Voortgang ten aanzien van een aantal moties en ontwikkelingen op het gebied van PFAS
Problematiek rondom stikstof en PFAS
Brief regering
Nummer: 2024D43953, datum: 2024-11-14, bijgewerkt: 2024-11-18 12:11, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (Ooit PVV kamerlid)
- Verkenning Chemours en de Westerschelde; advies voor onderzoeken naar PFAS in deze regio’s
- Beslisnota's bij Voortgang ten aanzien van een aantal moties en ontwikkelingen op het gebied van PFAS
Onderdeel van kamerstukdossier 35334 -321 Problematiek rondom stikstof en PFAS.
Onderdeel van zaak 2024Z18407:
- Indiener: C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
- Volgcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2024-11-19 15:50: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-11-20 10:15: Procedurevergadering IenW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2024-12-10 16:30: Vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH-stelsel) (Commissiedebat), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
Preview document (🔗 origineel)
35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS
Nr. 321 Brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 november 2024
Hierbij ontvangt u, mede namens de staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport, de voortgang ten aanzien van een aantal moties en ontwikkelingen op het gebied van PFAS.
Verkenning gezondheidsonderzoeken Chemours en de Westerschelde
Op 20 september jl. is de Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van de verkenning rondom de gezondheidsonderzoeken voor de regio’s rondom Chemours en de Westerschelde1. Daar zegde ik uw Kamer ook toe in het najaar de resultaten te sturen. Het RIVM heeft inmiddels de resultaten van de verkenning gereed. In het belang van de regio’s kies ik ervoor u via de bijgevoegde kennisnotitie al te informeren over de belangrijkste conclusies en aanbevelingen. Daarmee kom ik ook tegemoet aan de toezegging die aan het lid Van Kent is gedaan tijdens de begrotingsbehandeling op 10 oktober jl.2
Belangrijke signalen uit de regio’s
Uit de verkenning is duidelijk naar voren gekomen dat, naast behoefte aan onderzoek, er een aantal andere behoeften sterk leeft. Zo roepen omwonenden op tot actie om de PFAS-uitstoot en lozingen te verminderen en verontreiniging met PFAS te verwijderen uit de leefomgeving. En ten slotte is er behoefte aan begrijpelijke, betrouwbare, transparante en goed vindbare informatie over PFAS in de leefomgeving en de mogelijke gezondheidseffecten.
Deze signalen neem ik ter harte. Het kabinet spant zich fors in voor de aanpak van PFAS. Het heeft onze hoogste prioriteit om het gebruik en de productie van PFAS te verbieden via het restrictievoorstel op Europees niveau. Waar mogelijk minimaliseren we de emissies van PFAS. Daarnaast onderschrijf ik het belang van toegankelijke communicatie en informatievoorziening op het gebied van PFAS. Zoals eerder vermeld3 informeer ik u begin 2025 over de invulling van de motie Grinwis c.s. die daartoe oproept4. Bovendien werken we aan de motie Gabriëls die het kabinet oproept om voor de zomer van 2025 de mogelijkheden van een nationaal verbod op het lozen van PFAS uit te werken5.
Adviezen voor onderzoek
Het RIVM heeft daarnaast een zestal adviezen voor vervolgonderzoek geformuleerd voor de omgeving rond de Westerschelde en Chemours. De adviezen hebben betrekking op de hoeveelheid PFAS in de omgeving, de blootstelling aan PFAS en gezondheidseffecten en zijn in het onderstaande kader samengevat.
Het RIVM adviseert om gebieden met (vermoedelijk) grote hoeveelheden PFAS in de vorm van concentratiekaarten in kaart te brengen en actief te publiceren. Met name in de regio Westerschelde is hier grote behoefte aan.
Voor een eerste, globaal beeld van de hoeveelheid PFAS in het lichaam (gemiddelden op groepsniveau) is het advies om de resultaten van het reeds lopende PFAS-onderzoeksprogramma af te wachten waar apart aandacht is voor de regio’s rondom Chemours en de Westerschelde. Hieruit zal een beeld volgen of mensen in deze regio’s gemiddeld meer PFAS in het lichaam hebben dan mensen elders in Nederland. Een groot deel van de deelnemers geeft aan vooral behoefte te hebben aan bloedonderzoek op groepsniveau. In het tweede kwartaal van 2025 worden daar de eerste resultaten van verwacht. Op basis van die resultaten kan dan gekeken worden of er aanleiding is voor vervolgonderzoek.
Het RIVM adviseert om de gezondheidssituatie die mogelijk samenhangt met PFAS rondom Chemours en de Westerschelde in kaart te brengen. Het doel is te bepalen of bepaalde ziektes vaker, vergelijkbaar of minder vaak voorkomen in deze regio’s in vergelijking met de rest van Nederland. Het is daarbij het advies om zoveel mogelijk gebruik te maken van bestaande data (zoals huisartsregistratie data). Ook wordt er geadviseerd te kijken naar de hoeveelheid gerapporteerde aspecifieke gezondheidsklachten, die bijvoorbeeld door stress veroorzaakt kunnen zijn.
