Antwoord op vragen van de leden Dijk en van Nispen over het nieuws dat veel kinderen in erbarmelijke omstandigheden wonen in de asielnoodopvang in Nederland
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2024D43817, datum: 2024-11-13, bijgewerkt: 2024-11-13 16:09, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie (Ooit PVV kamerlid)
Onderdeel van zaak 2024Z16687:
- Gericht aan: M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie
- Indiener: J.P. Dijk, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: M. van Nispen, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
AH 540
2024Z16687
Antwoord van minister Faber - Van de Klashorst (Asiel en Migratie) (ontvangen 13 november 2024)
Vraag 1
Bent u bekend met het onderzoek van het Kinderrechtencollectief waaruit blijkt dat steeds meer kinderen moeten wonen in de asielnoodopvang onder zeer erbarmelijke en kindonvriendelijke woonomstandigheden? 1)
Antwoord op vraag 1
Ja.
Vraag 2
Hoe kunt u de toename van het aantal kinderen in de noodopvang
van 65 procent sinds de zomer van 2023 verklaren?
Antwoord op vraag 2
De toename van het aantal kinderen in de noodopvang is te
verklaren door de aanhoudende druk op de opvangcapaciteit van het COA.
De bezetting op opvanglocaties blijft toenemen en ligt op veel plekken
rond of zelfs boven de 100%, waardoor er bijna geen bewegingsruimte meer
zit in (ver)plaatsingen. Daarbij bevindt 40% van de asielzoekers die bij
het COA verblijven zich inmiddels op noodopvanglocaties. Dit
onderschrijft de wens van mijzelf en het COA om te komen tot meer
duurzame, stabiele opvangvoorzieningen zonder doelgroepbeperkingen.
Daarbij moet wel opgemerkt worden dat er kwaliteitsverschillen zijn tussen noodopvanglocaties. Sommige van dergelijke locaties doen qua voorzieningenniveau niet onder voor reguliere locaties. Al zijn deze locaties nog steeds wel kortdurend, hetgeen bijvoorbeeld meer verhuisbewegingen tot gevolg heeft.
Vraag 3
Hoe kan het dat het niet de bedoeling is dat kinderen langer dan
enkele dagen op noodlocaties verblijven, maar zij in werkelijkheid daar
soms maanden leven? Waarom gaan niet alle alarmbellen rinkelen bij uw
ministerie als deze situatie zich voordoet?
Vraag 4
Trekt u zich als minister iets aan van de conclusie dat kinderrechten
elke dag worden geschonden? Zo ja, wat gaat u doen om dit te
voorkomen?
Vraag 5
Wat is uw reactie op het feit dat bij de noodopvang veel verhuismomenten
plaatsvinden en er over het algemeen minder privacy en veiligheid voor
kinderen is dan bij een regulier asielzoekerscentrum (azc)? Erkent u dat
dit erg schadelijk is voor kinderen? Zo ja, wat gaat u doen om deze
schade te voorkomen?
Antwoord op vragen 3, 4 en 5
Zoals uw Kamer bekend is staat de asielopvang al geruime tijd
onder grote druk. Hierdoor is het noodzakelijk om gebruik te maken van
noodopvanglocaties. Deze locaties zijn minder goed geschikt voor
langdurig verblijf van kwetsbare doelgroepen, waaronder kinderen. Zo
beschikken de bewoners van deze locaties over minder privacy en gaat
verblijf in noodopvanglocaties gepaard met meer verhuisbewegingen.
Noodopvanglocaties zijn immers kortdurend en moeten noodgedwongen weer
sluiten, hetgeen verhuisbewegingen tot gevolg heeft. Mij is bekend dat
verhuisbewegingen een negatieve impact op het welbevinden van kinderen
hebben, omdat zij een stabiele en vertrouwde omgeving nodig hebben waar
zij zich in veiligheid kunnen ontwikkelen. Daarnaast zorgen de
verhuisbeweging ervoor dat het onderwijs en de eventuele zorg waar een
kind gebruik van maakt moeilijker voortgezet kunnen worden.
Alle inzet van het COA is erop gericht om kinderen zo weinig mogelijk verhuisbewegingen te laten maken en hen zo min mogelijk in de noodopvanglocaties te plaatsen. Met de huidige druk op de opvangcapaciteit lukt dit momenteel helaas onvoldoende. Dit is een onwenselijke situatie.
Omdat kinderen een kwetsbare doelgroep betreffen is binnen de asielopvang extra aandacht voor hen. Het COA doet er alles aan om de veiligheid en het welbevinden van kinderen op alle opvanglocaties te waarborgen. Zo is het streven dat op iedere locatie een contactpersoon kind aanwezig is. De contactpersoon kind is coördinerend in het organiseren van activiteiten en voorlichting voor kinderen. Het COA stelt daarnaast voor alle locaties financiering beschikbaar om activiteiten voor kinderen te organiseren, al is dat voor zeer kortdurende noodlocaties niet altijd mogelijk. Specifiek voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv) geldt dat amv-medewerkers opgeleid zijn om te werken met deze doelgroep. Deze medewerkers staan zoveel mogelijk in contact met de amv, zodat eventuele zorgelijke signalen snel opgepakt kunnen worden. Tevens is mijn ministerie met de ministeries van OCW en VWS en de VNG in gesprek om de toegang tot onderwijs en zorg voor deze kinderen te verbeteren.
Vraag 6
Erkent u dat het onderwijs in de asielnoodopvang, in
vergelijking met een regulier azc, laat, slecht of niet geregeld is? Zo
ja, deelt u de mening dat we daarom moeten voorkomen dat kinderen
terechtkomen in de asielnoodopvang? Zo nee, waarom niet?
