Pakket Belastingplan 2025 + wijziging van de Wet op de huurtoeslag (Wet vereenvoudiging van de huurtoeslag (36311)) plenaire behandeling in 1 termijn (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2024D44279, datum: 2024-11-14, bijgewerkt: 2024-11-15 09:00, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2024-11-14 10:15: Pakket Belastingplan 2025 + wijziging van de Wet op de huurtoeslag (Wet vereenvoudiging van de huurtoeslag (36311)) plenaire behandeling in 1 termijn (Plenair debat (wetgeving)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Pakket Belastingplan 2025 en Wet vereenvoudiging van de huurtoeslag
Pakket Belastingplan 2025 en Wet vereenvoudiging van de
huurtoeslag
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025) (36602);
het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2025) (36603);
het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten die betrekking hebben op de BES-eilanden (Belastingplan BES-eilanden 2025) (36604);
het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2025) (36605);
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning in 2025 (36606);
het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene nabestaandenwet en de Participatiewet in verband met het in 2025, 2026 en 2027 niet afbouwen van de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon (36607);
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet verlaging eigen bijdrage huurtoeslag, de Wet op de huurtoeslag en enkele andere wetten ter verbetering van de koopkracht en vereenvoudiging van de regeling (36608);
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet minimumbelasting 2024 in verband met een aantal technische wijzigingen (Wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024) (36609);
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Successiewet 1956 en enkele andere wetten in verband met aanpassingen in een aantal fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten (Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025) (36610);
het wetsvoorstel Wijziging van enkele wetten ter uitvoering van de beëindiging van de salderingsregeling voor elektriciteit en enkele technische wijzigingen (36611);
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de huurtoeslag (vereenvoudiging van de huurtoeslag) (36311).
(Zie vergadering van 12 november 2024.)
De voorzitter:
Vandaag gaan we verder met de behandeling van het Pakket Belastingplan
2025, inclusief de Wijziging van de Wet op de huurtoeslag. We hebben de
plenaire termijn — er is maar één termijn — van de zijde van de Kamer
gehad. We zijn toe aan de reactie van de zijde van het kabinet. Het
kabinet wil graag de volgende volgorde hanteren. We starten met de
minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, dan komt de minister van
Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en daarna de minister van
Financiën, die ook de rol vervult van staatssecretaris van Financiën en
alle overige vragen gaat beantwoorden. Het idee is wel dat de eerste
twee ministers het debat gaan verlaten nadat beiden hebben gesproken, in
verband met allerlei andere verplichtingen. De minister van Financiën
kan het debat dan verder voltooien.
Mevrouw Maatoug?
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Door het plenaire schema gaan we natuurlijk vandaag verder. We hebben
vandaag ook de stemmingen staan. Volgens mij is het, gezien de lange
stemmingslijst en hetgeen we tot nu toe met elkaar hebben besproken,
goed om aan het einde van de termijn van het kabinet voldoende tijd met
elkaar te hebben om de stemmingen goed voor te bereiden en de
amendementen en de stemmingslijst rustig langs te kunnen lopen in de
fracties.
De voorzitter:
Ja. Vooralsnog staat de stemming gepland rond 18.30 uur. Als daar iets
anders mee moet gebeuren, dan kunnen we dat natuurlijk in de loop van de
dag bespreken. Maar dat gaan we later zien. Ik stel voor dat we nu
beginnen door het woord te geven aan de drie bewindslieden. Die heet ik
trouwens van harte welkom. Dat geldt ook voor de leden en voor de mensen
die dit debat hier of op afstand volgen.
De algemene beraadslaging wordt hervat.
De voorzitter:
Als eerste is dus het woord aan de minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid. Gaat uw gang.
Minister Van Hijum:
Dank u wel, voorzitter. Goedemorgen, om te beginnen. Dank voor de
gelegenheid een aantal vragen die aan mij zijn gesteld, te beantwoorden.
Even voor de goede orde, ik sta hier natuurlijk vanuit mijn rol bij en
verantwoordelijkheid voor het inkomensbeleid. Ik sta hier specifiek om
twee wetsvoorstellen die uit de besluitvorming over koopkracht zijn
voortgekomen, te verdedigen, namelijk de voorstellen over het
kindgebonden budget en het bevriezen van de afbouw van de algemene
heffingskorting. De minister van VRO is er voor de specifieke vragen
over de wetsvoorstellen op het gebied van de huurtoeslag.
Misschien één korte opmerking vooraf, over iets waar we tijdens het
wetgevingsoverleg overigens ook al bij hebben stilgestaan: voor het
kabinet is het bieden en vergroten van de bestaanszekerheid een
belangrijk speerpunt. Het inkomensbeleid zelf is daar een onderdeel van.
Daar hebben we het vandaag in het bijzonder over, want — een aantal van
u heeft daar ook naar verwezen — er is inderdaad onzekerheid over de
vraag of het nog loont om te werken en om vanuit een uitkering de stap
naar werk te maken.
Er gaan ook onzekerheden gepaard met de systematiek van toeslagen in het
bijzonder. In het huidige stelsel kunnen we die vraag dus niet meer
altijd positief beantwoorden. Daarom is dat ook het zekere voornemen van
het kabinet. Mevrouw Van Dijk vroeg al of ik dat nogmaals kon
bevestigen. Zij dacht dat ik dat zou benadrukken. En ja, we willen
inderdaad, met de Kamer, serieus werk maken van de hervorming van dat
stelsel. De brief om de routekaart daarnaartoe nadrukkelijker of
expliciet te schetsen, is ook naar u onderweg.
Maar dat betekent niet dat we geen zaken op korte termijn kunnen en
moeten doen. Ook op korte termijn wil het kabinet dat mensen meer te
besteden krijgen. We hebben dat nadrukkelijk een plek proberen te geven
in de wetsvoorstellen die we vandaag bespreken. Dan gaat het over
lastenverlichting en de gerichte aanpak van armoede. Dat doen we onder
andere door het intensiveren van het kindgebonden budget en het verhogen
van de huurtoeslag in een aantal fasen. Naar ons oordeel ligt er daarmee
een evenwichtig pakket waarmee de koopkrachtontwikkeling van
verschillende groepen in balans is: werkenden, gepensioneerden en
uitkeringsgerechtigden. Dat geldt niet alleen voor 2025, maar ook voor
de jaren daarna.
Voorzitter. Er is een beperkt aantal vragen aan mij gesteld. Die vragen
zal ik nu beantwoorden. Ik begin met een vraag van mevrouw Van Dijk. Zij
vroeg of het kabinet ingaat op de problematiek rond werkende armen, ook
in de agenda voor werkenden. Dat zullen wij inderdaad doen. De brief
daarover is in de maak. Die zal u nog voor de begrotingsbehandeling
bereiken. Ik benadruk daarbij dat het niet alleen een plek zal krijgen
in die brief, maar dat het nadrukkelijk ook een aandachtspunt zal zijn
bij de hervorming van het inkomensbeleid, waar ik het eerder ook over
had. Denk daarbij ook aan het terugdringen van het niet gebruiken van de
regelingen en voorzieningen die het sociaal minimum waarborgen. Deze
categorie mensen moet daar nadrukkelijk een beroep op kunnen doen en
moet daartoe makkelijker toegang kunnen krijgen.
De tweede vraag die aan mij is gesteld, is van mevrouw Maatoug: "Hoeveel
mensen gaan er nou eigenlijk op achteruit door de verlaging van de
algemene heffingskorting en de huurtoeslag? En wat vindt het kabinet van
de samenloop en de effecten daarvan?" Dat is lastig in aantallen uit te
drukken. We hebben de vraag zo concreet mogelijk geprobeerd te
beantwoorden. Of iemand erop achteruitgaat door verlaging van de
algemene heffingskorting en de huurtoeslag, hangt in de eerste plaats af
van de persoonlijke situatie. Denk aan het hebben van een partner, het
inkomen en de hoogte van de huur. In de statische koopkrachtramingen
voor 2025 en 2026 — dat zijn beperkte uitgangspunten, maar we moeten het
ermee doen — wordt met de interacties tussen de maatregelen rekening
gehouden en wordt een beeld geschetst van de doorsnee-effecten van alle
inkomensmaatregelen. In die ramingen kunt u per inkomenscategorie niet
alleen zien wat de te verwachten koopkrachtontwikkeling is, gemiddeld
genomen berekend, maar ook wat de marges zijn die daarbij verwacht
worden. Er zijn mensen die nadeel ondervinden en er zijn mensen die
voordeel ondervinden. Sommige maatregelen zorgen voor een min en andere
voor een plus. Al met al laat het koopkrachtbeeld voor 2025 en 2026 zien
dat er sprake is van een koopkrachtvooruitgang van 0,7% in 2025 en 0,8%
in 2026. Bij de huishoudens die er in 2025 op achteruitgaan, is de
inkomensachteruitgang over het algemeen niet groter dan 1%. In totaal
gaan in 2025 naar verwachting acht op de tien mensen, 80% van de
huishoudens, erop vooruit. Daar ben ik uiteraard blij mee, ook gelet op
de evenwichtigheid die we daarmee in het koopkrachtbeeld hebben weten te
bereiken.
