[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2025

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Nummer: 2024D43733, datum: 2024-11-13, bijgewerkt: 2024-11-13 14:25, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36600 VI-29 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2025.

Onderdeel van zaak 2024Z12751:

Onderdeel van zaak 2024Z18304:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Antwoorden op de feitelijke vragen bij de begroting Justitie en Veiligheid (VI) 2025.


Vraag (1):
Welk bedrag wordt de komende jaren voorzien als af te pakken geld van criminelen? Welke extra maatregelen gaat u concreet inzetten om aankomend jaar deze doelstelling wél te halen?

Antwoord:
In de begroting van Justitie en Veiligheid worden voor de incasso meerjarige ramingen opgenomen. De ramingen weerspiegelen verwachte opbrengsten voor de staatskas, wetende dat deze per jaar sterk kunnen verschillen. De raming voor de jaren 2025 tot en met 2029 betreft 384 miljoen euro. De ramingen zijn geen doelstellingen.

Het OM stuurt niet op incasso, maar op het leggen van zo veel mogelijk kwalitatief beslag. De beslagdoelstellingen zijn opgenomen in de Veiligheidsagenda. De beslagdoelstelling voor 2023 van 281,6 miljoen euro is met 129% ruimschoots behaald (bron: OM Jaaroverzicht Criminele Geldstromen 2023).

Het doel van het aanpakken van criminele geldstromen is het verdienmodel te verstoren en het criminele netwerk kapot te maken. Dat heeft de meeste impact op een criminele organisatie. Afpakken is daarin een middel om dit doel te bereiken. De inzichten uit onder andere ontsleutelde cryptocommunicatie laten zien dat afpakken van crimineel geld niet eenvoudig is, omdat veel geld naar het buitenland verdwijnt of omdat geld buiten het reguliere financiële stelsel om ‘ondergronds’ gaat (ondergronds bankieren). Om het geld te kunnen ontnemen dat door criminelen in derde landen wordt geïnvesteerd en witgewassen, wordt de samenwerking met deze landen versterkt (o.a. Marokko, Turkije en de Verenigde Arabische Emiraten). Zo worden overeenkomsten gesloten, wordt ingezet op nauwe operationele samenwerking en Nederlandse attachés met financiële expertise.

Tegelijkertijd blijft het belangrijk om geld dat wel in Nederland blijft, op te sporen en af te pakken. Daarom wordt onder andere het wettelijk instrumentarium uitgebreid (Non-Confiction Based Confiscation, spoedbevriezing door FIU-NL), worden twee regionale combiteams opgezet (in Amsterdam-Amstelland en Midden-Nederland) en wordt gewerkt aan systemen om meer en beter zicht te hebben en houden op crimineel vermogen (o.a. vermogensdossier en continue vermogensmonitor). De ambities en doelstellingen van het OM en de opsporingsdiensten in de aanpak van criminele geldstromen, waaronder afpakken van crimineel vermogen, zijn opgenomen het Strategisch programma criminele geldstromen 2024-2028.

Vraag (2):
Waarom wordt het budget voor de lokale aanpak van radicalisering, extremisme en terrorisme in 2026 incidenteel verlaagd met 0.6 miljoen euro?

Antwoord:
In de budgettaire bijlage van het hoofdlijnenakkoord, gesloten door PVV, VVD, NSC en BBB, is afgesproken de specifieke uitkeringen over te hevelen naar het Gemeente- of Provinciefonds én een budgetkorting van 10% toe te passen vanaf 2026. De finale besluitvorming over de uitkeringen en budgetkorting vindt plaats in het voorjaar van 2025. De Versterkingsgelden voor de lokale aanpak worden uitgegeven via een specifieke uitkering. Daarmee valt dit budget onder de budgetkorting en wordt deze mogelijk gekort met 10%.
 
Vraag (3):
Hoe bent u voornemens de aanpak antisemitisme vorm te geven en in hoeverre gaat u de motie-Eerdmans c.s. over een landelijke dag tegen antisemitisme hierbij betrekken (Kamerstuk 30950, nr. 377)?

Antwoord:
Voorafgaand aan de begrotingsbehandeling wordt de kabinetsstrategie Antisemitismebestrijding 2024-2030 naar uw Kamer gestuurd. Hierin wordt de aanpak van antisemitisme in de komende jaren vormgegeven. Daarin is ook de motie-Eerdmans betrokken.

Vraag (4):
Waarom komt in deze begroting niets terug over de versterkte aanpak van demonstraties?

Antwoord:
In het regeerprogramma is aangekondigd dat het kabinet een scherper onderscheid wil maken tussen (vreedzaam) demonstreren en orde verstorende acties. De uitwerking hiervan en de daarmee samenhangende kosten zijn in belangrijke mate afhankelijk van het eveneens in het regeerprogramma genoemde WODC-onderzoek dat door de ministeries van JenV en BZK wordt gefinancierd. De oplevering hiervan wordt in de zomer van 2025 verwacht.

Om te zorgen dat de politie slagvaardig kan optreden tegen openbare ordeverstoringen stelt het kabinet, zoals aangegeven in het regeerprogramma, wel al met ingang van 2025 structureel middelen beschikbaar ten behoeve van de paraatheid van de mobiele eenheden en het uitbreiden van de bevoegdheden van de politie om informatie te vergaren over (potentieel) grootschalige openbare ordeverstoringen. MJenV zal u voor de begrotingsbehandeling een brief sturen waarin ingegaan wordt op de intensiveringen bij politie.

Vraag (5):
Hoe bent u voornemens de motie-Eerdmans c.s. om het luchtalarm te laten bestaan, uit te voeren (Kamerstuk 21501-20, nr. 2040)?

Antwoord:
Mede naar aanleiding van de motie van lid Eerdmans [1] zijn twee onderzoeken uitgezet. In nauwe samenwerking met het ministerie van Defensie wordt onderzocht wat een scenario van hybride oorlogsvoering voor alertering in Nederland betekent en of een NL-Alert in dat geval volstaat. Daarnaast wordt onderzocht wat er nodig is op zogenaamde hoog risicolocaties waarvan bekend is dat er extra aandacht nodig is. Deze onderzoeken worden dit najaar afgerond. Mede op basis van deze bevinden uit deze onderzoeken zal uw Kamer worden geïnformeerd over de wijze waarop uitvoering zal worden gegeven aan de motie-Eerdmans.

[1] Kamerstukken II, 21501-20, nr. 2040.
 
Vraag (6):
Kan een cijfermatig meerjarig overzicht gegeven worden van de gerealiseerde en verwachte onderuitputting op de Hermansgelden?

Antwoord:
Met de motie Hermans is 200 miljoen euro structureel vrijgemaakt voor veiligheid. Dit is onder andere bestemd voor de versterking in de wijken (114,5 miljoen euro), versterking opsporing/ Landelijke Eenheid (27 miljoen euro), versterking boa’s (25 miljoen euro), verbeteren bescherming en informatievoorziening slachtoffers (6 miljoen euro) en de versterking van de aanpak van seksuele misdrijven (27,5 miljoen euro). Deze middelen zijn verdeeld over de Politie, het Openbaar Ministerie (OM) en de bijzondere opsporingsambtenaren (boa’s).

De Politie heeft deze middelen in 2022 en 2023 ingezet voor de aanpak discriminatie/LHBTI-geweld, agenten in de wijk, boa's, goed werkgeverschap, IV-ondersteuning, versterking opsporing/Landelijke eenheid, Politieonderwijs, voortgaande vernieuwing basisvoorzieningen, zedenteams en zedenwetgeving. Van de bijdragen aan de politie zijn er diverse bestedingsdoelen bekostigd. Deze bekostiging is voor een deel middels toevoeging aan de algemene bijdrage (lumpsum) gegaan en voor het overige deel via bijzondere bijdragen. Waar het gaat om een toevoeging aan de algemene bijdrage wordt de exacte uitputting niet bijgehouden en lopen de middelen mee in het exploitatieresultaat van de organisatie. De bijzondere bijdragen kennen specifieke bestedingsvoorwaarden en worden op de balans van de politie separaat bijgehouden. De realisatie van de bijzondere bijdragen wordt ook in de exploitatie verwerkt en in de jaarrekening gepresenteerd.

Uit de jaarrekeningen van de Politie is op te maken dat, op het totaalbudget van circa 152 miljoen euro in 2022 en 159 miljoen euro in 2023, het saldo eind 2022 circa 40 miljoen euro en eind 2023 circa 80 miljoen euro bedroeg. De bijdragen waarop middelen overbleven waren met name de budgetten voor versterking in de opsporing/Landelijke Eenheid (40,4 miljoen euro), voortgaande vernieuwing basisvoorzieningen (38,4 miljoen euro) en zedenwetgeving (1,7 miljoen euro).

Voor de overige onderdelen, waaronder wet Straffen en Beschermen en de Zedenwet, was er geen sprake van significante onderuitputting.

Vraag (7):
Wat zijn de kosten betreffende de maatregelen, uitgewerkt per maatregel, in het stelsel voor schadevergoedingen aan de hand van de bevindingen van de commissie-Donner?

Antwoord:
De voorstellen van de commissie Donner zijn samen met de ketenpartners nader uitgewerkt in het Programma Stelsel Compensatie voor Slachtoffers (SCS). Wanneer integraal uitvoering zou worden gegeven aan de voorstellen zoals uitgewerkt in het programma SCS, komen de globaal geschatte kosten uit op ongeveer 70 mln euro structureel per jaar. Een nadere toelichting treft u in bijlage 2 van het advies van de Stuurgroep SCS, verzonden bij de beleidsreactie op het rapport van de commissie Donner (bron: Kamerstukken II 2022-2023 33 552 nr. 111).  Voor dit bedrag is geen dekking.

In de tabel zijn per maatregel de geschatte kosten weergegeven. Aan een aantal maatregelen wordt (soms beperkt of anders) uitvoering gegeven, zoals in het Regeerprogramma en de beleidsreactie op het rapport Donner is vermeld. 

Maatregelen Kosten
Algemene voorzieningen
Verbeteren informatieverstrekking over toegang tot algemene voorzieningen* 500.000 euro incidenteel, 200.000 euro structureel
Stimuleren lotgenotencontact* 45.000 euro incidenteel, 250.000 euro structureel
Schadefonds geweldsmisdrijven
Online seksueel geweld / Wsm* 300.000 incidenteel
Structureel psychisch geweld* 14 mln euro structureel
Pilot slachtoffers in het buitenland 860.000 euro incidenteel
Verhogen bedragen naar max € 50.000 11 mln euro structureel
Bijzondere categorie zeer hoge letselschade 11 mln euro structureel
Gevolgen voorstellen SGM voor kosteloze rechtsbijstand 2,5 mln euro structureel
Strafproces
Rechtsbijstand slachtoffers van internationale misdrijven* 0
Standaardisering/normering* 365.000 euro incidenteel, 1,1 mln euro structureel
Aparte schadevergoedingskamer (excl. apparaatskosten) 30 mln euro structureel
Inning CJIB kosten van rechtsbijstand* 340.000 euro structureel
Pilot conservatoir beslag* 112.000 euro incidenteel
Voorschotregeling
Uitbreiding ongemaximeerde voorschotregeling* 160.000 euro incidenteel

* Deze voorstellen worden uitgevoerd of nader uitgewerkt.

Vraag (8):
Hoeveel zaken zijn door de verzekeraars zelf ingestelde bindende Kamer Langlopende Zaken behandeld sinds 2020?

Antwoord:
De Kamer voor Langlopende Letselschadezaken is een initiatief van de Letselschade Raad (https://deletselschaderaad.nl/de-kamer-llz/). Daarin zijn verzekeraars en belangenbehartigers vertegenwoordigd. Sinds de start in 2020 (initieel in de vorm van een pilot) zijn er 40 zaken aangebracht en behandeld door de Kamer. Hierbij is het belangrijk om op te merken dat de aansprakelijke verzekeraar en de letselschadeadvocaat dan wel de belangenbehartiger zich alleen na wederzijdse instemming kunnen melden voor geschilbeslechting door de Kamer.

Vraag (9):
Hoeveel zaken worden geseponeerd vanwege de reden dat er sprake is van een capaciteitstekort waardoor de zaak moet worden geseponeerd?

Antwoord:
Zaken die worden geseponeerd als gevolg van capaciteitstekorten bij een of meerdere instanties binnen de strafrechtketen worden niet als zodanig geregistreerd.

Vraag (10):
Klopt het dat bij zaken met de Sepot code 02, waarin een zaak wordt geseponeerd door gebrek aan bewijs, dit ook prioritair te wijten valt aan een capaciteitstekort?

Antwoord:
De Aanwijzing sepot en gebruik sepotgronden (2022A004) van het College van procureurs-generaal geeft regels voor de wijze waarop sepotgronden gehanteerd en geregistreerd worden. Bij het seponeren van een strafzaak wordt onderscheid gemaakt tussen technische sepots en beleidssepots. Indien op grond van het onderzoek geconcludeerd moet worden dat niet vervolgd kan worden of een veroordeling niet haalbaar is, dan wordt geseponeerd met een ‘technisch sepot’. De sepotcode 02 wordt toegepast als sprake is van het onvoldoende wettig en overtuigend bewijs en is een technisch sepot. Dat er sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs kan verschillende oorzaken hebben.

Vraag (11):
Wat is het totaal aan maatregelen dat wordt genomen betreffende de aanpak van witteboordencriminaliteit met hieraan gekoppeld de kosten?

Antwoord:
Witteboordencriminaliteit betreft een verzamelbegrip voor veel verschillende criminaliteitsfenomenen zoals fraude, belastingontduiking, misbruik van rechtspersonen, witwassen en corruptie, waarbij criminelen dit als een verdienmodel gebruiken om hun zaken via legale constructies en dienstverleners te laten lopen. Het intensiveren van de aanpak van corruptie en het intensiveren van de anti-witwasaanpak zijn als speerpunten in het regeerprogramma opgenomen. In het kader van deze fenomeenaanpak is ook aandacht voor het voorkomen en bestrijden van crimineel handelen van witteboordencriminelen. Het is niet mogelijk om de maatregelen uit te splitsen en daar exacte kosten aan te koppelen.

Vraag (12):
Is er, of wordt er, gesproken over de rol van het Openbaar Ministerie (OM) in de Wet verplichte ggz (Wvggz) en het eventueel onderbrengen van de taak van het OM bij een andere partij?

Antwoord:
Ja, hierover hebben gesprekken plaatsgevonden tussen het OM en het ministerie van Justitie en Veiligheid. Het OM vindt dat de rol van de officier van justitie in de Wet verplichte ggz (Wvggz) te weinig aansluit bij haar reguliere taak in de opsporing en vervolging van strafbare feiten. Ook vindt het OM dat het niet de toegevoegde waarde aan procedures op grond van de Wvggz heeft, die door de wetgever was beoogd. Deze gesprekken hebben niet geleid tot een voornemen om deze taak over te dragen. Het OM verricht taken op het gebied van de verplichte zorg sinds de Krankzinnigenwet 1884. De rol van ‘centrale verzoeker’ in de procedure rondom de verplichte zorg verrichtte het OM ook bij de voorloper van de Wvggz, de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (de Wet Bopz) en de voorgangers daarvan. Bij de totstandkoming van de Wet verplichte ggz zijn verschillende alternatieven overwogen voor het OM, zoals een regionale commissie. Deze alternatieven zijn niet toereikend mede vanwege het rapport van de Onderzoekscommissie strafrechtelijke beslissingen Openbaar Ministerie (commissie Hoekstra) naar aanleiding van de zaak Bart van U. en kritiek uit de Tweede Kamer. Ook is er nog geen alternatieve partij voor het OM geïdentificeerd. Als toch een andere partij gevonden zou worden, dan zou een stelselwijziging van de Wvggz op dit punt kostbaar en bewerkelijk zijn. 

Vraag (13):
Hoeveel capaciteit (in fte) zou er bij het OM vrijkomen als de rol van het OM bij de Wvggz wordt onderlegd bij een andere partij?

Antwoord:
Het OM heeft desgevraagd aangegeven dat er per arrondissementsparket circa twee officieren van justitie zijn belast met de verplichte zorg taken, landelijk dus zo’n 18 fte. Daarnaast vergt de Wet verplichte ggz landelijk gezien inzet van 30-40 andere juristen (parketsecretarissen) en van aparte administratieve teams.

Er komt geen capaciteit vrij als de rol van het OM zou worden overgedragen aan een andere partij. De taakoverdracht zou immers gepaard gaan met een budgetoverdracht vanuit het OM naar die partij waarbij het aannemelijk is dat het tenminste vergelijkbare inzet en kosten mee gemoeid zijn.

Vraag (14):
Hoe wilt u het aantal dwangsommen verminderen en welke concrete stappen worden genomen om de efficiëntie van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) te verhogen, zodat zowel de financiële last als de druk op het asielproces afneemt?

Antwoord:
Deze vraag ziet op de begroting van Asiel en Migratie en zal daarom niet beantwoord worden door het Ministerie van Justitie en Veiligheid. 

Vraag (15):
Kunt u aangegeven in hoeverre de uitvoeringsorganisaties IND, Nederlands Forensisch Instituut (NFI), Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), OM en Justis moeten bezuinigen? Hoe worden de taakstellingen op vitale uitvoerende diensten gerechtvaardigd?

Antwoord:
Er is nog niets besloten over de invulling van de taakstelling van 22% op het apparaat. Naar verwachting wordt hierover voor Voorjaarsnota besloten. Na de besluitvorming kan berekend worden wat het effect is van de taakstelling op de verschillende JenV-organisaties en -onderdelen. Dan kan ook bekeken worden in hoeverre de uitvoeringsorganisaties NFI, DJI, OM en Justis worden geraakt. De IND is met ingang van 2025 onderdeel van de begroting van het ministerie van Asiel en Migratie. De Kamer zal hier via de eerste suppletoire begroting van 2025 over worden geïnformeerd.
 
Vraag (16):
Wat is het risico dat deze taakstellingen de operationele effectiviteit ondermijnen en leiden tot verdere vertragingen, capaciteitsproblemen en inefficiënties binnen het justitiële systeem?

Antwoord:
Zie hiervoor het antwoord op vraag 15.

Vraag (17):
Wat zijn de concrete gevolgen van het toenemende aantal antisemitische incidenten voor de hulpverlening van Stichting Joods Maatschappelijk Werk (JMW) en in hoeverre wordt JMW geraakt door het toenemende antisemitisme in het organiseren van haar hulpverlenende activiteiten?

Antwoord:
Het Joods Maatschappelijk Werk (JMW) geeft hulp, advies, ondersteuning en informatie aan de Joodse gemeenschap in Nederland en is ook een ontmoetingsplek voor personen met een Joodse identiteit. Vanuit het ministerie van VWS ontvangt JMW een instellingssubsidie voor de ondersteuning van eerste en tweede generatie oorlogsgetroffenen. Het gevolgen van het toegenomen antisemitisme is dat er meer hulpvragen bij JMW zijn binnengekomen. Daarnaast is de behandeling van hulpvragen intensiever geworden.

Vraag (18):
Wat is de stand van zaken ten aanzien van de opvolging van de motie-Diederik van Dijk c.s. (Kamerstuk 36196, nr. 10) over het zwaarder laten meewegen van antisemitisme als weigerings- of intrekkingsgrond in de inburgeringsprocedure?

Antwoord:
De verkenning is inmiddels afgerond. U wordt hierover voor het kerstreces geïnformeerd via een brief aan de Kamer.
 
Vraag (19):
Kunt u aangeven waarop er bezuinigd wordt op het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV)?

Antwoord:
De dalende reeks is te verklaren door de generieke taakstelling op subsidies die het Kabinet heeft afgesproken. Deze taakstelling is reeds ingeboekt op de subsidiebudgetten op de JenV-begroting. JenV is in het kader van een zorgvuldig proces, voornemens om te kijken of de consequenties voor de subsidiepartners gemitigeerd kunnen worden indien dit leidt tot onoverkomenlijkheden in de maatschappelijke opdracht. Bij Voorjaarsnota 2025 wordt nader bekeken of een herschikking van de subsidietaakstelling binnen de JenV-begroting voor 2025 nodig is. Dit geeft tijd om, samen met de partners, zorgvuldig te bezien wat de gevolgen van een korting van de subsidies zijn. 

Vraag (20):
Klopt het dat criminaliteitspreventie hoge kosten kan besparen aan de opsporingskant? Zo ja, waarom wordt er dan toch voor gekozen om te bezuinigen op het CCV?

Antwoord:
Criminaliteitspreventie is gericht op het voorkomen van criminaliteit. Als dat slaagt, vraagt dat ook minder opsporingscapaciteit. Dit onderstreept het belang van preventie. Juist het tijdig interveniëren sorteert een groter maatschappelijk effect, zowel voor het voorkomen van slachtoffers als daders, en dus het voorkomen van strafbare feiten. Het CCV levert een bijdrage aan deze preventieve aanpak. Tegelijkertijd is er altijd meer criminaliteit dan de opsporing aankan. Daarom moeten er bij de opsporing en vervolging voortdurend keuzes worden gemaakt. Verder zijn aan het treffen van preventiemaatregelen ook kosten verbonden.

De dalende reeks voor het CCV is te verklaren door de generieke taakstelling op subsidies die het Kabinet heeft afgesproken. Deze taakstelling is reeds ingeboekt op de subsidiebudgetten op de JenV-begroting. JenV is in het kader van een zorgvuldig proces, voornemens om te kijken of de consequenties voor de subsidiepartners gemitigeerd kunnen worden indien dit leidt tot onoverkomenlijkheden in de maatschappelijke opdracht. Bij Voorjaarsnota 2025 wordt nader bekeken of een herschikking van de subsidietaakstelling binnen de JenV-begroting voor 2025 nodig is. Dit geeft tijd om, samen met de partners, zorgvuldig te bezien wat de gevolgen van een korting van de subsidies zijn. 

Vraag (21):
Kunt u uitleggen hoe de bezuinigingen op het CCV zich verhouden tot eerder uitgesproken beleidsintenties en het hoofdlijnenakkoord waarin expliciet wordt aangeven dat nationale veiligheid een speerpunt is en preventie en repressie twee kanten van dezelfde medaille vormen voor effectief veiligheidsbeleid?

Antwoord:
De dalende reeks voor het CCV is te verklaren door de generieke taakstelling op subsidies die het Kabinet heeft afgesproken. Deze taakstelling is reeds ingeboekt op de subsidiebudgetten op de JenV-begroting. JenV is in het kader van een zorgvuldig proces, voornemens om te kijken of de consequenties voor de subsidiepartners gemitigeerd kunnen worden indien dit leidt tot onoverkomenlijkheden in de maatschappelijke opdracht. Bij Voorjaarsnota 2025 wordt nader bekeken of een herschikking van de subsidietaakstelling binnen de JenV-begroting voor 2025 nodig is. Dit geeft tijd om, samen met de partners, zorgvuldig te bezien wat de gevolgen van een korting van de subsidies zijn. 

Zoals in het regeerprogramma aangegeven zijn preventie én repressie nodig om effectief beleid op de aanpak van criminaliteit te kunnen voeren. Preventie zonder repressie is tandeloos en repressie zonder preventie is eindeloos. Het CCV helpt bij het realiseren van de diverse beleidsdoelstellingen op het gebied van criminaliteitspreventie. Zij bieden hierin vooral ondersteuning aan gemeenten. Deze inzet wordt gecontinueerd waarbij focus wordt aangebracht in de aanpak, expertise wordt ingezet waar dat het meest nodig is en met oog voor effectiviteit van deze inzet.

Vraag (22):
Kunt u uitleggen waarom de subsidie voor het CCV is opgedeeld in delen en waarvoor elke subsidie bedoeld is?

Antwoord:
Dat heeft te maken met de verschillende doelstellingen van het beleid van JenV. De eerste reeks (33.2) is gericht op veiligheid en lokaal bestuur en de tweede reeks (33.3) omvat opsporings- en vervolgingsbeleid. Gezamenlijk vormen deze twee reeksen de basissubsidie voor het CCV.

Vraag (23):
Kunt u toelichten welke definitie (duur van de straf) zij hanteert voor kortgestraften?

Antwoord:
De term kortgestraften wordt doorgaans gebruikt voor gedetineerden met een gevangenisstraf van maximaal drie maanden. 

Vraag (24):
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel procent van de gevangenen een straf uitzitten korter dan vier, zes, acht en twaalf weken?

Antwoord:
Voor wat betreft veroordeelde gedetineerden die in 2023 zijn uitgestroomd vanuit het gevangeniswezen is de tabel in de bijlage opgesteld. Let wel: genoemde percentages voor straffen tot en met 12 weken zijn cumulatief.

Klassen Totaal
tot 4 weken 42,8%
tot 6 weken 55,1%
tot 8 weken 59,9%
tot 12 weken 69,3%
meer dan 12 weken 30,6%
Onbekend 0,1%
Totaal 100,0%

Vraag (25):
Kunt u inzichtelijk maken op welke manier u de 266,8 miljoen euro die onverdeeld is wil gebruiken?

Antwoord:
De middelen zijn voor het grootste deel nieuwe middelen die grotendeels bij Nota van Wijziging en uiterlijk bij Voorjaarsnota 2025 naar het juiste beleidsartikel of (indien van toepassing) een ander begrotingshoofdstuk worden overgeheveld. Het betreft 200 miljoen euro voor Nationale veiligheid, 15 miljoen euro voor de taaleis bij naturalisatie en 25 miljoen euro voor versterking van de rechtsstaat. Voorts zijn er middelen gereserveerd die afgeboekt moeten worden ter compensatie voor een eerdere te lage indexatie van de boetes. Tot slot zijn er middelen gereserveerd voor keteneffecten van de intensivering bij politie die door een eerder kabinet beschikbaar is gesteld (Hermansmiddelen).

Vraag (26):
Kunt u inzichtelijk maken waar de in totaal € 300 miljoen euro die structureel extra geïnvesteerd wordt in politie, justitie en veiligheidsdiensten precies terecht komt?

Antwoord:
Het budget van 300 miljoen euro voor het versterken van de nationale veiligheid is verdeeld over de Nationale Politie, DJI en de AIVD en MIVD. Voor de verdeling van de middelen wordt verwezen naar de Nota van Wijziging bij de JenV-begroting 2025 die voorafgaand aan de begrotingsbehandeling naar uw Kamer wordt gestuurd.

Vraag (27):
Kunt u uitleggen welke meetbare doelen zij met de structurele investeringen (€ 300 miljoen) beoogt te bereiken?

Antwoord:
De investeringen worden gedaan om de operationele slagkracht te versterken van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, de politie en DJI met als doel onze nationale veiligheid beter te beschermen. De investeringen zijn beoordeeld op doelmatigheid en doeltreffendheid. Of de beoogde doelen worden bereikt wordt gemonitord en geëvalueerd.

Vraag (28):
Kunt u uitleggen waarom de politie nog steeds verplicht is om bij kleine vergrijpen (voorbeeld: winkeldiefstal tot bepaalde waarde van gestolen goed) de verdachte mee te nemen naar het politiebureau om vervolgens een proces-verbaal op te maken, etc., terwijl dit juist veel politiecapaciteit kost en het totaal niet in verhouding staat tot het vergrijp en de politie bovendien sinds enige tijd beschikking heeft over de app MEOS (Mobiel Effectiever Op Straat) met als doel zoveel mogelijk op straat af te handelen en daarmee kostbare politiecapaciteit straat te behouden?

Antwoord:
Veel kleine vergrijpen kan de politie effectief op straat afhandelen. Zo kan in bepaalde gevallen ter plaatse een proces-verbaal worden opgemaakt en een strafbeschikking worden aangekondigd door gebruikmaking van Mobiel Effectiever Op Straat  (MEOS). In deze gevallen is het niet nodig dat de verdachte wordt aangehouden en meegenomen naar het politiebureau. Bij een winkeldiefstal van een goed met geringe waarde kan een politiereprimande worden gegeven, al dan niet in combinatie met een winkelverbod van een winkelier. Ook dan is het niet nodig dat de verdachte wordt aangehouden en meegenomen naar het politiebureau.

Als een politiereprimande geen passende reactie is, bijvoorbeeld vanwege de hoogte van het gestolen bedrag of vanwege recidive, en er bestraffend moet worden opgetreden, zal de verdachte wel worden aangehouden. In geval van aanhouding schrijft de wet vervolgens voor dat de verdachte zo spoedig mogelijk over wordt gebracht naar een plaats voor verhoor, waar de verdachte direct wordt voorgeleid aan de officier van justitie of de hulpofficier van justitie.

Vraag (29):
Wat is de uitputting van de extra middelen uit de motie-Hermans (Kamerstuk 35925, nr. 13) ingediend tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen (APB) van september 2021 op het onderdeel zeden? Of kunt u specificeren welk deel van de inzet op zeden in 2025 uit de motie-Hermans komt?

Antwoord:
De motie Hermans voorziet in een structurele investering van 200 miljoen euro in veiligheid. Een deel van deze middelen – in totaal 27,5 miljoen euro – wordt ingezet om de aanpak van seksuele misdrijven en online kinderpornografisch materiaal een impuls te geven. Een groot deel van dit bedrag, namelijk 20 miljoen euro, is vrijgemaakt voor de uitvoering van de Wet seksuele misdrijven en is sinds 2024 structureel beschikbaar gesteld aan de organisaties die, naar verwachting, aanvullende middelen voor de uitvoering van de wet nodig hebben.

Het resterende bedrag, namelijk 7,5 miljoen euro is als volgt verdeeld :

  • 4 miljoen euro wordt besteed aan de versterking van de politiecapaciteit. Deze middelen komen vanaf 2024 geleidelijk beschikbaar (1 miljoen euro in 2024, 2 miljoen euro in 2025 en 4 miljoen euro in 2026). Concreet worden deze middelen ingezet voor de verbetering van de doorlooptijden in zedenzaken en voor de aanpak van kinderpornografie.

  • Aan Offlimits (voortgekomen uit het Expertisecentrum Online Kindermisbruik (EOKM)) wordt structureel 1,5 miljoen euro toegekend sinds 2022. 

  • Voor de versterking van de integrale aanpak van (online) seksuele misdrijven wordt sinds 2022 2 miljoen euro structureel ingezet.

Het beeld nu is dat de middelen ook tot besteding komen voor het doel waarvoor ze zijn vrijgemaakt.
 
Vraag (30):
Wanneer komt de kabinetsreactie op het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC)/pro facto rapport over de fraudehelpdesk uit november 2023 en kan een stand van zaken worden gegeven over het overleg met Fraudehelpdesk?

Antwoord:
Uw Kamer wordt uiterlijk in januari 2025 geïnformeerd over de beleidsreactie op het evaluatieonderzoek naar de Fraudehelpdesk. Tussen de Fraudehelpdesk en het ministerie is periodiek overleg over de activiteiten waarvoor door JenV subsidie is verstrekt en over de wenselijkheid dat de Fraudehelpdesk zich ontwikkelt van melddesk naar helpdesk. De Fraudehelpdesk richt zich op samenwerkingsmogelijkheden met anderen en onderzoekt of deze partijen bereid zijn om bij te dragen voor het gebruik van de expertise en dienstverlening die de Fraudeheldesk hen kan bieden.

Vraag (31):
Wat zijn de resultaten van de taskforce gegevensdeling van het ministerie van JenV tot nu toe? Wat is het programma van deze taskforce in het jaar 2025?

Antwoord:
De taskforce gegevensdeling richt zich op het systemisch aanpakken van gegevensdelingsvraagstukken op gebieden zoals de georganiseerde ondermijnende criminaliteit en jeugdbescherming. De taskforce pakt binnen de ondermijningsaanpak twee onderwerpen met voorrang op: gegevensdeling binnen preventie met gezag (waaronder het delen van informatie tussen het sociaal domein en het veiligheidsdomein) en gegevensdeling binnen de aanpak van drugssmokkel via logistieke knooppunten.

Momenteel wordt er met partners zoals de Douane, Schiphol en gemeenten een analyse uitgevoerd om scherp(er) te krijgen tegen welke obstakels zij aanlopen in het delen van (persoons)gegevens. De probleemanalyse zal de basis vormen voor gerichte oplossingen om de informatiepositie van deze partners te verbeteren in de komende periode. De taskforce is daarbij nadrukkelijk op zoek naar systeeminterventies die bijdragen aan het maatschappelijke doel om de georganiseerde criminaliteit te bestrijden. Over de eerste bevindingen wordt uw Kamer geïnformeerd middels de halfjaarbrief aanpak georganiseerde ondermijnende criminaliteit, die voor het einde van dit jaar wordt verzonden.

Vraag (32):
Wat zijn de concrete resultaten van de taskforce capaciteit en personeel gevangeniswezen sinds november 2023?

Antwoord:
Met detacheringen vanuit andere inrichtingen is capaciteit in de lucht gebracht of gehouden in inrichtingen met een personeelstekort. In november 2023 was het tekort 330 plekken als gevolg van personeelstekort. Dit zijn er nu nog ca 140.

Er worden locaties gezocht voor het weer kunnen oproepen van zelfmelders. Vanaf half december worden kortgestraften zelfmelders (straffen tot twee weken) geplaatst in de penitentiaire inrichting (PI) Veenhuizen en de PI Heerhugowaard. Het gaat om respectievelijk 40 en 16 plaatsen voor deze doelgroep. Parallel verkent DJI nog meer locaties.

Meer gedetineerden plaatsen op Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA). In november 2024 waren er 280 plaatsen, waarvan 90% bezet. Naast dat er in verhouding meer plekken bezet zijn op de BBA zijn er ook meer BBA plaatsen gerealiseerd. Zo kon een afdeling heropend worden doordat er nieuw personeel was geworven.

Capaciteitsverlof met elektronisch toezicht. Vanaf 1 juni tot en met oktober zijn in totaal 64 gedetineerden met deze vorm van verlof naar buiten gegaan.

Invrijheidstellingen op vrijdag bij strafrestant van max 3 dagen. Dit zijn vanaf september 2024 gemiddeld 20 gedetineerden per weekend die gemiddeld twee dagen eerder in vrijheid worden gesteld.

Daar waar dit mogelijk is en verantwoord kan wordt extra MPC geplaatst. Dit levert naar verwachting 20 plaatsen op.

Vraag (33):
Wat zijn de uitvoeringsconsequenties van het aangenomen amendement over het toezicht op de naleving van artikel 27 van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) naar de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) overbrengen (Kamerstuk nr. 36531 nr. 12)?

Antwoord:
Nadat uw Kamer het amendement op 15 oktober jl. heeft aangenomen heeft de minister van Economische Zaken de AP gevraagd naar de consequenties van het amendement voor de AP. Hij is nog in afwachting van een reactie.

Vraag (34):
Welke resultaten heeft het multidisciplinaire team van Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), Justid en de Politie in 2024 behaald om onvindbare veroordeelden die zich aan hun straf onttrekken te vinden en welke extra stappen zet dit team in 2025?

Antwoord:
Het multidisciplinaire team van Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), Justid en de politie heeft het afgelopen jaar hun werkzaamheden voortgezet om informatie te verzamelen over onvindbare veroordeelden om te voorkomen dat veroordeelden zich aan hun straf onttrekken en veroordeelden effectiever kunnen worden opgespoord. De werkwijze van dit team is verankerd als staande praktijk. In 2024 zijn tot nu toe 217 personen met succes opgespoord, opgepakt en in detentie genomen. In 2025 wordt naast de reguliere werkzaamheden ingezet op digitalisering en verdere versterking van de samenwerking in de keten. 

Vraag (35):
Klopt het nog steeds dat in de jaren 2023, 2024, 2025 en 2026 in totaal drie levenslanggestraften in aanmerking komen voor een herbeoordeling, en zo ja, kunt u bij benadering aangeven op welke moment een beslissing voorligt om tot gratiëring over te gaan?

Antwoord:
Ja, dat klopt. Voor de jaren 2023, 2024, 2025 en 2026 komen in totaal drie levenslanggestraften in aanmerking voor een ambtshalve herbeoordeling. Twee ambtshalve herbeoordelingen zullen in 2025 plaatsvinden, de derde in 2026.

Vraag (36):
Bent u bereid om een levenslanggestrafte in het huidige stelsel alleen gratie te verlenen als zowel de rechter als het OM daartoe ondubbelzinnig positief over adviseert, en zo nee, waarom niet?

Antwoord:
Nee. Bij de besluitvorming op het verlenen van gratie worden het OM en de rechter die de levenslange gevangenisstraf heeft opgelegd, gevraagd advies uit te brengen. Het advies van de rechter volgt nadat door het OM advies is uitgebracht. Uit jurisprudentie volgt dat het advies van de rechter zwaar weegt en daarmee leidend is bij de te nemen beslissing. Afwijken van dit advies kan enkel gemotiveerd en als sprake is van bijzondere omstandigheden. Er dient voor te worden gewaakt dat het gratierecht op een dusdanige wijze wordt uitgevoerd dat de onafhankelijkheid van het oordeel van een rechter als basis voor het besluit tot het verlenen van gratie ter discussie komt te staan.

Het kan voorkomen dat er sprake is van contraire advisering, waarbij de rechter positief adviseert over gratieverlening aan een levenslanggestrafte maar het OM (daaraan voorafgaand) negatief heeft geadviseerd. SJenV kan in dat geval het advies van de rechter voorleggen aan het OM. Het OM kan dan bezien of het advies van de rechter reden biedt om het eerder gegeven advies te herzien. Mocht dat niet het geval zijn en er sprake blijven van contraire advisering, dan is het advies van de rechter, zoals reeds aangegeven, leidend.

 Vraag (37):
Kan voor de afgelopen vijf jaren een overzicht worden gegeven wat de totale uitgaven waren voor gesubsidieerde rechtsbijstand en welk percentage daarvan specifiek aan toevoegingen in asielzaken is uitgegeven en kunnen hiervan ook de ramingen voor de komende vijf jaren worden gegeven?

Antwoord:
Zie voor het antwoord op de vraag de tabel. 

Totaal uitgaven rechtsbijstand en percentage uitgaven rechtsbijstand op het rechtsgebied asiel in de periode 2019 tot 2029      
  2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Totaal uitgaven rechtsbijstand (x € 1 miljoen) 418 455 458 569 642 672 659 650 626 623 622
Waarvan percentage uitgaven voor rechtsbijstand op het rechtsgebied asiel* 11% 10% 10% 11% 13% 13% 13% 13% 11% 7% 7%

* De uitgaven voor rechtsbijstand op het rechtsgebied asiel betreffen uitgaven voor asieltoevoegingen en overige uitgaven zoals voor tolk- en vertaalwerkzaamheden.

Vraag (38):
Hoeveel gedetineerden zitten er op dit moment op een Afdeling Intensief Toezicht (AIT) en hoeveel worden de komende vijf jaren verwacht te worden geplaatst op een AIT?

Antwoord:
Op peilmoment 30 oktober 2024 bedroeg de bezetting op de AIT 43 personen. Het is niet mogelijk aan te geven wat de bezetting in de toekomst zal zijn.

Vraag (39):
Kan de laatste stand van zaken worden gegeven met betrekking tot de opvolging van de adviezen van het adviesrapport preventieve detentie van ABDTOPConsult ‘zicht op stoornis en gevaar?’

Antwoord:
In de beleidsreactie op het onderzoek ‘Vergelijkend onderzoek Italiaans 41bis detentieregime’ is ingegaan op de re-integratie van hoogrisicogedetineerden.[1] Daarbij is aangekondigd dat het WODC is verzocht om nader onderzoek te doen naar een veilige terugkeer in de samenleving voor deze doelgroep en daarbij het huidig instrumentarium aan taxatie-instrumenten tijdens detentie en toezicht-mogelijkheden na detentie te onderzoeken. Het WODC heeft de onderzoeksaanvraag in behandeling genomen en het onderzoek is inmiddels gestart. Naar inschatting van het WODC zal dit onderzoek in het vierde kwartaal van 2025 gereed zijn. In dit WODC onderzoek worden ook de adviezen uit het adviesrapport ‘Zicht op stoornis en gevaar’ betrokken.

[1] Bron: Kamerstukken II 2023/24, 24587, nr. 925.

Vraag (40):
Kan worden toegelicht hoe het aantal externe consultants dat betrokken is bij het Duurzaam Digitaal Stelsel in de strafrechtketen wordt afgebouwd?

Antwoord:
De Directie Strafrechtketen (DSK) heeft ten tijde van het Programma Digitalisering Strafrechtketen gebruik gemaakt van externe specialistische expertise die voor digitalisering nodig is. In de huidige samenwerking, het Duurzaam Digitaal Stelsel, is een begin gemaakt met de verambtelijking. Hiervoor is extra formatieruimte gecreëerd bij DSK. De uitdaging is om voor de specialistische functies personeel te werven zodat de externe consultants inderdaad kunnen worden vervangen door in vaste of tijdelijke dienst werkzame ambtenaren.  
 
Vraag (41):
Kan nader worden toegelicht waarom er per begrotingsartikel een alinea is opgenomen welk DG er verantwoordelijk voor is en wat het DG vervolgens doet?

Antwoord:
Overeenkomstig de Rijksbegrotingsvoorschiften wordt per artikel opgenomen waar de minister of de staatssecretaris verantwoordelijk voor is en welke rol de bewindspersoon speelt bij het bereiken van het doel. Een toelichting met betrekking tot de DG is informatief van aard.
 

Vraag (42):
Kan nader worden toegelicht wat er feitelijk bij het OM gebeurt als zou worden besloten dat de middelen voor straf en zorg uit de ombuigingslijst worden omgebogen? Wat zijn hiervan de gevolgen voor het OM?

Antwoord:
Straf met Zorg (SmZ) ondersteunt officieren van justitie en andere medewerkers van het OM bij vraagstukken op het snijvlak van zorg en veiligheid. Daarmee draagt SmZ bij aan de kwaliteit van het werk van het OM. SmZ biedt kaders voor de inzet van het strafrecht bij zaken waar sprake is van zorgproblematiek op een manier die recht doet aan daders, slachtoffers en maatschappij, gebaseerd op strafvorderlijke beginselen.

Onder de paraplu van SmZ valt een aantal samenhangende thema’s zoals jeugd, huiselijk geweld (o.a. femicide), zeden, kindermishandeling, reclassering, forensische zorg, zorg- en veiligheidshuizen en personen met verward gedrag. Bij de meeste van die onderwerpen staan de strafvorderlijke taken van het OM, zoals opsporing en vervolging van strafbare feiten, centraal. Daarnaast heeft het OM de opgave om haar wettelijke taken op grond van de Wet verplichte ggz en de Wet zorg en dwang rechtmatig en correct uit te voeren. Landelijke expertise en aansturing vanuit heldere kaders, en voldoende kennis en kunde bij de regionale parketten, zijn randvoorwaarden om de juiste afweging te maken ten aanzien van straf en zorg. In dit opzicht is SmZ voor het OM een onmisbaar onderdeel geworden van het werk.

Zonder SmZ kan het OM niet effectief opereren op genoemde specialistische terreinen. Schaarse expertise op het gebied van bijvoorbeeld femicide gaat dan verloren. Noodzakelijke focus en eenduidige regie vallen weg. Officieren van justitie en andere medewerkers van het OM zijn daardoor minder in staat om de juiste afweging te maken ten aanzien van straf en zorg.

Vraag (43):
Klopt het dat wanneer gedetineerden die capaciteitsverlof ontvangen met elektronisch toezicht vanwege de personele tekorten bij DJI een uitkering ontvangen, deze door loopt tijdens het capaciteitsverlof terwijl de uitkering wordt gepauzeerd van een gedetineerde die een maand celstraf daadwerkelijk moet uitzitten?

Antwoord:
Nee, gedetineerden hebben geen recht op een uitkering gedurende het capaciteitsverlof. 

Vraag (44):
Klopt het dat de invoering van de maatregel om jongeren van 18 tot 23 jaar vaker te plaatsen in een reguliere penitentiaire inrichting in plaats van een jeugdinrichting (maatregel uit de ombuigingslijst 2024) slechts wijziging van een OM-richtlijn vergt en geen verdere wijziging van wet- en regelgeving? Welke aannames zijn gedaan bij de berekening van 8 miljoen euro besparing van deze maatregel?

Antwoord:
Nee, dit zou een wetswijziging vergen. Als een rechter jeugddetentie of een PIJ-maatregel oplegt, dient de tenuitvoerlegging op grond van de wet namelijk plaats te vinden in een justitiële jeugdinrichting (artikel 8 van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen). Dit voorschrift geldt ook als deze sancties – onder toepassing van het adolescentenstrafrecht (artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht) – zijn opgelegd aan 18- tot 23-jarigen. 

De maatregel uit de ombuigingslijst 2024 betreft slechts een rekenkundige exercitie, waarbij het verschil tussen de kostprijs van een plaats in een penitentiaire inrichting en die van een plaats in een justitiële jeugdinrichting als uitgangspunt wordt genomen.

Voor de goede orde wordt daarbij opgemerkt dat het in de ombuigingslijst genoemde percentage van 26% in 2021 niet wordt herkend. In 2021 is, naar schatting, in 8% van de zaken tegen 18- tot 23-jarigen het adolescentenstrafrecht toegepast,[1] waardoor de geschetste besparing in de praktijk veel lager zou uitvallen.

[1] Tollenaar, N., & Van der Laan, A. M. (2023). Monitor jeugdcriminaliteit 2023.

Vraag (45):
Kunnen de oorzaken van de groei van omzet bij illegale kansspelaanbieders nader worden toegelicht? Worden er gesprekken gevoerd om te komen tot een Europese aanpak van illegale kansspelen?

Antwoord:
Het is niet te zeggen of de omzet van de illegale kansspelmarkt in het afgelopen jaar is gegroeid, gedaald of gelijk gebleven, doordat de omvang van de omzet van de illegale kansspelmarkt een schatting blijft. Het ministerie van Justitie en Veiligheid gaat uit van de monitoringsrapportages van de Kansspelautoriteit (Ksa). Deze geeft in haar “Monitoringsrapportage Online Kansspelen, najaar 2024” aan naar schatting 87 procent van het totale BSR (Brutospelresultaat) in 2024 terechtkomt bij legale aanbieders. De verwachting is dat dit percentage ongeveer gelijk blijft tot 2025. Bij de prognose is geen rekening gehouden met de gevolgen van verhoging van de kansspelbelasting, de effecten van de Beleidsregel verantwoord spelen en de Regeling speellimieten en bewuster speelgedrag. In hoeverre deze omstandigheden van invloed zijn op een (eventuele) toename van het BSR van de illegale markt is niet met voldoende mate van waarschijnlijkheid te zeggen.
De Ksa neemt deel aan het Gaming Regulators European Forum (Gref), een samenwerkingsverband van toezichthouders in een groot aantal landen in Europa op het gebied van kansspelen dat tot doel heeft kennis, ervaring en ideeën op het terrein van kansspelbeleid uit te wisselen en samenwerking op internationaal niveau te bevorderen (https://gref.eu/). Onderdeel daarvan is een handhavingswerkgroep. Deze groep bevordert de uitwisseling van kennis en expertise m.b.t. de aanpak van illegale kansspelen. Het gaat hierbij onder andere om het delen van best practices op het gebied van onderzoekmethoden, -processen en de effectiviteit van interventies. De staatssecretaris Rechtsbescherming zal, om tot een effectievere handhaving op illegaal aanbod van kansspelen te komen, verkennen welke mogelijkheden er op Europees niveau liggen, zowel via Gref als via de Europese Unie.

Vraag (46):
Welk percentage van de uitgaven van de JenV begroting zijn gericht op preventie?

Antwoord:
Het is niet mogelijk om exact te bepalen welk deel van de uitgaven van de JenV-begroting gericht zijn op preventie. Deze kosten zijn namelijk deels expliciet maar nog vaker impliciet onderdeel van de JenV-begroting.
 
Vraag (47):
Welke waarborgen zijn er om te voorkomen dat er onnodig of disproportioneel veel gegevens worden opgeslagen en gedeeld? Wie toetst hierop gezien de politie nog altijd tegen de wet gegevens voor onbepaalde tijd bewaart en het Ministerie van JenV na vijf jaar nog steeds geen wet- en beleidswijziging hiervoor heeft verwezenlijkt?

Antwoord:
De politie verzamelt gegevens bij het uitvoeren van het dagelijkse politiewerk. De Wet politiegegevens bevat bepalingen over de termijn waarbinnen de gegevens verwerkt mogen worden en wanneer zij verwijderd en vernietigd moeten worden. Dit beperkt de omvang van de verzamelde gegevens. In algemene zin geldt dat gegevens verwijderd of vernietigd worden als deze onjuist blijken te zijn en als zij niet langer noodzakelijk zijn voor het doel waarvoor zij worden verwerkt [1]. In 2019 heeft de minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer per brief geïnformeerd dat de korpschef bepaalde gegevens niet definitief zou verwijderen. Dit vanwege de mogelijke relevantie van deze gegevens voor het oplossen van cold cases. De korpschef heeft destijds aangegeven maatregelen te hebben getroffen door deze niet definitief verwijderde gegevens te scheiden van de overige verzamelde gegevens. Daarnaast is een slechts beperkt aantal poortwachters geautoriseerd om toegang te hebben tot deze gegevens. De gegevens worden alleen ter beschikking gesteld voor een hernieuwde verwerking in opdracht van het gezag (zijnde de officier van justitie) en zijn dus niet opgeslagen voor ‘algemeen gebruik’. De Autoriteit Persoonsgegevens houdt toezicht op de verwerking van gegevens door politie. 

Aan de Raad van State is gevraagd om een voorlichting te geven over de juridische mogelijkheden voor het aanpassen van de bewaartermijn van bepaalde politiegegevens, gelet op Europeesrechtelijke en grondwettelijke eisen. Na ontvangst van de voorlichting van de Raad van State zal een besluit worden genomen over het eventueel aanpassen van de wet op dit punt.

[1] Dit staat beschreven in artikel 4 van de Wet politiegegevens.

Vraag (48):
Welke ambtelijke afstemming heeft er plaatsgevonden tussen JenV en VWS met betrekking tot de bezuinigingen op preventie?

Antwoord:
Er heeft geen ambtelijke afstemming plaatsgevonden tussen VWS en JenV over de bezuinigingen op de begrotingen van JenV en VWS. 
 
Vraag (49):
Hoeveel geeft het ministerie van JenV jaarlijks in totaal uit aan de repressieve aanpak van drugscriminaliteit?

Antwoord:
De aanpak van drugscriminaliteit is een prioriteit van dit kabinet en er wordt daarom fors in geïnvesteerd. Het is echter niet mogelijk om de totale kosten van de aanpak van drugscriminaliteit uit de begroting inzichtelijk te maken. Hiervoor zou het noodzakelijk zijn dat in de hele keten de tijd en kosten worden geregistreerd die aan de aanpak van specifieke delicten wordt besteed. Dit is niet het geval.

Vraag (50):
Hoeveel agenten (fte) hebben zich in 2024 beziggehouden met de aanpak van cybercrime? Kunt u hierbij het Team High Tech Crime van de Landelijke Eenheid en overig onderscheiden?

Antwoord:
Op peildatum eind augustus 2024 was de bezetting van het Team High Tech Crime (dat onderdeel is van de Eenheid Landelijke Opsporing en Interventies) in totaal 127 fte. De regionale cybercrimeteams, die in 2016 zijn gestart met gemiddeld 10 fte, zijn vanuit het vorige regeerakkoord en de Miljoenennota 2018 in totaal met 95 fte extra uitgebreid. Een verdere uitbreiding van 50 fte. ging naar o.a. de Landelijke Eenheden voor het verbeteren van de informatiepositie op het gebied van cybercrime.
 
