stand van zaken omtrent de aangenomen motie-Wassenberg over
landelijke richtlijnen met betrekking tot de hulp aan dieren bij rampen
(Kamerstuk 29517, nr. 244)?
Antwoord:
Om de samenwerking tussen dierenhulporganisaties en de
veiligheidsregio’s te versterken, voert de stichting Dieren in Rampen op
dit moment gezamenlijk met de veiligheidsregio’s een traject uit met
ondersteuning van het ministerie van Justitie en Veiligheid. De
realisatie van een eenduidig kader voor samenwerking, dat in alle 25
veiligheidsregio’s benut kan worden, is één van de resultaten waaraan
wordt gewerkt. De doorvertaling in de praktijk zal op regionaal niveau
moeten gebeuren, zodat recht gedaan kan worden aan zowel de eigenheid
van de veiligheidsregio’s als ook de lokaal betrokken
dierenhulporganisaties. Uiteindelijk is het doel dat juist in tijden van
crisis via heldere lokale contacten en afspraken de zorg voor dieren ook
tijdens crisis voldoende aandacht krijgt. Aanvullend zal de komende
jaren bij de realisatie van landelijke crisisplannen waar nodig het
onderwerp dieren worden meegenomen, dan wel verder uitgediept. Op dit
moment geldt dit bijvoorbeeld voor het in ontwikkeling zijnde landelijke
crisisplan natuurbranden.
Vraag (212):
Welke gevolgen heeft de NAVO-top 2025 voor de personele capaciteit van
de politie tussen april en juli wat betreft hun reguliere taken?
Antwoord:
De benodigde capaciteit voor de NAVO-top is nu nog niet volledig bekend.
Dat is onder andere afhankelijk van ontwikkelingen in het dreigingsbeeld
en de in afstemming met het gezag te maken operationele keuzes. Hoe dan
ook is duidelijk dat de NAVO-top een omvangrijke inzet van politie uit
het hele land zal vergen en hiervoor extra maatregelen nodig zijn. De
politie treft momenteel maatregelen, zoals een verlofregulering voor
alle politiemedewerkers, de mogelijkheid onderzoeken of aspiranten en
politievrijwilligers ingezet kunnen worden voor de basisdienstverlening
en inzet op de opleiding van kwaliteitsgroepen, zoals de Mobiele
Eenheid, voor extra capaciteit. Daarnaast wordt de beschikbare
capaciteit vergroot door bijstand vanuit de Koninklijke Marechaussee en
Defensie en worden buitenlandse politiekorpsen gevraagd om capaciteit en
specifieke expertise te leveren.
Vraag (213):
Wat zijn de contouren van het aangekondigde rijksbrede anti-corruptie
plan?
Antwoord:
Op dit moment wordt gewerkt aan het vormgeven van deze rijksbrede
aanpak. De minister van Justitie en Veiligheid verwacht uw Kamer begin
2025 nader te kunnen informeren over de contouren. Het afgelopen jaar
hebben intensieve gesprekken over de stand van zaken rondom
corruptiebestrijding plaatsgevonden. Samen met Europese ontwikkelingen
als de anti-corruptie richtlijn die in 2025 wordt verwacht en
internationale rapporten vormen de uitkomsten van deze gesprekken input
voor het opzetten van rijksbreed beleid.
Vraag (214):
Wanneer ontvangt de Kamer het wetsvoorstel verhoging strafmaat zware
drugsdelicten?
Antwoord:
De minister van Justitie en Veiligheid hoopt het wetsvoorstel in het
tweede kwartaal van 2025 te kunnen indienen bij de Tweede Kamer. De
ministerraad heeft op 21 oktober van dit jaar besloten het wetsvoorstel
voor advies voor te leggen aan de Afdeling advisering van de Raad van
State. De komende maanden zal de Raad van State zich over het
wetsvoorstel buigen. Nadat de Raad van State advies heeft uitgebracht,
zal dit voortvarend worden verwerkt, zodat het wetsvoorstel daarna bij
de Tweede Kamer kan worden ingediend.
Vraag (215):
Wat wordt er concreet bedoeld met de passage “We werken opties uit voor
meer focus van de politie op haar kerntaak door samen te werken met
publieke en private organisaties"? Welke organisaties betreft dit?
Antwoord:
Een voorbeeld is de samenwerking die nodig is bij de aanpak van de
problematiek van personen met verward gedrag. Er wordt onder andere
ingezet op de overheveling van werkzaamheden van de politie aan ter zake
deskundige organisaties door onder andere een scherpere triage op de
112-meldkamer. Hierbij wordt nadrukkelijk de samenwerking gezocht met
maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven.
Een ander voorbeeld betreft de samenwerking in het vreemdelingendomein,
waarin de politie onder andere administratieve verrichtingen uitvoert
bij identificatie en registratie van asielzoekers. Er is besloten om de
identificatie en registratie taak voorlopig te verzelfstandigen en op
termijn structureel onder te brengen in de asielketen. Hierdoor wordt de
inzet van de politie vanaf januari 2025 geleidelijk ondergebracht in de
asielketen en teruggebracht tot haar kerntaak.
Vraag (216):
Door welke publieke of private organisaties wordt de aanpak van personen
met verward gedrag van de politie overgenomen? Welke budgettaire
gevolgen heeft dat?
Antwoord:
De aanpak van personen met verward en/of onbegrepen gedrag vraagt een
integrale en gezamenlijke aanpak in samenwerking met gemeenten, zorg- en
veiligheidspartners, maatschappelijke organisaties,
woningbouwcorporaties en het bedrijfsleven. Bij deze brede inzet willen
we, net zoals dat in het eindrapport van de parlementaire verkenning is
gedaan, de verantwoordelijkheid die het maatschappelijk middenveld
hierin al neemt ook expliciet benoemen en onderzoeken hoe die verder
versterkt kan worden. Het betreft dan ook geen ‘overname’ van taken maar
een sterkere nadruk op de juiste zorg en ondersteuning. Daarmee wordt de
druk op de tijd en capaciteit van de politie verminderd. Hierbij kijken
we ook naar bestaande goede voorbeelden van samenwerking tussen zorg- en
veiligheidspartners zoals straattriage en Crisis Interventie Teams. Deze
aanpak wordt gefinancierd uit de bestaande begrotingen van de
verschillende departementen. Voor de verbetering van de samenwerking
tussen zorg- en veiligheidspartners zijn door het vorige kabinet
middelen vrijgemaakt. De kabinetsinzet wordt nader toegelicht in de
kabinetsreactie op de parlementaire verkenning naar de aanpak van
personen met verward en/of onbegrepen gedrag die uw Kamer voor de
begrotingsbehandeling ontvangt.
Vraag (217):
Wat is uw inzet op personen met verward gedrag? Wanneer ontvangen we de
kabinetsreactie op de parlementaire verkenning?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 216 voor de kabinetsinzet. Deze inzet wordt
nader toegelicht in de kabinetsreactie op de parlementaire verkenning
naar de aanpak van personen met verward en/of onbegrepen gedrag die uw
Kamer voor de begrotingsbehandeling ontvangt.
Vraag (218):
Hoe ziet de samenwerking tussen de politie en private organisaties eruit
op het thema Bewaken en Beveiligen?
Antwoord:
De politie zet op dit moment, met instemming van het betrokken bevoegd
gezag, op beperkte schaal geselecteerde private partijen in voor de
uitvoering van specifieke onderdelen van taken in het domein bewaken en
beveiligen. In de Circulaire Bewaken en Beveiligen zijn de
uitgangspunten voor de inzet van private partijen beschreven:
Geweldsmonopolie blijft bij de overheid;
Inzet gebeurt onder regie van de politie en met toestemming van het bevoegde gezag;
De private partij voldoet aan de door het gezag gestelde eisen.
Vraag (219):
Hoe ziet de samenwerking tussen politie en private organisaties eruit op
het thema aanpak winkeldiefstal?
Antwoord:
De publiek-private aanpak van winkeldiefstal is opgenomen in het
Actieprogramma Veilig Ondernemen 2023-2026 van het Nationaal Platform
Criminaliteitsbeheersing, waar structureel samengewerkt wordt bij de
aanpak van winkeldiefstal.[1] Om winkeldiefstalpreventie te bevorderen
wordt in samenwerking met onder meer politie en private partners een
toolbox interventies winkeldiefstal ontwikkeld die door
brancheorganisaties en de Platforms Veilig Ondernemen zal worden
verspreid. Ook wordt in publiek-privaat verband verkend welke
mogelijkheden bestaan om tot een afhandeling van winkeldiefstal te komen
die voor minder druk op politie en Openbaar Ministerie zorgt. Dit is in
aanvulling op de in 2022 in werking getreden landelijke werkwijze
reprimanderegeling voor meerderjarige first offenders.
[1] Kamerstukken II, 2022/2023, 29911, nr. 385.
Vraag (220):
Kunt u aangeven hoe vaak het is voorgekomen dat agenten hun persoonlijke
voorkeur hebben uitgesproken om Joodse objecten niet te beschermen en
het rooster hier ook daadwerkelijk voor is aangepast?
Antwoord:
Er zijn bij de politie geen gevallen bekend van politiemedewerkers die
niet zijn ingezet omdat zij hebben aangegeven geen Joodse objecten te
willen beveiligen.
Vraag (221):
Op welke manier wordt de capaciteit binnen de zedenteams wat betreft
online seksuele misdrijven gemonitord? Wordt een onderscheid tussen
online en offline seksuele misdrijven gemaakt?
Antwoord:
De zedenteams van de politie zijn belast met de opsporing van alle
vormen van seksuele misdrijven, zowel offline als online. Bij de inzet
van de capaciteit binnen de zedenteams is het onderscheid tussen offline
en online vormen van seksuele misdrijven niet als zodanig te maken,
doordat in zedenzaken offline en online handelingen elkaar beïnvloeden
en versterken. Offline en online seksuele misdrijven gaan dus vaak
samen. Ter illustratie, een opsporingsonderzoek kan starten met een
grooming of sexchatting feit en later in het onderzoek blijkt dat er ook
sprake is van verkrachting.
Vraag (222):
Welke data worden verzameld om de Wet seksuele misdrijven te evalueren
en wanneer worden de eerste uitkomsten hiervan met de Kamer gedeeld?
Worden data over onlinekindermisbruik afzonderlijk verzameld?
Antwoord:
De Wet seksuele misdrijven wordt op verschillende momenten
geëvalueerd.
In opdracht van het WODC is DSP-groep (een bureau voor beleidsonderzoek) in het najaar van 2023 een onderzoek gestart om tot een plan van aanpak te komen voor de evaluatie van de Wet seksuele misdrijven.
Er is een nulmeting voorbereid ten behoeve van de evaluatie van de wet die binnen vijf jaar na inwerkingtreding van de wet wordt gedaan. Het rapport van de nulmeting wordt naar verwachting dit najaar opgeleverd. De Kamer zal daarna worden geïnformeerd.
De procesevaluatie wordt ongeveer twee à drie jaar na de inwerkingtreding van de wet verricht. Bij de procesevaluatie gaat het om vragen over de implementatie en uitvoering en de eerste ervaringen uit de praktijk. De Kamer zal, zodra dat mogelijk is, over de uitkomsten van de procesevaluatie worden geïnformeerd.
Om de Wet seksuele misdrijven te evalueren, worden zowel kwantitatieve gegevens als kwalitatieve gegevens verzameld. Kwantitatieve gegevens die worden verzameld zijn bijvoorbeeld het aantal aangiftes van seksuele misdrijven, de doorlooptijden van zaken en het aantal afdoeningen bij seksuele misdrijven. Kwalitatieve gegevens die worden verzameld zijn onder andere ervaringen van slachtoffers en professionals.
Bij de evaluatie van de wet worden ook data over online kindermisbruik verzameld en meegenomen. Deze data worden dus niet afzonderlijk verzameld.
Vraag (223):
Welke rol ziet u voor organisaties die zich bezighouden met
onlineveiligheid van jongeren in het aanpakken van seksuele misdrijven?
Worden hier in 2025 en 2026 middelen voor vrijgemaakt en, zo ja,
hoeveel?
Antwoord:
Er zijn verscheidene organisaties die zich bezighouden met de online
(seksuele) veiligheid van jongeren in Nederland. Zo verstrekt het
ministerie van Justitie en Veiligheid jaarlijks een subsidie aan
Offlimits, een organisatie die ondersteuning biedt aan mensen die te
maken hebben (gehad) met online grensoverschrijdend gedrag en misbruik,
in het bijzonder seksueel (kinder-)misbruik en uitbuiting. Met de
verschillende programma’s van Offlimits – het Meldpunt Kinderporno,
Helpwanted en Stop it Now! – wordt op integrale wijze gewerkt aan
preventie in de vorm van voorlichting en bewustwording, hulp aan (en
mogelijke doorverwijzing van) slachtoffers als zij online iets
(seksueel) grensoverschrijdends hebben meegemaakt en aan een schoner
internet. Helpwanted maakt met het Centrum Seksueel Geweld (CSG), Fonds
Slachtofferhulp en Fier onderdeel uit van een consortium, met als doel
om slachtoffers van (online) seksueel geweld sneller en effectiever te
helpen. Door een in 2023 ontwikkeld triageprotocol zijn medewerkers van
de hulplijnen van Helpwanted, CSG en Fier meer in staat om hulpvragers
onderling beter, sneller en doelgerichter naar elkaar door te verwijzen.
Tot slot is Helpwanted dit jaar aangewezen als laagdrempelige
meldvoorziening en is het daarmee de aangewezen organisatie waar burgers
terecht kunnen bij online grensoverschrijdend gedrag. Helpwanted staat
in nauw contact met online platformen, eerder genoemde hulporganisaties
en de politie.
Voor de jaarlijkse subsidie van Offlimits is in de jaren 2025 en 2026
respectievelijk 2.6 en 2.4 miljoen euro aan middelen vrijgemaakt. De
dalende reeks bij de subsidies is te verklaren door de generieke
taakstelling op subsidies die het Kabinet heeft afgesproken. Deze
taakstelling is reeds ingeboekt op de subsidiebudgetten op de
JenV-begroting. JenV is in het kader van een zorgvuldig proces,
voornemens om te kijken of de consequenties voor de subsidiepartners
gemitigeerd kunnen worden indien dit leidt tot onoverkomenlijkheden in
de maatschappelijke opdracht. Bij Voorjaarsnota 2025 wordt nader bekeken
of een herschikking van de subsidietaakstelling binnen de JenV-begroting
voor 2025 nodig is. Dit geeft tijd om, samen met de partners, zorgvuldig
te bezien wat de gevolgen van een korting van de subsidies zijn.
Vraag (224):
Hoeveel budget is er beschikbaar voor het uitvoeren van het Actieplan
van het programma Samen tegen mensenhandel?
Antwoord:
Voor de uitvoering van het Actieplan is structureel 2 miljoen euro per
jaar beschikbaar. Voor de jaren 2024 tot en met 2027 is er per jaar
500.000 euro extra beschikbaar.
Vraag (225):
Hoeveel fte komt er op dit moment tekort bij de zedenteams van politie
en OM?
Antwoord:
Eind augustus 2024 kenden de zedenteams van de politie een formatie van
707 fte en een bezetting van 666 fte. De onderbezetting van de formatie
wordt veroorzaakt door uitstroom van medewerkers die met pensioen gaan
of doorstromen en door ophoging van de formatie.
In hoeverre er sprake is van een tekort aan capaciteit bij het Openbaar
Ministerie is niet te beantwoorden, omdat de inrichting per
arrondissement verschillend is en de instroom en voorraden fluctueren.
Het Openbaar Ministerie heeft per arrondissementsparket een ervaren
coördinerend zeden officier, die zo veel mogelijk wordt vrijgesteld.
Daarnaast worden er afhankelijk van de instroom en voorraad aan zeden
zaken per parket ervaren officieren van justitie en secretarissen
ingezet voor de beoordeling van zedenzaken. Het Openbaar Ministerie
heeft de afgelopen twee jaar door middel van het project ‘doorlooptijden
zedenzaken’ de voorraad te beoordelen zedenzaken teruggedrongen door
middel van extra inzet en inspanning voor zedenzaken. Dit vergt nog
steeds de nodige prioritering en keuzes bij de inzet van
beoordelingscapaciteit.
Vraag (226):
Hoeveel capaciteit is de zedenrecherche kwijt aan het opsporen van
online seksuele misdrijven?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 221.
Vraag (227):
Kunt u toelichten hoe de begroting voldoende ruimte biedt om de
cybersecurity bij de uitvoerende diensten, zoals de IND, NFI, DJI, OM en
Justis, te versterken?
Antwoord:
Binnen de rijksbegroting worden de middelen die beschikbaar zijn voor
cybersecurity niet apart begroot. Hierdoor kan niet aangegeven worden
hoe de begroting voldoende ruimte biedt om cybersecurity bij de genoemde
diensten te versterken.
Vraag (228):
Hoe verhoudt het op pagina 17 gestelde "“Crimineel vermogen pakken we af
en we gaan door met het maatschappelijk herbestemmen van dit vermogen”
zich tot het feit dat er in 2024 250 miljoen minder afgepakt kan gaan
worden dan geraamd (pagina 38)?
Antwoord:
In de JenV-begroting worden voor de incassoresultaten meerjarige
ramingen opgenomen op artikel 33 bij de ontvangsten onder de titel
“afpakken”. Deze ramingen weerspiegelen verwachte opbrengsten, wetende
dat deze per jaar sterk kunnen verschillen. De ramingen beperken zich
tot de incassoresultaten die vanuit strafrechtelijk afpakken naar de
staatskas vloeien. Bij het opstellen van de ramingen wordt rekening
gehouden met grote schikkingen die in het verleden zijn gerealiseerd.
Afhankelijk van mogelijke nieuwe (grote) schikkingen, zijn de ramingen
dus met een bepaalde onzekerheid omgeven; op voorhand is niet bekend
wanneer een grote schikking zich voordoet en wat de omvang ervan zal
zijn. In 2024 is er tot op heden (oktober 2024) door het OM geen
strafzaak afgedaan met een grote schikking, waardoor de ontvangsten in
2024 naar verwachting lager zullen uitvallen dan geraamd. Overigens zijn
de ramingen nadrukkelijk geen doelstellingen in de zin van
prestatieafspraken.
De ramingen voor de incassoresultaten zijn daarom ook geen graadmeter
voor de inzet van de partners in de afpakketen, want de inzet van de
partners blijft onverminderd hoog. En met resultaat. Het OM stuurt op
het leggen van zoveel mogelijk en kwalitatief beslag in een strafzaak om
de criminele winsten zo goed mogelijk af te romen. De beslagdoelstelling
voor 2023 van 281,6 miljoen euro is met 129% ruimschoots behaald.[1] In
het algemeen kan worden gesteld dat hoe meer beslag er wordt gelegd, hoe
hoger de kans dat een ontnemingsvordering kan worden geïncasseerd.
Daarnaast vloeit niet al het ontnomen crimineel vermogen terug naar de
staatskas, maar kan het ook gebruikt worden voor compensatie aan
slachtoffers of benadeelden (en dit gedeelte is niet zichtbaar in de
incassoresultaten).
Het afgepakte criminele vermogen vloeit terug naar de staatskas en komt
zo ten goede aan het algemeen belang. Een specifiek bedrag is hoe dan
ook gereserveerd voor de inzet in het kader van het doel dat
maatschappelijk herbestemmen beoogt.
[1] Bron: OM Jaaroverzicht Criminele Geldstromen 2023.
Vraag (229):
Welke middelen zijn er in 2025 begroot voor de integrale aanpak online
fraude en welke middelen hiervan zijn structureel?
Antwoord:
Het actieprogramma integrale aanpak online fraude is gestart in 2022 en
loopt tot medio 2025. Uw Kamer is geïnformeerd dat voor de integrale
aanpak in 2025 afgerond 2,3 miljoen euro beschikbaar is.[1] Dit bedrag
is inclusief subsidieverstrekking aan de Fraudehelpdesk. Het
actieprogramma wordt jaarlijks herijkt. Met de publieke en private
partijen wordt momenteel het actieprogramma 2025 voorbereid. Over de
voortgang wordt uw Kamer in 2025 geïnformeerd alsook over de aanpak na
2025.
[1] Bron: Kamerstukken II 2022/23, 29 911, nr. 393, p. 3.
Vraag (230):
Wanneer kan de Kamer het plan verwachten dat u samen met de
sekswerkbranche, de ministeries van SZW, VWS en Financiën, de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten en de politie maakt om de sociale en
juridische positie van sekswerkers te verbeteren?
Antwoord:
De aanpak versterking sociale en juridische positie sekswerkers is op 10
november 2023 aan uw Kamer aangeboden.[1] In de aanpak zijn gezamenlijk
met de sekswerkbranche en andere ketenpartners concrete oplossingen
geformuleerd voor vijf thema’s, te weten zakelijke dienstverlening,
zorg, politie, gemeenten en communicatie en media. Dit najaar wordt de
Kamer geïnformeerd over de stand van zaken.
[1] Kamerstukken II, 2023/2024, 34193, nr. 17.
Vraag (231):
Kan per speler in de strafrechtketen vertaald in concrete doelstellingen
per jaar worden aangegeven hoe de strafrechtketen versterkt gaat
worden?
Antwoord:
Momenteel worden er drie doelstellingen gehanteerd voor versterking van
de strafrechtketen. Het betreft:
1. Verbetering van de doorlooptijden van jeugdzaken, zedenzaken en
zaken op het gebied van veel voorkomende criminaliteit;
2. Verdere digitalisering van de keten; en
3. Implementatie van het nieuwe Wetboek van Strafvordering op 1 april
2029.
Hier volgt een nadere toelichting over de verdeling van deze
doelstellingen over de organisaties in de strafrechtketen:
1. De normen voor doorlooptijden zijn verdeeld over de fasen in een
strafproces, en gelden dus voor de organisaties die in de desbetreffende
fase handelingen verrichten. Zo geldt voor zedenzaken dat de politie 80%
van de zaken binnen 6 maanden na aangifte naar het Openbaar Ministerie
moet sturen. Voor het OM geldt vervolgens dat 80% van de zaken binnen 6
maanden na ontvangst op zitting moet zijn geweest. Voor de rechtspraak
geldt in die zaken dat 80% binnen 3 maanden na zitting eerste aanleg
moet zijn voorzien van een eindvonnis. De normen voor verbetering van de
doorlooptijden in het strafrecht zijn aan uw Kamer gezonden.[1]
Momenteel zijn de ketenorganisaties bezig een meerjarenplanning vast te
stellen, waarbij nadere doelen voor de komende jaren worden gesteld ten
aanzien van doorlooptijden en waarbij zal worden bepaald welke concrete
maatregelen de ketenorganisaties (van opsporing tot en met
tenuitvoerlegging) afzonderlijk en gezamenlijk worden genomen om deze
doelstellingen te realiseren.
2. Ook voor verdere digitalisering en het verbeteren van de
informatievoorziening in de strafrechtketen is een meerjarenagenda in
ontwikkeling. Deze wordt geconcretiseerd in het Ketenmeerjarenplan
2025-2029. De ketenpartners werken ook de komende jaren binnen het
Duurzaam Digitaal Stelsel (DDS) samen om de informatievoorziening binnen
de strafrechtketen te versterken. DDS is ingesteld het Bestuurlijk
Ketenberaad voor de strafrechtketen (BKB). Binnen het DDS geeft het
Informatieberaad de opdracht tot realisatie van de digitaliseringsdoelen
zoals door het BKB in de gemeenschappelijke beleidsdoelstellingen zijn
vastgesteld.
Hierbij wordt gezamenlijk gewerkt aan digitaliseringsdoelen die
bijdragen aan een geoptimaliseerde strafrechtspleging, een betere
interactie met (en daarmee dienstverlening aan) zowel verdachten, als
slachtoffers en nabestaanden en een betere ondersteuning van de mensen
die in de keten werkzaam zijn. Ook wordt met de ketenpartners gewerkt
aan andere ketenvoorzieningen die de samenwerking faciliteren, zoals een
steeds betere informatie-uitwisseling binnen de strafrechtketen via de
uitwisseling van multimedia. Daarnaast ligt de komende jaren prioriteit
bij inzicht in en realisatie van de informatievoorzieningsopgaven die
nodig zijn voor de invoering van het nieuwe Wetboek van Strafvordering
en andere wettelijk gedreven informatievoorzieningsopgaven, zoals voor
e-Justice.
3. Ook voor invoering van het nieuwe Wetboek van Strafvordering geldt
een collectief streven om het nieuwe wetboek in werking te laten treden
op 1 april 2029. Er wordt momenteel een ketenmijlpalenplanning
ontwikkeld aan de hand waarvan de sturing op de jaarlijks te behalen
resultaten zal plaatsvinden. De fases in deze planning zijn: analyse,
voorbereiding en realisatie, (centrale) implementatievoorbereiding,
(lokale) implementatie en nazorg (na inwerkingtreding).
[1] Bijlage bij Kamerstukken II, 29 279, nr. 804.
Vraag (232):
Wat zijn de percentages betreffende uitval in zowel de penitentiaire
inrichtingen als de forensische zorg?
Antwoord:
Uitval is in het antwoord op deze vraag geïnterpreteerd als een vraag
naar uitval van personeel. Zodoende geeft het antwoord informatie over
de verzuimpercentages. Het twaalfmaands voortschrijdend
verzuimgemiddelde betreft voor het gevangeniswezen en de
vreemdelingenbewaring 7,8%. Voor de Tbs-klinieken is dit 8,8% en de
jeugdinstellingen 10,6%, dit betreft enkel de Rijks onderdelen en heeft
geen betrekking op de particuliere instellingen.[1]
[1] Bron: P-direkt, referentiemaand september 2024
Vraag (233):
Kan inzichtelijk worden gemaakt wat de gemiddelde leeftijd is van de
personen die werkzaam zijn in de penitentiaire inrichtingen en de
forensische zorg en of deze de afgelopen jaren is gestegen?
Antwoord:
De tabel in de bijlage laat de gemiddelde leeftijdsopbouw zien voor het
gevangeniswezen, de vreemdelingenbewaring, tbs en jeugd. De gemiddelde
leeftijd voor de tbs-klinieken en jeugdinstellingen betreffen enkel de
Rijksonderdelen en hebben geen betrekking op de particuliere
instellingen. De gemiddelde leeftijd is de afgelopen jaren is niet
expliciet gestegen. Eerder vertoont de gemiddelde leeftijd een licht
dalend effect.
|
---|
Tabel Gemiddelde leeftijd per organisatieonderdeel van de Dienst Justitiële Inrichtingen.
Bron: P-direkt.
Vraag (234):
Is het in principe mogelijk om de beschikbaarheidsfinanciering voor tbs
uit te breiden naar de overige forensische zorg?
Antwoord:
De beschikbaarheidsfinanciering wordt uitgewerkt als instrument ter
bevordering van de uitbreiding van de capaciteit voor forensisch
psychiatrische centra (FPC’s). De capaciteit binnen dit hoogste
beveiligingsniveau kent de grootste tekorten. De capaciteit van de FPC’s
wordt vrijwel volledig bezet door tbs-patiënten, waardoor de FPC’s voor
de bekostiging afhankelijk zijn van het ministerie van Justitie en
Veiligheid. In de huidige systematiek van prestatiebekostiging ligt het
risico van leegstand als gevolg van een toekomstig teruglopende behoefte
aan tbs-capaciteit volledig bij de FPC’s. Met de
beschikbaarheidsfinanciering wordt dat risico evenwichtiger verdeeld.
Vanwege de verwevenheid met andere (zorg)stelsels is
beschikbaarheidsfinanciering voor de instellingen met lagere
beveiligingsniveaus een stuk complexer. Bij deze instellingen zijn er
geen gelabelde bedden voor patiënten met een strafrechtelijke titel.
Patiënten verblijven daar op grond van verschillende juridische titels,
zoals ook op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en
de Wet zorg en dwang. Deze instellingen zijn derhalve voor de
bekostiging niet uitsluitend afhankelijk van het ministerie van Justitie
en Veiligheid en dus grijpen we daarmee met een dergelijke maatregel ook
in op andere zorgstelsels.
Vraag (235):
Wat wordt er concreet met de zinsnede “Om het capaciteitstekort in de
tbs aan te pakken zorgen we voor een vorm van
beschikbaarheidsfinanciering waardoor aanbieders worden gestimuleerd om
te investeren in extra plaatsen" bedoeld?
Antwoord:
De beschikbaarheidsfinanciering is een instrument om forensisch
psychiatrische centra (FPC’s) meer op basis van beschikbaarheid te
financieren in plaats van alleen op basis van bezette bedden. Het is een
financieel instrument om FPC’s een vergoeding te kunnen geven voor lege
bedden die zij beschikbaar houden op het moment dat de behoefte aan
tbs-capaciteit daalt. Het zal dus alleen toegepast worden in geval van
leegstaande bedden als gevolg van een dalende behoefte aan
tbs-capaciteit, binnen het financiële kader dat beschikbaar is. In het
verleden is in een periode met een dalende behoefte (2012-2014)
capaciteit juist afgestoten met nadelige gevolgen voor de
beschikbaarheid van tbs-capaciteit die nu hard nodig is. Door de
zekerheid die de beschikbaarheidsfinanciering biedt, worden de FPC’s
gestimuleerd te investeren in de uitbreiding van tbs-capaciteit.
Vraag (236):
Betekent de zinsnede "binnen het financiële kader dat beschikbaar is
voor voldoende forensische zorg, conform de behoefteraming” dat er voor
extra tbs-plaatsen geen extra budget beschikbaar is? Zo ja, hoe kunnen
die extra plaatsen dan gefinancierd worden? Zo nee, wat wordt er dan wel
bedoeld?
Antwoord:
Deze zinsnede betekent niet dat er voor extra tbs-plaatsen geen budget
beschikbaar is. Het budget voor de financiering van de forensische zorg,
inclusief de benodigde tbs-plaatsen, is berekend op basis van de
geraamde behoefte conform het Prognosemodel Justitiële Ketens van het
WODC. Deze omvat een toename van het aantal tbs-plaatsen van 1.719
plaatsen in 2024 naar 2.037 plaatsen in 2029 in de komende jaren, zoals
is aangegeven in de JenV-begroting 2025.[1] Deze tbs-plaatsen kunnen dus
worden gerealiseerd binnen de nu meerjarige beschikbare budgetten.
[1] Kamerstukken II, vergaderjaar 2024–2025, 36 600 VI, nr. 2, blz.
113
Vraag (237):
Hoeveel jongeren verblijven in jeugdgevangenissen? Hoeveel jongeren
verblijven in volwassendetentie?
Antwoord:
Op peildatum 2 september 2024 verbleven er 444 jongeren in de Justitiële
Jeugdinrichtingen en de Kleinschalige Voorzieningen Justitiële Jeugd. Op
peildatum 2 september 2024 zitten 56 jongvolwassenen in een Huis van
Bewaring of reguliere gevangenisafdeling die in een Jeugdinrichting
thuishoren.
Vraag (238):
Hoeveel is er de afgelopen tien jaar bezuinigd op jeugdgevangenissen?
Kunt u dit in een overzicht uiteenzetten?
Antwoord:
In de afgelopen tien jaar is per saldo niet bezuinigd op
jeugdgevangenissen. Wel zijn er in die periode vier justitiële
jeugdinrichtingen gesloten: Amsterbaken in 2015, Eikenstein locatie
Zeist in 2017, Het Keerpunt in 2020 en Het Poortje Juvaid in 2021.
Tegelijkertijd is er geïnvesteerd in meer maatwerk, onder andere middels
de kleinschalige voorzieningen justitiële jeugd.[1]
Het budgettair kader voor de justitiële jeugdinrichtingen is in de
afgelopen tien jaar gestegen van 151,1 miljoen euro in 2015 volgens de
begroting Veiligheid en Justitie 2015,[2] naar 232,9 miljoen in 2025
volgens de begroting Justitie en Veiligheid 2025.[3]
[1] Tweede Kamer, vergaderjaar 2018-2019, 28 741, nr. 53.
[2] Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 34 000 VI, nr.2, blz.
91.
[3] Tweede Kamer, vergaderjaar 2024–2025, 36 600 VI, nr. 2, blz.
110.
Vraag (239):
Hoeveel is er de afgelopen tien jaar geïnvesteerd in tbs-zorg en hoeveel
is er bezuinigd?
Antwoord:
In de afgelopen tien jaar is per saldo niet bezuinigd op tbs-zorg. Uit
de onderstaande overzichtstabel kan worden afgeleid dat het budgettair
kader voor de tbs-zorg (Forensisch Psychiatrisch Centra, FPC) in deze
periode is gestegen van in totaal 314,3 miljoen euro in 2015[1] (bij een
gefinancierde capaciteit van 1.630 tbs-plaatsen), naar 525,4 miljoen
euro in 2025. De stijging van het budgettair kader is voornamelijk het
gevolg van de toename van de gefinancierde capaciteit (van 1630 naar
1843 plaatsen) en de loon- en prijsbijstelling die jaarlijks aan het
budgettair kader is toegevoegd (bij een gefinancierde capaciteit van
1.843 tbs-plaatsen).[2]
[1] JenV-begroting 2015, Kamerstukken II, vergaderjaar 2014–2015, 34 000
VI, nr. 2, blz. 91.
[2] JenV-begroting 2025 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2024–2025, 36 600
VI, nr. 2, blz. 110.