Voorzitter. Dat zijn de antwoorden op de vragen die aan mij zijn
gesteld.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
In de beantwoording gaf de minister schriftelijk aan dat mensen die 32
uur per week werken voor een minimumloon er niet op vooruitgaan. Volgens
de laatste gegevens geldt dat voor 60% van alle mensen die op
minimumloonniveau werken, want precies doordat de flexibilisering zo is
toegenomen, kan men niet meer uren werken. Als ik dat dan moet rijmen
met het antwoord dat ik van deze minister krijg, dan is het toch gewoon
zo dat de meeste mensen die keihard werken, die werkende armen waarover
we met z'n allen zo'n grote mond hebben, er gewoon niet op vooruitgaan,
door die verlaging van de algemene heffingskorting?
Minister Van Hijum:
Mevrouw Maatoug doet nu weer wat ze ook tijdens het commissiedebat deed,
namelijk de gevolgen van één maatregel projecteren op een bepaalde
groep. Maar het hangt nogal af van de omstandigheden van de groep of de
betreffende huishoudens er wel of niet op vooruitgaan. Zij kunnen
namelijk ook heel goed profiteren van de maatregelen voor de
huurtoeslag. Zij kunnen heel goed profiteren van de maatregelen voor het
kindgebonden budget. Zij kunnen van tal van koopkrachtondersteunende
maatregelen profiteren. Dat geldt ook voor de energiebelasting, om maar
wat te noemen. We kunnen het dus wel iedere keer over de afzonderlijke
effecten van maatregelen hebben, maar wij hebben wel geprobeerd om, met
de beperkte budgettaire ruimte die we hadden — daar ben ik ook
voortdurend eerlijk over geweest — juist de lagere inkomens en de
middeninkomens nadrukkelijk te ondersteunen en echt iets te laten merken
van koopkrachtverbetering. Misschien noem ik nog één ding daarover: die
3,9 miljard. Mevrouw Maatoug heeft het namelijk ook gehad over de
beleidsmatige lastenontwikkeling. Die leidt er ook merkbaar en zichtbaar
toe dat die lasten in 2025 ook daadwerkelijk dalen.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Ik zou graag aan de minister willen vragen hoeveel mensen die werken op
basis van een minimumloon onder die 33 uur zitten. Weet de minister
dat?
Minister Van Hijum:
Ik heb niet zo veel zin in een overhoring. Als u dat aantal weet, mag u
het ook noemen. Het feitelijke aantal weet ik niet.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Het was helemaal geen overhoring, want ik noemde het net in mijn eerste
vraag. Daarom ga ik hierop door. Want het antwoord dat ik consequent
krijg, is: ik heb een totaalplaat. Het antwoord op de hele goede vraag
van collega Inge van Dijk van het CDA was net: wij vinden die werkende
armen een ontzettend groot probleem; daarom kom ik met een brief. Het
gaat om 60%. Dat zei ik net in mijn eerste vraag. Daarom ga ik hier zo
op door. Als je namelijk zegt dat werken moet lonen, dan zijn de mensen
die er niet op vooruitgaan de mensen die niet meer uren kunnen werken en
die in de winkelstraat werken. Die gaan er gewoon op achteruit. En dan
krijg ik van deze minister antwoorden over koopkrachtplaatjes, terwijl
hij in andere antwoorden zegt dat je die niet zo serieus moet nemen. Ik
zeg alleen maar het volgende: wat ik hier hoor, is dat de woorden en de
daden niet matchen. De werkende mensen, van wie dit kabinet wil dat ze
erop vooruitgaan, gaan er niet op vooruit.
Minister Van Hijum:
Ik maak daar echt bezwaar tegen. Ik vind het niet correct dat mevrouw
Maatoug iedere keer de discussie over de vraag of je er wel of niet op
vooruitgaat, koppelt aan één specifieke maatregel. Dan moet mevrouw
Maatoug ook eerlijk zijn en aangeven dat wij nadrukkelijk de lasten
verlichten voor werkenden door een extra schijf in het leven te roepen
en door tal van maatregelen te nemen; daarmee proberen we ook — collega
Keijzer zal daar hopelijk straks op ingaan — eindelijk een keer die
marginale druk af te bouwen. Ik heb eerlijk toegegeven dat dat voor het
kindgebonden budget niet lukt. Maar op de huurtoeslag maken we
daadwerkelijk een stap waardoor werken, en meer uren werken, meer gaat
lonen. We zijn niet klaar met die opdracht. Wat betreft het beperken van
de marginale druk en de vraag of je er daadwerkelijk op vooruitgaat als
je gaat werken vanuit een uitkering of als je meer uren gaat werken, zie
ik echt een grote opgave wat betreft de hervorming van de
inkomensondersteuning en de vormgeving van het toeslagen- en
belastingstelsel. Ik hoop ook echt dat we deze discussie serieus met
deze Kamer zullen gaan voeren.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Maatoug.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Ik kreeg een verwijt terug, dus dan vind ik het goed om daarop te
reageren. Als we dit goed willen doen in de afronding van deze
wetgeving, vind ik het heel belangrijk dat ik twee feitelijkheden, waar
ik al heel lang naar vraag, scherp krijg. De eerste voegde ik net toe en
betreft de vraag hoeveel mensen minder dan 33 uur werken voor het
minimumloon. Kan de minister die vraag beantwoorden? Dat mag ook zo
meteen tussendoor. De tweede is de vraag over de samenloop, die ik net
gesteld heb en die ik dinsdag al gesteld heb, en die ook niet beantwoord
is. Want u kunt niet, zeg ik via de voorzitter, in het ene antwoord
zeggen "iedereen gaat erop vooruit door de huurtoeslag" en dan geen
antwoord geven op de vraag over de samenloop van die twee dingen. Ik wil
namelijk heel scherp hebben hoeveel mensen erop achteruitgaan. Ik vraag
daar consequent naar. Ik krijg er geen antwoord op. Ik zie de effecten
op basis van de eigen beantwoording van deze minister, namelijk dat de
mensen die tot en met 33 uur werken er niet op vooruitgaan. Als de
minister dan deze grote woorden heeft, zeg ik dat hij dan maar moet
laten zien hoe groot die groep is en wil ik die feiten hebben voordat we
gaan stemmen. Het liefst wil ik die vraag ook hier mondeling beantwoord
zien.
Minister Van Hijum:
Ik heb geprobeerd die vraag zo scherp mogelijk te beantwoorden, met alle
respect. Mevrouw Maatoug vraagt naar de concrete samenloop van twee
beperkte maatregelen die niet in z'n totaliteit bepalen of een groep er
wel of niet op vooruitgaat. Je moet dan namelijk ook naar de feitelijke
omstandigheden van die huishoudens kijken. Dat gaat niet alleen om de
vraag of je wel of niet werkt, maar ook hoe je huishouden eruitziet, of
je in een huurhuis of koophuis woont, en of je kinderen hebt of niet.
Dat bepaalt of je er wel of niet op vooruitgaat en niet het enkele feit
of je werkt of meer gaat werken. Dat maakt het beantwoorden van die
vraag ingewikkeld. Ik loop nergens omheen in de beantwoording. Mevrouw
Maatoug blijft iedere keer vragen naar de gevolgen van specifieke
maatregelen, want bij de koopkracht heb je het over de optelsom en de
samenloop van dat totale pakket. Daarop proberen we met elkaar te
sturen. Daar proberen we evenwicht in te bereiken. Dat hebben we ook in
dit Belastingplan en in het totale pakket geprobeerd.