Het team High Tech Crime en de regionale cybercrimeteams werken eenheidoverstijgend samen in de aanpak van cybercriminele fenomenen en dadergroepen. Daarnaast worden reguliere cybercrime-onderzoeken ook uitgevoerd door districtsrecherches en basisteams.
 
In de gehele politieorganisatie waren er op peildatum eind augustus 2024 1.145 fte werkzaam met het werkterrein digitale expertise. Binnen deze categorie vallen politiemensen met het werkterrein digitale expertise die op verschillende plekken in de organisatie zitten, bijvoorbeeld in het landelijk team High Tech Crime of in een regionaal cybercrimeteam. Deze digitaal experts ondersteunen de opsporing breed met hun digitale expertise, dus in alle onderzoeken, niet alleen in de cybercrime onderzoeken.

In de Nota van Wijziging bij de JenV-begroting 2025 die voor de begrotingsbehandeling naar uw Kamer wordt gestuurd, zal de minister van Justitie en Veiligheid ingaan op de investeringen conform het regeerprogramma in de aanpak cybercrime en gedigitaliseerde criminaliteit.

Vraag (51):
Hoeveel vacatures voor wijkagenten zijn er op dit moment?

Antwoord:
Op peildatum eind augustus 2024 waren er 87 vacatures voor wijkagenten, op een totale formatie van 3.612 fte.

Vraag (52):
Hoe groot is op dit moment de voorraad op zitting te plannen strafzaken?

Antwoord:
Voor de eerste aanleg betreft de voorraad op zitting te plannen zaken: zaken die door het OM zijn gedagvaard of waarin sprake is van een verzet tegen een OM strafbeschikking, maar waarvoor nog geen zittingsdatum bekend is. Ook zaken die zijn aangehouden en waarin nog geen nieuwe zittingsdatum bekend is, zitten in deze voorraad. Voor de meervoudige kamer-zaken in deze voorraad betekent de status dagvaarden overigens niet dat de zaak ook gereed is voor een inhoudelijke behandeling op de zitting. Het kan zijn dat een zaak pro forma behandeld moet worden, omdat bijvoorbeeld het opsporingsonderzoek nog niet is afgerond, een NFI rapportage nog niet gereed is of in verband met onderzoekswensen van de verdediging.
Voor de tweede aanleg betreft de voorraad op zitting te plannen zaken: zaken die de status planbaar hebben, maar waarvoor nog geen zittingsdatum bekend is. Ook zaken die zijn aangehouden en waarin nog geen nieuwe zittingsdatum bekend is, zitten in deze voorraad.

Op 1 oktober 2024 was de voorraad op zitting te plannen strafzaken:

  • in de eerste aanleg ongeveer 83.900 zaken (waarvan ongeveer 32.100 misdrijfzaken en ongeveer 51.800 overtredingszaken ).

  • in de tweede aanleg ongeveer 9.900 zaken (waarvan ongeveer 9.100 misdrijfzaken en ongeveer 800 overtredingszaken).

Vraag (53):
Hoeveel strafbeschikkingen zijn er tot op heden in 2024 uitgevaardigd en tegen hoeveel van deze strafbeschikkingen is verzet aangetekend?

Antwoord:
Het Openbaar Ministerie heeft in de periode januari tot en met september 2024 in 20.210 misdrijfzaken een OM-strafbeschikking opgelegd. Eind oktober 2024 is in 2.767 van deze misdrijfzaken verzet aangetekend. Het Openbaar Ministerie heeft in de periode januari tot en met september 2024 in 36.471 overtredingszaken een OM-strafbeschikking opgelegd. Eind oktober 2024 is in 3.836 van deze overtredingszaken verzet aangetekend.
 
Vraag (54):
Hoeveel tijd verstrijkt er gemiddeld tussen het aantekenen van verzet tegen een strafbeschikking en het behandelen van het verzet door de rechter?

Antwoord:
Van de misdrijfzaken zaken die in de periode januari tot en met september 2024 op zitting hebben gestaan als gevolg van verzet tegen een OM-strafbeschikking is de gemiddelde doorlooptijd, gemeten vanaf registratie verzet tot eerste zitting, 212 dagen. Van de overtredingszaken zaken die in de periode januari tot en met september 2024 op zitting hebben gestaan naar aanleiding van verzet tegen een OM-strafbeschikking is de gemiddelde doorlooptijd, gemeten vanaf registratie verzet tot eerste zitting, 254 dagen.
 

Vraag (55):
Hoeveel contrabande is in 2023 en 2024 aangetroffen in penitentiaire inrichtingen?

Antwoord:
In 2023 zijn in totaal 4117 contrabande aangetroffen in PI’s (3229) jeugdinrichtingen (860) en tbs-inrichtingen (28). 

In 2024 (peildatum 31 augustus 2024) zijn in totaal 2223 contrabande aangetroffen in PI’s (2009), jeugdinrichtingen (194) en tbs-inrichtingen (20).

Vraag (56):
Hoeveel strafbeschikkingen zijn in 2024 naar aanleiding van het ingesteld verzet gewijzigd, ingetrokken en/of laten vervallen door het OM?

Antwoord:
Van de in totaal 2.788 misdrijfzaken waarin in de periode januari tot en met september 2024 verzet is geregistreerd, zijn inmiddels 398 zaken geseponeerd. In 95 zaken is er wederom een strafbeschikking, al dan niet aangepast, opgelegd.

Van de in totaal 7.603 overtredingszaken waarin in de periode januari tot en met september 2024 verzet is geregistreerd, zijn inmiddels 1.308 zaken geseponeerd. In 53 zaken is er wederom een strafbeschikking, al dan niet aangepast, opgelegd.

Vraag (57):
Wat kost de heropening van de penitentiaire inrichting Almere?

Antwoord:
De eenmalige kosten van de gebouwelijke heropening van een laag beveiligde PI Almere met de basis op orde bedragen tussen de 15 en 20 miljoen euro. De jaarlijkse kosten zijn afhankelijk van de gebruiksduur. Bij een gebruiksduur van drie jaar zijn de jaarlijkse kosten rond de 7 miljoen euro.
   
De basis op orde betekent dat zaken zoals verwarming, luchtbehandeling, brandmeldinstallatie en elektra zijn opgenomen in de raming. Laag beveiligd houdt in dat de beveiligingsinstallatie niet is opgenomen. De operationele kosten, zoals voor o.a. personeel, ICT en inventaris, zijn niet inbegrepen in deze raming. 

Vraag (58):
Hoeveel drones zijn er gedetecteerd in 2023 en 2024 bij een penitentiaire inrichting?

Antwoord:
Deze cijfers zijn niet beschikbaar. Er wordt nog gewerkt aan betrouwbare verwerking van cijfermatige gegevens hierover. 

Vraag (59):
In hoeveel zaken van de door de strafrechter behandelde verzetschriften tegen een strafbeschikking kwam de rechter in 2024 tot vrijspraak?

Antwoord:
In de periode januari tot en met september 2024 werden door de strafrechter in eerste aanleg 11.270 zaken behandeld als gevolg van verzet tegen een strafbeschikking. In 1.430 van deze zaken kwam de strafrechter tot een vrijspraak.[1]                                                                   

Toelichting:

  • Deze cijfers zijn indicatief. Ze geven een zo goed mogelijk beeld op basis van de informatie die eind oktober 2024 beschikbaar was uit de voor de Rechtspraak beschikbare management informatiesystemen.

  • Het lopende kalenderjaar bevat voorlopige aantallen; mogelijk was de registratie nog niet helemaal bijgewerkt.

  • Het aantal zaken is afgerond op tientallen.

[1] Bron: InfoRM, datum 28-10-2024

Vraag (60):
Hoeveel brieven van en naar de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) zijn geweigerd?

Antwoord:
Er zijn vier brieven van en naar de Extra Beveiligde Inrichting geweigerd.

Vraag (61):
Hoeveel Bijzonder Ondersteuningsteam (BOT)-transporten met de hoogste beveiliging zijn er in 2024 uitgevoerd?

Antwoord:
Dit zijn er tot en met september 245.

Vraag (62):
Welke resultaten zijn tot nu toe in 2024 geboekt met het programma ‘Preventie met gezag’?

Antwoord:
In de rapportage van 2024 die op 25 juni jl. naar uw Kamer is verstuurd, is gerapporteerd over de voortgang van de eerste 15 gemeenten in 2023. Hieruit blijkt dat in elk van deze 15 gemeenten concrete resultaten zijn geboekt op het gebied van onderwijs, werk en inkomen, persoonlijke en psychologische ontwikkeling, het sociale netwerk en criminaliteit en re-integratie.
In de voortgangsrapportage van 2025 zal uw Kamer worden geïnformeerd over de resultaten van 2024 in alle 47 gemeenten die nu deelnemen aan het programma (waarover nader het antwoord op vraag 69.

Er wordt jaarlijks bijgehouden welke maatregelen en gedragsinterventies in samenhang lokaal worden ingezet. Over de voortgang en de resultaten van het programma wordt aan uw Kamer jaarlijks gerapporteerd via de halfjaarrapportage aanpak ondermijnende criminaliteit.

Vraag (63):
Hoeveel kilo cocaïne is tot nu toe in 2024 onderschept in de Nederlandse havens?

Antwoord:
In de eerste helft van 2024 is door de Douane in totaal 17.083 kilo cocaïne onderschept, waarvan 16.050 kilo in de havens.

Vraag (64):
Hoeveel uithalers zijn er tot nu toe in 2024 geregistreerd?

Antwoord:
In 2024 zijn er tot op heden 277 uithalers aangetroffen in Rotterdam. De cijfers van andere Nederlandse havens worden niet los gerapporteerd en soms ook op andere wijzen geregistreerd. De cijfers van Rotterdam geven echter een goed beeld van de situatie in Nederland. Uit een proef die eerder dit jaar is gedaan, blijkt dat het overgrote deel (ongeveer 90%) van de uithalersdelicten plaatsvindt in Rotterdam.

Vraag (65):
Hoe groot is de totale verwachte onderuitputting op de begroting van JenV en hoe groot is de verwachte eindejaarsmarge?

Antwoord:
Op voorhand wordt er geen onderuitputting verwacht voor het jaar 2025. De eindejaarsmarge die wordt toegevoegd aan de begroting van 2025 is gebaseerd op de onderuitputting over 2024 met een maximum van 1% van de departementale begroting.  

Bij de Suppletoire begroting september is er 25 miljoen euro onderuitputting gemeld. Bij de Najaarsnota wordt de Kamer geïnformeerd over het actuele uitvoeringsbeeld. Het is uiteindelijk aan het kabinet om bij Voorjaarsnota te besluiten of de eindejaarsmarge (volledig) wordt uitgekeerd.

Vraag (66):
Wat zijn de actuele kosten van het tenuitvoerleggen van respectievelijk een taakstraf, een gevangenisstraf en elektronische detentie per dag?

Antwoord:
De financiering van de taakstraf geschiedt op basis van afgeronde taakstraffen. Per gerealiseerde werkstraf ontving Reclassering Nederland in 2024 1.192,26 euro en ontvingen het Leger des Heils & Jeugdbescherming en de Stichting Verslavingszorg GGZ 1.216,80 euro. Dit zijn de kostprijzen 2024 na loon- en prijsbijstelling. De kostprijzen voor 2025 zijn nog niet vastgesteld. In het nieuwe kostprijsmodel voor de drie reclasseringsorganisaties, vastgesteld in 2023, is voor werkstraffen voor Reclassering Nederland een andere kostprijs vastgesteld dan voor de andere twee reclasseringsorganisaties, mede vanwege het verschil in werkwijze tussen de organisaties.

De kosten voor de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf in 2024 bedragen 440 euro per dag.[1] Er is momenteel geen sprake van elektronische detentie in de vorm van een door de rechter op te leggen hoofdstraf of als executiemodaliteit. Wel kan elektronische monitoring als controlemiddel worden toegepast in verschillende kaders, bijvoorbeeld als onderdeel van een voorwaardelijke veroordeling of als onderdeel van een schorsing van de voorlopige hechtenis.

Voor elektronische monitoring maken zowel de reclassering als de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) van de Dienst Justitiële Inrichtingen kosten. In 2024 is de kostprijs voor elektronische monitoring door de reclassering na loon- en prijsbijstelling 26,16 euro per dag. De kostprijzen voor 2025 zijn nog niet vastgesteld. De kostprijs voor een enkelband van DV&O is 33 euro per dag in 2024.

[1] Zie blz. 113 van de begroting van Justitie en Veiligheid 2024 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2024-2025, 36600 VI, nr. 2).

Vraag (67):
Kan concreet worden aangegeven waaraan de middelen uit de envelop Nationale Veiligheid worden besteed?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 26.

Vraag (68):
Waar wordt het geld aan besteed dat, vergeleken met 2024, niet meer naar het OM en de Reclassering gaat voor personeel?

Antwoord:
Voor het OM geldt dat het budgettaire kader voor de personele uitgaven in 2024 hoger is dan in 2025, omdat:

  • De compensatie voor het OM voor de cao die onlangs is afgesloten in 2024 hoger is dan in 2025, onder andere vanwege een eenmalige uitkering die in 2024 wordt uitbetaald (effect circa 15 miljoen euro);

  • Er sprake is van een compensatie voor eenmalige hogere IKB-kosten (individueel keuze budget) in 2024 als gevolg van de cao Rechterlijke Macht 2023 (effect van circa 5 miljoen euro).

  • Er voor 2024 gelden beschikbaar zijn gesteld uit de ondermijningsmiddelen voor onder meer forensische opsporing (circa 5 miljoen euro). Op een later moment wordt besloten of deze gelden structureel beschikbaar worden gesteld.

Overige mutaties hebben een saldo-effect van circa 2 miljoen euro.

Bij de reclassering is het budget in 2025 en verder lager dan in 2024 omdat er in 2024 eenmalig een bijdrage is gekomen voor een pilot reclassering in de gevangenis vanuit de middelen voor ondermijning. Over het vervolg is nog geen besluit genomen.

Vraag (69):
Hoe vaak heeft in 2024 een strafrechter als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf een ‘leerstraf’ opgelegd?

Antwoord:
Een leerstraf is een vorm van een taakstraf die aan jeugdigen kan worden opgelegd (artikel 77h, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht). Leerstraffen zijn erkende gedragsinterventies in de vorm van een training. Gelet op het pedagogisch karakter van het jeugdstrafrecht wordt een leerstraf in beginsel in jeugdstrafzaken niet in voorwaardelijke vorm opgelegd, maar als onvoorwaardelijke hoofdstraf. Een leerstraf in de vorm van een taakstraf kan niet aan volwassenen worden opgelegd.

Wel is het mogelijk dat als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf wordt gesteld dat de veroordeelde gedurende de proeftijd moet deelnemen aan een gedragsinterventie. Dit kan bij zowel jeugdigen als volwassenen (artikelen 77z, tweede lid, en 14c, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).

In de periode januari tot en met september 2024 werd door de strafrechter in eerste aanleg in 980 zaken een gedragsinterventie opgelegd als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf. Ook zijn er nog bijzondere voorwaarden opgelegd die zijn geclassificeerd als “overig”.  Mogelijk hebben hier ook nog trainingen of cursussen bijgezeten.[1]

Toelichting bij de cijfers

  • Deze cijfers zijn indicatief. Ze geven een zo goed mogelijke representatie op basis van de informatie die eind oktober beschikbaar was uit de voor de Rechtspraak beschikbare managementinformatiesystemen.

  • Het betreft voorlopige aantallen; mogelijk was de registratie nog niet helemaal bijgewerkt.

  • Het aantal zaken is afgerond op tientallen.

Vraag (70):
Worden de middelen voor Preventie met Gezag de komende jaren in stand gehouden?

Antwoord:
Het Programma Preventie met Gezag is een structurele aanpak; hiervoor is structurele financiering beschikbaar. De budgetten zijn verdeeld in een structurele aanpak bij 27 gemeenten en de justitiepartners die hieraan meedoen. Ook wordt een deel incidenteel ingezet bij 20 kleinere gemeenten.

De justitiepartners betreffen: het OM, RvdR, RvdK, de politie, Zorg en Veiligheidshuizen en (jeugd)reclassering. Zij doen in 27 gemeenten mee aan de structurele aanpak.

De budgetten voor de 27 gemeenten zijn tot 2026 ter beschikking gesteld. Op basis van plannen van aanpak zijn de middelen voor Preventie met Gezag voor de afgelopen jaren toegekend. Na evaluatie in 2025 worden de bedragen vanaf 2026 opnieuw vastgesteld en ter beschikking gesteld. Het gaat hier om structurele middelen.

Omdat (georganiseerde en ondermijnende) jeugdcriminaliteit zich niet enkel beperkt tot de grootstedelijke gebieden, is in 2024 besloten 20 kleinere gemeenten met relatief ernstige problematiek op het gebied van jeugdcriminaliteit incidenteel te ondersteunen vanuit dit programma. Deze 20 gemeenten krijgen met een incidentele bijdrage voor een periode van drie jaar de mogelijkheid om (meer) focus aan te brengen in de lokale preventieaanpak. Een gestelde voorwaarde is dat de gemeenten deze aanpak tijdig verankeren in de structurele gemeentelijke aanpak.

Vraag (71):
Wanneer komt u met een herijking van het stelsel rechtsbijstand inclusief budgettaire consequenties?

Antwoord:
Momenteel wordt gewerkt aan afrondende beleidsontwikkeling en besluitvorming ten behoeve van de vernieuwing van het stelsel rechtsbijstand. In afwachting van die nadere uitwerking en besluitvorming, met inbegrip van budgettaire consequenties en financiële dekking, is het wetsvoorstel vooralsnog niet opgenomen in het wetgevingsprogramma. Overigens is in de JenV-begroting 2025 geen rekening gehouden met de mogelijke uitkomsten van de commissie-Van der Meer II, die pas in het eerste kwartaal van 2025 worden verwacht.

Vraag (72):
Hoeveel van de budgettaire maatregel 11 "Investeren in goed bestuur en de rechtsstaat" valt op de begroting van JenV en voor welke artikelen en beleidsdoelen is dit ingeboekt?

Antwoord:
Vanuit het budget voor ‘Goed bestuur en sterke rechtsstaat’ (totaal 200 miljoen euro structureel) is 50 miljoen euro beschikbaar voor JenV. Deze middelen worden ingezet (1) ter versterking van de rechtsbescherming in de jeugdbescherming, (2) ter versterking van de familie- en jeugdrechtspraak, (3) ter verbetering van de toegang tot het recht en (4) voor institutionele vernieuwing van de Rechtspraak. Over de verdeling van de middelen zult u voorafgaand aan de behandeling van de JenV-begroting 2025 bij Nota van Wijziging op de ontwerpbegroting 2025 worden geïnformeerd.
 
Vraag (73):
Hoeveel tbs-klinieken hebben we momenteel in Nederland?

Antwoord:
Er zijn 7 Forensische Psychiatrische Centra (FPC) in Nederland.

Vraag (74):
Hoeveel van deze tbs-klinieken zijn private klinieken en hoeveel zijn klinieken vanuit de overheid?

Antwoord:
Er zijn vijf particuliere Forensisch Psychiatrische Centra (FPC): De Kijvelanden, Pompe kliniek, Van der Hoeven kliniek, Van Mesdag kliniek, De Rooyse Wissel.
Er zijn twee rijks-FPC’s: de Oostvaarderskliniek en CPT Veldzicht.

Vraag (75):
Bestaat er in Nederland een aparte tbs-kliniek voor vrouwen?

Antwoord:
Nee, er bestaan geen aparte klinieken voor vrouwen.

Vraag (76):
Bestaan er in Nederland bij tbs-klinieken aparte afdelingen voor vrouwen?

Antwoord:
Mannen en vrouwen worden binnen de tbs gemengd geplaatst.

Vraag (77):
Hoeveel vrouwen zitten er in Nederland in een tbs-kliniek?

Antwoord:
Op peildatum 2 september 2024 zitten er er 97 vrouwen in tbs-klinieken (intra- en extramuraal).

Vraag (78):
Hoeveel vrouwen zaten er in 2023 in Nederland in een tbs-kliniek?

Antwoord:
In 2023 zijn er 98 vrouwen aanwezig geweest in tbs-klinieken.

Vraag (79):
Hoe groot is het capaciteitsprobleem in tbs-klinieken?

Antwoord:
Het tekort aan tbs-capaciteit resulteert in een aantal wachtende tbs-patiënten in het gevangeniswezen. Op 2 september 2024 verbleven 171 tbs-gestelden als passant in het gevangeniswezen.

Vraag (80):
Zijn er specifieke tekorten in tbs-klinieken, zoals bepaalde specifieke behandelaars?

Antwoord:
Ja, er is met name een tekort aan behandelend personeel zoals bijvoorbeeld psychiaters, psychologen en (hoofd)behandelaren, net als in reguliere zorg. Ook zijn er tekorten aan zogeheten sociotherapeutisch medewerkers.

Vraag (81):
Hoe lang verblijft iemand gemiddeld in een tbs-kliniek?

Antwoord:
De meest recente meting komt uit op een behandelduur in de tbs van 8,7 jaar (op basis van de mediaan).

Vraag (82):
Is de verblijfsduur in tbs-klinieken over de afgelopen vijf jaar toe- of afgenomen?

Antwoord:
De verblijfsduur is de afgelopen vijf jaar toegenomen. Vijf jaar geleden bedroeg de behandelduur 7,7 jaar (op basis van de mediaan).

Vraag (83):
Worden er de komende jaren meer tbs-klinieken geopend om capaciteitsproblemen en problemen met de doorstroom op te lossen?

Antwoord:
Om het aantal beschikbare plekken voor tbs-patiënten binnen afzienbare tijd uit te breiden voert SJenV intensief overleg met alle tbs-klinieken en andere forensische zorgaanbieders. Er zijn uitbreidingen gepland bij tbs-klinieken (zowel rijks- als particuliere klinieken, zie ook het antwoord vraag 84). SJenV informeert uw Kamer periodiek via voortgangsbrieven forensische zorg over de stand van zaken.

Vraag (84):
Worden er de komende jaren tbs-klinieken uitgebreid om capaciteitsproblemen en problemen met de doorstroom op te lossen?

Antwoord:
Ja, er zijn uitbreidingen gepland bij de bestaande tbs-klinieken (zowel rijks- als particuliere klinieken). Zo zijn recent de bouwwerkzaamheden gestart voor een uitbreiding van 24 plaatsen bij FPC De Kijvelanden welke naar verwachting in 2026 in gebruik genomen kunnen worden. Of en wanneer de andere uitbreidingen daadwerkelijk operationeel kunnen zijn is afhankelijk van diverse randvoorwaarden zoals vergunningstrajecten, maatschappelijk draagvlak, financiële haalbaarheid, succesvolle personele werving etc. SJenV informeert uw Kamer periodiek via voortgangsbrieven forensische zorg over de stand van zaken.
 
Vraag (85):
Hoeveel mensen wachten momenteel op het starten met hun behandeling in een tbs-kliniek? Hoeveel van deze mensen wachten in detentie? Hoeveel van deze mensen worden naar huis gestuurd?

Antwoord:
Er zijn op peildatum 2 september 2024 171 tbs-gestelden die als passant verblijven in het gevangeniswezen. Er worden geen tbs-patiënten naar huis gestuurd.

Vraag (86):
Hoeveel geld is de Staat kwijt aan vergoedingen die moeten worden gegeven aan mensen die in detentie moeten wachten op hun behandeling in een tbs-kliniek?

Antwoord:
In de tabel is weergegeven welke bedragen in totaal zijn uitgekeerd aan schadevergoedingen voor niet tijdige plaatsing in een tbs-kliniek. 

2021 2022 2023 2024 t/m aug
Uitgekeerde bedragen totaal € 25.150,- € 100.300,- € 81.475,- € 172.779,-

Vraag (87):
Kunt u aangeven welke cijfers wel per politiekorps separaat geadministreerd worden?

Antwoord:
De cijfers die de politie beschikbaar heeft op korpsniveau en per eenheid en waarover zij verantwoording afleggen, worden met uw Kamer gedeeld in het kader van de begrotingscyclus of via het halfjaarbericht Politie.

Vraag (88):
Kunt u aangeven welke misdrijven onder de definitie cybercrime vallen?

Antwoord:
De term cybercrime is niet in een verdrag of wet gedefinieerd. Voor de beantwoording van deze vraag en de hiernavolgende vragen wordt onder cybercrime verstaan: delicten die gepleegd worden met een computersysteem en zich richten op een computersysteem. Voorbeelden hiervan zijn het verspreiden van virussen en malware, maar ook bijvoorbeeld DDoS-aanvallen. In de volgende artikelen van het Wetboek van Strafrecht worden cybercrime delicten omschreven: art. 138ab, art. 138b, art. 138c, art. 139c, art. 139d, art. 139e, art. 139g, art. 161sexies, art. 161septies, art. 317 lid 2, art. 350a, art. 350b, art. 350c en art. 350d. Cybercrime is overigens iets anders dan gedigitaliseerde criminaliteit, waarbij klassieke delicten – zoals fraude – via een ICT-middel gepleegd worden.

Vraag (89):
Kunt u aangeven wat de gemiddelde leeftijd is van veroordeelden voor een cybermisdrijf?

Antwoord:
De gemiddelde leeftijd van de personen die in 2023 door de rechter in eerste aanleg werden veroordeeld voor cybercrime, is 28 jaar (afgerond). In ongeveer 15 zaken was de veroordeelde jonger dan 18 jaar, in ongeveer 45 zaken was de veroordeelde 18 t/m 22 jaar en in de overige ongeveer 65 zaken was de veroordeelde 23 jaar of ouder. Het betreft de leeftijd op het moment van het plegen van het oudste feit in de zaak. Het aantal zaken wordt geteld, niet het aantal personen. Dat betekent dat als één persoon in 2023 in meerdere zaken voor cybercrime veroordeeld is, beide zaken meetellen. Dit geldt ook voor het berekenen van de gemiddelde leeftijd.

Vraag (90):
Kunt u aangeven wat het meest voorkomende cybercrimemisdrijf is? Kunt u per misdrijf de aantallen veroordeelden noemen?

Antwoord:
In de tabel is per type cybercrimemisdrijf weergegeven in hoeveel zaken de rechter in eerste aanleg in 2023 het betreffende cybercrimemisdrijf bewezen heeft verklaard. Het misdrijf dat in de meeste zaken tot een veroordeling leidde betreft hacken (opzettelijk en wederrechtelijk binnendringen van een geautomatiseerd werk). In 70 zaken is dit misdrijf bewezen.

Type cybercrimemisdrijf Zaken 2023 met veroordeling
Hacken: opzettelijk en wederrechtelijk binnendringen van een geautomatiseerd werk 70
Voorhanden hebben, verwerven of ter beschikking stellen van gegevens die door een misdrijf verkregen zijn 20
Hacken: overnemen, aftappen of opnemen van gegevens uit een geautomatiseerd werk na binnendringen daarvan 20
Het ter beschikking stellen of voorhanden hebben van technische hulpmiddelen of toegangscodes bedoeld om het binnendringen van een geautomatiseerd werk, belemmeren van toegang of aftappen te plegen 20
Opzettelijke vernieling van gegevens die door middel van een geautomatiseerd werk of door telecommunicatie zijn opgeslagen, worden verwerkt of overgedragen 10
Voorbereidingshandelingen t.b.v. het aantasten, vernielen of manipuleren van computergegevens of het vernielen van een geautomatiseerd werk < 10
Hacken door tussenkomst van een openbaar telecommunicatienetwerk < 10
Overnemen van niet openbare gegevens < 10
Plaatsen van opname-, aftap- of afluisterapparatuur; voorbereidingshandelingen < 10
Het belemmeren van toegang tot of gebruik van een geautomatiseerd werk < 10
Opzettelijk vernielen etc. van een geautomatiseerd werk of werk voor telecommunicatie; voorbereidingshandelingen < 10
Afpersing waarbij de dwang wordt uitgeoefend door de bedreiging dat gegevens van een geautomatiseerd werk onbruikbaar of ontoegankelijk worden gemaakt of worden gewist < 10
Opzettelijk gegevens ter beschikking stellen of verspreiden die zijn bestemd om schade aan te richten in een geautomatiseerd werk < 10
Het aftappen of opnemen van gegevens (afluisteren)  
Het ter beschikking stellen of voorhanden hebben van technische hulpmiddelen of toegangscodes bedoeld om het binnendringen van een geautomatiseerd werk, belemmeren van toegang of aftappen te plegen, maar met oogmerk gericht op art. 138ab, lid 2 en 3 Sr  
Het bezit en verspreiden van gegevens of een voorwerp waarop gegevens staan die door wederrechtelijk aftappen of opnemen zijn verkregen  
Vernieling etc. van een geautomatiseerd werk of werk voor telecommunicatie door schuld  
Opzettelijke vernieling van gegevens die door middel van een geautomatiseerd werk of door telecommunicatie zijn opgeslagen, worden verwerkt of overgedragen, met tussenkomst van een openbaar telecommunicatienetwerk  
Vernieling door schuld van gegevens die door middel van een geautomatiseerd werk of door telecommunicatie zijn opgeslagen, worden verwerkt of overgedragen  
Door schuld gegevens ter beschikking stellen of verspreiden die zijn bestemd om schade aan te richten in een geautomatiseerd werk  
Vernielen van een geautomatiseerd werk  

Vraag (91):
Kunt u aangeven welke gegevens bijgehouden worden in de managementinformatiesystemen van de Rechtspraak?

Antwoord:
In de voor de Rechtspraak beschikbare management informatiesystemen zijn diverse kenmerken van een zaak en het proces opgenomen die relevant kunnen zijn voor het afdoen van een zaak door de rechtspraak. Het gaat om een grote hoeveelheid kenmerken die sterk verschilt afhankelijk van het rechtsgebied, het type zaak en het verloop van een zaak. Bij een strafzaak met betrekking tot cybercrime die voor de rechter in eerste aanleg komt, heeft de Rechtspraak bijvoorbeeld gegevens beschikbaar over de datum waarop de zaak instroomt, de leeftijd van de verdachte bij plegen van het eerste feit in de zaak, de data en de redenen van behandeling op zitting, het forum (enkelvoudig of meervoudig), (tussen)beslissingen van de rechter in eerste aanleg, vantoepassingverklaring van het jeugdstrafrecht, het eindvonnis van de rechter in eerste aanleg (dus of er sprake is van strafoplegging, vrijspraak, ontslag van alle rechtsvervolging, etc.), de straffen en maatregelen die de rechter in eerste aanleg heeft opgelegd, de duur en de hoogte van de opgelegde straffen, etc.

Vraag (92):
Kunt u aangeven hoeveel de totale kosten voor de Staat bedragen voor de bestrijding van cybercrimemisdrijven?

Antwoord:
Deze gevraagde gegevens zijn niet beschikbaar en slechts met een grote inspanning bij benadering vast te stellen. De kosten die de Staat maakt, en de ambtenaren die ingezet worden in de bestrijding van cybercrime, zijn op allerlei manieren verweven met kosten die voor de bestrijding van andere criminaliteit worden gemaakt. Er zijn wel enkele (onderdelen van) diensten die primair worden ingezet tegen cybercrime. Maar in het overgrote deel van de gevallen is dat niet het geval. Ter toelichting een voorbeeld: een digitaal rechercheur die onderzoek doet naar een moord (een 'offline' delict), waarbij relevante locatiegegevens op digitale gegevensdragers zijn vastgelegd, kan in een ander onderzoek betrokken zijn bij de bestrijding van een cyberdelict. Zie voor het aantal fte dat met de bestrijding van cybercrime gemoeid is het antwoord op vraag 101.

Vraag (93):
Kunt u aangeven op hoeveel cybercrimezaken een vrijspraak volgt vanwege gebrek aan bewijs?

Antwoord:
In 2023 heeft de strafrechter in eerste aanleg ongeveer 180 zaken behandeld waarin één of meer cybercrimefeiten primair ten laste zijn gelegd. In bijna 9% van die zaken kwam de rechter tot een vrijspraak. De aantallen zaken waarin één of meer cybercrimefeiten ten laste zijn gelegd, zijn inclusief gevoegde zaken en zaken met de eindvonnissen 'dagvaarding nietig', 'OM niet ontvankelijk' en 'ontslag van alle rechtsvervolging'. Er zijn mogelijk zaken bij waarin naast cybercrimefeiten nog andere feiten ten laste zijn gelegd. De vrijspraak geldt voor de gehele zaak. Het kan zijn dat er vrijspraak was voor de cybercrimefeiten, maar voor andere feiten in de zaak niet. Dan zijn deze zaken niet als vrijgesproken zaken meegeteld.

Vraag (94):
Kunt u aangeven hoeveel cybercrimezaken geseponeerd worden door het OM vanwege het technisch of beleidssepot?

Antwoord:
In 2024 zijn tot en met september 71 cybercrimezaken onvoorwaardelijk geseponeerd, waarvan 39 zaken om technische redenen, 22 zaken om beleidsredenen en 10 zaken vanwege administratieve redenen. Daarnaast zijn in 2024 tot en met september 13 cybercrimezaken vanwege beleidsredenen voorwaardelijk geseponeerd.

Vraag (95):
Kunt u aangeven hoeveel minderjarigen en adolescenten veroordeeld worden voor cybercrimemisdrijven?

Antwoord:
De gemiddelde leeftijd van de personen die in 2023 door de rechter in eerste aanleg werden veroordeeld voor cybercrime, is 28 jaar (afgerond). In ongeveer 15 zaken was de veroordeelde jonger dan 18 jaar, in ongeveer 45 zaken was de veroordeelde 18 t/m 22 jaar en in de overige ongeveer 65 zaken was de veroordeelde 23 jaar of ouder. Het betreft de leeftijd op het moment van het plegen van het oudste feit in de zaak. Het aantal zaken wordt geteld, niet het aantal personen. Dat betekent dat als één persoon in 2023 in meerdere zaken voor cybercrime veroordeeld is, dat beide zaken meetellen. Dit geldt ook voor het berekenen van de gemiddelde leeftijd.

Vraag (96):
Welke gegevens houdt DJI bij over de achtergrond van gedetineerden?

Antwoord:
DJI legt alleen die gegevens vast die noodzakelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen, zoals persoonsgegevens. Zie hiervoor ook vraag 157. 

Vraag (97):
Kunt u aangeven wat de recidivecijfers zijn bij cybercrimemisdrijven?

Antwoord:
Van de ongeveer 125 zaken in 2023 waarin de strafrechter in eerste aanleg een cybercrimemisdrijf bewezen heeft verklaard, betrof het in minder dan 10 zaken een persoon die in de periode 2013 tot en met 2022 al eerder was veroordeeld voor een cybercrimemisdrijf.

Vraag (98):
Kunt u aangeven in hoeverre wij in Nederland strenger of juist soepeler straffen in cybercrimemisdrijfzaken dan in andere landen?

Antwoord:
Deze gegevens zijn op dit moment niet voorhanden, maar zullen worden meegenomen in een recent opgestarte inventarisatie waaraan op dit moment ambtelijk wordt gewerkt. Dit betreft een kortlopende, rechtsvergelijkende inventarisatie naar de maximumstraffen voor cybercriminaliteit in een aantal relevante andere landen. Deze inventarisatie is gestart naar aanleiding van de wens van het kabinet om de wettelijke strafmaxima bij specifieke delicten te verhogen, waaronder cybercrime. Op basis daarvan zal worden bezien voor welke specifieke cybercrimedelicten het wenselijk is een strafmaatverhoging door te voeren. Het is de verwachting dat uw Kamer over de inventarisatie in het eerste kwartaal van 2025 nader wordt geïnformeerd.

Vraag (99):
Kunt u een overzicht geven van aangiftebereidheid in cybercrimezaken in vergelijking met een aantal andere EU-landen?

Antwoord:
Deze gegevens zijn op dit moment niet voorhanden, maar zullen worden meegenomen in een recent opgestarte inventarisatie waaraan op dit moment wordt gewerkt. Dit betreft een kortlopende, rechtsvergelijkende inventarisatie naar de maximumstraffen voor cybercriminaliteit in een aantal relevante andere landen. Deze inventarisatie is gestart naar aanleiding van de wens van het kabinet om de wettelijke strafmaxima bij specifieke delicten te verhogen, waaronder cybercrime. Op basis daarvan zal worden bezien voor welke specifieke cybercrimedelicten het wenselijk is een strafmaatverhoging door te voeren. Het is de verwachting dat uw Kamer over deze inventarisatie in het eerste kwartaal van 2025 nader wordt geïnformeerd.

Vraag (100):
Welke achtergrondinformatie over verdachten/veroordeelden houdt het OM bij?

Antwoord:
Voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten verwerkt het OM persoonsgegevens, onder andere over verdachten en veroordeelden. Het OM registreert bijvoorbeeld de personalia van verdachten en de delicten waarvoor proces-verbaal is opgemaakt. Daarnaast kan een strafdossier achtergrondinformatie bevatten van een verdachte, zoals een uittreksel van de Justitiële Documentatiedienst of een rapport van de Reclassering. De verwerking van strafvorderlijke gegevens over iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele leven, en persoonsgegevens betreffende het lidmaatschap van een vakvereniging vindt slechts plaats in aanvulling op de verwerking van andere strafvorderlijke gegevens en voor zover dit voor het doel van de verwerking onvermijdelijk is.

Vraag (101):
Kunt u aangeven hoeveel fte’s gebruikt worden in de bestrijding van cybercriminaliteit? Kunt u dit uitsplitsen per dienst?

Antwoord:
Deze gevraagde gegevens zijn niet beschikbaar en slechts met een grote inspanning bij benadering vast te stellen. De kosten die de Staat maakt, en de ambtenaren die ingezet worden in de bestrijding van cybercrime, zijn op allerlei manieren verweven met kosten die voor de bestrijding van andere criminaliteit worden gemaakt. Er zijn wel enkele (onderdelen van) diensten die primair worden ingezet tegen cybercrime. Maar in het overgrote deel van de gevallen is dat niet het geval. Ter toelichting een voorbeeld: een digitaal rechercheur die onderzoek doet naar een moord (een 'offline' delict), waarbij relevante locatiegegevens op digitale gegevensdragers zijn vastgelegd, kan in een ander onderzoek betrokken zijn bij de bestrijding van een cyberdelict. Voor wat betreft het aandeel van de politie wordt verwezen naar de beantwoording van vraag 50.

Vraag (102):
Kunt u aangeven wat de totale schade is die veroorzaakt is door cybercriminaliteit?

Antwoord:
De exacte gegevens over schade veroorzaakt door cybercriminaliteit zijn niet beschikbaar. Wel is zeker dat het om miljarden euro’s gaat. Er worden online door verschillende organisaties bedragen genoemd. De bron van een aantal van deze vermeldingen is vermoedelijk een meer dan tien jaar oud onderzoek. Gelet op de verandering en toename van cybercrime, lijkt het onwaarschijnlijk dat dit actuele waarde heeft. Er is geen actueel onderzoek beschikbaar; bruikbare cijfers voor 2024 zijn er derhalve niet. Een goede berekening vereist de beschikbaarheid van veel verschillende typen informatie, die actueel moet zijn, van verschillende typen slachtoffers (bedrijven en burgers), afgebakend naar cybercrime, en niet alle gedigitaliseerde criminaliteit. Ook zou meegewogen moeten worden wat wordt uitgegeven aan preventieve maatregelen tegen cybercrime, en wat desondanks aan schade ontstaat.

Vraag (103):
Kunt u aangeven hoe het afschaffen van eigen kleding recidive in de hand zou kunnen spelen? Kunt u een onderbouwde analyse geven?

Antwoord:
Er zijn onderzoeken waaruit blijkt dat het dragen van eigen kleding [in detentie] kan bijdragen aan een (niet-criminele) identiteit, [1] en uiteindelijk aan een betere sociale re-integratie.[2] Dit zijn belangrijke factoren bij het terugdringen van recidive. Er zijn JenV geen studies bekend die direct de link tussen enerzijds het dragen dan wel afschaffen van eigen kleding [in detentie] en anderzijds het verminderen van recidive hebben onderzocht.

[1] Smiley, C.J. & Middlemass, K.M. (2016). Clothing makes the man: Impression management and prisoner reentry. Punishment and Society, 18(2), 220-243.
[2] Snacken, S., Devynck, C. & Uzieblo, K. (2022). Dignity, Social Reintegration of Prisoners, and the New Penal Power: European Human Rights, Experiences of Belgian Prisoners, and Professional Practices. International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology, 66(9), Intl Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology, 66(9), 980-1000.

Vraag (104):
Hoeveel wordt er jaarlijks uitgegeven aan juridische bijstand? Kunt u dit naar de bekende gegevens verdelen?

Antwoord:
Zie de tabel voor de beantwoording van de vraag. 

Overzicht jaarlijkse uitgaven rechtsbijstand 2021 tot 2026, uitgesplitst (x € 1 miljoen)
  Realisatie Begroting5
  2021 2022 2023 2024 2025 2026
Strafzaken (ambtshalve)1 62 97 110 111 112 111
Strafzaken (regulier) 55 77 69 76 77 77
Civiele zaken 129 176 172 202 200 198
Bestuursrechtelijke zaken 41 45 48 37 38 38
Piketdiensten 44 41 44 51 51 51
Lichte adviestoevoeging 2 2 3 3 3 3
Asiel2 48 63 83 86 88 87
Het Juridisch Loket 26 19 33 39 33 33
Overige3 26 20 51 35 27 21
Uitvoeringslasten Rechtsbijstand 26 27 28 30 30 30
Totaal uitgaven4 458 569 642 672 659 650

1. Een ambtshalve toevoeging is een toewijzing door de rechter van een advocaat die kosteloos rechtsbijstand verleent aan verdachten, vreemdelingen of psychiatrische patiënten die in bewaring zijn gesteld zonder dat zij daartoe zelf een verzoek hoeven indienen.

2. De uitgaven voor rechtsbijstand op het rechtsgebied asiel betreffen uitgaven voor asieltoevoegingen en overige uitgaven zoals voor tolk- en vertaalwerkzaamheden.

3. Rogatoire commissie, inning en restitutie, investeringen/ implementatiekosten.

4. Het artikelonderdeel 32.2 met betrekking tot rechtsbijstand van de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid bestaat uit meerdere uitgaven. Naast de uitgaven aan het stelsel voor gesubsidieerde rechtsbijstand hebben de uitgaven betrekking op onder andere het Register beëdigde tolken en vertalers (Rbtv), Europees Consumenten Centrum (ECC), Online geschillenbeslechting (ODR) en uitgaven aan gerechtsdeurwaarders voor toevoegingszaken. In deze tabel zijn deze uitgaven aan Rbtv en gerechtsdeurwaarders voor toevoegingszaken buiten beschouwing gelaten.

5. Zie ook Begroting Justitie en Veiligheid 2025, pagina 58.

Vraag (105):
Kunt u rapporten en onderzoeken aanwijzen die tot de conclusie komen dat de introductie van gevangenisuniformen tot recidive zou kunnen leiden?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 103.

Vraag (106):
Kunt u rapporten en onderzoeken aanwijzen die het feit ondersteunen dat harder straffen zorgt voor minder recidive?

Antwoord:
Het WODC heeft aangegeven geen onderzoek te kennen dat de veronderstelling ondersteunt dat harder straffen zorgt voor minder recidive.

Vraag (107):
Kunt u aangeven of en welke Europese landen vanwege personeelsgebrek, een ‘detentievakantie’-strategie hanteren om meer cellen vrij te krijgen?

Antwoord:
In de beantwoording wordt er vanuit gegaan dat met de term ‘detentievakantie’ gedoeld wordt op het huidige capaciteitsverlof. Gedetineerden komen hier alleen voor in aanmerking bij straffen tot een jaar voor maximaal een derde van hun straf. Daarbij gelden strenge voorwaarden waaronder elektronisch toezicht. Bekend is dat meerdere Europese landen te maken hebben met capaciteitstekorten. Verschillende Europese landen hebben maatregelen genomen om capaciteit in gevangenissen vrij te spelen door gedetineerden niet hun gehele straf binnen de gevangenismuren uit te laten zitten. Welke rol personeelsgebrek daarbij speelt en hoe het juridische kader er uit ziet is bij het ministerie van Justitie en Veiligheid in de meeste gevallen niet bekend. Het is daarmee ook niet mogelijk om te duiden in welke mate deze maatregelen vergelijkbaar zijn met het in Nederland gehanteerde capaciteitsverlof onder elektronisch toezicht. In algemene zin kan worden gesteld dat in verschillende Europese landen elektronisch toezicht of elektronische detentie wordt toegepast.

Met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk kan worden genoemd dat de huidige regering direct na haar aantreden vergaande maatregelen heeft genomen omdat de gevangeniscapaciteit vrijwel volledig in gebruik was. Het ging hierbij vooral om een gebrek aan fysieke gevangeniscellen, maar tegelijk speelt ook het probleem van voldoende personeel om gevangenissen veilig te houden. Om snel celcapaciteit vrij te maken is besloten om bij een groot aantal gestraften de uit te zitten detentietermijn, te verminderen van 50% naar 40%.

Vraag (108):
Kunt u aangeven waarom lager straffen recidive kan voorkomen?

Antwoord:
Vrijheidsstraffen onderbreken de levensloop van burgers. Zij lopen daardoor kans dat zij hun werk, uitkering, onderdak, etc. kwijtraken (soms ‘detentieschade’ genoemd). Uit het WODC-rapport ‘Korte detenties’ blijkt dat hoe korter de duur van de vrijheidsstraf, hoe minder onbedoelde nadelige effecten van detentie worden verwacht.[1] Zie ook de brief van de SJenV van 12 september 2024 over de 7e Monitor nazorg ex-gedetineerden.[2]

[1] Kamerstukken II, 2022/23, 29 279, nr. 811.
[2] Kamerstukken II, 2024/25, 29 270, nr. 158
 
Vraag (109):
Wat zijn de recidivecijfers, uitgesplitst naar kleinst mogelijke subgroep, per delict?

Antwoord:
In de tabel, afkomstig uit de meest recente recidivemonitor van het WODC (periode 2010-2022) van 13 december 2023, staan de recidivecijfers van gedetineerden die in 2011 uit de gevangenis zijn gekomen, uitgesplitst per type delict. 

Recidive van gedetineerden die in 2011 uit de gevangenis zijn gekomen, uitgesplitst per type delict

Type delict 2 jaar 5 jaar 10 jaar
Geweld 6.344 50,7% 67,1% 74%
Zeden 533 25,1% 36,3% 41,7%
Vermogen met geweld 2.384 56,8% 73,3% 79,9%
Vermogen zonder geweld 10.644 57,5% 69,7% 74,9%
Vernieling, lichte agressie en openbare orde 4.267 54,1% 69% 76,2%
Drugs 3.737 31,4% 46,6% 53,4%
Verkeer 4.356 42,9% 59,7% 67,8%
Overig 2.811 51,9% 68,3% 75,2%

Bron: Tweejaarlijkse recidivemonitor van het WODC, periode 2010-2022, 13 december 2023

Vraag (110):
Kunt u aangeven uit onderzoeken of peilingen hoeveel slachtoffers van misdrijven een genoegdoening ervaren van de straf die de veroordeelde opgelegd heeft gekregen?

Antwoord:
Er zijn geen onderzoeken of peilingen bekend over door slachtoffers ervaren genoegdoening van de specifieke in hun zaak aan de dader opgelegde straf. Wel blijkt uit onderzoek dat het antwoord op de vraag of slachtoffers genoegdoening ervaren, afhangt van verschillende factoren. Soms gaat het om vergelding, maar er zijn ook slachtoffers die waarheidsvinding, compensatie, oprechte excuses, of rehabilitatie van de dader belangrijker vinden dan de (hoogte van de) straf.[1]

[1]Bron : B.A.M van Stokkum ‘Genoegdoening & redelijkheid. Over de grenzen van slachtofferemancipatie’ (2019). ISBN 9789462369733
 
Vraag (111):
Kunt u aangeven of de samenleving het huidige stafrechtstelsel goed vindt functioneren?

Antwoord:
Een goed functionerend strafrechtstelsel is van groot belang voor het vertrouwen van burgers in de rechtstaat. Er is geen onderzoek beschikbaar dat inzicht biedt in de mate van waardering door de samenleving van het huidige strafrechtstelsel in zijn geheel. Wel verschijnt jaarlijks de publicatie Criminaliteit en Rechtshandhaving van het WODC en het CBS. Hierin wordt een zeer uitgebreid overzicht gegeven van de cijfermatige ontwikkelingen in de criminaliteitscijfers en de verwerking daarvan door de organisaties in de strafrechtketen.[1]

Daarnaast verschijnt tweejaarlijks de veiligheidsmonitor, waarin naast ervaringen van burgers op het gebied van (on)veiligheid ook de tevredenheid van burgers over diverse aspecten van hun ervaring met de politie wordt onderzocht. Volgens de Veiligheidsmonitor 2023 is 65 procent van de ondervraagden tevreden of zeer tevreden over de contacten met politie in verband met aangifte of melding in de eigen gemeente en 17% ontevreden of zeer ontevreden. In 2021 was dat resp. 64 procent en 18 procent.

Ook laat de Raad voor de rechtspraak periodiek een klantwaarderingsonderzoek uitvoeren. Uit deze onderzoeken blijkt steevast een hoge waardering voor de deskundigheid van de rechter.[2]

Door te zorgen voor tijdig, eerlijk en effectief recht werkt de strafrechtketen aan het verbeteren van het presterend vermogen van de strafrechtketen en daarmee ook aan het versterken van het vertrouwen van de burger. Verwachtingenmanagement is daarbij echter belangrijk, want onder andere door personeelskrapte kunnen de ketenorganisaties niet alle verwachtingen waarmaken en moet er ook deprioritering van sommige typen strafzaken plaatsvinden.

[1] Kamerstukken II, 2024–2025, 33 173, nr. 25.
[2] https://www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/landelijke-rapportage-KWO-2017.pdf

Vraag (112):
Kunt u aangeven hoeveel capaciteit een landelijke aanpak preventief fouilleren zou kosten?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 116.

Vraag (113):
Kunt u aangeven hoe het bestaan en gebruik van gevangenisuniformen in de wet van het Verenigd Koninkrijk (VK) vormgegeven is? Kunt u daarbij noemen in welke wet en in welk artikel dit staat?

Antwoord:
In het Verenigd Koninkrijk bieden de Prison Act uit 1952 en verschillende daaropvolgende Prison Rules het kader voor het gevangeniswezen, inclusief de rechten en het welzijn van gedetineerden. De wet en regels hebben betrekking op essentiële zaken waaronder kleding.

De Prison Act 1952 vereist, samen met de Gevangenisregels van 1999, dat gevangenen adequate en geschikte kleding krijgen. De regels bepalen dat:
- Elke gedetineerde moet schone en geschikte kleding krijgen, aangepast aan de fysieke behoeften, het klimaat en de aard van het gevangeniswerk.

- Vrouwelijke gedetineerden, minderjarigen en kwetsbare groepen hebben specifieke bescherming om ervoor te zorgen dat hun kleding voldoet aan de normen voor waardigheid en veiligheid.