Overzichtstabel JenV-begroting Forensische Zorg 2015 - 2025
JenV-begroting Forensische Zorg | 2015 | 2025 |
---|---|---|
Intramurale forensische zorg in GW (PPC) | 90,9 | 197,0 |
FPC’s/forensische zorg (tbs-zorg) | 314,3 | 525,4 |
Intramurale forensische zorg in GGz-instellingen | 251,6 | 394,3 |
Inkoop ambulante forensische zorg | 61,3 | 174,3 |
Totaal ( X 1000 €) | 718,1 | 1.291 |
Vraag (240):
Hoe groot is het capaciteitstekort in de tbs-sector? Kunt u een
overzicht geven van het capaciteitstekort in de tbs-sector de afgelopen
tien jaar?
Antwoord:
Het tekort aan tbs-capaciteit resulteert in een aantal wachtende
tbs-patiënten in het gevangeniswezen. In onderstaande tabel zijn het
gemiddeld aantal passanten per jaar van de afgelopen 10 jaar opgenomen.
Ook bij voldoende capaciteit is er sprake van een ijzeren voorraad aan
passanten (20). Na 2018 is het aantal tbs-opleggingen sterk gestegen en
daarmee ook de vraag naar tbs-capaciteit.
2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Gemiddelde bezetting tbs | 1.590 | 1.488 | 1.385 | 1.326 | 1.310 | 1.329 | 1.403 | 1.490 | 1.536 | 1.614 |
Gemiddeld aantal passanten | 20 | 19 | 18 | 26 | 43 | 39 | 45 | 64 | 107 | 137 |
Vraag (241):
Hoeveel jongeren halen jaarlijks hun diploma in jeugdgevangenissen? Om
wat voor diploma's of certificaten gaat het (op welk niveau)?
Antwoord:
Dit wordt niet geregistreerd en is daarom niet bekend.
Vraag (242):
Wordt in elke jeugdgevangenis op dit moment alle niveaus van onderwijs
aangeboden? Zo nee, welke niveaus niet?
Antwoord:
Niet overal wordt onderwijs op alle niveaus geboden. Het aanbod is
afhankelijk van de behoefte van de leerlingen en de beschikbaarheid van
docenten. Omdat het vaak om kleine aantallen leerlingen gaat, zijn er
niet altijd voldoende docenten beschikbaar om in onderwijs op alle
niveaus te voorzien.
Vraag (243):
In hoeverre sluit de definitie van de taak van het Juridisch Loket aan
bij de eerdere formuleringen op pagina 21?
Antwoord:
Op pagina 215 van de JenV-begroting staat het Juridisch Loket omschreven
als “een advies- en doorverwijsinstelling voor eerstelijns rechtshulp,
die ervoor zorgt dat on- en mindervermogenden verzekerd zijn van toegang
tot het rechtsbestel.” Het betreft een inmiddels gedateerde omschrijving
van de taak van het Juridisch Loket. De taakuitvoering van het Juridisch
Loket wordt in de praktijk breder. Als onderdeel van de
stelselvernieuwing rechtsbijstand is ook ondersteuning als taak voor het
Juridisch Loket voorzien, om met een beperkte interventie (het bellen
met een instantie bijvoorbeeld) meer op te lossen in de eerste lijn. Het
Juridisch Loket pakt deze taak inmiddels al stapsgewijs op. Daarnaast
behoort (online) informatievoorziening reeds tot de taakuitvoering van
het Juridisch Loket. Een nieuwe wettelijke definitie zal geformuleerd
worden als onderdeel van het wetsvoorstel voor de stelselvernieuwing
rechtsbijstand.
Vraag (244):
Op welke manier gaat gevolg worden gegeven aan het initiatief Samen
Recht Vinden dat de afgelopen jaren heeft gedraaid via incidentele
middelen via de proeftuin door het ministerie?
Antwoord:
'Samen Recht Vinden' is een initiatief dat tijdens de pilotfase van het
programma stelselvernieuwing rechtsbijstand met steun van JenV, de
Rijk-regiodeal Zeeuws Vlaanderen en bijdragen van enkele Zeeuwse
gemeenten is ontwikkeld en opgezet. Voor de regionale implementatie en
borging van de aanpak van Samen Recht Vinden is voor 2025 financiering
gevonden door een aantal Zeeuwse gemeenten en de provincie
Zeeland.
Vraag (245):
Hoeveel mensen maken gebruik van het Juridisch Loket? Kunt u de cijfers
van het gebruik van het Juridisch Loket de afgelopen vijf jaar in een
overzicht uiteenzetten?
Antwoord:
Het is niet mogelijk om het aantal unieke personen te tellen dat gebruik
heeft gemaakt van de dienstverlening van het Juridisch Loket. Het
Juridisch Loket mag geen gebruik maken van het Burgerservicenummer. Een
wettelijke basis daarvoor ontbreekt vooralsnog. Daarnaast worden
regelmatig burgers geholpen die nog geen Burgerservicenummer hebben of
die anoniem wensen te blijven. Van hen wordt enkel de postcode
geregistreerd. Daardoor is een zuivere meting op persoonsniveau niet
mogelijk.
De onderstaande tabel laat het aantal geregistreerde contacten zien dat
het Juridisch Loket met burgers had in de periode van 2019 tot 2023.
Voor 2024 is een prognose opgenomen. Het betreft hier telefonische
contacten, contacten aan de balie of tijdens een spreekuur. In het
verleden zijn in cijfers van het Juridisch Loket ook de contacten via de
mail meegeteld. Die zijn niet meegenomen in deze telling, omdat het
Juridisch Loket in 2022 gestopt is via de mail te communiceren, maar
vooral omdat de cijfers leiden tot een onzuiver beeld. Om één vraag te
behandelen werd namelijk vele malen heen en weer gemaild en iedere mail
telde daarbij als één contact. In de tabel wordt tevens onderscheid
gemaakt naar het aantal contacten met én zonder uitzoekwerk. Uitzoekwerk
volgt uit een lastiger advies- of hulpvraag, waarbij een juridisch
adviseur nader onderzoek moet doen.
Door tussentijdse wijzigingen in de werkwijze, maar ook onder invloed
van de coronapandemie, zijn de cijfers overigens over de gevraagde
periode niet goed vergelijkbaar met elkaar. De cijfers van 2023 en 2024
zijn daarentegen wel goed vergelijkbaar. Voor een nadere duiding van de
cijfers, wordt verwezen naar de jaarverslagen van het Juridisch Loket op
hun website.
Vraag (246):
Stijgt de vraag naar eerstelijns rechtshulp? Kunt u deze cijfers
uiteenzetten voor de afgelopen vijf jaar?
Antwoord:
Ja, het aantal mensen dat contact zoekt met het Juridisch Loket stijgt.
De grootste stijging is te zien bij het aantal telefonische contacten.
Zie verder het antwoord op vraag 245.
Vraag (247):
Bij het versterken van de strafrechtketen “ligt de focus op het
versnellen van doorlooptijden en verdere digitalisering van de keten”:
hoeveel meer budget en capaciteit komt er bij het OM/rechters/DJI ter
beschikking voor deze doelen?
Antwoord:
Door het vorige kabinet is extra geïnvesteerd in de strafrechtketen:
circa 550 miljoen euro structureel, die deels was bestemd voor
achterstallig onderhoud en deels voor vernieuwing van de digitale
basisinfrastructuur, en incidenteel 450 miljoen euro ten behoeve van de
modernisering van het Wetboek van Strafvordering. Deze bedragen komen
bovenop de extra middelen die door voorgaande kabinetten zijn
vrijgemaakt voor de politie en voor zedenwetgeving via de motie-Hermans
en voor de bestrijding van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit.
Op basis van deze extra investeringen is een belangrijke impuls gegeven
aan verbetering van het functioneren van de organisaties in de
strafrechtketen. Daarnaast investeert het huidige kabinet nog 300
miljoen euro extra in nationale veiligheid, waarvan een groot deel
bestemd is voor de organisaties in de strafrechtketen ten behoeve van
onder andere de aanpak van cybercrime en digitale criminaliteit en
andere versterkingen van de strafrechtketen. Bij de miljoenennota is
daar nog eens 100 miljoen euro bovenop gekomen. Deze extra investeringen
ontvangt de politie waarbij rekening wordt gehouden met keteneffecten
bij de overige organisaties, inclusief de DJI en de Rechtspraak.
Vraag (248):
Welke stappen onderneemt u om ervoor te zorgen dat de digitalisering van
het rechtsbijstandsstelsel de toegankelijkheid voor digitaal minder
vaardige groepen, zoals ouderen en laaggeletterden, niet
belemmert?
Antwoord:
Het programma stelselvernieuwing rechtsbijstand heeft ingezet op het
verbeteren van de toegang tot rechtshulp, zowel digitaal als fysiek.
Naast de ontwikkeling van onder andere de digitale informatievoorziening
en digitale en telefonische contactmogelijkheden, blijft persoonlijk
contact belangrijk. Het Juridisch Loket heeft recent de website laten
doorlichten op toegankelijkheid voor mensen met een beperking. Hier
kwamen verschillende verbeterpunten uit naar voren, waaronder de
afwezigheid van een contactmogelijkheid op afstand voor slechthorenden.
Het Juridisch Loket werkt aan verdere verbeteringen, zoals een
contactformulier.
Vraag (249):
Hoe ziet de ondersteuning richting gemeenten op het terrein van online
aangejaagde ordeverstoringen er concreet uit en welke concrete stappen
worden er de komende tijd gezet om deze ondersteuning te
verbeteren?
Antwoord:
Er zijn verschillende instrumenten beschikbaar ter ondersteuning van
gemeenten.
Zo is in het barrièremodel uitgewerkt welke signalen en gelegenheden een
rol spelen bij dit fenomeen. Het model toont vervolgens welke actoren,
op welk moment en op welke wijze, kunnen ingrijpen om online gedrag een
halt toe te roepen. Hierbij is niet alleen gekeken naar de barrières die
opgeworpen kunnen worden door gemeenten, maar ook door partners zoals
politie, het Openbaar Ministerie, internetplatforms en jeugdwerk. In
aanvulling op het barrièremodel is een afwegingstool ontwikkeld die
gemeenten helpt bij het maken van een snelle beoordeling welke
interventies in een specifieke situatie ingezet kunnen worden. Op basis
van selecties in het interventiefilter worden passende maatregelen
voorgesteld. Denk bijvoorbeeld aan het aanspreken van ouders van
relschoppers of het uitvaardigen van een bevel door een officier van
justitie met als doel om strafbare online content te (laten)
verwijderen. Daarnaast worden er regelmatig leerkringen en
werkgroepbijeenkomsten georganiseerd waarin kennis en ervaring over de
aanpak van online aangejaagde ordeverstoringen wordt gedeeld. Deze
hulpmiddelen worden actief onder de aandacht gebracht van
gemeenten.
In samenwerking met het Centrum voor Criminaliteitspreventie en
Veiligheid (CCV) zullen de bestaande instrumenten worden onderhouden en
waar nodig worden doorontwikkeld. Om de aanpak te versterken en de
praktijk verder te ondersteunen heeft het ministerie van Justitie en
Veiligheid via het CCV gelden beschikbaar gesteld voor lokale
initiatieven. De resultaten van deze projecten worden volgend najaar
verwacht.
Het ministerie van Justitie en Veiligheid voert blijvend gesprekken met
de praktijk om te bezien wat er verder nodig is op het gebied van
ondersteuning.
Vraag (250):
Hoe hoog zijn de wachtlijsten voor de langdurige forensische
psychiatrische zorg en in hoeverre zijn deze de afgelopen vijf jaar
gestegen?
Antwoord:
Op peilmoment 2 september 2024 was het aantal wachtenden 38. De
wachtlijsten voor de langdurige forensische psychiatrische zorg worden
sinds 2022 centraal bijgehouden.
De gemiddelde wachtlijsten van de afgelopen jaren betroffen:
2022 | 19 |
---|---|
2023 | 27 |
2024 (tot sept) | 37 |
Vraag (251):
Op welke manier gaat u extra zorg leveren voor mensen met verward en/of
onbegrepen gedrag, gezien de wachtlijsten in de psychische zorg? Gaat u
hier extra in investeren?
Antwoord:
Dit kabinet zet in op het voorkomen van extra zorgvragen voor mensen met
verward en/of onbegrepen gedrag. Daarom dat nadrukkelijk de samenwerking
met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en
Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening wordt gezocht gelet op het
belang van bestaanszekerheid en passende huisvesting voor deze
doelgroep. Daarnaast werkt dit kabinet aan vroegsignalering en het
verbeteren van het contact met zorgmijders. Gemeenten zijn binnen de Wet
maatschappelijke ondersteuning 2015 verantwoordelijk voor het
organiseren van passende ondersteuning, waaronder ook maatschappelijke
opvang. Zij kunnen de aanwezigheid van psychische hulpverlening in
samenspraak met Geestelijke GezondheidsZorg (GGZ)-instellingen,
zorgkantoren en de opvanginstelling organiseren. Verder werken we aan de
zogenaamde wijk-Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD’er) om ook daarmee
vroegtijdig signalen op te pakken en daarnaar te kunnen handelen. Dit
laat onverlet dat men ook in de zorg te maken heeft met
capaciteitstekorten en een toenemend aantal zorgvragen. Welke
maatregelen daarvoor worden genomen is uitgebreid besproken tijdens de
begrotingsbehandeling van het ministerie van Volkshuisvesting, Welzijn
en Sport. De kabinetsinzet wordt nader toegelicht in de kabinetsreactie
op de parlementaire verkenning naar de aanpak van personen met verward
en/of onbegrepen gedrag die uw Kamer voor de begrotingsbehandeling
ontvangt.
Vraag (252):
Op welke manier gaat u extra investeren in het verbeteren van
bestaanszekerheid voor mensen met verward en/of onbegrepen gedrag?
Antwoord:
Het vroegtijdig signaleren van financiële problemen en het oplossen
daarvan is onderdeel van het programma van het kabinet om armoede en
schulden tegen te gaan. Bekend is ook dat mensen met (psychische)
gezondheidsproblemen eerder dan anderen in de bijstand en in de
Werkloosheidwet (WW) terecht komen, en daar vervolgens moeilijker weer
uit komen. Het kabinet wil deze negatieve spiraal met een gezamenlijke
aanpak doorbreken en ondersteunt daarom verschillende initiatieven,
zoals het landelijk convenant Sterk door Werk, waarin onder meer
Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ)-instellingen, gemeenten,
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en werkgevers samen
optrekken om mensen met psychische aandoeningen aan het werk te helpen.
Het uitvoeringsproject Hoofdzaak Werk, dat die samenwerking op het
niveau van de arbeidsmarktregio stimuleert, wordt, met financiële
ondersteuning door de ministeries van Volkshuisvesting, Welzijn en Sport
(VWS) en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), ook doorgezet tot en
met 2025. Meer specifiek wil het kabinet inzetten op meer
werkmogelijkheden voor mensen met psychische problematiek en een risico
op verward/onbegrepen gedrag. Preventief door het intensiveren t/m 2027
van de inzet van de bewezen effectieve re-integratiemethode Individuele
Plaatsing en Steun (IPS) bij mensen met psychische aandoeningen alsook
achteraf ter stabilisering na een crisis.
Vraag (253):
Hoeveel budget is er structureel nodig voor de uitvoering van het Plan
van aanpak stop femicide? Voor welke van de tien in dat plan genoemde
prioriteiten wordt hoeveel uitgetrokken? Hoeveel in 2025? En hoeveel is
er beschikbaar?
Antwoord:
De activiteiten die staan beschreven in het plan van aanpak ‘Stop
femicide!’ (voor 2024 en 2025) worden gedekt door de budgetten van de
ministeries van VWS, JenV en OCW die beschikbaar zijn voor de gehele
aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling en voor het
emancipatiebeleid. In 2025 wordt op basis van de resultaten en
bevindingen van de activiteiten uit het plan van aanpak duidelijk wat
hier bovenop nodig is en hoeveel (structurele) middelen hiervoor nodig
zijn. Vervolgens zal het kabinet hierin keuzes maken en de tweede kamer
hierover informeren.
Vraag (254):
Klopt het dat de Landsadvocaat momenteel bezig is met het opstellen van
een concept over de aansprakelijkheid betreffende de
adoptiedossiers?
Antwoord:
Nee, dat klopt niet. Wel is het kantoor van de Landsadvocaat
geraadpleegd over de overdracht van adoptiedossiers door
bemiddelingsorganisaties aan de overheid en gevraagd om een advies op te
stellen over inzage in adoptiedossiers. Op basis van inzicht in de
geldende kaders, onder meer de privacyregelgeving, werkt de
staatssecretaris Rechtsbescherming toe naar voorstellen voor verbeterde
toegang tot en inzage in adoptiedossiers.
Vraag (255):
Klopt het dat alle adoptiedossiers onder de nieuwe archiefwet zullen
gaan vallen?
Antwoord:
Nee, het klopt niet dat alle dossiers van zowel binnenlandse afstand en
adoptie als interlandelijke adoptie onder de Archiefwet gaan vallen.
Enkel adoptiedossiers van overheidsorganisaties vallen onder de
Archiefwet. De wettelijke grondslag voor overdracht van private
archieven naar de overheid wordt onderzocht in het kader van het plan
van aanpak voor de afbouw van interlandelijk adoptie en de nieuwe
adoptiewetgeving, waarover uw Kamer nog voor het einde van dit jaar
wordt geïnformeerd.
Vraag (256):
Is er momenteel op landelijk niveau een onafhankelijke juridische
vertegenwoordiger voor geadopteerden en diens adoptiedossiers?
Antwoord:
INEA, het expertisecentrum voor interlandelijke adoptie, biedt
juridische ondersteuning. Indien nadere juridische ondersteuning
wenselijk of noodzakelijk is, dan kan INEA verwijzen naar het eigen
netwerk van juridisch dienstverleners. Vanzelfsprekend is een
geadopteerde daaraan niet gebonden en kan ook buiten dit netwerk worden
gezocht naar juridische vertegenwoordiging.
Vraag (257):
Wat is de stand van de uitvoering van de motie-Nispen/Tseggai over meer
hulp voor geadopteerden en laagdrempelige en onbeperkte toegang tot het
eigen dossier (Kamerstuk 33836, nr. 93)?
Antwoord:
In de brief aan uw Kamer van 14 juni 2024 heeft de toenmalige Minister
voor Rechtsbescherming aangegeven ernaar te streven uw Kamer dit najaar
nader te informeren over de stand van zaken met betrekking tot deze
motie. Recent is het kantoor van de Landsadvocaat verzocht een breed
advies uit te brengen over de mogelijkheden tot verwezenlijking van de
wens tot onbeperkte en onbelemmerde inzage in dossiers. De
Staatssecretaris Rechtsbescherming vind het belangrijk en nuttig om dit
advies in de brief met uw Kamer te delen. Nu niet wordt verwacht dat het
advies tijdig voor het Kerstreces beschikbaar is, neemt het opstellen
van de Kamerbrief meer tijd in beslag. De Staatssecretaris
Rechtsbescherming zal uw Kamer zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk in
februari 2025, nader informeren.
Vraag (258):
Wanneer zal worden gesproken met de VN-rapporteurs over diens conclusies
betreffende de gedwongen kindafstand in Nederland tussen 1956 en
1984?
Antwoord:
De Staatssecretaris Rechtsbescherming is bereid met de VN-rapporteurs in
gesprek te gaan. Het onderzoek van de ‘Commissie Onderzoek naar
binnenlandse afstand en adoptie in de periode 1956-1984’ is nog gaande
en daarin is mede aandacht voor de rol van overheid in deze periode. Het
onderzoeksrapport wordt in het voorjaar van 2025 verwacht. Het heeft de
voorkeur van de Staatssecretaris Rechtsbescherming om daarna met de
VN-rapporteurs te spreken, omdat de rol van de overheid in het verleden
dan ook beter kan worden geduid.
Vraag (259):
Waarom wordt het onderwerp 'femicide' niet in de begroting
genoemd?
Antwoord:
Het plan van aanpak ‘Stop femicide!’ maakt deel uit van de bredere
aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling in de begroting. In
het plan van aanpak wordt toegelicht waarom wordt voortgebouwd op de
aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling.
Vraag (260):
Onder welk begrotingsartikel valt de uitwerking van het Plan van aanpak
stop femicide?
Antwoord:
Zoals vermeld in het plan van aanpak wordt voortgebouwd op de aanpak van
huiselijk geweld en kindermishandeling. Dit thema staat op de begroting
van Justitie en Veiligheid onder begrotingsartikel 34.5. Voor het
ministerie van VWS valt dit onder begrotingsartikel 3.
Vraag (261):
Welke bewindspersoon is verantwoordelijk voor de uitvoering van het Plan
van aanpak stop femicide?
Antwoord:
Dit zijn de staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg (tevens
coördinerend bewindspersoon), de staatssecretaris van Justitie en
Veiligheid en de staatssecretaris Funderend Onderwijs en
Emancipatie.
Vraag (262):
Kunt u een overzicht geven van alle acties en maatregelen die voortkomen
uit het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming? Kunt u in het
overzicht ook aangeven wanneer deze acties en maatregelen zijn begonnen,
hoe lang ze doorlopen en welke nog in de toekomst gaan starten?
Antwoord:
Het programma is in 2021 gestart en loopt tot september 2026. Vanaf eind
2022 ontvangt u halfjaarlijkse rapportages waarin de voortgang van de
verschillende actielijnen wordt beschreven. De laatste rapportage is op
5 november met de Jeugdbrief naar uw Kamer gestuurd.
Een belangrijk hulpmiddel zal een gemeenschappelijk handelingskader voor
professionals zijn, dat eind 2025 gereed zal zijn. Hiermee worden de
gewenste gezinsgerichte werkwijzen concreet gemaakt.
Verder levert het programma de inzichten voor de benodigde aanpassing
van het stelsel van kind- en gezinsbescherming, met een studie naar
mogelijke varianten voor een regionaal veiligheidsteam (in juli
opgeleverd) en een bijdrage aan de uitwerking van de in de brief van 5
november weergegeven ontwikkelrichting (op te leveren in het voorjaar
van 2025).
Vraag (263):
Wat heeft het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming tot nu toe
concreet opgeleverd aan verbeteringen in de
jeugdbeschermingsketen?
Antwoord:
De concrete winst voor ouders en kinderen ligt in de toepassing van
betere samenwerking tussen professionals van verschillende organisaties
en meer gezinsgerichte werkwijzen in de ruim tien proeftuinen van het
programma, alsook in de navolging daarvan in andere regio’s.
Uit de voortgangsrapportage van het programma komt keer op keer naar
voren dat het op die manier lukt om gezinnen sneller dan voorheen en
vaker zonder inzet van gedwongen maatregelen naar veiligheid te
leiden.
Verder leveren de proeftuinen het inzicht dat het stelsel, zoals
vastgelegd in de huidige regelgeving, belangrijke hinderpalen bevat om
die nieuwe werkwijzen ook daadwerkelijk toe te passen. Tenslotte leveren
zij materiaal op voor aanpassingen aan dat stelsel, zoals de
ontwikkelrichting voor regionale veiligheidsteams die is beschreven in
de Jeugdbrief van november 2024.
Vraag (264):
Ten aanzien van verward gedrag wordt ingezet op het overhevelen van
werkzaamheden van de politie aan ter zake deskundige organisaties: welke
organisaties betreft dat en hebben die wel voldoende budget en
capaciteit om die werkzaamheden van de politie over te nemen? Krijgen
die organisaties extra budget om die extra werkzaamheden uit te gaan
voeren? Zo ja, waar blijkt dat concreet uit? Zo nee, hoe worden verwarde
personen dan nog wel geholpen of aangepakt?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 216.
Vraag (265):
Kan aangegeven worden bij welke onderdelen van de justitiële keten van
politie, OM, rechters, gevangeniswezen tot reclassering er voor 2025
financiële middelen bijkomen dan wel dat bezuinigd wordt?
Antwoord:
In de Ontwerpbegroting 2025 van het ministerie van Justitie en
Veiligheid staan de financiële middelen van de onderdelen van de
justitiële keten aangegeven. Voor de verdeling van de middelen van het
Regeerakkoord over de onderdelen van de justitiële keten wordt verwezen
naar de nota van wijziging van de JenV-begroting 2025 die voor de
begrotingsbehandeling naar uw Kamer gestuurd wordt. Als gevolg van de
generieke taakstellingen genoemd in het Regeerakkoord zal er mogelijk
ook een deel daarvan belanden bij onderdelen van de justitiële keten.
Hierover wordt voor Voorjaarsnota volledig besloten. De Kamer zal hier
via de eerste suppletoire begroting van 2025 over worden
geïnformeerd.
Vraag (266):
Wat is de subsidietaakstelling voor 2025 gespecificeerd naar
artikelniveau? Kan dit in een tabel overzichtelijk gemaakt worden ten
opzichte van 2024? Hoe gaat dit eruitzien in 2026 en in 2027?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 170 voor de regelingen waarop de
subsidietaakstelling geboekt is. In de bijlage staat per artikel de
verdeling van de subsidietaakstelling. In de tabel is per artikel de
omvang opgenomen van de totale subsidiebudgetten die geraakt worden door
de taakstelling ten opzichte van 2024.
Verdeling taakstelling per artikel:
Artikel | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 |
---|---|---|---|---|---|
31 | -296 | -741 | -1.149 | -1.622 | -1.807 |
32 | -1.882 | -5.003 | -7.753 | -10.946 | -12.204 |
33 | -995 | -2.402 | -3.571 | -5.041 | -5.621 |
34 | -1.827 | -4.516 | -5.855 | -10.557 | -8.162 |
36 | -206 | -516 | -800 | -1.130 | -1.259 |
Eindtotaal | -5.206 | -13.178 | -19.128 | -29.296 | -29.053 |
Omvang van totale subsidiebudgetten die geraakt worden door te taakstelling per artikel:
Artikel | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 |
---|---|---|---|---|---|---|
31 | 15.861 | 7.185 | 6.740 | 6.329 | 5.856 | 5.671 |
32 | 54.544 | 45.795 | 45.622 | 42.842 | 39.643 | 38.387 |
33 | 27.784 | 25.134 | 21.859 | 19.685 | 18.214 | 17.634 |
34 | 44.837 | 44.293 | 41.098 | 32.262 | 38.151 | 25.606 |
36 | 5.395 | 5.009 | 4.699 | 4.412 | 4.082 | 3.953 |
Eindtotaal | 148.421 | 127.416 | 120.018 | 105.530 | 105.946 | 91.251 |
Vraag (267):
Hoeveel veroordelingen zijn er sinds het lachgasverbod geweest voor het
overtreden van dit verbod?
Antwoord:
De rechtspraak houdt in haar informatiesystemen bij hoeveel
veroordelingen in eerste aanleg er zijn geweest op grond van artikel 3
Opiumwet. Daarbij kan het gaan om alle middelen op lijst II van de
Opiumwet. Hierbij valt niet te specificeren of het om distikstofmonoxide
(lachgas) gaat. Lijst II bevat naast lachgas nog veel andere verboden
middelen.
Vraag (268):
Kunt u uitleggen welke risico's worden voorzien door het budget voor de
lokale aanpak van radicalisering, extremisme en terrorisme incidenteel
te verlagen in 2026?
Antwoord:
Door verlaging van het budget voor de lokale aanpak van radicalisering,
extremisme en terrorisme is voor gemeenten minder budget om hun taken in
het kader van de basis op orde en preventie van radicalisering,
extremisme en terrorisme, te financieren. Dit budget werd toegekend per
brief ‘Versterking veiligheidsketen’ aan de Tweede Kamer van 27 februari
2015. Daarin staat wat het kabinet doet om de veiligheidsketen op een
aantal punten substantieel te versterken.[1] Lokale overheden vervullen
hierin een spilfunctie. Gemeenten zijn regievoerder van de lokale
aanpak. Dit betekent dat zij aan de lat staan voor het ontwikkelen van
de lokale aanpak en de uitvoering ervan, in samenwerking met de
benodigde partners. Met de Versterkingsgelden worden die gemeenten waar
de problematiek nijpend is (hoge dreiging, lage weerbaarheid) in staat
gesteld te investeren in het tegengaan van radicalisering om zodoende
een sluitende en integrale aanpak van radicalisering en extremisme
mogelijk te maken. Sindsdien worden deze gelden jaarlijks door de NCTV
in samenwerking met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
toegekend aan gemeenten.
[1] Kamerstukken II, 29 754, nr. 302.
Vraag (269):
Wat betekent het feit dat de middelen voor de bestrijding van
ondermijning niet volledig besteed kunnen worden voor die
bestrijding?
Antwoord:
Voor een aantal posten geldt dat de beschikbaar gestelde middelen niet
volledig tot uitputting zijn gekomen, onder andere vanwege vertraagde
behandeling van wetsvoorstellen en krapte op de arbeidsmarkt. Een deel
van deze middelen is daarom doorgeschoven in de tijd waardoor dit niet
ten koste gaat van de beleidsdoelen van deze initiatieven, maar mogelijk
wel ten koste van het moment waarop de doelen worden
gerealiseerd. Binnen de aanpak wordt daarom ook ingezet op innovatieve
maatregelen en alternatieve interventies. Met de partners wordt gekeken
of -te verwachten- onderuitputting benut kan worden voor het financieren
van incidentele initiatieven die bijdragen aan de bestrijding van de
georganiseerde criminaliteit. Hierdoor wordt verzekerd dat de
beschikbaar gestelde middelen voor de ondermijningsaanpak zo
doeltreffend en doelmatig mogelijk besteed worden.
Vraag (270):
Welke functies voor de aanpak van ondermijning zijn niet bekleed vanwege
de arbeidsmarktschaarste? Kan dit uitgesplitst worden naar functies en
fte's?
Antwoord:
De arbeidsmarktschaarste heeft impact op de volle breedte van de aanpak
van de georganiseerde criminaliteit en is zichtbaar bij het merendeel
van de betrokken partners. Het feit dat de schaarste over de volle
breedte van de aanpak speelt, maakt dat er geen beeld te geven is van
specifieke functiegroepen of organisatieonderdelen binnen de gehele
ondermijningsaanpak.
Vraag (271):
Is of wordt de arbeidsmarktschaarste in verband met de aanpak van
ondermijning opgelost? Zo ja, hoe en op welke termijn? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord:
De arbeidsmarktproblematiek zal ook in 2025 en verder een rol spelen bij
de besteding van de middelen, de arbeidsmarktschaarste is niet opgelost.
Wel is er een stijgende lijn zichtbaar voor wat betreft de bezetting bij
een substantieel deel van de partners; er is nu een hogere bezetting ten
opzichte van begin 2024. Daarnaast wordt ingezet op innovatieve
maatregelen en alternatieve interventies in de brede aanpak tegen de
georganiseerde, ondermijnende criminaliteit.
Vraag (272):
Hoe komt het dat het aantal van de beleidsdoelstellingen voor de politie
voor de aanpak van ondermijning in de Veiligheidsagenda voor de komende
jaren lager gesteld worden dan in 2023, waaronder het aanpakken van
criminele samenwerkingsverbanden?
Antwoord:
Bij de start van de Veiligheidsagenda zijn door de minister van Justitie
en Veiligheid, gehoord het College van procureurs-generaal en de
Regioburgemeesters, de doelstellingen vastgesteld voor elk van de vier
jaren van de looptijd van de Veiligheidsagenda (2023-2026). Bij sommige
onderwerpen is gekozen voor een oplopende doelstelling (dus elk jaar
iets hoger), bij andere voor een vlakke doelstelling (dus ieder jaar
hetzelfde). De eerste kolom in de tabel in de begroting (op pagina 29)
gaat niet over de doelstelling voor 2023, maar over de realisatie in
2023. In de tweede, derde en vierde kolom staan de doelstellingen voor
2024, 2025 en 2026. Bij criminele samenwerkingsverbanden is in 2023 dus
een resultaat gehaald dat hoger ligt dan de afgesproken (vlakke)
doelstelling in de volgende jaren.
Vraag (273):
Hoe wordt de 24,9 miljoen euro die van politie is teruggestort naar het
departement exact besteed in 2025? Is dit eenmalig teruggestort en zijn
deze middelen nog steeds bestemd als ondermijningsmiddelen, en zo nee,
waarom niet?
Antwoord:
Bij de najaarsnota wordt in het geheel van mee- en tegenvallers op de
JenV-begroting bezien hoe deze meevaller van 24,9 miljoen euro wordt
ingezet.
Vraag (274):
Kan worden toegelicht hoe de aanschaf en inrichting van een nieuw
primair processysteem voor de reclasseringsorganisaties verloopt?
Antwoord:
De aanschaf van het nieuwe Primair Processysteem verloopt onder
verantwoordelijkheid van de drie reclasseringsorganisaties. Het
aanbestedingsproces is conform Europese regels opgestart.
Vraag (275):
Kan nader worden toegelicht waarom de brede doeluitkering
rampenbestrijding vanaf 2026 meerjarig wordt verlaagd met 27,7 miljoen
euro en kan nader worden toegelicht hoe dit zich verhoudt tot uw inzet
om burgers, bedrijven en organisaties weerbaarder te maken?
Antwoord:
In het hoofdlijnenakkoord is opgenomen dat specifieke uitkeringen worden
overgeheveld naar het Gemeentefonds en met 10% worden gekort. De Brede
Doeluitkering Rampenbestrijding (BDuR) is een specifieke uitkering en de
korting van 10% op de BDuR zou 27,7 miljoen euro bedragen vanaf
2026.