De voorzitter:
Dit wordt een herhaling van zetten, mevrouw Maatoug. Ja, een punt van
orde.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Ik deed een informatieverzoek. Ik kreeg weer geen antwoord. Dus ik wil
graag die twee punten ontvangen.
De voorzitter:
De minister heeft drie keer gezegd dat hij dat antwoord niet kan geven.
Dan kunt u nog een keer het informatieverzoek doen, maar daar gaat niets
uitkomen, mevrouw Maatoug.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, deze minister weet hoeveel mensen huurtoeslag krijgen. Deze
minister zegt tegen ons in zijn beantwoording … Ik stel een hele
duidelijke feitelijke vraag. Die vraag heb ik drie keer gesteld. Ik zou
daar graag een cijfermatig antwoord op willen. Dat is een
informatieverzoek en daar heb ik als Kamerlid recht op.
De voorzitter:
Ja, maar als die informatie er niet is en de minister dat drie keer
heeft gezegd, is het antwoord vrij duidelijk. Heeft de minister nog een
antwoord?
Minister Van Hijum:
Nogmaals, ik probeer de vragen die mevrouw Maatoug heeft zo concreet
mogelijk te beantwoorden. Ik heb ook aangegeven waarom die specifieke
vraag lastig te beantwoorden is en hoe wij als kabinet dat evenwicht
proberen te bewerkstelligen. Ik zie dus niet in wat meer cijfermatige
informatie hieraan kan toevoegen.
De heer Aartsen (VVD):
Ik wil best "artikel 68" roepen in deze microfoon, maar ik weet niet of
dat helpt bij deze discussie.
Ik heb een andere vraag. De minister sprak over koopkracht en over de
agenda voor werkend Nederland. Daar ben ik erg benieuwd naar. Als we
naar de koopkrachtplaatjes gaan kijken, zien we dat de grootste en de
meeste minnen zitten bij zelfstandigen, zzp'ers, mensen met een
eenmanszaakje. Dat komt natuurlijk doordat we beleid hebben ingezet om
dat onaantrekkelijk te maken. Dat is beleid dat nog heel veel
zelfstandigen pijn doet. Ik ben benieuwd naar het volgende. De minister
schermt met de koopkrachtcijfers, met gemiddelden. Volgens mij zijn die
degelijk. Dat past ook bij het beleid dat we met elkaar voeren. Maar is
hij ook bereid om in die agenda voor werkend Nederland heel specifiek
zelfstandigen, zzp'ers, mee te nemen? Er is een hoop onrust bij die
groep. De koopkrachtplaatjes staan allemaal in de min. Over die groep
heeft de VVD echt zorgen. Gaat deze minister in de agenda voor werkend
Nederland die we gaan krijgen ook specifiek zelfstandigen en zzp'ers
meenemen?
Minister Van Hijum:
Het lijkt me verstandig om ook aan die groep expliciet aandacht te
besteden in de agenda voor werkend Nederland. Ik zeg erbij we dat ook
doen in de discussie die we gaan hebben over de inkomenshervorming, de
fiscale regeling en toeslagenregeling, omdat ook deze groep — dat is ook
een link naar de problematiek van werkende armen — daarin natuurlijk in
zekere mate vertegenwoordigd is. Dus ja, we zullen daaraan zeker ook
aandacht besteden.
De heer Aartsen (VVD):
Ik ben blij dat we dat straks kunnen gaan lezen in die brief, want er
komen natuurlijk ook nog een hoop voorstellen van het kabinet aan ten
aanzien van zelfstandigen, zzp'ers, die hun koopkracht echt hard gaat
raken. Dus ik ben heel benieuwd of we zo meteen langjarige
koopkrachtcijfers kunnen vinden in de agenda voor werkend Nederland die
specifiek gericht zijn op zelfstandigen. Want nogmaals, dat is een grote
groep in Nederland en wij maken ons heel veel zorgen over wat daarmee
gebeurt. Ik zou het zonde vinden als we over twee weken gaan praten over
de agenda voor werkend Nederland en we de zzp'ers vergeten.
Minister Van Hijum:
Ik zal kijken wat we op dat punt kunnen doen. Ook voor zelfstandigen
geldt dat de koopkrachtontwikkeling afhangt van de persoonlijke
omstandigheden van de betreffende zelfstandige. Die hangt in de eerste
plaats niet af van het beroep of van de wijze waarop je je inkomen
verdient, maar eerder van de inkomenscategorie of het type huishouden
waartoe je behoort. Maar we zullen kijken of we iets kunnen zeggen over
de specifieke problemen waar zelfstandigen en ondernemers tegenaan
lopen.
De heer Dijk (SP):
We hebben hier in de afgelopen weken keer op keer debatten gevoerd over
alle losse maatregelen. Daar hebben we kritiek op geleverd. Ik zal dat
niet herhalen op ieder los punt, maar één ding is mij wel heel erg
opgevallen in alle debatten en in de cijfers van het Nibud.
Verschillende kabinetten hebben in de afgelopen jaren maatregeltjes hier
en daar genomen ten aanzien van de bestaanszekerheid, maar grosso modo
een derde van de bevolking, zoals zelfstandigen, werkende armen en
mensen uit de lagere inkomenscategorie, die volgens de SP gekort gaan
worden op de huurtoeslag, verkeert al heel lang in bestaansonzekerheid.
Vindt het kabinet echt dat daar een oplossing voor geboden wordt met
deze plannen?
Minister Van Hijum:
Ja, ik denk echt dat we in ieder geval een aanzet tot die oplossing
proberen te zoeken en dat we die ook vinden. Maar het is niet alleen een
kwestie van koopkracht. Het is óók een kwestie van koopkracht en van een
goede inkomensverdeling — daarom ga ik de discussie over werkende armen
en over welke maatregelen je daarvoor moet nemen niet uit de weg — maar
het is natuurlijk niet alleen dat. Het gaat ook om het perspectief op
een vast en zeker inkomen, om de sociale verzekeringen als het tegenzit
en om hoe je vanuit die regelingen weer aan het werk komt. Het gaat ook
om een agenda voor de aanpak van armoede en schulden en de problemen die
daarachter zitten. Je kunt niet zeggen dat het alleen maar een kwestie
is van inkomensbeleid. Ook op die andere terreinen hebben wij
nadrukkelijk een bestaanszekerheidsagenda.
De heer Dijk (SP):
Ik noemde niet voor niets het Nibud. Dat zegt van niet. Het blijft een
derde. Dus als het wél om het inkomen gaat, wat moet er volgens het
kabinet dan nog meer gebeuren om die een derde van de mensen te helpen?
Ik word altijd een beetje moe van de semantische discussie dat armoede
meer is dan alleen maar een kwestie van geld. Dat zeggen de mensen die
het armoedeprobleem niet willen oplossen heel vaak. Ook het Nibud heeft
het doorgerekend: een derde van de mensen blijft zitten in
inkomensonzekerheid. Dat verandert niet. Zegt het kabinet: "het Nibud
zit er faliekant naast"? Of zegt het kabinet: "dat klopt; het is niet
genoeg"? Maar dan moet het kabinet echt met betere plannen en ideeën
komen.
Minister Van Hijum:
Het baart me enigszins zorgen dat de heer Dijk dat een semantische
discussie vindt. Dat meen ik oprecht. Ik hoop dat ik hier een goede
discussie met de Kamer over kan voeren. Als we werk willen maken van de
bestaanszekerheid, dan zullen we het echt over meer moeten hebben dan
alleen over het inkomensbeleid. Daar ben ik zeer van overtuigd.
Tegelijkertijd is het borgen van de toegang tot het sociaal minimum een
belangrijk uitgangspunt. Daar doen we op heel veel manieren recht aan,
bijvoorbeeld door structurele maatregelen te nemen om de armoede stabiel
en laag te houden, maar ook door een begin te maken met de aanpak van de
problematiek van werkende armen. Dat doen we via proactieve
dienstverlening. Dat is geen klein punt. Het niet-gebruik van regelingen
in dit land is gigantisch. Dat heeft alles te maken met de complexiteit
van het stelsel van sociale zekerheid. We hebben zo veel toeslagen,
regelingen en ondersteuning dat heel veel mensen daar geen gebruik van
maken. Alleen al dat is een belangrijke oorzaak van de
bestaansonzekerheid. Als we dat met elkaar weten aan te pakken — en dat
gaan we concreet doen met een wetsvoorstel — waardoor mensen niet alleen
zicht krijgen op de aanvulling waar zij recht op hebben maar daar ook
bij geholpen worden, dan denk ik echt dat we serieuze stappen zetten. Ik
hoop dat u dat ook ziet.