- Gedetineerden mogen hun eigen kleding dragen als dat gepast en goedgekeurd is, vooral voor voorarrestanten die nog niet veroordeeld zijn.

Vraag (114):
Kunt u aangeven wanneer gevangenisuniformen in het VK geïntroduceerd zijn, en of zij het recht van eigen kleding gekend hebben of het nog steeds kennen?

Antwoord:
De Prison Act uit 1865 voorzag in een uniform voor gevangenen in het Verenigd Koninkrijk. De huidige Prison Act uit 1952 voorziet in het leveren van kleding voor gevangenen. Indien gevangen dat wensen hebben zij het recht om eigen kleding te dragen. De regels hieromtrent verschillen per gevangenis.
Het dragen van eigen kleding is een incentivebeleid waarbij het aan gevangenisdirecteuren is om dit privilege toe te kennen, als beloning voor goed gedrag en deelname aan het gevangenisregime. 

Vraag (115):
Kunt u aangeven of het recht op eigen kleding in het VK gelimiteerd is aan kledingvoorwaarden? Welke?

Antwoord:
Wanneer er eigen kleding gedragen mag worden, zijn er voorwaarden aan verbonden. Niet toegestaan zijn:

  • Zwarte kleding, behalve leggings;

  • Kleding met capuchon;

  • Kleding bedrukt met beledigende of provocatieve teksten of prints, evenals kleding die een club of land vertegenwoordigen;

  • Kleding die sterk gevoerd of gewatteerd is;

  • Hoofddeksels die ook het gezicht deels of geheel bedekken;

  • Hoofdeksels die lijken op of deel uitmaken van een uniform.

Zie ook het antwoord op vraag 113.

Vraag (116):
Kunt u aangeven wat een landelijke aanpak preventief fouilleren zou kosten, wanneer de capaciteit voor andere taken in stand gelaten wordt?

Antwoord:
Preventief fouilleren is een lokale verantwoordelijkheid. De burgemeester kan besluiten tot preventief fouilleren, op voorwaarde dat hiertoe de bevoegdheid is verleend bij de gemeentelijke verordening. De preventief fouilleeracties worden uitgevoerd door operationele politiemensen in de betreffende politie-eenheid. De mate van inzet is een afweging binnen het geheel aan werk en prioriteiten. Die afweging wordt eveneens op lokaal niveau gemaakt. Extra inzet op preventief fouilleren gaat niet gepaard met extra personele kosten, maar wel ten koste van andere taken.

Vraag (117):
Kunt u aangeven welk misdrijf het meest vaak voorkomt in het VK?

Antwoord:
In het Verenigd Koninkrijk staat fraude als nummer 1 op de lijst van top 5 van meest voorkomende misdrijven in het jaar 2023-2024, met 3.560.000 geregistreerde gevallen.[1]

[1] Bron: Office for Nationals Statistics, Crime Survey for England and Wales, geraadpleegd op 24 oktober 2024, Crime in England and Wales - Office for National Statistics (ons.gov.uk)

Vraag (118):
Kunt u aangeven hoe hoog het totale percentage recidive is in het VK? Kunt u naast het percentage ook de bijbehorende cijfers noemen?

Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.

Vraag (119):
Kunt u aangeven hoe hoog het percentage recidive is van geweldsmisdrijven in het VK? Kunt u naast het percentage ook de bijbehorende cijfers noemen?

Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.

Vraag (120):
Kunt u aangeven hoe hoog het percentage recidive is van vuurwapenmisdrijven in het VK? Kunt u naast het percentage ook de bijbehorende cijfers noemen?

Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.

Vraag (121):
Kunt u aangeven hoe hoog het percentage recidive is van drugsmisdrijven in het VK? Kunt u naast het percentage ook de bijbehorende cijfers noemen?

Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.

Vraag (122):
Wat is de exacte definitie van femicide die het uw ministerie hanteert en kunt u deze vergelijken met door andere instanties gebruikte definities?

Antwoord:
De definitie luidt als volgt: dodelijk gendergerelateerd geweld tegen vrouwen. Voor zover bekend hanteren de ketenpartners die betrokken zijn bij het plan van aanpak ‘Stop Femicide!’ geen andere definitie. Ook de Verenigde Naties gebruikt deze omschrijving.[1] Het betreft dodelijk geweld dat vrouwen wordt aangedaan op basis van hun gender, biologisch geslacht, genderidentiteit of genderexpressie. Dit omvat ook dodelijk geweld dat personen van het vrouwelijk geslacht, of mensen die zich als vrouw identificeren en/of zich als zodanig uiten, in onevenredige mate treft. In het genoemde plan van aanpak ligt de nadruk op vormen van (dodelijk) geweld waarbij de dader een (ex-)partner of familielid is.

[1] Bron: VN-website Gender-Related Killings of Women and Girls (Femicide/Feminicide)

Vraag (123):
Kunt u het recidivecijfer van het VK naast het recidivecijfer van Nederland leggen?

Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.

Vraag (124):
Kunt u aangeven hoe het bestaan en gebruik van gevangenisuniformen in de Finse wet vormgegeven is? Kunt u daarbij aangeven in welke wet en in welk artikel dit staat?

Antwoord:
Kledingvoorschriften zijn vastgelegd in de Finse Imprisonment Act. In Deel 3, sectie 2, staan artikelen die het gebruik van kleding nader toelichten. Ook op de website van de “Prison and Probation Service of Finland” staan de kledingvoorschriften nader toegelicht. In principe dragen gedetineerden zowel in een open als gesloten inrichting eigen kleding. Wel kunnen in een gesloten inrichting beperkingen worden opgelegd op grond van behoud van orde, veiligheid en toezicht.  

Vraag (125):
Kunt u aangeven wanneer gevangenisuniformen in Finland geïntroduceerd zijn, en of zij het recht van eigen kleding gekend hebben of het nog steeds kennen?

Antwoord:
Zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 124 dragen gedetineerden in principe eigen kleding.

Vraag (126):
Kunt u aangeven of het recht op eigen kleding in Finland gelimiteerd is aan kledingvoorwaarden? Welke?

Antwoord:
Kleding dient eenvoudig te inspecteren te zijn en er zijn beperkingen aan de hoeveelheid kleding vanwege inspecties, brandveiligheid en de ruimte die het inneemt. Indien een gedetineerde geen eigen kleding heeft, wordt men hierin voorzien. Waar speciale kleding is vereist voor werkzaamheden, wordt hierin door de gevangenis voorzien. Gevangenen zijn zelf verantwoordelijk voor het onderhoud van hun kleding. 

Vraag (127):
Kunt u aangeven welk misdrijf het meest voorkomt in Finland?

Antwoord:
Diefstal en verkeersmisdrijven zijn de voorkomende misdrijven in Finland.

Vraag (128):
Kunt u aangeven hoe hoog het totale percentage recidive is in Finland? Kunt u naast het percentage ook de bijbehorende cijfers noemen?

Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.

Vraag (129):
Kunt u aangeven hoe het kan dat uw ministerie wel femicidecijfers presenteert, maar er geen cijfers zijn over detentie van femicideplegers?

Antwoord:
Het ministerie van Justitie en Veiligheid beschikt op dit moment inderdaad niet over cijfers over het aantal gedetineerde femicideplegers. De cijfers die in het plan van aanpak ‘Stop femicide!’ zijn gepresenteerd betreffen cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek over moord- en doodslag op vrouwen door een (ex-)partner, een ouder of een ander familielid. Deze cijfers zijn geen exacte weergave van de omvang van femicide in Nederland volgens de gehanteerde definitie van femicide: dodelijk gendergerelateerd geweld tegen vrouwen.

Dit jaar is het Openbaar Ministerie begonnen met de registratie van geweldsdelicten (waaronder moord en doodslag) waarbij vrouwen het slachtoffer zijn. Op termijn zal het mogelijk worden om, op basis van gegevens van het OM en de Rechtspraak, in kaart te brengen hoeveel veroordelingen hebben plaatsgevonden voor een fataal geweldsdelict tegen vrouwen, en hoe vaak een vrijheidsstraf is opgelegd. Op basis van enkel deze registratiedata zal echter niet in kaart gebracht kunnen worden in welke mate het gaat om fataal gendergerelateerd geweld tegen vrouwen. De motieven van de verdachten worden immers niet geregistreerd, dat zou nader kwalitatief dossieronderzoek vergen.

De recent gestarte registratie van vrouwelijke slachtoffers door het OM gebeurt handmatig; voordat er registratiecijfers met uw Kamer kunnen worden gedeeld, moet het OM eerst nagaan of de registratie goed plaatsvindt binnen de organisatie en of deze gegevens daarmee betrouwbaar en valide zijn.

Vraag (130):
Kunt u aangeven hoe hoog het percentage recidive is van geweldsmisdrijven in Finland? Kunt u naast het percentage ook de bijbehorende cijfers noemen?

Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.

Vraag (131):
Kunt u aangeven hoe hoog het percentage recidive is van vuurwapenmisdrijven in Finland? Kunt u naast het percentage ook de bijbehorende cijfers noemen?

Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.

Vraag (132):
Kunt u aangeven hoe hoog het percentage recidive is van drugsmisdrijven in Finland? Kunt u naast het percentage ook de bijbehorende cijfers noemen?

Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.

Vraag (133):
Kunt u het recidivecijfer van Finland naast het recidivecijfer van Nederland leggen?

Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.

Vraag (134):
Kunt u een overzicht verschaffen van de mee- en tegenvallers in de afpakketen?

Antwoord:
In 2024 is er alleen sprake van een tegenvaller van naar verwachting 249,5 miljoen euro. Deze lagere afpakopbrengsten worden verklaard doordat op dit moment geen grote schikkingen zijn voorzien.

Voor 2025 en verdere jaren kan uiteraard nu niet worden aangegeven of er mee- of tegenvallers zullen gaan voordoen.

Vraag (135):
Kunt u aangeven waarom het recidivecijfer in Finland laag is, terwijl ze wel een hard detentieregime hanteren en gevangenisuniformen hebben?

Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over informatie om een analyse te kunnen geven over de achtergrond van het recidivecijfer in Finland. In het algemeen kan worden gemeld dat Finland geen gevangenisuniform kent, zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 124. In het detentieregime van Finland ligt de nadruk op “gentle justice”. Re-integratie is een belangrijk aspect. Het systeem heeft zowel open als gesloten detentiefaciliteiten. 

Vraag (136):
Kunt u aangeven hoe het bestaan en gebruik van gevangenisuniformen in de Poolse wet vormgegeven is? Kunt u daarbij aangeven in welke wet en in welk artikel dit staat?

Antwoord:
Polen kent geen gevangenisuniformen. Slechts gedetineerden die in de categorie ‘gevaarlijk’ vallen (tussen de 100 en 200 personen in het hele land) dragen een oranje overall. Als gedetineerden zelf niet over voldoende kleding beschikken, krijgen zij die in de gevangenis waar zij verblijven. Gedetineerden die werk verrichten krijgen speciale kleding indien het soort werk dit vereist. Dat gedetineerden indien nodig kleding krijgen is bepaald in de ‘Verordening van de minister van Justitie van 19 december 2016 inzake de verblijfsomstandigheden van gevangenen van gevangenissen en huizen van bewaring'. 

Vraag (137):
Kunt u aangeven wanneer gevangenisuniformen in Polen geïntroduceerd zijn, en of zij het recht van eigen kleding gekend hebben of het nog steeds kennen?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 136.

Vraag (138):
Kunt u aangeven of het recht op eigen kleding in Polen gelimiteerd is aan kledingvoorwaarden? Welke?

Antwoord:
De regels met betrekking tot eigen kleding verschillen per gevangenis en staan verwoord in het reglement van de betreffende gevangenis. Het reglement wordt vastgesteld door de directeur van de gevangenis.

Vraag (139):
Kunt u aangeven welk misdrijf het meest voorkomt in Polen?

Antwoord:
Oplichting is het meest voorkomende misdrijf in Polen.[1]

[1] Bron: Instituut van de Rechtspraak Polen.

Vraag (140):
Kunt u aangeven hoe hoog het totale percentage recidive is in Polen? Kunt u naast het percentage ook de bijbehorende cijfers noemen?

Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.

Vraag (141):
Kunt u aangeven hoe hoog het percentage recidive is van geweldsmisdrijven in Polen? Kunt u naast het percentage ook de bijbehorende cijfers noemen?

Antwoord:
Het ministerie van Justitie en Veiligheid beschikt niet over deze informatie.

Vraag (142):
Kunt u aangeven hoe hoog het recidive percentage is van vuurwapenmisdrijven in Polen? Kunt u naast het percentage ook de bijbehorende cijfers noemen?

Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.

Vraag (143):
Kunt u aangeven hoe hoog het percentage recidive is van drugsmisdrijven in Polen? Kunt u naast het percentage ook de bijbehorende cijfers noemen?

Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.

Vraag (144):
Kunt u het recidivecijfer van het Polen naast het recidive cijfer van Nederland leggen?

Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.

Vraag (145):
Kunt u aangeven hoe het bestaan en gebruik van gevangenisuniformen in de Zweedse wet vormgegeven is? Kunt u daarbij noemen in welke wet en in welk artikel dit staat?

Antwoord:
Kleding van een gedetineerden wordt in Zweden door de inrichting verstrekt, met uitzondering van de gedetineerde die in voorlopige hechtenis verblijft. In het Reglement van de penitentiaire inrichting en het algemene advies over de gevangenis in paragraaf 13 is opgenomen dat: “Een gevangene moet worden voorzien van kleding, schoenen, beddengoed, handdoeken en basisartikelen voor persoonlijke hygiëne. Indien nodig kan de uitrusting echter worden beperkt om te voorkomen dat de gedetineerde zichzelf ernstig verwondt.”

Vraag (146):
Kunt u aangeven wanneer gevangenisuniformen in Zweden geïntroduceerd zijn, en of zij het recht van eigen kleding hebben gekend of het nog steeds kennen?

Antwoord:
Het is in Zweden in ieder geval sinds 2011 tot op heden voor gedetineerden niet meer toegestaan om eigen kleding te dragen, met uitzondering van gedetineerden in voorlopige hechtenis. Zij hebben het recht eigen kleding te dragen.

Vraag (147):
Kunt u aangeven of het recht op eigen kleding in Zweden gelimiteerd is aan kledingvoorwaarden? Welke?

Antwoord:
Gedetineerden die zich in voorlopige hechtenis bevinden mogen eigen kleding dragen, mits deze kleding is goedgekeurd door de zogeheten Correctionele Dienst. Alle overige gedetineerden moeten kleding dragen die wordt verstrekt door de Gevangenisdienst. De gedetineerde heeft de keuze uit verschillende kleding zoals joggingbroeken, truien, broeken, rokken, overhemden en gymschoenen.

Vraag (148):
Kunt u aangeven welk misdrijf het meest voorkomt in Zweden?

Antwoord:
Van de in 2023 gemelde misdrijven in Zweden, zijn diefstal en beroving goed voor 25% van de gevallen, misdrijven tegen personen voor 20%, fraude 16% en vandalisme 14%.[1]

[1] Bron: Statistikrapport anmälda brott 2023 (bra.se)
 

Vraag (149):
Kunt u aangeven hoe hoog het totale percentage recidive is in Zweden? Kunt u naast het percentage ook de bijbehorende cijfers noemen?

Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.

Vraag (150):
Kunt u aangeven hoe hoog het totale percentage recidive is in Zweden? Kunt u naast het percentage ook de bijbehorende cijfers noemen?

Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.

Vraag (151):
Kunt u aangeven hoe hoog het percentage recidive is van geweldsmisdrijven in Zweden? Kunt u naast het percentage ook de bijbehorende cijfers noemen?

Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.

Vraag (152):
Kunt u aangeven hoe hoog het percentage recidive is van vuurwapenmisdrijven in Zweden? Kunt u naast het percentage ook de bijbehorende cijfers noemen?

Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.

Vraag (153):
Kunt u aangeven hoe hoog het percentage recidive is van drugsmisdrijven in Zweden? Kunt u naast het percentage ook de bijbehorende cijfers noemen?

Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.

Vraag (154):
Welke informatie betreffende bijvoorbeeld de achtergrond of herkomst van gedetineerden ontbreekt er om een goede demografische weergave van de gevangenispopulatie vast te kunnen stellen?

Antwoord:
De verantwoordelijkheid voor de vastlegging en weergave van demografische gegevens van de populatie in Nederland (waaronder de gedetineerden populatie) is een verantwoordelijkheid van het CBS.  DJI maakt zelf geen demografische weergaven ten aanzien van de achtergrond of herkomst van gedetineerden.

Vraag (155):
Kunt u het recidivecijfer van Zweden naast het recidive cijfer van Nederland leggen?

Antwoord:
Het ministerie van JenV beschikt niet over deze informatie.

Vraag (156):
Kunt u aangeven in welke systemen, die te maken hebben met de strafrechtketen, de migratieachtergrond bijgehouden wordt?

Antwoord:
De belangrijkste systemen die de strafrechtketen ondersteunen zijn de Strafrechtketendatabank (SKDB) en het Justitieel Documentatie Systeem (JDS). Deze systemen worden beheerd door de Justitiële Informatiedienst. In deze systemen worden justitiële gegevens van een verdachte of veroordeelde opgeslagen, zoals nationaliteit(en), geboorteplaats en -land. De migratieachtergrond als zodanig wordt niet in deze systemen bijgehouden.

De strafrechtketen maakt ook gebruik van gegevens uit de Basis Voorziening Vreemdelingen (BVV), het centrale vreemdelingen administratiesysteem in de migratieketen. Dit systeem wordt beheerd door de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Het BVV bevat basisgegevens van vreemdelingen die een relatie hebben met de Nederlandse overheid in het kader van de Vreemdelingenwet 2000. Dit betreft onder meer gegevens zoals het verblijfsrecht. Deze gegevens worden beschikbaar gesteld aan de strafrechtketen vanuit de SKDB, die hiervoor een koppeling met de BVV legt.

Vraag (157):
Kunt u een volledige argumentatie geven waarom de migratieachtergrond niet bijgehouden wordt bij bijvoorbeeld de DJI?

Antwoord:
DJI legt alleen die gegevens vast die noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen. Het registreren van een migratieachtergrond draagt daar niet aan bij en mag dan ook niet geregistreerd worden in het kader van de vrijheidsbeneming. 

Vraag (158):
Kunt u aangeven waarom het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) migratieachtergrond niet meer in hun cijfers laat zien?

Antwoord:
In 2022 heeft het CBS besloten om over te gaan op een nieuwe indeling van de bevolking naar herkomst, ter vervanging van de indeling naar migratieachtergrond. CBS is een zelfstandig bestuursorgaan (zbo) onder het ministerie van EZ en is daarmee onafhankelijk.

CBS geeft aan dat de achtergrond van dit besluit was dat de indeling van migratieachtergrond in westers en niet-westers achterhaald en niet meer goed uit te leggen was. Daarnaast werd het door een deel van de mensen als stigmatiserend ervaren. De Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR) adviseerde de regering in 2021 om afscheid te nemen van de termen westers en niet-westers.

In 2021 had het CBS al een Afwegingskader Migratie- en Integratiestatistieken opgesteld waarin werd aangegeven wanneer het CBS het om onderzoeksredenen nodig vindt om statistische informatie te publiceren over herkomst, migratieachtergrond, geboorteland of nationaliteit. Daarin was al aangegeven dat in het vervolg daarop ook naar de classificatie van westers/niet-westers gekeken zou worden.

De nieuwe herkomstindeling is tot stand gekomen na een weloverwogen proces. Het CBS heeft het besluit tot een nieuwe indeling genomen na zorgvuldige consultatie van verschillende betrokken externe partijen, zoals vertegenwoordigers van belangengroepen van migranten, de WRR, ministeries, universiteiten, planbureaus, consultancybureaus en de politie. In de nieuwe herkomstindeling wordt eerst onderscheid gemaakt tussen mensen die in het buitenland geboren zijn en in Nederland geboren zijn. Vervolgens wordt binnen de groep mensen die in Nederland geboren zijn nog onderscheid gemaakt tussen mensen waarvan de ouders ook in Nederland geboren zijn en mensen met ouders die in het buitenland geboren zijn (de tweede generatie). De landen van herkomst zijn ingedeeld naar werelddeel. Daarbij worden landen waar de afgelopen decennia veel migranten vandaan kwamen apart getoond. Verder kan de indeling van landen afhankelijk zijn van het onderwerp, zoals een onderzoek naar Europese arbeidsmigratie. Dan wordt verder ingezoomd op afzonderlijke landen in Europa.

In 2022 tot en met 2024 is bij vrijwel alle nieuwe publicaties en updates van bestaande StatLine tabellen overgegaan op de nieuwe herkomstindeling.

Vraag (159):
Kunt u tot in detail aangeven wat er tussen 2022 en nu gebeurd is dat migratieachtergrond niet meer voorkomt in de cijfers van het CBS?

Antwoord:
In 2022 tot en met 2024 is bij vrijwel alle nieuwe publicaties en updates van bestaande StatLine tabellen overgegaan op de nieuwe herkomstindeling. Het CBS heeft alle statistieken beoordeeld volgens het Afwegingskader Migratie- en Integratiestatistieken en bij een positieve uitkomst is de nieuwe herkomstindeling geïmplementeerd.

Volgens het CBS betekent dit in de praktijk dat vrijwel alle onderwerpen die voorheen beschikbaar waren naar migratieachtergrond nog steeds beschikbaar zijn naar herkomst.

Vraag (160):
Kunt u aangeven wie verantwoordelijk is voor het besluit bij het CBS om migratieachtergrond niet meer bij te houden?

Antwoord:
Het is een misverstand dat het CBS migratieachtergrond niet meer zou bijhouden. Wel is de standaard indeling westers- niet westers losgelaten en vervangen door een meer flexibele en verfijnder indeling.

De directeur-generaal van het CBS heeft dit besluit genomen na zorgvuldige consultatie van betrokken externe partijen, zoals vertegenwoordigers van belangengroepen van migranten, de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid, ministeries, universiteiten, planbureaus, consultancybureaus en de politie.

Als zelfstandig bestuursorgaan (zbo) voert het CBS overheidstaken uit, maar valt het niet direct onder het gezag van een ministerie. De minister van Economische Zaken is politiek verantwoordelijk voor wetgeving en de financiële en organisatorische randvoorwaarden rond het CBS.

Vraag (161):
Klopt het dat een drive through alcoholverkoopplek momenteel verboden is? Uit welke wet- en regelgeving volgt dat? Hoe zit dit bij drive through coffee shops? Hoe zou de wet- en regelgeving aangepast moeten worden om drive through coffeeshops te verbieden?

Antwoord:
Het antwoord op de vraag met betrekking tot drive through verkoopplekken voor alcohol komt van de Staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport, die verantwoordelijk is voor de Alcoholwet. Er is aangegeven dat drive through alcoholverkoopplekken niet zijn toegestaan op grond van de Alcoholwet.

Wat betreft coffeeshops geldt dat bij wet elke vorm van verkoop van softdrugs verboden is. Om die reden bevat de wet- en regelgeving geen eisen over de verkoop van soft drugs door een coffeeshop. Mits coffeeshops die lokaal zijn toegestaan, zich houden aan de zogeheten AHOJGI-criteria uit de Aanwijzing Opiumwet van het College van procureurs-generaal (zie paragraaf 3.4) en eventueel lokaal vastgestelde eisen wordt de verkoop van hennep in die coffeeshops gedoogd. Dat geldt ook als het gaat om een toegestane drive through coffeeshop.

Vraag (162):
Kunt u aangeven hoe en op welke manier migratieachtergrond toch weer bijgehouden wordt in de statistieken?

Antwoord:
CBS geeft aan dat in de nieuwe herkomstindeling eerst onderscheid wordt gemaakt tussen mensen die in het buitenland geboren zijn en in Nederland geboren zijn. Vervolgens wordt binnen de groep mensen die in Nederland geboren zijn nog onderscheid gemaakt tussen mensen waarvan de ouders ook in Nederland geboren zijn en mensen met ouders die in het buitenland geboren zijn (de tweede generatie).

Het CBS realiseert zich dat het voor het maken van goed beleid en het evalueren daarvan nodig is om doelgroepen te onderscheiden. Daarom is het met de nieuwe herkomstindeling bij veel statistieken mogelijk om onderscheid te maken naar geboorteland en het geboorteland van diens ouders.

Volgens het CBS betekent dit in de praktijk dat vrijwel alle onderwerpen die voorheen beschikbaar waren naar migratieachtergrond nog steeds beschikbaar zijn naar herkomst.

Vraag (163):
Kunt u aangeven vanuit welke hoek de meeste vrouwenhaat komt?

Antwoord:
Nee. Vrouwenhaat heeft geen eenduidige definitie en er zijn geen cijfers beschikbaar die een betrouwbaar en volledig beeld geven over de omvang, de motieven en de kenmerken van de mensen die zich hier schuldig aan maken.

Vraag (164):
Kunt u aangeven welke rol mensen met een niet-westerse achtergrond spelen bij vrouwenhaat?

Antwoord:
Zie antwoord op vraag 163.

Vraag (165):
Kunt u aangeven waar in de begroting nog vrij te besteden ruimte zit?

Antwoord:
Er is geen vrij te besteden ruimte in de begroting. Bij elk van de beleidsartikelen is een tabel met de budgetflexibiliteit opgenomen, het aandeel vrij te besteden is daarbij 0%. Ook bij het apparaatsartikel 91 is geen vrij te besteden ruimte. De middelen op het artikel 92 (Nog onverdeeld) zijn al toegewezen. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 458.
 
Vraag (166):
Kunt u een verklaring geven waarom maar van gemiddeld enkele honderden eerwraakgerelateerde delicten een zaak komt, terwijl er duizenden meldingen komen per jaar?

Antwoord:
Er zijn meerdere oorzaken. Zo bevatten niet alle meldingen strafbare feiten. Ook kunnen er meerdere meldingen over één casus worden ontvangen. Daarnaast wordt niet bij elke casus een aangifte gedaan. Niet alle slachtoffers willen aangifte doen tegen een familielid.
 
Vraag (167):
Kunt u aangeven waarom Syriërs koploper zijn in eergerelateerde zaken?

Antwoord:
Het relatief grootste deel van eergerelateerde casuïstiek zoals bekend bij het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld (LEC EGG) speelt zich af tegen een Syrische etnische achtergrond. Er is ook sprake van eergerelateerde casuïstiek in de regionale eenheden, waarvan de etnische achtergrond niet wordt geregistreerd. De politie kan geen eenduidige redenen aanwijzen waarom het relatief grootste deel van eergerelateerde casuïstiek zoals bekend bij het LEC EGG zich afspeelt tegen een Syrische etnische achtergrond.

Vraag (168):
Kunt u aangeven waarom er geen Nederlanders in het lijstje etniciteit staan in de rapporten van het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld (LEC EGG)?

Antwoord:
Aangezien Nederlanders verschillende etniciteiten kunnen hebben, is de nationaliteit niet opgenomen in het rapport. Wel komen in het jaarverslag van het LEC EGG ook mensen zonder migratieachtergrond voor. Kenmerkend voor eergerelateerde zaken is groepsdruk. Dit komt ook voor in relatief gesloten gemeenschappen in onze samenleving waarbij er geen sprake is van een migratieachtergrond.

Vraag (169):
Welke informatie betreffende bijvoorbeeld de achtergrond of herkomst van gedetineerden ontbreekt er om een goede demografische weergave van de gevangenispopulatie vast te kunnen stellen?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 154.

Vraag (170):
Kunt u in een tabel aangeven welke gevolgen de subsidietaakstelling uit het hoofdlijnenakkoord heeft voor de JenV-begroting?

Antwoord:
In de tabel een overzicht op welke budgetten de taakstelling op de subsidies is ingeboekt. Zie het antwoord op vraag 476 voor welke subsidies precies geraakt worden.

Regeling 2025 2026 2027 2028 2029
31.3.4.20 / Subsidies: Opsporing -108 -269 -418 -590 -657
31.3.4.21 / Subsidies: Stichting Arbeidsmarkt en Opleidingsfonds Politie -163 -409 -634 -895 -997
31.3.4.29 / Subsidies: Overig -25 -63 -97 -137 -153
32.2.4.20 / Subsidies: Stichting Geschillencommissies Consumentenzaken -36 -90 -140 -197 -220
32.2.4.21 / Subsidies: Juridisch Loket -1.345 -3.658 -5.672 -8.006 -8.928
32.2.4.29 / Subsidies: Overig -59 -149 -230 -325 -362
32.3.4.20 / Subsidies: Rechtspleging -25 -63 -98 -139 -154
32.3.4.21 / Subsidies: Wetgeving -58 -146 -226 -320 -356
32.3.4.22 / Subsidies: Perspectief Herstelbemiddeling -94 -237 -369 -527 -587
32.3.4.29 / Subsidies: Overig -265 -660 -1.018 -1.432 -1.597
33.2.4.20 / Subsidies: Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) -155 -387 -601 -848 -946
33.2.4.29 / Subsidies: Overig -564 -1.345 -1.931 -2.726 -3.040
33.3.4.20 / Subsidies: Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) -23 -58 -90 -127 -141
33.3.4.29 / Subsidies: Overig -253 -612 -949 -1.340 -1.494
34.2.4.22 / Subsidies: Aanpak criminaliteitsfenomenen -199 -456 -708 -1.000 -1.115
34.2.4.29 / Subsidies: Overig -54 -132 -205 -289 -322
34.3.4.23 / Subsidies: Intra- en extramurale sanctie uitvoering -333 -832 -1.291 -1.821 -2.031
34.3.4.24 / Subsidies: Stichting Reclassering Caribisch Nederland (BES) -83 -209 -324 -457 -509
34.5.4.20 / Subsidies: Subsidies jeugdbescherming en jeugdsancties -1.158 -2.887 -3.327 -6.990 -4.185
36.2.4.20 / Subsidies: Nederlands Rode Kruis -63 -157 -243 -343 -382
36.2.4.21 / Subsidies: Nationaal Veiligheids- Instituut -26 -65 -101 -143 -160
36.2.4.29 / Subsidies: Overig -117 -294 -456 -644 -717
Eindtotaal -5.206 -13.178 -19.128 -29.296 -29.053

Vraag (171):
Kunt u een overzicht geven van de budgettaire omvang van de Decentralisatie Uitkering Uitstapprogramma's Prostituees (DUUP)-gelden in de afgelopen jaren, en in de komende jaren? Welk gevolg heeft de subsidietaakstelling voor deze gelden?

Antwoord:
Sinds 2021 worden de gelden voor de uitstapprogramma’s structureel gefinancierd. Dit betrof in 2021 en 2022 een bedrag van 4 miljoen euro. Vanaf 2023 wordt jaarlijks structureel 6 miljoen euro uitgekeerd aan achttien centrumgemeenten, naar rato van het inwoneraantal. De subsidietaakstelling heeft vooralsnog geen gevolgen voor de DUUP-gelden, omdat het een decentralisatie-uitkering betreft.

Vraag (172):
Kunt u in een tabel aangeven welke middelen bestemd voor de JenV-begroting op de AP gereserveerd staan? Hoe veel daarvan is bestemd voor veiligheid, en meer specifiek wijkagenten?

Antwoord:
Op de Aanvullende Post staan middelen gereserveerd voor de JenV-begroting voor intensivering politie en de bredere veiligheidsketen. In de Nota van Wijziging die voor de begrotingsbehandeling naar de Kamer wordt verstuurd, zal de onderverdeling van deze middelen worden opgenomen. Zie de tabel hieronder.

Bedragen in miljoen euro 2025 2026 2027 2028 2029
Intensivering politie en bredere veiligheidsketen 50 75 100 100 100

Vraag (173):
Kunt u aangeven hoe vaak er door Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) een controle met speurhonden in een Penitentiaire inrichting (PI) is afgezegd wegens onverwachts capaciteitstekort?

Antwoord:
Het totaalaantal afzeggingen vanaf 1 januari tot en september 2024 bedraagt 210. Er vindt geen registratie van de reden van afzegging plaats. Hierdoor kan een relatie met het capaciteitstekort niet vastgesteld worden.  

Vraag (174):
Kunt u aangeven een kosten-batenanalyse geven van de aanpak van drones bij PI’s?

Antwoord:
Nee, de baten zijn niet in kaart te brengen en zijn niet in geld waardeerbaar. DJI probeert op alle mogelijke manieren te voorkomen dat contrabande de inrichtingen binnenkomt. Drones worden daarbij op verschillende manieren waargenomen en gedetecteerd, bijvoorbeeld door personeel, door veiligheidspartners en via het dronedetectiesysteem van DJI. Dit laatste systeem detecteert niet alleen, maar heeft ook afschrikkende en daarmee preventieve werking. Het feit dát er detectie is maakt ook dat mensen die contrabande willen binnen brengen een andere keuze maken. Voornoemde punten samen maken een kosten-baten afweging niet mogelijk.

Vraag (175):
Kunt u aangeven welke kosten er gepaard gaan met de koerswijziging van kliniek Veldzicht?

Antwoord:
Op dit moment kunnen de SJenV en de MAenM niet aangeven of en zo ja welke kosten er gepaard gaan met de koerswijziging ten aanzien van de doelgroepen in CPT Veldzicht. Besluitvorming over de koers van de samenwerkingsafspraken tussen o.a. het COA en DJI vindt plaats zodra SJenV en MAenM zicht hebben op de uitkomsten van het onderzoek dat momenteel wordt uitgevoerd naar de zorg- en beveiligingsbehoefte van de COA-doelgroep en de alternatieven voor deze doelgroep. Uw Kamer wordt vóór 1 december - de einddatum van het huidige samenwerkingsconvenant - bij brief geïnformeerd over relevante ontwikkelingen.

Vraag (176):
Kunt u aangeven hoeveel de opsporing van contrabande in PI’s met speurhonden momenteel kost?

Antwoord:
De kosten voor de inzet van speurhonden bedragen op jaarbasis 2.567.565 euro. 

Vraag (177):
Kunt u aangeven hoeveel de opsporing van contrabande in PI’s met speurhonden momenteel gemiddeld kost per vondst, uitgesplitst naar categorie van de vondst?

Antwoord:
Een uitsplitsing van kosten per vondst of naar categorie is niet te maken. Speurhonden vormen één van de controlemiddelen die in samenhang worden ingezet. Wel kan gemeld worden dat de speurhonden in de eerste zeven maanden van 2024 962 keer zijn ingezet in penitentiaire inrichtingen. Dit resulteerde in 46 drugsvondsten en 65 vondsten van telefoons.

Vraag (178):
Kunt u de gemiddelde reclasseringskosten per gedetineerde aangeven en uitsplitsten naar achtergrond?

Antwoord:
Nee. De meeste interventies van de reclassering worden geboden aan personen die niet gedetineerd zijn geweest. De reclasseringswerkzaamheden tijdens detentie kunnen diverse interventies zijn, zoals bijvoorbeeld gedragsinterventies of adviezen met betrekking tot voorwaardelijke invrijheidsstelling. Er wordt met kostprijzen per product gewerkt. Er wordt niet bijgehouden welke gemiddelde kosten per doelgroep worden gemaakt. Gegevens over achtergrond worden niet geregistreerd door DJI.  

Vraag (179):
Kunt u het screeningsproces van geestelijke zorgverleners voor PI’s toelichten?

Antwoord:
Alle sollicitanten van DJI (waaronder ook geestelijk verzorgers) worden gedurende het sollicitatieproces, voordat zij worden aangesteld bij DJI, op diverse manieren getoetst op hun geschiktheid. Indien besloten wordt tot het aangaan van een mogelijk dienstverband dient een sollicitant ook in staat zijn een geldige Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) te kunnen aanleveren.
De screening voor het afgeven van een geldige VOG vindt plaats door de Dienst Justis. 

Vraag (180):
Kunt u aangeven hoe vaak geestelijke zorgverleners niet door het screeningsproces zijn gekomen voordat zij aan hun functie in een PI konden beginnen?

Antwoord:
Dit is niet mogelijk. Gedurende het proces zijn er meerdere momenten waarop potentiële geestelijk zorgverleners zich om uiteenlopende redenen (moeten) terugtrekken uit de sollicitatieprocedure. Daarbij is niet expliciet te duiden welk percentage het gevolg is van het niet kunnen afronden van het screeningsproces. De geestelijk zorgverleners die wél een aanstelling hebben bij DJI hebben allen een positieve screening doorlopen. 

Vraag (181):
Kunt u aangeven hoeveel geestelijke verzorgers van een PI ontheven zijn uit hun functie na ontdekking van problematiek in hun functioneren?

Antwoord:
Terugkijkend naar de afgelopen drie jaar zijn er geen geestelijk verzorgers van een PI ontheven uit hun functie na ontdekking van problematiek in het functioneren.

Vraag (182):
Kunt u de verhouding tussen godsdiensten/levensovertuigingen aangeven van de geestelijke zorgverleners in PI’s?

Antwoord:
Naar aanleiding van de voorkeurspeiling van 2017 is de verhouding van de bezetting opgenomen in onderstaande tabel:

Stroming geestelijke verzorging
Islamitisch 35%
Rooms Katholiek 26%
Protestantse 15%
Humanistische 12%
Joodse 3%
Hindoeïstische 3%
Boeddhistische 3%

Vraag (183):
Wat wordt er momenteel gedaan om het beklagrecht te versoberen in het kader van de werkdruk van het personeel van gevangenissen?

Antwoord:
Op grond van de beginselenwetten hebben justitiabelen, vanuit het oogpunt van rechtsbescherming, het recht om te klagen. Momenteel wordt met betrokken partijen verkend waar nog kansen liggen om verbeteringen door te voeren in het beklag- en beroepsrecht, met als doel (de stijging van) het aantal beklag- en beroepszaken te verminderen. In 2023 is er in totaal van klachten en grieven een stijging van 13,8% ten opzichte van 2022. Dit wijkt af van de stabiele tot licht dalende lijn in de jaren hiervoor. Daarbij wordt rekening gehouden met wat in verleden al is onderzocht en gedaan om het aantal beklag- en beroepszaken terug te dringen. Dit betreft onder andere de invoering van bemiddeling als modaliteit van klachten en grieven behandeling en de aanpassing van het functieprofiel van afdelingshoofd met de taak zorg te dragen voor de inhoudelijke afhandeling van klachten. 

Vraag (184):
Is DJI bereid om een anonieme enquête te houden onder personeel over de invoering van uniformen van gedetineerden?

Antwoord:
Een gedetineerde heeft op grond van de Penitentiaire beginselenwet recht op het dragen van eigen kleding en schoenen (artikel 44, tweede lid). Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat het behouden van een individuele identiteit bijdraagt aan het verminderen van crimineel gedrag en daarmee uiteindelijk ook aan het terugdringen van recidive. 

Vraag (185):
Geeft het gebruik van adolescentenrecht problemen in de uitvoering in de jeugdinrichtingen?

Antwoord:
Als gevolg van de invoering van het adolescentenstrafrecht is de gemiddelde leeftijd in de JJI’s toegenomen en het totaalaantal jongeren in een JJI is ook toegenomen. De doorontwikkeling van het aanbod en de aanpak in de JJI’s zet in op maatwerk voor de jongeren, waaronder de doorontwikkeling ten aanzien van de ouder wordende doelgroep. Voorbeelden daarvan zijn aanpassingen in het onderwijsaanbod en arbeidstoeleiding

Ook heeft de invoering van het adolescenten strafrecht tot gevolg gehad dat de behoefte aan JJI-capaciteit is toegenomen. Om aan de toegenomen behoefte te voldoen is en wordt de capaciteit van de jeugdgevangenissen uitgebreid. Per 1 oktober jl. zijn in een nieuwe JJI in Veenhuizen twee groepen in gebruik genomen, verdere uitbreiding volgt het komende jaar gefaseerd, daarnaast er volgen nog enkele uitbreidingen bij bestaande JJI’s. DJI is daarvoor echter afhankelijk van randvoorwaarden zoals gelijkblijvende instroom, behoud van personeel en werving van nieuw personeel. De SJenV informeert uw Kamer periodiek over de stand van zaken in de voortgangsbrieven justitiële jeugd. 

Vraag (186):
Kunt u de kosten schetsen van de sociale mediakanalen van het OM?

Antwoord:
De jaarlijkse kosten voor de sociale mediakanalen bestaan uit kosten voor bemensing van twee functionarissen (circa 180.000 euro) en daarnaast materiële kosten (5.000 euro).

Vraag (187):
Kunt u de kosten van diversiteits- en inclusiebeleid schetsen bij de Rechtspraak, het OM en de politie?

Antwoord:
De Rechtspraak heeft voor 2024 een budget van 401.000 euro gereserveerd voor activiteiten op het gebied van diversiteit en inclusie en voor 2025 is 438.000 euro begroot. Verder worden er binnen de gerechten en landelijke diensten activiteiten uitgevoerd en biedt het opleidingsinstituut van de Rechtspraak leeractiviteiten aan die hieraan gerelateerd zijn.

Voor het OM zijn de kosten voor diversiteits- en inclusiebeleid circa 380.000 euro in 2025.

Voor de politie geldt het volgende; In de begroting en beheerplan politie 2025-2029 is (p.30 t/m 32) opgenomen hoe het korps inzet op diversiteit en inclusie. Alle eenheden en diensten krijgen een budget (als stimulerend vangnet) voor het realiseren van die wervingsactiviteiten die effect hebben op de arbeidsmarkt. Vanuit de motie Hermans is extra aanpak van discriminatie/ geweld tegen LGBTIQA+ gemeenschappen mogelijk gemaakt. Deze gelden zijn tot en met 2025 beschikbaar.

Vanuit de opgave ‘Politie voor Iedereen’ wordt zowel landelijk als op eenheidsniveau werk gemaakt van;

  • veilige en inclusieve teams

  • diverse instroom

  • aanpak discriminatie

  • controleren volgens kader

  • Netwerk Divers Vakmanschap en Bondgenoten

Het landelijk opgaveteam werkt aan het vergroten van de beweging van Politie voor Iedereen binnen het korps. Binnen de organisatie wordt ingezet op de inrichting van een expertisegebied waarbinnen inspanningen op het gebied van diversiteit en inclusie worden geborgd. Vanuit de arbeidsmarktstrategie en in de opleiding worden maatregelen getroffen om, met het oog op diversiteit, kandidaten met verschillende achtergronden in het selectieproces te behouden.

Het programma Politie voor Iedereen kost jaarlijks tussen de 3 en 5,5 miljoen euro.

Vraag (188):
Kunt u de kosten voor verduurzaming bij de Rechtspraak, het OM en de politie schetsen?

Antwoord:
Binnen de ministeries van Justitie en Veiligheid en Asiel en Migratie zetten alle sui generis en taakorganisaties zich in voor het realiseren van de klimaatdoelen. Naast de verduurzaming van het vastgoed betreft het ook de verduurzaming van de bedrijfsvoering en het primair proces. In de reguliere budgetten voor bijvoorbeeld huisvesting, facilitaire voorzieningen, vervoer, uitrusting en IV is duurzaamheid een integraal onderdeel van de kosten. Het inzichtelijk maken van de totale kosten specifiek voor verduurzaming per organisatie is derhalve niet mogelijk.

Vraag (189):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 289 Sr?

Antwoord:
Zie tabel bij vragen 189 t/m 206

Nummer Vraag Antwoord
    2023 2024 t/m juni
189 Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 289 Sr (moord)? 90 60
190 Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 287 Sr (doodslag)? 470 190
191 Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 290 Sr (kinderdoodslag)? - -
192 Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 300 Sr (mishandeling)? 7390 3640
193 Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 302 Sr (zware mishandeling)? 1190 590
194 Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 301 Sr (mishandeling met voorbedachten rade)? 20 <10
195 Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 307 Sr (dood door schuld)? 10 <10
196 Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 303 Sr (zware mishandeling met voorbedachten rade)? 20 20
197 Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 285 Sr (bedreiging)? 4010 1960
198 Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 141 Sr (openlijke geweldpleging)? 2000 1040
199 Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 242 Sr (Verkrachting in 2023, )(schuldverkrachting 2024)? 150 70
200 Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 246 Sr (aanrding in 2023, Verkrachting 16-18 jarig slachtoffer 2024))? 320 160
201 Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 92 Sr (aanslag tegen de koning)? - -
202 Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 273f Sr (mensenhandel)? 60 20
203 Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 282 Sr (vrijheidsberoving)? 190 90
204 Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 317 Sr (afpersing)? 590 260
205 Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 318 Sr (afdreiging)? 40 20
206 Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 308 Sr (zwaar lichamelijk letsel door schuld)? 20 <10
* afgerond op tientallen
Bron: PSK, datum raadpleging 25-10-2024

Toelichting bij de cijfers vragen 189 t/m 206
In de tabel zijn zaken meegenomen waarin de specifieke wetsartikelen bewezen zijn verklaard door de rechter in eerste aanleg, met eindvonnis 'Strafoplegging' of 'Schuldig zonder straf'.

In de tabel wordt het aantal zaken geteld. Dat betekent het volgende:

  • Het kan zijn dat één persoon in meerdere zaken veroordeeld is. In dat geval tellen beide zaken mee in de gerapporteerde aantallen. Er zijn dus geen veroordeelden geteld, maar veroordelingen.

  • Er zijn zaken waarin meerdere wetsartikelen bewezen zijn verklaard. In dat geval wordt de zaak onder meerdere wetsartikelen meegeteld in de gerapporteerde aantallen. Bijvoorbeeld: als in een zaak zowel artikel 287 Sr als artikel 300 Sr bewezen is verklaard, dan telt dezelfde zaak bij vraag 189 en vraag 192 mee.

Deze cijfers hebben betrekking op het grondfeit. Voor zover dat juridisch mogelijk is, kan het daarbij zowel gaan om voorbereiding van het grondfeit, poging tot het grondfeit of het voltooide grondfeit. Daarnaast kan – voor zover dat juridisch mogelijk is – (ook) sprake zijn van deelneming aan het grondfeit (medeplegen, medeplichtigheid, uitlokking of doen plegen van het grondfeit). 

Deze cijfers zijn indicatief. Ze geven een zo goed mogelijke representatie op basis van de informatie die op dit moment beschikbaar is uit de voor de Rechtspraak beschikbare management informatiesystemen.

Het lopende kalenderjaar bevat voorlopige aantallen; mogelijk is de registratie nog niet helemaal bijgewerkt.

De totale kosten voor de maatschappij, per jaar, per artikel worden niet bijgehouden.

Vraag (190):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 287 Sr?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 189.

Vraag (191):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 290 Sr?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 189.

Vraag (192):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 300 Sr?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 189.

Vraag (193):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 302 Sr?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 189.

Vraag (194):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 301 Sr?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 189.

Vraag (195):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 307 Sr?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 189.

Vraag (196):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 303 Sr?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 189.

Vraag (197):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 285 Sr?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 189.

Vraag (198):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 141 Sr?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 189.

Vraag (199):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 242 Sr?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 189.

Vraag (200):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 246 Sr?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 189.

Vraag (201):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 92 Sr?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 189.

Vraag (202):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 273f Sr?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 189.

Vraag (203):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 282 Sr?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 189.

Vraag (204):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 317 Sr?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 189.

Vraag (205):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 318 Sr?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 189.

Vraag (206):
Wat is het aantal veroordeelden en wat zijn de totale kosten voor de maatschappij per jaar als gevolg van art. 308 Sr?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 189.

Vraag (207):
Is er reeds onder personeel op de werkvloer gekeken wat de bevindingen zijn ten aanzien van het selectiviteitskader van de politie? Zo ja, wat zijn de bevindingen?

Antwoord:
Het selectiviteitskader wordt op dit moment bezien. In het proces van de herziening zullen alle relevante invalshoeken worden meegenomen, dus ook die van de werkvloer.

Vraag (208):
Welk deel van de begroting is niet juridisch verplicht?

Antwoord:
Bij elk van de beleidsartikelen is een tabel met de budgetflexibiliteit opgenomen. In onderstaande opsomming staat per beleidsartikel het niet juridisch verplichte gedeelte:
31. Politie 0%
32. Rechtspleging en rechtsbijstand 2,3 %
33. Veiligheid en criminaliteitsbestrijding 35,9 %
34. Straffen en beschermen 2,5 %
36. Contraterrorisme en nationaal veiligheidsbeleid 43,3 %
38. Inburgering 3%
 
Vraag (209):
Welk deel van de begroting is beleidsmatig gereserveerd? Waar is dit geld voor gereserveerd?

Antwoord:
In onderstaande opsomming staat per beleidsartikel het beleidsmatig gereserveerde gedeelte:

31. Politie 0%
32. Rechtspleging en rechtsbijstand 1,3 %
33. Veiligheid en criminaliteitsbestrijding 11,9 %
34. Straffen en beschermen 0,5 %
36. Contraterrorisme en nationaal veiligheidsbeleid 3,3 %
38. Inburgering 3%

De beleidsmatig gereserveerde gelden hebben met name betrekking op de opdrachten intra- en extramurale sanctieuitvoering (17 miljoen euro), schadeloosstellingen (30 miljoen euro), opdrachten op het gebied van opsporing en vervolging (61 miljoen euro) en bijdrage aan  het NIPV (9 miljoen euro).

Vraag (210):
Welk deel van de begroting is vrij te besteden?

Antwoord:
Er is geen vrij te besteden ruimte in de begroting. Zie het antwoord op de vragen 165 en 458 (art. 92) voor een nadere uiteenzetting.
 
Vraag (211):
Wat is de stand van zaken omtrent de aangenomen motie-Wassenberg over landelijke richtlijnen met betrekking tot de hulp aan dieren bij rampen (Kamerstuk 29517, nr. 244)?

Antwoord:
Om de samenwerking tussen dierenhulporganisaties en de veiligheidsregio’s te versterken, voert de stichting Dieren in Rampen op dit moment gezamenlijk met de veiligheidsregio’s een traject uit met ondersteuning van het ministerie van Justitie en Veiligheid. De realisatie van een eenduidig kader voor samenwerking, dat in alle 25 veiligheidsregio’s benut kan worden, is één van de resultaten waaraan wordt gewerkt. De doorvertaling in de praktijk zal op regionaal niveau moeten gebeuren, zodat recht gedaan kan worden aan zowel de eigenheid van de veiligheidsregio’s als ook de lokaal betrokken dierenhulporganisaties. Uiteindelijk is het doel dat juist in tijden van crisis via heldere lokale contacten en afspraken de zorg voor dieren ook tijdens crisis voldoende aandacht krijgt. Aanvullend zal de komende jaren bij de realisatie van landelijke crisisplannen waar nodig het onderwerp dieren worden meegenomen, dan wel verder uitgediept. Op dit moment geldt dit bijvoorbeeld voor het in ontwikkeling zijnde landelijke crisisplan natuurbranden.

Vraag (212):
Welke gevolgen heeft de NAVO-top 2025 voor de personele capaciteit van de politie tussen april en juli wat betreft hun reguliere taken?