In het regeerprogramma is opgenomen dat het voortzetten van bestaande
specifieke uitkeringen slechts mogelijk is op basis van een
kabinetsbesluit. Inmiddels heeft het kabinet besloten dat de BDuR blijft
voortbestaan als specifieke uitkering. Het beschikbare bedrag staat in
de begroting. In de voorjaarsnota wordt duidelijk waar welke kortingen
worden neergelegd.
De korting van 10% op de BDuR zal tot gevolg hebben dat de
veiligheidsregio’s minder financiële middelen hebben om hun taken op het
gebied van de crisisbeheersing en brandweerzorg uit te voeren. Op dit
moment valt er nog niet te zeggen wat de gevolgen hiervan zijn.
Vraag (276):
Is duidelijk wat de gevolgen voor de uitvoering van beleid en de
doelstellingen van de regering op JenV-gebied zijn als de taakstelling
van 22% wordt doorgevoerd? Zo ja, kan die duidelijkheid dan met de Kamer
worden gedeeld? Zo nee, waarom niet en gaat dit alsnog gebeuren?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 15.
Vraag (277):
Waar valt de taakstelling op de apparaatsuitgaven van 22% concreet neer?
Bij welke begrotingsartikelen, bij welke diensten, en indien binnen het
kerndepartement, bij welke directies? Kan dit over de jaren 2025, 2026
en 2027 ten opzichte van de jaren 2023 en 2024 inzichtelijk worden
gemaakt?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 15.
Vraag (278):
Kunt u uitsplitsen op welke onderdelen de intensivering van het budget
voor politie wordt ingezet?
Antwoord:
Voor de verdeling van de middelen wordt verwezen naar de Nota van
Wijziging bij de JenV-begroting 2025 die voor de begrotingsbehandeling
naar uw Kamer gestuurd wordt.
Vraag (279):
Kunt u uitsplitsen op welke onderdelen de intensivering van het budget
voor goed bestuur en de rechtsstaat zal worden ingezet?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 72.
Vraag (280):
Waaraan worden de voor de nationale veiligheid in 2025 extra beschikbare
middelen van 200 miljoen euro oplopend structureel 300 miljoen euro per
jaar besteed? Kan dit per jaar uitgesplitst worden naar politie, OM,
rechtspraak, inlichtingen- en veiligheidsdiensten, gevangeniswezen,
reclassering en eventuele andere diensten?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 26.
Vraag (281):
Brengt extra budget voor de politie met zich dat er naar verwachting
meer aangiftes kunnen worden behandeld en worden doorgeleid naar het OM?
Zo ja, neemt de capaciteit bij het OM en de rechtbanken evenredig
daarmee toe en waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Extra budget leidt niet automatisch tot het kunnen behandelen van meer
aangiftes. In het regeerakkoord zijn de prioriteiten van het kabinet
opgenomen. Voor de verdeling van de middelen wordt verwezen naar de nota
van wijziging bij de JenV-begroting 2025 die voor de
begrotingsbehandeling naar uw Kamer gestuurd wordt. Bij intensiveringen
waar sprake is van keteneffecten is hier ook rekening mee
gehouden.
Vraag (282):
Welke extra capaciteit is er bij het OM nodig om te zorgen voor een
betere doorstroming van zaken?
Antwoord:
Het College van procureurs-generaal heeft de aanpak van voorraden en
doorlooptijden tot prioriteit benoemd en zet daarbij in op een betere
benutting van de beschikbare capaciteit binnen het Openbaar Ministerie.
Het Openbaar Ministerie heeft mij laten weten dat er voor het Openbaar
Ministerie geen noodzaak is tot extra capaciteit voor een betere
doorstroom van zaken. Daarbij verdient opmerking dat de doorstroom van
zaken betrokkenheid van meerdere organisaties vergt; het is een
ketenvraagstuk. Op 23 september 2024 is uw Kamer per brief geïnformeerd
over de voortang van de aangekondigde maatregelen en acties in de brief
van 29 januari 2024 over de wijze waarop de motie Ellian c.s. wordt
uitgevoerd in het licht van de bevindingen van de parlementaire
verkenning strafrechtketen.[1]
[1] Kamerstukken II, 29279, nr. 874.
Vraag (283):
Hoe ontwikkelt het budget voor het OM en de strafrechtspraak zich in de
periode 2025-2028?
Antwoord:
Er is door het vorige kabinet veel extra geld geïnvesteerd in de
strafrechtketen, waaronder ook in het OM en de strafrechtspraak. Zo is
er structureel 200 miljoen euro geïnvesteerd in het OM en de Rechtspraak
om de basis van de organisaties op orde te krijgen. Het budget van het
OM is de afgelopen jaren hierdoor én vanwege loon- en
prijsbijstellingen, sterk gestegen. Daarnaast is er voor het OM voor de
jaren 2022-2027 een incidenteel bedrag van 172 miljoen euro beschikbaar
gesteld voor met name de vervanging van het centrale IV-systeem. Vanwege
het incidentele karakter van de investering daalt het apparaatsbudget in
2028 ten opzichte van de jaren daarvoor en blijft het daarna stabiel.
Bij de strafrechtspraak is er, naast de extra middelen om de basis op
orde te krijgen, structureel 15,1 miljoen euro geïnvesteerd voor de
aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit in het
prijsakkoord 2023-2025 met de Rvdr. Ook is er incidenteel geld
beschikbaar gesteld voor vernieuwing procesondersteuning
ondermijningszaken en strafrechtspraak (20,7 miljoen euro in 2023 en
18,7 miljoen euro in 2024). Het budget voor de strafrechtspraak
ontwikkelt zich in de periode 2025-2028 vrij stabiel.
In 2025 zullen prijsbesprekingen worden gevoerd met de Rvdr voor de
periode 2026-2028
Vraag (284):
Kunt u inzichtelijk maken over welke begrotingsartikelen de
investeringen in nationale veiligheid worden verdeeld?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag nummer 26.
Vraag (285):
Kunt u inzichtelijk maken over welke begrotingsartikelen de
investeringen in goed bestuur en rechtsstaat worden verdeeld?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 72.
Vraag (286):
Er is 25 miljoen euro in 2025, oplopend naar 50 miljoen euro
structureel, beschikbaar ter versterking van de rechtsbescherming in de
jeugdbescherming, versterking van de familie- en jeugdrechtspraak, in de
toegang tot het recht en institutionele vernieuwing van de Rechtspraak:
kunt u nader specifiëren welk deel van het bedrag naar welk doel gaat?
Is 50 miljoen euro structureel wel genoeg voor al deze doelen? Zo ja,
waar is deze inschatting op gebaseerd? Wanneer worden deze middelen
verdeeld?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 72.
Vraag (287):
In het hoofdlijnenakkoord is 200 miljoen euro structureel beschikbaar
gesteld door het kabinet voor goed bestuur en rechtsstaat: op welke
manier zal dit uitgesplitst worden per ministerie en waar zal het aan
worden besteed?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 72.
Vraag (288):
Welke specifieke doelen wilt u behalen met de investeringen in nationale
veiligheid en goed bestuur en rechtsstaat?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 26 voor de investeringen in de nationale
veiligheid. Voor het antwoord over de investeringen in goed bestuur en
sterke rechtsstaat zie het antwoord op vraag 72.
Vraag (289):
Wat wordt verstaan onder ‘Nationale Veiligheid’?
Antwoord:
Er bestaat geen sluitende of eenduidige definitie van nationale
veiligheid. In de Veiligheidsstrategie voor het Koninkrijk der
Nederlanden die in april 2023 is gepubliceerd staat de volgende
omschrijving: “Onder nationale veiligheid verstaan we de bescherming van
onze nationale veiligheidsbelangen tegen dreigingen die deze belangen
kunnen schaden en daarmee maatschappelijke ontwrichting kunnen
veroorzaken. Dit doen we door dreigingen te verminderen en de
weerbaarheid tegen de dreigingen te verhogen.” De Veiligheidsstrategie
is koersbepalend voor de aanpak van dreigingen tegen onze nationale
veiligheidsbelangen.
Vraag (290):
Kan worden gespecificeerd waaraan het bedrag van 200 – 300 miljoen euro
op de post ‘Nationale Veiligheid’ besteed zal worden?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 26.
Vraag (291):
Hoe wordt het bedrag van 200 – 300 miljoen voor nationale veiligheid
verdeeld onder de drie partijen – politie, justitie en
veiligheidsdiensten – waar dit geld terecht komt?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 26.
Vraag (292):
Kan worden aangeven waarom er geen rekening is gehouden met het feit dat
er geen grote schikkingen voorzien waren waardoor de ramingen lager zijn
dan begroot?
Antwoord:
In de JenV-begroting worden voor de incassoresultaten meerjarige
ramingen opgenomen op artikel 33 bij de ontvangsten onder de titel
“afpakken”. Deze ramingen weerspiegelen verwachte opbrengsten, wetende
dat deze per jaar sterk kunnen verschillen. De ramingen beperken zich
tot de incassoresultaten die vanuit strafrechtelijk afpakken naar de
staatskas vloeien.
Bij het opstellen van de ramingen wordt rekening gehouden met grote
schikkingen die in het verleden zijn gerealiseerd. Afhankelijk van
mogelijke nieuwe (grote) schikkingen, zijn de ramingen dus met een
bepaalde onzekerheid omgeven; op voorhand is niet bekend wanneer een
grote schikking zich voordoet en wat de omvang ervan zal zijn. In 2024
is er tot op heden door het OM geen strafzaak afgedaan met een grote
schikking, waardoor de ontvangsten in 2024 naar verwachting veel lager
zullen uitvallen dan geraamd. Overigens zijn de ramingen nadrukkelijk
geen doelstellingen voor het OM in de zin van prestatieafspraken.
Vraag (293):
Is de enige reden dat de ontvangsten van het afpakken van crimineel
verdiend vermogen tegenvalt, het voorzien van geen grote schikkingen? Zo
ja, wat is de reden dat deze niet worden voorzien?
Antwoord:
Ja, in 2024 is er tot op heden door het OM geen strafzaak afgedaan met
een grote schikking, waardoor de ontvangsten in 2024 naar verwachting
lager zullen uitvallen dan geraamd.
Vraag (294):
Welke maatregelen worden genomen om de opbrengsten van crimineel
verdiend vermogen de komende jaren niet tegen te laten vallen?
Antwoord:
Het afpakken van crimineel vermogen is één van de middelen om criminelen
in hun portemonnee te raken en het criminele verdienmodel te
verstoren. Om het geld te kunnen ontnemen dat door criminelen in derde
landen wordt geïnvesteerd en witgewassen, wordt de samenwerking met deze
landen versterkt (o.a. Marokko, Turkije en de Verenigde Arabische
Emiraten). Zo worden overeenkomsten gesloten, wordt ingezet op nauwe
operationele samenwerking en Nederlandse attachés met financiële
expertise. Tegelijkertijd blijft het belangrijk om geld dat wel in
Nederland blijft, op te sporen en af te pakken. Daarom wordt onder
andere het wettelijk instrumentarium uitgebreid (Non-Confiction Based
Confiscation, spoedbevriezing door FIU-NL), worden twee regionale
combiteams opgezet (in Amsterdam-Amstelland en Midden-Nederland) en
wordt gewerkt aan systemen om meer en beter zicht te hebben en houden op
crimineel vermogen (o.a. vermogensdossier en continue vermogensmonitor).
De ambities en doelstellingen van het OM en de opsporingsdiensten in de
aanpak van criminele geldstromen, waaronder afpakken van crimineel
vermogen, zijn opgenomen het Strategisch programma criminele geldstromen
2024-2028.
Vraag (295):
Welke inzet wordt er in 2025 gepleegd om de afpakresultaten te
verbeteren?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 294.
Vraag (296):
Is de verwachting dat in 2025 de middelen voor de aanpak van
ondermijning wel kunnen worden weggezet, aangezien dit vorig jaar niet
is gelukt wegens arbeidsmarktkrapte? Zo ja, wat maakt dat dit nu wel zal
lukken?
Antwoord:
De arbeidsmarktproblematiek zal ook in 2025 een rol spelen bij de
besteding van de middelen. Voor de effectiviteit van de integrale aanpak
is het van belang dat de slagkracht van alle aangesloten partners op
peil wordt gebracht. De huidige inspanningen zijn hier volledig op
gericht en dit resulteert reeds in een hogere bezetting ten opzichte van
begin 2024.
Daarnaast wordt ingezet op innovatieve maatregelen en alternatieve
interventies in de brede aanpak tegen de georganiseerde, ondermijnende
criminaliteit.
Door periodieke monitoring wordt vroegtijdig gesignaleerd wanneer
onderuitputting dreigt, waardoor middelen incidenteel herbestemd kunnen
worden. Hierdoor wordt verzekerd dat de beschikbaar gestelde middelen
voor de ondermijningsaanpak zo doeltreffend en doelmatig mogelijk
besteed worden.
Vraag (297):
Is het begrotingsbedrag voor de politie opgebouwd uit zowel structurele
middelen als incidentele middelen? Zo ja, wat is de omvang van zowel de
structurele als incidentele middelen? En voor welke doelen zijn de
incidentele middelen bedoeld?
Antwoord:
De begroting van politie is opgebouwd uit structurele middelen en
incidentele middelen. Structurele middelen zijn bedoeld voor uitgaven
die jaarlijks terugkeren en zorgen voor stabiliteit en voorspelbaarheid
in de financiering. Incidentele middelen kunnen verschillende redenen
hebben:
Het financieren van tijdelijke projecten zonder structurele budgetverplichtingen.
Het financieren van een evenement zoals de NAVO-top.
Het financieren van innovatie en proeftuinen om in de beleidsvormende fase de werking te verkennen en waarbij na evaluatie besloten wordt of de middelen structureel beschikbaar komen.
Het financieren van een incidentele verplichting, zoals een cao-afspraak voor éénmalige uitkering aan het personeel.
De verhouding tussen incidentele en structurele middelen is niet
exact te bepalen omdat dit onderscheid niet opgenomen is in de
financiële administratie van de politie. De inschatting is dat meer dan
90% structurele middelen betreft.
Vraag (298):
Hoeveel budget gaat er naar meldpunt 144?
Antwoord:
Vanuit de Algemene bijdrage van de politie worden 11 fte bekostigd voor
deze taak.
Vraag (299):
Hoeveel fte aan taakaccenthouders dieren zijn er op dit moment?
Antwoord:
Op peildatum oktober 2024 zijn in totaal 299 themahouders dieren
werkzaam bij de politie.
Vraag (300):
Hoeveel extra budget is er nodig om 144 niet alleen gedurende werkuren,
maar 24/7 belbaar te laten zijn?
Antwoord:
Vanuit de Algemene bijdrage van de politie worden 11 fte bekostigd voor
deze taak. Op basis hiervan is het telefoonnummer dagelijks (ook in het
weekend) op kantoortijden bereikbaar. Momenteel wordt er gewerkt aan een
business case voor de toekomst van meldpunt 144, waarin de ontwikkeling
van het budget, de personele bezetting en de bereikbaarheidstijden
worden doorgerekend.
Vraag (301):
Hoeveel budget gaat er naar de taakaccenthouders dieren?
Antwoord:
De themahouders dieren worden gefinancierd uit de algemene bijdrage aan
de politie.
Vraag (302):
Wat is de stand van zaken omtrent de wens van politie en defensie om de
mogelijkheid van een gezamenlijke trainingsschool voor overheidshonden
te verkennen?
Antwoord:
De politie en Defensie werken actief samen aan de verkenning naar de
mogelijke inrichting van een gezamenlijke trainingsschool
voor overheidshonden.
Vraag (303):
Wat is de stand van zaken omtrent de motie-Wassenberg over aparte regels
voor de inbeslagname voor dieren waarbij het welzijn en de intrinsieke
waarde van dieren worden gewaarborgd (Kamerstuk 35892, nr. 25)?
Antwoord:
Deze motie van lid Wassenberg is afgedaan in de Verzamelbrief welzijn
dieren buiten de veehouderij van 18 oktober 2024 door de
staatssecretaris van LVVN. Bij de behandeling van de Wet aanpak
dierenmishandeling en dierverwaarlozing op 11 mei 2023 is een motie van
leden Wassenberg, Graus en Futselaar aangenomen (Kamerstuk 35892-25). De
motie vraagt om aparte regels voor de inbeslagname van dieren waarbij
het welzijn en de intrinsieke waarde van dieren wordt gewaarborgd. In
lijn met de motie zijn er nu al regels voor het borgen van dierenwelzijn
bij de inbeslagname van dieren. Dit is zichtbaar in bijvoorbeeld artikel
10 lid 2 van het Besluit inbeslaggenomen voorwerpen, waar speciale
regels voor dieren staan.
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) zorgt ervoor dat in
beslag genomen dieren op een dierwaardige manier bij de opslaghouder
terechtkomen. RVO stelt eisen aan opslaghouders, onder andere met
betrekking tot de verzorging en huisvesting. De opslaghouder ontfermt
zich na een medische check over het welzijn en de gezondheid van het
dier.
Vraag (304):
Wat is de laatste stand van zaken omtrent de bewezen dierenmishandeling
bij de KNPV?
Antwoord:
Over individuele zaken doet de minister van Justitie en Veiligheid geen
mededelingen.
Vraag (305):
In hoeveel operationele werkinstrumenten van de OM en/of de politie is
gekozen om minder prioriteit te geven in het aanpakken van kleine
criminaliteit, waaronder dierenmishandeling (Documentnummer
2023D10526)?
Antwoord:
In samenwerking met de politie borgt het OM (ook in Oost-Nederland) dat
de beperkte opsporing- en vervolgingscapaciteit op de juiste zaken wordt
ingezet. Mede vanwege de in januari 2024 in werking getreden Wet aanpak
dierenmishandeling en dierverwaarlozing geeft het OM in Oost-Nederland
niet minder prioriteit aan dierenzaken. In de praktijk zijn de
dierenzaken overigens ook vóór 1 januari 2024 opgepakt. Van staand
OM-beleid om aan zaken waarin sprake is van dierenmishandeling geen of
minder opvolging te geven, is geen sprake.
Vraag (306):
In hoeverre is het besluit in Oost-Nederland om minder prioriteit te
geven in het aanpakken van kleine criminaliteit, waaronder
dierenmishandeling, nog staand beleid (Documentnummer 2023D10526)?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 305.
Vraag (307):
Kunt u aangeven hoeveel fte aan taakaccenthouders dieren er de afgelopen
tien jaar, uitgesplitst per jaar, zijn ingezet?
Antwoord:
Bij de politie zijn er 299 themahouders dieren werkzaam, die specifieke
kennis hebben op het gebied van dierenwelzijn en in het bijzonder
opgeleid zijn om dit soort zaken op te pakken.
Vraag (308):
Hoeveel controles zijn er de afgelopen vijf jaar, uitgesplitst naar
jaar, geweest bij (leden van) de KNPV? Hoeveel overtredingen zijn
hierbij geconstateerd?
Antwoord:
De politie onderzoekt meldingen en strafbare feiten. Daarbij wordt niet
bijgehouden welke persoon zich aangesloten heeft bij welke
vereniging.
Vraag (309):
Kunt u het keuringsreglement van de KNPV naar de Kamer sturen?
Antwoord:
De Koninklijke Nederlandse Politiehond Vereniging (KNPV) is een
zelfstandige vereniging die geen onderdeel uitmaakt van de
politie.
Vraag (310):
Kunt u het keuringsreglement van de politie voor politiehonden naar de
Kamer sturen?
Antwoord:
De Regeling politiehonden is gepubliceerd op internet, zie
https://wetten.overheid.nl/BWBR0019728/2020-05-15.
Vraag (311):
In hoeverre worden stokslagen nog gebruikt bij de KNPV? In hoeverre
worden stokslagen nog gebruikt bij de politie?
Antwoord:
De KNPV hanteert een eigen sportprogramma op basis waarvan bijvoorbeeld
wedstrijden worden georganiseerd en certificaten worden uitgereikt. Het
onderdeel waarbij de hond op een pakwerker wordt gesteld en dan met een
duimdik rietje wordt geslagen maakt nog steeds onderdeel uit van dat
sportprogramma. Het doel hiervan is de honden te toetsen op de omgang
met weerstand van verdachten.
De politie hanteert een eigen certificaat op basis van de Regeling
Politiehonden. Stokslagen zitten daar al een aantal jaren niet meer
in.
Vraag (312):
Wat is de stand van zaken omtrent de nieuwe koers voor
politiehonden?
Antwoord:
In het programma ‘Koers Politiehonden’ [1] wordt onder andere aandacht
besteed aan dierenwelzijn, certificeringseisen, aankoopbeleid, positieve
trainingsmethoden, aangelijnd werken en het zoveel mogelijk beperken van
het gebruik van de elektronische trainingshalsband. De komende jaren
wordt een nieuw leerlandschap ten behoeve van het hondendomein
ingericht, inclusief een nieuwe wijze van certificeren.
[1] Politie.nl, 3 april 2023 'Nieuwe norm surveillancehond moet
ongewilde bijtincidenten verminderen'. Politie.nl, 13 juni 2023,
'Politie investeert in trainingsprogramma voor surveillancehonden'
Vraag (313):
Welk deel van de politiehonden die nu worden getraind en ingezet worden
getraind volgens de nieuwe Koers voor Politiehonden?
Antwoord:
De ‘Koers Politiehonden’ [1] is van toepassing op alle
politiehonden.
[1] Politie.nl, 3 april 2023 'Nieuwe norm surveillancehond moet
ongewilde bijtincidenten verminderen'. Politie.nl, 13 juni 2023,
'Politie investeert in trainingsprogramma voor surveillancehonden'
Vraag (314):
Welke voorwerpen zijn inbeslaggenomen bij het stilleggen van een
hondentraining op 25 maart 2024?
Antwoord:
Over individuele zaken doet de minister Justitie en Veiligheid geen
mededelingen.
Vraag (315):
Hoeveel politiehonden zijn de afgelopen drie jaar door de politie
aangekocht bij leden van de KNPV?
Antwoord:
De politie koopt honden van particulieren. Of deze particulieren lid
zijn van de KNPV is niet bekend bij de politie.
Vraag (316):
Hoe vaak is sinds het verbod op stroomhalsbanden en andere
stroomstootapparatuur per 1 januari 2022 door de politie en de
Koninklijke marechaussee gebruik gemaakt van de uitzonderingen op dit
verbod, waaronder trainingen en inzet voor de overheid op het gebied van
veiligheid en openbare orde?
Antwoord:
In 2022 is bij 28% van de politiehonden één of enkele keren gebruik
gemaakt van de elektronische trainingshalsband (ETH). In 2023 is op een
totaal bestand van 495 politiehonden bij 69 honden gebruik gemaakt van
een ETH. Het landelijk gemiddelde komt daarmee op 14%.
Vraag (317):
Hoeveel honden zijn de afgelopen drie jaar, uitgesplitst naar jaar, door
de politie aangekocht op een leeftijd van enkele maanden? Hoeveel honden
zijn de afgelopen drie jaar, uitgesplitst naar jaar, door de politie
aangekocht op een leeftijd van rond de 2,5 jaar?
Antwoord:
Elke eenheid voert een eigen inkoopbeleid. Dit wordt niet centraal
geregistreerd.
Vraag (318):
Hoe vaak heeft de politie de afgelopen drie jaar, uitgesplitst naar
jaar, de relatie beëindigd met een hondentrainer vanwege
dierenwelzijnsmisstanden?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 317.
Vraag (319):
Hoeveel dierenpolitieagenten zijn er in Nederland?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 299.
Vraag (320):
Is er correspondentie geweest tussen de overheid en/of politie en de
KNPV over het gebruik van het woord 'politie' in de naam van de
vereniging? Zo ja, welke correspondentie is hierover gevoerd?
Antwoord:
Er zijn gesprekken gevoerd met de KNPV om het woord ‘Politie’ uit haar
naam te halen. De KNPV houdt vast aan het woord. De politie heeft hier
verder geen invloed op.
Vraag (321):
Hoeveel honden heeft de politie de afgelopen drie jaar, uitgesplitst
naar jaar, aangekocht die in het bezit zijn van een KNPV-diploma?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 317.
Vraag (322):
Hoeveel budget zou er nodig zijn om een fulltime dierenpolitie van 500
agenten op te richten?
Antwoord:
Er zijn geen dierenpolitieagenten in Nederland. De politie kent in
totaal 299 zogenoemde themahouders dieren binnen de verschillende
basisteams. De themahouders dieren worden gefinancierd uit de algemene
bijdrage aan de politie. Het ligt niet in de rede om fulltime
dierenpolitie aan te stellen, omdat dit ten koste gaat van de flexibele
inzetbaarheid van de politie.
Vraag (323):
Hoeveel budget is er beschikbaar voor de LID? Kunt u aangeven of dit
budget de afgelopen jaren is toegenomen of afgenomen?
Antwoord:
De Landelijke Inspectiedienst Dierenwelzijn ontvangt jaarlijks een
subsidie vanuit LVVN. De huidige subsidieperiode loopt van 2022 t/m
2025. De LID is in haar subsidieaanvraag uitgegaan van een jaarlijkse
indexering. Vanwege de hoge inflatiecijfers is een extra indexering
doorgevoerd via een wijziging van de subsidie. Voor het kalenderjaar
2025 ontvangt de LID een bijdrage van 3.142.073,00 euro.
Vraag (324):
Hoeveel fte heeft de LID beschikbaar voor het aanpakken van
dierenmishandeling?
Antwoord:
Meldingen met betrekking tot dierenmishandeling worden afgedaan door de
politie. De LID neemt meldingen in behandeling met betrekking tot
verwaarlozing van huis en hobbydieren en voert routinecontroles uit bij
bedrijfsmatige houders van gezelschapsdieren. In totaal heeft de LID
36,1 fte op de begroting van 2025, waarvan 27,79 fte inspecteurs
zijn.
Vraag (325):
Neemt de capaciteit voor de dierenpolitie toe? Zo ja, met hoeveel?
Antwoord:
Er is geen uitbreiding in het aantal themahouders dieren voorzien.
Vraag (326):
Hoeveel fte is er op dit moment beschikbaar voor 144?
Antwoord:
Er is op dit moment 11 fte beschikbaar.
Vraag (327):
Hoeveel fte zou er in totaal nodig zijn om 144 24/7 beschikbaar te laten
zijn?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 300.
Vraag (328):
Klopt het dat de politie in 2023 advies aan de KNPV heeft gegeven om
stokslagen uit het keuringsprogramma te halen? Is dit advies opgevolgd?
Kunt u dit advies naar de Kamer sturen?
Antwoord:
De KNPV voert haar eigen beleid. De politie voert regelmatig overleg met
de KNPV vanuit de wens om het KNPV-programma zo goed mogelijk aan te
laten sluiten op de behoefte van de politie.
Vraag (329):
Welk aantal operationele politieambtenaren is gemiddeld per maand ziek?
Welk aantal is kortdurend ziek en welk aantal is langdurend ziek, en
kunt u daarbij vermelden wat uw definitie is van kort- en
langdurend?
Antwoord:
Het twaalfmaands-gemiddelde van ziekteverzuim bij de politie met
peildatum september 2024 was 6,4%. Dit bestaat uit kort, middellang en
lang verzuim:
kortdurend verzuim is verzuim minder dan 8 dagen: 0,7%;
middellang verzuim is verzuim vanaf 8 tot en met 42 dagen: 0,7%;
lang verzuim is verzuim vanaf 43 dagen tot met 730 dagen: 5%.
Vraag (330):
Welk aandeel in cijfers ten aanzien van ziekte bij de politie is
PTSS-gerelateerd?
Antwoord:
Het exacte aandeel medewerkers met PTSS ten aanzien van ziekteverzuim
bij de politie is niet uit de politiesystemen te halen.
Vraag (331):
Wordt aan de ontslagen persoon met PTSS na ontslag uit de dienst nog
nazorg geboden? Zo ja, waaruit bestaat die nazorg en voor welke
duur?
Antwoord:
Het nieuwe stelsel beroepsgerelateerde gezondheidsklachten richt zich op
zorg, herstel en re-integratie en treedt per 1 april 2025 in werking.
Momenteel handelt de politie conform de interne richtlijn, gebaseerd op
de contouren van het nieuwe stelsel. Zodra een politiemedewerker zich
meldt met klachten, ontvangt de medewerker direct zorg. Als er, na de
medische eindsituatie, sprake is van een verband in overwegende mate
tussen PTSS en het werk bij de politie kunnen medische kosten (zoals
behandelingen en hulpmiddelen) blijvend worden gedeclareerd zolang de
politiemedewerker in dienst is. Wanneer een politiemedewerker uit dienst
gaat, wordt er een inschatting gemaakt van de toekomstige kosten, zoals
voor nazorg, en wordt dit als schadevergoeding uitbetaald.
Vraag (332):
Welk bedrag wordt gemiddeld aan een persoon met PTSS uitbetaald wegens
een vastgesteld oorzakelijk verband met de dienstuitoefening?
Antwoord:
Het gemiddelde bedrag dat uitbetaald is aan een persoon met erkenning
PTSS is 140.000 euro aan smartengeld en 124.000 euro aan restschade.
Deze bedragen betreffen het gemiddelde over de periode januari tot
augustus 2024. De hoogte van uitgekeerde bedragen aan (oud-)medewerkers
met beroepsgerelateerde PTSS is altijd maatwerk en afhankelijk van
individuele omstandigheden en casuïstiek.
Vraag (333):
Hoeveel is er jaarlijks beschikbaar voor de politie voor
PTSS-beleid?
Antwoord:
In de politiebegroting 2025-2029 is jaarlijks voor dotaties aan de
voorziening Vangnetregeling Veilig en Gezond Werken 54 miljoen euro
begroot. Dit antwoord moet worden bezien in samenhang met de
beantwoording van de vragen 339 en 348. De kosten voor het nog vast te
stellen overgangsbeleid zijn hier niet in meegerekend.
Vraag (334):
Hoeveel operationele personeelsleden (personen en fte's) waren op 1
januari 2024 in vaste dienst? Hoeveel waren dat er (personen en fte's)
in tijdelijke dienst? Hoeveel waren dat er (personen en fte's) als
vrijwilliger?
Antwoord:
Op 31 december 2023 was er 46.076 fte’s operationeel politiepersoneel
(excl. aspiranten) in dienst. Op dat moment waren er 4.863 fte’s
aspiranten in dienst. Het totaal aantal operationele personeelsleden
betrof toen 50.939 fte. Een tijdelijk dienstverband in een operationele
functie is niet gebruikelijk bij de politie. In uitzonderlijke gevallen
wordt een tijdelijk dienstverband voor bepaalde operationele functies
toegestaan, na toetsing door een daartoe in het leven geroepen
commissie. Dit gaat om enkele gevallen.
Op 31 december 2023 waren er 2.746 politievrijwilligers. Er zijn 1.225
politievrijwilligers met een generiek executieve aanstelling, waarvan 21
aspirant politievrijwilliger in opleiding en 203 politievrijwilligers
met een specifiek executieve aanstelling, waarvan 60 aspirant
politievrijwilliger in opleiding, en 1.318 met een aanstelling voor
administratieve, technische of andere taken.
Vraag (335):
Welk aantal operationele politieambtenaren is in de formatie opgenomen
als 'wijkagent' per 1 januari 2025? Hoe was dat voor 1 januari 2024?
Welk deel van hun arbeidstijd waren zij in 2024 in de gelegenheid die
rol ook daadwerkelijk te vervullen?
Antwoord:
De meest actuele cijfers over de formatie van wijkagenten zijn van eind
augustus 2024. Toen was de formatie wijkagenten 3.612 fte. Eind 2023 was
dat 3596 fte. In het eerste halfjaarbericht politie van 2025 zal
informeert de minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer over de
formatie wijkagenten per ultimo 2024. Keuzes over de inzet van politie
worden gemaakt door het lokale gezag. Vanwege de onderbezetting in de
basisteams is de ruimte voor keuzes vaak beperkt en moeten wijkagenten
worden ingezet om de 24/7 roosters rond te krijgen. De mate waarin dat
nodig is kan per eenheid en per basisteam verschillen.
Vraag (336):
Zijn er wijkagenten die zo in beslag worden genomen daar andere taken,
dat zij niet of nauwelijks nog aan hun rol als wijkagent toekomen? Zo
ja, hoe groot is dat aantal en in welke mate?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 335.
Vraag (337):
Hoeveel van de politiecapaciteit is voor drugsgerelateerde criminaliteit
nodig? Gaat dit gelijk blijven, afnemen of toenemen?
Antwoord:
Politiecapaciteit is per definitie schaars. Het bevoegd gezag maakt een
continue afweging ten aanzien van de inzet van politiecapaciteit op de
diverse politietaken, waaronder opsporing van druggerelateerde
criminaliteit.
Vraag (338):
Wat is de status van het nieuwe stelsel voor beroepsgerelateerde
gezondheidsklachten bij de politie en treedt deze inderdaad op 1 januari
2025 in werking?
Antwoord:
Dit jaar is er overeenstemming bereikt over de definitieve Algemene
Maatregel van Bestuur (AMvB) voor het nieuwe stelsel beroepsgerlateerde
gezondheidsklachten en deze wordt in 2024 gepubliceerd in de
Staatscourant. In november van dit jaar wordt de laatste hand gelegd aan
de ministeriële regeling. Het nieuwe stelsel treedt per 1 april 2025 in
werking.
Vraag (339):
Hoeveel is er de afgelopen vijf jaar besteed aan de vangnetregeling
veilig en gezond werken (inclusief de aanpak van posttraumatische
stressstoornis) bij de Politie en hoeveel is daar de komende jaren
beschikbaar voor?