De voorzitter:
Afrondend, meneer Dijk.
De heer Dijk (SP):
Voor alle duidelijkheid: bestaanszekerheid, of het bestrijden van
bestaansonzekerheid — laten we die term vooral gaan gebruiken — heeft
natuurlijk met vast werk te maken. Schaf al het flexwerk af. Daar is de
SP altijd voorstander van geweest. We hebben er altijd voor gewaarschuwd
dat het doorgeschoten is. Het is slecht voor het organiseren van
werknemers, slecht voor de zekerheid van mensen en waardeloos als het
gaat om het aanvragen van toeslagen.
Als het gaat over toeslagen: de SP is altijd voorstander geweest van een
inkomensafhankelijke zorgpremie. Dan kun je alle toeslagen helemaal
afschaffen. Stop ook met het constant verhogen van de huren, met recent
de hoogste huurverhoging van de afgelopen 30 jaar, waardoor je moet
compenseren met nóg meer toeslagen. Sorry, maar dat is wat dit kabinet
doet. Dat zorgt niet voor bestaanszekerheid; dat zorgt voor nog meer
bestaansonzekerheid, juist bij mensen die geen toeslagen durven aan te
vragen. Mijn vraag blijft staan. Als het Nibud berekent dat een derde
van de mensen in bestaansonzekerheid blijft, dan doet dit kabinet dus te
weinig voor die groep. Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat het meer
gaat doen?
Minister Van Hijum:
Ik heb geprobeerd daar een zo concreet mogelijk antwoord op te geven.
Als de heer Dijk dat niet genoeg vindt, dan verschillen wij politiek van
mening. Ik denk dat wij met ons inkomensbeleid op een gebalanceerde
manier, juist ook voor deze groep, een aantal hele specifieke en
gerichte maatregelen nemen. Ik heb het nog niet eens gehad over alles
wat we doen voor mensen die in de knel zitten of over de specifieke
maatregelen om terugvorderingsellende terug te dringen. Er zijn allerlei
specifieke maatregelen die we ook op dat punt treffen. Ik denk dat dit
kabinet een zeer serieuze, betekenisvolle bestaanszekerheidsagenda
heeft.
De voorzitter:
Ik dank de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik geef het
woord aan de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.
Minister Keijzer:
Dank u wel, voorzitter. Ik heb nog een aantal vragen gehad. Eén daarvan
— dat is niet zozeer een vraag als wel een opmerking — kwam van de heer
Dijk en ging erover dat 20% van alle huurders erop achteruitgaat. Het
is, denk ik, wel goed om te zeggen dat het niet gaat om 20% van alle
huurders, maar om 20% van de huurtoeslagontvangers. Dat ten
eerste.
Mevrouw Van Dijk van de fractie van het CDA vroeg aan mij om een
overzicht te geven van de stapeling van fiscale maatregelen en de
effecten daarvan. Ze zei daarbij: het hoeft niet vandaag of morgen. Het
is inmiddels overmorgen, maar het is goed om te memoreren dat dit
ongeveer een jaar geleden naar de Kamer is gestuurd. Dat onderzoek is
dus al gedaan. Ik zie mevrouw Van Dijk knikken, dus dat onderzoek heeft
haar inmiddels vast bereikt. Als dat niet zo is, hebben we gewoon even
contact en dan zal ik zorgen dat het bij haar komt.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Er is inderdaad contact geweest. Er werd ook verwezen naar het onderzoek
rondom de Wet betaalbare huur. Misschien is het verstandig om na dat
onderzoek nog een keer de balans op te maken, inclusief alle fiscale
maatregelen, en dan een nieuwe stapelingsbrief te maken. Dan krijgen we
misschien beter integraal inzicht in wat het een voor het ander betekent
en wat de gevolgen zijn voor particuliere verhuurders.
Minister Keijzer:
Eind januari verwacht ik de cijfers van het Kadaster over het uitponden
in het laatste kwartaal van 2024. Het lijkt me verstandig om dat dan te
doen. Als ik die cijfers ontvangen heb, ga ik die tegen het licht
houden. Ik zal in de reactie aan de Kamer ook meenemen hoe het zit met
de fiscaliteit, want dan hebben we ook een beeld van wat er in het kader
van het Belastingplan allemaal nog gebeurt.
De heer Dijk (SP):
Minister Keijzer zegt net: 20% van alle huurtoeslagontvangers gaat er
tot wel €40 op achteruit. Dat gaf ik ook aan in mijn eigen bijdrage.
Klopt het dat zij dat op die manier zegt?
Minister Keijzer:
Ja. Het gaat om 20% van de 1,5 miljoen huurtoeslagontvangers. Daarvan
gaat maar een heel klein deel, dus 2.500 huurtoeslagontvangers, er meer
dan €30 in de maand op achteruit. Dus dat is een heel klein aantal. Feit
is dat dat zo is. Daar wind ik geen doekjes om. Tegelijkertijd is dat
een discussie die we veel breder moeten voeren, want in de
wetsvoorstellen die ik naar de Kamer heb gestuurd, brengen we een
gigantische vereenvoudiging aan en verlagen we de marginale druk. Dat is
precies ook het debat dat u net gehad heeft met mijn collega, de
minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Je moet het niet alleen
op een klein onderdeel bekijken, maar je moet naar het totale
inkomensbeleid kijken. Het feit is dat heel veel mensen in de
lagere-inkomensgroepen de verschillende maatregelen niet nemen.
Uiteindelijk moeten we toe naar een systeem waar meer werken meer gaat
lonen. De beste manier om uit de armoede te komen, is door meer te gaan
werken. Om allerlei redenen gebeurt dat nu niet. Dat is wel waar we
uiteindelijk in deze samenleving naartoe moeten.
De heer Dijk (SP):
Dit is echt dingen omdraaien. Dit is écht dingen omdraaien. Dus je gaat
eerst een maatregel nemen waardoor een op de vijf mensen die huurtoeslag
ontvangt, erop achteruitgaat, tot wel €40, en dan ga je nu hier zeggen:
de beste manier om uit de armoede te komen is door te gaan werken.
Zullen we dat omdraaien? Zullen we ervoor zorgen dat eerst zo veel
mogelijk mensen aan het werk kunnen? Dan klopt het inderdaad. Dan heb je
geen huurtoeslag meer nodig.
Minister Keijzer:
Er zijn meer vacatures dan werklozen. Met de beste bedoelingen hebben
wij een systeem gebouwd dat niet meer te doorgronden is voor de mensen
waarvoor het gebouwd is. Mensen maken er geen gebruik van. Als ze het al
kunnen vinden, maken mensen er geen gebruik van omdat ze bang zijn om
uiteindelijk in een situatie terecht te komen waarin ze het terug moeten
betalen. Kijk, je kunt het omdraaien. Wat ik altijd buitengewoon
waardeer aan de heer Dijk van de fractie van de SP is hoe hij staat voor
mensen met kleine inkomens. Maar inmiddels is het systeem zoals we dat
gebouwd hebben, vijandig naar die groep toe geworden. We moeten
vereenvoudigen. We moeten vereenvoudigen. We moeten zorgen dat meer
werken gaat lonen. Dit voorstel doet dat. Maar als je dan elke keer weer
de kleinste groep die nadeel ondervindt van die wijzigingen wil
compenseren, doe je iets wat je juist niet wil, namelijk het systeem
weer ingewikkelder maken. Dan resteren er uiteindelijk twee opties voor
die 2.500 van die 1,5 miljoen mensen die huurtoeslag ontvangen en er
meer dan €30 op achteruitgaan. De eerste optie is: meer gaan werken. Dat
is de beste manier om uit armoede te komen. Dan is er nog altijd een
kleine groep die niet meer kán werken, omdat ze bijvoorbeeld een
handicap hebben of boven de pensioengerechtigde leeftijd zitten. Voor
die kleine groep van 2.500 mensen hebben we vervolgens in dit land
bijzondere bijstand georganiseerd, waarbij er in dit land meer dan 300
gemeenten zijn die zeer bereid zijn om deze mensen te helpen.
De voorzitter:
Afrondend, de heer Dijk.