Antwoord:
De benodigde capaciteit voor de NAVO-top is nu nog niet volledig bekend. Dat is onder andere afhankelijk van ontwikkelingen in het dreigingsbeeld en de in afstemming met het gezag te maken operationele keuzes. Hoe dan ook is duidelijk dat de NAVO-top een omvangrijke inzet van politie uit het hele land zal vergen en hiervoor extra maatregelen nodig zijn. De politie treft momenteel maatregelen, zoals een verlofregulering voor alle politiemedewerkers, de mogelijkheid onderzoeken of aspiranten en politievrijwilligers ingezet kunnen worden voor de basisdienstverlening en inzet op de opleiding van kwaliteitsgroepen, zoals de Mobiele Eenheid, voor extra capaciteit. Daarnaast wordt de beschikbare capaciteit vergroot door bijstand vanuit de Koninklijke Marechaussee en Defensie en worden buitenlandse politiekorpsen gevraagd om capaciteit en specifieke expertise te leveren.

Vraag (213):
Wat zijn de contouren van het aangekondigde rijksbrede anti-corruptie plan?

Antwoord:
Op dit moment wordt gewerkt aan het vormgeven van deze rijksbrede aanpak. De minister van Justitie en Veiligheid verwacht uw Kamer begin 2025 nader te kunnen informeren over de contouren. Het afgelopen jaar hebben intensieve gesprekken over de stand van zaken rondom corruptiebestrijding plaatsgevonden. Samen met Europese ontwikkelingen als de anti-corruptie richtlijn die in 2025 wordt verwacht en internationale rapporten vormen de uitkomsten van deze gesprekken input voor het opzetten van rijksbreed beleid.

Vraag (214):
Wanneer ontvangt de Kamer het wetsvoorstel verhoging strafmaat zware drugsdelicten?

Antwoord:
De minister van Justitie en Veiligheid hoopt het wetsvoorstel in het tweede kwartaal van 2025 te kunnen indienen bij de Tweede Kamer. De ministerraad heeft op 21 oktober van dit jaar besloten het wetsvoorstel voor advies voor te leggen aan de Afdeling advisering van de Raad van State. De komende maanden zal de Raad van State zich over het wetsvoorstel buigen. Nadat de Raad van State advies heeft uitgebracht, zal dit voortvarend worden verwerkt, zodat het wetsvoorstel daarna bij de Tweede Kamer kan worden ingediend.

Vraag (215):
Wat wordt er concreet bedoeld met de passage “We werken opties uit voor meer focus van de politie op haar kerntaak door samen te werken met publieke en private organisaties"? Welke organisaties betreft dit?

Antwoord:
Een voorbeeld is de samenwerking die nodig is bij de aanpak van de problematiek van personen met verward gedrag. Er wordt onder andere ingezet op de overheveling van werkzaamheden van de politie aan ter zake deskundige organisaties door onder andere een scherpere triage op de 112-meldkamer. Hierbij wordt nadrukkelijk de samenwerking gezocht met maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven.

Een ander voorbeeld betreft de samenwerking in het vreemdelingendomein, waarin de politie onder andere administratieve verrichtingen uitvoert bij identificatie en registratie van asielzoekers. Er is besloten om de identificatie en registratie taak voorlopig te verzelfstandigen en op termijn structureel onder te brengen in de asielketen. Hierdoor wordt de inzet van de politie vanaf januari 2025 geleidelijk ondergebracht in de asielketen en teruggebracht tot haar kerntaak.
 
Vraag (216):
Door welke publieke of private organisaties wordt de aanpak van personen met verward gedrag van de politie overgenomen? Welke budgettaire gevolgen heeft dat?

Antwoord:
De aanpak van personen met verward en/of onbegrepen gedrag vraagt een integrale en gezamenlijke aanpak in samenwerking met gemeenten, zorg- en veiligheidspartners, maatschappelijke organisaties, woningbouwcorporaties en het bedrijfsleven. Bij deze brede inzet willen we, net zoals dat in het eindrapport van de parlementaire verkenning is gedaan, de verantwoordelijkheid die het maatschappelijk middenveld hierin al neemt ook expliciet benoemen en onderzoeken hoe die verder versterkt kan worden. Het betreft dan ook geen ‘overname’ van taken maar een sterkere nadruk op de juiste zorg en ondersteuning. Daarmee wordt de druk op de tijd en capaciteit van de politie verminderd. Hierbij kijken we ook naar bestaande goede voorbeelden van samenwerking tussen zorg- en veiligheidspartners zoals straattriage en Crisis Interventie Teams. Deze aanpak wordt gefinancierd uit de bestaande begrotingen van de verschillende departementen. Voor de verbetering van de samenwerking tussen zorg- en veiligheidspartners zijn door het vorige kabinet middelen vrijgemaakt. De kabinetsinzet wordt nader toegelicht in de kabinetsreactie op de parlementaire verkenning naar de aanpak van personen met verward en/of onbegrepen gedrag die uw Kamer voor de begrotingsbehandeling ontvangt.

Vraag (217):
Wat is uw inzet op personen met verward gedrag? Wanneer ontvangen we de kabinetsreactie op de parlementaire verkenning?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 216 voor de kabinetsinzet. Deze inzet wordt nader toegelicht in de kabinetsreactie op de parlementaire verkenning naar de aanpak van personen met verward en/of onbegrepen gedrag die uw Kamer voor de begrotingsbehandeling ontvangt.
 
Vraag (218):
Hoe ziet de samenwerking tussen de politie en private organisaties eruit op het thema Bewaken en Beveiligen?

Antwoord:
De politie zet op dit moment, met instemming van het betrokken bevoegd gezag, op beperkte schaal geselecteerde private partijen in voor de uitvoering van specifieke onderdelen van taken in het domein bewaken en beveiligen. In de Circulaire Bewaken en Beveiligen zijn de uitgangspunten voor de inzet van private partijen beschreven:

  • Geweldsmonopolie blijft bij de overheid;

  • Inzet gebeurt onder regie van de politie en met toestemming van het bevoegde gezag;

  • De private partij voldoet aan de door het gezag gestelde eisen.

Vraag (219):
Hoe ziet de samenwerking tussen politie en private organisaties eruit op het thema aanpak winkeldiefstal?

Antwoord:
De publiek-private aanpak van winkeldiefstal is opgenomen in het Actieprogramma Veilig Ondernemen 2023-2026 van het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing, waar structureel samengewerkt wordt bij de aanpak van winkeldiefstal.[1] Om winkeldiefstalpreventie te bevorderen wordt in samenwerking met onder meer politie en private partners een toolbox interventies winkeldiefstal ontwikkeld die door brancheorganisaties en de Platforms Veilig Ondernemen zal worden verspreid. Ook wordt in publiek-privaat verband verkend welke mogelijkheden bestaan om tot een afhandeling van winkeldiefstal te komen die voor minder druk op politie en Openbaar Ministerie zorgt. Dit is in aanvulling op de in 2022 in werking getreden landelijke werkwijze reprimanderegeling voor meerderjarige first offenders.

[1] Kamerstukken II, 2022/2023, 29911, nr. 385.

Vraag (220):
Kunt u aangeven hoe vaak het is voorgekomen dat agenten hun persoonlijke voorkeur hebben uitgesproken om Joodse objecten niet te beschermen en het rooster hier ook daadwerkelijk voor is aangepast?

Antwoord:
Er zijn bij de politie geen gevallen bekend van politiemedewerkers die niet zijn ingezet omdat zij hebben aangegeven geen Joodse objecten te willen beveiligen.

Vraag (221):
Op welke manier wordt de capaciteit binnen de zedenteams wat betreft online seksuele misdrijven gemonitord? Wordt een onderscheid tussen online en offline seksuele misdrijven gemaakt?

Antwoord:
De zedenteams van de politie zijn belast met de opsporing van alle vormen van seksuele misdrijven, zowel offline als online. Bij de inzet van de capaciteit binnen de zedenteams is het onderscheid tussen offline en online vormen van seksuele misdrijven niet als zodanig te maken, doordat in zedenzaken offline en online handelingen elkaar beïnvloeden en versterken. Offline en online seksuele misdrijven gaan dus vaak samen. Ter illustratie, een opsporingsonderzoek kan starten met een grooming of sexchatting feit en later in het onderzoek blijkt dat er ook sprake is van verkrachting.

Vraag (222):
Welke data worden verzameld om de Wet seksuele misdrijven te evalueren en wanneer worden de eerste uitkomsten hiervan met de Kamer gedeeld? Worden data over onlinekindermisbruik afzonderlijk verzameld?

Antwoord:
De Wet seksuele misdrijven wordt op verschillende momenten geëvalueerd.

  • In opdracht van het WODC is DSP-groep (een bureau voor beleidsonderzoek) in het najaar van 2023 een onderzoek gestart om tot een plan van aanpak te komen voor de evaluatie van de Wet seksuele misdrijven.

  • Er is een nulmeting voorbereid ten behoeve van de evaluatie van de wet die binnen vijf jaar na inwerkingtreding van de wet wordt gedaan. Het rapport van de nulmeting wordt naar verwachting dit najaar opgeleverd. De Kamer zal daarna worden geïnformeerd.

  • De procesevaluatie wordt ongeveer twee à drie jaar na de inwerkingtreding van de wet verricht. Bij de procesevaluatie gaat het om vragen over de implementatie en uitvoering en de eerste ervaringen uit de praktijk. De Kamer zal, zodra dat mogelijk is, over de uitkomsten van de procesevaluatie worden geïnformeerd.

  • Om de Wet seksuele misdrijven te evalueren, worden zowel kwantitatieve gegevens als kwalitatieve gegevens verzameld. Kwantitatieve gegevens die worden verzameld zijn bijvoorbeeld het aantal aangiftes van seksuele misdrijven, de doorlooptijden van zaken en het aantal afdoeningen bij seksuele misdrijven. Kwalitatieve gegevens die worden verzameld zijn onder andere ervaringen van slachtoffers en professionals.

  • Bij de evaluatie van de wet worden ook data over online kindermisbruik verzameld en meegenomen. Deze data worden dus niet afzonderlijk verzameld.

Vraag (223):
Welke rol ziet u voor organisaties die zich bezighouden met onlineveiligheid van jongeren in het aanpakken van seksuele misdrijven? Worden hier in 2025 en 2026 middelen voor vrijgemaakt en, zo ja, hoeveel?

Antwoord:
Er zijn verscheidene organisaties die zich bezighouden met de online (seksuele) veiligheid van jongeren in Nederland. Zo verstrekt het ministerie van Justitie en Veiligheid jaarlijks een subsidie aan Offlimits, een organisatie die ondersteuning biedt aan mensen die te maken hebben (gehad) met online grensoverschrijdend gedrag en misbruik, in het bijzonder seksueel (kinder-)misbruik en uitbuiting. Met de verschillende programma’s van Offlimits – het Meldpunt Kinderporno, Helpwanted en Stop it Now! – wordt op integrale wijze gewerkt aan preventie in de vorm van voorlichting en bewustwording, hulp aan (en mogelijke doorverwijzing van) slachtoffers als zij online iets (seksueel) grensoverschrijdends hebben meegemaakt en aan een schoner internet. Helpwanted maakt met het Centrum Seksueel Geweld (CSG), Fonds Slachtofferhulp en Fier onderdeel uit van een consortium, met als doel om slachtoffers van (online) seksueel geweld sneller en effectiever te helpen. Door een in 2023 ontwikkeld triageprotocol zijn medewerkers van de hulplijnen van Helpwanted, CSG en Fier meer in staat om hulpvragers onderling beter, sneller en doelgerichter naar elkaar door te verwijzen. Tot slot is Helpwanted dit jaar aangewezen als laagdrempelige meldvoorziening en is het daarmee de aangewezen organisatie waar burgers terecht kunnen bij online grensoverschrijdend gedrag. Helpwanted staat in nauw contact met online platformen, eerder genoemde hulporganisaties en de politie.

Voor de jaarlijkse subsidie van Offlimits is in de jaren 2025 en 2026 respectievelijk 2.6 en 2.4 miljoen euro aan middelen vrijgemaakt. De dalende reeks bij de subsidies is te verklaren door de generieke taakstelling op subsidies die het Kabinet heeft afgesproken. Deze taakstelling is reeds ingeboekt op de subsidiebudgetten op de JenV-begroting. JenV is in het kader van een zorgvuldig proces, voornemens om te kijken of de consequenties voor de subsidiepartners gemitigeerd kunnen worden indien dit leidt tot onoverkomenlijkheden in de maatschappelijke opdracht. Bij Voorjaarsnota 2025 wordt nader bekeken of een herschikking van de subsidietaakstelling binnen de JenV-begroting voor 2025 nodig is. Dit geeft tijd om, samen met de partners, zorgvuldig te bezien wat de gevolgen van een korting van de subsidies zijn.

Vraag (224):
Hoeveel budget is er beschikbaar voor het uitvoeren van het Actieplan van het programma Samen tegen mensenhandel?

Antwoord:
Voor de uitvoering van het Actieplan is structureel 2 miljoen euro per jaar beschikbaar. Voor de jaren 2024 tot en met 2027 is er per jaar 500.000 euro extra beschikbaar.

Vraag (225):
Hoeveel fte komt er op dit moment tekort bij de zedenteams van politie en OM?

Antwoord:
Eind augustus 2024 kenden de zedenteams van de politie een formatie van 707 fte en een bezetting van 666 fte. De onderbezetting van de formatie wordt veroorzaakt door uitstroom van medewerkers die met pensioen gaan of doorstromen en door ophoging van de formatie.

In hoeverre er sprake is van een tekort aan capaciteit bij het Openbaar Ministerie is niet te beantwoorden, omdat de inrichting per arrondissement verschillend is en de instroom en voorraden fluctueren. Het Openbaar Ministerie heeft per arrondissementsparket een ervaren coördinerend zeden officier, die zo veel mogelijk wordt vrijgesteld. Daarnaast worden er afhankelijk van de instroom en voorraad aan zeden zaken per parket ervaren officieren van justitie en secretarissen ingezet voor de beoordeling van zedenzaken. Het Openbaar Ministerie heeft de afgelopen twee jaar door middel van het project ‘doorlooptijden zedenzaken’ de voorraad te beoordelen zedenzaken teruggedrongen door middel van extra inzet en inspanning voor zedenzaken. Dit vergt nog steeds de nodige prioritering en keuzes bij de inzet van beoordelingscapaciteit.

Vraag (226):
Hoeveel capaciteit is de zedenrecherche kwijt aan het opsporen van online seksuele misdrijven?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 221.

Vraag (227):
Kunt u toelichten hoe de begroting voldoende ruimte biedt om de cybersecurity bij de uitvoerende diensten, zoals de IND, NFI, DJI, OM en Justis, te versterken?

Antwoord:
Binnen de rijksbegroting worden de middelen die beschikbaar zijn voor cybersecurity niet apart begroot. Hierdoor kan niet aangegeven worden hoe de begroting voldoende ruimte biedt om cybersecurity bij de genoemde diensten te versterken.
 

Vraag (228):
Hoe verhoudt het op pagina 17 gestelde "“Crimineel vermogen pakken we af en we gaan door met het maatschappelijk herbestemmen van dit vermogen” zich tot het feit dat er in 2024 250 miljoen minder afgepakt kan gaan worden dan geraamd (pagina 38)?

Antwoord:
In de JenV-begroting worden voor de incassoresultaten meerjarige ramingen opgenomen op artikel 33 bij de ontvangsten onder de titel “afpakken”. Deze ramingen weerspiegelen verwachte opbrengsten, wetende dat deze per jaar sterk kunnen verschillen. De ramingen beperken zich tot de incassoresultaten die vanuit strafrechtelijk afpakken naar de staatskas vloeien. Bij het opstellen van de ramingen wordt rekening gehouden met grote schikkingen die in het verleden zijn gerealiseerd. Afhankelijk van mogelijke nieuwe (grote) schikkingen, zijn de ramingen dus met een bepaalde onzekerheid omgeven; op voorhand is niet bekend wanneer een grote schikking zich voordoet en wat de omvang ervan zal zijn. In 2024 is er tot op heden (oktober 2024) door het OM geen strafzaak afgedaan met een grote schikking, waardoor de ontvangsten in 2024 naar verwachting lager zullen uitvallen dan geraamd. Overigens zijn de ramingen nadrukkelijk geen doelstellingen in de zin van prestatieafspraken.

De ramingen voor de incassoresultaten zijn daarom ook geen graadmeter voor de inzet van de partners in de afpakketen, want de inzet van de partners blijft onverminderd hoog. En met resultaat. Het OM stuurt op het leggen van zoveel mogelijk en kwalitatief beslag in een strafzaak om de criminele winsten zo goed mogelijk af te romen. De beslagdoelstelling voor 2023 van 281,6 miljoen euro is met 129% ruimschoots behaald.[1] In het algemeen kan worden gesteld dat hoe meer beslag er wordt gelegd, hoe hoger de kans dat een ontnemingsvordering kan worden geïncasseerd. Daarnaast vloeit niet al het ontnomen crimineel vermogen terug naar de staatskas, maar kan het ook gebruikt worden voor compensatie aan slachtoffers of benadeelden (en dit gedeelte is niet zichtbaar in de incassoresultaten).

Het afgepakte criminele vermogen vloeit terug naar de staatskas en komt zo ten goede aan het algemeen belang. Een specifiek bedrag is hoe dan ook gereserveerd voor de inzet in het kader van het doel dat maatschappelijk herbestemmen beoogt.

[1] Bron: OM Jaaroverzicht Criminele Geldstromen 2023.

Vraag (229):
Welke middelen zijn er in 2025 begroot voor de integrale aanpak online fraude en welke middelen hiervan zijn structureel?

Antwoord:
Het actieprogramma integrale aanpak online fraude is gestart in 2022 en loopt tot medio 2025. Uw Kamer is geïnformeerd dat voor de integrale aanpak in 2025 afgerond 2,3 miljoen euro beschikbaar is.[1] Dit bedrag is inclusief subsidieverstrekking aan de Fraudehelpdesk. Het actieprogramma wordt jaarlijks herijkt. Met de publieke en private partijen wordt momenteel het actieprogramma 2025 voorbereid. Over de voortgang wordt uw Kamer in 2025 geïnformeerd alsook over de aanpak na 2025.

[1] Bron: Kamerstukken II 2022/23, 29 911, nr. 393, p. 3.

Vraag (230):
Wanneer kan de Kamer het plan verwachten dat u samen met de sekswerkbranche, de ministeries van SZW, VWS en Financiën, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de politie maakt om de sociale en juridische positie van sekswerkers te verbeteren?

Antwoord:
De aanpak versterking sociale en juridische positie sekswerkers is op 10 november 2023 aan uw Kamer aangeboden.[1] In de aanpak zijn gezamenlijk met de sekswerkbranche en andere ketenpartners concrete oplossingen geformuleerd voor vijf thema’s, te weten zakelijke dienstverlening, zorg, politie, gemeenten en communicatie en media. Dit najaar wordt de Kamer geïnformeerd over de stand van zaken.

[1] Kamerstukken II, 2023/2024, 34193, nr. 17.

Vraag (231):
Kan per speler in de strafrechtketen vertaald in concrete doelstellingen per jaar worden aangegeven hoe de strafrechtketen versterkt gaat worden?

Antwoord:
Momenteel worden er drie doelstellingen gehanteerd voor versterking van de strafrechtketen. Het betreft:
1.  Verbetering van de doorlooptijden van jeugdzaken, zedenzaken en zaken op het gebied van veel voorkomende criminaliteit;
2.  Verdere digitalisering van de keten; en
3.  Implementatie van het nieuwe Wetboek van Strafvordering op 1 april 2029.

Hier volgt een nadere toelichting over de verdeling van deze doelstellingen over de organisaties in de strafrechtketen:

1. De normen voor doorlooptijden zijn verdeeld over de fasen in een strafproces, en gelden dus voor de organisaties die in de desbetreffende fase handelingen verrichten. Zo geldt voor zedenzaken dat de politie 80% van de zaken binnen 6 maanden na aangifte naar het Openbaar Ministerie moet sturen. Voor het OM geldt vervolgens dat 80% van de zaken binnen 6 maanden na ontvangst op zitting moet zijn geweest. Voor de rechtspraak geldt in die zaken dat 80% binnen 3 maanden na zitting eerste aanleg moet zijn voorzien van een eindvonnis. De normen voor verbetering van de doorlooptijden in het strafrecht zijn aan uw Kamer gezonden.[1]  Momenteel zijn de ketenorganisaties bezig een meerjarenplanning vast te stellen, waarbij nadere doelen voor de komende jaren worden gesteld ten aanzien van doorlooptijden en waarbij zal worden bepaald welke concrete maatregelen de ketenorganisaties (van opsporing tot en met tenuitvoerlegging) afzonderlijk en gezamenlijk worden genomen om deze doelstellingen te realiseren.

2. Ook voor verdere digitalisering en het verbeteren van de informatievoorziening in de strafrechtketen is een meerjarenagenda in ontwikkeling. Deze wordt geconcretiseerd in het Ketenmeerjarenplan 2025-2029. De ketenpartners werken ook de komende jaren binnen het Duurzaam Digitaal Stelsel (DDS) samen om de informatievoorziening binnen de strafrechtketen te versterken. DDS is ingesteld het Bestuurlijk Ketenberaad voor de strafrechtketen (BKB). Binnen het DDS geeft het Informatieberaad de opdracht tot realisatie van de digitaliseringsdoelen zoals door het BKB in de gemeenschappelijke beleidsdoelstellingen zijn vastgesteld.
Hierbij wordt gezamenlijk gewerkt aan digitaliseringsdoelen die bijdragen aan een geoptimaliseerde strafrechtspleging, een betere interactie met (en daarmee dienstverlening aan) zowel verdachten, als slachtoffers en nabestaanden en een betere ondersteuning van de mensen die in de keten werkzaam zijn. Ook wordt met de ketenpartners gewerkt aan andere ketenvoorzieningen die de samenwerking faciliteren, zoals een steeds betere informatie-uitwisseling binnen de strafrechtketen via de uitwisseling van multimedia. Daarnaast ligt de komende jaren prioriteit bij inzicht in en realisatie van de informatievoorzieningsopgaven die nodig zijn voor de invoering van het nieuwe Wetboek van Strafvordering en andere wettelijk gedreven informatievoorzieningsopgaven, zoals voor e-Justice.

3. Ook voor invoering van het nieuwe Wetboek van Strafvordering geldt een collectief streven om het nieuwe wetboek in werking te laten treden op 1 april 2029. Er wordt momenteel een ketenmijlpalenplanning ontwikkeld aan de hand waarvan de sturing op de jaarlijks te behalen resultaten zal plaatsvinden. De fases in deze planning zijn: analyse, voorbereiding en realisatie, (centrale) implementatievoorbereiding, (lokale) implementatie en nazorg (na inwerkingtreding).

[1] Bijlage bij Kamerstukken II, 29 279, nr. 804.

Vraag (232):
Wat zijn de percentages betreffende uitval in zowel de penitentiaire inrichtingen als de forensische zorg?

Antwoord:
Uitval is in het antwoord op deze vraag geïnterpreteerd als een vraag naar uitval van personeel. Zodoende geeft het antwoord informatie over de verzuimpercentages. Het twaalfmaands voortschrijdend verzuimgemiddelde betreft voor het gevangeniswezen en de vreemdelingenbewaring 7,8%. Voor de Tbs-klinieken is dit 8,8% en de jeugdinstellingen 10,6%, dit betreft enkel de Rijks onderdelen en heeft geen betrekking op de particuliere instellingen.[1]

[1] Bron: P-direkt, referentiemaand september 2024

Vraag (233):
Kan inzichtelijk worden gemaakt wat de gemiddelde leeftijd is van de personen die werkzaam zijn in de penitentiaire inrichtingen en de forensische zorg en of deze de afgelopen jaren is gestegen?

Antwoord:
De tabel in de bijlage laat de gemiddelde leeftijdsopbouw zien voor het gevangeniswezen, de vreemdelingenbewaring, tbs en jeugd. De gemiddelde leeftijd voor de tbs-klinieken en jeugdinstellingen betreffen enkel de Rijksonderdelen en hebben geen betrekking op de particuliere instellingen. De gemiddelde leeftijd is de afgelopen jaren is niet expliciet gestegen. Eerder vertoont de gemiddelde leeftijd een licht dalend effect.

Gemiddelde leeftijd
  2020 2021 2022 2023 2024 (t/m sep)
GW/VB 46 45 45 45 45
TBS 43 44 44 43 43
Jeugd 43 43 42 41 41

Tabel Gemiddelde leeftijd per organisatieonderdeel van de Dienst Justitiële Inrichtingen.

Bron: P-direkt.

Vraag (234):
Is het in principe mogelijk om de beschikbaarheidsfinanciering voor tbs uit te breiden naar de overige forensische zorg?

Antwoord:
De beschikbaarheidsfinanciering wordt uitgewerkt als instrument ter bevordering van de uitbreiding van de capaciteit voor forensisch psychiatrische centra (FPC’s). De capaciteit binnen dit hoogste beveiligingsniveau kent de grootste tekorten. De capaciteit van de FPC’s wordt vrijwel volledig bezet door tbs-patiënten, waardoor de FPC’s voor de bekostiging afhankelijk zijn van het ministerie van Justitie en Veiligheid. In de huidige systematiek van prestatiebekostiging ligt het risico van leegstand als gevolg van een toekomstig teruglopende behoefte aan tbs-capaciteit volledig bij de FPC’s. Met de beschikbaarheidsfinanciering wordt dat risico evenwichtiger verdeeld. Vanwege de verwevenheid met andere (zorg)stelsels is beschikbaarheidsfinanciering voor de instellingen met lagere beveiligingsniveaus een stuk complexer. Bij deze instellingen zijn er geen gelabelde bedden voor patiënten met een strafrechtelijke titel. Patiënten verblijven daar op grond van verschillende juridische titels, zoals ook op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en de Wet zorg en dwang. Deze instellingen zijn derhalve voor de bekostiging niet uitsluitend afhankelijk van het ministerie van Justitie en Veiligheid en dus grijpen we daarmee met een dergelijke maatregel ook in op andere zorgstelsels.

Vraag (235):
Wat wordt er concreet met de zinsnede “Om het capaciteitstekort in de tbs aan te pakken zorgen we voor een vorm van beschikbaarheidsfinanciering waardoor aanbieders worden gestimuleerd om te investeren in extra plaatsen" bedoeld?

Antwoord:
De beschikbaarheidsfinanciering is een instrument om forensisch psychiatrische centra (FPC’s) meer op basis van beschikbaarheid te financieren in plaats van alleen op basis van bezette bedden. Het is een financieel instrument om FPC’s een vergoeding te kunnen geven voor lege bedden die zij beschikbaar houden op het moment dat de behoefte aan tbs-capaciteit daalt. Het zal dus alleen toegepast worden in geval van leegstaande bedden als gevolg van een dalende behoefte aan tbs-capaciteit, binnen het financiële kader dat beschikbaar is. In het verleden is in een periode met een dalende behoefte (2012-2014) capaciteit juist afgestoten met nadelige gevolgen voor de beschikbaarheid van tbs-capaciteit die nu hard nodig is. Door de zekerheid die de beschikbaarheidsfinanciering biedt, worden de FPC’s gestimuleerd te investeren in de uitbreiding van tbs-capaciteit.

Vraag (236):
Betekent de zinsnede "binnen het financiële kader dat beschikbaar is voor voldoende forensische zorg, conform de behoefteraming” dat er voor extra tbs-plaatsen geen extra budget beschikbaar is? Zo ja, hoe kunnen die extra plaatsen dan gefinancierd worden? Zo nee, wat wordt er dan wel bedoeld?

Antwoord:
Deze zinsnede betekent niet dat er voor extra tbs-plaatsen geen budget beschikbaar is. Het budget voor de financiering van de forensische zorg, inclusief de benodigde tbs-plaatsen, is berekend op basis van de geraamde behoefte conform het Prognosemodel Justitiële Ketens van het WODC. Deze omvat een toename van het aantal tbs-plaatsen van 1.719 plaatsen in 2024 naar 2.037 plaatsen in 2029 in de komende jaren, zoals is aangegeven in de JenV-begroting 2025.[1] Deze tbs-plaatsen kunnen dus worden gerealiseerd binnen de nu meerjarige beschikbare budgetten.

[1] Kamerstukken II, vergaderjaar 2024–2025, 36 600 VI, nr. 2, blz. 113

Vraag (237):
Hoeveel jongeren verblijven in jeugdgevangenissen? Hoeveel jongeren verblijven in volwassendetentie?

Antwoord:
Op peildatum 2 september 2024 verbleven er 444 jongeren in de Justitiële Jeugdinrichtingen en de Kleinschalige Voorzieningen Justitiële Jeugd. Op peildatum 2 september 2024 zitten 56 jongvolwassenen in een Huis van Bewaring of reguliere gevangenisafdeling die in een Jeugdinrichting thuishoren.

Vraag (238):
Hoeveel is er de afgelopen tien jaar bezuinigd op jeugdgevangenissen? Kunt u dit in een overzicht uiteenzetten?

Antwoord:
In de afgelopen tien jaar is per saldo niet bezuinigd op jeugdgevangenissen. Wel zijn er in die periode vier justitiële jeugdinrichtingen gesloten: Amsterbaken in 2015, Eikenstein locatie Zeist in 2017, Het Keerpunt in 2020 en Het Poortje Juvaid in 2021. Tegelijkertijd is er geïnvesteerd in meer maatwerk, onder andere middels de kleinschalige voorzieningen justitiële jeugd.[1]

Het budgettair kader voor de justitiële jeugdinrichtingen is in de afgelopen tien jaar gestegen van 151,1 miljoen euro in 2015 volgens de begroting Veiligheid en Justitie 2015,[2] naar 232,9 miljoen in 2025 volgens de begroting Justitie en Veiligheid 2025.[3]

[1] Tweede Kamer, vergaderjaar 2018-2019, 28 741, nr. 53.
[2] Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 34 000 VI, nr.2, blz. 91.
[3] Tweede Kamer, vergaderjaar 2024–2025, 36 600 VI, nr. 2, blz. 110.

Vraag (239):
Hoeveel is er de afgelopen tien jaar geïnvesteerd in tbs-zorg en hoeveel is er bezuinigd?

Antwoord:
In de afgelopen tien jaar is per saldo niet bezuinigd op tbs-zorg. Uit de onderstaande overzichtstabel kan worden afgeleid dat het budgettair kader voor de tbs-zorg (Forensisch Psychiatrisch Centra, FPC) in deze periode is gestegen van in totaal 314,3 miljoen euro in 2015[1] (bij een gefinancierde capaciteit van 1.630 tbs-plaatsen), naar 525,4 miljoen euro in 2025. De stijging van het budgettair kader is voornamelijk het gevolg van de toename van de gefinancierde capaciteit (van 1630 naar 1843 plaatsen) en de loon- en prijsbijstelling die jaarlijks aan het budgettair kader is toegevoegd (bij een gefinancierde capaciteit van 1.843 tbs-plaatsen).[2]

[1] JenV-begroting 2015, Kamerstukken II, vergaderjaar 2014–2015, 34 000 VI, nr. 2, blz. 91.
[2] JenV-begroting 2025 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2024–2025, 36 600 VI, nr. 2, blz. 110.

Overzichtstabel JenV-begroting Forensische Zorg 2015 - 2025

JenV-begroting Forensische Zorg 2015 2025
Intramurale forensische zorg in GW (PPC) 90,9 197,0
FPC’s/forensische zorg (tbs-zorg) 314,3 525,4
Intramurale forensische zorg in GGz-instellingen 251,6 394,3
Inkoop ambulante forensische zorg 61,3 174,3
Totaal ( X 1000 €) 718,1 1.291

Vraag (240):
Hoe groot is het capaciteitstekort in de tbs-sector? Kunt u een overzicht geven van het capaciteitstekort in de tbs-sector de afgelopen tien jaar?

Antwoord:
Het tekort aan tbs-capaciteit resulteert in een aantal wachtende tbs-patiënten in het gevangeniswezen. In onderstaande tabel zijn het gemiddeld aantal passanten per jaar van de afgelopen 10 jaar opgenomen. Ook bij voldoende capaciteit is er sprake van een ijzeren voorraad aan passanten (20). Na 2018 is het aantal tbs-opleggingen sterk gestegen en daarmee ook de vraag naar tbs-capaciteit.

  2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023
Gemiddelde bezetting tbs 1.590 1.488 1.385 1.326 1.310 1.329 1.403 1.490 1.536 1.614
Gemiddeld aantal passanten 20 19 18 26 43 39 45 64 107 137

Vraag (241):
Hoeveel jongeren halen jaarlijks hun diploma in jeugdgevangenissen? Om wat voor diploma's of certificaten gaat het (op welk niveau)?

Antwoord:
Dit wordt niet geregistreerd en is daarom niet bekend.

Vraag (242):
Wordt in elke jeugdgevangenis op dit moment alle niveaus van onderwijs aangeboden? Zo nee, welke niveaus niet?

Antwoord:
Niet overal wordt onderwijs op alle niveaus geboden. Het aanbod is afhankelijk van de behoefte van de leerlingen en de beschikbaarheid van docenten. Omdat het vaak om kleine aantallen leerlingen gaat, zijn er niet altijd voldoende docenten beschikbaar om in onderwijs op alle niveaus te voorzien.

Vraag (243):
In hoeverre sluit de definitie van de taak van het Juridisch Loket aan bij de eerdere formuleringen op pagina 21?

Antwoord:
Op pagina 215 van de JenV-begroting staat het Juridisch Loket omschreven als “een advies- en doorverwijsinstelling voor eerstelijns rechtshulp, die ervoor zorgt dat on- en mindervermogenden verzekerd zijn van toegang tot het rechtsbestel.” Het betreft een inmiddels gedateerde omschrijving van de taak van het Juridisch Loket. De taakuitvoering van het Juridisch Loket wordt in de praktijk breder. Als onderdeel van de stelselvernieuwing rechtsbijstand is ook ondersteuning als taak voor het Juridisch Loket voorzien, om met een beperkte interventie (het bellen met een instantie bijvoorbeeld) meer op te lossen in de eerste lijn. Het Juridisch Loket pakt deze taak inmiddels al stapsgewijs op. Daarnaast behoort (online) informatievoorziening reeds tot de taakuitvoering van het Juridisch Loket. Een nieuwe wettelijke definitie zal geformuleerd worden als onderdeel van het wetsvoorstel voor de stelselvernieuwing rechtsbijstand.

Vraag (244):
Op welke manier gaat gevolg worden gegeven aan het initiatief Samen Recht Vinden dat de afgelopen jaren heeft gedraaid via incidentele middelen via de proeftuin door het ministerie?

Antwoord:
'Samen Recht Vinden' is een initiatief dat tijdens de pilotfase van het programma stelselvernieuwing rechtsbijstand met steun van JenV, de Rijk-regiodeal Zeeuws Vlaanderen en bijdragen van enkele Zeeuwse gemeenten is ontwikkeld en opgezet. Voor de regionale implementatie en borging van de aanpak van Samen Recht Vinden is voor 2025 financiering gevonden door een aantal Zeeuwse gemeenten en de provincie Zeeland.

Vraag (245):
Hoeveel mensen maken gebruik van het Juridisch Loket? Kunt u de cijfers van het gebruik van het Juridisch Loket de afgelopen vijf jaar in een overzicht uiteenzetten?

Antwoord:
Het is niet mogelijk om het aantal unieke personen te tellen dat gebruik heeft gemaakt van de dienstverlening van het Juridisch Loket. Het Juridisch Loket mag geen gebruik maken van het Burgerservicenummer. Een wettelijke basis daarvoor ontbreekt vooralsnog. Daarnaast worden regelmatig burgers geholpen die nog geen Burgerservicenummer hebben of die anoniem wensen te blijven. Van hen wordt enkel de postcode geregistreerd. Daardoor is een zuivere meting op persoonsniveau niet mogelijk. 

De onderstaande tabel laat het aantal geregistreerde contacten zien dat het Juridisch Loket met burgers had in de periode van 2019 tot 2023. Voor 2024 is een prognose opgenomen. Het betreft hier telefonische contacten, contacten aan de balie of tijdens een spreekuur. In het verleden zijn in cijfers van het Juridisch Loket ook de contacten via de mail meegeteld. Die zijn niet meegenomen in deze telling, omdat het Juridisch Loket in 2022 gestopt is via de mail te communiceren, maar vooral omdat de cijfers leiden tot een onzuiver beeld. Om één vraag te behandelen werd namelijk vele malen heen en weer gemaild en iedere mail telde daarbij als één contact. In de tabel wordt tevens onderscheid gemaakt naar het aantal contacten met én zonder uitzoekwerk. Uitzoekwerk volgt uit een lastiger advies- of hulpvraag, waarbij een juridisch adviseur nader onderzoek moet doen.

Door tussentijdse wijzigingen in de werkwijze, maar ook onder invloed van de coronapandemie, zijn de cijfers overigens over de gevraagde periode niet goed vergelijkbaar met elkaar. De cijfers van 2023 en 2024 zijn daarentegen wel goed vergelijkbaar. Voor een nadere duiding van de cijfers, wordt verwezen naar de jaarverslagen van het Juridisch Loket op hun website.



Vraag (246):
Stijgt de vraag naar eerstelijns rechtshulp? Kunt u deze cijfers uiteenzetten voor de afgelopen vijf jaar?

Antwoord:
Ja, het aantal mensen dat contact zoekt met het Juridisch Loket stijgt. De grootste stijging is te zien bij het aantal telefonische contacten. Zie verder het antwoord op vraag 245.

Vraag (247):
Bij het versterken van de strafrechtketen “ligt de focus op het versnellen van doorlooptijden en verdere digitalisering van de keten”: hoeveel meer budget en capaciteit komt er bij het OM/rechters/DJI ter beschikking voor deze doelen?

Antwoord:
Door het vorige kabinet is extra geïnvesteerd in de strafrechtketen: circa 550 miljoen euro structureel, die deels was bestemd voor achterstallig onderhoud en deels voor vernieuwing van de digitale basisinfrastructuur, en incidenteel 450 miljoen euro ten behoeve van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering. Deze bedragen komen bovenop de extra middelen die door voorgaande kabinetten zijn vrijgemaakt voor de politie en voor zedenwetgeving via de motie-Hermans en voor de bestrijding van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. Op basis van deze extra investeringen is een belangrijke impuls gegeven aan verbetering van het functioneren van de organisaties in de strafrechtketen. Daarnaast investeert het huidige kabinet nog 300 miljoen euro extra in nationale veiligheid, waarvan een groot deel bestemd is voor de organisaties in de strafrechtketen ten behoeve van onder andere de aanpak van cybercrime en digitale criminaliteit en andere versterkingen van de strafrechtketen. Bij de miljoenennota is daar nog eens 100 miljoen euro bovenop gekomen. Deze extra investeringen ontvangt de politie waarbij rekening wordt gehouden met keteneffecten bij de overige organisaties, inclusief de DJI en de Rechtspraak.

Vraag (248):
Welke stappen onderneemt u om ervoor te zorgen dat de digitalisering van het rechtsbijstandsstelsel de toegankelijkheid voor digitaal minder vaardige groepen, zoals ouderen en laaggeletterden, niet belemmert?

Antwoord:
Het programma stelselvernieuwing rechtsbijstand heeft ingezet op het verbeteren van de toegang tot rechtshulp, zowel digitaal als fysiek. Naast de ontwikkeling van onder andere de digitale informatievoorziening en digitale en telefonische contactmogelijkheden, blijft persoonlijk contact belangrijk. Het Juridisch Loket heeft recent de website laten doorlichten op toegankelijkheid voor mensen met een beperking. Hier kwamen verschillende verbeterpunten uit naar voren, waaronder de afwezigheid van een contactmogelijkheid op afstand voor slechthorenden. Het Juridisch Loket werkt aan verdere verbeteringen, zoals een contactformulier.

Vraag (249):
Hoe ziet de ondersteuning richting gemeenten op het terrein van online aangejaagde ordeverstoringen er concreet uit en welke concrete stappen worden er de komende tijd gezet om deze ondersteuning te verbeteren?

Antwoord:
Er zijn verschillende instrumenten beschikbaar ter ondersteuning van gemeenten.
Zo is in het barrièremodel uitgewerkt welke signalen en gelegenheden een rol spelen bij dit fenomeen. Het model toont vervolgens welke actoren, op welk moment en op welke wijze, kunnen ingrijpen om online gedrag een halt toe te roepen. Hierbij is niet alleen gekeken naar de barrières die opgeworpen kunnen worden door gemeenten, maar ook door partners zoals politie, het Openbaar Ministerie, internetplatforms en jeugdwerk. In aanvulling op het barrièremodel is een afwegingstool ontwikkeld die gemeenten helpt bij het maken van een snelle beoordeling welke interventies in een specifieke situatie ingezet kunnen worden. Op basis van selecties in het interventiefilter worden passende maatregelen voorgesteld. Denk bijvoorbeeld aan het aanspreken van ouders van relschoppers of het uitvaardigen van een bevel door een officier van justitie met als doel om strafbare online content te (laten) verwijderen. Daarnaast worden er regelmatig leerkringen en werkgroepbijeenkomsten georganiseerd waarin kennis en ervaring over de aanpak van online aangejaagde ordeverstoringen wordt gedeeld. Deze hulpmiddelen worden actief onder de aandacht gebracht van gemeenten.

In samenwerking met het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) zullen de bestaande instrumenten worden onderhouden en waar nodig worden doorontwikkeld. Om de aanpak te versterken en de praktijk verder te ondersteunen heeft het ministerie van Justitie en Veiligheid via het CCV gelden beschikbaar gesteld voor lokale initiatieven. De resultaten van deze projecten worden volgend najaar verwacht.

Het ministerie van Justitie en Veiligheid voert blijvend gesprekken met de praktijk om te bezien wat er verder nodig is op het gebied van ondersteuning.

Vraag (250):
Hoe hoog zijn de wachtlijsten voor de langdurige forensische psychiatrische zorg en in hoeverre zijn deze de afgelopen vijf jaar gestegen?

Antwoord:
Op peilmoment 2 september 2024 was het aantal wachtenden 38. De wachtlijsten voor de langdurige forensische psychiatrische zorg worden sinds 2022 centraal bijgehouden.

De gemiddelde wachtlijsten van de afgelopen jaren betroffen:

2022 19
2023 27
2024 (tot sept) 37

Vraag (251):
Op welke manier gaat u extra zorg leveren voor mensen met verward en/of onbegrepen gedrag, gezien de wachtlijsten in de psychische zorg? Gaat u hier extra in investeren?

Antwoord:
Dit kabinet zet in op het voorkomen van extra zorgvragen voor mensen met verward en/of onbegrepen gedrag. Daarom dat nadrukkelijk de samenwerking met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening wordt gezocht gelet op het belang van bestaanszekerheid en passende huisvesting voor deze doelgroep. Daarnaast werkt dit kabinet aan vroegsignalering en het verbeteren van het contact met zorgmijders. Gemeenten zijn binnen de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 verantwoordelijk voor het organiseren van passende ondersteuning, waaronder ook maatschappelijke opvang. Zij kunnen de aanwezigheid van psychische hulpverlening in samenspraak met Geestelijke GezondheidsZorg (GGZ)-instellingen, zorgkantoren en de opvanginstelling organiseren. Verder werken we aan de zogenaamde wijk-Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD’er) om ook daarmee vroegtijdig signalen op te pakken en daarnaar te kunnen handelen. Dit laat onverlet dat men ook in de zorg te maken heeft met capaciteitstekorten en een toenemend aantal zorgvragen. Welke maatregelen daarvoor worden genomen is uitgebreid besproken tijdens de begrotingsbehandeling van het ministerie van Volkshuisvesting, Welzijn en Sport. De kabinetsinzet wordt nader toegelicht in de kabinetsreactie op de parlementaire verkenning naar de aanpak van personen met verward en/of onbegrepen gedrag die uw Kamer voor de begrotingsbehandeling ontvangt.
 
Vraag (252):
Op welke manier gaat u extra investeren in het verbeteren van bestaanszekerheid voor mensen met verward en/of onbegrepen gedrag?

Antwoord:
Het vroegtijdig signaleren van financiële problemen en het oplossen daarvan is onderdeel van het programma van het kabinet om armoede en schulden tegen te gaan. Bekend is ook dat mensen met (psychische) gezondheidsproblemen eerder dan anderen in de bijstand en in de Werkloosheidwet (WW) terecht komen, en daar vervolgens moeilijker weer uit komen. Het kabinet wil deze negatieve spiraal met een gezamenlijke aanpak doorbreken en ondersteunt daarom verschillende initiatieven, zoals het landelijk convenant Sterk door Werk, waarin onder meer Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ)-instellingen, gemeenten, Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en werkgevers samen optrekken om mensen met psychische aandoeningen aan het werk te helpen. Het uitvoeringsproject Hoofdzaak Werk, dat die samenwerking op het niveau van de arbeidsmarktregio stimuleert, wordt, met financiële ondersteuning door de ministeries van Volkshuisvesting, Welzijn en Sport (VWS) en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), ook doorgezet tot en met 2025. Meer specifiek wil het kabinet inzetten op meer werkmogelijkheden voor mensen met psychische problematiek en een risico op verward/onbegrepen gedrag. Preventief door het intensiveren t/m 2027 van de inzet van de bewezen effectieve re-integratiemethode Individuele Plaatsing en Steun (IPS) bij mensen met psychische aandoeningen alsook achteraf ter stabilisering na een crisis.

Vraag (253):
Hoeveel budget is er structureel nodig voor de uitvoering van het Plan van aanpak stop femicide? Voor welke van de tien in dat plan genoemde prioriteiten wordt hoeveel uitgetrokken? Hoeveel in 2025? En hoeveel is er beschikbaar?

Antwoord:
De activiteiten die staan beschreven in het plan van aanpak ‘Stop femicide!’ (voor 2024 en 2025) worden gedekt door de budgetten van de ministeries van VWS, JenV en OCW die beschikbaar zijn voor de gehele aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling en voor het emancipatiebeleid. In 2025 wordt op basis van de resultaten en bevindingen van de activiteiten uit het plan van aanpak duidelijk wat hier bovenop nodig is en hoeveel (structurele) middelen hiervoor nodig zijn. Vervolgens zal het kabinet hierin keuzes maken en de tweede kamer hierover informeren.

Vraag (254):
Klopt het dat de Landsadvocaat momenteel bezig is met het opstellen van een concept over de aansprakelijkheid betreffende de adoptiedossiers?

Antwoord:
Nee, dat klopt niet. Wel is het kantoor van de Landsadvocaat geraadpleegd over de overdracht van adoptiedossiers door bemiddelingsorganisaties aan de overheid en gevraagd om een advies op te stellen over inzage in adoptiedossiers. Op basis van inzicht in de geldende kaders, onder meer de privacyregelgeving, werkt de staatssecretaris Rechtsbescherming toe naar voorstellen voor verbeterde toegang tot en inzage in adoptiedossiers. 

Vraag (255):
Klopt het dat alle adoptiedossiers onder de nieuwe archiefwet zullen gaan vallen?

Antwoord:
Nee, het klopt niet dat alle dossiers van zowel binnenlandse afstand en adoptie als interlandelijke adoptie onder de Archiefwet gaan vallen. Enkel adoptiedossiers van overheidsorganisaties vallen onder de Archiefwet. De wettelijke grondslag voor overdracht van private archieven naar de overheid wordt onderzocht in het kader van het plan van aanpak voor de afbouw van interlandelijk adoptie en de nieuwe adoptiewetgeving, waarover uw Kamer nog voor het einde van dit jaar wordt geïnformeerd. 

Vraag (256):
Is er momenteel op landelijk niveau een onafhankelijke juridische vertegenwoordiger voor geadopteerden en diens adoptiedossiers?

Antwoord:
INEA, het expertisecentrum voor interlandelijke adoptie, biedt juridische ondersteuning. Indien nadere juridische ondersteuning wenselijk of noodzakelijk is, dan kan INEA verwijzen naar het eigen netwerk van juridisch dienstverleners. Vanzelfsprekend is een geadopteerde daaraan niet gebonden en kan ook buiten dit netwerk worden gezocht naar juridische vertegenwoordiging. 

Vraag (257):
Wat is de stand van de uitvoering van de motie-Nispen/Tseggai over meer hulp voor geadopteerden en laagdrempelige en onbeperkte toegang tot het eigen dossier (Kamerstuk 33836, nr. 93)?

Antwoord:
In de brief aan uw Kamer van 14 juni 2024 heeft de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming aangegeven ernaar te streven uw Kamer dit najaar nader te informeren over de stand van zaken met betrekking tot deze motie. Recent is het kantoor van de Landsadvocaat verzocht een breed advies uit te brengen over de mogelijkheden tot verwezenlijking van de wens tot onbeperkte en onbelemmerde inzage in dossiers. De Staatssecretaris Rechtsbescherming vind het belangrijk en nuttig om dit advies in de brief met uw Kamer te delen. Nu niet wordt verwacht dat het advies tijdig voor het Kerstreces beschikbaar is, neemt het opstellen van de Kamerbrief meer tijd in beslag. De Staatssecretaris Rechtsbescherming zal uw Kamer zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk in februari 2025, nader informeren.

Vraag (258):
Wanneer zal worden gesproken met de VN-rapporteurs over diens conclusies betreffende de gedwongen kindafstand in Nederland tussen 1956 en 1984?

Antwoord:
De Staatssecretaris Rechtsbescherming is bereid met de VN-rapporteurs in gesprek te gaan. Het onderzoek van de ‘Commissie Onderzoek naar binnenlandse afstand en adoptie in de periode 1956-1984’ is nog gaande en daarin is mede aandacht voor de rol van overheid in deze periode. Het onderzoeksrapport wordt in het voorjaar van 2025 verwacht. Het heeft de voorkeur van de Staatssecretaris Rechtsbescherming om daarna met de VN-rapporteurs te spreken, omdat de rol van de overheid in het verleden dan ook beter kan worden geduid.
 
Vraag (259):
Waarom wordt het onderwerp 'femicide' niet in de begroting genoemd?

Antwoord:
Het plan van aanpak ‘Stop femicide!’ maakt deel uit van de bredere aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling in de begroting. In het plan van aanpak wordt toegelicht waarom wordt voortgebouwd op de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling.

Vraag (260):
Onder welk begrotingsartikel valt de uitwerking van het Plan van aanpak stop femicide?

Antwoord:
Zoals vermeld in het plan van aanpak wordt voortgebouwd op de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Dit thema staat op de begroting van Justitie en Veiligheid onder begrotingsartikel 34.5. Voor het ministerie van VWS valt dit onder begrotingsartikel 3. 

Vraag (261):
Welke bewindspersoon is verantwoordelijk voor de uitvoering van het Plan van aanpak stop femicide?

Antwoord:
Dit zijn de staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg (tevens coördinerend bewindspersoon), de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de staatssecretaris Funderend Onderwijs en Emancipatie.

Vraag (262):
Kunt u een overzicht geven van alle acties en maatregelen die voortkomen uit het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming? Kunt u in het overzicht ook aangeven wanneer deze acties en maatregelen zijn begonnen, hoe lang ze doorlopen en welke nog in de toekomst gaan starten?

Antwoord:
Het programma is in 2021 gestart en loopt tot september 2026. Vanaf eind 2022 ontvangt u halfjaarlijkse rapportages waarin de voortgang van de verschillende actielijnen wordt beschreven. De laatste rapportage is op 5 november met de Jeugdbrief naar uw Kamer gestuurd. 

Een belangrijk hulpmiddel zal een gemeenschappelijk handelingskader voor professionals zijn, dat eind 2025 gereed zal zijn. Hiermee worden de gewenste gezinsgerichte werkwijzen concreet gemaakt. 