Antwoord:
De politie heeft in de afgelopen vijf jaar achtereenvolgens 26 miljoen
euro (2019), 61 miljoen euro (2020), 47 miljoen euro (2021), 62 miljoen
euro (2022) en 121 miljoen euro (2023) besteed aan de Vangnetregeling
Veilig en Gezond Werken. Dit betreft een reservering van middelen voor
uitkeringen van deze regeling. Daarnaast maakt de politie ook kosten
voor de aanpak (hulp en ondersteuning) hiervan (zie hiervoor het
antwoord op vraag 348).
Vraag (340):
Hoeveel geld wordt er uitgegeven om de vrijwillige brandweer op kracht
te houden?
Antwoord:
Een bedrag kan niet worden genoemd. Veiligheidsregio’s worden voor circa
85% gefinancierd door gemeenten uit het Gemeentefonds en voor circa 15%
door het ministerie van Justitie en Veiligheid via de Brede
Doeluitkering Rampenbestrijding (BDuR). Het verschilt per
veiligheidsregio hoeveel geld er direct voor bijvoorbeeld
wervingscampagnes en vergoedingen en indirect voor bijvoorbeeld
opleidingen, oefeningen en materieelvoorzieningen besteed wordt aan het
op kracht houden van de vrijwillige brandweer. Het ministerie van
Justitie en Veiligheid draagt daarnaast direct, maar ook indirect via
het Nationaal Instituut Fysieke Veiligheid (NIPV), bij aan het op kracht
houden van de vrijwillige brandweer. Voor 2025 ziet dat bijvoorbeeld op
de financiering van een secretaris van de landelijke stuurgroep
toekomstbestendig brandweerstelsel.
Vraag (341):
Hoe worden de gelden voor het Programma Vernieuwing Missiekritische
Communicatie ingezet vanaf 2025? Hoe kan het dat er in 2025 minder
begroot is dan de jaren daarna, en in hoeverre is hier rekening gehouden
met eventuele extra opstartkosten? Hoe verhoudt zich dit tot het
afbouwen van C2000 en welke termijn wordt hiervoor aangehouden?
Antwoord:
Het Adviescollege-ICT (AC-ICT) heeft in het najaar van 2023 geadviseerd
om het toenmalige programma NOOVA in zijn huidige vorm te stoppen en
eerst draagvlak voor het noodzakelijke gezamenlijke vernieuwingsproces
te versterken [1]. Daarvoor is het van cruciaal belang om te investeren
in een door alle partijen onderschreven fundament onder de vernieuwing.
Er is daarom besloten een herstart te maken conform de aanbeveling en
een stevig fundament te leggen met een breed gedragen visie op de
vernieuwing van missiekritische communicatie. De
Kwartiermakersorganisatie Vernieuwing Missiekritische Communicatie (VMX)
is hier in januari 2024 mee begonnen en inmiddels is de governance voor
VMX ingericht. Op dit moment worden visies uitgewerkt voor de nieuwe
voorziening, de verwerving en het stelsel. De kosten voor de
kwartiermakersfase in 2024 en 2025 zijn daarom lager dan de kosten die
gemaakt zullen worden in de implementatiefase voor de vernieuwing van de
missiekritische voorziening.
Vanaf 2025 is besloten om het budget voor het Programma Vernieuwing
Missiekritische Communicatie (VMX) op een aparte begrotingsregel te
vermelden. Tot en met 2024 zat dit budget in de begrotingsregel “Beheer
Meldkamers”. Het budget in 2025 bedraagt 10 miljoen euro. Dat is minder
dan 2026 vanwege de kwartiermakersfase en vanwege de meerjarige
doorwerking van een taakstelling die in 2023 op het meldkamerdomein
geboekt is.
De verwachting is dat het huidige C2000 nog tot na 2030 zal worden
gebruikt. Daarom zijn inmiddels de werkzaamheden gestart om contracten
te verlengen dan wel opnieuw aan te besteden, en wordt er langs
verschillende actielijnen gewerkt aan verdere optimalisatie van het
C2000-netwerk. In de verzamelbrief Brandweerzorg en Crisisbeheersing van
12 maart 2024 [2] heeft de minister van Justitie en Veiligheid daarbij
aangegeven dat C2000 pas wordt afgeschakeld als het nieuwe
missiekritische systeem werkt. De continuïteit van de missiekritische
communicatievoorziening staat te allen tijde voorop.
[1] Kamerstukken 2023/24, 29628, nr. 1190
[2] Kamerstukken 2023/24, 29517, nr. 253
Vraag (342):
Waarom is er in 2025 minder begroot voor de Stichting Arbeidsmarkt en
Opleidingsfonds Politie dan in 2024? Hoe verhoudt zich dit tot de grote
arbeidstekorten?
Antwoord:
De Stichting Arbeidsmarkt en Opleidingsfonds Politie (SAOP) heeft in
2024, conform de gemaakte afspraken in het Centraal Georganiseerd
Overleg Politievakbonden (CGOP), de volledig aangevraagde subsidie
ontvangen. Deze subsidie zal ook in 2025 beschikbaar zijn en voor 2025
is er niet minder begroot voor deze stichting dan in 2024.
Onder de begrotingsregel SAOP vallen, naast SAOP, ook subsidies die
beschikbaar zijn voor andere subsidieaanvragers.
Vraag (343):
Kunt u uiteenzetten waar de overige subsidies op artikel 31 (politie)
terechtkomen?
Antwoord:
Dit betreft een budget voor incidentele subsidies aan verschillende
organisaties. De subsidies die hieruit worden verstrekt verschillen dan
ook per jaar. In 2023 betroffen de uitgaven aan overige subsidies op
artikel 31 voornamelijk de subsidie voor de Gemeenschappelijke
Gezondheidsdiensten en de Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de
regio (GGD GHOR) voor de versterking forensische geneeskunde zoals
toegelicht in het Jaarverslag van het ministerie van Justitie en
Veiligheid over 2023.
Vraag (344):
Kunt u aangeven hoeveel capaciteit naar lokale opsporing ten opzichte
van landelijke opsporing gaat? Kunt u in kaart brengen wat de lokale
behoeftes zijn?
Antwoord:
Op basis van de werksoort opsporing zoals gepresenteerd in de bijlage
‘kerncijfers’ bij de halfjaarberichten politie, kan een beeld worden
gegeven van de relatieve omvang van de capaciteit voor opsporing op de
verschillende niveaus in de organisatie. Dit betreft het landelijke
niveau, het regionale niveau, het districtsniveau en het niveau van de
basisteams. De werksoort opsporing bevat de opsporingsfuncties volgens
het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP). Er vallen vooral
tactisch rechercheurs onder en forensisch-, digitaal- en
finec-specialisten. Op peildatum eind 2023 was ongeveer 10% van de
formatie binnen de werksoort opsporing ingericht in de basisteams, 25%
bij de districtsrecherches, 50% bij de diensten regionale recherche, 8%
bij de dienst landelijke recherche en nog 8% bij overige
organisatieonderdelen.
Een kanttekening bij dit beeld is dat ook andere functionarissen binnen
de genoemde organisatieonderdelen (gedeeltelijk) opsporingswerkzaamheden
verrichten of werk doen ten behoeve van de opsporing. Een voorbeeld
hiervan zijn agenten in de basisteams of de politiemensen die werkzaam
zijn in de informatieorganisatie.
Uitgangspunt is dat de aanpak van criminaliteit plaatsvindt op alle
niveaus in de organisatie en dat tussen deze niveaus sprake is van een
samenhangende taakuitvoering. De lokale behoefte aan opsporing wordt
bepaald door de lokale problematiek en kan van eenheid tot eenheid en
van basisteam tot basisteam verschillen.
Vraag (345):
Kunt u verduidelijken waarom er een groot verschil zit tussen de cijfers
van “31.2 Bekostiging politie” 2023 en 2024? Kunt u ook verduidelijken
waarom de cijfers (van datzelfde punt) van 2025 t/m 2027 fluctueren maar
de cijfers van 2028 en 2029 nagenoeg gelijk zijn? Kunt u ook verklaren
waarom de cijfers vanaf 2025 t/m 2028 voor de "politieacademie" nagenoeg
gelijk blijven maar de cijfers bij "Stichting Arbeidsmarkt en
Opleidingsfonds Politie" vanaf 2026 t/m 2029 dalen en hoe het gat dan
gedicht kan worden om wel aan de benodigde capaciteit te kunnen
voldoen?
Antwoord:
Het verschil tussen de cijfers van 2023 en 2024 is voor een groot deel
te verklaren door de loon- en prijsbijstelling. In de ontwerpbegroting
2023 was nog geen loon- en prijsbijstelling 2023 opgenomen en in de
ontwerpbegroting 2024 wel. De bijdragen van 2025 tot en met 2027
fluctueren vanwege bijvoorbeeld incidentele bijdragen, bijdragen die
over de jaren heen een oploop kennen en loon- en prijsbijstellingen die
over de jaren heen kunnen fluctueren. In de latere jaren richting de
begrotingshorizon, in dit geval 2028 en 2029, nemen deze fluctuaties
af.
De beschikbare middelen voor onder andere de Stichting Arbeidsmarkt en
Opleidingsfonds Politie (SAOP) worden structureel verlaagd vanwege de
generieke taakstelling die voortvloeit uit het Hoofdlijnenakkoord. De
SOAP richt zich voornamelijk op het subsidiëren van ingediende
initiatieven die bijdragen aan een goed functioneren van de arbeidsmarkt
van de politie en het stimuleren van opleidingsactiviteiten. Deze
initiatieven en activiteiten staan geheel los van de Politieacademie en
de beschikbare capaciteit bij de Politieacademie.
Vraag (346):
Welk aantal van de politieformatie heeft de volledige politieopleiding
doorlopen en welk aantal is BOA (ESI of andere opleiding)?
Antwoord:
Welk aandeel van de operationele politiesterkte de volledige
politieopleiding heeft doorlopen en welk aandeel een verkorte opleiding
heeft doorlopen (voor executief specifieke inzet of de opleiding tot
politieboa) is niet direct uit de politiesystemen te halen. De executief
specifieke aanstelling (ESI) is in 2018 geïntroduceerd. Sindsdien zijn
er jaarlijks 720 opleidingsplekken voor ESI-instroom. Daarnaast stromen
er jaarlijks rond de 500 operationele medewerkers met een
politieboa-opleiding in. Met de politievakbonden is afgesproken dat
minimaal twee derde van de operationele politiesterkte breed opgeleid is
en dus de volledige basispolitieopleiding heeft doorlopen.
Vraag (347):
Welk aantal van de in de tabel genoemde fte voor de politie betreft
volledig opgeleide operationele politieambtenaren die hebben voldaan aan
de eisen om volledig bewapend inzetbaar te zijn?
Antwoord:
In 2023 was, net als voorgaande jaren, ongeveer 92% van de
politiemedewerkers, die wapendragend zijn, positief getoetst en daarmee
gecertificeerd voor het dragen van een wapen. Indien deze vraag
betrekking heeft op de verhouding tussen breed en smal inzetbaar
personeel, zie het antwoord op vraag 346.
Vraag (348):
Hoeveel budget wordt door de politie besteed aan het bieden van
psychische hulp en ondersteuning voor het eigen personeel?
Antwoord:
De kosten voor het bieden van psychische hulp en ondersteuning van het
eigen personeel worden niet specifiek geregistreerd. Op basis van een
nulmeting van de formatie van de zorgketen in 2022 wordt ingeschat dat
vanaf 2022 jaarlijks circa 7 miljoen euro oplopend naar 13 miljoen euro
vanaf 2026 wordt ingezet voor het invullen van functies als geestelijk
verzorgers, bedrijfsmaatschappelijk werkers, medewerkers geweld tegen
politieambtenaren en psychologen. Naast deze middelen wordt er jaarlijks
circa 10 miljoen euro uitgegeven aan psychische hulp uit Psychopol en
nog circa 1 miljoen euro aan assistentiehonden. Daarnaast wordt ingezet
op psychische hulp door collega’s in de vorm van nevenfuncties zoals
Team Collegiale Ondersteuning, buddy’s en ervaringsdeskundigen. Deze
kosten voor het bieden van psychische hulp en ondersteuning aan het
personeel staan naast de kosten voor de vangnetregeling veilig en gezond
werken, zie het antwoord op vraag 339.
Vraag (349):
Is er op enige wijze geld gereserveerd voor het uitvoeren van de
uitkomsten van de commissie Van der Meer II?
Antwoord:
Nee. In de JenV-begroting 2025 is nog geen rekening gehouden met de
mogelijke uitkomsten van de commissie-Van der Meer II. Het rapport van
de commissie-Van der Meer II, aanvankelijk voor het komende kerstreces
verwacht, heeft vertraging opgelopen en is thans toegezegd voor eind
februari 2025. Voorafgaand aan het eventueel wijzigingen van de
vergoedingen dient financiële besluitvorming tijdens het reguliere
begrotingsproces plaats te vinden.
Vraag (350):
Waarom wordt er in 2027 21.8 miljoen euro bezuinigd op het OM en de
Rechtspraak? Hoe verhoudt deze bezuiniging zich tot de oplopende
doorlooptijden van strafzaken?
Antwoord:
De begroting van Justitie en Veiligheid is in samenhang met het
maatregelenpakket ter beperking van de asielinstroom op het terrein van
rechtsbijstand en rechtspraak vanaf 2027 structureel verlaagd. Voor de
Rechtspraak betreft het 10,9 miljoen euro in 2027 en vanaf 2028
structureel 21,8 miljoen euro. De verlaging heeft geen betrekking op het
OM, omdat het OM geen ketenpartner is in de asielketen. Het initiatief
voor de uitwerking van het maatregelenpakket ligt bij de minister van
Asiel en Migratie.
Vraag (351):
Waarom daalt het begrote bedrag voor de Stichting Geschillencommissie
consumentenzaken de komende jaren?
Antwoord:
Het begrote subsidiebedrag voor de SGC voor 2025 is 975.000 euro terwijl
het bedrag voor 2024 1,25 miljoen euro bedraagt. In 2024 heeft de SGC in
het kader van maatregelen om de toegang tot het recht te versterken,
500.000 euro extra subsidie ontvangen, en zij ontvangt vanaf 2025
structureel 360.000 euro extra.
Dat er toch sprake is van een dalende reeks is te verklaren door de
generieke taakstelling op subsidies die het Kabinet heeft afgesproken.
Deze taakstelling is reeds ingeboekt op de subsidiebudgetten op de
JenV-begroting. JenV is in het kader van een zorgvuldig proces
voornemens om te kijken of de consequenties voor de subsidiepartners
gemitigeerd kunnen worden indien dit leidt tot onoverkomelijke
belemmeringen in de uitvoering van de maatschappelijke opdracht aan een
ketenpartner. Bij Voorjaarsnota 2025 wordt nader bekeken of een
herschikking van de subsidietaakstelling binnen de JenV-begroting voor
2025 nodig is. Dit geeft tijd om samen met de partners zorgvuldig te
bezien wat de gevolgen van een korting van de subsidies zijn voor de
verschillende ketenpartners.
Vraag (352):
Waarom daalt de financiering voor het Juridisch Loket vanaf 2025?
Antwoord:
De dalende reeks is te verklaren door de generieke taakstelling op
subsidies die het kabinet heeft afgesproken. Deze taakstelling is reeds
ingeboekt op de subsidiebudgetten op de JenV-begroting. JenV is in het
kader van een zorgvuldig proces voornemens om te bezien of de
consequenties voor de subsidiepartners gemitigeerd kunnen worden indien
dit leidt tot onoverkomelijke belemmeringen in de uitvoering van de
maatschappelijke opdracht aan een ketenpartner. Bij Voorjaarsnota 2025
wordt nader bekeken of een herschikking van de subsidietaakstelling
binnen de JenV-begroting voor 2025 nodig is. Dit geeft tijd om, samen
met de partners, zorgvuldig te bezien wat de gevolgen van een korting
van de subsidies zijn voor de verschillende ketenpartners.
Vraag (353):
Op welke manier wordt er bij deze begroting geïnvesteerd in het
Juridisch Loket zoals aangegeven op pagina 84 van het
regeerprogramma?
Antwoord:
De middelen die het Kabinet beschikbaar stelt voor het versterken van
goed bestuur en een sterke rechtsstaat zijn nog niet in de begroting
verwerkt naar de betreffende beleidsartikelen. Hierover wordt u apart
geïnformeerd door middel van een nota van wijziging van de
JenV-begroting die voor de begrotingsbehandeling naar uw Kamer zal
worden verzonden.
Vraag (354):
Op welke manier wordt in de begroting voor het Juridisch Loket rekening
gehouden met de toename van de eerstelijns hulpvraag van 20
procent?
Antwoord:
Op dit moment is de begrotingssystematiek niet ingericht op
ontwikkelingen in de vraag naar de dienstverlening van het Juridisch
Loket. Dit vormt aanleiding om een bekostigingsmodel met gebruikmaking
van kostprijzen en volumeafspraken te ontwikkelen. Dit traject is recent
gestart en vergt nog volop uitwerking. Naar verwachting kan het nieuwe
model vanaf 2027 worden toegepast.
Vraag (355):
Waarop is het gat tussen de daadwerkelijke kosten die het Juridisch
Loket maakt, te weten 56,2 miljoen euro en het begrote bedrag voor 2025
op gebaseerd?
Antwoord:
Er is een discrepantie tussen het bedrag in het begrotingsartikel en de
financieringsbehoefte van het Juridisch Loket. Die behoefte is fors
gegroeid, mede ingegeven door de verbetering van de dienstverlening van
het Juridisch Loket als onderdeel van het programma stelselvernieuwing,
de stijgende kosten, de invoering van het gratis telefoonnummer en een
toenemende vraag naar eerstelijns juridische ondersteuning. In de
afgelopen jaren is het financieringstekort telkens opgelost door JenV
met incidentele middelen uit het rechtsbijstandsbudget.
Vraag (356):
Klopt het dat de lagere begroting voor het Juridisch Loket ook
budgettaire gevolgen heeft voor de doorontwikkeling van de Huizen van
het Recht?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 352. Momenteel wordt nog bezien welke
subsidies gekort zullen worden en wat de consequenties daarvan zijn.
Eventuele budgettaire gevolgen voor de doorontwikkeling van de Huizen
van het Recht zijn daarom momenteel vooralsnog niet aan de orde.
Vraag (357):
Hoe wordt ervoor gezorgd dat het rechtsbijstandsstelsel toegankelijk
blijft voor digitaal minder vaardige groepen, zoals ouderen en
laaggeletterden?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag nummer 248.
Vraag (358):
Waarom worden de subsidies onder de adequate toegang tot het
rechtsbestel vanaf 2025 verlaagd?
Antwoord:
De dalende reeks bij de subsidies is te verklaren door de generieke
taakstelling op subsidies die het Kabinet heeft afgesproken. Deze
taakstelling is reeds ingeboekt op de subsidiebudgetten op de
JenV-begroting. JenV is in het kader van een zorgvuldig proces,
voornemens om te kijken of de consequenties voor de subsidiepartners
gemitigeerd kunnen worden indien dit leidt tot onoverkomelijke
belemmeringen in de uitvoering van in de maatschappelijke opdracht. Bij
Voorjaarsnota 2025 wordt nader bekeken of een herschikking van de
subsidietaakstelling binnen de JenV-begroting voor 2025 nodig is. Dit
geeft tijd om samen met de partners zorgvuldig te bezien wat de gevolgen
van een korting op de subsidies zijn.
Vraag (359):
Wordt de verlaging van de toevoegingen rechtsbijstand enkel verklaard
door de verwachte afname in de asielinstroom?
Antwoord:
Nee, dit wordt niet enkel verklaard door de verwachte afname van de
asielinstroom. De raming van de toevoegingen in de JenV-begroting 2025
is gebaseerd op de geraamde aantallen uit het Prognosemodel Justitiële
Ketens (PMJ). Hier zijn dalingen en kleine stijgingen zichtbaar.
Daarnaast is rekenkundig in de raming van het aantal asieltoevoegingen
vanaf 2027 de verlaging verwerkt van de JenV-begroting op het terrein
van rechtsbijstand vanwege het maatregelenpakket ter beperking van de
asielinstroom. Dit laatste verklaart voor een groot deel de geraamde
afname van het aantal toevoegingen vanaf 2027.
Vraag (360):
In het regeerprogramma staat dat er geïnvesteerd gaat worden in het
Juridisch Loket, waar uit de begroting blijkt dat? Klopt het dat het
bedrag dat geïnvesteerd wordt in het Juridisch Loket, vanaf 2025 naar
2029 juist daalt? Is deze tegenstelling te verklaren?
Antwoord:
Zie de antwoorden op de vragen 352 en 353. Los van enerzijds de generiek
ingeboekte taakstelling subsidies en anderzijds de extra middelen die
naar aanleiding van het regeerprogramma nog aan het budget voor het
Juridisch Loket zullen worden toegevoegd, wordt momenteel gewerkt aan
een meerjarige stabiele financiering van het Juridisch Loket. Zie verder
ook het antwoord op vraag 354.
Vraag (361):
Waardoor stijgen de uitgaven aan de Autoriteit Persoonsgegevens van 36,3
miljoen euro in 2023 naar 45,1 miljoen euro in 2024 en structureel naar
49 miljoen euro vanaf 2025 en kan worden aangegeven welk deel van deze
begrote uitgaven nog niet juridisch verplicht zijn?
Antwoord:
Het budget van de AP stijgt voornamelijk door nieuwe taken voor de AP
van andere departementen. De AP krijgt onder andere extra middelen voor
de Directie Coördinatie Algoritmen (DCA) en de voorbereiding op de
AI-verordening, voor het toezichtarrangement bij de Belastingdienst en
voor de Digitale dienstenverordening (DSA)/ Datagovernanceverordening
(DGA). De hoogte van het begrote budget is volledig juridisch
verplicht.
Vraag (362):
Waarom loopt de bijdrage aan het Juridisch Loket in de jaren 2025 t/m
2029 af ten opzichte van 2024?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 352.
Vraag (363):
Waarom loopt de bijdrage aan Mediation in Strafrecht af ten opzichte van
het jaar 2024?
Antwoord:
Het verschil van 300.000 euro in de bijdrage van 2025 e.v. ten opzichte
van 2024 is te verklaren doordat dit bedrag (300.000 euro) jaarlijks
tussen directoraten-generaal wordt overgeboekt. Het betreft dus een
interne overboeking en wordt pas zichtbaar aan het einde van het jaar.
Feitelijk betreft het derhalve geen afname.
Vraag (364):
Waarom loopt de bijdrage aan ‘Toevoegingen rechtsbijstand’ in de jaren
2025 t/m 2029 af ten opzichte van 2024?
Antwoord:
De daling van de bijdrage aan ‘Toevoegingen rechtsbijstand' hangt
grotendeels samen met de budgettaire verlaging van de JenV-begroting op
dit terrein vanaf 2027 vanwege het maatregelenpakket ten aanzien van de
beperking van de asielinstroom. Daarnaast zijn er dalingen en kleine
stijgingen zichtbaar, die samenhangen met de geraamde aantallen
toevoegingen in de PMJ.
Vraag (365):
Wat is de reden dat het budget voor het Juridisch Loket de komende jaren
daalt, van 33,3 miljoen euro in 2025 naar 28,9 miljoen euro in 2029?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 352.
Vraag (366):
Wat is de beleidsmatige reservering van 1 procent bij Artikel 3.2
Rechtspleging en Rechtsbijstand?
Antwoord:
Dit betreft overige subsidies, opdrachten en bijdragen aan medeoverheden
op het terrein van 32.2 Adequate toegang tot het rechtsbestel en 32.3
Optimale randvoorwaarden voor een doelmatig en doeltreffend
rechtsbestel. Het gaat onder meer om opdrachten in het kader van
mediation in strafrecht, e-Justice, kwaliteit incassodienstverlening en
versterking van de toegang tot het recht.
Vraag (367):
Waarop is de verwachting dat het aantal toevoegingen in strafzaken,
civiele zaken, bestuur, Piket en het Juridisch Loket gelijk blijft of
afneemt, gebaseerd?
Antwoord:
De verwachting van het aantal toevoegingen in strafzaken, civiele zaken,
bestuur en piket is gebaseerd op de PMJ-ramingen. Er wordt een daling
geraamd bij civiele toevoegingen en toevoegingen in ambtshalve
strafzaken. Het aantal geraamde piketten, toevoegingen in het
bestuursrecht en reguliere straftoevoegingen blijft vrijwel gelijk of
neemt iets toe. Voor de verwachting ten aanzien van het aantal
klantencontacten bij het Juridisch Loket is in de JenV-begroting
uitgegaan van het aantal gerealiseerde klantencontacten in 2023.
Vraag (368):
Hoe verhouden de bezuinigingen op de gesubsidieerde rechtsbijstand zich
tot het voornemen van het kabinet om de toegang tot het recht te
versterken?
Antwoord:
Er is geen sprake van bezuinigingen op de gesubsidieerde rechtsbijstand.
Wel wordt de begroting van JenV in samenhang met het maatregelenpakket
ter beperking van de asielinstroom op het terrein van rechtsbijstand
vanaf 2027 structureel verlaagd. Voor rechtsbijstand betreft het 21,6
miljoen euro in 2027 en vanaf 2028 structureel met 43,1 miljoen euro.
Het initiatief voor de uitwerking van het maatregelenpakket ligt bij de
minister van Asiel en Migratie. Het voornemen van het kabinet om de
toegang tot het recht te versterken, met de in het regeerprogramma
genoemde maatregelen, staat los van de maatregelen tot beperking van de
asielinstroom en de gevolgen daarvan voor het
rechtsbijstandsbudget.
Vraag (369):
Hoe wordt het Juridisch Loket geacht om vanaf 2025 met minder budget
hetzelfde aantal klantencontacten te waarborgen?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 352.
Vraag (370):
Waar zijn de verwachte extra inkomsten Griffierechten op
gebaseerd?
Antwoord:
De ontvangsten griffierechten vallen hoger uit dan in het voorjaar was
geraamd. Dat heeft twee oorzaken. Ten eerste was in de eerste
suppletoire begroting 2024 het ontvangstenkader van de griffierechten
technisch met 14,1 miljoen euro verlaagd ter compensatie van het
uitblijven van de indexering van de griffierechten-ontvangsten in 2023.
Deze geraamde lagere ontvangsten over 2024 met 14,1 miljoen euro bleken
niet in lijn met de werkelijke griffierechtontvangsten in 2024. Daarom
is deze voor de begroting van 2025 gecorrigeerd. Ten tweede is er een
hogere instroom van zaken waarin sprake is van een te betalen
griffierecht, waarvoor de raming is bijgesteld met bijna 11 miljoen
euro.
Vraag (371):
Hoeveel budget is er beschikbaar voor het bestrijden van
mestfraude?
Antwoord:
Het OM wordt niet afzonderlijk gefinancierd voor de strafrechtelijke
aanpak van mestfraude. De opsporing van mestfraude wordt gedaan door de
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit Inlichtingen- en
Opsporingsdienst. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit wordt
gefinancierd door het ministerie van Landbouw, Visserij,
Voedselzekerheid en Natuur.
Vraag (372):
Op welke manier bent u voornemens de controle op de stijgende uitgaven
(1.562 miljoen euro) voor veiligheid en criminaliteitsbestrijding te
verbeteren, aangezien er steeds meer geld wordt uitgetrokken, maar
criminaliteitscijfers op het gebied van van georganiseerde misdaad,
ondermijning, en cybercriminaliteit blijven toenemen?
Antwoord:
De controle op de uitgaven op de JenV-begroting is goed ingeregeld. De
controlfunctie is stevig ingebed binnen het ministerie. Via de
Strategische Evaluatie Agenda (SEA) wordt doeltreffendheid en
doelmatigheid van beleid periodiek geëvalueerd. Daarnaast blijft JenV
zich voortdurend inzetten op het verbeteren van kwaliteit van beleid,
zodat we de ingezette aanpak op bijvoorbeeld georganiseerde
ondermijnende criminaliteit en cybercriminaliteit kunnen verbeteren.
Daarbij is een gegeven dat georganiseerde criminaliteit een complex
vraagstuk is. De omvang is gezien het verborgen karakter nooit helemaal
bekend en wordt door vele factoren beïnvloed. Daarom worden bij het
verbeteren van het beeld over de aard en ernst van de problematiek ook
inzichten van experts benut.
Vraag (373):
Hoeveel mestfraude-zaken zijn de afgelopen drie jaar, uitgesplitst naar
jaar, geconstateerd?
Antwoord:
Strafrechtelijk onderzoek naar mestfraude is complex, onder andere omdat
het aan de buitenkant nauwelijks te zien is en er meestal sprake is van
een systeem met meerdere (en soms vele) spelers dat de fraude mogelijk
faciliteert. Hierdoor kosten strafrechtelijke onderzoeken op het
mestdomein vaak meer capaciteit dan een gemiddeld strafrechtelijk
onderzoek bij de Inlichtingen- en Opsporingsdienst van de Nederlandse
Voedsel- en Warenautoriteit. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
Inlichtingen- en Opsporingsdienst heeft afgelopen twee jaar vier
onderzoeken naar mestfraude afgerond (één in 2022 en drie in 2023). In
2021 zijn er geen mestfraudeonderzoeken ingeleverd bij het OM. De
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit doet geen uitspraken over al dan
niet lopende onderzoeken.
Vraag (374):
Hoeveel fte is er beschikbaar voor het bestrijden van mestfraude?
Antwoord:
Bij het OM valt het thema mestfraude onder de aanpak van
milieucriminaliteit. Er is dan ook geen sprake van specifiek toegewezen
capaciteit voor strafzaken aangaande mestfraude. Voor regulier toezicht
op de mestmarkt heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit een
formatie beschikbaar van ca. 90 gespecialiseerde inspecteurs die werken
in opdracht van het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid
en Natuur. Bij de bijzondere opsporingsdienst van de Nederlandse
Voedsel- en Warenautoriteit is geen sprake van specifiek toegewezen
capaciteit voor de opsporing van mestfraude.
Vraag (375):
Waarom wordt er in 2025 zo'n 27 miljoen minder geld uitgegeven aan de
personele uitgaven van het OM ten opzichte van 2024?
Antwoord:
Dat het budgettaire kader voor de personele uitgaven van het OM in 2024
hoger is dan in 2025 heeft een aantal oorzaken, waarvan de volgende de
meeste impact hebben:
- De compensatie voor het OM in het kader van de geldende cao is in 2024
hoger dan in 2025, onder andere vanwege een eenmalige uitkering die in
2024 wordt uitbetaald (effect circa € 15 mln.);
- Er is sprake van een compensatie voor eenmalige hogere IKB-kosten
(individueel keuze budget) in 2024 als gevolg van de CAO Rechterlijke
Macht 2022-2024 (effect van circa € 5 miljoen).
- Er zijn voor het jaar 2024 middelen (circa € 5 mln.) beschikbaar
gesteld uit de ondermijningsmiddelen voor onder meer forensische
opsporing. De formele besluitvorming en overheveling van de structurele
middelen vanaf het jaar 2025 zal plaatsvinden bij de aankomende
Voorjaarsnota.
Overige mutaties hebben een saldo-effect van circa 2 mln.
Vraag (376):
Waarop is de afname van het budget voor ICT-kosten betreffende het OM op
gebaseerd?
Antwoord:
Dat het budget voor de ICT uitgaven afneemt heeft meerdere oorzaken. Een
oorzaak is dat het budget voor de tijdelijke ICT middelen afloopt
(effect 7,5 miljoen euro in 2029 ten opzichte van budget 2024).
Daarnaast is voor 2024 budget (circa 3 miljoen euro) beschikbaar gesteld
voor de implementatie van het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Op een
later moment wordt besloten welke bedragen voor 2025 en verder
beschikbaar worden gesteld.
Vraag (377):
Kunt u de plannen van DJI en OM inzichtelijk maken om de bezettings-en
werkdruk te verminderen?
Antwoord:
Voor DJI geldt dat de SJenV uw Kamer elke drie maanden informeert via
een voortgangsrapportage, over de ontwikkelingen van de capaciteit van
DJI.[1] Daarbij wordt ook ingegaan op de mogelijkheden om de bezettings-
en werkdruk van DJI personeel te verminderen. De eerstvolgende
rapportage ontvangt uw Kamer voor het einde van het jaar.
Voor het OM geldt dat sprake is van een toename in de
personeelsbezetting. Het OM is op koers voor het inlopen van vacatures
(zoals t/m tot januari 2025 zijn sinds de start van het
wervingsoffensief 228 OIO’s (officieren in opleiding) geworven). Het
wegnemen van werkdruk en mogelijk vooral werkdrukbeleving blijkt een
complexe uitdaging met een veelheid van oorzaken die op elkaar inspelen
en elkaar versterken. Daarom heeft het OM het programma Aanpak werkdruk
ingericht, mede ook als reactie op het rapport de verkenning werkdruk in
april 2024. Het programma Aanpak werkdruk is opgestart in de zomer van
2024 richt zich op:
Acties en interventies op organisatie-, team en medewerkersniveau;
Begin 2025 wordt gestart met een verdieping in gesprek en aanpak op maat op teamniveau voor de gewenste verandering op het verminderen van de werkdrukbeleving.
[1] De laatste voortgangsrapportage was op 27 september jl.,
Kamerstukken II, vergaderjaar 2024-2025, 24 587, nr. 972.