De heer Dijk (SP):
Dit kabinet doet echt een aantal dingen die je echt niet anders kan
bestempelen dan als "rijk rechts". Het is rijk-rechtse pietpraat, echt
waar. Je wordt er doodmoe van als je er lang naar luistert. Maar dat
gaan we nog heel vaak doen, zeg ik er gelijk bij. Ik zit namelijk
boordevol energie om deze plannen aan te passen en om ook de aanval op
het kabinet te richten, dat hierbij namelijk gewoon een aanval doet op
huurders. U zegt heel bewust: meer dan €30. Er zijn dus ook heel veel
mensen die er iets minder dan €30 op achteruitgaan, een op de vijf
huurders die huurtoeslag ontvangen. U zegt dat we regelingen gaan
versimpelen. Mensen moeten vervolgens zelf naar de bijzondere bijstand
om nog iets aan te vragen.
De voorzitter:
De minister zegt.
De heer Dijk (SP):
De minister zegt: wij willen het versimpelen. Weet je wat veel simpeler
zou zijn? Maar dat doet dit kabinet dus niet. Er wordt niet één euro
gevraagd van de meest vermogenden en een op de vijf huurders die
huurtoeslag ontvangen, mag dat gaan betalen.
Minister Keijzer:
Dit is altijd de ontwijkingsroute van de SP, namelijk beginnen over
bedrijven die wel meer winstbelasting en vermogensbelasting zouden mogen
betalen. Maar in dit land hebben we de grote bedrijven nodig, en de
kleinere trouwens ook. Dat zijn onze werkgevers. Dat zijn degene die
voor eigen rekening en met eigen risico een onderneming voeren en die
mensen in dienst willen nemen, om ervoor te zorgen dat mensen kunnen
gaan werken.
De kwalificatie van de heer Dijk raakt mij. Hier staat een dochter van
een vader en een moeder die alleen lagere school hadden, maar ook iemand
die uit een gezin komt waar men op een gegeven moment, als er aan het
eind van de maand geen geld over was of er een min verscheen, met elkaar
in gesprek ging over hoe ze meer konden gaan werken om zichzelf uit de
armoede te werken. Dat is misschien ouderwets en dat is misschien
rechts, maar dat is naar mijn stellige overtuiging wel dé manier om uit
de armoede te komen. Dan resteert er altijd een groep die dat niet kan.
Daar hebben we in dit land bijzondere bijstand voor.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Over precies die laatste woorden gaan mijn vragen in deze debatten, de
meerdere WGO's en nu ook het plenaire debat. Stel, je bent die werknemer
in de winkelstraat met dat oproepcontract voor 30 uur. Meer uren krijg
je niet. Je bent daarnaast mantelzorger. In de combinatie van
maatregelen, de algemene heffingskorting en de eerste schijf, ga je erop
achteruit. Als je geen kinderen hebt, krijg je geen kindgebonden budget.
Als je in een koophuisje zit, omdat je je hele leven hard gespaard en
goed gewerkt hebt, of als je in een middenhuurwoning zit, ga je er
gewoon op achteruit door de plannen van dit kabinet. Mijn vraag aan de
minister is: wat zegt dit kabinet tegen die mensen, die alles doen wat
dit kabinet vraagt? Ze werken keihard, ze houden de voetbalvereniging
overeind, ze zijn mantelzorger en ze zetten zich in. Ze willen meer uren
werken, maar ze krijgen het gewoon niet. Ze gaan er gewoon op achteruit.
En als ik daarnaar vraag, krijg ik cijfertjes en gemiddelde plaatjes. We
hebben het hier over mensen. Wat zegt deze minister tegen deze
mensen?
Minister Keijzer:
Dit heb ik al gehoord in het commissiedebat met mijn collega van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid, die volgens mevrouw Maatoug verwees naar die
plaatjes. Dat is correct. Dat is waar. Het beeld is uiteindelijk
positief voor alle categorieën, alles bij elkaar opgeteld. Dus nogmaals,
ik waardeer de emotie die hieronder zit bijzonder. Maar we hebben in dit
land met elkaar dit systeem gebouwd zoals we het gebouwd hebben. Moeten
daar wijzigingen in komen? Absoluut. Neem de hele discussie over de
zzp'ers en de oproepcontracten. Ik weet dat mijn collega van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid daar meerdere debatten over heeft met de Kamer.
Ik sta hier voor de huurtoeslag. Er is voor de eerste keer ook echt
sprake van een flinke vereenvoudiging van het systeem, die de marginale
druk ook doet afnemen. Dat is mijn verantwoordelijkheid. Daar sta ik
voor.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Ik constateer dat dit kabinet geen antwoord heeft. Ik stelde heel
concreet de vraag wat u tegen deze mensen zegt, minister. Dit kabinet
zegt tegen die mensen: u valt weg in het gemiddelde, dus we kijken niet
naar u en we laten u, de keihard werkende Nederlander, in de steek.
Minister Keijzer:
Dit soort interruptiedebatjes zijn leuk, hoor, maar de werkelijkheid is
gewoon een andere. We hebben met elkaar een systeem gebouwd dat
onnavolgbaar is voor de mensen voor wie het gebouwd is. Zij begrijpen
niet waar ze naartoe moeten om alle toeslagen en potjes te bereiken. Ze
durven ze ook niet te gebruiken, omdat ze bang zijn dat ze ze
uiteindelijk moeten terugbetalen. Daar werkt dit kabinet aan. We gaan
nog veel tegenover elkaar komen te staan, omdat er in de vereenvoudiging
van dit systeem zonder meer af en toe plussen en minnen zullen zijn.
Maar als we dat niet met elkaar aandurven, dan doen we alsof we deze
mensen helpen, maar is de praktijk gewoon een andere. Dat is hoe het
zit. Stel dat je, aan het end van alle discussies, niet tot je recht
komt in de verschillende systemen die we gebouwd hebben. We hebben in
dit land, met steun van de fractie van GroenLinks-PvdA, de Wet
maatschappelijke ondersteuning en de Participatiewet in het leven
geroepen. Aan het end van alles kan de gemeente heel specifiek maatwerk
verlenen voor de burger die door de systemen niet in een situatie
terecht kan komen waarin hij in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien.
Zo is het. Als mevrouw Maatoug dat niet wil, dan moet ze met voorstellen
komen om dat anders te organiseren. Maar dat gebeurt niet, omdat we in
de situatie zitten waarin we zitten. Die is dat we door de verdelende
rechtvaardigheid in onze systematiek iets gebouwd hebben waardoor mensen
door de bomen het bos niet meer zien.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Maatoug.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Die voorstellen hebben we. Daar gaan we vandaag over stemmen. We hebben
onder andere een voorstel om de heffingskorting, die hele gekke,
oneerlijke maatregel, terug te draaien. Voor mij zit hier een heel
belangrijk punt achter. Ik wil minister Keijzer een compliment geven:
zij is tenminste eerlijk. Deze minister zegt namelijk, zeg ik via u,
voorzitter, wél dat er mensen op achteruitgaan. Mijn punt is — dat blijf
ik herhalen, ook al word ik weggezet — dat dat de mensen zijn die
keihard werken en alles doen wat het kabinet zegt. Zij gaan erop
achteruit. Deze minister geeft dat tenminste toe. De minister van
Sociale Zaken duikt daarvoor. Maar het eerlijke antwoord is dat deze
mensen bestaan. Je kunt ervoor kiezen, maar ik vind het heel belangrijk
dat wij en het kabinet eerlijk zijn tegen die mensen. De minister van
Wonen is dat. De minister van Sociale Zaken is dat totaal niet.