Verder levert het programma de inzichten voor de benodigde aanpassing van het stelsel van kind- en gezinsbescherming, met een studie naar mogelijke varianten voor een regionaal veiligheidsteam (in juli opgeleverd) en een bijdrage aan de uitwerking van de in de brief van 5 november weergegeven ontwikkelrichting (op te leveren in het voorjaar van 2025). 
 
Vraag (263):
Wat heeft het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming tot nu toe concreet opgeleverd aan verbeteringen in de jeugdbeschermingsketen?

Antwoord:
De concrete winst voor ouders en kinderen ligt in de toepassing van betere samenwerking tussen professionals van verschillende organisaties en meer gezinsgerichte werkwijzen in de ruim tien proeftuinen van het programma, alsook in de navolging daarvan in andere regio’s.

Uit de voortgangsrapportage van het programma komt keer op keer naar voren dat het op die manier lukt om gezinnen sneller dan voorheen en vaker zonder inzet van gedwongen maatregelen naar veiligheid te leiden. 

Verder leveren de proeftuinen het inzicht dat het stelsel, zoals vastgelegd in de huidige regelgeving, belangrijke hinderpalen bevat om die nieuwe werkwijzen ook daadwerkelijk toe te passen. Tenslotte leveren zij materiaal op voor aanpassingen aan dat stelsel, zoals de ontwikkelrichting voor regionale veiligheidsteams die is beschreven in de Jeugdbrief van november 2024.

Vraag (264):
Ten aanzien van verward gedrag wordt ingezet op het overhevelen van werkzaamheden van de politie aan ter zake deskundige organisaties: welke organisaties betreft dat en hebben die wel voldoende budget en capaciteit om die werkzaamheden van de politie over te nemen? Krijgen die organisaties extra budget om die extra werkzaamheden uit te gaan voeren? Zo ja, waar blijkt dat concreet uit? Zo nee, hoe worden verwarde personen dan nog wel geholpen of aangepakt?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 216.

Vraag (265):
Kan aangegeven worden bij welke onderdelen van de justitiële keten van politie, OM, rechters, gevangeniswezen tot reclassering er voor 2025 financiële middelen bijkomen dan wel dat bezuinigd wordt?

Antwoord:
In de Ontwerpbegroting 2025 van het ministerie van Justitie en Veiligheid staan de financiële middelen van de onderdelen van de justitiële keten aangegeven. Voor de verdeling van de middelen van het Regeerakkoord over de onderdelen van de justitiële keten wordt verwezen naar de nota van wijziging van de JenV-begroting 2025 die voor de begrotingsbehandeling naar uw Kamer gestuurd wordt. Als gevolg van de generieke taakstellingen genoemd in het Regeerakkoord zal er mogelijk ook een deel daarvan belanden bij onderdelen van de justitiële keten. Hierover wordt voor Voorjaarsnota volledig besloten. De Kamer zal hier via de eerste suppletoire begroting van 2025 over worden geïnformeerd.
 
Vraag (266):
Wat is de subsidietaakstelling voor 2025 gespecificeerd naar artikelniveau? Kan dit in een tabel overzichtelijk gemaakt worden ten opzichte van 2024? Hoe gaat dit eruitzien in 2026 en in 2027?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 170 voor de regelingen waarop de subsidietaakstelling geboekt is. In de bijlage staat per artikel de verdeling van de subsidietaakstelling. In de tabel is per artikel de omvang opgenomen van de totale subsidiebudgetten die geraakt worden door de taakstelling ten opzichte van 2024.

Verdeling taakstelling per artikel:

Artikel 2025 2026 2027 2028 2029
31 -296 -741 -1.149 -1.622 -1.807
32 -1.882 -5.003 -7.753 -10.946 -12.204
33 -995 -2.402 -3.571 -5.041 -5.621
34 -1.827 -4.516 -5.855 -10.557 -8.162
36 -206 -516 -800 -1.130 -1.259
Eindtotaal -5.206 -13.178 -19.128 -29.296 -29.053

Omvang van totale subsidiebudgetten die geraakt worden door te taakstelling per artikel:

Artikel 2024 2025 2026 2027 2028 2029
31 15.861 7.185 6.740 6.329 5.856 5.671
32 54.544 45.795 45.622 42.842 39.643 38.387
33 27.784 25.134 21.859 19.685 18.214 17.634
34 44.837 44.293 41.098 32.262 38.151 25.606
36 5.395 5.009 4.699 4.412 4.082 3.953
Eindtotaal 148.421 127.416 120.018 105.530 105.946 91.251

Vraag (267):
Hoeveel veroordelingen zijn er sinds het lachgasverbod geweest voor het overtreden van dit verbod?

Antwoord:
De rechtspraak houdt in haar informatiesystemen bij hoeveel veroordelingen in eerste aanleg er zijn geweest op grond van artikel 3 Opiumwet. Daarbij kan het gaan om alle middelen op lijst II van de Opiumwet. Hierbij valt niet te specificeren of het om distikstofmonoxide (lachgas) gaat. Lijst II bevat naast lachgas nog veel andere verboden middelen.

Vraag (268):
Kunt u uitleggen welke risico's worden voorzien door het budget voor de lokale aanpak van radicalisering, extremisme en terrorisme incidenteel te verlagen in 2026?

Antwoord:
Door verlaging van het budget voor de lokale aanpak van radicalisering, extremisme en terrorisme is voor gemeenten minder budget om hun taken in het kader van de basis op orde en preventie van radicalisering, extremisme en terrorisme, te financieren. Dit budget werd toegekend per brief ‘Versterking veiligheidsketen’ aan de Tweede Kamer van 27 februari 2015. Daarin staat wat het kabinet doet om de veiligheidsketen op een aantal punten substantieel te versterken.[1] Lokale overheden vervullen hierin een spilfunctie. Gemeenten zijn regievoerder van de lokale aanpak. Dit betekent dat zij aan de lat staan voor het ontwikkelen van de lokale aanpak en de uitvoering ervan, in samenwerking met de benodigde partners. Met de Versterkingsgelden worden die gemeenten waar de problematiek nijpend is (hoge dreiging, lage weerbaarheid) in staat gesteld te investeren in het tegengaan van radicalisering om zodoende een sluitende en integrale aanpak van radicalisering en extremisme mogelijk te maken. Sindsdien worden deze gelden jaarlijks door de NCTV in samenwerking met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid toegekend aan gemeenten.

[1] Kamerstukken II, 29 754, nr. 302.

Vraag (269):
Wat betekent het feit dat de middelen voor de bestrijding van ondermijning niet volledig besteed kunnen worden voor die bestrijding?

Antwoord:
Voor een aantal posten geldt dat de beschikbaar gestelde middelen niet volledig tot uitputting zijn gekomen, onder andere vanwege vertraagde behandeling van wetsvoorstellen en krapte op de arbeidsmarkt. Een deel van deze middelen is daarom doorgeschoven in de tijd waardoor dit niet ten koste gaat van de beleidsdoelen van deze initiatieven, maar mogelijk wel ten koste van het moment waarop de doelen worden gerealiseerd. Binnen de aanpak wordt daarom ook ingezet op innovatieve maatregelen en alternatieve interventies. Met de partners wordt gekeken of -te verwachten- onderuitputting benut kan worden voor het financieren van incidentele initiatieven die bijdragen aan de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit. Hierdoor wordt verzekerd dat de beschikbaar gestelde middelen voor de ondermijningsaanpak zo doeltreffend en doelmatig mogelijk besteed worden.

Vraag (270):
Welke functies voor de aanpak van ondermijning zijn niet bekleed vanwege de arbeidsmarktschaarste? Kan dit uitgesplitst worden naar functies en fte's?

Antwoord:
De arbeidsmarktschaarste heeft impact op de volle breedte van de aanpak van de georganiseerde criminaliteit en is zichtbaar bij het merendeel van de betrokken partners. Het feit dat de schaarste over de volle breedte van de aanpak speelt, maakt dat er geen beeld te geven is van specifieke functiegroepen of organisatieonderdelen binnen de gehele ondermijningsaanpak.

Vraag (271):
Is of wordt de arbeidsmarktschaarste in verband met de aanpak van ondermijning opgelost? Zo ja, hoe en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:
De arbeidsmarktproblematiek zal ook in 2025 en verder een rol spelen bij de besteding van de middelen, de arbeidsmarktschaarste is niet opgelost. Wel is er een stijgende lijn zichtbaar voor wat betreft de bezetting bij een substantieel deel van de partners; er is nu een hogere bezetting ten opzichte van begin 2024. Daarnaast wordt ingezet op innovatieve maatregelen en alternatieve interventies in de brede aanpak tegen de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit.

Vraag (272):
Hoe komt het dat het aantal van de beleidsdoelstellingen voor de politie voor de aanpak van ondermijning in de Veiligheidsagenda voor de komende jaren lager gesteld worden dan in 2023, waaronder het aanpakken van criminele samenwerkingsverbanden?

Antwoord:
Bij de start van de Veiligheidsagenda zijn door de minister van Justitie en Veiligheid, gehoord het College van procureurs-generaal en de Regioburgemeesters, de doelstellingen vastgesteld voor elk van de vier jaren van de looptijd van de Veiligheidsagenda (2023-2026). Bij sommige onderwerpen is gekozen voor een oplopende doelstelling (dus elk jaar iets hoger), bij andere voor een vlakke doelstelling (dus ieder jaar hetzelfde). De eerste kolom in de tabel in de begroting (op pagina 29) gaat niet over de doelstelling voor 2023, maar over de realisatie in 2023. In de tweede, derde en vierde kolom staan de doelstellingen voor 2024, 2025 en 2026. Bij criminele samenwerkingsverbanden is in 2023 dus een resultaat gehaald dat hoger ligt dan de afgesproken (vlakke) doelstelling in de volgende jaren. 

Vraag (273):
Hoe wordt de 24,9 miljoen euro die van politie is teruggestort naar het departement exact besteed in 2025? Is dit eenmalig teruggestort en zijn deze middelen nog steeds bestemd als ondermijningsmiddelen, en zo nee, waarom niet?

Antwoord:
Bij de najaarsnota wordt in het geheel van mee- en tegenvallers op de JenV-begroting bezien hoe deze meevaller van 24,9 miljoen euro wordt ingezet.
 
Vraag (274):
Kan worden toegelicht hoe de aanschaf en inrichting van een nieuw primair processysteem voor de reclasseringsorganisaties verloopt?

Antwoord:
De aanschaf van het nieuwe Primair Processysteem verloopt onder verantwoordelijkheid van de drie reclasseringsorganisaties. Het aanbestedingsproces is conform Europese regels opgestart.

Vraag (275):
Kan nader worden toegelicht waarom de brede doeluitkering rampenbestrijding vanaf 2026 meerjarig wordt verlaagd met 27,7 miljoen euro en kan nader worden toegelicht hoe dit zich verhoudt tot uw inzet om burgers, bedrijven en organisaties weerbaarder te maken?

Antwoord:
In het hoofdlijnenakkoord is opgenomen dat specifieke uitkeringen worden overgeheveld naar het Gemeentefonds en met 10% worden gekort. De Brede Doeluitkering Rampenbestrijding (BDuR) is een specifieke uitkering en de korting van 10% op de BDuR zou 27,7 miljoen euro bedragen vanaf 2026.

In het regeerprogramma is opgenomen dat het voortzetten van bestaande specifieke uitkeringen slechts mogelijk is op basis van een kabinetsbesluit. Inmiddels heeft het kabinet besloten dat de BDuR blijft voortbestaan als specifieke uitkering. Het beschikbare bedrag staat in de begroting. In de voorjaarsnota wordt duidelijk waar welke kortingen worden neergelegd.

De korting van 10% op de BDuR zal tot gevolg hebben dat de veiligheidsregio’s minder financiële middelen hebben om hun taken op het gebied van de crisisbeheersing en brandweerzorg uit te voeren. Op dit moment valt er nog niet te zeggen wat de gevolgen hiervan zijn.

Vraag (276):
Is duidelijk wat de gevolgen voor de uitvoering van beleid en de doelstellingen van de regering op JenV-gebied zijn als de taakstelling van 22% wordt doorgevoerd? Zo ja, kan die duidelijkheid dan met de Kamer worden gedeeld? Zo nee, waarom niet en gaat dit alsnog gebeuren?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 15.

Vraag (277):
Waar valt de taakstelling op de apparaatsuitgaven van 22% concreet neer? Bij welke begrotingsartikelen, bij welke diensten, en indien binnen het kerndepartement, bij welke directies? Kan dit over de jaren 2025, 2026 en 2027 ten opzichte van de jaren 2023 en 2024 inzichtelijk worden gemaakt?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 15.

Vraag (278):
Kunt u uitsplitsen op welke onderdelen de intensivering van het budget voor politie wordt ingezet?

Antwoord:
Voor de verdeling van de middelen wordt verwezen naar de Nota van Wijziging bij de JenV-begroting 2025 die voor de begrotingsbehandeling naar uw Kamer gestuurd wordt.
 
Vraag (279):
Kunt u uitsplitsen op welke onderdelen de intensivering van het budget voor goed bestuur en de rechtsstaat zal worden ingezet?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 72.

Vraag (280):
Waaraan worden de voor de nationale veiligheid in 2025 extra beschikbare middelen van 200 miljoen euro oplopend structureel 300 miljoen euro per jaar besteed? Kan dit per jaar uitgesplitst worden naar politie, OM, rechtspraak, inlichtingen- en veiligheidsdiensten, gevangeniswezen, reclassering en eventuele andere diensten?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 26.
 
Vraag (281):
Brengt extra budget voor de politie met zich dat er naar verwachting meer aangiftes kunnen worden behandeld en worden doorgeleid naar het OM? Zo ja, neemt de capaciteit bij het OM en de rechtbanken evenredig daarmee toe en waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:
Extra budget leidt niet automatisch tot het kunnen behandelen van meer aangiftes. In het regeerakkoord zijn de prioriteiten van het kabinet opgenomen. Voor de verdeling van de middelen wordt verwezen naar de nota van wijziging bij de JenV-begroting 2025 die voor de begrotingsbehandeling naar uw Kamer gestuurd wordt. Bij intensiveringen waar sprake is van keteneffecten is hier ook rekening mee gehouden.
 
Vraag (282):
Welke extra capaciteit is er bij het OM nodig om te zorgen voor een betere doorstroming van zaken?

Antwoord:
Het College van procureurs-generaal heeft de aanpak van voorraden en doorlooptijden tot prioriteit benoemd en zet daarbij in op een betere benutting van de beschikbare capaciteit binnen het Openbaar Ministerie. Het Openbaar Ministerie heeft mij laten weten dat er voor het Openbaar Ministerie geen noodzaak is tot extra capaciteit voor een betere doorstroom van zaken. Daarbij verdient opmerking dat de doorstroom van zaken betrokkenheid van meerdere organisaties vergt; het is een ketenvraagstuk. Op 23 september 2024 is uw Kamer per brief geïnformeerd over de voortang van de aangekondigde maatregelen en acties in de brief van 29 januari 2024 over de wijze waarop de motie Ellian c.s. wordt uitgevoerd in het licht van de bevindingen van de parlementaire verkenning strafrechtketen.[1]

[1] Kamerstukken II, 29279, nr. 874.

Vraag (283):
Hoe ontwikkelt het budget voor het OM en de strafrechtspraak zich in de periode 2025-2028?

Antwoord:
Er is door het vorige kabinet veel extra geld geïnvesteerd in de strafrechtketen, waaronder ook in het OM en de strafrechtspraak. Zo is er structureel 200 miljoen euro geïnvesteerd in het OM en de Rechtspraak om de basis van de organisaties op orde te krijgen. Het budget van het OM is de afgelopen jaren hierdoor én vanwege loon- en prijsbijstellingen, sterk gestegen. Daarnaast is er voor het OM voor de jaren 2022-2027 een incidenteel bedrag van 172 miljoen euro beschikbaar gesteld voor met name de vervanging van het centrale IV-systeem. Vanwege het incidentele karakter van de investering daalt het apparaatsbudget in 2028 ten opzichte van de jaren daarvoor en blijft het daarna stabiel. Bij de strafrechtspraak is er, naast de extra middelen om de basis op orde te krijgen, structureel 15,1 miljoen euro geïnvesteerd voor de aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit in het prijsakkoord 2023-2025 met de Rvdr. Ook is er incidenteel geld beschikbaar gesteld voor vernieuwing procesondersteuning ondermijningszaken en strafrechtspraak (20,7 miljoen euro in 2023 en 18,7 miljoen euro in 2024). Het budget voor de strafrechtspraak ontwikkelt zich in de periode 2025-2028 vrij stabiel.
In 2025 zullen prijsbesprekingen worden gevoerd met de Rvdr voor de periode 2026-2028

Vraag (284):
Kunt u inzichtelijk maken over welke begrotingsartikelen de investeringen in nationale veiligheid worden verdeeld?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag nummer 26. 
 
Vraag (285):
Kunt u inzichtelijk maken over welke begrotingsartikelen de investeringen in goed bestuur en rechtsstaat worden verdeeld?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 72.

Vraag (286):
Er is 25 miljoen euro in 2025, oplopend naar 50 miljoen euro structureel, beschikbaar ter versterking van de rechtsbescherming in de jeugdbescherming, versterking van de familie- en jeugdrechtspraak, in de toegang tot het recht en institutionele vernieuwing van de Rechtspraak: kunt u nader specifiëren welk deel van het bedrag naar welk doel gaat? Is 50 miljoen euro structureel wel genoeg voor al deze doelen? Zo ja, waar is deze inschatting op gebaseerd? Wanneer worden deze middelen verdeeld?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 72.

Vraag (287):
In het hoofdlijnenakkoord is 200 miljoen euro structureel beschikbaar gesteld door het kabinet voor goed bestuur en rechtsstaat: op welke manier zal dit uitgesplitst worden per ministerie en waar zal het aan worden besteed?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 72.

Vraag (288):
Welke specifieke doelen wilt u behalen met de investeringen in nationale veiligheid en goed bestuur en rechtsstaat?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 26 voor de investeringen in de nationale veiligheid. Voor het antwoord over de investeringen in goed bestuur en sterke rechtsstaat zie het antwoord op vraag 72.

Vraag (289):
Wat wordt verstaan onder ‘Nationale Veiligheid’?

Antwoord:
Er bestaat geen sluitende of eenduidige definitie van nationale veiligheid. In de Veiligheidsstrategie voor het Koninkrijk der Nederlanden die in april 2023 is gepubliceerd staat de volgende omschrijving: “Onder nationale veiligheid verstaan we de bescherming van onze nationale veiligheidsbelangen tegen dreigingen die deze belangen kunnen schaden en daarmee maatschappelijke ontwrichting kunnen veroorzaken. Dit doen we door dreigingen te verminderen en de weerbaarheid tegen de dreigingen te verhogen.” De Veiligheidsstrategie is koersbepalend voor de aanpak van dreigingen tegen onze nationale veiligheidsbelangen.

Vraag (290):
Kan worden gespecificeerd waaraan het bedrag van 200 – 300 miljoen euro op de post ‘Nationale Veiligheid’ besteed zal worden?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 26.

Vraag (291):
Hoe wordt het bedrag van 200 – 300 miljoen voor nationale veiligheid verdeeld onder de drie partijen – politie, justitie en veiligheidsdiensten – waar dit geld terecht komt?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 26.

Vraag (292):
Kan worden aangeven waarom er geen rekening is gehouden met het feit dat er geen grote schikkingen voorzien waren waardoor de ramingen lager zijn dan begroot?

Antwoord:
In de JenV-begroting worden voor de incassoresultaten meerjarige ramingen opgenomen op artikel 33 bij de ontvangsten onder de titel “afpakken”. Deze ramingen weerspiegelen verwachte opbrengsten, wetende dat deze per jaar sterk kunnen verschillen. De ramingen beperken zich tot de incassoresultaten die vanuit strafrechtelijk afpakken naar de staatskas vloeien.
Bij het opstellen van de ramingen wordt rekening gehouden met grote schikkingen die in het verleden zijn gerealiseerd. Afhankelijk van mogelijke nieuwe (grote) schikkingen, zijn de ramingen dus met een bepaalde onzekerheid omgeven; op voorhand is niet bekend wanneer een grote schikking zich voordoet en wat de omvang ervan zal zijn. In 2024 is er tot op heden door het OM geen strafzaak afgedaan met een grote schikking, waardoor de ontvangsten in 2024 naar verwachting veel lager zullen uitvallen dan geraamd. Overigens zijn de ramingen nadrukkelijk geen doelstellingen voor het OM in de zin van prestatieafspraken.

Vraag (293):
Is de enige reden dat de ontvangsten van het afpakken van crimineel verdiend vermogen tegenvalt, het voorzien van geen grote schikkingen? Zo ja, wat is de reden dat deze niet worden voorzien?

Antwoord:
Ja, in 2024 is er tot op heden door het OM geen strafzaak afgedaan met een grote schikking, waardoor de ontvangsten in 2024 naar verwachting lager zullen uitvallen dan geraamd.

Vraag (294):
Welke maatregelen worden genomen om de opbrengsten van crimineel verdiend vermogen de komende jaren niet tegen te laten vallen?

Antwoord:
Het afpakken van crimineel vermogen is één van de middelen om criminelen in hun portemonnee te raken en het criminele verdienmodel te verstoren. Om het geld te kunnen ontnemen dat door criminelen in derde landen wordt geïnvesteerd en witgewassen, wordt de samenwerking met deze landen versterkt (o.a. Marokko, Turkije en de Verenigde Arabische Emiraten). Zo worden overeenkomsten gesloten, wordt ingezet op nauwe operationele samenwerking en Nederlandse attachés met financiële expertise. Tegelijkertijd blijft het belangrijk om geld dat wel in Nederland blijft, op te sporen en af te pakken. Daarom wordt onder andere het wettelijk instrumentarium uitgebreid (Non-Confiction Based Confiscation, spoedbevriezing door FIU-NL), worden twee regionale combiteams opgezet (in Amsterdam-Amstelland en Midden-Nederland) en wordt gewerkt aan systemen om meer en beter zicht te hebben en houden op crimineel vermogen (o.a. vermogensdossier en continue vermogensmonitor). De ambities en doelstellingen van het OM en de opsporingsdiensten in de aanpak van criminele geldstromen, waaronder afpakken van crimineel vermogen, zijn opgenomen het Strategisch programma criminele geldstromen 2024-2028.

Vraag (295):
Welke inzet wordt er in 2025 gepleegd om de afpakresultaten te verbeteren?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 294.

Vraag (296):
Is de verwachting dat in 2025 de middelen voor de aanpak van ondermijning wel kunnen worden weggezet, aangezien dit vorig jaar niet is gelukt wegens arbeidsmarktkrapte? Zo ja, wat maakt dat dit nu wel zal lukken?

Antwoord:
De arbeidsmarktproblematiek zal ook in 2025 een rol spelen bij de besteding van de middelen. Voor de effectiviteit van de integrale aanpak is het van belang dat de slagkracht van alle aangesloten partners op peil wordt gebracht. De huidige inspanningen zijn hier volledig op gericht en dit resulteert reeds in een hogere bezetting ten opzichte van begin 2024.
Daarnaast wordt ingezet op innovatieve maatregelen en alternatieve interventies in de brede aanpak tegen de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit.
Door periodieke monitoring wordt vroegtijdig gesignaleerd wanneer onderuitputting dreigt, waardoor middelen incidenteel herbestemd kunnen worden. Hierdoor wordt verzekerd dat de beschikbaar gestelde middelen voor de ondermijningsaanpak zo doeltreffend en doelmatig mogelijk besteed worden.

Vraag (297):
Is het begrotingsbedrag voor de politie opgebouwd uit zowel structurele middelen als incidentele middelen? Zo ja, wat is de omvang van zowel de structurele als incidentele middelen? En voor welke doelen zijn de incidentele middelen bedoeld?

Antwoord:
De begroting van politie is opgebouwd uit structurele middelen en incidentele middelen. Structurele middelen zijn bedoeld voor uitgaven die jaarlijks terugkeren en zorgen voor stabiliteit en voorspelbaarheid in de financiering. Incidentele middelen kunnen verschillende redenen hebben:

  • Het financieren van tijdelijke projecten zonder structurele budgetverplichtingen.

  • Het financieren van een evenement zoals de NAVO-top.

  • Het financieren van innovatie en proeftuinen om in de beleidsvormende fase de werking te verkennen en waarbij na evaluatie besloten wordt of de middelen structureel beschikbaar komen.

  • Het financieren van een incidentele verplichting, zoals een cao-afspraak voor éénmalige uitkering aan het personeel.

De verhouding tussen incidentele en structurele middelen is niet exact te bepalen omdat dit onderscheid niet opgenomen is in de financiële administratie van de politie. De inschatting is dat meer dan 90% structurele middelen betreft.
 
Vraag (298):
Hoeveel budget gaat er naar meldpunt 144?

Antwoord:
Vanuit de Algemene bijdrage van de politie worden 11 fte bekostigd voor deze taak.

Vraag (299):
Hoeveel fte aan taakaccenthouders dieren zijn er op dit moment?

Antwoord:
Op peildatum oktober 2024 zijn in totaal 299 themahouders dieren werkzaam bij de politie.

Vraag (300):
Hoeveel extra budget is er nodig om 144 niet alleen gedurende werkuren, maar 24/7 belbaar te laten zijn?

Antwoord:
Vanuit de Algemene bijdrage van de politie worden 11 fte bekostigd voor deze taak. Op basis hiervan is het telefoonnummer dagelijks (ook in het weekend) op kantoortijden bereikbaar. Momenteel wordt er gewerkt aan een business case voor de toekomst van meldpunt 144, waarin de ontwikkeling van het budget, de personele bezetting en de bereikbaarheidstijden worden doorgerekend.
 
Vraag (301):
Hoeveel budget gaat er naar de taakaccenthouders dieren?

Antwoord:
De themahouders dieren worden gefinancierd uit de algemene bijdrage aan de politie.
 
Vraag (302):
Wat is de stand van zaken omtrent de wens van politie en defensie om de mogelijkheid van een gezamenlijke trainingsschool voor overheidshonden te verkennen?

Antwoord:
De politie en Defensie werken actief samen aan de verkenning naar de mogelijke inrichting van een gezamenlijke trainingsschool voor overheidshonden.

Vraag (303):
Wat is de stand van zaken omtrent de motie-Wassenberg over aparte regels voor de inbeslagname voor dieren waarbij het welzijn en de intrinsieke waarde van dieren worden gewaarborgd (Kamerstuk 35892, nr. 25)?

Antwoord:
Deze motie van lid Wassenberg is afgedaan in de Verzamelbrief welzijn dieren buiten de veehouderij van 18 oktober 2024 door de staatssecretaris van LVVN. Bij de behandeling van de Wet aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing op 11 mei 2023 is een motie van leden Wassenberg, Graus en Futselaar aangenomen (Kamerstuk 35892-25). De motie vraagt om aparte regels voor de inbeslagname van dieren waarbij het welzijn en de intrinsieke waarde van dieren wordt gewaarborgd. In lijn met de motie zijn er nu al regels voor het borgen van dierenwelzijn bij de inbeslagname van dieren. Dit is zichtbaar in bijvoorbeeld artikel 10 lid 2 van het Besluit inbeslaggenomen voorwerpen, waar speciale regels voor dieren staan.

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) zorgt ervoor dat in beslag genomen dieren op een dierwaardige manier bij de opslaghouder terechtkomen. RVO stelt eisen aan opslaghouders, onder andere met betrekking tot de verzorging en huisvesting. De opslaghouder ontfermt zich na een medische check over het welzijn en de gezondheid van het dier.

Vraag (304):
Wat is de laatste stand van zaken omtrent de bewezen dierenmishandeling bij de KNPV?

Antwoord:
Over individuele zaken doet de minister van Justitie en Veiligheid geen mededelingen.
 
Vraag (305):
In hoeveel operationele werkinstrumenten van de OM en/of de politie is gekozen om minder prioriteit te geven in het aanpakken van kleine criminaliteit, waaronder dierenmishandeling (Documentnummer 2023D10526)?

Antwoord:
In samenwerking met de politie borgt het OM (ook in Oost-Nederland) dat de beperkte opsporing- en vervolgingscapaciteit op de juiste zaken wordt ingezet. Mede vanwege de in januari 2024 in werking getreden Wet aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing geeft het OM in Oost-Nederland niet minder prioriteit aan dierenzaken. In de praktijk zijn de dierenzaken overigens ook vóór 1 januari 2024 opgepakt. Van staand OM-beleid om aan zaken waarin sprake is van dierenmishandeling geen of minder opvolging te geven, is geen sprake.
 
Vraag (306):
In hoeverre is het besluit in Oost-Nederland om minder prioriteit te geven in het aanpakken van kleine criminaliteit, waaronder dierenmishandeling, nog staand beleid (Documentnummer 2023D10526)?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 305.

Vraag (307):
Kunt u aangeven hoeveel fte aan taakaccenthouders dieren er de afgelopen tien jaar, uitgesplitst per jaar, zijn ingezet?

Antwoord:
Bij de politie zijn er 299 themahouders dieren werkzaam, die specifieke kennis hebben op het gebied van dierenwelzijn en in het bijzonder opgeleid zijn om dit soort zaken op te pakken.
 
Vraag (308):
Hoeveel controles zijn er de afgelopen vijf jaar, uitgesplitst naar jaar, geweest bij (leden van) de KNPV? Hoeveel overtredingen zijn hierbij geconstateerd?

Antwoord:
De politie onderzoekt meldingen en strafbare feiten. Daarbij wordt niet bijgehouden welke persoon zich aangesloten heeft bij welke vereniging.

Vraag (309):
Kunt u het keuringsreglement van de KNPV naar de Kamer sturen?

Antwoord:
De Koninklijke Nederlandse Politiehond Vereniging (KNPV) is een zelfstandige vereniging die geen onderdeel uitmaakt van de politie.
 
Vraag (310):
Kunt u het keuringsreglement van de politie voor politiehonden naar de Kamer sturen?

Antwoord:
De Regeling politiehonden is gepubliceerd op internet, zie https://wetten.overheid.nl/BWBR0019728/2020-05-15.

Vraag (311):
In hoeverre worden stokslagen nog gebruikt bij de KNPV? In hoeverre worden stokslagen nog gebruikt bij de politie?

Antwoord:
De KNPV hanteert een eigen sportprogramma op basis waarvan bijvoorbeeld wedstrijden worden georganiseerd en certificaten worden uitgereikt. Het onderdeel waarbij de hond op een pakwerker wordt gesteld en dan met een duimdik rietje wordt geslagen maakt nog steeds onderdeel uit van dat sportprogramma. Het doel hiervan is de honden te toetsen op de omgang met weerstand van verdachten.

De politie hanteert een eigen certificaat op basis van de Regeling Politiehonden. Stokslagen zitten daar al een aantal jaren niet meer in.

Vraag (312):
Wat is de stand van zaken omtrent de nieuwe koers voor politiehonden?

Antwoord:
In het programma ‘Koers Politiehonden’ [1] wordt onder andere aandacht besteed aan dierenwelzijn, certificeringseisen, aankoopbeleid, positieve trainingsmethoden, aangelijnd werken en het zoveel mogelijk beperken van het gebruik van de elektronische trainingshalsband. De komende jaren wordt een nieuw leerlandschap ten behoeve van het hondendomein ingericht, inclusief een nieuwe wijze van certificeren.

[1] Politie.nl, 3 april 2023 'Nieuwe norm surveillancehond moet ongewilde bijtincidenten verminderen'. Politie.nl, 13 juni 2023, 'Politie investeert in trainingsprogramma voor surveillancehonden'
   
 Vraag (313):
Welk deel van de politiehonden die nu worden getraind en ingezet worden getraind volgens de nieuwe Koers voor Politiehonden?

Antwoord:
De ‘Koers Politiehonden’ [1] is van toepassing op alle politiehonden.

[1] Politie.nl, 3 april 2023 'Nieuwe norm surveillancehond moet ongewilde bijtincidenten verminderen'. Politie.nl, 13 juni 2023, 'Politie investeert in trainingsprogramma voor surveillancehonden'
 
Vraag (314):
Welke voorwerpen zijn inbeslaggenomen bij het stilleggen van een hondentraining op 25 maart 2024?

Antwoord:
Over individuele zaken doet de minister Justitie en Veiligheid geen mededelingen.
 
Vraag (315):
Hoeveel politiehonden zijn de afgelopen drie jaar door de politie aangekocht bij leden van de KNPV?

Antwoord:
De politie koopt honden van particulieren. Of deze particulieren lid zijn van de KNPV is niet bekend bij de politie.
 
Vraag (316):
Hoe vaak is sinds het verbod op stroomhalsbanden en andere stroomstootapparatuur per 1 januari 2022 door de politie en de Koninklijke marechaussee gebruik gemaakt van de uitzonderingen op dit verbod, waaronder trainingen en inzet voor de overheid op het gebied van veiligheid en openbare orde?

Antwoord:
In 2022 is bij 28% van de politiehonden één of enkele keren gebruik gemaakt van de elektronische trainingshalsband (ETH). In 2023 is op een totaal bestand van 495 politiehonden bij 69 honden gebruik gemaakt van een ETH. Het landelijk gemiddelde komt daarmee op 14%.
 

Vraag (317):
Hoeveel honden zijn de afgelopen drie jaar, uitgesplitst naar jaar, door de politie aangekocht op een leeftijd van enkele maanden? Hoeveel honden zijn de afgelopen drie jaar, uitgesplitst naar jaar, door de politie aangekocht op een leeftijd van rond de 2,5 jaar?

Antwoord:
Elke eenheid voert een eigen inkoopbeleid. Dit wordt niet centraal geregistreerd.
 
Vraag (318):
Hoe vaak heeft de politie de afgelopen drie jaar, uitgesplitst naar jaar, de relatie beëindigd met een hondentrainer vanwege dierenwelzijnsmisstanden?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 317.
 
Vraag (319):
Hoeveel dierenpolitieagenten zijn er in Nederland?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 299.
 
Vraag (320):
Is er correspondentie geweest tussen de overheid en/of politie en de KNPV over het gebruik van het woord 'politie' in de naam van de vereniging? Zo ja, welke correspondentie is hierover gevoerd?

Antwoord:
Er zijn gesprekken gevoerd met de KNPV om het woord ‘Politie’ uit haar naam te halen. De KNPV houdt vast aan het woord. De politie heeft hier verder geen invloed op.

Vraag (321):
Hoeveel honden heeft de politie de afgelopen drie jaar, uitgesplitst naar jaar, aangekocht die in het bezit zijn van een KNPV-diploma?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 317.
 
Vraag (322):
Hoeveel budget zou er nodig zijn om een fulltime dierenpolitie van 500 agenten op te richten?

Antwoord:
Er zijn geen dierenpolitieagenten in Nederland. De politie kent in totaal 299 zogenoemde themahouders dieren binnen de verschillende basisteams. De themahouders dieren worden gefinancierd uit de algemene bijdrage aan de politie. Het ligt niet in de rede om fulltime dierenpolitie aan te stellen, omdat dit ten koste gaat van de flexibele inzetbaarheid van de politie.
 
Vraag (323):
Hoeveel budget is er beschikbaar voor de LID? Kunt u aangeven of dit budget de afgelopen jaren is toegenomen of afgenomen?

Antwoord:
De Landelijke Inspectiedienst Dierenwelzijn ontvangt jaarlijks een subsidie vanuit LVVN. De huidige subsidieperiode loopt van 2022 t/m 2025. De LID is in haar subsidieaanvraag uitgegaan van een jaarlijkse indexering. Vanwege de hoge inflatiecijfers is een extra indexering doorgevoerd via een wijziging van de subsidie. Voor het kalenderjaar 2025 ontvangt de LID een bijdrage van 3.142.073,00 euro.

Vraag (324):
Hoeveel fte heeft de LID beschikbaar voor het aanpakken van dierenmishandeling?

Antwoord:
Meldingen met betrekking tot dierenmishandeling worden afgedaan door de politie. De LID neemt meldingen in behandeling met betrekking tot verwaarlozing van huis en hobbydieren en voert routinecontroles uit bij bedrijfsmatige houders van gezelschapsdieren. In totaal heeft de LID 36,1 fte op de begroting van 2025, waarvan 27,79 fte inspecteurs zijn.

Vraag (325):
Neemt de capaciteit voor de dierenpolitie toe? Zo ja, met hoeveel?

Antwoord:
Er is geen uitbreiding in het aantal themahouders dieren voorzien.
 
Vraag (326):
Hoeveel fte is er op dit moment beschikbaar voor 144?

Antwoord:
Er is op dit moment 11 fte beschikbaar.
 
Vraag (327):
Hoeveel fte zou er in totaal nodig zijn om 144 24/7 beschikbaar te laten zijn?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 300.
 
Vraag (328):
Klopt het dat de politie in 2023 advies aan de KNPV heeft gegeven om stokslagen uit het keuringsprogramma te halen? Is dit advies opgevolgd? Kunt u dit advies naar de Kamer sturen?

Antwoord:
De KNPV voert haar eigen beleid. De politie voert regelmatig overleg met de KNPV vanuit de wens om het KNPV-programma zo goed mogelijk aan te laten sluiten op de behoefte van de politie.
 
Vraag (329):
Welk aantal operationele politieambtenaren is gemiddeld per maand ziek? Welk aantal is kortdurend ziek en welk aantal is langdurend ziek, en kunt u daarbij vermelden wat uw definitie is van kort- en langdurend?

Antwoord:
Het twaalfmaands-gemiddelde van ziekteverzuim bij de politie met peildatum september 2024 was 6,4%. Dit bestaat uit kort, middellang en lang verzuim:

  • kortdurend verzuim is verzuim minder dan 8 dagen: 0,7%;

  • middellang verzuim is verzuim vanaf 8 tot en met 42 dagen: 0,7%;

  • lang verzuim is verzuim vanaf 43 dagen tot met 730 dagen:  5%.

Vraag (330):
Welk aandeel in cijfers ten aanzien van ziekte bij de politie is PTSS-gerelateerd?

Antwoord:
Het exacte aandeel medewerkers met PTSS ten aanzien van ziekteverzuim bij de politie is niet uit de politiesystemen te halen.
 

Vraag (331):
Wordt aan de ontslagen persoon met PTSS na ontslag uit de dienst nog nazorg geboden? Zo ja, waaruit bestaat die nazorg en voor welke duur?

Antwoord:
Het nieuwe stelsel beroepsgerelateerde gezondheidsklachten richt zich op zorg, herstel en re-integratie en treedt per 1 april 2025 in werking. Momenteel handelt de politie conform de interne richtlijn, gebaseerd op de contouren van het nieuwe stelsel. Zodra een politiemedewerker zich meldt met klachten, ontvangt de medewerker direct zorg. Als er, na de medische eindsituatie, sprake is van een verband in overwegende mate tussen PTSS en het werk bij de politie kunnen medische kosten (zoals behandelingen en hulpmiddelen) blijvend worden gedeclareerd zolang de politiemedewerker in dienst is. Wanneer een politiemedewerker uit dienst gaat, wordt er een inschatting gemaakt van de toekomstige kosten, zoals voor nazorg, en wordt dit als schadevergoeding uitbetaald.
 
Vraag (332):
Welk bedrag wordt gemiddeld aan een persoon met PTSS uitbetaald wegens een vastgesteld oorzakelijk verband met de dienstuitoefening?

Antwoord:
Het gemiddelde bedrag dat uitbetaald is aan een persoon met erkenning PTSS is 140.000 euro aan smartengeld en 124.000 euro aan restschade. Deze bedragen betreffen het gemiddelde over de periode januari tot augustus 2024. De hoogte van uitgekeerde bedragen aan (oud-)medewerkers met beroepsgerelateerde PTSS is altijd maatwerk en afhankelijk van individuele omstandigheden en casuïstiek.
 
Vraag (333):
Hoeveel is er jaarlijks beschikbaar voor de politie voor PTSS-beleid?

Antwoord:
In de politiebegroting 2025-2029 is jaarlijks voor dotaties aan de voorziening Vangnetregeling Veilig en Gezond Werken 54 miljoen euro begroot. Dit antwoord moet worden bezien in samenhang met de beantwoording van de vragen 339 en 348. De kosten voor het nog vast te stellen overgangsbeleid zijn hier niet in meegerekend.
 
Vraag (334):
Hoeveel operationele personeelsleden (personen en fte's) waren op 1 januari 2024 in vaste dienst? Hoeveel waren dat er (personen en fte's) in tijdelijke dienst? Hoeveel waren dat er (personen en fte's) als vrijwilliger?

Antwoord:
Op 31 december 2023 was er 46.076 fte’s operationeel politiepersoneel (excl. aspiranten) in dienst. Op dat moment waren er 4.863 fte’s aspiranten in dienst. Het totaal aantal operationele personeelsleden betrof toen 50.939 fte. Een tijdelijk dienstverband in een operationele functie is niet gebruikelijk bij de politie. In uitzonderlijke gevallen wordt een tijdelijk dienstverband voor bepaalde operationele functies toegestaan, na toetsing door een daartoe in het leven geroepen commissie. Dit gaat om enkele gevallen.

Op 31 december 2023 waren er 2.746 politievrijwilligers. Er zijn 1.225 politievrijwilligers met een generiek executieve aanstelling, waarvan 21 aspirant politievrijwilliger in opleiding en 203 politievrijwilligers met een specifiek executieve aanstelling, waarvan 60 aspirant politievrijwilliger in opleiding, en 1.318 met een aanstelling voor administratieve, technische of andere taken.
 

Vraag (335):
Welk aantal operationele politieambtenaren is in de formatie opgenomen als 'wijkagent' per 1 januari 2025? Hoe was dat voor 1 januari 2024? Welk deel van hun arbeidstijd waren zij in 2024 in de gelegenheid die rol ook daadwerkelijk te vervullen?

Antwoord:
De meest actuele cijfers over de formatie van wijkagenten zijn van eind augustus 2024. Toen was de formatie wijkagenten 3.612 fte. Eind 2023 was dat 3596 fte. In het eerste halfjaarbericht politie van 2025 zal informeert de minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer over de formatie wijkagenten per ultimo 2024. Keuzes over de inzet van politie worden gemaakt door het lokale gezag. Vanwege de onderbezetting in de basisteams is de ruimte voor keuzes vaak beperkt en moeten wijkagenten worden ingezet om de 24/7 roosters rond te krijgen. De mate waarin dat nodig is kan per eenheid en per basisteam verschillen.

Vraag (336):
Zijn er wijkagenten die zo in beslag worden genomen daar andere taken, dat zij niet of nauwelijks nog aan hun rol als wijkagent toekomen? Zo ja, hoe groot is dat aantal en in welke mate?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 335.
 
Vraag (337):
Hoeveel van de politiecapaciteit is voor drugsgerelateerde criminaliteit nodig? Gaat dit gelijk blijven, afnemen of toenemen?

Antwoord:
Politiecapaciteit is per definitie schaars. Het bevoegd gezag maakt een continue afweging ten aanzien van de inzet van politiecapaciteit op de diverse politietaken, waaronder opsporing van druggerelateerde criminaliteit.
 
Vraag (338):
Wat is de status van het nieuwe stelsel voor beroepsgerelateerde gezondheidsklachten bij de politie en treedt deze inderdaad op 1 januari 2025 in werking?

Antwoord:
Dit jaar is er overeenstemming bereikt over de definitieve Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) voor het nieuwe stelsel beroepsgerlateerde gezondheidsklachten en deze wordt in 2024 gepubliceerd in de Staatscourant. In november van dit jaar wordt de laatste hand gelegd aan de ministeriële regeling. Het nieuwe stelsel treedt per 1 april 2025 in werking.
 
Vraag (339):
Hoeveel is er de afgelopen vijf jaar besteed aan de vangnetregeling veilig en gezond werken (inclusief de aanpak van posttraumatische stressstoornis) bij de Politie en hoeveel is daar de komende jaren beschikbaar voor?

Antwoord:
De politie heeft in de afgelopen vijf jaar achtereenvolgens 26 miljoen euro (2019), 61 miljoen euro (2020), 47 miljoen euro (2021), 62 miljoen euro (2022) en 121 miljoen euro (2023) besteed aan de Vangnetregeling Veilig en Gezond Werken. Dit betreft een reservering van middelen voor uitkeringen van  deze regeling. Daarnaast maakt de politie ook kosten voor de aanpak (hulp en ondersteuning) hiervan (zie hiervoor het antwoord op vraag 348).
 
Vraag (340):
Hoeveel geld wordt er uitgegeven om de vrijwillige brandweer op kracht te houden?

Antwoord:
Een bedrag kan niet worden genoemd. Veiligheidsregio’s worden voor circa 85% gefinancierd door gemeenten uit het Gemeentefonds en voor circa 15% door het ministerie van Justitie en Veiligheid via de Brede Doeluitkering Rampenbestrijding (BDuR). Het verschilt per veiligheidsregio hoeveel geld er direct voor bijvoorbeeld wervingscampagnes en vergoedingen en indirect voor bijvoorbeeld opleidingen, oefeningen en materieelvoorzieningen besteed wordt aan het op kracht houden van de vrijwillige brandweer. Het ministerie van Justitie en Veiligheid draagt daarnaast direct, maar ook indirect via het Nationaal Instituut Fysieke Veiligheid (NIPV), bij aan het op kracht houden van de vrijwillige brandweer. Voor 2025 ziet dat bijvoorbeeld op de financiering van een secretaris van de landelijke stuurgroep toekomstbestendig brandweerstelsel.

Vraag (341):
Hoe worden de gelden voor het Programma Vernieuwing Missiekritische Communicatie ingezet vanaf 2025? Hoe kan het dat er in 2025 minder begroot is dan de jaren daarna, en in hoeverre is hier rekening gehouden met eventuele extra opstartkosten? Hoe verhoudt zich dit tot het afbouwen van C2000 en welke termijn wordt hiervoor aangehouden?

Antwoord:
Het Adviescollege-ICT (AC-ICT) heeft in het najaar van 2023 geadviseerd om het toenmalige programma NOOVA in zijn huidige vorm te stoppen en eerst draagvlak voor het noodzakelijke gezamenlijke vernieuwingsproces te versterken [1]. Daarvoor is het van cruciaal belang om te investeren in een door alle partijen onderschreven fundament onder de vernieuwing. Er is daarom besloten een herstart te maken conform de aanbeveling en een stevig fundament te leggen met een breed gedragen visie op de vernieuwing van missiekritische communicatie. De Kwartiermakersorganisatie Vernieuwing Missiekritische Communicatie (VMX) is hier in januari 2024 mee begonnen en inmiddels is de governance voor VMX ingericht. Op dit moment worden visies uitgewerkt voor de nieuwe voorziening, de verwerving en het stelsel. De kosten voor de kwartiermakersfase in 2024 en 2025 zijn daarom lager dan de kosten die gemaakt zullen worden in de implementatiefase voor de vernieuwing van de missiekritische voorziening.

Vanaf 2025 is besloten om het budget voor het Programma Vernieuwing Missiekritische Communicatie (VMX) op een aparte begrotingsregel te vermelden. Tot en met 2024 zat dit budget in de begrotingsregel “Beheer Meldkamers”. Het budget in 2025 bedraagt 10 miljoen euro. Dat is minder dan 2026 vanwege de kwartiermakersfase en vanwege de meerjarige doorwerking van een taakstelling die in 2023 op het meldkamerdomein geboekt is.


De verwachting is dat het huidige C2000 nog tot na 2030 zal worden gebruikt. Daarom zijn inmiddels de werkzaamheden gestart om contracten te verlengen dan wel opnieuw aan te besteden, en wordt er langs verschillende actielijnen gewerkt aan verdere optimalisatie van het C2000-netwerk. In de verzamelbrief Brandweerzorg en Crisisbeheersing van 12 maart 2024 [2] heeft de minister van Justitie en Veiligheid daarbij aangegeven dat C2000 pas wordt afgeschakeld als het nieuwe missiekritische systeem werkt. De continuïteit van de missiekritische communicatievoorziening staat te allen tijde voorop.

[1] Kamerstukken 2023/24, 29628, nr. 1190
[2] Kamerstukken 2023/24, 29517, nr. 253

Vraag (342):
Waarom is er in 2025 minder begroot voor de Stichting Arbeidsmarkt en Opleidingsfonds Politie dan in 2024? Hoe verhoudt zich dit tot de grote arbeidstekorten?

Antwoord:
De Stichting Arbeidsmarkt en Opleidingsfonds Politie (SAOP) heeft in 2024, conform de gemaakte afspraken in het Centraal Georganiseerd Overleg Politievakbonden (CGOP), de volledig aangevraagde subsidie ontvangen. Deze subsidie zal ook in 2025 beschikbaar zijn en voor 2025 is er niet minder begroot voor deze stichting dan in 2024.

Onder de begrotingsregel SAOP vallen, naast SAOP, ook subsidies die beschikbaar zijn voor andere subsidieaanvragers.

Vraag (343):
Kunt u uiteenzetten waar de overige subsidies op artikel 31 (politie) terechtkomen?

Antwoord:
Dit betreft een budget voor incidentele subsidies aan verschillende organisaties. De subsidies die hieruit worden verstrekt verschillen dan ook per jaar. In 2023 betroffen de uitgaven aan overige subsidies op artikel 31 voornamelijk de subsidie voor de Gemeenschappelijke Gezondheidsdiensten en de Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de regio (GGD GHOR) voor de versterking forensische geneeskunde zoals toegelicht in het Jaarverslag van het ministerie van Justitie en Veiligheid over 2023.
 
Vraag (344):
Kunt u aangeven hoeveel capaciteit naar lokale opsporing ten opzichte van landelijke opsporing gaat? Kunt u in kaart brengen wat de lokale behoeftes zijn?

Antwoord:
Op basis van de werksoort opsporing zoals gepresenteerd in de bijlage ‘kerncijfers’ bij de halfjaarberichten politie, kan een beeld worden gegeven van de relatieve omvang van de capaciteit voor opsporing op de verschillende niveaus in de organisatie. Dit betreft het landelijke niveau, het regionale niveau, het districtsniveau en het niveau van de basisteams. De werksoort opsporing bevat de opsporingsfuncties volgens het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP). Er vallen vooral tactisch rechercheurs onder en forensisch-, digitaal- en finec-specialisten. Op peildatum eind 2023 was ongeveer 10% van de formatie binnen de werksoort opsporing ingericht in de basisteams, 25% bij de districtsrecherches, 50% bij de diensten regionale recherche, 8% bij de dienst landelijke recherche en nog 8% bij overige organisatieonderdelen.

Een kanttekening bij dit beeld is dat ook andere functionarissen binnen de genoemde organisatieonderdelen (gedeeltelijk) opsporingswerkzaamheden verrichten of werk doen ten behoeve van de opsporing. Een voorbeeld hiervan zijn agenten in de basisteams of de politiemensen die werkzaam zijn in de informatieorganisatie.

Uitgangspunt is dat de aanpak van criminaliteit plaatsvindt op alle niveaus in de organisatie en dat tussen deze niveaus sprake is van een samenhangende taakuitvoering. De lokale behoefte aan opsporing wordt bepaald door de lokale problematiek en kan van eenheid tot eenheid en van basisteam tot basisteam verschillen.

