[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Gewijzigd amendement van het lid Maatoug c.s. 36602-136 t.v.v. nr. 135 over het tegengaan van fiscale ontwijkingsconstructies die gebruik maken van de energie-investeringsaftrek en milieu-investeringsaftrek

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025)

Amendement (gewijzigd/nader/vervangend)

Nummer: 2024D43986, datum: 2024-11-14, bijgewerkt: 2024-11-18 14:25, versie: 2

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36602-136).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36602 -136 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025).

Onderdeel van zaak 2024Z18419:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024-2025

36 602 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025)

Nr. 136 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID MAATOUG C.S. TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 1351

Ontvangen 14 november 2024

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Na artikel I, onderdeel G, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ga

Aan artikel 3.42 worden zes leden toegevoegd, luidende:

9. In afwijking van het eerste en derde lid bedraagt het bedrag van de energie-investeringsaftrek niet meer dan het bedrag van de winst uit de onderneming. Indien toepassing van de eerste zin tot een verlaging van het bedrag van de energie-investeringsaftrek leidt, wordt het bedrag waarmee de energie-investeringsaftrek is verlaagd aangemerkt als niet-gerealiseerde energie-investeringsaftrek.

10. De inspecteur stelt het bedrag van de niet-gerealiseerde energie-investeringsaftrek vast bij voor bezwaar vatbare beschikking. Artikel 3.151, derde tot en met zesde lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat daarbij voor verlies uit werk en woning of ondernemingsverlies wordt gelezen: niet-gerealiseerde energie-investeringsaftrek.

11. De niet-gerealiseerde energie-investeringsaftrek wordt in de volgende negen kalenderjaren verrekend door in die jaren een verhoging van de energie-investeringsaftrek in aanmerking te nemen. Deze verhoging bedraagt maximaal het bedrag waarmee de winst de energie-investeringsaftrek van dat jaar overtreft. Verrekening van niet-gerealiseerde energie-investeringsaftrek vindt plaats in de volgorde waarin deze niet-gerealiseerde energie-investeringsaftrek is ontstaan.

12. Het verrekenen van niet-gerealiseerde energie-investeringsaftrek in een volgend kalenderjaar vindt plaats bij voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur. In de beschikking wordt tevens vastgesteld welk bedrag van de niet-gerealiseerde energie-investeringsaftrek wordt verrekend. De inspecteur geeft de beschikking gelijktijdig met het vaststellen van de aanslag over het jaar waarin de niet-gerealiseerde energie-investeringsaftrek wordt verrekend. Het bedrag van de verrekende niet-gerealiseerde energie-investeringsaftrek wordt op het aanslagbiljet afzonderlijk vermeld.

13. Rechtsmiddelen tegen de beschikking, bedoeld in het twaalfde lid, kunnen uitsluitend betrekking hebben op de toepassing van het elfde lid.

14. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder winst verstaan: het bedrag van de winst zonder toepassing van dit artikel die de belastingplichtige als ondernemer uit de onderneming geniet.

II

Artikel I, onderdeel H, onder 4, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «wordt een lid» vervangen door «worden zeven leden».

2. Er worden zes leden toegevoegd, luidende:

10. In afwijking van het eerste en derde lid bedraagt het bedrag van de milieu-investeringsaftrek niet meer dan het bedrag van de winst uit de onderneming. Indien toepassing van de eerste zin tot een verlaging van het bedrag van de milieu-investeringsaftrek leidt, wordt het bedrag waarmee de milieu-investeringsaftrek is verlaagd aangemerkt als niet-gerealiseerde milieu-investeringsaftrek.

11. De inspecteur stelt het bedrag van de niet-gerealiseerde milieu-investeringsaftrek vast bij voor bezwaar vatbare beschikking. Artikel 3.151, derde tot en met zesde lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat daarbij voor verlies uit werk en woning of ondernemingsverlies wordt gelezen: niet-gerealiseerde milieu-investeringsaftrek.

12. De niet-gerealiseerde milieu-investeringsaftrek wordt in de volgende negen kalenderjaren verrekend door in die jaren een verhoging van de milieu-investeringsaftrek in aanmerking te nemen. Deze verhoging bedraagt maximaal het bedrag waarmee de winst de milieu-investeringsaftrek van dat jaar overtreft. Verrekening van niet-gerealiseerde milieu-investeringsaftrek vindt plaats in de volgorde waarin deze niet-gerealiseerde milieu-investeringsaftrek is ontstaan.

13. Het verrekenen van niet-gerealiseerde milieu-investeringsaftrek in een volgend kalenderjaar vindt plaats bij voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur. In de beschikking wordt tevens vastgesteld welk bedrag van de niet-gerealiseerde milieu-investeringsaftrek wordt verrekend. De inspecteur geeft de beschikking gelijktijdig met het vaststellen van de aanslag over het jaar waarin de niet-gerealiseerde milieu-investeringsaftrek wordt verrekend. Het bedrag van de verrekende niet-gerealiseerde milieu-investeringsaftrek wordt op het aanslagbiljet afzonderlijk vermeld.

14. Rechtsmiddelen tegen de beschikking, bedoeld in het dertiende lid, kunnen uitsluitend betrekking hebben op de toepassing van het twaalfde lid.

15. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder winst verstaan: het bedrag van de winst zonder toepassing van dit artikel die de belastingplichtige als ondernemer uit de onderneming geniet.