Minister Keijzer:
Het kabinet spreekt met één mond, dus ik begrijp niet wat mevrouw
Maatoug hier doet. Ik zet haar niet weg. De emotie die zij heeft ten
aanzien van mensen die het niet rondkrijgen, deel ik namelijk. We weten
alleen allemaal dat je voor deze mensen uiteindelijk het vangnet hebt
van de bijzondere bijstand. Als je iets anders wilt, dus als je het
uiteindelijk in het fiscale systeem wilt oplossen, wat we de afgelopen
twintig jaar hebben gedaan, dan leidt dat tot de situatie waar we nu in
zitten. Mijn verantwoordelijkheid is de huurtoeslag. Ik sta ervoor om
daar waar ik dat kan te vereenvoudigen en iets te doen aan de marginale
druk, zodat meer werken meer gaat lonen. Dat heb ik gedaan met het
toesturen van deze voorstellen aan deze Kamer.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik ben het ermee eens dat de afbouw van de huurtoeslag wat geleidelijker
wordt. Dat is met het kindgebonden budget natuurlijk niet helemaal
gelukt, maar soit. Mijn vraag ziet op iets anders. Ik steun de
vereenvoudigingsinzet van het kabinet. Wat mij betreft leidt die tot het
afschaffen van toeslagen, maar bij de huurtoeslag is dat eigenlijk
vrijwel onmogelijk. Het zou heel ingewikkeld en heel duur worden als je
dat echt zou doen. Daarom moet je zoeken naar vereenvoudigingen in de
huurtoeslag. Dat heeft het kabinet gedaan. Er liggen nu twee
wetsvoorstellen. Ik hoop dat ze beide worden aangenomen. Mijn vraag aan
de minister is als volgt. Stel dat beide voorstellen op het gebied van
de huurtoeslag vandaag door deze Kamer worden aangenomen. Betekent dat
dan dat de verhoging uit het voorstel van het kabinet, dat uit de boezem
van deze coalitie komt, en de vereenvoudiging en uitbreiding van de
huurtoeslag naar mensen met een laag inkomen maar een dure huur, allebei
op 1 januari 2026 kunnen ingaan? Vindt er geen mismatch plaats qua
inwerkingtreding?
Minister Keijzer:
Volgens mij niet, maar er zit wel een benadering in voor 2025. De
daadwerkelijke vereenvoudiging van het systeem komt in 2026.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat betekent dus dat de vereenvoudiging van het voorstel dat er al lag
en de verhoging van de huurtoeslag, dus de verlaging van de eigen
bijdrage, op hetzelfde moment, per 1 januari 2026, van kracht worden,
zodat ze elkaar een beetje mitigeren.
Minister Keijzer:
Volgens mij wel. Ja, toch? Ja, dan zijn we het met elkaar eens. In 2025
is er wel een benadering, maar dat is anders geregeld dan in het
daadwerkelijke systeem zelf.
De voorzitter:
De minister vervolgt haar betoog.
Minister Keijzer:
Dank u wel, voorzitter. Dan heb ik nog een aantal moties en
amendementen. Ik heb hier de motie op stuk nr. 114 (36602) van Van
Oostenbruggen en mevrouw Welzijn. Daarin vragen zij aan mij om … Dit is
toch de motie over het huurregister? Ik kijk even.
De voorzitter:
De motie verzoekt de regering om, zodra de ontwikkelingen van het
bovengenoemde systeem bezien zijn, te onderzoeken of er budget is om de
doelgroep in plaats van het woningtype te voorzien van een toeslag.
Minister Keijzer:
Dit gaat volgens mij over het huurregister. Deze motie is, om in uw
nieuwe systematiek te spreken, ontijdig. We zijn namelijk bezig met het
maken van een huurregister. Dat is makkelijker gezegd en moeilijker
gedaan. Daar heb je echt wel een aantal jaren voor nodig. Het loopt ver,
ver, ver voor de troepen uit om mij nu al te vragen om te onderzoeken of
er budget is om de doelgroep in plaats van het woningtype te voorzien
van een toeslag. Daarom moet ik 'm ontraden.
Dan de motie op stuk nr. 117, van de heer Dijk. Dit is een ongedekt
verzoek voor compensatie. Daarom moet ik deze ontraden.
Dan de motie op stuk nr. 118, ook van de heer Dijk. Ook hier is geen
dekking voor. Daarom moet ik deze ontraden.
Dan heb ik nog een nieuw amendement. Dat is het amendement-Beckerman.
Daarin stelt zij voor om de eigen bijdrage in 2025 te verlagen met
€11,58. Dit kost 225 miljoen. Dit is het amendement op stuk nr. 9.
De voorzitter:
Ja, dit is het amendement op stuk nr. 9.
Minister Keijzer:
Dit is een ongedekt voorstel en daarom moet ik dat amendement ontraden.
Nou kan ik de hele lijst van amendementen langslopen, maar in de brief
van 11 november zit een bijlage waarin per amendement is aangegeven wat
wij de Kamer adviseren. Voorzitter, u mag het zeggen; moet ik ze
allemaal nalopen of vindt u het voldoende dat ik verwijs naar die
bijlage, al was het maar in verband met de tijd? U mag het zeggen. Ik
heb ze hier voor me liggen. Het amendement op stuk nr. 16 in de brief is
nu het amendement op stuk nr. 18. Dat is gewijzigd.
De voorzitter:
Voor mij hoeven ze niet per se allemaal genoemd te worden. Als de leden
deze oordelen al kennen, dan denk ik dat we die omwille van de tijd niet
allemaal weer hoeven te horen. Mevrouw Maatoug.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Er is één amendement-Van Eijk/Vermeer over de beleggers. Omdat ik daar
wat vragen over had, zou ik het voor de eigen appreciatie wel fijn
vinden als de minister die zou kunnen beantwoorden. Ik ga niet verzoeken
of ze de hele lijst kan doen. Ik heb het nummer er ook bij.
Minister Keijzer:
Dit is er volgens mij één die de minister van Financiën gaat doen, want
hij gaat over beleggers en daarmee over fiscaliteit. Welk nummer is het?
Heeft u het nummer misschien?
De voorzitter:
55, hoor ik.
Minister Keijzer:
Ja, volgens mij ligt dat bij de minister van Financiën.
De voorzitter:
Ja? Dit zit niet in de brief?
Minister Keijzer:
Dit zit niet in mijn brief.
De voorzitter:
Nee. De minister van Financiën komt daarop terug. Dank.
Minister Keijzer:
Oké, voorzitter. Dat was het. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Dan mogen beide bewindslieden op een door hen gekozen moment dit
debat verlaten, want ik ga nu het woord geven aan de minister van
Financiën.
Minister Keijzer:
Zeer veel dank voor de bereidheid van de Kamer daartoe.
De voorzitter:
En hartelijk dank. We gaan door met de minister van Financiën. Het woord
is aan hem.
Minister Heinen:
Dank u wel, voorzitter. Eindelijk kunnen we nu verder spreken over het
Belastingplan. Er zijn drie wetgevingsoverleggen en veel schriftelijke
rondes geweest. Er zijn veel feitelijke vragen gesteld. Daar zijn
antwoorden op gekomen. De dagen lopen een beetje door elkaar in mijn
hoofd, maar dinsdag was de plenaire afronding met de eerste termijn
Kamer. Nu hebben we eindelijk de afronding daarvan. Er is uitvoerig over
gesproken. Daar ben ik ook heel blij mee. Helaas schoof dit deel van het
debat door naar een wat later moment, maar dat gaf ons wel de
gelegenheid om nog de dialoog te voeren. We debatteren namelijk niet
alleen in deze Kamer; we hebben ook veelvuldig onderling contact achter
de schermen. Dat heeft ook plaatsgevonden. Dat was dan weer een
bijkomend voordeel.
Er zijn nog veel vragen gesteld. Ik wil die langs een aantal onderwerpen
beantwoorden. Ik begin met het lastenbeeld en de fiscale regelingen. Dan
de BOR. Dan de btw. Dan overige onderwerpen. Daarna wil ik doorgaan naar
de appreciatie van de amendementen. Er zijn er nu een stuk of 60
binnengekomen. Dan volgt de appreciatie van de moties. Dat zijn er een
stuk of 30. Dan wil ik graag nog een paar afrondende woorden wijden aan
het Belastingplan en het proces hieromtrent.
Voorzitter, u gaat over de orde van het debat, maar ik kan me
voorstellen dat we, als de blokjes zijn afgerond, heel even kort
bekijken of er nog nieuwe amendementen zijn binnengekomen. Ik weet dat
het loket ongeveer nu sluit, maar de stand van mijn appreciaties is van
gisteravond. Ik wil voorkomen dat er tijdens het debat nog nieuwe
amendementen of gewijzigde amendementen zijn die ik niet in mijn
appreciaties meeneem. Dus als u mij toestaat om dan even mijn
administratie op orde te brengen, dan vermoed ik dat dat heel snel
kan.
De voorzitter:
Het loket is nu gesloten, maar er zijn vanochtend nog een paar
wijzigingen op amendementen ingediend. Ik weet niet of die de minister
al hebben bereikt, maar er komen in ieder geval geen nieuwe meer
bij.