De vraag wat mogelijke gezondheidseffecten van PFAS zijn, en wat de kans is dat deze optreden, al dan niet gekoppeld aan specifieke blootstellingen of bloedwaarden op groepsniveau, leeft sterk bij de omwonenden. Het RIVM adviseert om een literatuurstudie uit te voeren waarin de huidige stand van kennis wordt samengevat en vervolgens op begrijpelijke wijze van duiding wordt voorzien.
In de vragenlijst en groepsgesprekken werd regelmatig aangegeven dat mensen willen weten welk aandeel van de PFAS-vervuiling van Chemours afkomstig is. Het RIVM adviseert een pilotstudie te starten om te kijken of dit te achterhalen is, met de noot dat dit complex kan zijn.
Als uit de onderzoeken 1 t/m 3 blijkt dat de hoeveelheid PFAS in het lichaam van omwonenden (gemiddeld op groepsniveau) rondom Chemours en de Westerschelde hoger is dan elders, of dat er bepaalde ziekten of afwijkingen significant vaker optreden, is het advies om een breder en langduriger onderzoek te starten. Het doel is om gedetailleerder inzicht te verkrijgen in zowel de blootstelling aan PFAS, bij de omwonenden en werknemers van Chemours en omwonenden van de Westerschelde, over de tijd als (de relatie met) de gezondheid. Mocht er een biomonitoring rond Chemours daar in worden opgenomen, dan is het advies om daarbij ook de oud-werknemers te betrekken en daar in de analyses rekening mee te houden. |
---|
Vervolg
Ik heb veel begrip voor de zorgen die leven onder de inwoners van de regio’s rondom Chemours en de Westerschelde. De PFAS-vervuiling heeft een grote impact op hun dagelijkse leven. Ik ben dan ook blij dat het RIVM de afgelopen periode deze zorgen in beeld heeft gebracht en met deze mensen in gesprek is gegaan.
De resultaten van het verkennend onderzoek laten ons zien dat er werk aan de winkel is. Ik wil uw Kamer mede namens de staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport dan ook toezeggen dat we voor zowel de regio rondom Chemours als de Westerschelde zo snel als mogelijk opdracht zullen verlenen voor een vervolg. We gaan zorgvuldig kijken naar hoe dit gezondheidsonderzoek eruit komt te zien samen met het ministerie van VWS, het ministerie van SZW, het RIVM en de regionale partners uit de begeleidingscommissie. Dit zijn de gemeente Dordrecht, enkele gemeenten rondom de Westerschelde, de provincies Zuid-Holland en Zeeland en de betrokken GGD’en. De begeleidingscommissie is sinds de start van dit traject actief geweest. Mijn doel is u daar in het eerste kwartaal van 2025 over te informeren.
Naast deze kennisnotitie publiceert het RIVM in het eerste kwartaal van 2025 het bijbehorend achtergrondrapport waarin de aanpak, de inventarisatie van de zorgen en onderzoeksbehoeften van omwonenden en werknemers, de analyse hiervan en de deskstudie in meer detail worden beschreven. Het rapport geeft de achtergrondinformatie en zal geen nieuwe conclusies of adviezen bevatten.
Betrokkenheid van de GGD
Gedurende dit proces hebben we regelmatig met de GGD Zuid Holland Zuid en de GGD Zeeland gesproken over het verloop van het onderzoek en de ondersteuning vanuit de GGD hierin. Zij zijn ook lid van de begeleidingscommissie van de gezondheidsonderzoeken. Vanuit dat verband zullen wij ook in het vervolg van de onderzoeken voortdurend blijven afstemmen. Daarbij kijken we ook naar andere maatregelen om zorgen van inwoners te adresseren. Ik constateer daarmee invulling te hebben gegeven aan de motie Van der Graaf waarmee wordt verzocht om in gesprek te gaan met de GGD Zuid-Holland Zuid om te komen tot gerichte ondersteuning bij de gezondheidsvragen in deze regio.6
Interdepartementaal aanspreekpunt Chemours-problematiek
Gemeenten in de omgeving van Chemours hebben aangegeven behoefte te hebben aan een interdepartementaal aanspreekpunt voor vragen over Chemours en PFAS. Ik stel daartoe een coördinatorschap in voor de regio zoals eerder ook voor Zeeland is gedaan. Dat betekent dat vanaf heden de directeur Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s van het ministerie van IenW het eerste aanspreekpunt is voor de regio. Deze Rijkscoördinator zal zorgdragen voor het door de juiste personen beantwoorden van vragen en zal hierbij waar nodig zorgen voor de interdepartementale afstemming. Hiermee geef ik invulling aan de motie-Koekkoek c.s. waarmee wordt verzocht om een interdepartementaal aanspreekpunt voor de Chemoursproblematiek.7
Het is aan de regio zelf om binnen de lokale verantwoordelijkheden goed te blijven organiseren en afstemmen. Wat betreft voorlichting aan burgers gelden de gebruikelijke routes vanuit de gemeente en de GGD, aangevuld met informatie van het RIVM.