Antwoord op vraag 6
Ik erken dat het onderwijs op noodopvanglocaties lastig te
organiseren is. Plotselinge verhuisbewegingen en incidentele toestroom
van leerlingen zijn voor scholen minder voorspelbaar en planbaar,
waardoor het onderwijs moeilijker te organiseren is rond
noodopvanglocaties dan rond reguliere azc’s. Ik heb daarom grote
waardering voor de inzet die scholen in zowel primair als voortgezet
onderwijs plegen om leerlingen die in noodopvanglocaties verblijven zo
snel mogelijk een onderwijsaanbod te bieden.
Het ministerie van OCW heeft tijdelijke wetgeving mogelijk gemaakt om scholen extra ruimte te bieden om de onderwijscapaciteit op te schalen. Een regulier onderwijsaanbod is echter altijd te verkiezen boven een tijdelijke plek in een tijdelijke nieuwkomersvoorziening. Zoals ik in mijn antwoord op de vragen 3, 4 en 5 aangeef is alle inzet van het COA er op gericht om kinderen zo weinig mogelijk verhuisbewegingen te laten maken en zo min mogelijk in noodopvanglocaties te plaatsen. Dit lukt met de huidige druk op de opvangcapaciteit onvoldoende, wat ik een onwenselijke situatie vind.
Vraag 7
Bent u op de hoogte van het feit dat ook GGD-artsen aan de
alarmbel hebben getrokken als het gaat om de toegang tot de
gezondheidszorg en ook de slechte mentale gezondheidszorg voor kinderen?
Zo ja, wat is uw reactie op deze oproep van de GGD-artsen en gaat u
hierop actie ondernemen?
Antwoord op vraag 7
Ja. Ik heb mijn reactie op deze oproep bij brief van 4 november aan uw
Kamer verzonden.
Vraag 8
Ziet u in het kader van deze problematiek ook het grote belang
van de spreidingswet zodat er voldoende ruimte beschikbaar is voor
kinderen in een regulier azc? Zo ja, welk gevolg geeft u hieraan?
Antwoord op vraag 8
Uw Kamer is door de minister-president bij brief van 25 oktober
2024 geïnformeerd over het voornemen van het kabinet om de spreidingswet
in te trekken, zo mogelijk nog dit jaar. Dit laat onverlet dat het COA
zich onverminderd blijft inzetten om voldoende opvangplekken te creëren
voor kinderen in bestaande en nieuwe azc’s.
Vraag 9
Bent u van plan om in het asielbeleid prioriteit te geven aan
goede en gezonde opvang voor kinderen? Zo ja, kunt u de concrete stappen
die u gaat nemen hiervoor toelichten?
Antwoord op vraag 9
Een goede en gezonde opvang voor kinderen blijft uiteraard
uitgangspunt van het asielbeleid. Stabiliteit in het leven van een kind
is cruciaal voor een goede ontwikkeling. Daarnaast is het van groot
belang om te voorkomen dat we kinderen en hun zorgbehoeften uit het oog
verliezen. Mijn ministerie en het COA vinden het daarom belangrijk dat
de situatie van kinderen in de asielopvang zo snel mogelijk
verbetert.
De oplossing voor het verbeteren van de situatie in de opvang, ook
voor kinderen, ligt in het creëren van voldoende duurzame opvangplekken
voor asielzoekers. Momenteel loopt de realisatie van voldoende duurzame
opvangplekken achter op het geprognosticeerde benodigde aantal. Een
andere oorzaak van de grote druk op de asielopvang is het achterblijven
van de uitstroom van statushouders naar huisvesting in gemeenten.
Specifiek voor amv geldt dat er onvoldoende kleinschalige opvangplekken
voor amv met een verblijfsstatus beschikbaar zijn bij Nidos, waardoor
deze jongeren noodgedwongen langer in de opvang van het COA verblijven.
Met de minister van VRO ben ik hierover in gesprek. Voor de andere
stappen die ik onderneem om de opvang van kinderen te verbeteren verwijs
ik naar het antwoord op vragen 3, 4 en 5
Vraag 10
Hoe wordt uitvoering gegeven aan de aangenomen motie van het lid
Van Nispen over zorgen dat kinderen opgevangen worden op plekken waar
voorzieningen voor kinderen zijn? 2)
Vraag 11
Hoe gaat u ervoor zorgen dat op korte termijn kinderen alleen
nog maar op reguliere locaties worden opgevangen, zodat het aantal
kinderen in de noodopvang snel afneemt?
Vraag 12
Kunt u aangeven vanaf welke datum het niet meer voor zal komen dat
kinderen worden opgevangen in de noodopvang of op andere plaatsen die
niet geschikt zijn voor kinderen?
Antwoord op vragen 10, 11 en 12
Het COA is voortdurend op zoek naar nieuwe structurele locaties. Het
uitgangspunt is dat kinderen en andere kwetsbare personen met voorrang
worden opgevangen op locaties die van structurele aard zijn en zo min
mogelijk op noodopvanglocaties verblijven. Ik zet mij hier samen met het
COA blijvend voor in. Met de huidige druk op de opvangcapaciteit is
echter niet te zeggen op welke termijn het niet meer voor zal komen dat
kinderen op noodopvanglocaties verblijven.
Vraag 13
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór de begrotingsbehandeling
van het ministerie van Asiel en Migratie?
Antwoord op vraag 13
Dat is helaas niet gelukt.
Trouw, '5566 asielkinderen in de noodopvang, hoe kon dat gebeuren?', 22 oktober 2024, www.trouw.nl/binnenland/5566-asielkinderen-in-de-noodopvang-hoe-kon-dat-gebeuren~b37530a4/
Kamerstuk 19637, nr. 3282