Vraag (378):
Waarom lopen de personele uitgaven van het Openbaar Ministerie terug in
de jaren 2025 t/m 2029 ten opzichte van 2024?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 375. Aanvullend vervallen er vanaf 2025 tot en
met 2029 diverse kleinere incidentele posten die in 2029 een
saldo-effect van circa 5 miljoen euro ten opzichte van het budget in
2025 hebben.
Vraag (379):
Hoeveel budget is er voor 2025 gereserveerd voor de DUUP-gelden?
Antwoord:
Voor 2025 is er 6 miljoen euro gereserveerd voor de DUUP-gelden.
Vraag (380):
In 2024 is er 7,642 miljoen euro voor de Autoriteit online Terroristisch
en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM) begroot en in 2025 is dit
teruggelopen naar 6,789 miljoen euro: is hier een impactanalyse van
gemaakt? Zo ja, wat was de uitkomst daarvan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Er is geen sprake van een bezuiniging op de Autoriteit online
Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM). Vanuit de
begroting van het ministerie van JenV wordt voor de ATKM in de jaren
2025 en volgende jaren een budget beschikbaar gesteld van 6,789 miljoen
euro. Het hogere bedrag in 2024 is te verklaren doordat er in 2023
vanuit de eindejaarsmarge eenmalig 1,4 miljoen euro was doorgeschoven,
dit vanwege vertraging in de oplevering van ICT-middelen.
Vraag (381):
Hoe verhouden de inspanningen met betrekking tot de EU-verordening
2021/784 inzake het tegengaan van de verspreiding van terroristische
online-inhoud, de Uitvoeringswet verordening terroristische
online-inhoud en de Wet bestuursrechtelijke aanpak online
kinderpornografisch materiaal zich tot de bezuiniging op de ATKM? Waarom
wordt er bijna een miljoen euro bezuinigd op de ATKM per 2025?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 380.
Vraag (382):
Waarom wordt de bijdrage aan de Regionale Informatie- en Expertisecentra
(RIEC’s) bijna verdubbeld ten opzichte van 2024?
Antwoord:
Er lijkt een groot verschil tussen de beschikbare middelen in 2024 en
2025, maar daar is in de praktijk geen sprake van. De bijdrage aan de
RIEC’s is in 2025 niet significant anders dan in 2024. De middelen voor
de RIEC’s waren tot de begroting van 2025 ondergebracht onder artikel
33.2 en artikel 33.3. In de begroting voor 2025 zijn alle middelen
ondergebracht onder artikel 33.2.
Vraag (383):
Komt er een evaluatie naar de effectiviteit van het Landelijk
Informatie- en Expertisecentrum (LIEC) en de RIEC’s?
Antwoord:
Er zal een onderzoek uitgevoerd worden naar de mogelijkheden om de
RIEC/LIEC-samenwerking te optimaliseren. Met de extra middelen die de
afgelopen jaren zijn vrijgekomen voor (een deel van) de partners in de
RIEC/LIEC-samenwerking en de RIEC’s en het LIEC, is er de afgelopen
jaren stevig geïnvesteerd om de georganiseerde ondermijnende
criminaliteit een slag toe te dienen. Een optimalisatieonderzoek bouwt
daar op voort om de RIEC/LIEC-samenwerking in organisatorische zin
verder te kunnen verstevigen.
Vraag (384):
Is het geld dat op de begroting beschikbaar is gesteld voor het LIEC en
RIEC onder andere bedoeld om een evaluatie naar het LIEC en de RIEC’s
uit te voeren?
Antwoord:
Nee.
Vraag (385):
Waarom loopt de bijdrage aan het CCV onder het kopje 33.2 af maar onder
het kopje 33.3 sterk toe?
Antwoord:
Voor een goed oordeel moeten beide subsidiereeksen bij elkaar opgeteld
worden om tot de basissubsidie CCV te komen. Vanaf 2025 is sprake van
een taakstelling op subsidies, vanaf dat moment lopen beide reeksen van
het CCV af. De dalende reeksen zijn te verklaren door de generieke
taakstelling op subsidies die het kabinet heeft afgesproken. Deze
taakstelling is reeds ingeboekt op de subsidiebudgetten op de
JenV-begroting. JenV is in het kader van een zorgvuldig proces,
voornemens om te kijken of de consequenties voor de subsidiepartners
gemitigeerd kunnen worden indien dit leidt tot onoverkomenlijkheden in
de maatschappelijke opdracht. Bij Voorjaarsnota 2025 wordt nader bekeken
of een herschikking van de subsidietaakstelling binnen de JenV-begroting
voor 2025 nodig is. Dit geeft tijd om, samen met de partners, zorgvuldig
te bezien wat de gevolgen van een korting van de subsidies zijn.
Vraag (386):
In tabel 21 staat het budget van Autoriteit online Terroristisch en
Kinderpornografisch Materiaal (ATKM). Heeft u een verdeling van dit
budget tussen het bestrijden van terroristisch en kinderpornografisch
materiaal?
Antwoord:
Er is geen sprake van een onderverdeling van het budget in de begroting.
De ATKM ontvangt in totaal 6,789 miljoen euro voor het schoner maken van
het internet. Dit ziet zowel op de aanpak van terroristisch materiaal
als op de aanpak van kinderpornografisch materiaal.
Vraag (387):
Hoe komt deze verdeling tot uiting in de begroting?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 386.
Vraag (388):
Kunt u de toename in de prognose per categorie in tabel 22 verder
toelichten?
Antwoord:
De prognose is gebaseerd op het Prognose Model Justitiële Ketens (PMJ).
In het PMJ worden de ramingen van de capaciteitsbehoefte van de
justitiële ketens opgesteld. Deze raming wordt jaarlijks geactualiseerd
door het WODC. Over de hele linie is er bij het OM een toename van het
aantal verkeerszaken (overtredingen/misdrijven) zichtbaar. Hieronder
zijn de belangrijkste toenames per categorie toegelicht: De stijging in
de prognose van de categorie Wahv beroep-, kanton- en appèlzaken is toe
te schrijven aan de toename van de instroom van verkeerszaken, onder
andere door een toename van OvJ-beroepen, door de inzet van
professioneel gemachtigden. De stijging in de prognose van de
overtredingszaken is tevens toe te schrijven aan de toename aan
feitgecodeerde overtredingen, waaronder verkeerszaken (een stijging van
circa 10.000 zaken in 2029 ten opzichte van 2024). Voor de categorie
misdrijfzaken geldt dat de totale prognose over de hele linie gelijk
blijft. Wel is er een verschuiving zichtbaar. Met name de
verkeermisdrijfzaken (zoals artikel 8 WVW, rijden onder invloed) nemen
toe en de misdrijven in de interventie-omgeving nemen af. Voor de
categorie hoger beroep (appèlzaken) wordt voor alle onderliggende
stromen (standaard, maatwerk, beschikkingen/overig en megazaken) een
stijging in de productie geprognotiseerd. De grootste stijging komt tot
uitdrukking bij de beschikkingen (in 2025 een stijging van 8.870
beschikkingen ten opzichte van 2024, +4%).
Vraag (389):
Wat is de meerwaarde van het LIEC ten opzichte van de Regionale
Informatie- en RIEC's?
Antwoord:
De RIEC’s en het LIEC ondersteunen partners bij de aanpak van
georganiseerde criminaliteit met als doel samenwerking te stimuleren en
de overheid en maatschappij weerbaarder te maken om zo ondermijning
tegen te gaan.
Elk RIEC werkt binnen regionale grenzen, onder aansturing van een
zelfstandige regionale stuurgroep. De RIEC’s vormen voor partners een
informatieknooppunt voor casuïstiek. Het RIEC stelt integrale
handhavingsadviezen op en stemt projectmatig bestuursrechtelijke,
strafrechtelijke en fiscale interventies af met regionale
partners.
Het LIEC ondersteunt de RIEC’s en de partners als het gaat om de aanpak
van ondermijning. Ten aanzien van de RIEC’s voert het LIEC een aantal
shared service taken uit. Dit zijn taken die vanwege de efficiency
(beter 1 keer ingericht dan voor ieder RIEC) zijn belegd bij het LIEC.
Het gaat daarbij om de taken op juridisch vlak, communicatie/evenementen
en ICT. Daarnaast zorgt het LIEC voor verbinding tussen de RIEC’s en de
landelijke partners. Ook ondersteunt het LIEC de RIEC’s en de partners
met het bevorderen van leren en ontwikkelen door o.a. het opzetten van
een Kennisbank Ondermijning en een ondermijningsacademie. Tot slot biedt
het LIEC diverse interventies aan om te komen tot handelingsperspectief
bij RIEC of partners. Dat zijn de landelijke fenomeen tafels waar het
LIEC de landelijke aanpak coördineert, de LIEC field labs en het
Bestuurlijk signaal.
Vraag (390):
Werkt het LIEC op basis van een vraag vanuit de RIEC’s en is er
onderzoek gedaan bij de RIEC’s naar de behoefte, nut en noodzaak van het
LIEC?
Antwoord:
In de beantwoording op vraag 389 staan de rollen van het LIEC en de
RIEC’s beschreven. Bij de samenwerking van het LIEC met de RIEC’s wordt
gewerkt op basis van een dienstverleningsovereenkomst met de RIEC’s en
daarnaast kan input worden gegeven via het jaarplan LIEC. Ook bestaat de
mogelijkheid om te vragen om inzet van het LIEC. Daar maken RIEC’s en
partners regelmatig gebruik van.
Vraag (391):
Kunt u uitsplitsen hoeveel subsidie er gaat naar voetbal en welke
organisaties hier gebruik van maken?
Antwoord:
Voor Veilig en Gastvrij betaald voetbal gaat er vanuit het ministerie
van Justitie en Veiligheid subsidie naar het Centrum voor
Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV), de KNVB en NL Confidential
(Meld Misdaad Anoniem). Het CCV ontvangt subsidie voor voorlichting aan
gemeenten over effectieve inzet van de Wet Maatregelen bestrijding
voetbalvandalisme en ernstige overlast (ter waarde van 75.577 euro) en
voor het geven van ondersteuning en voorlichting over de
persoonsgerichte aanpak (PGA-voetbal) aan gemeenten met een betaald
voetbalorganisatie (ter waarde van 234.709 euro). De subsidies aan het
CVV worden verstrekt in het kader van het programma Ons Voetbal is van
Iedereen (OVIVI). Verder gaat er subsidie naar de KNVB voor de
Landelijke Taskforce ondersteuning bij voetbalincidenten (ter waarde van
450.000 euro). Hiermee draagt JenV bij aan de Taskforce die voetbalclubs
ondersteunt bij het uitlezen en analyseren van camerabeelden bij
incidenten en die hen eveneens ondersteunt bij schadeverhaal. Ook
ontvangt de KNVB 93.049 euro subsidie voor het laten uitvoeren van het
onderzoek “Buiten de Lijnen” naar criminele banden van
(ex-)profvoetballers. Tot slot gaat er subsidie naar Stichting NL
Confidential voor het stimuleren van het gebruik van Meld Misdaad
Anoniem in het betaald voetbal (ter waarde van 70.000 euro). Een nadere
uitsplitsing van de subsidiebedragen vanuit JenV en desbetreffende
organisaties is weergegeven in de tabel.
Organisatie | Waarvoor | Looptijd | Subsidiebedrag |
---|---|---|---|
CCV | Voorlichting over de inzet van de Wet MBVEO, waaronder een webdossier, webtool en het delen van juridische kennis. | 1-9-2024 tot 1-9-2025 | 75.577,- |
CCV | PGA Ondersteuning en voorlichting; subsidie voor het op verzoek van BVO-gemeenten adviseren over de versterking/implementatie van een persoonsgerichte aanpak, de ontwikkeling van een specifiek instrumentarium, PGA interventies en de ontwikkeling en promotie van diverse publicaties en tools. | 15-5-2023 tot 15-5-2024 | 234.709,- |
KNVB | Landelijke Taskforce ondersteuning bij voetbalincidenten. Voor ondersteuning van lokale ketenpartners bij het opsporen, identificeren en bestraffen van personen die ongewenst of strafbaar gedrag hebben vertoond en hen aansprakelijk stellen voor de kosten. | 10-1-2022 tot 31-12-2025 | 450.000,- |
KNVB | Onderzoek ‘Buiten de lijnen’ door bureau Beke. Een onderzoek om te kunnen bepalen welke achtergrondkenmerken, factoren en omstandigheden ertoe bijdragen dat een (voormalig) profvoetballer crimineel actief wordt. Met deze kennis hopen de betrokken partijen ervoor te zorgen dat de criminele carrières van (voormalig) voetballers worden voorkomen. | 1-5-2023 tot 31-12-2025 | 93.049,- |
Stichting NL Confidential | Project M: een verkenning naar de mogelijkheden voor het inzetten van een campagne ‘de twaalfde man’ van Meld Misdaad Anoniem, waarmee het melden van misstanden rondom voetbal wordt gestimuleerd. | 1-10-2024 tot 31-12-2025 | 70.000,- |
Vraag (392):
Kunt u uitsplitsen welke organisaties in de sekswerkbranche subsidie
ontvangen en hoeveel?
Antwoord:
Binnen de sekswerkbranche ontvangt Soa Aids Nederland vanuit het
ministerie van Justitie en Veiligheid subsidie voor:
De Sekswerk Alliantie De-stigmatisering (SWAD) (sinds 2021)
Ugly Mugs en de Klachtenbalie (Sex Work SupportNet) (sinds 2020)
Deze subsidies hebben het doel de sociale en juridische positie van sekswerkers te verbeteren en om geweld tegen sekswerkers tegen te gaan. Het ministerie van Justitie en Veiligheid is voornemens om Soa Aids Nederland in 2025 opnieuw te subsidiëren voor het project Ugly Mugs en Sex Work SupportNet. Een nadere uitsplitsing van de subsidiebedragen vanuit het ministerie van Justitie en Veiligheid is weergegeven in de tabel.
Jaar | Bedrag | Verstrekt aan | Project |
---|---|---|---|
23-25 | 1.307.183* | Soa Aids Nederland – Aidsfonds | Sekswerk Alliantie De-stigmatisering (SWAD) |
23-24 | 552.444 | Soa Aids Nederland – Aidsfonds | Ugly Mugs en de Klachtenbalie (Sex Work SupportNet) |
Tabel – Subsidies verstrekt vanuit JenV voor de versterking van de sociale en juridische positie van sekswerkers en het tegengaan van geweld tegen sekswerkers .
* Dit is inclusief de bijdrage van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 210.000 euro voor de jaren 2024 en 2025, en de bijdrage van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 51.000 euro in 2024.
Vraag (393):
Kunt u aangeven hoeveel subsidie er naar het experiment gesloten
coffeeshopketen gaat en welke organisaties hier gebruik van maken?
Antwoord:
Het ministerie van Justitie en Veiligheid verstrekt geen subsidies in
het kader van het experiment gesloten coffeeshopketen. Uitgaven bij
Justitie en Veiligheid voor het experiment bestaan uit opdrachten en
bijdragen.
Ter informatie: het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport
verstrekt in het kader van het experiment een subsidie op het gebied van
preventie van softdrugsgebruik aan het Trimbos-instituut. De hoogte
hiervan varieert in de huidige fase van het experiment per jaar tussen
de 50.000 en 85.000 euro.
Vraag (394):
Zijn er mogelijkheden om het gebruik van private beveiligingsdiensten of
alternatieve detentieconcepten verder te verkennen om de publieke sector
te ontlasten?
Antwoord:
In de ontwikkelagenda politiefunctie [1] is onder andere de verkenning
naar mogelijkheden voor publiek-private samenwerking geagendeerd. De
verkenning naar samenwerkingsmogelijkheden met de private
beveiligingsbranche is daarvan een voorbeeld. Deze private sector wordt
nu al succesvol ingezet bij evenementen. Verkend zal worden of de rol
van de private beveiligingsbranche mogelijkheden biedt de publieke
sector te ontlasten.
De DJI huurt al zo veel als mogelijk beveiligers bij particuliere
beveiligingsorganisaties in (via een mantelovereenkomst). De markt kan
niet voldoen aan het aantal beveiligers dat DJI vraagt om in te zetten.
De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid onderzoekt locaties voor
alternatieve detentieconcepten met een sober regime voor kortgestraften
waarvoor minder personeelsinzet nodig is. Op 27 september jl. [2] heeft
de staatsecretaris van Justitie en Veiligheid aan uw Kamer gemeld dat in
de PI Veenhuizen vanaf het eerste kwartaal van 2025 gefaseerd 40 extra
plaatsen met een sober regime voor kortgestrafte zelfmelders (straffen
tot twee weken) beschikbaar komen. Via de voortgangsrapportages
capaciteit wordt uw Kamer hiervan op de hoogte gehouden.
[1] Kamerstukken II, 2023/2024, 29628, nr. 1194
[2] Kamerstukken II, 2024/ 2025, 24 587, nr. 972
Vraag (395):
Hoeveel subsidie wordt uitgegeven aan het experiment gesloten
coffeeshopketen?
Antwoord:
Het ministerie van Justitie en Veiligheid verstrekt geen subsidies in
het kader van het experiment gesloten coffeeshopketen. Uitgaven bij
Justitie en Veiligheid voor het experiment bestaan uit opdrachten en
bijdragen.
Ter informatie: het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport
verstrekt in het kader van het experiment een subsidie op het gebied van
preventie van softdrugsgebruik aan het Trimbos-instituut. De hoogte
hiervan varieert in de huidige fase van het experiment per jaar tussen
de 50.000 en 85.000 euro.
Vraag (396):
Hoeveel aanvragen voor de wapenstok voor buitengewoon
opsporingsambtenaren (boa's) zijn ontvangen door het bureau Korpschef?
Op welke criteria toetst het bureau Korpschef voordat ze de aanvraag
door zet aan Justis? Waarop toetst vervolgens dienst Justis?
Antwoord:
De korpschef heeft de afgelopen twee jaar 23 advies aanvragen voor de
wapenstok domein I ontvangen. Het advies over de toekenning van de
wapenstok is in sterke mate afhankelijk van de in redelijkheid te
verwachten kans dat de BOA bij de vervulling van zijn functie met
(bedreiging van) geweld wordt geconfronteerd en de ernst van dat geweld.
Dit staat beschreven in bijlage A van de Beleidsregels boa [1].
Daarnaast wordt er gekeken naar de criteria zoals beschreven in
paragraaf 3.2. van de Beleidsregels boa. Indien bij de toetsing van de
criteria nog onvoldoende duidelijkheid bestaat over de aanwezigheid van
de noodzaak tot bewapening, kunnen aanvullende vragen naar de
(on)mogelijkheid van politieassistentie en de aandacht bij de scholing
van boa's voor het onderwerp sociale vaardigheden nog een nadere
indicatie geven.
De aanvraag dient daarnaast te worden besproken in de lokale driehoek.
De driehoek zal daarbij onder meer kijken of de veiligheid van boa’s
niet op andere manieren kan worden gewaarborgd dan middels bewapening en
neemt daarbij het veiligheidsplan en het handhavingsarrangement van de
gemeente mee in zijn overwegingen.
Het is daarna aan de boa-werkgever om de aanvraag met alle bijbehorende
documenten en de adviezen van politie en OM aan de dienst Justis te
sturen voor beoordeling. Deze beoordeelt namens de minister van Justitie
en Veiligheid de aanvraag voor de wapenstok aan de hand van de eerder
genoemde criteria in de Beleidsregels boa.
[1] wetten.nl - Regeling - Beleidsregels Buitengewoon
Opsporingsambtenaar - BWBR0039766
Vraag (397):
Op welke wijze wordt de agenda van het SKC verbonden met de
inzet/prioritering van landelijke en lokale partners?
Antwoord:
Het SKC heeft tot taak strategische dreigingsbeelden op te stellen die
richting geven aan de ondermijningsaanpak. Het komende jaar maakt het
SKC thematische studies over meerdere fenomenen, zoals de betrokkenheid
van jongeren bij georganiseerde criminaliteit, corruptie en criminele
inmenging. Deze studies vergroten het inzicht in deze fenomenen en de
manier waarop Nederland daarvoor kwetsbaar is, zodat beter kan worden
bepaald op welke kwetsbaarheden moet worden geprioriteerd. Daarnaast
dragen deze studies bij aan de totstandkoming van het eerste integrale
strategische dreigingsbeeld in 2026. Bij de uitvoering van de opdracht
aan het SKC worden de landelijke en lokale partners nauw betrokken.
Verder wordt bij de opvolging van de thematische studies en het
integrale strategische dreigingsbeeld de verbinding met de inzet en
prioritering van de partners op landelijk en lokaal niveau
gemaakt.
Vraag (398):
Kunnen de doelstellingen van het SKC SMART worden geformuleerd, en zo
nee waarom niet?
Antwoord:
Het SKC heeft tot taak strategische dreigingsbeelden op te stellen die
richting geven aan de ondermijningsaanpak. Bij de uitvoering van deze
taak worden actuele en toekomstige dreigingen op Nederland, die van
georganiseerde ondermijnende criminaliteit uitgaan, in kaart gebracht en
van betekenis voorzien.
Met het opstellen van dreigingsbeelden op het gebied van ondermijnende
criminaliteit bestaat nog geen ervaring. Hoe het dreigingsbeeld precies
moet worden opgebouwd om deze breed geformuleerde doelstelling te
realiseren, wordt daarom momenteel nader uitgewerkt. Door middel van
onder meer thematische studies, zoals op het gebied van jeugd en
corruptie, wordt de komende periode voorzien in een gedegen kennisbasis.
Daarnaast dragen deze studies er aan bij dat scherper zicht ontstaat op
de methodiek en de gegevens die nodig zijn om de dreiging van
georganiseerde ondermijnende criminaliteit goed in beeld te brengen. Het
eerste integrale dreigingsbeeld verschijnt in 2026.
Vraag (399):
Hoeveel uithalers zijn er in 2024 betrapt in de Nederlandse
havens?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag nummer 64.
Vraag (400):
Kan concreter worden aangegeven wat met het bedrag van € 36,8 miljoen
voor de aanpak van drugssmokkel via grote logistieke knooppunten zal
worden gedaan?
Antwoord:
De gelden voor de aanpak van drugssmokkel via grote logistieke
knooppunten worden uitgegeven aan programma’s op de vijf mainports
(haven Rotterdam, havens Zeeland/West-Brabant, Noordzeekanaalgebied,
Schiphol en Sierteelt/bloemenveilingen) en een aantal overkoepelende
maatregelen.
De mainportsprogramma’s worden vormgegeven langs vier pijlers: 1)
informatiebeeld, 2) opwerpen van barrières, 3) weerbaarheid en 4)
toezicht, controle, opsporing en handhaving (TCOH). Concrete voorbeelden
van maatregelen zijn het aanleggen van cameranetwerken en hekken, het
geven van weerbaarheidstrainingen, ontwikkelen van nieuwe technieken
zoals onderwaterdetectie en het uitbreiden van capaciteit bij politie en
OM.
Daarnaast is geld beschikbaar gesteld voor overkoepelende maatregelen.
Hierbij kan gedacht worden aan de uitwerking van een strategisch
dreigingsbeeld, een onderzoek naar kleine logistieke knooppunten en het
bevorderen van kennisdeling.
Voor een uitgebreide toelichting op het Plan van Aanpak Drugssmokkel via
Mainports wordt u verwezen naar de brief van 4 november 2022 [1] en
voortgangsrapportages zoals die bij de Halfjaarbrief aanpak
georganiseerde, ondermijnende criminaliteit van 25 juni 2024 [2].
[1] Kamerstukken II, 2022/2023, 24077, nr. 504
[2] Kamerstukken II, 2023/2024, 29911, nr. 437
Vraag (401):
Hoe beoordeelt u de huidige kwaliteit van de
informatievoorziening-omgeving bij de IND, NFI, DJI, OM en Justis, en
welke stappen worden ondernomen om eventuele kwetsbaarheden in de
informatievoorziening aan te pakken, met name in het kader van de
continuïteit en veiligheid van vitale processen?
Antwoord:
De informatievoorziening bestaat uit diverse kwaliteitsaspecten die zich
kenmerken door hun eigen karakteristieken met bijpassende
waarderingssystematiek. Resultaten van de diverse waarderingen, zijn
niet op te tellen tot één oordeel over de kwaliteit van de
informatievoorziening bij de IND, NFI, DJI, OM en Justis. Een voorbeeld
van een waarderingssysteem is de periodieke volwassenheidsmeting (4 punt
schaal) op de informatiehuishouding. JenV is (waaronder de genoemde
organisaties met uitzondering van het OM) gegroeid van 1,82 gemiddeld in
2021 naar 2,28 gemiddeld in 2023. Momenteel voert JenV de
volwassenheidsmeting 2024 uit. Via de planning en verantwoordingscyclus
van JenV wordt inzicht verkregen in benoemde kwaliteitsaspecten van de
informatievoorziening. Naast informatiehuishouding betreft dit o.a.
informatiebeveiliging, privacy, informatiebeleid, en de continuïteit van
de informatiesystemen. Risico’s die daarbinnen aan de orde zijn worden
behandeld in bestuurlijke gesprekken tussen de opdrachtgever,
opdrachtnemer en de eigenaar. Daar waar nodig worden mitigerende
maatregelen besproken en geprioriteerd of wordt er geïntensiveerd via
toekenning van extra middelen.
Vraag (402):
Waarom is subsidie van de Fraude Helpdesk incidenteel?
Antwoord:
De Fraudehelpdesk ontvangt een boekjaarsubsidie voor de exploitatie.
Deze subsidie wordt per begrotingsjaar toegekend voor de structurele
kosten van de organisatie. Omdat deze boekjaarsubsidie per periode
(boekjaar) wordt toegekend, is deze incidenteel. Daarnaast kan de
Fraudehelpdesk voor specifieke projecten subsidie aanvragen. Een
projectsubsidie wordt eenmalig toegekend voor de uitvoering van
activiteiten in een vooraf bepaalde periode. Een projectsubsidie is
daarom ook incidenteel van aard.
Vraag (403):
Wat was de bijdrage voor Offlimits in de afgelopen twee jaar en wat
wordt de bijdrage in 2025?
Antwoord:
De subsidie voor Offlimits is voor 2023 vastgesteld op een bedrag van
2,39 miljoen euro. Voor 2024 is 2,68 miljoen euro begroot en is tot nu
toe een subsidie toegekend van 2,62 miljoen euro. De definitieve
vaststelling van deze subsidie geschiedt na afloop van het boekjaar
2024. In de begroting is aan Offlimits in 2025 2,58 miljoen euro
toebedeeld.
De dalende reeks bij de subsidies is te verklaren door de generieke
taakstelling op subsidies die het kabinet heeft afgesproken. Deze
taakstelling is reeds ingeboekt op de subsidiebudgetten op de
JenV-begroting. JenV is in het kader van een zorgvuldig proces,
voornemens om te kijken of de consequenties voor de subsidiepartners
gemitigeerd kunnen worden indien dit leidt tot onoverkomenlijkheden in
de maatschappelijke opdracht. Bij Voorjaarsnota 2025 wordt nader bekeken
of een herschikking van de subsidietaakstelling binnen de JenV-begroting
voor 2025 nodig is. Dit geeft tijd om, samen met de partners, zorgvuldig
te bezien wat de gevolgen van een korting van de subsidies zijn.
Vraag (404):
Van hoeveel gevallen van gijzeling was er dit jaar sprake omdat deze
persoon de verkeersboete niet heeft betaald?
Antwoord:
Er zijn dit jaar (2024) nog geen personen gegijzeld geweest vanwege
verkeersboetes Wahv (peildatum 28 oktober 2024).
Vraag (405):
Wat is het verschil tussen de afpakopbrengsten uit het criminele circuit
en uit grote schikkingen? Betreffen schikkingen geen opbrengsten uit
(vermoedelijk) strafrechtelijk handelen?
Antwoord:
De grote schikkingen betreffen met name eenmalige zaken (vooral met
financiële instellingen) die voortvloeien uit het tekortschieten in de
naleving van wet- en regelgeving, in het bijzonder de Wet ter voorkoming
van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Deze instellingen
vervulden hun taak als poortwachters tegen witwassen en financiering van
terrorisme onvoldoende.
Vraag (406):
Wat gaat er gebeuren om de opbrengsten van afpakken te verhogen?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 294.
Vraag (407):
Is er een wijziging van wet- of regelgeving nodig om de opbrengsten uit
het afpakken te doen stijgen? Zo ja, waar wordt aan gedacht?
Antwoord:
Ja, er zijn enkele wijzigingen in wet- en regelgeving in voorbereiding
die (onder andere) bijdragen aan het verbeteren van de afpakopbrengsten.
In mei 2024 is door de EU een nieuwe confiscatierichtlijn gepubliceerd.
De nationale implementatie van de richtlijn is nu in voorbereiding. Deze
richtlijn verplicht lidstaten een regeling te ontwikkelen binnen het
strafrecht die confiscatie mogelijk maakt van voorwerpen die in verband
staan met crimineel handelen, zonder dat een veroordeling voor een
strafbaar feit vereist is (Non-Conviction Based Confiscation). Daarnaast
zorgt deze Europese richtlijn voor een wettelijk kader voor lidstaten om
informatie met elkaar uit te wisselen, als het gaat om het opsporen van
crimineel vermogen. Dat moet ervoor zorgen dat er geen veilige havens
voor crimineel vermogen bestaan binnen de grenzen van de Europese
Unie.
Op dit moment ligt tevens een wetsvoorstel in uw Kamer waarin de
zogenoemde spoedbevriezingsbevoegdheid van witwastransacties is
opgenomen. Met de spoedbevriezing kan de uitvoering van een financiële
transactie op verzoek van de FIU-Nederland tijdelijk door een bank
worden aangehouden. Zo kan voorkomen worden dat het geld kan worden
weggesluisd voordat de FIU-Nederland onderzoek heeft kunnen doen en de
opsporing beslag heeft kunnen leggen.
Vraag (408):
Welke knelpunten zijn er waardoor het afgepakte crimineel vermogen
stijgt en beter in verhouding komt te staan tot het verdiende crimineel
vermogen? En hoe gaan die knelpunten weggenomen worden?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 294.
Vraag (409):
Kunt u uitleggen waarom de post 'Schadefonds Geweldsmisdrijven' in 2024
en 2025 (Respectievelijk 33.1 miljoen euro en 28 miljoen euro) drastisch
is verminderd ten opzichte van 2023 (90.5 miljoen euro)?
Antwoord:
De stand van de post Schadefonds Geweldsmisdrijven in de
ontwerpbegroting 2023 bedroeg 29.456.000 euro. Deze stand wijkt niet
substantieel af van die in de begrotingen voor 2024 en 2025. In de
uitvoering in 2023 is door de ministeries van VWS en JenV gezamenlijk
zo'n 70 miljoen euro budget toegevoegd ter dekking van de uitkeringen in
dat jaar die werden toegekend in het kader van de Regeling voor
Slachtoffers van Geweld in de Jeugdzorg (De Winter). De realisatie 2023
komt daarmee uit op de genoemde 90.5 miljoen euro. Het budgettair kader
ontwerpbegroting van de post Schadefonds Geweldsmisdrijven is niet
substantieel verminderd.
Vraag (410):
Kunt u uitleggen waarom de post "Commissie Schadefonds
Geweldsmisdrijven" in tegenstelling tot het "Schadefonds
Geweldsmisdrijven" de komende jaren wél meer geld krijgt
toebedeeld?
Antwoord:
Het aantal aanvragen dat wordt ingediend bij het Schadefonds
Geweldsmisdrijven (SGM) is bepalend voor de hoogte van het
uitkeringenbudget SGM. Er is een aantal factoren van invloed waardoor er
hierbij sprake is van een bijstelling naar beneden en bij het budget van
de Commissie van een bijstelling naar boven.
Het toekenningspercentage is gedaald met 10%. Afwijzing van een
ingediende aanvraag kost evenveel (zo niet meer) inzet van SGM. Bij
gelijkblijvende bureaukosten daalt hierdoor de verhouding tussen
bureaukosten en uitkeringenbudget.
Er zijn meer middelen ontvangen vanwege verrekeningen doordat
slachtoffers door tussenkomst van het CJIB schadevergoeding van de dader
hebben ontvangen. Dit vermindert het bedrag aan uitkeringenbudget.
Jaarlijks wordt het uitkeringenbudget geïndexeerd op basis van de loon-
en prijsontwikkelingen (LPO), maar de hoogte van de uitkeringen neemt
niet toe.
Vraag (411):
Is er een oplossing gevonden voor de financiering van Halt om de aanpak
tegen sport en agressie structureel te waarborgen voor de
toekomst?
Antwoord:
Zoals in de Kamerbrief van 9 oktober 2024 vermeld, [1] is MJenV met alle
betrokken partijen (VWS, KNVB en Halt) in gesprek om te verkennen of er
andere mogelijkheden zijn om de gedragsinterventie ‘Sport en Gedrag’ van
Halt structureel te kunnen waarborgen. Deze gesprekken zijn nog gaande.
De Kamer zal over de uitkomsten van deze gesprekken geïnformeerd
worden.
[1] Kamerstukken II, 2024-2025, 25 232, 79.
Vraag (412):
Hoeveel zou het jaarlijks kosten om al het personeel van de
penitentiaire inrichtingen en de forensische zorg 200 euro per maand
meer te betalen?
Antwoord:
De jaarlijkse kosten om al het personeel van de penitentiaire
inrichtingen en het personeel van de tbs-klinieken en justitiële
jeugdinstelling behorende tot het rijk bruto 200 euro per maand meer te
betalen liggen (inclusief werkgeverslasten) tussen de 45.000.000 euro en
50.000.000 euro per jaar. Al het personeel van DJI valt onder de cao
Rijk. Recentelijk is hier een nieuwe cao afgesloten met daarin een
salarisverhoging per 1 juli 2024 van 8,5% en een aantal eenmalige
uitkeringen van in totaal 2.350 euro bruto.