Actieprogramma PFAS
Het actieprogramma PFAS is een samenwerkingsproject tussen het
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, VNO-NCW, MKB-Nederland en
diverse kennisinstellingen zoals het RIVM. In voorbereiding op de
Europese restrictie van PFAS heeft het actieprogramma als doel om samen
met het bedrijfsleven in Nederland te werken aan bewustwording rond
PFAS, waar mogelijk het gebruik van PFAS versneld uit te faseren en de
transitie naar duurzamere en veilige alternatieven te stimuleren. Met
deze brief wil ik u informeren over de laatste stand van zaken van het
actieprogramma.
Alternatieven
Er is sinds de start van het programma in 2021 veel in gang gezet. Veel bedrijven en sectoren zijn actief bezig met het zoeken naar vervanging van PFAS in hun producten. De afgelopen tijd zijn er gesprekken gevoerd met de volgende branches: papier, brandblusschuim, rubber en kunststoffen, textiel en tapijt, cosmetica, waterzuivering, medische apparatuur, elektronica en de doe-het-zelfbranche. Om te kunnen voldoen aan een aankomende wijziging rondom PFAS in de POP-verordening, zijn er een aantal projecten gestart om de benodigde transitie voor brandblusschuim te stimuleren. Zo is de geschiktheid van PFAS-vrije blusmiddelen onderzocht. Hieruit volgde dat voor vrijwel alle type branden PFAS-vrije alternatieven veilig gebruikt kunnen worden. Ook voor de textielsector geldt dat er, om vet- en waterafstotende eigenschappen aan textiel te geven, goede alternatieven zijn die al in de sector worden toegepast.
Afvalverwerking, recycling en hergebruik
In interviews die in het kader van het programma zijn afgenomen kwam naar voren dat belanghebbenden vermoeden dat de aanstaande brede REACH-restrictie van PFAS zal leiden tot een stijging van het aanbod van PFAS-houdend afval. Daarnaast zijn er vragen over welke invloed de REACH-restrictie zal hebben op de mogelijkheden tot recycling en hergebruik. Voor het einde van 2024 wordt een eerste overleg ingepland met het bedrijfsleven en bevoegd gezag om vraagstukken rond PFAS in afvalstromen en circulaire economie te bespreken. Het actieprogramma PFAS zal in nauwe samenwerking met kennisinstituten en maatschappelijke partners extra aandacht besteden aan deze punten en de kennisontwikkeling rondom de verwerking van PFAS.
Actualisatie van ZZS-lijst
Op 16 oktober jl. heb ik uw Kamer toegezegd om u verder te informeren over de gevolgen van het besluit onder het OSPAR-verdrag8 om PFAS als groep als prioritaire stoffen aan te merken. Bijgaand treft u de toegezegde duiding aan.
Het OSPAR-verdrag is een internationale samenwerking tussen 15 landen om het mariene milieu in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan te beschermen. De ‘List of Chemicals for Priority Action’ (LCPA) van het OSPAR-verdrag bevat stoffen die worden beschouwd als een bedreiging voor het mariene milieu. Alle landen aangesloten bij OSPAR, zoals Nederland, hebben een verplichting om emissies te beperken als een stof op de LCPA staat.
Eerder is onder OSPAR besloten om PFAS als groep te plaatsen op de LCPA en begin oktober is het achtergronddocument gepubliceerd dat duidelijkheid geeft over de aanpak, onderbouwing en exacte scope van dit besluit. Hieruit blijkt dat voor de groep PFAS de definitie van de OECD9 wordt gebruikt. Het gaat hier om alle PFAS die zeer persistent zijn of afbreken tot een andere zeer persistente PFAS. Daarmee worden al deze PFAS nu aangemerkt als prioritaire stof onder OSPAR.
In het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) wordt gedefinieerd welke stoffen worden aangemerkt als Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS). Dit zijn stoffen die, bijvoorbeeld, voldoen aan de criteria van artikel 57 van de Europese REACH verordening of die zijn aangewezen als prioritair onder de Kaderrichtlijn Water of OSPAR (artikel 5.22a, Besluit Activiteiten Leefomgeving)10. Deze stoffen hebben allen Europees wetenschappelijk bewezen ernstige risico’s voor mens milieu.
Het OSPAR-besluit om PFAS als groep toe te voegen aan de LCPA betekent daarmee automatisch dat deze groep PFAS ook wordt aangemerkt als ZZS. Het RIVM heeft de geactualiseerde lijst ZZS gepubliceerd11.
Van nu af aan geldt voor alle stoffen die onder deze groep PFAS vallen, bedrijven waar deze stoffen vrijkomen een minimalisatieplicht hebben voor emissies naar lucht en water. Daarnaast moeten de bedrijven deze emissies rapporteren en een Vermijdings- en Reductieprogramma (VRP) opstellen.
De staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
C.A. Jansen