Minister Heinen:
Helder, voorzitter. Dan hebben we de administratie gedaan. Ik heb nog
één administratieve opmerking. De appreciatie gaat altijd in een vrij
hoog tempo omdat er veel stukken zijn binnengekomen en vrij vlot daarna
zijn er stemmingen. In de ambtenarenkamer wordt meegeschreven. Ik zeg de
Kamer toe dat ik alle appreciaties ook per brief aan u doe toekomen. Ik
ken het proces van het werk naar de fracties toe en het afstemmen over
stemmingslijsten. Dat is vaak ingewikkeld, dus dan heeft u de stukken
daarbij bij de hand. Mocht u dan een appreciatie missen, dan hebt u ze
dus ook op papier.
De voorzitter:
Dat is heel behulpzaam. Fijn.
Minister Heinen:
Akkoord. We beginnen bij het lastenbeeld en de fiscale regelingen. Daar
zijn veel vragen over gesteld. Ik loop de vragen gewoon af. Ik zal ze
niet uitgebreid inleiden. Ik zal straks bij het onderwerp btw wel een
algemene inleiding houden omdat daar veel over is gesproken en er ook
achter de schermen veel over is gesproken. Bij de andere onderwerpen ga
ik direct door naar de openstaande vragen, voorzitter.
Allereerst begin ik met een vraag die ik een mooie aftrap vind voor dit
debat. We begonnen daar ook het wetgevingsoverleg mee. Mevrouw Maatoug
en haar collega Stultiens vroegen waarom de lasten op arbeid stijgen. Om
dat zo te vragen vond ik een leuke figuur. Hier wreekt zich ook de
dramatiek van de tabellen. Ik kan cijfers natuurlijk op heel veel
manieren presenteren. Daar kun je ook altijd een andere conclusie uit
trekken. Zo kun je in een debat zeer langs elkaar heen praten. Dat kan
soms behulpzaam zijn in een politiek debat, maar het is zeker niet
behulpzaam voor wie het debat volgt, want diegenen zien door de cijfers
het totaal niet meer. Maar ik ga wel proberen dit punt zorgvuldig te
beantwoorden.
Mevrouw Maatoug stelde deze vraag in het licht van de beleidsmatige
lastenontwikkeling. Dat is namelijk wat hieraan ten grondslag ligt. Dat
is een indicator die kijkt naar hoe de lasten zich jaar op jaar
ontwikkelen, ook cumulatief. Het klopt dat daar een lastenstijging in
staat. Dat heb ik ook erkend in het WGO. Daarmee werd geprobeerd de
conclusie te trekken dat de lasten op arbeid stijgen. Ik heb geprobeerd
daar enigszins wat tegenover te stellen, namelijk dat het lastenbeeld
niet het enige is dat relevant is voor de portemonnee van mensen. We
kijken daarvoor naar het koopkrachtbeeld in zijn totaliteit. Dat laat
zich het beste vertalen naar een huishoudsituatie. Kijk bijvoorbeeld
naar uw eigen huishoudboekje. Stel dat de kosten van Eneco met €50
stijgen en je telefoonabonnement €10 duurder wordt. Dan stijgen je
lasten met €60. Je zou dan de conclusie kunnen trekken dat je €60 armer
wordt. Ik stel hiertegenover dat je dan ook moet kijken naar je
inkomenspositie. Als je inkomen er met €100 op vooruit gaat, dan ga je
er per saldo €40 op vooruit. Als we langs die lijn het debat voeren, dan
hebben we beiden gelijk. Ja, de lasten stijgen. Maar de inkomens stijgen
ook. Daar zit kabinetsbeleid achter. Per saldo ga je erop vooruit.
Mensen thuis kijken uiteindelijk aan het eind van de maand hoeveel er
nog in hun portemonnee zit en op hun spaarrekening staat. Ik denk dat
iedereen de situatie weleens heeft meegemaakt dat je aan het eind van de
maand toch nog een beetje spaargeld terugboekt naar je betaalrekening om
nog net even die laatste boodschappen te kunnen betalen. Dat is
uiteraard heel schrijnend. Maar op deze manier probeer ik het voor de
mensen die het debat volgen ook zo veel mogelijk te vertalen naar
begrijpelijke taal. Ik denk dat het goed is dat we in transparantie dit
debat voeren.
Als we het hebben over beleidsmatige lastenontwikkeling, dan klopt het
dat die lasten stijgen. Dat komt doordat daar ook heel veel elementen in
meewerken. Het grootste element zijn de zorgpremies. Die stijgen in het
lastenbeeld zelfs met 7,5 miljard euro. Dat is het gevolg van de
stijgende zorgkosten en de verlaging van het eigen risico. Dat zie je
dus terug in dat beleidsmatige lastenbeeld. Hier staat overigens wel een
lastenverlichting in de loonheffing van 4,4 miljard euro tegenover. Die
is in dit Belastingplan opgenomen. Als dit Belastingplan het niet haalt,
dan zou die verlichting van 4,4 miljard niet gerealiseerd worden,
terwijl het andere deel al in het basispad zit. Dat beleid is al door
voorgaande kabinetten ingezet. Er ontbreken vaak ook elementen in dat
beleidsmatige lastenbeeld, zoals toeslagen of de verlaging van het eigen
risico. Dit helpt mensen aan de keukentafel natuurlijk wel.
Op deze manier heb ik geprobeerd te schetsen hoe het beleidsmatige
lastenbeeld en de koopkracht zich tot elkaar verhouden. Ik hoop hiermee
ook mevrouw Maatoug van een antwoord te hebben voorzien.
De voorzitter:
Nog niet helemaal, want mevrouw Maatoug heeft een vraag.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Heel fijn. We hebben dezelfde feiten. De beleidsmatige
lastenontwikkeling stijgt. De minister legt dat hartstikke goed uit.
Dank daarvoor. Dan ga ik nu een koopkrachtvraag stellen. Hoe kan het nou
dat aan het begin van de zomer werkenden er meer op vooruitgingen — in
de eigen koopkrachtplaatjes van dit kabinet was dat 1,0% — dan na de
zomer en de besluitvorming? Wat is daar gebeurd?
Minister Heinen:
Ik ben blij dat mevrouw Maatoug die vraag stelt. We hebben die ook al
vaak beantwoord, maar het is goed om deze, nu de gelegenheid er is, weer
te beantwoorden. Niet iedereen volgt die debatten. Er is lang gesproken
over een hoofdlijnenakkoord. Dat is, denk ik, niemand ontgaan. In de
laatste weken van de totstandkoming van het hoofdlijnenakkoord is
uiteraard ook een financiële paragraaf gemaakt. Ik heb in het WGO ook
wat inzichten gegeven in hoe de dynamiek daarbij werkt. Eigenlijk is dan
je formatie rond. Dan hoort er ook een doorrekening te komen. Ik weet
dat de Kamer daar ook om vroeg. Volgens mij hebben mevrouw Maatoug — het
zou ook de heer Van der Lee kunnen zijn geweest, maar die doet niet mee
aan dit debat — en ik contact gehad over dat het doorgerekend moet
worden. Uiteraard was de coalitie bereid om dat door te rekenen. Ik
hecht zeer aan goede doorrekeningen. Als de formatie is afgerond, gaat
het CPB doorrekenen. Het zit al in het woord: het hoofdlijnenakkoord
gaat over hoofdlijnen. De lastenverlichting was dus nog niet ingevuld in
de formatie. Dat was aan het kabinet. Een voorbeeld. Er is 2 miljard
lastenverlichting voor werkenden, maar hoe je dat precies vormgeeft, met
arbeidskorting, schijflengtes en de hoogte van tarieven — u kent het
belastingstelsel ook — moest nog ingevuld worden. Het Centraal
Planbureau worstelde ook met die vraag en zei: hoe moeten we het nou
doorrekenen als we niet weten welke keuzes je onderling maakt? Ik denk
dat mevrouw Maatoug het rapport ook heeft gelezen, maar toch stelt ze
deze vraag: het Centraal Planbureau heeft placeholders neergezet.
"Placeholders" is een wat ambtelijke term, die betekent dat men aannames
heeft gedaan over hoe men denkt dat wij het gaan inzetten. Maar die
aannames waren niet de politieke afspraken.