III

In artikel XV, onderdeel E, wordt na subonderdeel 1 een subonderdeel ingevoegd, luidende:

1a. In het eerste lid wordt «3.31» vervangen door «3.31 tot en met 3.42, eerste tot en met achtste lid, 3.42a, eerste tot en met negende lid, 3.43».

IV

In artikel LXV wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:

2a. In afwijking van het eerste lid treden artikel I, onderdeel Ga, en H, ten aanzien van het daarin voorgestelde artikel 3.42a, tiende tot en met vijftiende lid van de Wet inkomstenbelasting 2001, en artikel XV, onderdeel E, onder 1a, in werking op 1 januari 2029.

Toelichting

Dit amendement heeft als doel om een fiscale ontwijkingsconstructie die gebruik maakt van de energie-investeringsaftrek (EIA) en milieu-investeringsaftrek (MIA) tegen te gaan. Daartoe regelt het amendement dat EIA en MIA niet kunnen leiden tot een negatieve winst uit onderneming in box 1 van de inkomstenbelasting, vergelijkbaar met de werking van de zelfstandigenaftrek.

EIA en MIA zijn fiscale subsidies met als doel investeringen in energiezuinige en milieuvriendelijke technieken te bevorderen. Gebruik ervan leidt tot een lagere fiscale winst en dus een lager bedrag aan verschuldigde belasting over die winst, maar niet alle bedrijven die in aanmerking komen voor EIA en MIA zijn in staat om deze volledig te verzilveren, omdat zij in sommige gevallen geen of maar beperkt winst maken. Een «grondslag-leenstructuur» stelt hen in staat EIA en MIA te delen met particulieren met hoge inkomens die hun belastingdruk omlaag willen brengen. Daarvoor «investeren» deze particulieren, al dan niet deels gefinancierd met leningen om een hefboomeffect te creëren, in energiezuinige of milieuvriendelijke technologie, waarna zij de aangekochte bedrijfsmiddelen direct weer leasen aan de verkoper. Dit stelt hen in staat EIA en MIA te benutten zonder dat er daadwerkelijk sprake is van extra duurzame investeringen.

Dit amendement beoogt deze structuren in ieder geval deels tegen te gaan door EIA en MIA te maximeren op de daadwerkelijk gemaakte winst van een ondernemer in de inkomstenbelasting. Daarmee kan de ondernemer/belegger niet langer EIA en MIA gebruiken om zijn fiscale inkomen uit andere bronnen te verlagen.

Dit amendement kan vanwege uitvoeringsaspecten niet eerder dan per 1 januari 2029 in werking treden. In de tussentijd roepen de indieners van het amendement het kabinet op om aan het doel van dit amendement te voldoen door de bedoelde constructies vooruitlopend op de inwerkingtreding aan te pakken. Indieners verzoeken het kabinet om op de kortst uitvoerbare termijn deze constructie tegen te gaan, door bijvoorbeeld een urencriterium als voorwaarde voor de toepassing van de EIA en MIA in te voeren.

Budgettaire gevolgen

Deze maatregel levert naar schatting € 9 miljoen per jaar op. In eerste instantie zorgt de maatregel slechts voor een temporele verschuiving van de aftrek als gevolg van de energie-investeringsaftrek en de milieu-investeringsaftrek. In de raming is ervan uit gegaan dat een beperkt deel van de belastingplichtigen deze aftrek in latere jaren niet meer kan verzilveren. Daarnaast is een gedragseffect te verwachten waarbij enkele belastingplichtigen besluiten geen gebruik meer te maken van de energie-investeringsaftrek of de milieu-investeringsaftrek.

Onderdeelsgewijze toelichting

Onderdeel I (artikel 3.42 van de Wet inkomstenbelasting 2001)

Onderdeel I wijzigt artikel 3.42 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001). Deze wijziging regelt dat het bedrag van de energie-investeringsaftrek dat in een jaar van de winst kan worden afgetrokken, wordt beperkt tot het bedrag van de winst uit de betreffende onderneming zoals die winst wordt vastgesteld zonder het gebruik van de energie-investeringsaftrek. Bedragen aan energie-investeringsaftrek die in een jaar niet gerealiseerd kunnen worden, kunnen in de volgende negen kalenderjaren alsnog in aanmerking worden genomen.

Onderdeel II (artikel 3.42a van de Wet inkomstenbelasting 2001)

Onderdeel II wijzigt artikel 3.42a Wet IB 2001. Deze wijziging regelt dat het bedrag van de milieu-investeringsaftrek dat in een jaar van de winst kan worden afgetrokken, wordt beperkt tot het bedrag van de winst uit de betreffende onderneming zoals de winst wordt vastgesteld zonder het gebruik van de milieu-investeringsaftrek. Bedragen aan milieu-investeringsaftrek die in een jaar niet gerealiseerd kunnen worden, kunnen in de volgende negen kalenderjaren alsnog in aanmerking worden genomen.

Onderdeel III (artikel 8 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969)

Onderdeel III wijzigt artikel 8, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Daardoor werken de voorgestelde aanpassingen in de artikelen 3.42 en 3.42a Wet IB 2001 niet door naar de vennootschapsbelasting. De vennootschapsbelasting wordt geheven naar het belastbare bedrag en maakt geen onderscheid tussen inkomenscategorieën zoals in box 1 van de inkomstenbelasting wel het geval is (daarbinnen vallen onder andere belastbare winst uit onderneming, belastbaar loon en de belastbare inkomsten uit eigen woning).


Maatoug

Stultiens

Grinwis

Dijk

Dassen

Vijlbrief


  1. Vervanging i.v.m. een wijziging in de ondertekening.↩︎