Vraag (345):
Kunt u verduidelijken waarom er een groot verschil zit tussen de cijfers van “31.2 Bekostiging politie” 2023 en 2024? Kunt u ook verduidelijken waarom de cijfers (van datzelfde punt) van 2025 t/m 2027 fluctueren maar de cijfers van 2028 en 2029 nagenoeg gelijk zijn? Kunt u ook verklaren waarom de cijfers vanaf 2025 t/m 2028 voor de "politieacademie" nagenoeg gelijk blijven maar de cijfers bij "Stichting Arbeidsmarkt en Opleidingsfonds Politie" vanaf 2026 t/m 2029 dalen en hoe het gat dan gedicht kan worden om wel aan de benodigde capaciteit te kunnen voldoen?

Antwoord:
Het verschil tussen de cijfers van 2023 en 2024 is voor een groot deel te verklaren door de loon- en prijsbijstelling. In de ontwerpbegroting 2023 was nog geen loon- en prijsbijstelling 2023 opgenomen en in de ontwerpbegroting 2024 wel. De bijdragen van 2025 tot en met 2027 fluctueren vanwege bijvoorbeeld incidentele bijdragen, bijdragen die over de jaren heen een oploop kennen en loon- en prijsbijstellingen die over de jaren heen kunnen fluctueren. In de latere jaren richting de begrotingshorizon, in dit geval 2028 en 2029, nemen deze fluctuaties af.

De beschikbare middelen voor onder andere de Stichting Arbeidsmarkt en Opleidingsfonds Politie (SAOP) worden structureel verlaagd vanwege de generieke taakstelling die voortvloeit uit het Hoofdlijnenakkoord. De SOAP richt zich voornamelijk op het subsidiëren van ingediende initiatieven die bijdragen aan een goed functioneren van de arbeidsmarkt van de politie en het stimuleren van opleidingsactiviteiten. Deze initiatieven en activiteiten staan geheel los van de Politieacademie en de beschikbare capaciteit bij de Politieacademie.
 
Vraag (346):
Welk aantal van de politieformatie heeft de volledige politieopleiding doorlopen en welk aantal is BOA (ESI of andere opleiding)?

Antwoord:
Welk aandeel van de operationele politiesterkte de volledige politieopleiding heeft doorlopen en welk aandeel een verkorte opleiding heeft doorlopen (voor executief specifieke inzet of de opleiding tot politieboa) is niet direct uit de politiesystemen te halen. De executief specifieke aanstelling (ESI) is in 2018 geïntroduceerd. Sindsdien zijn er jaarlijks 720 opleidingsplekken voor ESI-instroom. Daarnaast stromen er jaarlijks rond de 500 operationele medewerkers met een politieboa-opleiding in. Met de politievakbonden is afgesproken dat minimaal twee derde van de operationele politiesterkte breed opgeleid is en dus de volledige basispolitieopleiding heeft doorlopen. 
 
Vraag (347):
Welk aantal van de in de tabel genoemde fte voor de politie betreft volledig opgeleide operationele politieambtenaren die hebben voldaan aan de eisen om volledig bewapend inzetbaar te zijn?

Antwoord:
In 2023 was, net als voorgaande jaren, ongeveer 92% van de politiemedewerkers, die wapendragend zijn, positief getoetst en daarmee gecertificeerd voor het dragen van een wapen. Indien deze vraag betrekking heeft op de verhouding tussen breed en smal inzetbaar personeel, zie het antwoord op vraag 346.  
 
Vraag (348):
Hoeveel budget wordt door de politie besteed aan het bieden van psychische hulp en ondersteuning voor het eigen personeel?

Antwoord:
De kosten voor het bieden van psychische hulp en ondersteuning van het eigen personeel worden niet specifiek geregistreerd. Op basis van een nulmeting van de formatie van de zorgketen in 2022 wordt ingeschat dat vanaf 2022 jaarlijks circa 7 miljoen euro oplopend naar 13 miljoen euro vanaf 2026 wordt ingezet voor het invullen van functies als geestelijk verzorgers, bedrijfsmaatschappelijk werkers, medewerkers geweld tegen politieambtenaren en psychologen. Naast deze middelen wordt er jaarlijks circa 10 miljoen euro uitgegeven aan psychische hulp uit Psychopol en nog circa 1 miljoen euro aan assistentiehonden. Daarnaast wordt ingezet op psychische hulp door collega’s in de vorm van nevenfuncties zoals Team Collegiale Ondersteuning, buddy’s en ervaringsdeskundigen. Deze kosten voor het bieden van psychische hulp en ondersteuning aan het personeel staan naast de kosten voor de vangnetregeling veilig en gezond werken, zie het antwoord op vraag 339.
 
Vraag (349):
Is er op enige wijze geld gereserveerd voor het uitvoeren van de uitkomsten van de commissie Van der Meer II?

Antwoord:
Nee. In de JenV-begroting 2025 is nog geen rekening gehouden met de mogelijke uitkomsten van de commissie-Van der Meer II. Het rapport van de commissie-Van der Meer II, aanvankelijk voor het komende kerstreces verwacht, heeft vertraging opgelopen en is thans toegezegd voor eind februari 2025. Voorafgaand aan het eventueel wijzigingen van de vergoedingen dient financiële besluitvorming tijdens het reguliere begrotingsproces plaats te vinden.

Vraag (350):
Waarom wordt er in 2027 21.8 miljoen euro bezuinigd op het OM en de Rechtspraak? Hoe verhoudt deze bezuiniging zich tot de oplopende doorlooptijden van strafzaken?

Antwoord:
De begroting van Justitie en Veiligheid is in samenhang met het maatregelenpakket ter beperking van de asielinstroom op het terrein van rechtsbijstand en rechtspraak vanaf 2027 structureel verlaagd. Voor de Rechtspraak betreft het 10,9 miljoen euro in 2027 en vanaf 2028 structureel 21,8 miljoen euro. De verlaging heeft geen betrekking op het OM, omdat het OM geen ketenpartner is in de asielketen. Het initiatief voor de uitwerking van het maatregelenpakket ligt bij de minister van Asiel en Migratie.
 
Vraag (351):
Waarom daalt het begrote bedrag voor de Stichting Geschillencommissie consumentenzaken de komende jaren?

Antwoord:
Het begrote subsidiebedrag voor de SGC voor 2025 is 975.000 euro terwijl het bedrag voor 2024 1,25 miljoen euro bedraagt. In 2024 heeft de SGC in het kader van maatregelen om de toegang tot het recht te versterken, 500.000 euro extra subsidie ontvangen, en zij ontvangt vanaf 2025 structureel 360.000 euro extra.
Dat er toch sprake is van een dalende reeks is te verklaren door de generieke taakstelling op subsidies die het Kabinet heeft afgesproken. Deze taakstelling is reeds ingeboekt op de subsidiebudgetten op de JenV-begroting. JenV is in het kader van een zorgvuldig proces voornemens om te kijken of de consequenties voor de subsidiepartners gemitigeerd kunnen worden indien dit leidt tot onoverkomelijke belemmeringen in de uitvoering van de maatschappelijke opdracht aan een ketenpartner. Bij Voorjaarsnota 2025 wordt nader bekeken of een herschikking van de subsidietaakstelling binnen de JenV-begroting voor 2025 nodig is. Dit geeft tijd om samen met de partners zorgvuldig te bezien wat de gevolgen van een korting van de subsidies zijn voor de verschillende ketenpartners. 
 
Vraag (352):
Waarom daalt de financiering voor het Juridisch Loket vanaf 2025?

Antwoord:
De dalende reeks is te verklaren door de generieke taakstelling op subsidies die het kabinet heeft afgesproken. Deze taakstelling is reeds ingeboekt op de subsidiebudgetten op de JenV-begroting. JenV is in het kader van een zorgvuldig proces voornemens om te bezien of de consequenties voor de subsidiepartners gemitigeerd kunnen worden indien dit leidt tot onoverkomelijke belemmeringen in de uitvoering van de maatschappelijke opdracht aan een ketenpartner. Bij Voorjaarsnota 2025 wordt nader bekeken of een herschikking van de subsidietaakstelling binnen de JenV-begroting voor 2025 nodig is. Dit geeft tijd om, samen met de partners, zorgvuldig te bezien wat de gevolgen van een korting van de subsidies zijn voor de verschillende ketenpartners. 

Vraag (353):
Op welke manier wordt er bij deze begroting geïnvesteerd in het Juridisch Loket zoals aangegeven op pagina 84 van het regeerprogramma?

Antwoord:
De middelen die het Kabinet beschikbaar stelt voor het versterken van goed bestuur en een sterke rechtsstaat zijn nog niet in de begroting verwerkt naar de betreffende beleidsartikelen. Hierover wordt u apart geïnformeerd door middel van een nota van wijziging van de JenV-begroting die voor de begrotingsbehandeling naar uw Kamer zal worden verzonden.
 
Vraag (354):
Op welke manier wordt in de begroting voor het Juridisch Loket rekening gehouden met de toename van de eerstelijns hulpvraag van 20 procent?

Antwoord:
Op dit moment is de begrotingssystematiek niet ingericht op ontwikkelingen in de vraag naar de dienstverlening van het Juridisch Loket. Dit vormt aanleiding om een bekostigingsmodel met gebruikmaking van kostprijzen en volumeafspraken te ontwikkelen. Dit traject is recent gestart en vergt nog volop uitwerking. Naar verwachting kan het nieuwe model vanaf 2027 worden toegepast.

Vraag (355):
Waarop is het gat tussen de daadwerkelijke kosten die het Juridisch Loket maakt, te weten 56,2 miljoen euro en het begrote bedrag voor 2025 op gebaseerd?

Antwoord:
Er is een discrepantie tussen het bedrag in het begrotingsartikel en de financieringsbehoefte van het Juridisch Loket. Die behoefte is fors gegroeid, mede ingegeven door de verbetering van de dienstverlening van het Juridisch Loket als onderdeel van het programma stelselvernieuwing, de stijgende kosten, de invoering van het gratis telefoonnummer en een toenemende vraag naar eerstelijns juridische ondersteuning. In de afgelopen jaren is het financieringstekort telkens opgelost door JenV met incidentele middelen uit het rechtsbijstandsbudget.
 
Vraag (356):
Klopt het dat de lagere begroting voor het Juridisch Loket ook budgettaire gevolgen heeft voor de doorontwikkeling van de Huizen van het Recht?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 352. Momenteel wordt nog bezien welke subsidies gekort zullen worden en wat de consequenties daarvan zijn. Eventuele budgettaire gevolgen voor de doorontwikkeling van de Huizen van het Recht zijn daarom momenteel vooralsnog niet aan de orde.

Vraag (357):
Hoe wordt ervoor gezorgd dat het rechtsbijstandsstelsel toegankelijk blijft voor digitaal minder vaardige groepen, zoals ouderen en laaggeletterden?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag nummer 248.

Vraag (358):
Waarom worden de subsidies onder de adequate toegang tot het rechtsbestel vanaf 2025 verlaagd?

Antwoord:
De dalende reeks bij de subsidies is te verklaren door de generieke taakstelling op subsidies die het Kabinet heeft afgesproken. Deze taakstelling is reeds ingeboekt op de subsidiebudgetten op de JenV-begroting. JenV is in het kader van een zorgvuldig proces, voornemens om te kijken of de consequenties voor de subsidiepartners gemitigeerd kunnen worden indien dit leidt tot onoverkomelijke belemmeringen in de uitvoering van in de maatschappelijke opdracht. Bij Voorjaarsnota 2025 wordt nader bekeken of een herschikking van de subsidietaakstelling binnen de JenV-begroting voor 2025 nodig is. Dit geeft tijd om samen met de partners zorgvuldig te bezien wat de gevolgen van een korting op de subsidies zijn. 
 
Vraag (359):
Wordt de verlaging van de toevoegingen rechtsbijstand enkel verklaard door de verwachte afname in de asielinstroom?

Antwoord:
Nee, dit wordt niet enkel verklaard door de verwachte afname van de asielinstroom. De raming van de toevoegingen in de JenV-begroting 2025 is gebaseerd op de geraamde aantallen uit het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ). Hier zijn dalingen en kleine stijgingen zichtbaar. Daarnaast is rekenkundig in de raming van het aantal asieltoevoegingen vanaf 2027 de verlaging verwerkt van de JenV-begroting op het terrein van rechtsbijstand vanwege het maatregelenpakket ter beperking van de asielinstroom. Dit laatste verklaart voor een groot deel de geraamde afname van het aantal toevoegingen vanaf 2027.

Vraag (360):
In het regeerprogramma staat dat er geïnvesteerd gaat worden in het Juridisch Loket, waar uit de begroting blijkt dat? Klopt het dat het bedrag dat geïnvesteerd wordt in het Juridisch Loket, vanaf 2025 naar 2029 juist daalt? Is deze tegenstelling te verklaren?

Antwoord:
Zie de antwoorden op de vragen 352 en 353. Los van enerzijds de generiek ingeboekte taakstelling subsidies en anderzijds de extra middelen die naar aanleiding van het regeerprogramma nog aan het budget voor het Juridisch Loket zullen worden toegevoegd, wordt momenteel gewerkt aan een meerjarige stabiele financiering van het Juridisch Loket. Zie verder ook het antwoord op vraag 354.

Vraag (361):
Waardoor stijgen de uitgaven aan de Autoriteit Persoonsgegevens van 36,3 miljoen euro in 2023 naar 45,1 miljoen euro in 2024 en structureel naar 49 miljoen euro vanaf 2025 en kan worden aangegeven welk deel van deze begrote uitgaven nog niet juridisch verplicht zijn?

Antwoord:
Het budget van de AP stijgt voornamelijk door nieuwe taken voor de AP van andere departementen. De AP krijgt onder andere extra middelen voor de Directie Coördinatie Algoritmen (DCA) en de voorbereiding op de AI-verordening, voor het toezichtarrangement bij de Belastingdienst en voor de Digitale dienstenverordening (DSA)/ Datagovernanceverordening (DGA). De hoogte van het begrote budget is volledig juridisch verplicht.

Vraag (362):
Waarom loopt de bijdrage aan het Juridisch Loket in de jaren 2025 t/m 2029 af ten opzichte van 2024?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 352.

Vraag (363):
Waarom loopt de bijdrage aan Mediation in Strafrecht af ten opzichte van het jaar 2024?

Antwoord:
Het verschil van 300.000 euro in de bijdrage van 2025 e.v. ten opzichte van 2024 is te verklaren doordat dit bedrag (300.000 euro) jaarlijks tussen directoraten-generaal wordt overgeboekt. Het betreft dus een interne overboeking en wordt pas zichtbaar aan het einde van het jaar. Feitelijk betreft het derhalve geen afname.

Vraag (364):
Waarom loopt de bijdrage aan ‘Toevoegingen rechtsbijstand’ in de jaren 2025 t/m 2029 af ten opzichte van 2024?

Antwoord:
De daling van de bijdrage aan ‘Toevoegingen rechtsbijstand' hangt grotendeels samen met de budgettaire verlaging van de JenV-begroting op dit terrein vanaf 2027 vanwege het maatregelenpakket ten aanzien van de beperking van de asielinstroom. Daarnaast zijn er dalingen en kleine stijgingen zichtbaar, die samenhangen met de geraamde aantallen toevoegingen in de PMJ.

Vraag (365):
Wat is de reden dat het budget voor het Juridisch Loket de komende jaren daalt, van 33,3 miljoen euro in 2025 naar 28,9 miljoen euro in 2029?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 352.

Vraag (366):
Wat is de beleidsmatige reservering van 1 procent bij Artikel 3.2 Rechtspleging en Rechtsbijstand?

Antwoord:
Dit betreft overige subsidies, opdrachten en bijdragen aan medeoverheden op het terrein van 32.2 Adequate toegang tot het rechtsbestel en 32.3 Optimale randvoorwaarden voor een doelmatig en doeltreffend rechtsbestel. Het gaat onder meer om opdrachten in het kader van mediation in strafrecht, e-Justice, kwaliteit incassodienstverlening en versterking van de toegang tot het recht.
 
Vraag (367):
Waarop is de verwachting dat het aantal toevoegingen in strafzaken, civiele zaken, bestuur, Piket en het Juridisch Loket gelijk blijft of afneemt, gebaseerd?

Antwoord:
De verwachting van het aantal toevoegingen in strafzaken, civiele zaken, bestuur en piket is gebaseerd op de PMJ-ramingen. Er wordt een daling geraamd bij civiele toevoegingen en toevoegingen in ambtshalve strafzaken. Het aantal geraamde piketten, toevoegingen in het bestuursrecht en reguliere straftoevoegingen blijft vrijwel gelijk of neemt iets toe. Voor de verwachting ten aanzien van het aantal klantencontacten bij het Juridisch Loket is in de JenV-begroting uitgegaan van het aantal gerealiseerde klantencontacten in 2023.

Vraag (368):
Hoe verhouden de bezuinigingen op de gesubsidieerde rechtsbijstand zich tot het voornemen van het kabinet om de toegang tot het recht te versterken?

Antwoord:
Er is geen sprake van bezuinigingen op de gesubsidieerde rechtsbijstand. Wel wordt de begroting van JenV in samenhang met het maatregelenpakket ter beperking van de asielinstroom op het terrein van rechtsbijstand vanaf 2027 structureel verlaagd. Voor rechtsbijstand betreft het 21,6 miljoen euro in 2027 en vanaf 2028 structureel met 43,1 miljoen euro. Het initiatief voor de uitwerking van het maatregelenpakket ligt bij de minister van Asiel en Migratie. Het voornemen van het kabinet om de toegang tot het recht te versterken, met de in het regeerprogramma genoemde maatregelen, staat los van de maatregelen tot beperking van de asielinstroom en de gevolgen daarvan voor het rechtsbijstandsbudget.

Vraag (369):
Hoe wordt het Juridisch Loket geacht om vanaf 2025 met minder budget hetzelfde aantal klantencontacten te waarborgen?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 352.

Vraag (370):
Waar zijn de verwachte extra inkomsten Griffierechten op gebaseerd?

Antwoord:
De ontvangsten griffierechten vallen hoger uit dan in het voorjaar was geraamd. Dat heeft twee oorzaken. Ten eerste was in de eerste suppletoire begroting 2024 het ontvangstenkader van de griffierechten technisch met 14,1 miljoen euro verlaagd ter compensatie van het uitblijven van de indexering van de griffierechten-ontvangsten in 2023. Deze geraamde lagere ontvangsten over 2024 met 14,1 miljoen euro bleken niet in lijn met de werkelijke griffierechtontvangsten in 2024. Daarom is deze voor de begroting van 2025 gecorrigeerd. Ten tweede is er een hogere instroom van zaken waarin sprake is van een te betalen griffierecht, waarvoor de raming is bijgesteld met bijna 11 miljoen euro.

Vraag (371):
Hoeveel budget is er beschikbaar voor het bestrijden van mestfraude?

Antwoord:
Het OM wordt niet afzonderlijk gefinancierd voor de strafrechtelijke aanpak van mestfraude. De opsporing van mestfraude wordt gedaan door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit Inlichtingen- en Opsporingsdienst. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit wordt gefinancierd door het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur.

Vraag (372):
Op welke manier bent u voornemens de controle op de stijgende uitgaven (1.562 miljoen euro) voor veiligheid en criminaliteitsbestrijding te verbeteren, aangezien er steeds meer geld wordt uitgetrokken, maar criminaliteitscijfers op het gebied van van georganiseerde misdaad, ondermijning, en cybercriminaliteit blijven toenemen?

Antwoord:
De controle op de uitgaven op de JenV-begroting is goed ingeregeld. De controlfunctie is stevig ingebed binnen het ministerie. Via de Strategische Evaluatie Agenda (SEA) wordt doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid periodiek geëvalueerd. Daarnaast blijft JenV zich voortdurend inzetten op het verbeteren van kwaliteit van beleid, zodat we de ingezette aanpak op bijvoorbeeld georganiseerde ondermijnende criminaliteit en cybercriminaliteit kunnen verbeteren. Daarbij is een gegeven dat georganiseerde criminaliteit een complex vraagstuk is. De omvang is gezien het verborgen karakter nooit helemaal bekend en wordt door vele factoren beïnvloed. Daarom worden bij het verbeteren van het beeld over de aard en ernst van de problematiek ook inzichten van experts benut.

Vraag (373):
Hoeveel mestfraude-zaken zijn de afgelopen drie jaar, uitgesplitst naar jaar, geconstateerd?

Antwoord:
Strafrechtelijk onderzoek naar mestfraude is complex, onder andere omdat het aan de buitenkant nauwelijks te zien is en er meestal sprake is van een systeem met meerdere (en soms vele) spelers dat de fraude mogelijk faciliteert. Hierdoor kosten strafrechtelijke onderzoeken op het mestdomein vaak meer capaciteit dan een gemiddeld strafrechtelijk onderzoek bij de Inlichtingen- en Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit Inlichtingen- en Opsporingsdienst heeft afgelopen twee jaar vier onderzoeken naar mestfraude afgerond (één in 2022 en drie in 2023). In 2021 zijn er geen mestfraudeonderzoeken ingeleverd bij het OM. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit doet geen uitspraken over al dan niet lopende onderzoeken.

Vraag (374):
Hoeveel fte is er beschikbaar voor het bestrijden van mestfraude?

Antwoord:
Bij het OM valt het thema mestfraude onder de aanpak van milieucriminaliteit. Er is dan ook geen sprake van specifiek toegewezen capaciteit voor strafzaken aangaande mestfraude. Voor regulier toezicht op de mestmarkt heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit een formatie beschikbaar van ca. 90 gespecialiseerde inspecteurs die werken in opdracht van het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur. Bij de bijzondere opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit is geen sprake van specifiek toegewezen capaciteit voor de opsporing van mestfraude.

Vraag (375):
Waarom wordt er in 2025 zo'n 27 miljoen minder geld uitgegeven aan de personele uitgaven van het OM ten opzichte van 2024?

Antwoord:
Dat het budgettaire kader voor de personele uitgaven van het OM in 2024 hoger is dan in 2025 heeft een aantal oorzaken, waarvan de volgende de meeste impact hebben:

- De compensatie voor het OM in het kader van de geldende cao is in 2024 hoger dan in 2025, onder andere vanwege een eenmalige uitkering die in 2024 wordt uitbetaald (effect circa € 15 mln.);

- Er is sprake van een compensatie voor eenmalige hogere IKB-kosten (individueel keuze budget) in 2024 als gevolg van de CAO Rechterlijke Macht 2022-2024 (effect van circa € 5 miljoen).

- Er zijn voor het jaar 2024 middelen (circa € 5 mln.) beschikbaar gesteld uit de ondermijningsmiddelen voor onder meer forensische opsporing. De formele besluitvorming en overheveling van de structurele middelen vanaf het jaar 2025 zal plaatsvinden bij de aankomende Voorjaarsnota.

Overige mutaties hebben een saldo-effect van circa 2 mln.

Vraag (376):
Waarop is de afname van het budget voor ICT-kosten betreffende het OM op gebaseerd?

Antwoord:
Dat het budget voor de ICT uitgaven afneemt heeft meerdere oorzaken. Een oorzaak is dat het budget voor de tijdelijke ICT middelen afloopt (effect 7,5 miljoen euro in 2029 ten opzichte van budget 2024). Daarnaast is voor 2024 budget (circa 3 miljoen euro) beschikbaar gesteld voor de implementatie van het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Op een later moment wordt besloten welke bedragen voor 2025 en verder beschikbaar worden gesteld.

Vraag (377):
Kunt u de plannen van DJI en OM inzichtelijk maken om de bezettings-en werkdruk te verminderen?

Antwoord:
Voor DJI geldt dat de SJenV uw Kamer elke drie maanden informeert via een voortgangsrapportage, over de ontwikkelingen van de capaciteit van DJI.[1] Daarbij wordt ook ingegaan op de mogelijkheden om de bezettings- en werkdruk van DJI personeel te verminderen. De eerstvolgende rapportage ontvangt uw Kamer voor het einde van het jaar.

Voor het OM geldt dat sprake is van een toename in de personeelsbezetting. Het OM is op koers voor het inlopen van vacatures (zoals t/m tot januari 2025 zijn sinds de start van het wervingsoffensief 228 OIO’s (officieren in opleiding) geworven). Het wegnemen van werkdruk en mogelijk vooral werkdrukbeleving blijkt een complexe uitdaging met een veelheid van oorzaken die op elkaar inspelen en elkaar versterken. Daarom heeft het OM het programma Aanpak werkdruk ingericht, mede ook als reactie op het rapport de verkenning werkdruk in april 2024. Het programma Aanpak werkdruk is opgestart in de zomer van 2024 richt zich op:

  • Acties en interventies op organisatie-, team en medewerkersniveau;

  • Begin 2025 wordt gestart met een verdieping in gesprek en aanpak op maat op teamniveau voor de gewenste verandering op het verminderen van de werkdrukbeleving.

[1]  De laatste voortgangsrapportage was op 27 september jl., Kamerstukken II, vergaderjaar 2024-2025, 24 587, nr. 972.

Vraag (378):
Waarom lopen de personele uitgaven van het Openbaar Ministerie terug in de jaren 2025 t/m 2029 ten opzichte van 2024?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 375. Aanvullend vervallen er vanaf 2025 tot en met 2029 diverse kleinere incidentele posten die in 2029 een saldo-effect van circa 5 miljoen euro ten opzichte van het budget in 2025 hebben.

Vraag (379):
Hoeveel budget is er voor 2025 gereserveerd voor de DUUP-gelden?

Antwoord:
Voor 2025 is er 6 miljoen euro gereserveerd voor de DUUP-gelden.

Vraag (380):
In 2024 is er 7,642 miljoen euro voor de Autoriteit online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM) begroot en in 2025 is dit teruggelopen naar 6,789 miljoen euro: is hier een impactanalyse van gemaakt? Zo ja, wat was de uitkomst daarvan? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:
Er is geen sprake van een bezuiniging op de Autoriteit online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM). Vanuit de begroting van het ministerie van JenV wordt voor de ATKM in de jaren 2025 en volgende jaren een budget beschikbaar gesteld van 6,789 miljoen euro. Het hogere bedrag in 2024 is te verklaren doordat er in 2023 vanuit de eindejaarsmarge eenmalig 1,4 miljoen euro was doorgeschoven, dit vanwege vertraging in de oplevering van ICT-middelen.

Vraag (381):
Hoe verhouden de inspanningen met betrekking tot de EU-verordening 2021/784 inzake het tegengaan van de verspreiding van terroristische online-inhoud, de Uitvoeringswet verordening terroristische online-inhoud en de Wet bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal zich tot de bezuiniging op de ATKM? Waarom wordt er bijna een miljoen euro bezuinigd op de ATKM per 2025?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 380.

Vraag (382):
Waarom wordt de bijdrage aan de Regionale Informatie- en Expertisecentra (RIEC’s) bijna verdubbeld ten opzichte van 2024?

Antwoord:
Er lijkt een groot verschil tussen de beschikbare middelen in 2024 en 2025, maar daar is in de praktijk geen sprake van. De bijdrage aan de RIEC’s is in 2025 niet significant anders dan in 2024. De middelen voor de RIEC’s waren tot de begroting van 2025 ondergebracht onder artikel 33.2 en artikel 33.3. In de begroting voor 2025 zijn alle middelen ondergebracht onder artikel 33.2.

Vraag (383):
Komt er een evaluatie naar de effectiviteit van het Landelijk Informatie- en Expertisecentrum (LIEC) en de RIEC’s?

Antwoord:
Er zal een onderzoek uitgevoerd worden naar de mogelijkheden om de RIEC/LIEC-samenwerking te optimaliseren. Met de extra middelen die de afgelopen jaren zijn vrijgekomen voor (een deel van) de partners in de RIEC/LIEC-samenwerking en de RIEC’s en het LIEC, is er de afgelopen jaren stevig geïnvesteerd om de georganiseerde ondermijnende criminaliteit een slag toe te dienen. Een optimalisatieonderzoek bouwt daar op voort om de RIEC/LIEC-samenwerking in organisatorische zin verder te kunnen verstevigen.

Vraag (384):
Is het geld dat op de begroting beschikbaar is gesteld voor het LIEC en RIEC onder andere bedoeld om een evaluatie naar het LIEC en de RIEC’s uit te voeren?

Antwoord:
Nee.

Vraag (385):
Waarom loopt de bijdrage aan het CCV onder het kopje 33.2 af maar onder het kopje 33.3 sterk toe?

Antwoord:
Voor een goed oordeel moeten beide subsidiereeksen bij elkaar opgeteld worden om tot de basissubsidie CCV te komen. Vanaf 2025 is sprake van een taakstelling op subsidies, vanaf dat moment lopen beide reeksen van het CCV af. De dalende reeksen zijn te verklaren door de generieke taakstelling op subsidies die het kabinet heeft afgesproken. Deze taakstelling is reeds ingeboekt op de subsidiebudgetten op de JenV-begroting. JenV is in het kader van een zorgvuldig proces, voornemens om te kijken of de consequenties voor de subsidiepartners gemitigeerd kunnen worden indien dit leidt tot onoverkomenlijkheden in de maatschappelijke opdracht. Bij Voorjaarsnota 2025 wordt nader bekeken of een herschikking van de subsidietaakstelling binnen de JenV-begroting voor 2025 nodig is. Dit geeft tijd om, samen met de partners, zorgvuldig te bezien wat de gevolgen van een korting van de subsidies zijn. 

Vraag (386):
In tabel 21 staat het budget van Autoriteit online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM). Heeft u een verdeling van dit budget tussen het bestrijden van terroristisch en kinderpornografisch materiaal?

Antwoord:
Er is geen sprake van een onderverdeling van het budget in de begroting. De ATKM ontvangt in totaal 6,789 miljoen euro voor het schoner maken van het internet. Dit ziet zowel op de aanpak van terroristisch materiaal als op de aanpak van kinderpornografisch materiaal.

Vraag (387):
Hoe komt deze verdeling tot uiting in de begroting?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 386.

Vraag (388):
Kunt u de toename in de prognose per categorie in tabel 22 verder toelichten?

Antwoord:
De prognose is gebaseerd op het Prognose Model Justitiële Ketens (PMJ). In het PMJ worden de ramingen van de capaciteitsbehoefte van de justitiële ketens opgesteld. Deze raming wordt jaarlijks geactualiseerd door het WODC. Over de hele linie is er bij het OM een toename van het aantal verkeerszaken (overtredingen/misdrijven) zichtbaar. Hieronder zijn de belangrijkste toenames per categorie toegelicht: De stijging in de prognose van de categorie Wahv beroep-, kanton- en appèlzaken is toe te schrijven aan de toename van de instroom van verkeerszaken, onder andere door een toename van OvJ-beroepen, door de inzet van professioneel gemachtigden. De stijging in de prognose van de overtredingszaken is tevens toe te schrijven aan de toename aan feitgecodeerde overtredingen, waaronder verkeerszaken (een stijging van circa 10.000 zaken in 2029 ten opzichte van 2024). Voor de categorie misdrijfzaken geldt dat de totale prognose over de hele linie gelijk blijft. Wel is er een verschuiving zichtbaar. Met name de verkeermisdrijfzaken (zoals artikel 8 WVW, rijden onder invloed) nemen toe en de misdrijven in de interventie-omgeving nemen af. Voor de categorie hoger beroep (appèlzaken) wordt voor alle onderliggende stromen (standaard, maatwerk, beschikkingen/overig en megazaken) een stijging in de productie geprognotiseerd. De grootste stijging komt tot uitdrukking bij de beschikkingen (in 2025 een stijging van 8.870 beschikkingen ten opzichte van 2024, +4%).

Vraag (389):
Wat is de meerwaarde van het LIEC ten opzichte van de Regionale Informatie- en RIEC's?

Antwoord:
De RIEC’s en het LIEC ondersteunen partners bij de aanpak van georganiseerde criminaliteit met als doel samenwerking te stimuleren en de overheid en maatschappij weerbaarder te maken om zo ondermijning tegen te gaan.

Elk RIEC werkt binnen regionale grenzen, onder aansturing van een zelfstandige regionale stuurgroep. De RIEC’s vormen voor partners een informatieknooppunt voor casuïstiek. Het RIEC stelt integrale handhavingsadviezen op en stemt projectmatig bestuursrechtelijke, strafrechtelijke en fiscale interventies af met regionale partners.

Het LIEC ondersteunt de RIEC’s en de partners als het gaat om de aanpak van ondermijning. Ten aanzien van de RIEC’s voert het LIEC een aantal shared service taken uit. Dit zijn taken die vanwege de efficiency (beter 1 keer ingericht dan voor ieder RIEC) zijn belegd bij het LIEC. Het gaat daarbij om de taken op juridisch vlak, communicatie/evenementen en ICT. Daarnaast zorgt het LIEC voor verbinding tussen de RIEC’s en de landelijke partners. Ook ondersteunt het LIEC de RIEC’s en de partners met het bevorderen van leren en ontwikkelen door o.a. het opzetten van een Kennisbank Ondermijning en een ondermijningsacademie. Tot slot biedt het LIEC diverse interventies aan om te komen tot handelingsperspectief bij RIEC of partners. Dat zijn de landelijke fenomeen tafels waar het LIEC de landelijke aanpak coördineert, de LIEC field labs en het Bestuurlijk signaal.

Vraag (390):
Werkt het LIEC op basis van een vraag vanuit de RIEC’s en is er onderzoek gedaan bij de RIEC’s naar de behoefte, nut en noodzaak van het LIEC?

Antwoord:
In de beantwoording op vraag 389 staan de rollen van het LIEC en de RIEC’s beschreven. Bij de samenwerking van het LIEC met de RIEC’s wordt gewerkt op basis van een dienstverleningsovereenkomst met de RIEC’s en daarnaast kan input worden gegeven via het jaarplan LIEC. Ook bestaat de mogelijkheid om te vragen om inzet van het LIEC. Daar maken RIEC’s en partners regelmatig gebruik van.

Vraag (391):
Kunt u uitsplitsen hoeveel subsidie er gaat naar voetbal en welke organisaties hier gebruik van maken?

Antwoord:
Voor Veilig en Gastvrij betaald voetbal gaat er vanuit het ministerie van Justitie en Veiligheid subsidie naar het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV), de KNVB en NL Confidential (Meld Misdaad Anoniem). Het CCV ontvangt subsidie voor voorlichting aan gemeenten over effectieve inzet van de Wet Maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast (ter waarde van 75.577 euro) en voor het geven van ondersteuning en voorlichting over de persoonsgerichte aanpak (PGA-voetbal) aan gemeenten met een betaald voetbalorganisatie (ter waarde van 234.709 euro). De subsidies aan het CVV worden verstrekt in het kader van het programma Ons Voetbal is van Iedereen (OVIVI). Verder gaat er subsidie naar de KNVB voor de Landelijke Taskforce ondersteuning bij voetbalincidenten (ter waarde van 450.000 euro). Hiermee draagt JenV bij aan de Taskforce die voetbalclubs ondersteunt bij het uitlezen en analyseren van camerabeelden bij incidenten en die hen eveneens ondersteunt bij schadeverhaal. Ook ontvangt de KNVB 93.049 euro subsidie voor het laten uitvoeren van het onderzoek “Buiten de Lijnen” naar criminele banden van (ex-)profvoetballers. Tot slot gaat er subsidie naar Stichting NL Confidential voor het stimuleren van het gebruik van Meld Misdaad Anoniem in het betaald voetbal (ter waarde van 70.000 euro). Een nadere uitsplitsing van de subsidiebedragen vanuit JenV en desbetreffende organisaties is weergegeven in de tabel.

Organisatie Waarvoor Looptijd Subsidiebedrag
CCV Voorlichting over de inzet van de Wet MBVEO, waaronder een webdossier, webtool en het delen van juridische kennis. 1-9-2024 tot 1-9-2025 75.577,-
CCV PGA Ondersteuning en voorlichting; subsidie voor het op verzoek van BVO-gemeenten adviseren over de versterking/implementatie van een persoonsgerichte aanpak, de ontwikkeling van een specifiek instrumentarium, PGA interventies en de ontwikkeling en promotie van diverse publicaties en tools. 15-5-2023 tot 15-5-2024 234.709,-
KNVB Landelijke Taskforce ondersteuning bij voetbalincidenten. Voor ondersteuning van lokale ketenpartners bij het opsporen, identificeren en bestraffen van personen die ongewenst of strafbaar gedrag hebben vertoond en hen aansprakelijk stellen voor de kosten. 10-1-2022 tot 31-12-2025 450.000,-
KNVB Onderzoek ‘Buiten de lijnen’ door bureau Beke. Een onderzoek om te kunnen bepalen welke achtergrondkenmerken, factoren en omstandigheden ertoe bijdragen dat een (voormalig) profvoetballer crimineel actief wordt. Met deze kennis hopen de betrokken partijen ervoor te zorgen dat de criminele carrières van (voormalig) voetballers worden voorkomen. 1-5-2023 tot 31-12-2025 93.049,-
Stichting NL Confidential Project M: een verkenning naar de mogelijkheden voor het inzetten van een campagne ‘de twaalfde man’ van Meld Misdaad Anoniem, waarmee het melden van misstanden rondom voetbal wordt gestimuleerd. 1-10-2024 tot 31-12-2025 70.000,-

Vraag (392):
Kunt u uitsplitsen welke organisaties in de sekswerkbranche subsidie ontvangen en hoeveel?

Antwoord:
Binnen de sekswerkbranche ontvangt Soa Aids Nederland vanuit het ministerie van Justitie en Veiligheid subsidie voor:

  • De Sekswerk Alliantie De-stigmatisering (SWAD) (sinds 2021)

  • Ugly Mugs en de Klachtenbalie (Sex Work SupportNet) (sinds 2020)

Deze subsidies hebben het doel de sociale en juridische positie van sekswerkers te verbeteren en om geweld tegen sekswerkers tegen te gaan. Het ministerie van Justitie en Veiligheid is voornemens om Soa Aids Nederland in 2025 opnieuw te subsidiëren voor het project Ugly Mugs en Sex Work SupportNet. Een nadere uitsplitsing van de subsidiebedragen vanuit het ministerie van Justitie en Veiligheid is weergegeven in de tabel.

Jaar Bedrag Verstrekt aan Project
23-25 1.307.183* Soa Aids Nederland – Aidsfonds Sekswerk Alliantie De-stigmatisering (SWAD)
23-24 552.444 Soa Aids Nederland – Aidsfonds Ugly Mugs en de Klachtenbalie (Sex Work SupportNet)

Tabel – Subsidies verstrekt vanuit JenV voor de versterking van de sociale en juridische positie van sekswerkers en het tegengaan van geweld tegen sekswerkers .

* Dit is inclusief de bijdrage van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 210.000 euro voor de jaren 2024 en 2025, en de bijdrage van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 51.000 euro in 2024.

Vraag (393):
Kunt u aangeven hoeveel subsidie er naar het experiment gesloten coffeeshopketen gaat en welke organisaties hier gebruik van maken?

Antwoord:
Het ministerie van Justitie en Veiligheid verstrekt geen subsidies in het kader van het experiment gesloten coffeeshopketen. Uitgaven bij Justitie en Veiligheid voor het experiment bestaan uit opdrachten en bijdragen.

Ter informatie: het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport verstrekt in het kader van het experiment een subsidie op het gebied van preventie van softdrugsgebruik aan het Trimbos-instituut. De hoogte hiervan varieert in de huidige fase van het experiment per jaar tussen de 50.000 en 85.000 euro.

Vraag (394):
Zijn er mogelijkheden om het gebruik van private beveiligingsdiensten of alternatieve detentieconcepten verder te verkennen om de publieke sector te ontlasten?

Antwoord:
In de ontwikkelagenda politiefunctie [1] is onder andere de verkenning naar mogelijkheden voor publiek-private samenwerking geagendeerd. De verkenning naar samenwerkingsmogelijkheden met de private beveiligingsbranche is daarvan een voorbeeld. Deze private sector wordt nu al succesvol ingezet bij evenementen. Verkend zal worden of de rol van de private beveiligingsbranche mogelijkheden biedt de publieke sector te ontlasten.

De DJI huurt al zo veel als mogelijk beveiligers bij particuliere beveiligingsorganisaties in (via een mantelovereenkomst). De markt kan niet voldoen aan het aantal beveiligers dat DJI vraagt om in te zetten. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid onderzoekt locaties voor alternatieve detentieconcepten met een sober regime voor kortgestraften waarvoor minder personeelsinzet nodig is. Op 27 september jl. [2] heeft de staatsecretaris van Justitie en Veiligheid aan uw Kamer gemeld dat in de PI Veenhuizen vanaf het eerste kwartaal van 2025 gefaseerd 40 extra plaatsen met een sober regime voor kortgestrafte zelfmelders (straffen tot twee weken) beschikbaar komen. Via de voortgangsrapportages capaciteit wordt uw Kamer hiervan op de hoogte gehouden. 

[1] Kamerstukken II, 2023/2024, 29628, nr. 1194
[2] Kamerstukken II, 2024/ 2025, 24 587, nr. 972

Vraag (395):
Hoeveel subsidie wordt uitgegeven aan het experiment gesloten coffeeshopketen?

Antwoord:
Het ministerie van Justitie en Veiligheid verstrekt geen subsidies in het kader van het experiment gesloten coffeeshopketen. Uitgaven bij Justitie en Veiligheid voor het experiment bestaan uit opdrachten en bijdragen.

Ter informatie: het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport verstrekt in het kader van het experiment een subsidie op het gebied van preventie van softdrugsgebruik aan het Trimbos-instituut. De hoogte hiervan varieert in de huidige fase van het experiment per jaar tussen de 50.000 en 85.000 euro.

Vraag (396):
Hoeveel aanvragen voor de wapenstok voor buitengewoon opsporingsambtenaren (boa's) zijn ontvangen door het bureau Korpschef? Op welke criteria toetst het bureau Korpschef voordat ze de aanvraag door zet aan Justis? Waarop toetst vervolgens dienst Justis?

Antwoord:
De korpschef heeft de afgelopen twee jaar 23 advies aanvragen voor de wapenstok domein I ontvangen. Het advies over de toekenning van de wapenstok is in sterke mate afhankelijk van de in redelijkheid te verwachten kans dat de BOA bij de vervulling van zijn functie met (bedreiging van) geweld wordt geconfronteerd en de ernst van dat geweld. Dit staat beschreven in bijlage A van de Beleidsregels boa [1]. Daarnaast wordt er gekeken naar de criteria zoals beschreven in paragraaf 3.2. van de Beleidsregels boa. Indien bij de toetsing van de criteria nog onvoldoende duidelijkheid bestaat over de aanwezigheid van de noodzaak tot bewapening, kunnen aanvullende vragen naar de (on)mogelijkheid van politieassistentie en de aandacht bij de scholing van boa's voor het onderwerp sociale vaardigheden nog een nadere indicatie geven.

De aanvraag dient daarnaast te worden besproken in de lokale driehoek. De driehoek zal daarbij onder meer kijken of de veiligheid van boa’s niet op andere manieren kan worden gewaarborgd dan middels bewapening en neemt daarbij het veiligheidsplan en het handhavingsarrangement van de gemeente mee in zijn overwegingen.

Het is daarna aan de boa-werkgever om de aanvraag met alle bijbehorende documenten en de adviezen van politie en OM aan de dienst Justis te sturen voor beoordeling. Deze beoordeelt namens de minister van Justitie en Veiligheid de aanvraag voor de wapenstok aan de hand van de eerder genoemde criteria in de Beleidsregels boa.

[1] wetten.nl - Regeling - Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar - BWBR0039766

Vraag (397):
Op welke wijze wordt de agenda van het SKC verbonden met de inzet/prioritering van landelijke en lokale partners?

Antwoord:
Het SKC heeft tot taak strategische dreigingsbeelden op te stellen die richting geven aan de ondermijningsaanpak. Het komende jaar maakt het SKC thematische studies over meerdere fenomenen, zoals de betrokkenheid van jongeren bij georganiseerde criminaliteit, corruptie en criminele inmenging. Deze studies vergroten het inzicht in deze fenomenen en de manier waarop Nederland daarvoor kwetsbaar is, zodat beter kan worden bepaald op welke kwetsbaarheden moet worden geprioriteerd. Daarnaast dragen deze studies bij aan de totstandkoming van het eerste integrale strategische dreigingsbeeld in 2026. Bij de uitvoering van de opdracht aan het SKC worden de landelijke en lokale partners nauw betrokken. Verder wordt bij de opvolging van de thematische studies en het integrale strategische dreigingsbeeld de verbinding met de inzet en prioritering van de partners op landelijk en lokaal niveau gemaakt.

Vraag (398):
Kunnen de doelstellingen van het SKC SMART worden geformuleerd, en zo nee waarom niet?

Antwoord:
Het SKC heeft tot taak strategische dreigingsbeelden op te stellen die richting geven aan de ondermijningsaanpak. Bij de uitvoering van deze taak worden actuele en toekomstige dreigingen op Nederland, die van georganiseerde ondermijnende criminaliteit uitgaan, in kaart gebracht en van betekenis voorzien.
Met het opstellen van dreigingsbeelden op het gebied van ondermijnende criminaliteit bestaat nog geen ervaring. Hoe het dreigingsbeeld precies moet worden opgebouwd om deze breed geformuleerde doelstelling te realiseren, wordt daarom momenteel nader uitgewerkt. Door middel van onder meer thematische studies, zoals op het gebied van jeugd en corruptie, wordt de komende periode voorzien in een gedegen kennisbasis. Daarnaast dragen deze studies er aan bij dat scherper zicht ontstaat op de methodiek en de gegevens die nodig zijn om de dreiging van georganiseerde ondermijnende criminaliteit goed in beeld te brengen. Het eerste integrale dreigingsbeeld verschijnt in 2026.

Vraag (399):
Hoeveel uithalers zijn er in 2024 betrapt in de Nederlandse havens?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag nummer 64.

Vraag (400):
Kan concreter worden aangegeven wat met het bedrag van € 36,8 miljoen voor de aanpak van drugssmokkel via grote logistieke knooppunten zal worden gedaan?

Antwoord:
De gelden voor de aanpak van drugssmokkel via grote logistieke knooppunten worden uitgegeven aan programma’s op de vijf mainports (haven Rotterdam, havens Zeeland/West-Brabant, Noordzeekanaalgebied, Schiphol en Sierteelt/bloemenveilingen) en een aantal overkoepelende maatregelen.
De mainportsprogramma’s worden vormgegeven langs vier pijlers: 1) informatiebeeld, 2) opwerpen van barrières, 3) weerbaarheid en 4) toezicht, controle, opsporing en handhaving (TCOH). Concrete voorbeelden van maatregelen zijn het aanleggen van cameranetwerken en hekken, het geven van weerbaarheidstrainingen, ontwikkelen van nieuwe technieken zoals onderwaterdetectie en het uitbreiden van capaciteit bij politie en OM.
Daarnaast is geld beschikbaar gesteld voor overkoepelende maatregelen. Hierbij kan gedacht worden aan de uitwerking van een strategisch dreigingsbeeld, een onderzoek naar kleine logistieke knooppunten en het bevorderen van kennisdeling.
Voor een uitgebreide toelichting op het Plan van Aanpak Drugssmokkel via Mainports wordt u verwezen naar de brief van 4 november 2022 [1] en voortgangsrapportages zoals die bij de Halfjaarbrief aanpak georganiseerde, ondermijnende criminaliteit van 25 juni 2024 [2].

[1] Kamerstukken II, 2022/2023, 24077, nr. 504
[2] Kamerstukken II, 2023/2024, 29911, nr. 437

Vraag (401):
Hoe beoordeelt u de huidige kwaliteit van de informatievoorziening-omgeving bij de IND, NFI, DJI, OM en Justis, en welke stappen worden ondernomen om eventuele kwetsbaarheden in de informatievoorziening aan te pakken, met name in het kader van de continuïteit en veiligheid van vitale processen?

Antwoord:
De informatievoorziening bestaat uit diverse kwaliteitsaspecten die zich kenmerken door hun eigen karakteristieken met bijpassende waarderingssystematiek. Resultaten van de diverse waarderingen, zijn niet op te tellen tot één oordeel over de kwaliteit van de informatievoorziening bij de IND, NFI, DJI, OM en Justis. Een voorbeeld van een waarderingssysteem is de periodieke volwassenheidsmeting (4 punt schaal) op de informatiehuishouding. JenV is (waaronder de genoemde organisaties met uitzondering van het OM) gegroeid van 1,82 gemiddeld in 2021 naar 2,28 gemiddeld in 2023. Momenteel voert JenV de volwassenheidsmeting 2024 uit. Via de planning en verantwoordingscyclus van JenV wordt inzicht verkregen in benoemde kwaliteitsaspecten van de informatievoorziening. Naast informatiehuishouding betreft dit o.a. informatiebeveiliging, privacy, informatiebeleid, en de continuïteit van de informatiesystemen. Risico’s die daarbinnen aan de orde zijn worden behandeld in bestuurlijke gesprekken tussen de opdrachtgever, opdrachtnemer en de eigenaar. Daar waar nodig worden mitigerende maatregelen besproken en geprioriteerd of wordt er geïntensiveerd via toekenning van extra middelen.

Vraag (402):
Waarom is subsidie van de Fraude Helpdesk incidenteel?

Antwoord:
De Fraudehelpdesk ontvangt een boekjaarsubsidie voor de exploitatie. Deze subsidie wordt per begrotingsjaar toegekend voor de structurele kosten van de organisatie. Omdat deze boekjaarsubsidie per periode (boekjaar) wordt toegekend, is deze incidenteel. Daarnaast kan de Fraudehelpdesk voor specifieke projecten subsidie aanvragen. Een projectsubsidie wordt eenmalig toegekend voor de uitvoering van activiteiten in een vooraf bepaalde periode. Een projectsubsidie is daarom ook incidenteel van aard.

Vraag (403):
Wat was de bijdrage voor Offlimits in de afgelopen twee jaar en wat wordt de bijdrage in 2025?

Antwoord:
De subsidie voor Offlimits is voor 2023 vastgesteld op een bedrag van 2,39 miljoen euro. Voor 2024 is 2,68 miljoen euro begroot en is tot nu toe een subsidie toegekend van 2,62 miljoen euro. De definitieve vaststelling van deze subsidie geschiedt na afloop van het boekjaar 2024. In de begroting is aan Offlimits in 2025 2,58 miljoen euro toebedeeld.

De dalende reeks bij de subsidies is te verklaren door de generieke taakstelling op subsidies die het kabinet heeft afgesproken. Deze taakstelling is reeds ingeboekt op de subsidiebudgetten op de JenV-begroting. JenV is in het kader van een zorgvuldig proces, voornemens om te kijken of de consequenties voor de subsidiepartners gemitigeerd kunnen worden indien dit leidt tot onoverkomenlijkheden in de maatschappelijke opdracht. Bij Voorjaarsnota 2025 wordt nader bekeken of een herschikking van de subsidietaakstelling binnen de JenV-begroting voor 2025 nodig is. Dit geeft tijd om, samen met de partners, zorgvuldig te bezien wat de gevolgen van een korting van de subsidies zijn. 

Vraag (404):
Van hoeveel gevallen van gijzeling was er dit jaar sprake omdat deze persoon de verkeersboete niet heeft betaald?

Antwoord:
Er zijn dit jaar (2024) nog geen personen gegijzeld geweest vanwege verkeersboetes Wahv (peildatum 28 oktober 2024).