Vraag (413):
Hoeveel slachtoffers hebben in 2023 een financiële uitkering van het
Schadefonds Geweldsmisdrijven gekregen? Waar is de bezuiniging op het
Schadefonds Geweldsmisdrijven vanaf 2025 op gebaseerd? Hoeveel
slachtoffers kunnen hier naar verwachting mee geholpen worden?
Antwoord:
Er is in 2023 op 11.819 aanvragen een beslissing genomen. Dit zijn
aanvragen binnen het reguliere proces. Het totaal van de uitgekeerde
bedragen in 2023 is 23.6 miljoen euro. Het budget dat voor het
Schadefonds Geweldsmisdrijven ter beschikking wordt gesteld is gebaseerd
op ramingen van de Prognosemodel Justitiële ketens (PMJ). Gelet hierop
is er afdoende financiering voor de ingediende aanvragen. Er is geen
sprake van een bezuiniging.
Vraag (414):
Waarom loopt de bijdrage aan het CJIB in de jaren 2025 t/m 2029 af ten
opzichte van 2024?
Antwoord:
De financiering van het CJIB bestaat uit twee delen: de
productfinanciering op grond van de PMJ en de projectfinanciering. De
PMJ-raming en daarmee de productfinanciering laat een stijgende trend
zien. Dat de totale financiering daalt, komt doordat er voor 2024
(incidentele) projectfinanciering is toegekend.
Vraag (415):
Waarom loopt de bijdrage aan de Reclassering in de jaren 2025 t/m 2029
af ten opzichte van 2024?
Antwoord:
De financiering van de reclassering bestaat uit twee delen, gebaseerd op
de PMJ-ramingen en de projectfinanciering. De PMJ-raming en daarmee de
productfinanciering laat een vrij stabiele trend zien. Dat de totale
financiering daalt, komt doordat er voor 2024 (incidentele)
projectfinanciering is toegekend.
Vraag (416):
Kunt u aangeven welke verhoging van de kansspelbelasting er op tafel
heeft gelegen en van welke organisaties u brieven heeft ontvangen
waardoor er slechts een minimale stijging van de kansspelbelasting in de
begroting is opgenomen?
Antwoord:
Met het verhogen van de kansspelbelasting van 30,5% naar 37,8% kon
volgens het Ministerie van Financiën structureel € 202 miljoen extra
worden opgehaald. De verwachting was dat bij een verdere verhoging van
de kansspelbelastingtarieven de opbrengst per procentpunt stijging zou
af zou nemen. Een hogere opbrengst dan € 202 miljoen werd daarom als
niet realistisch gezien. De staatssecretaris van Fiscaliteit en
Belastingdienst is verantwoordelijk voor de kansspelbelasting. Ontvangen
brieven, gericht aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid, over de
verhoging van de kansspelbelasting zijn aan het Ministerie van Financiën
doorgeleid, voor zover de brieven niet ook gericht ware aan het
Ministerie van Financiën. Het gaat om brieven van Goede doelen
loterijen, het Goede Doelen Platform, een gezamenlijke brief van NLO,
Holland Casino, VAN kansspelen, VNLOK en Noga en een gezamenlijke brief
van Janhsen Hahnraths group en JVH gaming and entertainment group.
Vraag (417):
Met hoeveel procent is het aantal geregistreerde gokverslavingen
toegenomen sinds de invoering van de wet Kansspelen op Afstand?
Antwoord:
Het precieze percentage is niet bekend. Uit de rapportage van LADIS
(Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem) van 4 juli 2024 blijkt
dat er in de cijfers over 2023 voor het eerst weer een stijging
zichtbaar is ten opzichte van 2022, zowel bij instellingen die al langer
gegevens aanleveren bij de Stichting IVZ, als bij instellingen die voor
deze rapportage voor het eerst gegevens aanleverden. Het gaat om een
stijging van 15,3% in 2023 ten opzichte van 2022 bij instellingen die al
eerder gegevens aanleverden.
Bron: Stichting IVZ (2024). Kerncijfers verslavingszorg 2018-2023,
pagina 10
Vraag (418):
Met hoeveel procent is het aantal geregistreerde gokverslavingen van
jongeren toegenomen sinds de invoering van de wet Kansspelen op
afstand?
Antwoord:
Dit percentage is niet bekend. Uit de rapportage van LADIS (Landelijk
Alcohol en Drugs Informatie Systeem) blijkt uit de cijfers over 2023 dat
17% van het aantal personen dat primair in behandeling is voor een
gokverslaving jonger is dan 25 jaar. Dit percentage wijkt niet duidelijk
af van voorgaande jaren en ligt sinds 2018 grofweg tussen 16 en
20%.
Vraag (419):
Klopt het dat Cruks na 6 maanden vrijwillig een mogelijkheid biedt om
uit het Cruks te stappen?
Antwoord:
Ja. Bij vrijwillige uitsluiting van kansspelen is het mogelijk om zich
in te schrijven in Cruks voor een periode van minimaal 6 maanden en
maximaal 99 jaar. Deze inschrijving kan na verloop van de minimale
periode van 6 maanden beëindigd of aangepast worden. Eventueel benodigde
verbeteringen op dit punt worden meegenomen in een voorstel van de
staatssecretaris Rechtsbescherming voor wijziging van de Wet op de
kansspelen na de wetsevaluatie van de Wet kansspelen op afstand.
Vraag (420):
Hoeveel mensen schrijven zich jaarlijks in bij het Loket Kansspel?
Antwoord:
Inschrijving is niet mogelijk. Het Loket Kansspel is het centrale
steunpunt bij gokproblemen. Het biedt hulp en begeleiding en verwijst
door naar professionele hulp. Loket Kansspel is er voor mensen die
problemen hebben met gokken en voor hun naasten. Het loket is 24/7
telefonisch bereikbaar en iedere dag tussen 8 uur en 24 uur via chat en
WhatsApp. Tot oktober 2024 waren er 1584 hulpgesprekken.
Vraag (421):
Kunt u een overzicht verschaffen van de verhouding tussen de Politie,
het OM, de AIVD, en soortgelijke instanties met betrekking tot
informatie-uitwisseling? Kunt u daarin ook de wettelijke grondslagen
voor informatiedeling in uitwijzen?
Antwoord:
De politie en de KMar zijn als verwerkingsverantwoordelijke zelf
verantwoordelijk voor de wijze waarop politiegegevens worden gedeeld met
andere instanties en andere landen. Het nationaal wettelijk kader
daarvoor is primair de Wet Politiegegevens en het Besluit
Politiegegevens. Daarnaast zijn de EU richtlijn inzake de bescherming
van natuurlijke personen i.v.m. de verwerking van persoonsgegevens (EU
2016/680) en de verschillende verordeningen van de EU inzake veiligheid
en grenzen van belang.
Wanneer deling van informatie en persoonsgegevens plaatsvindt in het
kader van internationale rechtshulp dan wel samenhangt met signaleringen
die plaatsvinden in het kader van de aanhouding van personen tegen wie
een Europees arrestatiebevel is uitgevaardigd of in het kader van de
opsporing of voorkoming van strafbare feiten, vindt deze plaats onder
het gezag van de officier van justitie in zijn hoedanigheid van gezag
over de politie voor de strafrechtelijke handhaving. De wettelijke
grondslagen voor informatie-uitwisseling voor het OM zijn onder meer
vastgelegd in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.
Voor de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) zijn de
wettelijke grondslagen vastgelegd in de Wet op de inlichtingen- en
veiligheidsdiensten 2017.
Vraag (422):
Welke instanties spelen een rol in de gegevensverzameling en -deling
m.b.t. de CTER-lijsten?
Antwoord:
Als er met CTER-lijsten (waarbij CTER staat voor Contraterrorisme,
Extremisme en Radicalisering) de huidige werkwijze van de politie met de
afstemmingslijst wordt bedoeld dan hebben de politie, de KMar en het OM
een rol. Deze organisaties kunnen relevante informatie ontvangen van
andere nationale en internationale instanties.
Vraag (423):
Zijn er organisaties die persoonsgegevens voor onbepaalde tijd bewaren
(zoals de politie bijvoorbeeld)?
Antwoord:
De termijnen die gelden voor het gebruik of het bewaren van gegevens
zijn per wettelijk kader verschillend en kunnen zeer uiteen lopen. De
bewaartermijnen die gelden voor de door politie vergaarde gegevens staan
beschreven in de Wet politiegegevens. De Wet justitiële en
strafvorderlijke gegevens legt de bewaartermijnen vast van
persoonsgegevens die door (onder meer) het OM, JustID en de DJI worden
verwerkt. De minister van Justitie en Veiligheid kan geen uitspraken
doen over de bewaartermijnen van organisaties buiten het
justitiedomein.
Vraag (424):
Worden gegevens die worden opgeslagen door de politie (waaronder
gegevens die langer dan de wettelijke termijn van 10 jaar zijn
opgeslagen) gedeeld met andere instanties? Zo ja, met welke instanties
en op grond van welke wettelijke grondslag?
Antwoord:
De gegevens komen niet in aanmerking voor verstrekking aan andere
organisaties. In artikel 14 van de Wet politiegegevens (Wpg) is
vastgelegd voor welke doelen de verwijderde gegevens ter beschikking
mogen worden gesteld. Dit betreft een beperkt aantal doelen, waaronder
de afhandeling van klachten, de verantwoording van verrichtingen
(waaronder het mogelijk maken van onderzoek naar PTSS) en het oplossen
van cold cases. Wanneer het informatie betreft die aangemerkt kan worden
als historisch belangrijk of als cultureel erfgoed, dan kan gelet op
artikel 14, lid 4 van de Wpg worden afgezien van vernietiging. De
gegevens worden dan overgedragen naar een archiefbewaarplaats, zoals het
Nationaal Archief.
Vraag (425):
Bent u van plan om volledig onafhankelijke toezichthouders/poortwachters
aan te stellen die controleren op de proportionaliteit van de
gegevensverzameling en -bewaring door de politie en andere
instanties?
Antwoord:
In de huidige situatie heeft de korpschef een beperkt aantal
poortwachters geautoriseerd voor de toegang tot verwijderde gegevens. De
minister van Justitie en Veiligheid heeft dit in 2019 afdoende geacht en
toen tevens aan uw Kamer aangegeven een nieuw evenwicht te willen vinden
tussen het fundamentele recht op bescherming van de privacy en het
rechtstatelijke belang van een effectieve opsporing. Dat evenwicht zou
dan tot uiting moeten komen in een andere bewaartermijn van (bepaalde)
politiegegevens. De Raad van State is gevraagd om een voorlichting te
geven over de juridische mogelijkheden voor het aanpassen van deze
termijn, gelet op Europeesrechtelijke en Grondwettelijke eisen. In het
eerstvolgende Halfjaarbericht politie wordt uw Kamer hierover nader
geïnformeerd.
Vraag (426):
Wie maakt de beslissing over een afwijzing van een informatieverzoek
m.b.t. of iemand op een CTER-lijst staat of niet? Kan een afwijzing door
een onafhankelijke partij worden gecontroleerd gezien dit verregaande
implicaties voor burgers kan hebben? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
De wijze waarop iemand een inzageverzoek kan doen bij een organisatie
verschilt. Bij de politie werkt het, ter illustratie, als volgt. Op
grond van artikel 25 van de Wpg kan iemand een schriftelijk verzoek voor
inzage indienen bij de politie. Als voldaan wordt aan alle formaliteiten
wordt het verzoek in behandeling genomen. Als er naar aanleiding van een
inzageverzoek politiegegevens worden gevonden, hoeft dit niet te
betekenen dat alle informatie gedeeld kan worden. Een inzageverzoek kan
(gedeeltelijk) worden afgewezen op de grond van artikel 27 in de Wpg.
Hierin staat bijvoorbeeld dat informatie niet gedeeld mag worden als het
onderdeel is van een lopend strafrechtelijk onderzoek. Ook
persoonsgegevens herleidbaar naar derden worden geweigerd. Als er sprake
is van een weigering dan geeft de bevoegde functionaris dit door aan de
Privacydesk die uiteindelijk namens de korpschef een besluit op het
inzageverzoek neemt. De burger kan in beroep tegen het besluit van de
korpschef. Het is uiteindelijk de rechter die de rechtmatigheid van het
besluit op de inzage toetst. Voordat de burger in beroep gaat zou hij
zich eventueel nog kunnen wenden tot de AP met het verzoek te bemiddelen
of te adviseren in zijn geschil met de korpschef.
Vraag (427):
Hoeveel informatieverzoeken heeft de politie ontvangen over of mensen op
de CTER-lijsten staan of niet? Welk percentage hiervan is
toegewezen?
Antwoord:
Dit is niet bekend. De politie heeft laten weten dat er geen
categorisering plaatsvindt op inzageverzoeken.
Vraag (428):
Hoeveel personen heeft u geteld die onterecht op een CTER-lijst zijn
geplaatst? Doet u hier actief onderzoek naar?
Antwoord:
De Nationale Ombudsman heeft in februari 2024 aangekondigd een onderzoek
te starten naar de wijze waarop de overheid omgaat met registraties en
signaleringen bij terrorisme, extremisme en radicalisering. Het
onderzoeksrapport wordt medio november 2024 verwacht. De minister van
Justitie en Veiligheid zal naar aanleiding van dit rapport een
beleidsreactie opstellen, mede naar aanleiding van het verzoek van de
Vaste Kamercommissie van Justitie en Veiligheid. Bij deze reactie zal de
minister van Justitie en Veiligheid ook de toegezegde handreiking
betrekken.
Deze handreiking gaat in op de manier waarop mensen, per (mogelijke
betrokken) instantie, inzage kunnen krijgen in de gegevens die een
desbetreffende instantie over hen heeft geregistreerd en hoe een verzoek
tot rectificatie en/of verwijdering kan worden ingediend.
De politie heeft de minister van Justitie en Veiligheid laten weten dat
er geen sprake is een onterechte plaatsing op de voormalige LOP-J lijst
(wat staat voor Landelijk Overzicht Politie Jihadgang) of de huidige
afstemmingslijst van degenen die zich tot nu toe bij hen hebben
gemeld.
Vraag (429):
Wat heeft u gedaan richting de personen die onterecht op een CTER-lijst
zijn geplaatst? Hoe zijn zij gecompenseerd?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 428.
Vraag (430):
Heeft u in internationaal/EU-verband betracht om afspraken te maken over
de CTER-lijsten, gezien meerdere gevallen bekend zijn over mensen die
hierdoor onterecht internationaal in de problemen zijn geraakt?
Antwoord:
Conform de toezegging van de toenmalige minister van Justitie en
Veiligheid in het Commissiedebat Extremisme/terrorisme van 7 juni 2023
om na te gaan of dit vraagstuk ook bij andere EU-landen speelt en of
samenwerking daarin mogelijk is, is het onderwerp meermaals door
Nederland in een aantal EU-(raads)werkgroepen aan de orde gesteld en dat
het beeld is dat dit vraagstuk bij onze EU-partners niet of nauwelijks
aan de orde lijkt. Er zijn daarom vooralsnog geen vervolgacties op
EU-niveau voorzien. Dit bevestigt het beeld dat de omstandigheden en
situaties zeer uiteen kunnen lopen en daarom maatwerk vereist is.
Vraag (431):
Hoe verhoudt het feit dat gesteld wordt dat er geïnvesteerd wordt in het
Juridisch Loket zich tot het feit dat het budget voor het Juridisch
Loket (zie pagina 55) juist daalt?
Antwoord:
Zie de antwoorden op de vragen 352 en 353.
Vraag (432):
Gaat u om de groeiende behoefte aan rechtshulp door het Juridisch Loket
te financieren voor extra financiële middelen voor het Juridisch Loket
zorgen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, met hoeveel?
Antwoord:
De inzet is enerzijds gericht op het op peil krijgen van de structurele
financiering van het Juridisch Loket, en anderzijds op het ontwikkelen
van een bekostigingsmodel dat beter toegerust is op fluctuaties in de
vraag. De ontwikkeling van dat kostprijsmodel is recentelijk
gestart.
Vraag (433):
Met hoeveel zal naar verwachting de behoefte aan rechtshulp door het
Juridisch Loket stijgen?
Antwoord:
De (beleidsneutrale) ramingen uit het Prognosemodel Justitiële Ketens
(PMJ) gaan uit van een jaarlijkse gemiddelde toename van 2% bij het
Juridisch Loket.
Bron: Capaciteitsbehoefte Justitiële Ketens t/m 2029
Vraag (434):
Hoeveel kost het om van de pilot kosteloze rechtsbijstand
kinderbescherming een structurele regeling te maken? Hoeveel kost het om
bij het structureel maken van de pilot de doelgroep te verruimen naar
beide ouders?
Antwoord:
In november stuurt de Staatssecretaris Rechtsbescherming de aan uw Kamer
toegezegde brief over de contouren van het wetsvoorstel Versterking
rechtsbescherming in de jeugdbescherming. Daarin wordt u nader
geïnformeerd over de plannen voor de kosteloze rechtsbijstand en over de
dekking voor de voorgenomen structurele wijzigingen.
Vraag (435):
Op welke manier worden kinderen op dit moment in de rechtszaal
bijgestaan of wie behartigt de belangen van kinderen in
kinderbeschermingszaken? Er is nu een pilot rechtsbijstand voor ouders:
welke ondersteuning krijgen kinderen (van een curator, advocaat,
vertrouwenspersoon)?
Antwoord:
Het uitgangspunt van de wet is dat de minderjarige, en zijn of haar
belang, in procedures door zijn of haar ouders of een andere wettelijk
vertegenwoordiger wordt vertegenwoordigd. Op dit uitgangspunt bestaan in
kinderbeschermingszaken uitzonderingen. Bij een conflict van belangen
tussen de minderjarige en zijn of haar wettelijk vertegenwoordiger kan
er voor de minderjarige ook een bijzonder curator worden aangewezen die
de belangen van de minderjarige moet verdedigen als procespartij. In
november stuurt de Staatssecretaris Rechtsbescherming de aan uw Kamer
toegezegde brief over de contouren van het wetsvoorstel Versterking
rechtsbescherming in de jeugdbescherming. In deze brief wordt u
geïnformeerd over de plannen voor de kosteloze rechtsbijstand en voor de
ondersteuning van kinderen.
Vraag (436):
Wat zijn de gevolgen van de korting op de Brede Doeluitkering
Rampenbestrijding voor de taakuitvoering van de
veiligheidsregio’s?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 275.
Vraag (437):
Van hoeveel veroordeelde terroristen is tot nu toe het Nederlanderschap
afgenomen?
Antwoord:
Op basis van artikel 14, tweede lid, Rijkswet op het Nederlanderschap
(RWN) kan het Nederlanderschap worden ingetrokken van personen met
meervoudige nationaliteit, die onherroepelijk veroordeeld zijn voor een
terroristisch misdrijf. Op dit moment is in 34 zaken besloten om het
Nederlanderschap in te trekken op grond van dit artikel. Hiervan zijn 13
intrekkingen definitief.
Vraag (438):
Klopt het dat er 10 procent wordt bezuinigd op het onderdeel
crisisbeheer en brandweer?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 275.
Vraag (439):
Wat is de bijdrage die JenV ontvangt uit de Homogene Groep
Internationale Samenwerking (HGIS)- middelen voor de voorbereidingen van
de NAVO-top en welke exacte kosten worden hieruit betaald?
Antwoord:
Vanuit HGIS is in 2024 12 miljoen euro en 27,7 miljoen euro in 2025
bestemd voor de NAVO-top. Deze middelen zijn bestemd voor het grootste
deel voor de Politie en voor een klein deel voor de NCTV, voor de
maatregelen die nodig zijn voor een veilig en ongestoord verloop van de
NAVO-top 2025. De toegevoegde HGIS-middelen zijn bedoeld voor de
additionele kosten die niet zouden zijn ontstaan als Nederland de
NAVO-top niet zou organiseren. De overige kosten worden gedekt uit de
enveloppe Nationale Veiligheid en dit betreft 42 miljoen euro. Deze
laatste mutatie is opgenomen in de Nota van Wijziging van de
JenV-begroting 2025 die voor de begrotingsbehandeling naar uw Kamer
gestuurd wordt.
Vraag (440):
Kunt u verduidelijken waarom er vanaf 2025 fors meer geïnvesteerd wordt
in het NCSC en een dalende trend te zien is bij het NIPV, waarom deze
keuze is gemaakt en of hier niet een betere balans in gevonden kan
worden?
Antwoord:
De Cyberbeveiligingswet, waarmee de Europese NIS2-richtlijn wordt
geïmplementeerd, treedt naar verwachting in het najaar van 2025 in
werking. Het Nationaal Cybersecurity Centrum (NCSC) zal krachtens die
wet de taak van CSIRT voor een groot deel van de entiteiten, die onder
die wet vallen, gaan vervullen. De doelgroep van het NCSC zal hierdoor
fors uitbreiden. Om hieraan invulling te geven is deze investering
nodig.
Vraag (441):
Het budget voor inburgeringsvoorzieningen wordt verhoogd, maar er is ook
sprake van een structurele budgetkorting van 10% vanaf 2025; in hoeverre
wordt hiermee de druk verhoogd op de uitvoering van inburgeringstaken
door de IND?
Antwoord:
Onder de Wet inburgering 2021 heeft niet de IND een regierol bij de
uitvoering van de inburgeringstaak, maar gemeenten. De druk op de IND
wordt dus niet verhoogd door de budgetkorting van 10%. De budgetkorting
van 10% is ingeboekt vanaf 2026 en heeft betrekking op de
kabinetsmaatregel om alle specifieke uitkeringen per 2026 over te
hevelen naar het Gemeentefonds inclusief een efficiëntiekorting van
10%. In overleg met de VNG worden verschillende beleidsopties verkend
die kunnen leiden tot een lastenvermindering.
Vraag (442):
Waarop is de veronderstelling dat vanaf 2027 de asielstroom is
afgenomen, concreet gebaseerd?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 74 bij de begroting van het ministerie van
Asiel en Migratie.
Vraag (443):
Kunt u een overzicht geven van alle activiteiten die worden geraakt door
de bezuinigingen op Vroege Integratie & Participatie?
Antwoord:
Onder het programma Vroege Integratie & Participatie (VrIP) vallen
de volgende activiteiten: Screening en matching voor de kansrijke
koppeling, meedoenbalies, begeleidingsgesprek participatie en NT2
taalles voor kansrijke asielzoekers. De VrIP heeft tot doel om kansrijke
asielzoekers en statushouders in een vroeg stadium mee te laten doen via
activiteiten, vrijwilligerswerk en het leren van de taal, ter
voorbereiding op betaald werk. Op de begroting van VrIP zijn ook de
reiskosten voor de vroege start door gemeenten opgenomen. In 2025 en
2026 zal de bezuiniging van op de reiskosten worden toegepast. Alle
andere onderdelen van VrIP zullen in de komende twee jaar nog niet
geraakt worden. In 2027, wanneer er geen tegemoetkoming voor gemeenten
voor reiskosten meer is, is voorzien om de bezuiniging van toe te passen
op het onderdeel screening en matching voor de kansrijke koppeling. Door
de opvangcrisis werkt de kansrijke koppeling nu niet optimaal. Hiervoor
zou het screeningsgesprek aan het begin van de asielfase gevoerd moeten
worden, de zogenoemde ‘vroege screening’. Dit is nu niet altijd mogelijk
doordat niet alle kansrijke asielzoekers langs een procesopvanglocatie
(POL) komen en door capaciteitsdruk bij het COA.
Vraag (444):
Hoe rijmt u de bezuiniging op Vroege Integratie & Participatie met
het voornemen in het regeerakkoord om de arbeidsparticipatie van
statushouders en asielzoekers te bevorderen?
Antwoord:
Door de aangekondigde taakstelling in het regeerprogramma wordt
rijksbreed op alle subsidies bezuinigd, en daarom ook op de subsidie
VrIP. De bezuiniging op de VrIP wordt toegepast op een manier die
ondersteunend is aan het doel van meedoen in de samenleving en
(arbeids-)participatie. Op de begroting van VrIP zijn de reiskosten voor
de vroege start door gemeenten opgenomen voor de jaren 2024 tot en met
2026. In 2025 en 2026 zal de bezuiniging op de reiskosten worden
toegepast. Alle andere onderdelen van VrIP zullen in de komende twee
jaar daarom nog niet geraakt worden.
De keuze voor de korting op de reiskosten komt voort uit mijn
verwachting dat het totale bedrag aan reiskosten niet zal worden
uitgeput in 2025 en 2026. En daarnaast dat de korting op het budget voor
reiskosten geen groot effect zal hebben op de vroege start door
gemeenten. Er spelen ook andere factoren een rol, zoals een gebrek aan
studiefaciliteiten op het azc. Het resterende budget zorgt ervoor dat
meer statushouders vanuit het COA aan hun inburgering kunnen beginnen en
daarmee sneller aan de samenleving kunnen deelnemen.
Met het programma VrIP blijft het kabinet investeren in de participatie
van asielzoekers en statushouders via de meedoenbalies en NT2 onderwijs
voor kansrijke asielzoekers.
Vraag (445):
Kunt u aangeven wat de effecten zijn van de bezuinigingen op Vroege
Integratie & Participatie op de arbeidsparticipatie van asielzoekers
en van statushouders?
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 443 en vraag 444.
Vraag (446):
Hoeveel asielzoekers en statushouders minder kunnen worden begeleid naar
werk door de bezuinigingen op Vroege Integratie &
Participatie?
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 443 en vraag 444.
Vraag (447):
Wat is het effect van de bezuinigingen op Vroege Integratie &
Participatie op het aantal meedoenbalies?
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 443.
Vraag (448):
In tabel 38 staat dat de uitgaven aan de subsidie Vroege Integratie
& Participatie activiteiten (VRIP) sterk afnemen. Wat zijn de
gevolgen hiervan? Welke activiteiten moeten dan worden afgebouwd?
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 443 en vraag 444.
Vraag (449):
Wat zijn de gevolgen van de korting op deze subsidie, met name ook op de
kansen om mensen te helpen aan het werk te gaan?
Antwoord:
Zie antwoord op vragen 443 en 444.
Vraag (450):
Kunt u uitleggen hoe deze subsidieafname zich verhoudt tot het
regeerakkoord waarin staat dat “het kabinet gezinsmigranten,
statushouders en – in lijn met de herziene Opvangrichtlijn die wordt
geïmplementeerd – asielzoekers van wie de kans groot is dat zij een
asielvergunning krijgen, stimuleert om deel te nemen aan de arbeidsmarkt
en belemmeringen wegnemen”? (Regeerprogramma Schoof, p.26)
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 444.
Vraag (451):
Welke gevolgen heeft de korting op deze subsidie voor de Kansrijke
koppeling van Screening en Matching, de Participatie vanaf dag één, de
Meedoenbalies en de taallessen?
Antwoord:
Zie vraag 443.
Vraag (452):
Zijn er evaluaties van deze programma’s en zo ja, wat zijn die?
Antwoord:
De onderdelen van het VrIP programma worden gemonitord, maar ze zijn nog
niet geëvalueerd in hun huidige vorm.
Vraag (453):
Hoe wordt de verwachte taakstelling op externe inhuur in 2025, die meer
dan gehalveerd wordt, behaald? Hoe verhoudt zich dit tot de
bezuinigingen op het interne personeel?
Antwoord:
De taakstelling op de externe inhuur wordt in samenhang bezien met de
taakstelling op het interne personeel. De besluitvorming hierover vindt
nog plaats. De inzet is om uiterlijk bij Voorjaarsnota de besluitvorming
gereed te hebben.
Vraag (454):
Wat betekenen de bezuinigingen op het ambtenarenapparaat en externe
inhuur voor de beleidsdoelstellingen van het ministerie?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 453.
Vraag (455):
Hoeveel heeft het ministerie van JenV in totaal ontvangen sinds de start
van het programma Open op Orde en wat zijn de doelen en concreet
behaalde resultaten tot nu toe?
Antwoord:
Het ministerie van Justitie en Veiligheid heeft sinds de start van het
programma in 2021, 49.8 miljoen euro ontvangen. Het programma Open op
Orde is gericht op het bereiken van een volwassenheidsniveau 3 (van 4)
voor ten minste eind 2026 in de informatie- en gegevenshuishouding. JenV
rapporteert hierover jaarlijks aan het ministerie van BZK. BZK
informeert jaarlijks in Q1 de Tweede Kamer. De afgelopen drie jaar heeft
JenV resultaten behaald op diverse programmadoelen zoals het onder
beheer brengen van “nieuwe” digitale vormen van informatie, het
beschikbaar hebben van voldoende professionals op het vlak van
informatiehuishouding, het op orde brengen van de datakwaliteit, het
beheren van informatie in lijn met de Archiefwet en deze openbaar en
doorzoekbaar maken. De resultaten van JenV worden ook gepubliceerd via
Rijksfinancien.nl.
Vraag (456):
Waarom daalt het budget van de Autoriteit Persoonsgegevens vanaf
2027?
Antwoord:
Het budget van de AP daalt vanaf 2028 omdat het toezichtarrangement bij
de Belastingdienst dan eindigt. De AP krijgt vanaf 2024 tot en met 2028
ieder jaar 2 miljoen euro van het ministerie van Financiën voor het
toezichtarrangement bij de Belastingdienst. Uw Kamer is over dit
arrangement geïnformeerd.[1]
[1] Kamerstukken II, 2023-24, 32761, nr. 300.
Vraag (457):
Welk deel van de geparkeerde gelden op artikel 92 is gereserveerd voor
loon- en prijsbijstellingen die nog niet zijn uitgekeerd?
Antwoord:
Er staan geen middelen op artikel 92 voor niet uitgekeerde loon- en
prijsbijstelling. In de loop van een begrotingsjaar worden deze middelen
op artikel 92 geboekt. Daarna worden ze direct toebedeeld aan de juiste
budgetten op de andere artikelen.
Vraag (458):
Kan zo precies als mogelijk worden aangegeven welke middelen zijn
gereserveerd en waarvoor op artikel 92 'nog onverdeeld'?
Antwoord:
De middelen zijn voor het grootste deel nieuwe middelen die grotendeels
bij Nota van Wijziging en uiterlijk bij Voorjaarsnota 2025 naar het
juiste beleidsartikel of (indien van toepassing) het juiste
begrotingshoofdstuk worden overgeheveld. Het betreft voor 2025 200
miljoen euro voor nationale veiligheid, 15 miljoen euro voor de taaleis
bij naturalisatie en 25 miljoen euro voor versterking van de
rechtsstaat. Voorts zijn er middelen gereserveerd die afgeboekt moeten
worden ter compensatie voor een eerdere te lage indexatie van de boetes.
Tot slot zijn er middelen gereserveerd voor keteneffecten van de
intensivering bij politie door een eerder kabinet (de zogenaamde
Hermansmiddelen).
Vraag (459):
Waarop is de grote toename van de inkomsten vanaf 2025 betreffende de
geldboetes gebaseerd?
Antwoord:
De boeteontvangsten voor de periode 2025 en verder zijn gebaseerd op de
uitkomsten van een intern ramingsmodel. Op basis van realisatiecijfers
uit het verleden, wordt het meerjarig verloop van de boeteontvangsten
geschat. Bij de raming wordt ook rekening gehouden met toekomstige
ontwikkelingen in handhavingsmiddelen zoals geplande investeringen in
focusflitsers, vervanging van trajectcontrolesystemen of flitspalen en
geplande wegwerkzaamheden op basis van input van een werkgroep
deskundigen vanuit het ministerie van JenV.
Bij vervanging van vaste flitspalen en trajectcontroles is er eerst een
lichte demping in de raming omdat de camera's dan tijdelijk uitstaan. In
2025 zullen veel in 2024 vervangen palen en trajectcontroles weer
volledig operationeel zijn. De uitbreiding van de geautomatiseerde
handhavingsmiddelen (vaste flitspalen, flexflitsers en focusflitsers)
leidt tot een toename van de ontvangstenraming.
Vraag (460):
Welke risico's ziet u in de toenemende afhankelijkheid van commerciële
partijen voor forensische diensten, in termen van de borging van
kwaliteit, vertrouwelijkheid van strafrechtelijke onderzoeken, en de
onafhankelijkheid van het NFI?
Antwoord:
De kwaliteit van de forensische dienstverlening en de vertrouwelijkheid
van strafrechtelijke onderzoeken worden geborgd in het pakket van eisen
dat bij de aanbesteding aan en contractering van commerciële partijen
wordt gesteld. Ten aanzien van een grotere afhankelijkheid van
commerciële partijen bestaat er een continuïteitsrisico in die situaties
waarin er een afhankelijkheid zou ontstaan van één enkele (commerciële)
partij voor één of meerdere soorten onderzoek en er daarmee niet direct
een uitwijk- of terugvaloptie voorhanden is. Deze situatie kan zich
voordoen omdat de vraag op veel forensische onderzoeksgebieden te gering
is om aantrekkelijk te zijn voor meerdere aanbieders. Alleen al om deze
reden is het van belang dat de kennis van de door de strafrechtketen
gewenste forensische gebieden, door een minimale aanbesteding van
onderzoeken per gebied, bij het NFI geborgd blijven.
Vraag (461):
Op welke manier volgt u de conclusies en verbetervoorstellen van de
Staatscommissie Rechtsstaat op? Kunt u per verbetervoorstel uiteenzetten
hoe u daar opvolging aan gaat geven?