Vraag (405):
Wat is het verschil tussen de afpakopbrengsten uit het criminele circuit en uit grote schikkingen? Betreffen schikkingen geen opbrengsten uit (vermoedelijk) strafrechtelijk handelen?

Antwoord:
De grote schikkingen betreffen met name eenmalige zaken (vooral met financiële instellingen) die voortvloeien uit het tekortschieten in de naleving van wet- en regelgeving, in het bijzonder de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Deze instellingen vervulden hun taak als poortwachters tegen witwassen en financiering van terrorisme onvoldoende.

Vraag (406):
Wat gaat er gebeuren om de opbrengsten van afpakken te verhogen?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 294.

Vraag (407):
Is er een wijziging van wet- of regelgeving nodig om de opbrengsten uit het afpakken te doen stijgen? Zo ja, waar wordt aan gedacht?

Antwoord:
Ja, er zijn enkele wijzigingen in wet- en regelgeving in voorbereiding die (onder andere) bijdragen aan het verbeteren van de afpakopbrengsten. In mei 2024 is door de EU een nieuwe confiscatierichtlijn gepubliceerd. De nationale implementatie van de richtlijn is nu in voorbereiding. Deze richtlijn verplicht lidstaten een regeling te ontwikkelen binnen het strafrecht die confiscatie mogelijk maakt van voorwerpen die in verband staan met crimineel handelen, zonder dat een veroordeling voor een strafbaar feit vereist is (Non-Conviction Based Confiscation). Daarnaast zorgt deze Europese richtlijn voor een wettelijk kader voor lidstaten om informatie met elkaar uit te wisselen, als het gaat om het opsporen van crimineel vermogen. Dat moet ervoor zorgen dat er geen veilige havens voor crimineel vermogen bestaan binnen de grenzen van de Europese Unie.
Op dit moment ligt tevens een wetsvoorstel in uw Kamer waarin de zogenoemde spoedbevriezingsbevoegdheid van witwastransacties is opgenomen. Met de spoedbevriezing kan de uitvoering van een financiële transactie op verzoek van de FIU-Nederland tijdelijk door een bank worden aangehouden. Zo kan voorkomen worden dat het geld kan worden weggesluisd voordat de FIU-Nederland onderzoek heeft kunnen doen en de opsporing beslag heeft kunnen leggen.

Vraag (408):
Welke knelpunten zijn er waardoor het afgepakte crimineel vermogen stijgt en beter in verhouding komt te staan tot het verdiende crimineel vermogen? En hoe gaan die knelpunten weggenomen worden?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 294.

Vraag (409):
Kunt u uitleggen waarom de post 'Schadefonds Geweldsmisdrijven' in 2024 en 2025 (Respectievelijk 33.1 miljoen euro en 28 miljoen euro) drastisch is verminderd ten opzichte van 2023 (90.5 miljoen euro)?

Antwoord:
De stand van de post Schadefonds Geweldsmisdrijven in de ontwerpbegroting 2023 bedroeg 29.456.000 euro. Deze stand wijkt niet substantieel af van die in de begrotingen voor 2024 en 2025. In de uitvoering in 2023 is door de ministeries van VWS en JenV gezamenlijk zo'n 70 miljoen euro budget toegevoegd ter dekking van de uitkeringen in dat jaar die werden toegekend in het kader van de Regeling voor Slachtoffers van Geweld in de Jeugdzorg (De Winter). De realisatie 2023 komt daarmee uit op de genoemde 90.5 miljoen euro. Het budgettair kader ontwerpbegroting van de post Schadefonds Geweldsmisdrijven is niet substantieel verminderd.

Vraag (410):
Kunt u uitleggen waarom de post "Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven" in tegenstelling tot het "Schadefonds Geweldsmisdrijven" de komende jaren wél meer geld krijgt toebedeeld?

Antwoord:
Het aantal aanvragen dat wordt ingediend bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven (SGM) is bepalend voor de hoogte van het uitkeringenbudget SGM. Er is een aantal factoren van invloed waardoor er hierbij sprake is van een bijstelling naar beneden en bij het budget van de Commissie van een bijstelling naar boven.

Het toekenningspercentage is gedaald met 10%. Afwijzing van een ingediende aanvraag kost evenveel (zo niet meer) inzet van SGM. Bij gelijkblijvende bureaukosten daalt hierdoor de verhouding tussen bureaukosten en uitkeringenbudget.

Er zijn meer middelen ontvangen vanwege verrekeningen doordat slachtoffers door tussenkomst van het CJIB schadevergoeding van de dader hebben ontvangen. Dit vermindert het bedrag aan uitkeringenbudget.

Jaarlijks wordt het uitkeringenbudget geïndexeerd op basis van de loon- en prijsontwikkelingen (LPO), maar de hoogte van de uitkeringen neemt niet toe.  

Vraag (411):
Is er een oplossing gevonden voor de financiering van Halt om de aanpak tegen sport en agressie structureel te waarborgen voor de toekomst?

Antwoord:
Zoals in de Kamerbrief van 9 oktober 2024 vermeld, [1] is MJenV met alle betrokken partijen (VWS, KNVB en Halt) in gesprek om te verkennen of er andere mogelijkheden zijn om de gedragsinterventie ‘Sport en Gedrag’ van Halt structureel te kunnen waarborgen. Deze gesprekken zijn nog gaande. De Kamer zal over de uitkomsten van deze gesprekken geïnformeerd worden.

[1]  Kamerstukken II, 2024-2025, 25 232, 79.

Vraag (412):
Hoeveel zou het jaarlijks kosten om al het personeel van de penitentiaire inrichtingen en de forensische zorg 200 euro per maand meer te betalen?

Antwoord:
De jaarlijkse kosten om al het personeel van de penitentiaire inrichtingen en het personeel van de tbs-klinieken en justitiële jeugdinstelling behorende tot het rijk bruto 200 euro per maand meer te betalen liggen (inclusief werkgeverslasten) tussen de 45.000.000 euro en 50.000.000 euro per jaar. Al het personeel van DJI valt onder de cao Rijk. Recentelijk is hier een nieuwe cao afgesloten met daarin een salarisverhoging per 1 juli 2024 van 8,5% en een aantal eenmalige uitkeringen van in totaal 2.350 euro bruto.

Vraag (413):
Hoeveel slachtoffers hebben in 2023 een financiële uitkering van het Schadefonds Geweldsmisdrijven gekregen? Waar is de bezuiniging op het Schadefonds Geweldsmisdrijven vanaf 2025 op gebaseerd? Hoeveel slachtoffers kunnen hier naar verwachting mee geholpen worden?

Antwoord:
Er is in 2023 op 11.819 aanvragen een beslissing genomen. Dit zijn aanvragen binnen het reguliere proces. Het totaal van de uitgekeerde bedragen in 2023 is 23.6 miljoen euro. Het budget dat voor het Schadefonds Geweldsmisdrijven ter beschikking wordt gesteld is gebaseerd op ramingen van de Prognosemodel Justitiële ketens (PMJ). Gelet hierop is er afdoende financiering voor de ingediende aanvragen. Er is geen sprake van een bezuiniging.

Vraag (414):
Waarom loopt de bijdrage aan het CJIB in de jaren 2025 t/m 2029 af ten opzichte van 2024?

Antwoord:
De financiering van het CJIB bestaat uit twee delen: de productfinanciering op grond van de PMJ en de projectfinanciering. De PMJ-raming en daarmee de productfinanciering laat een stijgende trend zien. Dat de totale financiering daalt, komt doordat er voor 2024 (incidentele) projectfinanciering is toegekend.

Vraag (415):
Waarom loopt de bijdrage aan de Reclassering in de jaren 2025 t/m 2029 af ten opzichte van 2024?

Antwoord:
De financiering van de reclassering bestaat uit twee delen, gebaseerd op de PMJ-ramingen en de projectfinanciering. De PMJ-raming en daarmee de productfinanciering laat een vrij stabiele trend zien. Dat de totale financiering daalt, komt doordat er voor 2024 (incidentele) projectfinanciering is toegekend. 

Vraag (416):
Kunt u aangeven welke verhoging van de kansspelbelasting er op tafel heeft gelegen en van welke organisaties u brieven heeft ontvangen waardoor er slechts een minimale stijging van de kansspelbelasting in de begroting is opgenomen?

Antwoord:
Met het verhogen van de kansspelbelasting van 30,5% naar 37,8% kon volgens het Ministerie van Financiën structureel € 202 miljoen extra worden opgehaald. De verwachting was dat bij een verdere verhoging van de kansspelbelastingtarieven de opbrengst per procentpunt stijging zou af zou nemen. Een hogere opbrengst dan € 202 miljoen werd daarom als niet realistisch gezien. De staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst is verantwoordelijk voor de kansspelbelasting. Ontvangen brieven, gericht aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid, over de verhoging van de kansspelbelasting zijn aan het Ministerie van Financiën doorgeleid, voor zover de brieven niet ook gericht ware aan het Ministerie van Financiën. Het gaat om brieven van Goede doelen loterijen, het Goede Doelen Platform, een gezamenlijke brief van NLO, Holland Casino, VAN kansspelen, VNLOK en Noga en een gezamenlijke brief van Janhsen Hahnraths group en JVH gaming and entertainment group.

Vraag (417):
Met hoeveel procent is het aantal geregistreerde gokverslavingen toegenomen sinds de invoering van de wet Kansspelen op Afstand?

Antwoord:
Het precieze percentage is niet bekend. Uit de rapportage van LADIS (Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem) van 4 juli 2024 blijkt dat er in de cijfers over 2023 voor het eerst weer een stijging zichtbaar is ten opzichte van 2022, zowel bij instellingen die al langer gegevens aanleveren bij de Stichting IVZ, als bij instellingen die voor deze rapportage voor het eerst gegevens aanleverden. Het gaat om een stijging van 15,3% in 2023 ten opzichte van 2022 bij instellingen die al eerder gegevens aanleverden.

Bron: Stichting IVZ (2024). Kerncijfers verslavingszorg 2018-2023, pagina 10

Vraag (418):
Met hoeveel procent is het aantal geregistreerde gokverslavingen van jongeren toegenomen sinds de invoering van de wet Kansspelen op afstand?

Antwoord:
Dit percentage is niet bekend. Uit de rapportage van LADIS (Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem) blijkt uit de cijfers over 2023 dat 17% van het aantal personen dat primair in behandeling is voor een gokverslaving jonger is dan 25 jaar. Dit percentage wijkt niet duidelijk af van voorgaande jaren en ligt sinds 2018 grofweg tussen 16 en 20%.

Vraag (419):
Klopt het dat Cruks na 6 maanden vrijwillig een mogelijkheid biedt om uit het Cruks te stappen?

Antwoord:
Ja. Bij vrijwillige uitsluiting van kansspelen is het mogelijk om zich in te schrijven in Cruks voor een periode van minimaal 6 maanden en maximaal 99 jaar. Deze inschrijving kan na verloop van de minimale periode van 6 maanden beëindigd of aangepast worden. Eventueel benodigde verbeteringen op dit punt worden meegenomen in een voorstel van de staatssecretaris Rechtsbescherming voor wijziging van de Wet op de kansspelen na de wetsevaluatie van de Wet kansspelen op afstand.

Vraag (420):
Hoeveel mensen schrijven zich jaarlijks in bij het Loket Kansspel?

Antwoord:
Inschrijving is niet mogelijk. Het Loket Kansspel is het centrale steunpunt bij gokproblemen. Het biedt hulp en begeleiding en verwijst door naar professionele hulp. Loket Kansspel is er voor mensen die problemen hebben met gokken en voor hun naasten. Het loket is 24/7 telefonisch bereikbaar en iedere dag tussen 8 uur en 24 uur via chat en WhatsApp. Tot oktober 2024 waren er 1584 hulpgesprekken.

Vraag (421):
Kunt u een overzicht verschaffen van de verhouding tussen de Politie, het OM, de AIVD, en soortgelijke instanties met betrekking tot informatie-uitwisseling? Kunt u daarin ook de wettelijke grondslagen voor informatiedeling in uitwijzen?

Antwoord:
De politie en de KMar zijn als verwerkingsverantwoordelijke zelf verantwoordelijk voor de wijze waarop politiegegevens worden gedeeld met andere instanties en andere landen. Het nationaal wettelijk kader daarvoor is primair de Wet Politiegegevens en het Besluit Politiegegevens. Daarnaast zijn de EU richtlijn inzake de bescherming van natuurlijke personen i.v.m. de verwerking van persoonsgegevens (EU 2016/680) en de verschillende verordeningen van de EU inzake veiligheid en grenzen van belang.

Wanneer deling van informatie en persoonsgegevens plaatsvindt in het kader van internationale rechtshulp dan wel samenhangt met signaleringen die plaatsvinden in het kader van de aanhouding van personen tegen wie een Europees arrestatiebevel is uitgevaardigd of in het kader van de opsporing of voorkoming van strafbare feiten, vindt deze plaats onder het gezag van de officier van justitie in zijn hoedanigheid van gezag over de politie voor de strafrechtelijke handhaving. De wettelijke grondslagen voor informatie-uitwisseling voor het OM zijn onder meer vastgelegd in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.

Voor de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) zijn de wettelijke grondslagen vastgelegd in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017.

Vraag (422):
Welke instanties spelen een rol in de gegevensverzameling en -deling m.b.t. de CTER-lijsten?

Antwoord:
Als er met CTER-lijsten (waarbij CTER staat voor Contraterrorisme, Extremisme en Radicalisering) de huidige werkwijze van de politie met de afstemmingslijst wordt bedoeld dan hebben de politie, de KMar en het OM een rol. Deze organisaties kunnen relevante informatie ontvangen van andere nationale en internationale instanties.
 
Vraag (423):
Zijn er organisaties die persoonsgegevens voor onbepaalde tijd bewaren (zoals de politie bijvoorbeeld)?

Antwoord:
De termijnen die gelden voor het gebruik of het bewaren van gegevens zijn per wettelijk kader verschillend en kunnen zeer uiteen lopen. De bewaartermijnen die gelden voor de door politie vergaarde gegevens staan beschreven in de Wet politiegegevens. De Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens legt de bewaartermijnen vast van persoonsgegevens die door (onder meer) het OM, JustID en de DJI worden verwerkt. De minister van Justitie en Veiligheid kan geen uitspraken doen over de bewaartermijnen van organisaties buiten het justitiedomein.
 
Vraag (424):
Worden gegevens die worden opgeslagen door de politie (waaronder gegevens die langer dan de wettelijke termijn van 10 jaar zijn opgeslagen) gedeeld met andere instanties? Zo ja, met welke instanties en op grond van welke wettelijke grondslag?

Antwoord:
De gegevens komen niet in aanmerking voor verstrekking aan andere organisaties. In artikel 14 van de Wet politiegegevens (Wpg) is vastgelegd voor welke doelen de verwijderde gegevens ter beschikking mogen worden gesteld. Dit betreft een beperkt aantal doelen, waaronder de afhandeling van klachten, de verantwoording van verrichtingen (waaronder het mogelijk maken van onderzoek naar PTSS) en het oplossen van cold cases. Wanneer het informatie betreft die aangemerkt kan worden als historisch belangrijk of als cultureel erfgoed, dan kan gelet op artikel 14, lid 4 van de Wpg worden afgezien van vernietiging. De gegevens worden dan overgedragen naar een archiefbewaarplaats, zoals het Nationaal Archief.
 
Vraag (425):
Bent u van plan om volledig onafhankelijke toezichthouders/poortwachters aan te stellen die controleren op de proportionaliteit van de gegevensverzameling en -bewaring door de politie en andere instanties?

Antwoord:
In de huidige situatie heeft de korpschef een beperkt aantal poortwachters geautoriseerd voor de toegang tot verwijderde gegevens. De minister van Justitie en Veiligheid heeft dit in 2019 afdoende geacht en toen tevens aan uw Kamer aangegeven een nieuw evenwicht te willen vinden tussen het fundamentele recht op bescherming van de privacy en het rechtstatelijke belang van een effectieve opsporing. Dat evenwicht zou dan tot uiting moeten komen in een andere bewaartermijn van (bepaalde) politiegegevens. De Raad van State is gevraagd om een voorlichting te geven over de juridische mogelijkheden voor het aanpassen van deze termijn, gelet op Europeesrechtelijke en Grondwettelijke eisen. In het eerstvolgende Halfjaarbericht politie wordt uw Kamer hierover nader geïnformeerd.
 
Vraag (426):
Wie maakt de beslissing over een afwijzing van een informatieverzoek m.b.t. of iemand op een CTER-lijst staat of niet? Kan een afwijzing door een onafhankelijke partij worden gecontroleerd gezien dit verregaande implicaties voor burgers kan hebben? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:
De wijze waarop iemand een inzageverzoek kan doen bij een organisatie verschilt. Bij de politie werkt het, ter illustratie, als volgt. Op grond van artikel 25 van de Wpg kan iemand een schriftelijk verzoek voor inzage indienen bij de politie. Als voldaan wordt aan alle formaliteiten wordt het verzoek in behandeling genomen. Als er naar aanleiding van een inzageverzoek politiegegevens worden gevonden, hoeft dit niet te betekenen dat alle informatie gedeeld kan worden. Een inzageverzoek kan (gedeeltelijk) worden afgewezen op de grond van artikel 27 in de Wpg. Hierin staat bijvoorbeeld dat informatie niet gedeeld mag worden als het onderdeel is van een lopend strafrechtelijk onderzoek. Ook persoonsgegevens herleidbaar naar derden worden geweigerd. Als er sprake is van een weigering dan geeft de bevoegde functionaris dit door aan de Privacydesk die uiteindelijk namens de korpschef een besluit op het inzageverzoek neemt. De burger kan in beroep tegen het besluit van de korpschef. Het is uiteindelijk de rechter die de rechtmatigheid van het besluit op de inzage toetst. Voordat de burger in beroep gaat zou hij zich eventueel nog kunnen wenden tot de AP met het verzoek te bemiddelen of te adviseren in zijn geschil met de korpschef.
 
Vraag (427):
Hoeveel informatieverzoeken heeft de politie ontvangen over of mensen op de CTER-lijsten staan of niet? Welk percentage hiervan is toegewezen?

Antwoord:
Dit is niet bekend. De politie heeft laten weten dat er geen categorisering plaatsvindt op inzageverzoeken.
 
Vraag (428):
Hoeveel personen heeft u geteld die onterecht op een CTER-lijst zijn geplaatst? Doet u hier actief onderzoek naar?

Antwoord:
De Nationale Ombudsman heeft in februari 2024 aangekondigd een onderzoek te starten naar de wijze waarop de overheid omgaat met registraties en signaleringen bij terrorisme, extremisme en radicalisering. Het onderzoeksrapport wordt medio november 2024 verwacht. De minister van Justitie en Veiligheid zal naar aanleiding van dit rapport een beleidsreactie opstellen, mede naar aanleiding van het verzoek van de Vaste Kamercommissie van Justitie en Veiligheid. Bij deze reactie zal de minister van Justitie en Veiligheid ook de toegezegde handreiking betrekken.
Deze handreiking gaat in op de manier waarop mensen, per (mogelijke betrokken) instantie, inzage kunnen krijgen in de gegevens die een desbetreffende instantie over hen heeft geregistreerd en hoe een verzoek tot rectificatie en/of verwijdering kan worden ingediend.

De politie heeft de minister van Justitie en Veiligheid laten weten dat er geen sprake is een onterechte plaatsing op de voormalige LOP-J lijst (wat staat voor Landelijk Overzicht Politie Jihadgang) of de huidige afstemmingslijst van degenen die zich tot nu toe bij hen hebben gemeld.
 
Vraag (429):
Wat heeft u gedaan richting de personen die onterecht op een CTER-lijst zijn geplaatst? Hoe zijn zij gecompenseerd?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 428.
 
Vraag (430):
Heeft u in internationaal/EU-verband betracht om afspraken te maken over de CTER-lijsten, gezien meerdere gevallen bekend zijn over mensen die hierdoor onterecht internationaal in de problemen zijn geraakt?

Antwoord:
Conform de toezegging van de toenmalige minister van Justitie en Veiligheid in het Commissiedebat Extremisme/terrorisme van 7 juni 2023 om na te gaan of dit vraagstuk ook bij andere EU-landen speelt en of samenwerking daarin mogelijk is, is het onderwerp meermaals door Nederland in een aantal EU-(raads)werkgroepen aan de orde gesteld en dat het beeld is dat dit vraagstuk bij onze EU-partners niet of nauwelijks aan de orde lijkt. Er zijn daarom vooralsnog geen vervolgacties op EU-niveau voorzien. Dit bevestigt het beeld dat de omstandigheden en situaties zeer uiteen kunnen lopen en daarom maatwerk vereist is.
 
Vraag (431):
Hoe verhoudt het feit dat gesteld wordt dat er geïnvesteerd wordt in het Juridisch Loket zich tot het feit dat het budget voor het Juridisch Loket (zie pagina 55) juist daalt?

Antwoord:
Zie de antwoorden op de vragen 352 en 353.

Vraag (432):
Gaat u om de groeiende behoefte aan rechtshulp door het Juridisch Loket te financieren voor extra financiële middelen voor het Juridisch Loket zorgen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, met hoeveel?

Antwoord:
De inzet is enerzijds gericht op het op peil krijgen van de structurele financiering van het Juridisch Loket, en anderzijds op het ontwikkelen van een bekostigingsmodel dat beter toegerust is op fluctuaties in de vraag. De ontwikkeling van dat kostprijsmodel is recentelijk gestart.

Vraag (433):
Met hoeveel zal naar verwachting de behoefte aan rechtshulp door het Juridisch Loket stijgen?

Antwoord:
De (beleidsneutrale) ramingen uit het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ) gaan uit van een jaarlijkse gemiddelde toename van 2% bij het Juridisch Loket.

Bron: Capaciteitsbehoefte Justitiële Ketens t/m 2029

Vraag (434):
Hoeveel kost het om van de pilot kosteloze rechtsbijstand kinderbescherming een structurele regeling te maken? Hoeveel kost het om bij het structureel maken van de pilot de doelgroep te verruimen naar beide ouders?

Antwoord:
In november stuurt de Staatssecretaris Rechtsbescherming de aan uw Kamer toegezegde brief over de contouren van het wetsvoorstel Versterking rechtsbescherming in de jeugdbescherming. Daarin wordt u nader geïnformeerd over de plannen voor de kosteloze rechtsbijstand en over de dekking voor de voorgenomen structurele wijzigingen.
 
Vraag (435):
Op welke manier worden kinderen op dit moment in de rechtszaal bijgestaan of wie behartigt de belangen van kinderen in kinderbeschermingszaken? Er is nu een pilot rechtsbijstand voor ouders: welke ondersteuning krijgen kinderen (van een curator, advocaat, vertrouwenspersoon)?

Antwoord:
Het uitgangspunt van de wet is dat de minderjarige, en zijn of haar belang, in procedures door zijn of haar ouders of een andere wettelijk vertegenwoordiger wordt vertegenwoordigd. Op dit uitgangspunt bestaan in kinderbeschermingszaken uitzonderingen. Bij een conflict van belangen tussen de minderjarige en zijn of haar wettelijk vertegenwoordiger kan er voor de minderjarige ook een bijzonder curator worden aangewezen die de belangen van de minderjarige moet verdedigen als procespartij. In november stuurt de Staatssecretaris Rechtsbescherming de aan uw Kamer toegezegde brief over de contouren van het wetsvoorstel Versterking rechtsbescherming in de jeugdbescherming. In deze brief wordt u geïnformeerd over de plannen voor de kosteloze rechtsbijstand en voor de ondersteuning van kinderen.

Vraag (436):
Wat zijn de gevolgen van de korting op de Brede Doeluitkering Rampenbestrijding voor de taakuitvoering van de veiligheidsregio’s?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 275.

Vraag (437):
Van hoeveel veroordeelde terroristen is tot nu toe het Nederlanderschap afgenomen?

Antwoord:
Op basis van artikel 14, tweede lid, Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) kan het Nederlanderschap worden ingetrokken van personen met meervoudige nationaliteit, die onherroepelijk veroordeeld zijn voor een terroristisch misdrijf. Op dit moment is in 34 zaken besloten om het Nederlanderschap in te trekken op grond van dit artikel. Hiervan zijn 13 intrekkingen definitief.

Vraag (438):
Klopt het dat er 10 procent wordt bezuinigd op het onderdeel crisisbeheer en brandweer?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 275.
 
Vraag (439):
Wat is de bijdrage die JenV ontvangt uit de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS)- middelen voor de voorbereidingen van de NAVO-top en welke exacte kosten worden hieruit betaald?

Antwoord:
Vanuit HGIS is in 2024 12 miljoen euro en 27,7 miljoen euro in 2025 bestemd voor de NAVO-top. Deze middelen zijn bestemd voor het grootste deel voor de Politie en voor een klein deel voor de NCTV, voor de maatregelen die nodig zijn voor een veilig en ongestoord verloop van de NAVO-top 2025. De toegevoegde HGIS-middelen zijn bedoeld voor de additionele kosten die niet zouden zijn ontstaan als Nederland de NAVO-top niet zou organiseren. De overige kosten worden gedekt uit de enveloppe Nationale Veiligheid en dit betreft 42 miljoen euro. Deze laatste mutatie is opgenomen in de Nota van Wijziging van de JenV-begroting 2025 die voor de begrotingsbehandeling naar uw Kamer gestuurd wordt.

Vraag (440):
Kunt u verduidelijken waarom er vanaf 2025 fors meer geïnvesteerd wordt in het NCSC en een dalende trend te zien is bij het NIPV, waarom deze keuze is gemaakt en of hier niet een betere balans in gevonden kan worden?

Antwoord:
De Cyberbeveiligingswet, waarmee de Europese NIS2-richtlijn wordt geïmplementeerd, treedt naar verwachting in het najaar van 2025 in werking. Het Nationaal Cybersecurity Centrum (NCSC) zal krachtens die wet de taak van CSIRT voor een groot deel van de entiteiten, die onder die wet vallen, gaan vervullen. De doelgroep van het NCSC zal hierdoor fors uitbreiden. Om hieraan invulling te geven is deze investering nodig.

Vraag (441):
Het budget voor inburgeringsvoorzieningen wordt verhoogd, maar er is ook sprake van een structurele budgetkorting van 10% vanaf 2025; in hoeverre wordt hiermee de druk verhoogd op de uitvoering van inburgeringstaken door de IND?

Antwoord:
Onder de Wet inburgering 2021 heeft niet de IND een regierol bij de uitvoering van de inburgeringstaak, maar gemeenten. De druk op de IND wordt dus niet verhoogd door de budgetkorting van 10%. De budgetkorting van 10% is ingeboekt vanaf 2026 en heeft betrekking op de kabinetsmaatregel om alle specifieke uitkeringen per 2026 over te hevelen naar het Gemeentefonds inclusief een efficiëntiekorting van 10%. In overleg met de VNG worden verschillende beleidsopties verkend die kunnen leiden tot een lastenvermindering.

Vraag (442):
Waarop is de veronderstelling dat vanaf 2027 de asielstroom is afgenomen, concreet gebaseerd?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 74 bij de begroting van het ministerie van Asiel en Migratie.

Vraag (443):
Kunt u een overzicht geven van alle activiteiten die worden geraakt door de bezuinigingen op Vroege Integratie & Participatie?

Antwoord:
Onder het programma Vroege Integratie & Participatie (VrIP) vallen de volgende activiteiten: Screening en matching voor de kansrijke koppeling, meedoenbalies, begeleidingsgesprek participatie en NT2 taalles voor kansrijke asielzoekers. De VrIP heeft tot doel om kansrijke asielzoekers en statushouders in een vroeg stadium mee te laten doen via activiteiten, vrijwilligerswerk en het leren van de taal, ter voorbereiding op betaald werk. Op de begroting van VrIP zijn ook de reiskosten voor de vroege start door gemeenten opgenomen. In 2025 en 2026 zal de bezuiniging van op de reiskosten worden toegepast. Alle andere onderdelen van VrIP zullen in de komende twee jaar nog niet geraakt worden. In 2027, wanneer er geen tegemoetkoming voor gemeenten voor reiskosten meer is, is voorzien om de bezuiniging van toe te passen op het onderdeel screening en matching voor de kansrijke koppeling. Door de opvangcrisis werkt de kansrijke koppeling nu niet optimaal. Hiervoor zou het screeningsgesprek aan het begin van de asielfase gevoerd moeten worden, de zogenoemde ‘vroege screening’. Dit is nu niet altijd mogelijk doordat niet alle kansrijke asielzoekers langs een procesopvanglocatie (POL) komen en door capaciteitsdruk bij het COA.
 
Vraag (444):
Hoe rijmt u de bezuiniging op Vroege Integratie & Participatie met het voornemen in het regeerakkoord om de arbeidsparticipatie van statushouders en asielzoekers te bevorderen?

Antwoord:
Door de aangekondigde taakstelling in het regeerprogramma wordt rijksbreed op alle subsidies bezuinigd, en daarom ook op de subsidie VrIP. De bezuiniging op de VrIP wordt toegepast op een manier die ondersteunend is aan het doel van meedoen in de samenleving en (arbeids-)participatie. Op de begroting van VrIP zijn de reiskosten voor de vroege start door gemeenten opgenomen voor de jaren 2024 tot en met 2026. In 2025 en 2026 zal de bezuiniging op de reiskosten worden toegepast. Alle andere onderdelen van VrIP zullen in de komende twee jaar daarom nog niet geraakt worden.

De keuze voor de korting op de reiskosten komt voort uit mijn verwachting dat het totale bedrag aan reiskosten niet zal worden uitgeput in 2025 en 2026. En daarnaast dat de korting op het budget voor reiskosten geen groot effect zal hebben op de vroege start door gemeenten. Er spelen ook andere factoren een rol, zoals  een gebrek aan studiefaciliteiten op het azc. Het resterende budget zorgt ervoor dat meer statushouders vanuit het COA aan hun inburgering kunnen beginnen en daarmee sneller aan de samenleving kunnen deelnemen.

Met het programma VrIP blijft het kabinet investeren in de participatie van asielzoekers en statushouders via de meedoenbalies en NT2 onderwijs voor kansrijke asielzoekers.
 
Vraag (445):
Kunt u aangeven wat de effecten zijn van de bezuinigingen op Vroege Integratie & Participatie op de arbeidsparticipatie van asielzoekers en van statushouders?

Antwoord:
Zie antwoord op vraag 443 en vraag 444.

Vraag (446):
Hoeveel asielzoekers en statushouders minder kunnen worden begeleid naar werk door de bezuinigingen op Vroege Integratie & Participatie?

Antwoord:
Zie antwoord op vraag 443 en vraag 444.

Vraag (447):
Wat is het effect van de bezuinigingen op Vroege Integratie & Participatie op het aantal meedoenbalies?

Antwoord:
Zie antwoord op vraag 443.

Vraag (448):
In tabel 38 staat dat de uitgaven aan de subsidie Vroege Integratie & Participatie activiteiten (VRIP) sterk afnemen. Wat zijn de gevolgen hiervan? Welke activiteiten moeten dan worden afgebouwd?

Antwoord:
Zie antwoord op vraag 443 en vraag 444.

Vraag (449):
Wat zijn de gevolgen van de korting op deze subsidie, met name ook op de kansen om mensen te helpen aan het werk te gaan?

Antwoord:
Zie antwoord op vragen 443 en 444. 
 
Vraag (450):
Kunt u uitleggen hoe deze subsidieafname zich verhoudt tot het regeerakkoord waarin staat dat “het kabinet gezinsmigranten, statushouders en – in lijn met de herziene Opvangrichtlijn die wordt geïmplementeerd – asielzoekers van wie de kans groot is dat zij een asielvergunning krijgen, stimuleert om deel te nemen aan de arbeidsmarkt en belemmeringen wegnemen”? (Regeerprogramma Schoof, p.26)

Antwoord:
Zie antwoord op vraag 444.

Vraag (451):
Welke gevolgen heeft de korting op deze subsidie voor de Kansrijke koppeling van Screening en Matching, de Participatie vanaf dag één, de Meedoenbalies en de taallessen?

Antwoord:
Zie vraag 443.

Vraag (452):
Zijn er evaluaties van deze programma’s en zo ja, wat zijn die?

Antwoord:
De onderdelen van het VrIP programma worden gemonitord, maar ze zijn nog niet geëvalueerd in hun huidige vorm.       

Vraag (453):
Hoe wordt de verwachte taakstelling op externe inhuur in 2025, die meer dan gehalveerd wordt, behaald? Hoe verhoudt zich dit tot de bezuinigingen op het interne personeel?

Antwoord:
De taakstelling op de externe inhuur wordt in samenhang bezien met de taakstelling op het interne personeel. De besluitvorming hierover vindt nog plaats. De inzet is om uiterlijk bij Voorjaarsnota de besluitvorming gereed te hebben. 

Vraag (454):
Wat betekenen de bezuinigingen op het ambtenarenapparaat en externe inhuur voor de beleidsdoelstellingen van het ministerie?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 453.

Vraag (455):
Hoeveel heeft het ministerie van JenV in totaal ontvangen sinds de start van het programma Open op Orde en wat zijn de doelen en concreet behaalde resultaten tot nu toe?

Antwoord:
Het ministerie van Justitie en Veiligheid heeft sinds de start van het programma in 2021, 49.8 miljoen euro ontvangen. Het programma Open op Orde is gericht op het bereiken van een volwassenheidsniveau 3 (van 4) voor ten minste eind 2026 in de informatie- en gegevenshuishouding. JenV rapporteert hierover jaarlijks aan het ministerie van BZK. BZK informeert jaarlijks in Q1 de Tweede Kamer. De afgelopen drie jaar heeft JenV resultaten behaald op diverse programmadoelen zoals het onder beheer brengen van “nieuwe” digitale vormen van informatie, het beschikbaar hebben van voldoende professionals op het vlak van informatiehuishouding, het op orde brengen van de datakwaliteit, het beheren van informatie in lijn met de Archiefwet en deze openbaar en doorzoekbaar maken. De resultaten van JenV worden ook gepubliceerd via Rijksfinancien.nl.

Vraag (456):
Waarom daalt het budget van de Autoriteit Persoonsgegevens vanaf 2027?

Antwoord:
Het budget van de AP daalt vanaf 2028 omdat het toezichtarrangement bij de Belastingdienst dan eindigt. De AP krijgt vanaf 2024 tot en met 2028 ieder jaar 2 miljoen euro van het ministerie van Financiën voor het toezichtarrangement bij de Belastingdienst. Uw Kamer is over dit arrangement geïnformeerd.[1]

[1] Kamerstukken II, 2023-24, 32761, nr. 300.

Vraag (457):
Welk deel van de geparkeerde gelden op artikel 92 is gereserveerd voor loon- en prijsbijstellingen die nog niet zijn uitgekeerd?

Antwoord:
Er staan geen middelen op artikel 92 voor niet uitgekeerde loon- en prijsbijstelling. In de loop van een begrotingsjaar worden deze middelen op artikel 92 geboekt. Daarna worden ze direct toebedeeld aan de juiste budgetten op de andere artikelen.

Vraag (458):
Kan zo precies als mogelijk worden aangegeven welke middelen zijn gereserveerd en waarvoor op artikel 92 'nog onverdeeld'?

Antwoord:
De middelen zijn voor het grootste deel nieuwe middelen die grotendeels bij Nota van Wijziging en uiterlijk bij Voorjaarsnota 2025 naar het juiste beleidsartikel of (indien van toepassing) het juiste begrotingshoofdstuk worden overgeheveld. Het betreft voor 2025 200 miljoen euro voor nationale veiligheid, 15 miljoen euro voor de taaleis bij naturalisatie en 25 miljoen euro voor versterking van de rechtsstaat. Voorts zijn er middelen gereserveerd die afgeboekt moeten worden ter compensatie voor een eerdere te lage indexatie van de boetes. Tot slot zijn er middelen gereserveerd voor keteneffecten van de intensivering bij politie door een eerder kabinet (de zogenaamde Hermansmiddelen).

Vraag (459):
Waarop is de grote toename van de inkomsten vanaf 2025 betreffende de geldboetes gebaseerd?

Antwoord:
De boeteontvangsten voor de periode 2025 en verder zijn gebaseerd op de uitkomsten van een intern ramingsmodel. Op basis van realisatiecijfers uit het verleden, wordt het meerjarig verloop van de boeteontvangsten geschat. Bij de raming wordt ook rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen in handhavingsmiddelen zoals geplande investeringen in focusflitsers, vervanging van trajectcontrolesystemen of flitspalen en geplande wegwerkzaamheden op basis van input van een werkgroep deskundigen vanuit het ministerie van JenV.

Bij vervanging van vaste flitspalen en trajectcontroles is er eerst een lichte demping in de raming omdat de camera's dan tijdelijk uitstaan. In 2025 zullen veel in 2024 vervangen palen en trajectcontroles weer volledig operationeel zijn. De uitbreiding van de geautomatiseerde handhavingsmiddelen (vaste flitspalen, flexflitsers en focusflitsers) leidt tot een toename van de ontvangstenraming.

Vraag (460):
Welke risico's ziet u in de toenemende afhankelijkheid van commerciële partijen voor forensische diensten, in termen van de borging van kwaliteit, vertrouwelijkheid van strafrechtelijke onderzoeken, en de onafhankelijkheid van het NFI?

Antwoord:
De kwaliteit van de forensische dienstverlening en de vertrouwelijkheid van strafrechtelijke onderzoeken worden geborgd in het pakket van eisen dat bij de aanbesteding aan en contractering van commerciële partijen wordt gesteld. Ten aanzien van een grotere afhankelijkheid van commerciële partijen bestaat er een continuïteitsrisico in die situaties waarin er een afhankelijkheid zou ontstaan van één enkele (commerciële) partij voor één of meerdere soorten onderzoek en er daarmee niet direct een uitwijk- of terugvaloptie voorhanden is. Deze situatie kan zich voordoen omdat de vraag op veel forensische onderzoeksgebieden te gering is om aantrekkelijk te zijn voor meerdere aanbieders. Alleen al om deze reden is het van belang dat de kennis van de door de strafrechtketen gewenste forensische gebieden, door een minimale aanbesteding van onderzoeken per gebied, bij het NFI geborgd blijven.

Vraag (461):
Op welke manier volgt u de conclusies en verbetervoorstellen van de Staatscommissie Rechtsstaat op? Kunt u per verbetervoorstel uiteenzetten hoe u daar opvolging aan gaat geven?

Antwoord:
Het kabinet werkt op dit moment aan een kabinetsreactie waarin uiteen wordt gezet hoe opvolging is en zal worden gegeven aan de verbetervoorstellen uit het adviesrapport van de Staatscommissie rechtsstaat die gericht zijn aan het kabinet. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de staatssecretaris Rechtsbescherming coördineren de kabinetsreactie op dit rapport. 

Naast de tien verbetervoorstellen stelt de staatscommissie voor om op basis van een rechtsstaatagenda een structurele dialoog tussen de staatsmachten in te richten, waarin de staatsmachten rechtsstatelijk relevante informatie uitwisselen. Het doel van deze dialoog is dat er tussen de staatsmachten een wisselwerking ontstaat waarin zij signalen over de werking van de rechtsstaat uitwisselen en waar nodig opvolgen. Het kabinet ziet de meerwaarde van het instellen van deze dialoog ten behoeve van de versterking van de rechtsstaat en zal zich hiervoor inspannen. 

In het regeerprogramma is aangekondigd dat dit najaar kenbaar wordt gemaakt hoe de dialoog tussen de staatsmachten structureel wordt geborgd. In overleg met de andere staatsmachten zal invulling worden gegeven aan dit voorstel van de staatscommissie. Gemeld kan worden dat de eerste rechtsstaatdialoog wordt voorbereid door de voorzitter van de Eerste Kamer en naar verwachting in het eerste kwartaal van 2025 plaats zal vinden. De verantwoordelijkheid voor de voorbereiding van de rechtsstaatdialoog zal naar verwachting vervolgens rouleren. Naast de afvaardiging van de drie staatsmachten zal ook een afvaardiging van de drie Hoge Colleges van Staat deelnemen aan de dialoog.

Vraag (462):
Aansluiten bij de behoeften van rechtzoekenden en het probleem achter het juridische geschil is ook de dienstverlening van het Juridisch Loket: hoe zou u deze eerstelijns rechtshulp willen samenbrengen met de innovatieve projecten van de rechtspraak?

Antwoord:
De Rechtspraak voert onder de vlag ‘maatschappelijk effectieve rechtspraak‘ verschillende innovatieve projecten uit. De Rechtspraak gaat zelf over de invulling daarvan. Naar aanleiding van het initiatief Huis van het Recht in Heerlen wordt nu in Breda ook onderzocht of daar een Huis van het Recht ingericht kan worden. Dergelijke initiatieven moedigt het kabinet aan en het kabinet faciliteert deze waar mogelijk. Ook wordt het experiment met de Regelrechter voorbereid, het eerste experiment onder de Tijdelijke Experimentenwet rechtspleging. Het ontwerpbesluit hiervoor ligt inmiddels bij de Raad van State voor advies en het experiment start naar verwachting begin 2025. 
 
Vraag (463):
Hoe kijkt u in dat licht naar de pilot Huis van het Recht in Heerlen, een pilot waarin de rechtbank, de gemeente en het Juridisch Loket succesvol samenwerkten en onnodige juridische geschillen werden voorkomen?

Antwoord:
De pilot Huis van het Recht is een samenwerking tussen de gemeente Heerlen, de rechtbank Limburg en het Juridisch Loket. Het samenbrengen van eerstelijns rechtshulp en de beweging vanuit maatschappelijk effectieve rechtspraak, was daarmee verweven in de opzet van de pilot. De pilot is een goed voorbeeld van concrete samenwerking die ervoor zorgt dat juridische problemen of geschillen meer aan de voorkant worden opgelost. De pilot is met inzet van de deelnemende partijen bestendigd als werkwijze.    

Vraag (464):
Hoeveel zaken zijn er in 2024 ingestroomd bij de nu bestaande wijkrechtspraakprojecten?

Antwoord:
Bij de nu bestaande wijkrechtspraakprojecten zijn 1049 zaken ingestroomd in de periode van 1 januari 2024 tot 29 oktober 2024. Het gaat om Wijkrechtspraak Oost-Brabant - rechtbank Oost Brabant, Wijkrechtspraak op Zuid - rechtbank Rotterdam, Buurtrechter Venserpolder - rechtbank Amsterdam, Wijkrechtspraak Tilburg - rechtbank Zeeland-West-Brabant en Wijkrechtspraak Den Haag Zuidwest - rechtbank Den Haag).

Vraag (465):
Wat is tot nu toe het effect geweest van het openstellen van het register voor B2-tolken voor de C1-registerrolken?

Antwoord:
Het openstellen van het register voor B2-tolken heeft weinig tot geen impact op C1-registertolken. Dit komt doordat organisaties die volgens de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv) verplicht zijn om in straf- of vreemdelingenzaken registertolken in te zetten,[1] onverminderd alleen C1-tolken blijven aanvragen. Voor deze afnameplichtige organisaties blijft de norm dat er een C1-tolk moet worden ingezet, wat betekent dat er maximaal op C1-niveau wordt gewerkt.

Als er geen C1-registertolken beschikbaar zijn of als zij niet willen of kunnen werken voor een bepaald tolkbureau of overheidsorganisatie, en de overheidsorganisatie de tolkopdracht niet kan verplaatsen of op een andere manier kan laten uitvoeren, moet de continuïteit van de bedrijfsprocessen gewaarborgd blijven. In dat geval kan er onder bepaalde voorwaarden gebruik worden gemaakt van een tolk die geen beëdigde tolk is. Dit is vastgelegd in de Wet beëdigde tolken en vertalers (artikel 28 lid 3) en is als zodanig in de relevante contractvoorwaarden opgenomen. Ook kan volgens het Wetboek van Strafvordering (artikel 276.3) een voorzitter van een rechtbank de tolk beëdigen, waarbij de tolk belooft zijn taak naar eer en geweten te vervullen voordat hij of zij aan de werkzaamheden begint.  

C1-registertolken kunnen echter meer concurrentie ondervinden van collega-tolken die als C1-registertolken via een ander tolkbureau ook in aanmerking komen voor tolkopdrachten van de betreffende overheidsorganisaties. Daarnaast zijn er B2- of noodlijst-tolken die zich hebben doorontwikkeld tot C1-registertolk en hiervoor in het Rbtv zijn geregistreerd.

[1] In het kader van het strafrecht en het vreemdelingenrecht zijn als afnameplichtige organisaties: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, tot de rechterlijke macht behorende gerechten, OM, IND, Politie (interceptie- en verhoortolken), KMar, Bijzondere Opsporingsdiensten, VWN, DJI en de Raad voor Rechtsbijstand.

Vraag (466):
Wat zijn de financiële consequenties geweest voor tolken en vertalers door de voorrijkosten af te schaffen? Hoeveel kost een herinvoering?

Antwoord:
De kosten voor herinvoering van voorrijkosten zijn niet te becijferen. Uit de monitor blijkt dat tolkbureaus een hogere uurvergoeding betalen aan tolken die op locatie tolkopdrachten voor het OM en de Rechtspraak uitvoeren dan aan tolken die voor andere organisaties werken. Dit verschil is waarschijnlijk het gevolg van specifieke voorwaarden die in de aanbesteding voor het OM en de Rechtspraak zijn opgenomen. Voorheen werden voorrijkosten alleen onder bepaalde voorwaarden vergoed aan tolken die voor het OM en de Rechtspraak werkten. De totale kosten die deze organisaties maakten, vormden de basis voor de hogere minimale integrale inschrijfprijs in hun tolkaanbesteding. In de Kamerbrief, die uiterlijk vóór het kerstreces wordt verstuurd, zal hier dieper op worden ingegaan.

Bovendien is het onduidelijk of het eventueel herinvoeren van voorrijkosten, samen met het wegvallen van de in deze aanbesteding opgenomen voorwaarden, zal resulteren in een betere financiële positie voor tolken die op locatie bij het OM en de Rechtspraak tolkopdrachten uitvoeren. Daarbij komt dat het herinvoeren van voorrijkosten in lopende contracten zal leiden tot een wezenlijke wijziging van de beide contracten. Dit is juridisch niet toegestaan en zal daardoor financiële en organisatorische gevolgen voor overheid en markt hebben.

Vraag (467):
Wat zijn de financiële consequenties geweest voor tolken en vertalers door de wachttijdvergoeding af te schaffen? Hoeveel kost een herinvoering?

Antwoord:
Tolken die voor het Openbaar Ministerie en de Rechtspraak tolkopdrachten uitvoeren, ontvangen hun vergoeding op basis van het Besluit tarieven in Strafzaken (Btis). In dit besluit is nooit een formele vergoeding voor wachttijd opgenomen, waardoor een dergelijke vergoeding ook nooit wettelijk is afgeschaft. Om die reden zijn de kosten voor een mogelijke afschaffing en herinvoering van de wachttijdvergoeding niet te berekenen.

In de praktijk is gebleken dat het OM en de Rechtspraak in het verleden meerdere gesprekken binnen één tolkopdracht aan de tolk hebben aangeboden. Momenteel wordt onderzocht hoe meerdere gesprekken in één tolkopdracht aan de tolk kunnen worden aangeboden. Het doel hiervan is om wachttijd te minimaliseren en de planning voor de tolk aantrekkelijker te maken.

Vraag (468):
Wanneer komt de voortgangsbrief over de stelselverandering van de tolken en vertalers?

Antwoord:
De toegezegde brief over de monitoring van het stelsel zal uiterlijk vóór het kerstreces aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Vraag (469):
Waarom is deze wetswijziging om de opbrengsten van de programma’s binnen het nieuwe stelsel Rechtsbijstand niet opgenomen in het wetgevingsprogramma?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 71.

Vraag (470):
Komt er een wetsvoorstel dat onder andere gaat zorgen voor een aparte positionering van het Juridisch Loket? Zo ja, welk wetsvoorstel wordt dat en waarom is deze wetswijziging niet opgenomen in het wetgevingsprogramma?

Antwoord:
De aparte positionering van het Juridisch Loket maakt onderdeel uit van het wetsvoorstel tot vernieuwing van het stelsel van rechtsbijstand. Zie verder het antwoord op vraag 71.

Vraag (471):
Kan, na het aannemen van het amendement Ellian/Wilders (Kamerstuk 36410-VI, nr. 37), de Wet regulering sekswerk nog wel ingevoerd worden nu er middelen van deze wet wegvloeien naar de Extra Beveiligde Inrichting (EBI)?

Antwoord:
Voor implementatie van de Wet regulering sekswerk (hierna: Wrs) stond oorspronkelijk 10 miljoen euro structureel begroot. Met het aannemen van het amendement van Ellian en Wilders is dit herzien naar 8 miljoen euro structureel.

Uitvoerende organisaties, te weten gemeenten, de rechterlijke macht en politie, hebben in de consultatiereacties op de nota van wijziging bij de Wrs aangegeven dat er structureel meer geld nodig is dan oorspronkelijk geraamd voor de implementatie van de wet. Op basis van deze informatie blijkt dat er 15 miljoen euro structureel nodig is. Dit betekent dat er in de huidige raming structureel onvoldoende middelen beschikbaar zijn voor invoering van de Wrs.

In het regeerprogramma is opgenomen dat het kabinet streeft naar een verhoging van de minimumleeftijd voor prostitutie naar 21 jaar. Om dit te realiseren, worden momenteel diverse scenario’s onderzocht qua juridische vormgeving rekening houdend met de uitvoerbaarheid, administratieve lasten, de kosten en de dekking hiervan. De Kamer wordt na het Kerstreces geïnformeerd over de uitkomsten hiervan. Op dat moment zal de Kamer ook nader worden geïnformeerd over de vervolgstappen ten aanzien van de Wrs.

Vraag (472):
Kunt u in een overzicht weergeven hoe de 22%-taakstelling op het ambtelijk apparaat per onderdeel van het departement en voor de uitvoeringsorganisaties neerslaat?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag nummer 15.

Vraag (473):
Kunt u aangeven op basis van welke criteria bepaald wordt hoe de 22%-taakstelling op het ambtelijk apparaat wordt ingevuld?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag nummer 15.
 
Vraag (474):
Kunt u concreet aangeven welke taken/werkzaamheden niet meer uitgevoerd gaan worden vanwege de taakstelling van 22% op het ambtelijk apparaat?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag nummer 15.
 
Vraag (475):
Op welke manier houdt het ministerie van JenV een vinger aan de pols op het moment dat blijkt dat de kostenbesparingen die gerelateerd worden aan de verwachte lagere asielinstroom, gecoördineerd door het ministerie van Asiel en Migratie niet worden gehaald?

Antwoord:
Het beheersen van de asielinstroom valt onder de beleidsverantwoordelijkheid van het ministerie van Asiel en Migratie, niet onder de beleidsverantwoordelijkheid van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Hierbij is de controle op de uitgaven op de JenV-begroting goed ingeregeld. De financiële controlfunctie is stevig ingebed binnen het ministerie en monitort de keteneffecten op het terrein van asiel door het ministerie van Asiel en Migratie.
 
Vraag (476):
Kan per begrotingsartikel worden aangegeven welke exacte subsidies op de begroting van Justitie en Veiligheid structureel worden verlaagd als gevolg van de generieke taakstelling die voortvloeit uit het Hoofdlijnenakkoord en kan ook per begrotingsartikel worden aangegeven welke subsidies ongemoeid zijn gelaten?

Antwoord:
Op artikel 31 zijn de volgende subsidies verlaagd:

  • Stichting Arbeidsmarkt en Opleidingsfonds Politie

  • Overige subsidies (incidentele subsidies die worden verstrekt op grond van de Kaderwet overige JenV-subsidies)

  • Meld Misdaad Anoniem

Op artikel 36 zijn de volgende subsidies verlaagd:

  • Nederlands Rode Kruis

  • Stichting Korpora

  • Nederlands Genootschap van Burgemeesters – crisisondersteuning

  • Nederlandse Brandwonden Stichting

De generieke subsidiekorting op de subsidie voor het Meldpunt ‘Meld Misdaad Anoniem’ wordt gecompenseerd uit middelen voor versterking van de nationale veiligheid.

Op de artikelen 32, 33 en 34 is de korting conform regeerprogramma toegepast op de subsidiebudgetten binnen deze beleidsartikelen. Bij Voorjaarsnota 2025 wordt bekeken of de kortingen blijven staan of dat een herschikking van de subsidietaakstelling binnen de JenV-begroting nodig is.

Vraag (477):
Hoeveel onderuitputting was er de afgelopen vijf jaren bij artikel 32 Rechtspleging en Rechtsbijstand en hoeveel daarvan was de afgelopen vijf jaren onderuitputting die werd veroorzaakt door lagere uitgaven aan toevoegingen rechtsbijstand en hoeveel daarvan werd veroorzaakt door lagere uitgaven aan het programma stelselvernieuwing rechtsbijstand?

Antwoord:
Zie de tabel voor de beantwoording van de vraag.

Onderuitputting en overschrijding artikel 32 Rechtspleging en Rechtsbijstand 2019 tot 2023, uitgesplitst in toevoegingen, stelselvernieuwing en overige (x € 1 miljoen)
  2019 2020 2021 2022 2023
Onderuitputting en overschrijding (-/+) toevoegingen -18 -26 -52 -19 -4
Onderuitputting en overschrijding (-/+) stelselvernieuwing -3 -3   -10  
Onderuitputting en overschrijding (-/+) overige artikel 32 2 3 3 -18 -9
           
Onderuitputting en overschrijding (-/+) totaal artikel 321 -19 -26 -49 -47 -13

1. Weergegeven is de mee- en tegenvaller per begrotingsjaar. De cijfers kunnen over de jaren heen niet zonder meer opgeteld worden, omdat onderuitputting in het ene jaar soms is doorgeschoven naar het volgende jaar via de eindejaarsmarge.

Vraag (478):
Hoeveel onderuitputting wordt er in 2024 verwacht bij artikel 32 Rechtspleging en Rechtsbijstand en hoeveel daarvan wordt naar verwachting veroorzaakt door lagere uitgaven aan toevoegingen en hoeveel daarvan wordt naar verwachting veroorzaakt door lagere uitgaven aan het programma stelselvernieuwing rechtsbijstand?

Antwoord:
Voor het actuele uitvoeringsbeeld wordt verwezen naar de Najaarsnota en bijbehorende Tweede suppletoire begroting 2024.

Vraag (479):
Hoe groot is de meevaller bij de post griffierechten?

Antwoord:
De meevaller bij de post griffierechten in de begroting 2025 is 25 miljoen euro. Zie voor de toelichting het antwoord op vraag 370.

Vraag (480):
Kunt u aangeven waarom er een kasschuif plaatsvindt van 3 miljoen euro van 2024 naar 2025 voor de Wet regulering sekswerk?

Antwoord:
Naar verwachting zullen de implementatiekosten na de inwerkingtreding van de Wet regulering sekswerk (hierna: Wrs) in de eerste jaren het hoogst zijn. Toen duidelijk werd dat implementatie van de Wrs in 2024 onwaarschijnlijk was, is het geld doorgeschoven naar 2025.

Vraag (481):
Kunt u aangeven waarom er een kasschuif plaatsvindt van 1 miljoen euro voor het werkplan Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB) van 2024 naar 2025? Kan in 2024 wel een begin gemaakt worden met uitvoering van het werkplan?

Antwoord:
Het Werkplan Antisemitismebestrijding van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB) is in oktober 2022 aan de Kamer verzonden. Sindsdien werkt de NCAB aan de uitvoering van het werkplan. De 1 miljoen euro uit het amendement Hammelburg cs. is met een kasschuif van 2024 naar 2025 verplaatst, omdat de verwachting was dat niet alle middelen in 2024 konden worden besteed. Met de kasschuif kunnen deze middelen zo effectief mogelijk ingezet worden voor de aanpak van antisemitisme.

Vraag (482):
Kunt u aangeven of en hoe de 3,8 miljoen euro voor uitvoering van het werkplan NCAB van het lid Flach cs. (36550-VI, nr. 5) in deze begroting ingezet wordt?

Antwoord:
De gelden die vrijkwamen uit het amendement Flach cs. worden betrokken bij de uitvoering van de kabinetsstrategie Bestrijding Antisemitisme 2024-2030 die is opgesteld met de NCAB, om interdepartementaal zo effectief mogelijke maatregelen te nemen om antisemitisme tegen te gaan. Deze strategie wordt op korte termijn naar de Tweede Kamer gezonden. Daarnaast zullen via de Nota van Wijziging op de begroting – die u tegelijk met deze antwoorden ontvangt – extra structurele middelen voor de NCAB worden toegekend.

Vraag (483):
Kunt u uitleggen waarom de middelen ondermijning (24.9 miljoen euro) vorig jaar niet helemaal benut zijn?

Antwoord:
De middelen waren bestemd voor de politie en zijn onderdeel van een bijzondere bijdrage voor investeringen in artificial intelligence, datascience en realtime intelligence. Het retourneren van de middelen betreft een verrekening van bedragen die in 2022 en 2023 niet zijn besteed door de politie in verband met arbeidsmarktkrapte.

Vraag (484):
Hoeveel middelen zijn er in 2025 en verder nog gereserveerd voor de implementatie van de Wet regulering sekswerk?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 471.

Vraag (485):
Welke gemeenten worden tijdelijk extra ondersteund in hun urgente, lokale preventieaanpak, hoeveel is dat per gemeente en welk beleidskader is gebruikt om de effectiviteit van deze middelen te toetsen?

Antwoord:
De 20 gemeenten die incidenteel ondersteund worden vanuit Preventie met Gezag zijn: Almelo, Bergen op Zoom, Brunssum, Den Helder, Diemen, Gouda, Haarlem, Hoorn, Kerkrade, Leiden, Middelburg, Nissewaard, Oosterhout, Rijswijk, Roermond, Venray, Vlissingen, Zoetermeer, Zutphen en Zwolle. De gemeenten ontvangen maximaal 500.000 euro per jaar gedurende drie jaar. Zie hiervoor de tabel. Een gestelde voorwaarde is dat de gemeenten deze aanpak tijdig verankeren in de structurele gemeentelijke aanpak.

De gemeenten kunnen deze middelen inzetten voor drie doeleinden: een probleemanalyse, de inzet van kansrijke of bewezen effectieve interventies en programmacoördinatie en/of -ondersteuning. Het maken van een probleemanalyse versterkt de informatiepositie van de gemeente waardoor de gemeente gericht de middelen kan inzetten op de specifieke doelgroep en problematiek.

De gemeenten zetten voor het voorkomen van jeugdcriminaliteit kansrijke en/of bewezen effectieve interventies in. Kansrijke interventies zijn gebaseerd op uit de wetenschap bekende risico- en beschermende factoren en werkzame bestanddelen. Bij de beoordeling van de gedragsinterventies in de plannen van de gemeenten is rekening gehouden met het Landelijk Kwaliteitskader Effectieve Jeugdinterventies voor Preventie van Jeugdcriminaliteit, dat direct na het verschijnen onder de aandacht is gebracht van deze gemeenten. Ook zijn de plannen door een wetenschappelijk bureau beoordeeld. Naar aanleiding hiervan zijn de plannen aangepast.

Toegekende incidentele middelen per gemeente

Overzicht van incidenteel toegekende en gereserveerde bedragen voor gemeenten in miljoen euro. De bedragen vanaf 2025 zijn indicatief en gaan uit van een maximumbedrag per gemeente. De definitieve bedragen zijn afhankelijk van de ingediende plannen.

Vraag (486):
Kan de 2 miljoen euro die in 2025 voor de inwerkingtreding van artikel 273f Sr is begroot nader worden toegelicht?

Antwoord:
De 2 miljoen euro die in 2025 voor de inwerkingtreding van artikel 273f Sr op artikel 33 is begroot, zal naar het Openbaar Ministerie gaan. Dit bedrag is gereserveerd om de financiële consequenties van het wetsvoorstel, onder meer de introductie van het nieuwe delict ‘ernstige benadeling’, op te vangen. Overigens zijn in het kader van 273f ook middelen toegekend aan de Raad voor de Rechtspraak (1 miljoen euro) en aan de Dienst Justitiële Inrichtingen (500.000 euro).

Vraag (487):
Kunt u zo nauwkeurig mogelijk uitleggen waarom het bedrag "Ontvangsten afpakken crimineel geld" 249.5 miljoen euro lager uitvalt dan verwacht?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 293.

Vraag (488):
Welke projecten voor de verbouwingen en renovaties bij DJI zijn exact vertraagd waardoor er een kasschuif van 30 mln moest worden toegepast naar 2029? En komt hierdoor de geplande datum voor ingebruikname van AIT’s in gevaar, en zo ja welke?

Antwoord:
Er is besloten tot een kasschuif, omdat de laatste jaren blijkt dat projecten in het algemeen later opgeleverd worden. De oorzaak van deze vertragingen is te vinden in de aanhoudende personeelsproblematiek bij bouwbedrijven die de opdrachtenuitvoeren. Het is daarom de verwachting dat dit in 2025 en 2026 ook zal voorkomen. Om te anticiperen op dit gegeven en een gedeelte van de budgettaire problematiek op te lossen is een kasschuif uitgevoerd zodat middelen voor DJI-huisvesting bewaard blijven.

Los van de kasschuif naar 2029 is er helaas wel vertraging opgetreden in de realisatie van AIT Sittard. Dit hangt met name samen met de preciezere vaststelling van de scope van de benodigde verbouwing en een op basis daarvan opgestelde detailplanning. Daaruit bleek dat, waar de afronding van de (ver)bouwwerkzaamheden aanvankelijk gepland stond voor eind 2024, dit medio 2025 wordt. Over de zo voorspoedig mogelijke oplevering is intensief contact tussen de betrokken partijen.

Vraag (489):
In welke mate kunnen de middelen die voor de implementatie van de NIS2-richtlijn/Cbw apart zijn gezet gemeenten ten goede komen?

Antwoord:
De bedragen genoemd in de reeks van de begroting voor het ministerie van JenV zijn bestemd voor de uitoefening van de CSIRT-taken door het NCSC krachtens de Cyberbeveiligingswet, waarmee de Europese NIS2-richtlijn in Nederland wordt geïmplementeerd. Dit geld is dus niet bestemd voor gemeenten.

Vraag (490):
Wanneer komt er meer informatie over de motie Van Nispen/Knops waarin wordt verzocht aan de regering een landelijk fonds in het leven te roepen waarmee het mogelijk wordt dat rechters als bijzondere voorwaarde kunnen opleggen dat veroordeelden een door de rechter te bepalen bedrag moeten storten in het fonds, ter vergoeding van schade aan gedupeerden en gemeenten (Kamerstuk nr 36 200-VI, nr. 68)?

Antwoord:
De Kamer zal hierover schriftelijk worden geïnformeerd in het tweede kwartaal 2025 in de brief over de nieuwe Meerjarenagenda Slachtofferbeleid 2025-2029. De uitwerking van deze motie heeft meer tijd gekost dan voorzien o.a. vanwege de samenhang met de initiatiefnota van de leden Michon-Derkzen en Haverkort over de aanpak van illegaal vuurwerk, waarin de regering ook wordt gevraagd een fonds in het leven te roepen. Daarnaast hebben het opstellen van het beleidskompas en de uitwerking van verschillende mogelijke opties alsook het feit dat er veel partijen bij betrokken waren, meer tijd gekost dan voorzien. 
 
Vraag (491):
Wat is de reden dat is gebleken dat er meer tijd nodig is om de motie-Van Nispen/Knops (Kamerstuk 36200 VI, nr. 68) uit te voeren? Hoeveel tijd heeft u hiervoor nodig?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 490. 

Vraag (492):
Wat zijn de kosten voor het landelijk uitrollen van de slachtofferdevice voor stalking?

Antwoord:
Op dit moment kan hierop geen antwoord worden gegeven. Begin 2025 start het onderzoek dat de lopende pilots gaat evalueren. Uit de evaluatie moet blijken wat er voor nodig is om gebruik van het slachtofferdevice breder toepasbaar te maken. Hieruit moet ook blijken wat de benodigde financiering bij structurele inzet van het slachtofferdevice is. Na de zomer van 2025 is de evaluatie afgerond en informeert de SJenV uw Kamer hierover.

Vraag (493):
Wanneer komt er meer informatie over de motie-Van Nispen die de regering nader te onderzoeken welke objectiveerbare gegevens nodig zijn om een betere weging van de draagkracht bij boeteoplegging mogelijk te maken, welke consequenties dit zou hebben voor de uitvoering, wat eventuele knelpunten daarbij zijn en hoe deze kunnen worden weggenomen (Kamerstuk 29279, nr. 665)?

Antwoord:
Vóór het einde van het lopende jaar zal uw Kamer in een brief worden geïnformeerd over de toepassing van het draagkrachtbeginsel bij de oplegging van geldboetes door de strafrechter. Daarbij zal ook worden ingegaan op de motie van het lid van Nispen.  
 
Vraag (494):
Wat is de stand van de uitvoering van de motie-Temmink/Mutluer over het uitvoeren van de aanbevelingen van het comité dat toezicht houdt op het Verdrag van Istanbul (Kamerstuk 28345, nr. 274)?

Antwoord:
De uitvoering van deze motie zit in de onderzoeksfase. Eerst wordt in beeld gebracht op welke wijze er bij gezag- en omgangszaken er rekening wordt gehouden met veiligheidsrisico’s. Vervolgens kan worden vastgesteld of en op welke wijze de aandacht hiervoor moet worden vergroot met maatregelen. De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft in dat kader recent het advies ‘Kind-onveiligheid in complexe (ex-) partnerrelaties’ uitgebracht. Het Verweij Jonker instituut (VJI) voert aanvullend onderzoek uit. Zoals ook op 7 oktober 2024 aan uw Kamer gemeld, zullen de uitkomsten van het onderzoek van VJI worden afgewacht. SJenV zal in afstemming met SRb de kamer hierover voor de zomer van 2025 informeren in de voortgangsbrief over het plan van aanpak Stop Femicide.

Bron: Kamerstukken II, 2024–2025, 31 839, nr. 1026.

Vraag (495):
Wat is de stand van de uitvoering van de motie-Temmink/Mutluer over een nader onderzoek naar het functioneren van het familie- en jeugdrecht (Kamerstuk 28345, nr. 273)?

Antwoord:
De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft in dat kader recent het advies ‘Kind-onveiligheid in complexe (ex-) partnerrelaties’ uitgebracht. Het Verwey-Jonker Instituut (VJI) voert aanvullend onderzoek uit. Zoals ook op 7 oktober 2024 aan uw Kamer gemeld, zullen de uitkomsten van het onderzoek van VJI worden afgewacht. SJenV zal in afstemming met SRb de kamer voor de zomer van 2025 hierover informeren in de voortgangsbrief over het plan van aanpak Stop Femicide[1].

[1] Kamerstukken II, 2024–2025, 31 839, nr. 1026. 

Vraag (496):
Wat zijn de resultaten betreffende de motie-Van Nispen c.s. die de regering verzoekt met spoed in overleg te treden met de Kansspelautoriteit en te bezien wat ervoor nodig is, ook qua bevoegdheden en middelen, om effectiever en steviger op te treden tegen deze gokbedrijven (Kamerstuk 36410-VI, nr. 63) waarvan een reactie in Q3 was verwacht?

Antwoord:
Een van de thema’s van de evaluatie van de Wet kansspelen op afstand is de effectiviteit van toezicht en handhaving. De uitkomsten van het overleg met de Kansspelautoriteit en mogelijkheden voor effectiever toezicht en handhaving worden meegenomen in de aangekondigde brief over kansspelen op afstand van de staatssecretaris Rechtsbescherming die eind december 2024 aan uw Kamer wordt gestuurd.

Vraag (497):
Zijn er momenteel plannen om de Huizen van het Recht uit te breiden ten gevolge van het Huis van het Recht Heerlen en de evaluatie?

Antwoord:
Het beleid is niet gericht op specifieke uitbreiding van het Huis van het Recht. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 463, moedigt het kabinet lokale of regionale initiatieven waar die ontstaan aan en wordt bezien of en op welke wijze die vanuit het Rijk gefaciliteerd kunnen worden.   

Vraag (498):
Welke concrete vervolgstappen ten aanzien van uitvoering motie-Diederik van Dijk c.s. (Kamerstuk 30950, nr. 399) zijn voorzien?

Antwoord:
Het mogelijk maken van het bezoek door inburgeraars aan een locatie, zoals het Nationaal Holocaustmuseum, is conform de motie van Dijk meegenomen in het Nationaal Plan Versterking Holocausteducatie (NPVHE). Dit plan is in juni 2024 aan de Kamer aangeboden.[1]

In afstemming met het ministerie van OCW en het ministerie van VWS wordt een verkenning uitgezet naar de financiële, inhoudelijke en organisatorische gevolgen van een dergelijk bezoek bij de ontvangende instellingen. De verkenning wordt in het voorjaar van 2025 opgeleverd. Op basis van de uitkomsten worden de vervolgstappen bepaald.

[1] Kamerstukken II, 2023-2024, 36 272, nr. 17.
 
Vraag (499):
Op welke manier worden burgemeesters op dit moment geïnformeerd over de terugkeer van een veroordeelde in de gemeente, die een straf heeft uitgezeten voor terrorisme of stalking?

Antwoord:
Sinds 2009 is de Bestuurlijke informatievoorziening justitiabelen (BIJ-regeling) van kracht, op basis waarvan gemeenten worden geïnformeerd als een (ex-)gedetineerde die is veroordeeld voor een ernstig geweld- of zedendelict terugkeert naar de gemeente. Dit gebeurt niet alleen bij einde detentie, maar ook bij vrijheden.

In 2022 is naar aanleiding van de motie Knops (nr. 872) een onderzoek gestart door een werkgroep van VNG, DJI, Justid naar de mogelijkheden van uitbreiding van het bereik van de BIJ-regeling met de delicten brandstichting, terrorisme en stalking. In de 6e voortgangsbrief Rechtdoen, kansen bieden worden de uitkomsten van dit onderzoek gemeld. Op grond van dit onderzoek wordt geadviseerd het bereik van de BIJ-regeling alleen uit te breiden met het delict brandstichting (de artikelen 157, 158 en 159 Wetboek van Strafrecht). Het delen van gegevens met gemeenten rondom de delicten terrorisme en stalking is al goed georganiseerd en het toevoegen van deze delicten heeft volgens de werkgroep geen meerwaarde.

De gegevensdeling richting de burgemeester (of diens gemandateerde) over terugkerende (ex-) gedetineerden die zijn veroordeeld voor terrorisme, loopt via het Multidisciplinair Afstemmingsoverleg Resocialisatie (MAR). Dit overleg tussen DJI, gemeenten en reclassering is opgezet met het doel om justitiabelen met een terroristische of extremistische achtergrond veilig terug te laten keren in de maatschappij. De gedeelde gegevens hebben betrekking op risico’s, hulpvragen en responsiviteit. De gegevensuitwisseling gebeurt via een beveiligde postbus en rechtstreeks overleg. Ook kunnen dergelijke casussen geagendeerd worden in een Zorg- en Veiligheidshuis, waar verschillende partners aanschuiven voor overleg.

De aanpak en bestrijding van stalking valt onder de bredere aanpak van huiselijk geweld. De gegevensdeling verloopt via een lijn van samenwerkende partijen gemeenten, Politie, reclassering, OM en zorgpartijen. Deze partijen richten zich met de gegevensdeling op de combinatie van veiligheid, resocialisatie en re-integratie.

Vraag (500):
Wanneer bent u voornemens de Kamer nader te informeren over het gesprek dat u op 26 februari had met de commissie Veiligheid en Bestuur van de VNG over de neutraliteit van het BOA-uniform?

Antwoord:
De afgelopen periode is gewerkt aan de uitwerking van de verschillende mogelijkheden voor het vastleggen van de neutrale uitstraling van buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s). De uitkomst daarvan zal zo spoedig mogelijk per brief aan uw Kamer worden toegezonden, zoals eerder ook is aangegeven in onder andere het regeerprogramma, de toezegging aan het Kamerlid Michon-Derkzen tijdens het Commissiedebat Politie van 21 december 2023 en de beantwoording van de Kamervragen van de leden Eerdmans,[1] Lahlah en Chakor [2].

[1] Kamerstukken II 2023/24, nr. 2024Z12236
[2] Kamerstukken II  2023/24, nr. 1372

Vraag (501):
Hoeveel middelen zijn er nodig om een 24/7-chatfunctie te beleggen bij Veilig Thuis of een andere organisatie die gespecialiseerd is in huiselijk geweld?

Antwoord:
Hierop kan op dit moment geen antwoord worden gegeven. Tijdens het commissiedebat Zeden en (on)veiligheid van vrouwen op 16 oktober jl. heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid uw Kamer gemeld dat Veilig Thuis in de portefeuille van de staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg valt. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft tijdens het voornoemde debat ook toegezegd om nog voor de begrotingsbehandeling Justitie en Veiligheid een brief naar uw Kamer te sturen, waarin onder meer een toelichting wordt gegeven op de verkenning naar de opzet van een centraal ‘meldpunt femicide’. Deze brief ontvangt de Kamer spoedig. Ook in het Tweeminutendebat Zeden en (on)veiligheid van vrouwen op 23 oktober jl. is een ‘24/7 hulplijn’ waar rode vlaggen voor femicide worden opgepakt, aan de orde gekomen. Over de nadere verkenning naar een ‘24/7 hulplijn’ bij Veilig Thuis of een andere organisatie wordt uw Kamer in februari 2025 geïnformeerd.

Vraag (502):
Hoeveel geld is de afgelopen vijf jaar door de gehele Rijksoverheid uitgegeven aan de Landsadvocaat? En uitgesplitst per ministerie?

Antwoord:
In de tabel treft u het overzicht van de kosten van de landsadvocaat van 2019 tot en met 2023 zoals de minister van Justitie en Veiligheid recent per brief aan uw Kamer heeft medegedeeld.

Ministerie en daaronder ressorterende organisaties 2019 2020 2021 2022 2023
Ministerie van Algemene Zaken € 100.000 € 0 € 83.230 € 200.000 € 89.000
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties € 3.000.000 € 2.900.000 € 2.960.890 € 3.327.000 € 3.344.000
Ministerie van Buitenlandse Zaken € 200.000 € 400.000 € 431.130 € 501.000 € 455.000
Ministerie van Defensie € 4.200.000 € 4.000.000 € 3.652.669 € 3.769.000 € 4.767.000
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat € 5.600.000 € 6.800.000 € 7.028.908 € 7.278.000 € 9.100.000
Ministerie van Financiën € 2.700.000 € 2.400.000 € 2.682.277 € 2.717.000 € 2.242.000
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat € 4.400.000 € 3.700.000 € 3.719.579 € 2.910.000 € 3.428.000
Ministerie van Justitie en Veiligheid € 7.000.000 € 8.200.00 € 7.814.027 € 7.070.000 € 7.759.000
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit € 500.000 € 900.000 € 784.100 € 1.633.000 € 1.541.000
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap € 700.000 € 600.000 € 309.404 € 530.000 € 929.000
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid € 200.000 € 300.000 € 289.634 € 695.000 € 910.000
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport € 1.800.000 € 2.700.000 € 4.332.491 € 4.284.000 € 3.699.000
 Totaal € 30.400.000 € 32.900.000 € 34.088.327 € 34.914.000 € 38.263.000

Voor de jaren 2019 en 2020 zijn de bedragen afgerond. Tweede Kamer, vergaderjaar 2021–2022, Aanhangsel nummer 1061; Eerste Kamer, vergaderjaar 2022–2023, 35 925 VI, AB; 36 200 VI, Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, nummer 134; Tweede Kamer, vergaderjaar 2024–2025, 6600-VI-11.

Vraag (503):
Wat was het uurtarief van de Landsadvocaat?

Antwoord:
Rijksbreed worden standaarduurtarieven gehanteerd voor de werkzaamheden van de Landsadvocaat. In 2024 was het laagste tarief voor advocaat-stagiairs (tarief II) 190 euro per uur en het hoogste uurtarief 443 euro per uur (partners), exclusief btw. Conform het landscontract worden deze tarieven verhoogd met 4,9% kantoorkosten en met verschotten.
 
Vraag (504):
Kunt u aangeven hoeveel subsidie er naar welke organisaties gaat ten behoeve van subsidies integriteit en kansspelen?

Antwoord:
Onder de subsidies van Integriteit en kansspelen vallen ook de subsidies van filantropie. Op het terrein van filantropie worden subsidies verleend aan organisaties die een bijdrage leveren aan de borging en de versterking van filantropie. Hiertoe wordt met name subsidie verleend aan het CBF – toezichthouder op goeddoen (0,5 miljoen euro), de Maatschappelijke Alliantie (0,2 miljoen euro) en aan de Vrije Universiteit Amsterdam in het kader van het onderzoek ‘Geven in Nederland’ (0,2 miljoen euro). Daarnaast wordt op het terrein van kansspelbeleid ook subsidie verleend aan het Trimbos instituut in het kader van verslavingspreventie (0,1 miljoen euro). 

Vraag (505):
De subsidie voor het CCV is opgedeeld in twee delen. Kunt u aangeven waarom dit is en waarvoor iedere subsidie ie bedoeld?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 22.

Vraag (506):
Kunt u uitleggen en onderbouwen waarom het CCV op de eerstgenoemde subsidie meer dan gemiddeld gekort wordt, namelijk voor 2025 ten opzichte van 2024 met 15,9%?

Antwoord:
De korting op de basissubsidie CCV bedraagt in 2025 4%. Deze korting is conform de percentages uit het hoofdlijnenakkoord. Voor een goed oordeel moeten beide reeksen bij elkaar worden opgeteld. In het lopende jaar wordt het bedrag van 33.3 namelijk overgeheveld naar 33.2. Beide reeksen vormen gezamenlijk de basissubsidie CCV waarmee activiteiten op het terrein van criminaliteitspreventie worden gefinancierd.

De dalende reeksen zijn te verklaren door de generieke taakstelling op subsidies die het kabinet heeft afgesproken. Deze taakstelling is reeds ingeboekt op de subsidiebudgetten op de JenV-begroting. JenV is in het kader van een zorgvuldig proces, voornemens om te kijken of de consequenties voor de subsidiepartners gemitigeerd kunnen worden indien dit leidt tot onoverkomenlijkheden in de maatschappelijke opdracht. Bij Voorjaarsnota 2025 wordt nader bekeken of een herschikking van de subsidietaakstelling binnen de JenV-begroting voor 2025 nodig is. Dit geeft tijd om, samen met de partners, zorgvuldig te bezien wat de gevolgen van een korting van de subsidies zijn. 

Vraag (507):
Kunt u uitleggen hoe de bezuinigingen op het CCV zich verhouden tot eerder uitgesproken beleidsintenties en het hoofdlijnenakkoord over nationale veiligheid?

Antwoord:
Zie hiervoor de beantwoording van vraag 21.

Vraag (508):
Kunt u toelichten waarom het CCV twee keer wordt genoemd in tabel 117? Welk subsidiebedrag is juist?

Antwoord:
Zie hiervoor het antwoord op vraag 22.

Vraag (509):
Kunt u uitleggen waarom de subsidie van sommige organisaties meer gekort wordt dan andere? Hoe zijn deze afwegingen gemaakt?

Antwoord:
De dalende reeksen bij de subsidies zijn te verklaren door de generieke taakstelling op subsidies die het kabinet heeft afgesproken. Deze taakstelling is reeds ingeboekt op de subsidiebudgetten op de JenV-begroting. JenV is in het kader van een zorgvuldig proces, voornemens om te kijken of de consequenties voor de subsidiepartners gemitigeerd kunnen worden indien dit leidt tot onoverkomenlijkheden in de maatschappelijke opdracht. Bij Voorjaarsnota 2025 wordt nader bekeken of een herschikking van de subsidietaakstelling binnen de JenV-begroting voor 2025 nodig is. Dit geeft tijd om, samen met de partners, zorgvuldig te bezien wat de gevolgen van een korting van de subsidies zijn. 
 
Vraag (510):
De subsidie voor het CCV is opgedeeld in twee delen. Kunt u aangeven waarom dit is en waarvoor de verschillende subsidies zijn bedoeld?

Antwoord:
Zie hiervoor het antwoord op vraag 22.

Vraag (511):
Waarom wordt het CCV op hun subsidie meer dan gemiddeld gekort met 15,9%?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 506.

Vraag (512):
Wat valt er onder de overige subsidieposten zoals opgenomen in tabel 117 Subsidies?

Antwoord:
Wat betreft de overige subsidies op artikel 31, gaat het om incidentele subsidies aan verschillende organisaties, zoals Stichting Laureus Foundation. Er wordt jaarlijks gekeken of de subsidie die wordt verstrekt nog wel voldoet aan de eisen die hiervoor door de Minister zijn gesteld.

De ‘overige subsidies toegang rechtsbestel/rechtspleging’ op artikel 32 betreffen verzamelbudgetten met als grondslag de begroting die op jaarbasis aan diverse projectsubsidies worden besteed. Subsidies betreffen voor een groot deel toezicht en handhaving in de buitengebieden (groene buitengewone opsporingsambtenaar) en de versterking van de weerbaarheid van degenen die actief zijn in de juridische beroepen, inclusief het toezicht daarop.

Het gaat bij de ‘overige subsidies opsporing en vervolging’ op artikel 33 om een verzamelbudget met als grondslag de begroting, dat op jaarbasis aan diverse projectsubsidies wordt besteed. Dit zijn onder andere subsidies aan Stichting Defence for Children International Nederland, de aanpak online content, programma samen tegen mensenhandel VNG, antisemitisme etc.

De ‘overige subsidies veiligheid en bestuur’ op artikel 33 betreft een verzamelbudget, met als grondslag de begroting,  dat op jaarbasis aan diverse projectsubsidies wordt besteed zoals aan de Stichting Hulp en Opvang Prostitutie en Mensenhandel tegen uitbuiting van sekswerkers en bescherming van slachtoffers van mensenhandel, Stichting Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid ter voorkoming van wapengebruik onder jongeren, en aan de KNVB voor bestrijding van racisme in het voetbal.

Vraag (513):
Kan onder de overige subsidieposten zoals opgenomen in tabel 117 Subsidies ook vallen het tot stand brengen van een meldpunt?

Antwoord:
Er zijn in het verleden meldpunten tot stand gebracht met subsidie uit de overige subsidiepost. Het tot stand brengen van een meldpunt kan dus ook onder overige subsidieposten vallen.

Vraag (514):
Hoeveel extra geld wordt er in 2025 uitgetrokken voor de zijinstroomregeling voor jeugdbeschermers? Hoeveel extra geld wordt daarvoor uitgetrokken in de jaren 2026 tot en met 2029?

Antwoord:
In 2025 is 5 miljoen euro uitgetrokken voor de zij-instroomregeling voor jeugdbeschermers. Deze regeling stopt na 2025 en er zijn vanaf 2026 geen middelen voor dit specifieke doel meer beschikbaar.

Vraag (515):
Hoeveel extra zij instromers zijn er in de jeugdbescherming komen werken in 2022, 2023 en 2024?

Antwoord:
Op peildatum 1 juli 2024 waren er, sinds de start van de regeling in 2023, 162 zij-instromers gestart bij de gecertificeerde instellingen. In de subsidieperiode 2023 t/m 2025 kunnen in totaal 300 zij-instromers starten bij de gecertificeerde instellingen. 

Vraag (516):
Hoeveel extra geld wordt er in 2025 uitgetrokken voor de workloadverlaging voor jeugdbeschermers? Hoeveel extra geld wordt daarvoor uitgetrokken in de jaren 2026 tot en met 2029?

Antwoord:
Vanaf 2025 wordt door het Rijk structureel 30 miljoen euro uitgetrokken voor de workloadverlaging van de jeugdbeschermers. Deze middelen zijn bij 1e suppletoire begroting 2024 toegevoegd aan de algemene uitkering van het gemeentefonds. Conform de bestuurlijke afspraken van oktober 2023 zetten gemeenten vanaf 2025 eveneens 30 miljoen euro extra in voor de workloadverlaging.

Vraag (517):
Wat is de gemiddelde caseload voor jeugdbeschermers? Kunt u uiteenzetten hoe deze gemiddelde caseload zich de afgelopen vijf jaar heeft ontwikkeld?

Antwoord:
De gemiddelde werklast is in de periode 1 december 2022 tot 1 april 2024 afgenomen van gemiddeld 17,1 kinderen per jeugdbeschermer naar gemiddeld 14,2 kinderen per jeugdbeschermer; een daling van -17%. Ter uitvoering van de motie-Hijink wordt per 1 december 2022 de gemiddelde workload bij de gecertificeerde instellingen gemonitord. Zie de tabel hieronder voor de ontwikkeling van de gemiddelde werklast sinds 1 december 2022. 

In de brief die de staatssecretaris Rechtsbescherming uw Kamer ten behoeve van het Commissiedebat jeugdbescherming van 5 december 2024 zal toezenden, wordt u geïnformeerd over de actuele stand per 1 oktober 2024. De verwachting is dat de workload - conform de bestuurlijke afspraken die we met de VNG gemaakt hebben - verder zal zijn gedaald.

1 dec. 2022 1 mei 2023 1 okt. 2023 1 april 2024
Gemiddelde workload per fte 17,1 16,3 15,3 14,2

Vraag (518):
Hoeveel is er in de jaren 2023 en 2024 uitgegeven aan het verlagen van de workload/caseload van jeugdbeschermers? Hoeveel van dat geld is uitgegeven?

Antwoord:
Het Rijk heeft via een subsidie aan de Gecertificeerde Instellingen in 2022 10 miljoen euro, in 2023 10 miljoen euro en vanaf 2024 via een storting in het gemeentefonds structureel 30 miljoen euro ingezet om de werklast te verminderen. Gemeenten hebben aanvullend in 2023 10 miljoen euro, in 2024 25 miljoen euro ingezet en zetten vanaf 2025 30 miljoen euro in voor de verlaging van de workload. Daarmee komt vanaf 2025 in totaal 60 miljoen euro beschikbaar voor de verlaging van de workload. Deze 60 miljoen euro is nodig om de nieuwe hogere tarieven te kunnen dekken en daarmee de gemiddelde workload te verlagen.

Op dit moment heeft het ministerie van JenV nog niet kunnen vaststellen of alle subsidieverleningen aan de Gecertificeerde Instellingen over 2022 en 2023 volledig tot uitputting zijn gekomen. Aan drie Gecertificeerde Instellingen is verlenging van de subsidieperiode verleend omdat zij nog niet volledige in staat waren om de verleende subsidies daadwerkelijk uit te geven. De verwachting is deze middelen alsnog in 2024 tot besteding leiden.

Vraag (519):
Hoe lang wacht een jeugdige gemiddeld op een jeugdbeschermer? Kunt u deze wachttijd voor de afgelopen vijf jaar in een overzicht uiteenzetten?

Antwoord:
De wachtlijst is gedaald van 2.072 kinderen op 1 december 2022 naar 1.343 kinderen per 1 april 2024. De gemiddelde duur van de wachtlijst was 41 dagen op 1 december 2022 en gemiddeld 34 dagen op 1 april 2024. Zie de tabel hieronder voor de ontwikkeling van het aantal kinderen op de wachtlijst in deze periode.

In het kader van de motie-Hijink worden per 1 december 2022 de wachtlijst en de wachttijd gemonitord. Het aantal kinderen die langer dan 5 dagen moeten wachten op een vaste jeugdbeschermer betreft zowel de kinderen die wachten bij de start van een maatregel op een vaste jeugdbeschermer (wachtlijst bij de start) als kinderen die al begeleid worden door een jeugdbeschermer maar door ziekteverzuim en personeelsverloop nog geen nieuwe vaste jeugdbeschermer hebben gekregen (interne wachtlijst). Bij kinderen op de interne wachtlijst is in de regel de begeleiding al gestart en ontvangen ze veelal al een vorm van jeugdhulp.

In de brief ten behoeve van het commissiedebat jeugdbescherming van 5 december 2024 zal de staatssecretaris Rechtsbescherming uw Kamer informeren over de actuele stand van de wachtlijst per 1 oktober 2024.

Wachtlijst 1 dec. 2022 1 mei 2023 1 okt. 2023 1 april 2024
Aantal kinderen 2.072 1.617 1.498 1.343
Gemiddelde duur (dagen) 41 22 19 34

Vraag (520):
Bent u nog steeds voornemens om het "Empirisch vervolgonderzoek naar hoe diversiteit en inclusie binnen de politie in de praktijk wordt vormgegeven" te starten in 2025?

Antwoord:
Het WODC is een onderzoek gestart dat wordt uitgevoerd door de Erasmus Universiteit Rotterdam naar effectieve interventies bij het bevorderen van Diversiteit en Inclusie bij de politie: een vergelijkend onderzoek. Dit betreft zowel een literatuurstudie als een gedeelte in de praktijk. Het onderzoeksrapport wordt begin 2025 verwacht.
 

Vraag (521):
Hoeveel kosten verwacht u te maken met het "Empirisch vervolgonderzoek naar hoe diversiteit en inclusie binnen de politie in de praktijk wordt vormgegeven"?

Antwoord:
De (geraamde) kosten van het genoemde WODC-onderzoek zijn begroot op 112.507,32 euro, inclusief btw.
 
Vraag (522):
Hoeveel geld is vrijgemaakt voor het aanpakken van kinderpornografisch materiaal bij de Autoriteiten online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM)?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 386.
 
Vraag (523):
Wanneer komt het onderzoek naar de monitoring van de effecten van de wetgeving Seksuele Misdrijven naar de Tweede Kamer?

Antwoord:
De Wet seksuele misdrijven wordt op verschillende momenten geëvalueerd. In opdracht van het WODC is DSP-groep (een bureau voor beleidsonderzoek) in het najaar van 2023 een onderzoek gestart om tot een plan van aanpak te komen voor de evaluatie van de Wet seksuele misdrijven.
Er is een nulmeting voorbereid ten behoeve van de evaluatie van de wet die binnen vijf jaar na inwerkingtreding van de wet wordt gedaan. Het rapport van de nulmeting wordt naar verwachting dit najaar opgeleverd. De Kamer zal daarna daarover worden geïnformeerd. De procesevaluatie wordt ongeveer twee à drie jaar na de inwerkingtreding van de wet verricht. Bij de procesevaluatie gaat het om vragen over de implementatie en uitvoering en de eerste ervaringen uit de praktijk. De Kamer zal, zodra dat mogelijk is, over de uitkomsten van de procesevaluatie worden geïnformeerd.

Vraag (524):
Weet u wanneer het onderzoek zal starten met als doel te komen tot een plan van aanpak t.b.v. de monitoring van de effecten van deze wetgeving?

Antwoord:
In opdracht van het WODC is DSP-groep (een bureau voor beleidsonderzoek) in het najaar van 2023 een onderzoek gestart om tot een plan van aanpak te komen voor de evaluatie van de Wet seksuele misdrijven.

Vraag (525):
Kunt u met betrekking tot het genoemde onderzoek een tijdpad delen met de Kamer?

Antwoord:
In opdracht van het WODC is DSP-groep (een bureau voor beleidsonderzoek) in het najaar van 2023 een onderzoek gestart om tot een plan van aanpak te komen voor de evaluatie van de Wet seksuele misdrijven. Er is een nulmeting voorbereid ten behoeve van de evaluatie van de wet die binnen vijf jaar na inwerkingtreding van de wet wordt gedaan. Het rapport van de nulmeting wordt naar verwachting dit najaar opgeleverd. De Kamer zal te zijner tijd worden geïnformeerd. De procesevaluatie wordt ongeveer twee à drie jaar na de inwerkingtreding van de wet verricht. Bij de procesevaluatie gaat het om vragen over de implementatie en uitvoering en de eerste ervaringen uit de praktijk.

Vraag (526):
Weet u wie bovengenoemd onderzoek gaat uitvoeren?

Antwoord:
Het onderzoek met als doel te komen tot een plan van aanpak ten behoeve van de monitoring van de effecten van de Wet seksuele misdrijven wordt uitgevoerd door DSP-groep (een bureau voor beleidsonderzoek).

Vraag (527):
Worden in dit onderzoek ook ervaringen van kinderen meegenomen?

Antwoord:
DSP-groep (een bureau voor beleidsonderzoek) heeft ervoor gekozen voor het onderzoek geen kinderen te interviewen. Omdat DSP-groep voor de dataverzameling ook gebruik maakt van data uit de Veiligheidsmonitor, Slachtoffermonitor en de Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend gedrag, worden de ervaringen van kinderen wel via die weg meegenomen.

Vraag (528):
De nulmeting van professionals die werken met slachtoffers van mensenhandel geeft een beeld van hun kennis over (signalen van) mensenhandel en de mogelijke follow-up van die signalen. Weet u wanneer deze nulmeting zal starten?

Antwoord:
De nulmeting zal in het laatste kwartaal van 2024 starten.

Vraag (529):
Kunt u een tijdpad delen met de Kamer over deze nulmeting?

Antwoord:
De verwachting is dat de resultaten uit de nulmeting in het voorjaar van 2025 gereed zullen zijn.

Vraag (530):
Weet u wie deze nulmeting zal gaan uitvoeren?

Antwoord:
De opdracht om de nulmeting uit te voeren, is door het Coördinatiecentrum tegen Mensenhandel (CoMensha), actiehouder van de betreffende actie uit het Actieplan programma Samen tegen mensenhandel, uitbesteed aan de Significant Groep.

Vraag (531):
Weet u of in deze nulmeting ook de ervaringen van kinderen meegenomen worden?

Antwoord:
De nulmeting wordt verricht onder professionals die werken met een aantal risicocategorieën slachtoffers van mensenhandel en die signalen van mensenhandel kunnen opvangen en actie kunnen ondernemen. Daarbij gaat het onder meer om professionals die schoolmaatschappelijk werk verrichten en ook professionals die in sociale wijkteams werken. Beide groepen werken met kinderen. Daarmee worden de ervaringen van kinderen via de professionals meegenomen. De nulmeting geeft een beeld van de huidige staat van de kennis van professionals over (signalen van) mensenhandel en de mogelijke follow-up van die signalen.

Vraag (532):
Weet u wanneer het onderzoek zal starten met als doel te komen tot een plan van aanpak t.b.v. de monitoring van de effecten van de wet Seksuele Misdrijven?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 524.

Vraag (533):
Kunt u het tijdspad met de Kamer delen met betrekking tot het onderzoek naar een plan van aanpak t.b.v. de monitoring van de effecten van de wet Seksuele Misdrijven?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 525.

Vraag (534):
Weet u wie het onderzoek naar een plan van aanpak t.b.v. de monitoring van de effecten van de wet Seksuele Misdrijven zal gaan uitvoeren?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 526.

Vraag (535):
Worden in dit onderzoek naar een plan van aanpak t.b.v. de monitoring van de effecten van de wet Seksuele Misdrijven ook ervaringen van kinderen meegenomen?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 527.

Vraag (536):
Kunt u een tijdspad delen met de Kamer van het evaluatieproces van de financiële regeling DUUP (Decentralisatie uitkering uitstapprogramma’s prostituees)?

Antwoord:
De evaluatie van de DUUP door het WODC middels het onderzoek ‘Zicht op (hulp bij) stoppen met sekswerk’ gaat in december 2024 van start. Doel van de evaluatie is zicht te krijgen op het proces van stoppen met sekswerk en de geboden ondersteuning daarbij. Hierbij wordt gekeken naar zowel ondersteuning vanuit de DUUP als andere vormen van ondersteuning, bijvoorbeeld via reguliere kanalen zoals schuldhulpverlening. In het onderzoek komt ook aan bod of de beschikbare financiële middelen en de wijze van financiering bijdragen aan het stopproces en resultaat. Het onderzoek zal naar verwachting in de zomer van 2025 worden afgerond.

Vraag (537):
Kunt u een tijdspad van het onderzoek "zicht op (hulp b?) stoppen met sekswerk" met de Kamer delen?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 536.

Vraag (538):
Kunt u aangeven (in cijfers) hoe het aantal zedenzaken zich verhoudt tot de op 1 juli in werking getreden Wet seksuele misdrijven?

Antwoord:
Nee, dat is niet mogelijk. Er is op dit moment (nog) geen cijfermatige informatie beschikbaar om de eerste effecten van de Wet seksuele misdrijven te beoordelen.

Vraag (539):
Wat bedoeld u met de ICT-component bij "behandeling en implementatie wet seksuele misdrijven (inclusief ICT-component)"?

Antwoord:
Hiermee worden de aanpassingen bedoeld die taakorganisaties die de Wet seksuele misdrijven uitvoeren – zoals de politie, het Openbaar Ministerie of Justid – in hun informatiesystemen hebben moeten doen om de Wet seksuele misdrijven goed te kunnen uitvoeren, bijvoorbeeld om nieuwe delicten goed in deze systemen te kunnen registreren. Deze aanpassingen zijn binnen de verschillende taakorganisaties gedaan als onderdeel van de implementatie van deze wet.

Vraag (540):
Kan een overzicht worden gegeven van de verdeling van de middelen voor Preventie met gezag per gemeente en per andere organisatie die geld heeft ontvangen vanuit het programma vanaf de start van het programma en de komende jaren?

Antwoord:
Sinds 2022 zijn er structureel middelen gereserveerd voor het programma Preventie met Gezag. Deze middelen zijn vanaf 2022 toegekend aan gemeenten, justitiële partners en andere organisaties. In de tabel worden de structureel beschikbare middelen weergegeven.
Voor Preventie met Gezag ontvangen 27 gemeenten structureel middelen voor de lokale aanpak. De structurele middelen zijn in eerste instantie voor vier jaar toegekend. Vanaf 2026 worden deze op basis van de monitoring en evaluatie gecontinueerd. In de tabel zijn de betreffende gemeenten opgenomen, inclusief het toegekende bedrag per gemeente.

In 2024 zijn er 20 gemeenten bij gekomen die incidentele ondersteuning ontvangen voor de komende drie jaar. In tabel zijn de gemeenten opgenomen.
Ook de justitiepartners, het OM, de Rvdr, de RvdK, de politie, de (jeugd)reclassering, de Zorg en Veiligheidshuizen en DJI ontvangen voor de bijdragen aan de structurele aanpak middelen vanuit Preventie met Gezag. In de tabel wordt het bedrag per partner weergegeven.

De structurele middelen voor de jeugdreclassering en Zorg en Veiligheidshuizen worden toegekend aan gemeenten, omdat JenV hier geen subsidierelatie mee heeft.

Tabel 1 Verdeling structurele en incidentele middelen PmG

Tabel 1 – Overzicht van gereserveerde middelen voor het programma Preventie met Gezag in miljoen euro

Tabel 2 Toegekende bedragen per gemeente met structurele middelen

Tabel 2 – Overzicht van toegekende bedragen voor gemeenten in miljoen euro.
Deze bedragen zijn exclusief loon- en prijsbijstelling 2024.

Tabel 3 Toegekende incidentele middelen per gemeente

Tabel 3 - Overzicht van incidenteel toegekende en gereserveerde bedragen voor gemeenten in miljoen euro. De bedragen vanaf 2025 zijn indicatief en gaan uit van een maximumbedrag per gemeente. De definitieve bedragen zijn afhankelijk van de ingediende plannen.

Tabel 4 Structurele en incidentele middelen per justitiepartner

Tabel 4 - Overzicht van toegekende en gereserveerde bedragen voor justitiële partners in miljoen euro.

Vraag (541):
Hoeveel boetes en waarschuwingen heeft de Kansspelautoriteit tot nu toe in 2024 opgelegd en hoeveel boetes en waarschuwingen verwacht de kansspelautoriteit in 2025 op te leggen, en hoeveel daarvan betrof (legale dan wel illegale) aanbieders van online kansspelen?

Antwoord:
De Kansspelautoriteit (Ksa) heeft in de periode januari tot en met oktober 2024 22 boetes, lasten onder dwangsom of bindende aanwijzingen opgelegd, zoals weergegeven in het overzicht (zie bijlage). Het betrof 8 aanbieders van vergunde online kansspelen en 13 illegale, niet-vergunde, aanbieders van online kansspelen. Waarschuwingen worden niet als zodanig geregistreerd en ook niet altijd gepubliceerd. Waarschuwingen worden vooral ingezet in het toezicht als eerste stap op de interventieladder om een aanbieder ertoe te bewegen de overtreding te stoppen.
Het is niet mogelijk om een inschatting te geven hoeveel boetes, lasten onder dwangsom, bindende aanwijzingen en waarschuwingen de Kansspelautoriteit in 2025 op zal leggen, omdat per overtreding wordt bezien welke interventiemaatregel passend is. Ook kan van het aantal te verwachten overtredingen geen inschatting worden gedaan. 

DATUM AANBIEDER AARD REDEN
02.01.2024 Hillside New Media Malta plc boete legaal online (reclame)
29.02.2024 Gammix Ltd LOD illegaal online
10.04.2024 Schinveld BV boete illegaal offline (automaten)
11.04.2024 Casbit Group NV LOD illegaal online
08.05.2024 Sarah Eternal Srl LOD illegaal online
04.06.2024 LCB Corp LOD illegaal online (bevorderen)
11.06.2024 Blue High House SA LOD illegaal online
11.06.2024 L.C.S. Ltd boete illegaal online
08.07.2024 Bingoal Nederland BV boete legaal online (reclame)
08.07.2024 Fairload Ltd boete illegaal online
09.07.2024 Dordtse Queens LOD illegaal offline (bingo)
09.07.2024 Betent BV boete legaal online (Wwft)
09.07.2024 Vriendenloterij NV LOD illegaal online*
09.07.2024 Nationale Postcodeloterij NV LOD illegaal online*
09.07.2024 Porbe investments Ltd boete illegaal online
11.07.2024 Holland Casino NV bind. aanwijzing legaal online (CDB)
12.07.2024 JOI Gaming Ltd LOD legaal online (reclame)
29.07.2024 Holland Casino NV bind. aanwijzing legaal offline (Wwft)
23.09.2024 Luxurybingods LOD illegaal offline (bingo)
17.10.2024 BlockDance BV LOD illegaal online
22.10.2024 Winbet NV LOD illegaal online
24.10.2024 NetX Betting boete illegaal online

* legale aanbieders die kansspelen aanboden die buiten hun vergunning vielen

NB Dit is openbare informatie afkomstige van de website van de Ksa. Het is mogelijk dat (a) recente sancties nog niet zijn opgenomen in verband met lopende procedures, en (b) sommige sancties nog veranderen als gevolg van nog lopende procedures.