Antwoord:
Het kabinet werkt op dit moment aan een kabinetsreactie waarin uiteen
wordt gezet hoe opvolging is en zal worden gegeven aan de
verbetervoorstellen uit het adviesrapport van de Staatscommissie
rechtsstaat die gericht zijn aan het kabinet. De minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de staatssecretaris
Rechtsbescherming coördineren de kabinetsreactie op dit rapport.
Naast de tien verbetervoorstellen stelt de staatscommissie voor om op
basis van een rechtsstaatagenda een structurele dialoog tussen de
staatsmachten in te richten, waarin de staatsmachten rechtsstatelijk
relevante informatie uitwisselen. Het doel van deze dialoog is dat er
tussen de staatsmachten een wisselwerking ontstaat waarin zij signalen
over de werking van de rechtsstaat uitwisselen en waar nodig opvolgen.
Het kabinet ziet de meerwaarde van het instellen van deze dialoog ten
behoeve van de versterking van de rechtsstaat en zal zich hiervoor
inspannen.
In het regeerprogramma is aangekondigd dat dit najaar kenbaar wordt
gemaakt hoe de dialoog tussen de staatsmachten structureel wordt
geborgd. In overleg met de andere staatsmachten zal invulling worden
gegeven aan dit voorstel van de staatscommissie. Gemeld kan worden dat
de eerste rechtsstaatdialoog wordt voorbereid door de voorzitter van de
Eerste Kamer en naar verwachting in het eerste kwartaal van 2025 plaats
zal vinden. De verantwoordelijkheid voor de voorbereiding van de
rechtsstaatdialoog zal naar verwachting vervolgens rouleren. Naast de
afvaardiging van de drie staatsmachten zal ook een afvaardiging van de
drie Hoge Colleges van Staat deelnemen aan de dialoog.
Vraag (462):
Aansluiten bij de behoeften van rechtzoekenden en het probleem achter
het juridische geschil is ook de dienstverlening van het Juridisch
Loket: hoe zou u deze eerstelijns rechtshulp willen samenbrengen met de
innovatieve projecten van de rechtspraak?
Antwoord:
De Rechtspraak voert onder de vlag ‘maatschappelijk effectieve
rechtspraak‘ verschillende innovatieve projecten uit. De Rechtspraak
gaat zelf over de invulling daarvan. Naar aanleiding van het initiatief
Huis van het Recht in Heerlen wordt nu in Breda ook onderzocht of daar
een Huis van het Recht ingericht kan worden. Dergelijke initiatieven
moedigt het kabinet aan en het kabinet faciliteert deze waar
mogelijk. Ook wordt het experiment met de Regelrechter voorbereid, het
eerste experiment onder de Tijdelijke Experimentenwet rechtspleging. Het
ontwerpbesluit hiervoor ligt inmiddels bij de Raad van State voor advies
en het experiment start naar verwachting begin 2025.
Vraag (463):
Hoe kijkt u in dat licht naar de pilot Huis van het Recht in Heerlen,
een pilot waarin de rechtbank, de gemeente en het Juridisch Loket
succesvol samenwerkten en onnodige juridische geschillen werden
voorkomen?
Antwoord:
De pilot Huis van het Recht is een samenwerking tussen de gemeente
Heerlen, de rechtbank Limburg en het Juridisch Loket. Het samenbrengen
van eerstelijns rechtshulp en de beweging vanuit maatschappelijk
effectieve rechtspraak, was daarmee verweven in de opzet van de
pilot. De pilot is een goed voorbeeld van concrete samenwerking die
ervoor zorgt dat juridische problemen of geschillen meer aan de voorkant
worden opgelost. De pilot is met inzet van de deelnemende partijen
bestendigd als werkwijze.
Vraag (464):
Hoeveel zaken zijn er in 2024 ingestroomd bij de nu bestaande
wijkrechtspraakprojecten?
Antwoord:
Bij de nu bestaande wijkrechtspraakprojecten zijn 1049 zaken ingestroomd
in de periode van 1 januari 2024 tot 29 oktober 2024. Het gaat
om Wijkrechtspraak Oost-Brabant - rechtbank Oost Brabant,
Wijkrechtspraak op Zuid - rechtbank Rotterdam, Buurtrechter Venserpolder
- rechtbank Amsterdam, Wijkrechtspraak Tilburg - rechtbank
Zeeland-West-Brabant en Wijkrechtspraak Den Haag Zuidwest - rechtbank
Den Haag).
Vraag (465):
Wat is tot nu toe het effect geweest van het openstellen van het
register voor B2-tolken voor de C1-registerrolken?
Antwoord:
Het openstellen van het register voor B2-tolken heeft weinig tot geen
impact op C1-registertolken. Dit komt doordat organisaties die volgens
de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv) verplicht zijn om in straf-
of vreemdelingenzaken registertolken in te zetten,[1] onverminderd
alleen C1-tolken blijven aanvragen. Voor deze afnameplichtige
organisaties blijft de norm dat er een C1-tolk moet worden ingezet, wat
betekent dat er maximaal op C1-niveau wordt gewerkt.
Als er geen C1-registertolken beschikbaar zijn of als zij niet willen of
kunnen werken voor een bepaald tolkbureau of overheidsorganisatie, en de
overheidsorganisatie de tolkopdracht niet kan verplaatsen of op een
andere manier kan laten uitvoeren, moet de continuïteit van de
bedrijfsprocessen gewaarborgd blijven. In dat geval kan er onder
bepaalde voorwaarden gebruik worden gemaakt van een tolk die geen
beëdigde tolk is. Dit is vastgelegd in de Wet beëdigde tolken en
vertalers (artikel 28 lid 3) en is als zodanig in de relevante
contractvoorwaarden opgenomen. Ook kan volgens het Wetboek van
Strafvordering (artikel 276.3) een voorzitter van een rechtbank de tolk
beëdigen, waarbij de tolk belooft zijn taak naar eer en geweten te
vervullen voordat hij of zij aan de werkzaamheden begint.
C1-registertolken kunnen echter meer concurrentie ondervinden van
collega-tolken die als C1-registertolken via een ander tolkbureau ook in
aanmerking komen voor tolkopdrachten van de betreffende
overheidsorganisaties. Daarnaast zijn er B2- of noodlijst-tolken die
zich hebben doorontwikkeld tot C1-registertolk en hiervoor in het Rbtv
zijn geregistreerd.
[1] In het kader van het strafrecht en het vreemdelingenrecht zijn als
afnameplichtige organisaties: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad
van State, tot de rechterlijke macht behorende gerechten, OM, IND,
Politie (interceptie- en verhoortolken), KMar, Bijzondere
Opsporingsdiensten, VWN, DJI en de Raad voor Rechtsbijstand.
Vraag (466):
Wat zijn de financiële consequenties geweest voor tolken en vertalers
door de voorrijkosten af te schaffen? Hoeveel kost een
herinvoering?
Antwoord:
De kosten voor herinvoering van voorrijkosten zijn niet te becijferen.
Uit de monitor blijkt dat tolkbureaus een hogere uurvergoeding betalen
aan tolken die op locatie tolkopdrachten voor het OM en de Rechtspraak
uitvoeren dan aan tolken die voor andere organisaties werken. Dit
verschil is waarschijnlijk het gevolg van specifieke voorwaarden die in
de aanbesteding voor het OM en de Rechtspraak zijn opgenomen. Voorheen
werden voorrijkosten alleen onder bepaalde voorwaarden vergoed aan
tolken die voor het OM en de Rechtspraak werkten. De totale kosten die
deze organisaties maakten, vormden de basis voor de hogere minimale
integrale inschrijfprijs in hun tolkaanbesteding. In de Kamerbrief, die
uiterlijk vóór het kerstreces wordt verstuurd, zal hier dieper op worden
ingegaan.
Bovendien is het onduidelijk of het eventueel herinvoeren van
voorrijkosten, samen met het wegvallen van de in deze aanbesteding
opgenomen voorwaarden, zal resulteren in een betere financiële positie
voor tolken die op locatie bij het OM en de Rechtspraak tolkopdrachten
uitvoeren. Daarbij komt dat het herinvoeren van voorrijkosten in lopende
contracten zal leiden tot een wezenlijke wijziging van de beide
contracten. Dit is juridisch niet toegestaan en zal daardoor financiële
en organisatorische gevolgen voor overheid en markt hebben.
Vraag (467):
Wat zijn de financiële consequenties geweest voor tolken en vertalers
door de wachttijdvergoeding af te schaffen? Hoeveel kost een
herinvoering?
Antwoord:
Tolken die voor het Openbaar Ministerie en de Rechtspraak tolkopdrachten
uitvoeren, ontvangen hun vergoeding op basis van het Besluit tarieven in
Strafzaken (Btis). In dit besluit is nooit een formele vergoeding voor
wachttijd opgenomen, waardoor een dergelijke vergoeding ook nooit
wettelijk is afgeschaft. Om die reden zijn de kosten voor een mogelijke
afschaffing en herinvoering van de wachttijdvergoeding niet te
berekenen.
In de praktijk is gebleken dat het OM en de Rechtspraak in het verleden
meerdere gesprekken binnen één tolkopdracht aan de tolk hebben
aangeboden. Momenteel wordt onderzocht hoe meerdere gesprekken in één
tolkopdracht aan de tolk kunnen worden aangeboden. Het doel hiervan is
om wachttijd te minimaliseren en de planning voor de tolk
aantrekkelijker te maken.
Vraag (468):
Wanneer komt de voortgangsbrief over de stelselverandering van de tolken
en vertalers?
Antwoord:
De toegezegde brief over de monitoring van het stelsel zal uiterlijk
vóór het kerstreces aan de Tweede Kamer worden aangeboden.
Vraag (469):
Waarom is deze wetswijziging om de opbrengsten van de programma’s binnen
het nieuwe stelsel Rechtsbijstand niet opgenomen in het
wetgevingsprogramma?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 71.
Vraag (470):
Komt er een wetsvoorstel dat onder andere gaat zorgen voor een aparte
positionering van het Juridisch Loket? Zo ja, welk wetsvoorstel wordt
dat en waarom is deze wetswijziging niet opgenomen in het
wetgevingsprogramma?
Antwoord:
De aparte positionering van het Juridisch Loket maakt onderdeel uit van
het wetsvoorstel tot vernieuwing van het stelsel van rechtsbijstand. Zie
verder het antwoord op vraag 71.
Vraag (471):
Kan, na het aannemen van het amendement Ellian/Wilders (Kamerstuk
36410-VI, nr. 37), de Wet regulering sekswerk nog wel ingevoerd worden
nu er middelen van deze wet wegvloeien naar de Extra Beveiligde
Inrichting (EBI)?
Antwoord:
Voor implementatie van de Wet regulering sekswerk (hierna: Wrs) stond
oorspronkelijk 10 miljoen euro structureel begroot. Met het aannemen van
het amendement van Ellian en Wilders is dit herzien naar 8 miljoen euro
structureel.
Uitvoerende organisaties, te weten gemeenten, de rechterlijke macht en
politie, hebben in de consultatiereacties op de nota van wijziging bij
de Wrs aangegeven dat er structureel meer geld nodig is dan
oorspronkelijk geraamd voor de implementatie van de wet. Op basis van
deze informatie blijkt dat er 15 miljoen euro structureel nodig is. Dit
betekent dat er in de huidige raming structureel onvoldoende middelen
beschikbaar zijn voor invoering van de Wrs.
In het regeerprogramma is opgenomen dat het kabinet streeft naar een
verhoging van de minimumleeftijd voor prostitutie naar 21 jaar. Om dit
te realiseren, worden momenteel diverse scenario’s onderzocht qua
juridische vormgeving rekening houdend met de uitvoerbaarheid,
administratieve lasten, de kosten en de dekking hiervan. De Kamer wordt
na het Kerstreces geïnformeerd over de uitkomsten hiervan. Op dat moment
zal de Kamer ook nader worden geïnformeerd over de vervolgstappen ten
aanzien van de Wrs.
Vraag (472):
Kunt u in een overzicht weergeven hoe de 22%-taakstelling op het
ambtelijk apparaat per onderdeel van het departement en voor de
uitvoeringsorganisaties neerslaat?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag nummer 15.
Vraag (473):
Kunt u aangeven op basis van welke criteria bepaald wordt hoe de
22%-taakstelling op het ambtelijk apparaat wordt ingevuld?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag nummer 15.
Vraag (474):
Kunt u concreet aangeven welke taken/werkzaamheden niet meer uitgevoerd
gaan worden vanwege de taakstelling van 22% op het ambtelijk
apparaat?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag nummer 15.
Vraag (475):
Op welke manier houdt het ministerie van JenV een vinger aan de pols op
het moment dat blijkt dat de kostenbesparingen die gerelateerd worden
aan de verwachte lagere asielinstroom, gecoördineerd door het ministerie
van Asiel en Migratie niet worden gehaald?
Antwoord:
Het beheersen van de asielinstroom valt onder de
beleidsverantwoordelijkheid van het ministerie van Asiel en Migratie,
niet onder de beleidsverantwoordelijkheid van het ministerie van
Justitie en Veiligheid. Hierbij is de controle op de uitgaven op de
JenV-begroting goed ingeregeld. De financiële controlfunctie is stevig
ingebed binnen het ministerie en monitort de keteneffecten op het
terrein van asiel door het ministerie van Asiel en Migratie.
Vraag (476):
Kan per begrotingsartikel worden aangegeven welke exacte subsidies op de
begroting van Justitie en Veiligheid structureel worden verlaagd als
gevolg van de generieke taakstelling die voortvloeit uit het
Hoofdlijnenakkoord en kan ook per begrotingsartikel worden aangegeven
welke subsidies ongemoeid zijn gelaten?
Antwoord:
Op artikel 31 zijn de volgende subsidies verlaagd:
Stichting Arbeidsmarkt en Opleidingsfonds Politie
Overige subsidies (incidentele subsidies die worden verstrekt op grond van de Kaderwet overige JenV-subsidies)
Meld Misdaad Anoniem
Op artikel 36 zijn de volgende subsidies verlaagd:
Nederlands Rode Kruis
Stichting Korpora
Nederlands Genootschap van Burgemeesters – crisisondersteuning
Nederlandse Brandwonden Stichting
De generieke subsidiekorting op de subsidie voor het Meldpunt ‘Meld
Misdaad Anoniem’ wordt gecompenseerd uit middelen voor versterking van
de nationale veiligheid.
Op de artikelen 32, 33 en 34 is de korting conform regeerprogramma
toegepast op de subsidiebudgetten binnen deze beleidsartikelen. Bij
Voorjaarsnota 2025 wordt bekeken of de kortingen blijven staan of dat
een herschikking van de subsidietaakstelling binnen de JenV-begroting
nodig is.
Vraag (477):
Hoeveel onderuitputting was er de afgelopen vijf jaren bij artikel 32
Rechtspleging en Rechtsbijstand en hoeveel daarvan was de afgelopen vijf
jaren onderuitputting die werd veroorzaakt door lagere uitgaven aan
toevoegingen rechtsbijstand en hoeveel daarvan werd veroorzaakt door
lagere uitgaven aan het programma stelselvernieuwing
rechtsbijstand?
Antwoord:
Zie de tabel voor de beantwoording van de vraag.
Onderuitputting en overschrijding artikel 32 Rechtspleging en Rechtsbijstand 2019 tot 2023, uitgesplitst in toevoegingen, stelselvernieuwing en overige (x € 1 miljoen) | |||||
---|---|---|---|---|---|
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |
Onderuitputting en overschrijding (-/+) toevoegingen | -18 | -26 | -52 | -19 | -4 |
Onderuitputting en overschrijding (-/+) stelselvernieuwing | -3 | -3 | -10 | ||
Onderuitputting en overschrijding (-/+) overige artikel 32 | 2 | 3 | 3 | -18 | -9 |
Onderuitputting en overschrijding (-/+) totaal artikel 321 | -19 | -26 | -49 | -47 | -13 |
1. Weergegeven is de mee- en tegenvaller per begrotingsjaar. De cijfers kunnen over de jaren heen niet zonder meer opgeteld worden, omdat onderuitputting in het ene jaar soms is doorgeschoven naar het volgende jaar via de eindejaarsmarge.
Vraag (478):
Hoeveel onderuitputting wordt er in 2024 verwacht bij artikel 32
Rechtspleging en Rechtsbijstand en hoeveel daarvan wordt naar
verwachting veroorzaakt door lagere uitgaven aan toevoegingen en hoeveel
daarvan wordt naar verwachting veroorzaakt door lagere uitgaven aan het
programma stelselvernieuwing rechtsbijstand?
Antwoord:
Voor het actuele uitvoeringsbeeld wordt verwezen naar de Najaarsnota en
bijbehorende Tweede suppletoire begroting 2024.
Vraag (479):
Hoe groot is de meevaller bij de post griffierechten?
Antwoord:
De meevaller bij de post griffierechten in de begroting 2025 is 25
miljoen euro. Zie voor de toelichting het antwoord op vraag 370.
Vraag (480):
Kunt u aangeven waarom er een kasschuif plaatsvindt van 3 miljoen euro
van 2024 naar 2025 voor de Wet regulering sekswerk?
Antwoord:
Naar verwachting zullen de implementatiekosten na de inwerkingtreding
van de Wet regulering sekswerk (hierna: Wrs) in de eerste jaren het
hoogst zijn. Toen duidelijk werd dat implementatie van de Wrs in 2024
onwaarschijnlijk was, is het geld doorgeschoven naar 2025.
Vraag (481):
Kunt u aangeven waarom er een kasschuif plaatsvindt van 1 miljoen euro
voor het werkplan Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB)
van 2024 naar 2025? Kan in 2024 wel een begin gemaakt worden met
uitvoering van het werkplan?
Antwoord:
Het Werkplan Antisemitismebestrijding van de Nationaal Coördinator
Antisemitismebestrijding (NCAB) is in oktober 2022 aan de Kamer
verzonden. Sindsdien werkt de NCAB aan de uitvoering van het werkplan.
De 1 miljoen euro uit het amendement Hammelburg cs. is met een kasschuif
van 2024 naar 2025 verplaatst, omdat de verwachting was dat niet alle
middelen in 2024 konden worden besteed. Met de kasschuif kunnen deze
middelen zo effectief mogelijk ingezet worden voor de aanpak van
antisemitisme.
Vraag (482):
Kunt u aangeven of en hoe de 3,8 miljoen euro voor uitvoering van het
werkplan NCAB van het lid Flach cs. (36550-VI, nr. 5) in deze begroting
ingezet wordt?
Antwoord:
De gelden die vrijkwamen uit het amendement Flach cs. worden betrokken
bij de uitvoering van de kabinetsstrategie Bestrijding Antisemitisme
2024-2030 die is opgesteld met de NCAB, om interdepartementaal zo
effectief mogelijke maatregelen te nemen om antisemitisme tegen te gaan.
Deze strategie wordt op korte termijn naar de Tweede Kamer gezonden.
Daarnaast zullen via de Nota van Wijziging op de begroting – die u
tegelijk met deze antwoorden ontvangt – extra structurele middelen voor
de NCAB worden toegekend.
Vraag (483):
Kunt u uitleggen waarom de middelen ondermijning (24.9 miljoen euro)
vorig jaar niet helemaal benut zijn?
Antwoord:
De middelen waren bestemd voor de politie en zijn onderdeel van een
bijzondere bijdrage voor investeringen in artificial intelligence,
datascience en realtime intelligence. Het retourneren van de middelen
betreft een verrekening van bedragen die in 2022 en 2023 niet zijn
besteed door de politie in verband met arbeidsmarktkrapte.
Vraag (484):
Hoeveel middelen zijn er in 2025 en verder nog gereserveerd voor de
implementatie van de Wet regulering sekswerk?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 471.
Vraag (485):
Welke gemeenten worden tijdelijk extra ondersteund in hun urgente,
lokale preventieaanpak, hoeveel is dat per gemeente en welk beleidskader
is gebruikt om de effectiviteit van deze middelen te toetsen?
Antwoord:
De 20 gemeenten die incidenteel ondersteund worden vanuit Preventie met
Gezag zijn: Almelo, Bergen op Zoom, Brunssum, Den Helder, Diemen, Gouda,
Haarlem, Hoorn, Kerkrade, Leiden, Middelburg, Nissewaard, Oosterhout,
Rijswijk, Roermond, Venray, Vlissingen, Zoetermeer, Zutphen en Zwolle.
De gemeenten ontvangen maximaal 500.000 euro per jaar gedurende drie
jaar. Zie hiervoor de tabel. Een gestelde voorwaarde is dat de gemeenten
deze aanpak tijdig verankeren in de structurele gemeentelijke
aanpak.
De gemeenten kunnen deze middelen inzetten voor drie doeleinden: een
probleemanalyse, de inzet van kansrijke of bewezen effectieve
interventies en programmacoördinatie en/of -ondersteuning. Het maken van
een probleemanalyse versterkt de informatiepositie van de gemeente
waardoor de gemeente gericht de middelen kan inzetten op de specifieke
doelgroep en problematiek.
De gemeenten zetten voor het voorkomen van jeugdcriminaliteit kansrijke en/of bewezen effectieve interventies in. Kansrijke interventies zijn gebaseerd op uit de wetenschap bekende risico- en beschermende factoren en werkzame bestanddelen. Bij de beoordeling van de gedragsinterventies in de plannen van de gemeenten is rekening gehouden met het Landelijk Kwaliteitskader Effectieve Jeugdinterventies voor Preventie van Jeugdcriminaliteit, dat direct na het verschijnen onder de aandacht is gebracht van deze gemeenten. Ook zijn de plannen door een wetenschappelijk bureau beoordeeld. Naar aanleiding hiervan zijn de plannen aangepast.
Toegekende incidentele middelen per gemeente
Overzicht van incidenteel toegekende en gereserveerde bedragen voor gemeenten in miljoen euro. De bedragen vanaf 2025 zijn indicatief en gaan uit van een maximumbedrag per gemeente. De definitieve bedragen zijn afhankelijk van de ingediende plannen.
Vraag (486):
Kan de 2 miljoen euro die in 2025 voor de inwerkingtreding van artikel
273f Sr is begroot nader worden toegelicht?
Antwoord:
De 2 miljoen euro die in 2025 voor de inwerkingtreding van artikel 273f
Sr op artikel 33 is begroot, zal naar het Openbaar Ministerie gaan. Dit
bedrag is gereserveerd om de financiële consequenties van het
wetsvoorstel, onder meer de introductie van het nieuwe delict ‘ernstige
benadeling’, op te vangen. Overigens zijn in het kader van 273f ook
middelen toegekend aan de Raad voor de Rechtspraak (1 miljoen euro) en
aan de Dienst Justitiële Inrichtingen (500.000 euro).
Vraag (487):
Kunt u zo nauwkeurig mogelijk uitleggen waarom het bedrag "Ontvangsten
afpakken crimineel geld" 249.5 miljoen euro lager uitvalt dan
verwacht?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 293.
Vraag (488):
Welke projecten voor de verbouwingen en renovaties bij DJI zijn exact
vertraagd waardoor er een kasschuif van 30 mln moest worden toegepast
naar 2029? En komt hierdoor de geplande datum voor ingebruikname van
AIT’s in gevaar, en zo ja welke?
Antwoord:
Er is besloten tot een kasschuif, omdat de laatste jaren blijkt dat
projecten in het algemeen later opgeleverd worden. De oorzaak van deze
vertragingen is te vinden in de aanhoudende personeelsproblematiek bij
bouwbedrijven die de opdrachtenuitvoeren. Het is daarom de verwachting
dat dit in 2025 en 2026 ook zal voorkomen. Om te anticiperen op dit
gegeven en een gedeelte van de budgettaire problematiek op te lossen is
een kasschuif uitgevoerd zodat middelen voor DJI-huisvesting bewaard
blijven.
Los van de kasschuif naar 2029 is er helaas wel vertraging opgetreden in
de realisatie van AIT Sittard. Dit hangt met name samen met de
preciezere vaststelling van de scope van de benodigde verbouwing en een
op basis daarvan opgestelde detailplanning. Daaruit bleek dat, waar de
afronding van de (ver)bouwwerkzaamheden aanvankelijk gepland stond voor
eind 2024, dit medio 2025 wordt. Over de zo voorspoedig mogelijke
oplevering is intensief contact tussen de betrokken partijen.
Vraag (489):
In welke mate kunnen de middelen die voor de implementatie van de
NIS2-richtlijn/Cbw apart zijn gezet gemeenten ten goede komen?
Antwoord:
De bedragen genoemd in de reeks van de begroting voor het ministerie van
JenV zijn bestemd voor de uitoefening van de CSIRT-taken door het NCSC
krachtens de Cyberbeveiligingswet, waarmee de Europese NIS2-richtlijn in
Nederland wordt geïmplementeerd. Dit geld is dus niet bestemd voor
gemeenten.
Vraag (490):
Wanneer komt er meer informatie over de motie Van Nispen/Knops waarin
wordt verzocht aan de regering een landelijk fonds in het leven te
roepen waarmee het mogelijk wordt dat rechters als bijzondere voorwaarde
kunnen opleggen dat veroordeelden een door de rechter te bepalen bedrag
moeten storten in het fonds, ter vergoeding van schade aan gedupeerden
en gemeenten (Kamerstuk nr 36 200-VI, nr. 68)?
Antwoord:
De Kamer zal hierover schriftelijk worden geïnformeerd in het tweede
kwartaal 2025 in de brief over de nieuwe Meerjarenagenda
Slachtofferbeleid 2025-2029. De uitwerking van deze motie heeft meer
tijd gekost dan voorzien o.a. vanwege de samenhang met de initiatiefnota
van de leden Michon-Derkzen en Haverkort over de aanpak van illegaal
vuurwerk, waarin de regering ook wordt gevraagd een fonds in het leven
te roepen. Daarnaast hebben het opstellen van het beleidskompas en de
uitwerking van verschillende mogelijke opties alsook het feit dat er
veel partijen bij betrokken waren, meer tijd gekost dan voorzien.
Vraag (491):
Wat is de reden dat is gebleken dat er meer tijd nodig is om de
motie-Van Nispen/Knops (Kamerstuk 36200 VI, nr. 68) uit te voeren?
Hoeveel tijd heeft u hiervoor nodig?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 490.
Vraag (492):
Wat zijn de kosten voor het landelijk uitrollen van de slachtofferdevice
voor stalking?
Antwoord:
Op dit moment kan hierop geen antwoord worden gegeven. Begin 2025 start
het onderzoek dat de lopende pilots gaat evalueren. Uit de evaluatie
moet blijken wat er voor nodig is om gebruik van het slachtofferdevice
breder toepasbaar te maken. Hieruit moet ook blijken wat de benodigde
financiering bij structurele inzet van het slachtofferdevice is. Na de
zomer van 2025 is de evaluatie afgerond en informeert de SJenV uw Kamer
hierover.
Vraag (493):
Wanneer komt er meer informatie over de motie-Van Nispen die de regering
nader te onderzoeken welke objectiveerbare gegevens nodig zijn om een
betere weging van de draagkracht bij boeteoplegging mogelijk te maken,
welke consequenties dit zou hebben voor de uitvoering, wat eventuele
knelpunten daarbij zijn en hoe deze kunnen worden weggenomen (Kamerstuk
29279, nr. 665)?
Antwoord:
Vóór het einde van het lopende jaar zal uw Kamer in een brief worden
geïnformeerd over de toepassing van het draagkrachtbeginsel bij de
oplegging van geldboetes door de strafrechter. Daarbij zal ook worden
ingegaan op de motie van het lid van Nispen.
Vraag (494):
Wat is de stand van de uitvoering van de motie-Temmink/Mutluer over het
uitvoeren van de aanbevelingen van het comité dat toezicht houdt op het
Verdrag van Istanbul (Kamerstuk 28345, nr. 274)?
Antwoord:
De uitvoering van deze motie zit in de onderzoeksfase. Eerst wordt in
beeld gebracht op welke wijze er bij gezag- en omgangszaken er rekening
wordt gehouden met veiligheidsrisico’s. Vervolgens kan worden
vastgesteld of en op welke wijze de aandacht hiervoor moet worden
vergroot met maatregelen. De Raad voor Strafrechtstoepassing en
Jeugdbescherming heeft in dat kader recent het advies ‘Kind-onveiligheid
in complexe (ex-) partnerrelaties’ uitgebracht. Het Verweij Jonker
instituut (VJI) voert aanvullend onderzoek uit. Zoals ook op 7 oktober
2024 aan uw Kamer gemeld, zullen de uitkomsten van het onderzoek van VJI
worden afgewacht. SJenV zal in afstemming met SRb de kamer hierover voor
de zomer van 2025 informeren in de voortgangsbrief over het plan van
aanpak Stop Femicide.
Bron: Kamerstukken II, 2024–2025, 31 839, nr. 1026.
Vraag (495):
Wat is de stand van de uitvoering van de motie-Temmink/Mutluer over een
nader onderzoek naar het functioneren van het familie- en jeugdrecht
(Kamerstuk 28345, nr. 273)?
Antwoord:
De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft in dat
kader recent het advies ‘Kind-onveiligheid in complexe (ex-)
partnerrelaties’ uitgebracht. Het Verwey-Jonker Instituut (VJI) voert
aanvullend onderzoek uit. Zoals ook op 7 oktober 2024 aan uw Kamer
gemeld, zullen de uitkomsten van het onderzoek van VJI worden afgewacht.
SJenV zal in afstemming met SRb de kamer voor de zomer van 2025 hierover
informeren in de voortgangsbrief over het plan van aanpak Stop
Femicide[1].
[1] Kamerstukken II, 2024–2025, 31 839, nr. 1026.
Vraag (496):
Wat zijn de resultaten betreffende de motie-Van Nispen c.s. die de
regering verzoekt met spoed in overleg te treden met de
Kansspelautoriteit en te bezien wat ervoor nodig is, ook qua
bevoegdheden en middelen, om effectiever en steviger op te treden tegen
deze gokbedrijven (Kamerstuk 36410-VI, nr. 63) waarvan een reactie in Q3
was verwacht?
Antwoord:
Een van de thema’s van de evaluatie van de Wet kansspelen op afstand is
de effectiviteit van toezicht en handhaving. De uitkomsten van het
overleg met de Kansspelautoriteit en mogelijkheden voor effectiever
toezicht en handhaving worden meegenomen in de aangekondigde brief over
kansspelen op afstand van de staatssecretaris Rechtsbescherming die eind
december 2024 aan uw Kamer wordt gestuurd.
Vraag (497):
Zijn er momenteel plannen om de Huizen van het Recht uit te breiden ten
gevolge van het Huis van het Recht Heerlen en de evaluatie?
Antwoord:
Het beleid is niet gericht op specifieke uitbreiding van het Huis van
het Recht. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 463, moedigt het
kabinet lokale of regionale initiatieven waar die ontstaan aan en wordt
bezien of en op welke wijze die vanuit het Rijk gefaciliteerd kunnen
worden.
Vraag (498):
Welke concrete vervolgstappen ten aanzien van uitvoering motie-Diederik
van Dijk c.s. (Kamerstuk 30950, nr. 399) zijn voorzien?
Antwoord:
Het mogelijk maken van het bezoek door inburgeraars aan een locatie,
zoals het Nationaal Holocaustmuseum, is conform de motie van Dijk
meegenomen in het Nationaal Plan Versterking Holocausteducatie (NPVHE).
Dit plan is in juni 2024 aan de Kamer aangeboden.[1]
In afstemming met het ministerie van OCW en het ministerie van VWS wordt
een verkenning uitgezet naar de financiële, inhoudelijke en
organisatorische gevolgen van een dergelijk bezoek bij de ontvangende
instellingen. De verkenning wordt in het voorjaar van 2025 opgeleverd.
Op basis van de uitkomsten worden de vervolgstappen bepaald.
[1] Kamerstukken II, 2023-2024, 36 272, nr. 17.
Vraag (499):
Op welke manier worden burgemeesters op dit moment geïnformeerd over de
terugkeer van een veroordeelde in de gemeente, die een straf heeft
uitgezeten voor terrorisme of stalking?
Antwoord:
Sinds 2009 is de Bestuurlijke informatievoorziening justitiabelen
(BIJ-regeling) van kracht, op basis waarvan gemeenten worden
geïnformeerd als een (ex-)gedetineerde die is veroordeeld voor een
ernstig geweld- of zedendelict terugkeert naar de gemeente. Dit gebeurt
niet alleen bij einde detentie, maar ook bij vrijheden.
In 2022 is naar aanleiding van de motie Knops (nr. 872) een onderzoek
gestart door een werkgroep van VNG, DJI, Justid naar de mogelijkheden
van uitbreiding van het bereik van de BIJ-regeling met de delicten
brandstichting, terrorisme en stalking. In de 6e voortgangsbrief
Rechtdoen, kansen bieden worden de uitkomsten van dit onderzoek gemeld.
Op grond van dit onderzoek wordt geadviseerd het bereik van de
BIJ-regeling alleen uit te breiden met het delict brandstichting (de
artikelen 157, 158 en 159 Wetboek van Strafrecht). Het delen van
gegevens met gemeenten rondom de delicten terrorisme en stalking is al
goed georganiseerd en het toevoegen van deze delicten heeft volgens de
werkgroep geen meerwaarde.
De gegevensdeling richting de burgemeester (of diens gemandateerde) over
terugkerende (ex-) gedetineerden die zijn veroordeeld voor terrorisme,
loopt via het Multidisciplinair Afstemmingsoverleg Resocialisatie (MAR).
Dit overleg tussen DJI, gemeenten en reclassering is opgezet met het
doel om justitiabelen met een terroristische of extremistische
achtergrond veilig terug te laten keren in de maatschappij. De gedeelde
gegevens hebben betrekking op risico’s, hulpvragen en responsiviteit. De
gegevensuitwisseling gebeurt via een beveiligde postbus en rechtstreeks
overleg. Ook kunnen dergelijke casussen geagendeerd worden in een Zorg-
en Veiligheidshuis, waar verschillende partners aanschuiven voor
overleg.
De aanpak en bestrijding van stalking valt onder de bredere aanpak van
huiselijk geweld. De gegevensdeling verloopt via een lijn van
samenwerkende partijen gemeenten, Politie, reclassering, OM en
zorgpartijen. Deze partijen richten zich met de gegevensdeling op de
combinatie van veiligheid, resocialisatie en re-integratie.
Vraag (500):
Wanneer bent u voornemens de Kamer nader te informeren over het gesprek
dat u op 26 februari had met de commissie Veiligheid en Bestuur van de
VNG over de neutraliteit van het BOA-uniform?
Antwoord:
De afgelopen periode is gewerkt aan de uitwerking van de verschillende
mogelijkheden voor het vastleggen van de neutrale uitstraling van
buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s). De uitkomst daarvan zal zo
spoedig mogelijk per brief aan uw Kamer worden toegezonden, zoals eerder
ook is aangegeven in onder andere het regeerprogramma, de toezegging aan
het Kamerlid Michon-Derkzen tijdens het Commissiedebat Politie van 21
december 2023 en de beantwoording van de Kamervragen van de leden
Eerdmans,[1] Lahlah en Chakor [2].
[1] Kamerstukken II 2023/24, nr. 2024Z12236
[2] Kamerstukken II 2023/24, nr. 1372
Vraag (501):
Hoeveel middelen zijn er nodig om een 24/7-chatfunctie te beleggen bij
Veilig Thuis of een andere organisatie die gespecialiseerd is in
huiselijk geweld?
Antwoord:
Hierop kan op dit moment geen antwoord worden gegeven. Tijdens het
commissiedebat Zeden en (on)veiligheid van vrouwen op 16 oktober jl.
heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid uw Kamer gemeld dat
Veilig Thuis in de portefeuille van de staatssecretaris Langdurige en
Maatschappelijke Zorg valt. De staatssecretaris van Justitie en
Veiligheid heeft tijdens het voornoemde debat ook toegezegd om
nog voor de begrotingsbehandeling Justitie en Veiligheid een brief naar
uw Kamer te sturen, waarin onder meer een toelichting wordt gegeven op
de verkenning naar de opzet van een centraal ‘meldpunt femicide’. Deze
brief ontvangt de Kamer spoedig. Ook in het Tweeminutendebat Zeden en
(on)veiligheid van vrouwen op 23 oktober jl. is een ‘24/7 hulplijn’ waar
rode vlaggen voor femicide worden opgepakt, aan de orde gekomen. Over de
nadere verkenning naar een ‘24/7 hulplijn’ bij Veilig Thuis of
een andere organisatie wordt uw Kamer in februari 2025
geïnformeerd.
Vraag (502):
Hoeveel geld is de afgelopen vijf jaar door de gehele Rijksoverheid
uitgegeven aan de Landsadvocaat? En uitgesplitst per ministerie?
Antwoord:
In de tabel treft u het overzicht van de kosten van de landsadvocaat van
2019 tot en met 2023 zoals de minister van Justitie en Veiligheid recent
per brief aan uw Kamer heeft medegedeeld.
Ministerie en daaronder ressorterende organisaties | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 |
---|---|---|---|---|---|
Ministerie van Algemene Zaken | € 100.000 | € 0 | € 83.230 | € 200.000 | € 89.000 |
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | € 3.000.000 | € 2.900.000 | € 2.960.890 | € 3.327.000 | € 3.344.000 |
Ministerie van Buitenlandse Zaken | € 200.000 | € 400.000 | € 431.130 | € 501.000 | € 455.000 |
Ministerie van Defensie | € 4.200.000 | € 4.000.000 | € 3.652.669 | € 3.769.000 | € 4.767.000 |
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | € 5.600.000 | € 6.800.000 | € 7.028.908 | € 7.278.000 | € 9.100.000 |
Ministerie van Financiën | € 2.700.000 | € 2.400.000 | € 2.682.277 | € 2.717.000 | € 2.242.000 |
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | € 4.400.000 | € 3.700.000 | € 3.719.579 | € 2.910.000 | € 3.428.000 |
Ministerie van Justitie en Veiligheid | € 7.000.000 | € 8.200.00 | € 7.814.027 | € 7.070.000 | € 7.759.000 |
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | € 500.000 | € 900.000 | € 784.100 | € 1.633.000 | € 1.541.000 |
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | € 700.000 | € 600.000 | € 309.404 | € 530.000 | € 929.000 |
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | € 200.000 | € 300.000 | € 289.634 | € 695.000 | € 910.000 |
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | € 1.800.000 | € 2.700.000 | € 4.332.491 | € 4.284.000 | € 3.699.000 |
Totaal | € 30.400.000 | € 32.900.000 | € 34.088.327 | € 34.914.000 | € 38.263.000 |
Voor de jaren 2019 en 2020 zijn de bedragen afgerond. Tweede Kamer, vergaderjaar 2021–2022, Aanhangsel nummer 1061; Eerste Kamer, vergaderjaar 2022–2023, 35 925 VI, AB; 36 200 VI, Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, nummer 134; Tweede Kamer, vergaderjaar 2024–2025, 6600-VI-11.
Vraag (503):
Wat was het uurtarief van de Landsadvocaat?
Antwoord:
Rijksbreed worden standaarduurtarieven gehanteerd voor de werkzaamheden
van de Landsadvocaat. In 2024 was het laagste tarief voor
advocaat-stagiairs (tarief II) 190 euro per uur en het hoogste uurtarief
443 euro per uur (partners), exclusief btw. Conform het landscontract
worden deze tarieven verhoogd met 4,9% kantoorkosten en met
verschotten.
Vraag (504):
Kunt u aangeven hoeveel subsidie er naar welke organisaties gaat ten
behoeve van subsidies integriteit en kansspelen?
Antwoord:
Onder de subsidies van Integriteit en kansspelen vallen ook de subsidies
van filantropie. Op het terrein van filantropie worden subsidies
verleend aan organisaties die een bijdrage leveren aan de borging en de
versterking van filantropie. Hiertoe wordt met name subsidie verleend
aan het CBF – toezichthouder op goeddoen (0,5 miljoen euro), de
Maatschappelijke Alliantie (0,2 miljoen euro) en aan de Vrije
Universiteit Amsterdam in het kader van het onderzoek ‘Geven in
Nederland’ (0,2 miljoen euro). Daarnaast wordt op het terrein van
kansspelbeleid ook subsidie verleend aan het Trimbos instituut in het
kader van verslavingspreventie (0,1 miljoen euro).
Vraag (505):
De subsidie voor het CCV is opgedeeld in twee delen. Kunt u aangeven
waarom dit is en waarvoor iedere subsidie ie bedoeld?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 22.
Vraag (506):
Kunt u uitleggen en onderbouwen waarom het CCV op de eerstgenoemde
subsidie meer dan gemiddeld gekort wordt, namelijk voor 2025 ten
opzichte van 2024 met 15,9%?
Antwoord:
De korting op de basissubsidie CCV bedraagt in 2025 4%. Deze korting is
conform de percentages uit het hoofdlijnenakkoord. Voor een goed oordeel
moeten beide reeksen bij elkaar worden opgeteld. In het lopende jaar
wordt het bedrag van 33.3 namelijk overgeheveld naar 33.2. Beide reeksen
vormen gezamenlijk de basissubsidie CCV waarmee activiteiten op het
terrein van criminaliteitspreventie worden gefinancierd.
De dalende reeksen zijn te verklaren door de generieke taakstelling op
subsidies die het kabinet heeft afgesproken. Deze taakstelling is reeds
ingeboekt op de subsidiebudgetten op de JenV-begroting. JenV is in het
kader van een zorgvuldig proces, voornemens om te kijken of de
consequenties voor de subsidiepartners gemitigeerd kunnen worden indien
dit leidt tot onoverkomenlijkheden in de maatschappelijke opdracht. Bij
Voorjaarsnota 2025 wordt nader bekeken of een herschikking van de
subsidietaakstelling binnen de JenV-begroting voor 2025 nodig is. Dit
geeft tijd om, samen met de partners, zorgvuldig te bezien wat de
gevolgen van een korting van de subsidies zijn.
Vraag (507):
Kunt u uitleggen hoe de bezuinigingen op het CCV zich verhouden tot
eerder uitgesproken beleidsintenties en het hoofdlijnenakkoord over
nationale veiligheid?
Antwoord:
Zie hiervoor de beantwoording van vraag 21.
Vraag (508):
Kunt u toelichten waarom het CCV twee keer wordt genoemd in tabel 117?
Welk subsidiebedrag is juist?
Antwoord:
Zie hiervoor het antwoord op vraag 22.
Vraag (509):
Kunt u uitleggen waarom de subsidie van sommige organisaties meer gekort
wordt dan andere? Hoe zijn deze afwegingen gemaakt?
Antwoord:
De dalende reeksen bij de subsidies zijn te verklaren door de generieke
taakstelling op subsidies die het kabinet heeft afgesproken. Deze
taakstelling is reeds ingeboekt op de subsidiebudgetten op de
JenV-begroting. JenV is in het kader van een zorgvuldig proces,
voornemens om te kijken of de consequenties voor de subsidiepartners
gemitigeerd kunnen worden indien dit leidt tot onoverkomenlijkheden in
de maatschappelijke opdracht. Bij Voorjaarsnota 2025 wordt nader bekeken
of een herschikking van de subsidietaakstelling binnen de JenV-begroting
voor 2025 nodig is. Dit geeft tijd om, samen met de partners, zorgvuldig
te bezien wat de gevolgen van een korting van de subsidies zijn.
Vraag (510):
De subsidie voor het CCV is opgedeeld in twee delen. Kunt u aangeven
waarom dit is en waarvoor de verschillende subsidies zijn bedoeld?
Antwoord:
Zie hiervoor het antwoord op vraag 22.
Vraag (511):
Waarom wordt het CCV op hun subsidie meer dan gemiddeld gekort met
15,9%?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 506.
Vraag (512):
Wat valt er onder de overige subsidieposten zoals opgenomen in tabel 117
Subsidies?
Antwoord:
Wat betreft de overige subsidies op artikel 31, gaat het om incidentele
subsidies aan verschillende organisaties, zoals Stichting Laureus
Foundation. Er wordt jaarlijks gekeken of de subsidie die wordt
verstrekt nog wel voldoet aan de eisen die hiervoor door de Minister
zijn gesteld.
De ‘overige subsidies toegang rechtsbestel/rechtspleging’ op artikel 32
betreffen verzamelbudgetten met als grondslag de begroting die op
jaarbasis aan diverse projectsubsidies worden besteed. Subsidies
betreffen voor een groot deel toezicht en handhaving in de
buitengebieden (groene buitengewone opsporingsambtenaar) en de
versterking van de weerbaarheid van degenen die actief zijn in de
juridische beroepen, inclusief het toezicht daarop.
Het gaat bij de ‘overige subsidies opsporing en vervolging’ op artikel
33 om een verzamelbudget met als grondslag de begroting, dat op
jaarbasis aan diverse projectsubsidies wordt besteed. Dit zijn onder
andere subsidies aan Stichting Defence for Children International
Nederland, de aanpak online content, programma samen tegen mensenhandel
VNG, antisemitisme etc.
De ‘overige subsidies veiligheid en bestuur’ op artikel 33 betreft een
verzamelbudget, met als grondslag de begroting, dat op jaarbasis aan
diverse projectsubsidies wordt besteed zoals aan de Stichting Hulp en
Opvang Prostitutie en Mensenhandel tegen uitbuiting van sekswerkers en
bescherming van slachtoffers van mensenhandel, Stichting Centrum voor
Criminaliteitspreventie en Veiligheid ter voorkoming van wapengebruik
onder jongeren, en aan de KNVB voor bestrijding van racisme in het
voetbal.
Vraag (513):
Kan onder de overige subsidieposten zoals opgenomen in tabel 117
Subsidies ook vallen het tot stand brengen van een meldpunt?
Antwoord:
Er zijn in het verleden meldpunten tot stand gebracht met subsidie uit
de overige subsidiepost. Het tot stand brengen van een meldpunt kan dus
ook onder overige subsidieposten vallen.
Vraag (514):
Hoeveel extra geld wordt er in 2025 uitgetrokken voor de
zijinstroomregeling voor jeugdbeschermers? Hoeveel extra geld wordt
daarvoor uitgetrokken in de jaren 2026 tot en met 2029?
Antwoord:
In 2025 is 5 miljoen euro uitgetrokken voor de zij-instroomregeling voor
jeugdbeschermers. Deze regeling stopt na 2025 en er zijn vanaf 2026 geen
middelen voor dit specifieke doel meer beschikbaar.
Vraag (515):
Hoeveel extra zij instromers zijn er in de jeugdbescherming komen werken
in 2022, 2023 en 2024?
Antwoord:
Op peildatum 1 juli 2024 waren er, sinds de start van de regeling in
2023, 162 zij-instromers gestart bij de gecertificeerde instellingen. In
de subsidieperiode 2023 t/m 2025 kunnen in totaal 300 zij-instromers
starten bij de gecertificeerde instellingen.
Vraag (516):
Hoeveel extra geld wordt er in 2025 uitgetrokken voor de
workloadverlaging voor jeugdbeschermers? Hoeveel extra geld wordt
daarvoor uitgetrokken in de jaren 2026 tot en met 2029?
Antwoord:
Vanaf 2025 wordt door het Rijk structureel 30 miljoen euro uitgetrokken
voor de workloadverlaging van de jeugdbeschermers. Deze middelen zijn
bij 1e suppletoire begroting 2024 toegevoegd aan de algemene uitkering
van het gemeentefonds. Conform de bestuurlijke afspraken van oktober
2023 zetten gemeenten vanaf 2025 eveneens 30 miljoen euro extra in voor
de workloadverlaging.
Vraag (517):
Wat is de gemiddelde caseload voor jeugdbeschermers? Kunt u uiteenzetten
hoe deze gemiddelde caseload zich de afgelopen vijf jaar heeft
ontwikkeld?
Antwoord:
De gemiddelde werklast is in de periode 1 december 2022 tot 1 april 2024
afgenomen van gemiddeld 17,1 kinderen per jeugdbeschermer naar gemiddeld
14,2 kinderen per jeugdbeschermer; een daling van -17%. Ter uitvoering
van de motie-Hijink wordt per 1 december 2022 de gemiddelde workload bij
de gecertificeerde instellingen gemonitord. Zie de tabel hieronder voor
de ontwikkeling van de gemiddelde werklast sinds 1 december 2022.
In de brief die de staatssecretaris Rechtsbescherming uw Kamer ten
behoeve van het Commissiedebat jeugdbescherming van 5 december 2024 zal
toezenden, wordt u geïnformeerd over de actuele stand per 1 oktober
2024. De verwachting is dat de workload - conform de bestuurlijke
afspraken die we met de VNG gemaakt hebben - verder zal zijn
gedaald.
1 dec. 2022 | 1 mei 2023 | 1 okt. 2023 | 1 april 2024 | |
---|---|---|---|---|
Gemiddelde workload per fte | 17,1 | 16,3 | 15,3 | 14,2 |
Vraag (518):
Hoeveel is er in de jaren 2023 en 2024 uitgegeven aan het verlagen van
de workload/caseload van jeugdbeschermers? Hoeveel van dat geld is
uitgegeven?
Antwoord:
Het Rijk heeft via een subsidie aan de Gecertificeerde Instellingen in
2022 10 miljoen euro, in 2023 10 miljoen euro en vanaf 2024 via een
storting in het gemeentefonds structureel 30 miljoen euro ingezet om de
werklast te verminderen. Gemeenten hebben aanvullend in 2023 10 miljoen
euro, in 2024 25 miljoen euro ingezet en zetten vanaf 2025 30 miljoen
euro in voor de verlaging van de workload. Daarmee komt vanaf 2025 in
totaal 60 miljoen euro beschikbaar voor de verlaging van de workload.
Deze 60 miljoen euro is nodig om de nieuwe hogere tarieven te kunnen
dekken en daarmee de gemiddelde workload te verlagen.
Op dit moment heeft het ministerie van JenV nog niet kunnen vaststellen
of alle subsidieverleningen aan de Gecertificeerde Instellingen over
2022 en 2023 volledig tot uitputting zijn gekomen. Aan drie
Gecertificeerde Instellingen is verlenging van de subsidieperiode
verleend omdat zij nog niet volledige in staat waren om de verleende
subsidies daadwerkelijk uit te geven. De verwachting is deze middelen
alsnog in 2024 tot besteding leiden.
Vraag (519):
Hoe lang wacht een jeugdige gemiddeld op een jeugdbeschermer? Kunt u
deze wachttijd voor de afgelopen vijf jaar in een overzicht
uiteenzetten?
Antwoord:
De wachtlijst is gedaald van 2.072 kinderen op 1 december 2022 naar
1.343 kinderen per 1 april 2024. De gemiddelde duur van de wachtlijst
was 41 dagen op 1 december 2022 en gemiddeld 34 dagen op 1 april 2024.
Zie de tabel hieronder voor de ontwikkeling van het aantal kinderen op
de wachtlijst in deze periode.
In het kader van de motie-Hijink worden per 1 december 2022 de
wachtlijst en de wachttijd gemonitord. Het aantal kinderen die
langer dan 5 dagen moeten wachten op een vaste jeugdbeschermer betreft
zowel de kinderen die wachten bij de start van een maatregel op een
vaste jeugdbeschermer (wachtlijst bij de start) als kinderen die al
begeleid worden door een jeugdbeschermer maar door ziekteverzuim en
personeelsverloop nog geen nieuwe vaste jeugdbeschermer hebben gekregen
(interne wachtlijst). Bij kinderen op de interne wachtlijst is in de
regel de begeleiding al gestart en ontvangen ze veelal al een vorm van
jeugdhulp.
In de brief ten behoeve van het commissiedebat jeugdbescherming van 5
december 2024 zal de staatssecretaris Rechtsbescherming uw Kamer
informeren over de actuele stand van de wachtlijst per 1 oktober
2024.
Wachtlijst | 1 dec. 2022 | 1 mei 2023 | 1 okt. 2023 | 1 april 2024 |
---|---|---|---|---|
Aantal kinderen | 2.072 | 1.617 | 1.498 | 1.343 |
Gemiddelde duur (dagen) | 41 | 22 | 19 | 34 |
Vraag (520):
Bent u nog steeds voornemens om het "Empirisch vervolgonderzoek naar hoe
diversiteit en inclusie binnen de politie in de praktijk wordt
vormgegeven" te starten in 2025?
Antwoord:
Het WODC is een onderzoek gestart dat wordt uitgevoerd door de Erasmus
Universiteit Rotterdam naar effectieve interventies bij het bevorderen
van Diversiteit en Inclusie bij de politie: een vergelijkend onderzoek.
Dit betreft zowel een literatuurstudie als een gedeelte in de praktijk.
Het onderzoeksrapport wordt begin 2025 verwacht.
Vraag (521):
Hoeveel kosten verwacht u te maken met het "Empirisch vervolgonderzoek
naar hoe diversiteit en inclusie binnen de politie in de praktijk wordt
vormgegeven"?
Antwoord:
De (geraamde) kosten van het genoemde WODC-onderzoek zijn begroot op
112.507,32 euro, inclusief btw.
Vraag (522):
Hoeveel geld is vrijgemaakt voor het aanpakken van kinderpornografisch
materiaal bij de Autoriteiten online Terroristisch en
Kinderpornografisch Materiaal (ATKM)?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 386.
Vraag (523):
Wanneer komt het onderzoek naar de monitoring van de effecten van de
wetgeving Seksuele Misdrijven naar de Tweede Kamer?
Antwoord:
De Wet seksuele misdrijven wordt op verschillende momenten geëvalueerd.
In opdracht van het WODC is DSP-groep (een bureau voor beleidsonderzoek)
in het najaar van 2023 een onderzoek gestart om tot een plan van aanpak
te komen voor de evaluatie van de Wet seksuele misdrijven.
Er is een nulmeting voorbereid ten behoeve van de evaluatie van de wet
die binnen vijf jaar na inwerkingtreding van de wet wordt gedaan. Het
rapport van de nulmeting wordt naar verwachting dit najaar opgeleverd.
De Kamer zal daarna daarover worden geïnformeerd. De procesevaluatie
wordt ongeveer twee à drie jaar na de inwerkingtreding van de wet
verricht. Bij de procesevaluatie gaat het om vragen over de
implementatie en uitvoering en de eerste ervaringen uit de praktijk. De
Kamer zal, zodra dat mogelijk is, over de uitkomsten van de
procesevaluatie worden geïnformeerd.
Vraag (524):
Weet u wanneer het onderzoek zal starten met als doel te komen tot een
plan van aanpak t.b.v. de monitoring van de effecten van deze
wetgeving?
Antwoord:
In opdracht van het WODC is DSP-groep (een bureau voor beleidsonderzoek)
in het najaar van 2023 een onderzoek gestart om tot een plan van aanpak
te komen voor de evaluatie van de Wet seksuele misdrijven.
Vraag (525):
Kunt u met betrekking tot het genoemde onderzoek een tijdpad delen met
de Kamer?
Antwoord:
In opdracht van het WODC is DSP-groep (een bureau voor beleidsonderzoek)
in het najaar van 2023 een onderzoek gestart om tot een plan van aanpak
te komen voor de evaluatie van de Wet seksuele misdrijven. Er is een
nulmeting voorbereid ten behoeve van de evaluatie van de wet die binnen
vijf jaar na inwerkingtreding van de wet wordt gedaan. Het rapport van
de nulmeting wordt naar verwachting dit najaar opgeleverd. De Kamer zal
te zijner tijd worden geïnformeerd. De procesevaluatie wordt ongeveer
twee à drie jaar na de inwerkingtreding van de wet verricht. Bij de
procesevaluatie gaat het om vragen over de implementatie en uitvoering
en de eerste ervaringen uit de praktijk.
Vraag (526):
Weet u wie bovengenoemd onderzoek gaat uitvoeren?
Antwoord:
Het onderzoek met als doel te komen tot een plan van aanpak ten behoeve
van de monitoring van de effecten van de Wet seksuele misdrijven wordt
uitgevoerd door DSP-groep (een bureau voor beleidsonderzoek).
Vraag (527):
Worden in dit onderzoek ook ervaringen van kinderen meegenomen?
Antwoord:
DSP-groep (een bureau voor beleidsonderzoek) heeft ervoor gekozen voor
het onderzoek geen kinderen te interviewen. Omdat DSP-groep voor de
dataverzameling ook gebruik maakt van data uit de Veiligheidsmonitor,
Slachtoffermonitor en de Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel
Grensoverschrijdend gedrag, worden de ervaringen van kinderen wel via
die weg meegenomen.
Vraag (528):
De nulmeting van professionals die werken met slachtoffers van
mensenhandel geeft een beeld van hun kennis over (signalen van)
mensenhandel en de mogelijke follow-up van die signalen. Weet u wanneer
deze nulmeting zal starten?
Antwoord:
De nulmeting zal in het laatste kwartaal van 2024 starten.
Vraag (529):
Kunt u een tijdpad delen met de Kamer over deze nulmeting?
Antwoord:
De verwachting is dat de resultaten uit de nulmeting in het voorjaar van
2025 gereed zullen zijn.
Vraag (530):
Weet u wie deze nulmeting zal gaan uitvoeren?
Antwoord:
De opdracht om de nulmeting uit te voeren, is door het
Coördinatiecentrum tegen Mensenhandel (CoMensha), actiehouder van de
betreffende actie uit het Actieplan programma Samen tegen mensenhandel,
uitbesteed aan de Significant Groep.
Vraag (531):
Weet u of in deze nulmeting ook de ervaringen van kinderen meegenomen
worden?
Antwoord:
De nulmeting wordt verricht onder professionals die werken met een
aantal risicocategorieën slachtoffers van mensenhandel en die signalen
van mensenhandel kunnen opvangen en actie kunnen ondernemen. Daarbij
gaat het onder meer om professionals die schoolmaatschappelijk werk
verrichten en ook professionals die in sociale wijkteams werken. Beide
groepen werken met kinderen. Daarmee worden de ervaringen van kinderen
via de professionals meegenomen. De nulmeting geeft een beeld van de
huidige staat van de kennis van professionals over (signalen van)
mensenhandel en de mogelijke follow-up van die signalen.
Vraag (532):
Weet u wanneer het onderzoek zal starten met als doel te komen tot een
plan van aanpak t.b.v. de monitoring van de effecten van de wet Seksuele
Misdrijven?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 524.
Vraag (533):
Kunt u het tijdspad met de Kamer delen met betrekking tot het onderzoek
naar een plan van aanpak t.b.v. de monitoring van de effecten van de wet
Seksuele Misdrijven?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 525.
Vraag (534):
Weet u wie het onderzoek naar een plan van aanpak t.b.v. de monitoring
van de effecten van de wet Seksuele Misdrijven zal gaan uitvoeren?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 526.
Vraag (535):
Worden in dit onderzoek naar een plan van aanpak t.b.v. de monitoring
van de effecten van de wet Seksuele Misdrijven ook ervaringen van
kinderen meegenomen?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 527.
Vraag (536):
Kunt u een tijdspad delen met de Kamer van het evaluatieproces van de
financiële regeling DUUP (Decentralisatie uitkering uitstapprogramma’s
prostituees)?
Antwoord:
De evaluatie van de DUUP door het WODC middels het onderzoek ‘Zicht op
(hulp bij) stoppen met sekswerk’ gaat in december 2024 van start. Doel
van de evaluatie is zicht te krijgen op het proces van stoppen met
sekswerk en de geboden ondersteuning daarbij. Hierbij wordt gekeken naar
zowel ondersteuning vanuit de DUUP als andere vormen van ondersteuning,
bijvoorbeeld via reguliere kanalen zoals schuldhulpverlening. In het
onderzoek komt ook aan bod of de beschikbare financiële middelen en de
wijze van financiering bijdragen aan het stopproces en resultaat. Het
onderzoek zal naar verwachting in de zomer van 2025 worden
afgerond.
Vraag (537):
Kunt u een tijdspad van het onderzoek "zicht op (hulp b?) stoppen met
sekswerk" met de Kamer delen?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 536.
Vraag (538):
Kunt u aangeven (in cijfers) hoe het aantal zedenzaken zich verhoudt tot
de op 1 juli in werking getreden Wet seksuele misdrijven?
Antwoord:
Nee, dat is niet mogelijk. Er is op dit moment (nog) geen cijfermatige
informatie beschikbaar om de eerste effecten van de Wet seksuele
misdrijven te beoordelen.
Vraag (539):
Wat bedoeld u met de ICT-component bij "behandeling en implementatie wet
seksuele misdrijven (inclusief ICT-component)"?
Antwoord:
Hiermee worden de aanpassingen bedoeld die taakorganisaties die de Wet
seksuele misdrijven uitvoeren – zoals de politie, het Openbaar
Ministerie of Justid – in hun informatiesystemen hebben moeten doen om
de Wet seksuele misdrijven goed te kunnen uitvoeren, bijvoorbeeld om
nieuwe delicten goed in deze systemen te kunnen registreren. Deze
aanpassingen zijn binnen de verschillende taakorganisaties gedaan als
onderdeel van de implementatie van deze wet.
Vraag (540):
Kan een overzicht worden gegeven van de verdeling van de middelen voor
Preventie met gezag per gemeente en per andere organisatie die geld
heeft ontvangen vanuit het programma vanaf de start van het programma en
de komende jaren?
Antwoord:
Sinds 2022 zijn er structureel middelen gereserveerd voor het programma
Preventie met Gezag. Deze middelen zijn vanaf 2022 toegekend aan
gemeenten, justitiële partners en andere organisaties. In de tabel
worden de structureel beschikbare middelen weergegeven.
Voor Preventie met Gezag ontvangen 27 gemeenten structureel middelen
voor de lokale aanpak. De structurele middelen zijn in eerste instantie
voor vier jaar toegekend. Vanaf 2026 worden deze op basis van de
monitoring en evaluatie gecontinueerd. In de tabel zijn de betreffende
gemeenten opgenomen, inclusief het toegekende bedrag per gemeente.
In 2024 zijn er 20 gemeenten bij gekomen die incidentele ondersteuning
ontvangen voor de komende drie jaar. In tabel zijn de gemeenten
opgenomen.
Ook de justitiepartners, het OM, de Rvdr, de RvdK, de politie, de
(jeugd)reclassering, de Zorg en Veiligheidshuizen en DJI ontvangen voor
de bijdragen aan de structurele aanpak middelen vanuit Preventie met
Gezag. In de tabel wordt het bedrag per partner weergegeven.
De structurele middelen voor de jeugdreclassering en Zorg en
Veiligheidshuizen worden toegekend aan gemeenten, omdat JenV hier geen
subsidierelatie mee heeft.
Tabel 1 Verdeling structurele en incidentele middelen PmG
Tabel 1 – Overzicht van gereserveerde middelen voor het programma Preventie met Gezag in miljoen euro
Tabel 2 Toegekende bedragen per gemeente met structurele middelen
Tabel 2 – Overzicht van toegekende bedragen voor gemeenten in miljoen
euro.
Deze bedragen zijn exclusief loon- en prijsbijstelling 2024.
Tabel 3 Toegekende incidentele middelen per gemeente
Tabel 3 - Overzicht van incidenteel toegekende en gereserveerde bedragen voor gemeenten in miljoen euro. De bedragen vanaf 2025 zijn indicatief en gaan uit van een maximumbedrag per gemeente. De definitieve bedragen zijn afhankelijk van de ingediende plannen.
Tabel 4 Structurele en incidentele middelen per justitiepartner
Tabel 4 - Overzicht van toegekende en gereserveerde bedragen voor justitiële partners in miljoen euro.
Vraag (541):
Hoeveel boetes en waarschuwingen heeft de Kansspelautoriteit tot nu toe
in 2024 opgelegd en hoeveel boetes en waarschuwingen verwacht de
kansspelautoriteit in 2025 op te leggen, en hoeveel daarvan betrof
(legale dan wel illegale) aanbieders van online kansspelen?
Antwoord:
De Kansspelautoriteit (Ksa) heeft in de periode januari tot en met
oktober 2024 22 boetes, lasten onder dwangsom of bindende aanwijzingen
opgelegd, zoals weergegeven in het overzicht (zie bijlage). Het betrof 8
aanbieders van vergunde online kansspelen en 13 illegale, niet-vergunde,
aanbieders van online kansspelen. Waarschuwingen worden niet als zodanig
geregistreerd en ook niet altijd gepubliceerd. Waarschuwingen worden
vooral ingezet in het toezicht als eerste stap op de interventieladder
om een aanbieder ertoe te bewegen de overtreding te stoppen.
Het is niet mogelijk om een inschatting te geven hoeveel boetes, lasten
onder dwangsom, bindende aanwijzingen en waarschuwingen de
Kansspelautoriteit in 2025 op zal leggen, omdat per overtreding wordt
bezien welke interventiemaatregel passend is. Ook kan van het aantal te
verwachten overtredingen geen inschatting worden gedaan.
DATUM | AANBIEDER | AARD | REDEN |
---|---|---|---|
02.01.2024 | Hillside New Media Malta plc | boete | legaal online (reclame) |
29.02.2024 | Gammix Ltd | LOD | illegaal online |
10.04.2024 | Schinveld BV | boete | illegaal offline (automaten) |
11.04.2024 | Casbit Group NV | LOD | illegaal online |
08.05.2024 | Sarah Eternal Srl | LOD | illegaal online |
04.06.2024 | LCB Corp | LOD | illegaal online (bevorderen) |
11.06.2024 | Blue High House SA | LOD | illegaal online |
11.06.2024 | L.C.S. Ltd | boete | illegaal online |
08.07.2024 | Bingoal Nederland BV | boete | legaal online (reclame) |
08.07.2024 | Fairload Ltd | boete | illegaal online |
09.07.2024 | Dordtse Queens | LOD | illegaal offline (bingo) |
09.07.2024 | Betent BV | boete | legaal online (Wwft) |
09.07.2024 | Vriendenloterij NV | LOD | illegaal online* |
09.07.2024 | Nationale Postcodeloterij NV | LOD | illegaal online* |
09.07.2024 | Porbe investments Ltd | boete | illegaal online |
11.07.2024 | Holland Casino NV | bind. aanwijzing | legaal online (CDB) |
12.07.2024 | JOI Gaming Ltd | LOD | legaal online (reclame) |
29.07.2024 | Holland Casino NV | bind. aanwijzing | legaal offline (Wwft) |
23.09.2024 | Luxurybingods | LOD | illegaal offline (bingo) |
17.10.2024 | BlockDance BV | LOD | illegaal online |
22.10.2024 | Winbet NV | LOD | illegaal online |
24.10.2024 | NetX Betting | boete | illegaal online |
* legale aanbieders die kansspelen aanboden die buiten hun vergunning vielen
NB Dit is openbare informatie afkomstige van de website van de Ksa. Het is mogelijk dat (a) recente sancties nog niet zijn opgenomen in verband met lopende procedures, en (b) sommige sancties nog veranderen als gevolg van nog lopende procedures.