Vervolgens is het kabinet aangetreden. Zoals ik al zei, kijk je dan
onder de motorkap naar wat je aantreft. Dat waren nogal wat
tegenvallers, echt miljarden. Ik had de begroting graag beter
aangetroffen dan die is achtergelaten. Wij zijn in de zomer bezig
geweest met de vertaling van het hoofdlijnenakkoord naar een begroting,
en ook naar het dekken van die tegenvallers. Een van die tegenvallers
was box 3, de spaarbelasting, als ik het helemaal simplificeer. In de
spaarbelasting zat een forse tegenvaller, die ook gedekt moest worden.
Je moet het doen met de middelen die je hebt, dus daar zijn keuzes in
gemaakt.
We hebben geprobeerd om daar tegelijkertijd twee elementen bij te
betrekken, enerzijds de dekking van de spaarbelasting en anderzijds een
evenwichtig koopkrachtbeeld. Je kunt als coalitie alle lastenverlichting
in het eerste jaar uitgeven. Ik denk dat ik dan als kritiek van de Kamer
krijg dat het een feestbegroting wordt. We hebben gezegd: nee, het
koopkrachtbeeld moet een evenwichtig plaatje over de periode heen zijn,
zodat we elk jaar weer een stap lastenverlichting kunnen geven. Dat zit
ook in dit Belastingplan. Daarmee spelen we ook wat ruimte vrij om de
spaarbelasting te kunnen dekken. Daardoor kom je onderaan de streep qua
lastenverlichting op hetzelfde uit. Vervolgens wordt dat weer
doorgerekend. Dat leidt dan tot andere koopkrachtplaatjes. Dat is een
heel lang verhaal, maar daarmee heb ik wel geschetst hoe het proces is
gegaan.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Mijn vraag ging niet over het verschil tussen het hoofdlijnenakkoord en
de MEV, maar over de concept-MEV en de MEV, dus iets verder in de tijd.
U was al minister, zeg ik via de voorzitter. Op dat moment was er al een
kabinet en was u al een tijdje aan de slag. Ik hoef deze minister echt
niet uit te leggen dat de actuele economische cijfers in de cMEV komen.
Toen gingen werkenden er meer op vooruit. Drie weekjes later, tijdens de
zomer, gingen ze erop achteruit. Hoe zit dat? Dat was de vraag,
voorzitter. Dit is dus nog de eerste vraag.
Minister Heinen:
Het zit volgens mij op hetzelfde punt. Ik zoek even naar de
publicatiedatum van de cMEV. Dit wordt een debat waarin we voor de
cijfers en de feiten soms echt een beroep moeten doen op ons geheugen.
Daar zit wel een verschil in. De vertaling naar de begroting zat daar
nog niet in. Als ik mij niet vergis, was de augustusbesluitvorming nog
niet afgerond toen de cMEV gepubliceerd werd. De keuzes die volgen uit
de augustusbesluitvorming, die voornamelijk gaat over het lastenbeeld,
zie je vervolgens terug in de MEV. Daarin zit inderdaad ook een
actualisatie van de economische cijfers. Die waren zelfs nog ietsje
gunstiger, maar dat had vooral effect op het saldo en niet op de
koopkracht.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Ik constateer dat het kabinet aan de slag ging, het hoofdlijnenakkoord
helemaal niet invulde en aan het begin van de zomer ook nog geen idee
had hoe dat in te vullen. Dan komt de vervolgvraag. Tijdens die zomer
werd er volop gepraat en lagen er alternatieven voor, bijvoorbeeld om de
algemene heffingskorting niet te verlagen, waardoor werkenden met een
inkomen tot en met €75.000 er meer op vooruit zouden gaan. Dat was tot
in de laatste dagen van augustus. Waarom is daar niet voor gekozen?
Minister Heinen:
Mevrouw Maatoug kent dat, denk ik, nog wel uit haar ambtelijke tijd. Zij
kent dat niet vanuit de tijd in de politiek, want zolang ik haar ken, is
mevrouw Maatoug vooral oppositie-Kamerlid. Maar mevrouw Maatoug weet dat
je in augustus aan de koopkrachtplaatjes werkt. Dat zijn die
verschrikkelijke tabellen en puntenwolken waarover u ook een
interruptiedebatje had met mijn collega's. Zoals de heer Vermeer zou
zeggen: dan bedrijven we politiek in een modelwerkelijkheid. Aan de
andere kant is het wel een mooie benadering van koopkracht in de
Nederlandse traditie om fijnmazig te proberen om iedereen te helpen. Dat
zijn hele ingewikkelde berekeningen, die altijd eind augustus
plaatsvinden op basis van de cMEV en de politieke besluitvorming. Dat
loopt altijd tot in de nacht, tot het laatste uur heeft geslagen. Er
liggen altijd verschillende tabellen en verschillende keuzes voor. Daar
vindt een politieke discussie over plaats. Die heeft u ook mee kunnen
krijgen. Die politieke discussie gaat langs klassieke lijnen. Hoeveel
gaat naar uitkeringsgerechtigden? Hoeveel gaat naar werkenden, naar
eenverdieners, tweeverdieners, mensen met kinderen, mensen zonder
kinderen? Dat zijn die koopkrachttabellen. Uiteindelijk is het een
uitkomst van een politiek proces en dat ligt hier nu voor.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Ik zal eindigen met een politieke vraag, want uiteindelijk staan we
daarvoor in deze democratie en in deze zaal. Het zal niet verrassen dat
GroenLinks-PvdA en het kabinet heel ver uit elkaar staan als het gaat om
de sociaal-economische agenda. Maar het volgende snap ik niet. De
minister zei terecht, met een hele goede uitleg over het basispad en de
beleidsmatige lastenontwikkeling, dat hij werkende mensen meer laat
betalen. Dat is al het geval in het belastingstelsel. Maar als er dan
tegenvallers komen, leg je die bijvoorbeeld bij box 3 weer neer bij
werkenden door op hun koopkracht in te teren. Dan vul je de taakstelling
voor fiscale regelingen, die je zelf bedacht had, ook in met een
placeholder die komt van werkenden. Je neemt op geen enkel punt een
moeilijke beslissing, maar aan het einde van de rit klop je jezelf wel
op de borst dat je er bent voor de werkende Nederlander. Politiek mag je
van mij alles vinden, maar als je het niet doet, roep het dan ook
niet.
Minister Heinen:
De werkenden gaan er met dit Belastingplan op vooruit. Als we het hebben
over feiten, kun je het hebben over de mate waarin ze erop vooruitgaan,
maar ze gaan erop vooruit en ik denk ook substantieel. We hebben het dan
over €300 tot €400 op jaarbasis. Dat is nogal wat. Mevrouw Maatoug
suggereert dat de compensatie van box 3, of eigenlijk de tegenvaller die
daar stond … De Hoge Raad heeft namelijk de uitspraak gedaan dat we te
veel belasting hebben geheven bij mensen die spaarbelasting hebben
betaald. Dat is spaargeld waar hard voor is gewerkt. De Hoge Raad heeft
gezegd: u heeft te veel belasting betaald. Dat moet je teruggeven. De
mensen die die belasting betalen, zeggen: "Ik heb daar heel hard voor
gewerkt. Ik heb daar al belasting over betaald, namelijk een
inkomstenbelasting. Ik zet het op mijn spaarrekening en dan moet ik er
nog een keer belasting over betalen." Als dat te veel is, moet je dat
terugdraaien. De suggestie dat deze compensatie, die een hele opgave is,
niet bij werkenden terechtkomt, is een foutieve. We kunnen het niet
precies zeggen. Het gaat hier namelijk echt om miljoenen en miljarden
euro's. Maar de suggestie dat dat allemaal mensen zijn die niet werken,
is niet correct.
We hebben gekeken waar dat ongeveer zit. In aantallen, dus in personen,
zit de meerderheid aan de laagste kant van de inkomensverdeling. Een
deel werkt niet, maar dat zijn mensen die wel hebben gewerkt; dat zijn
AOW'ers. Daar zit ook een groot deel. Je wil voorkomen dat het beeld
ontstaat dat dat niet-werkenden zijn. Nogmaals, dat zijn mensen die al
hun hele leven hard hebben gewerkt of op een andere manier hebben
bijgedragen aan de samenleving, uiteraard. In aantallen zie je dus dat
de compensatie van box 3 voornamelijk bij die groep terechtkomt. Een in
aantallen kleinere groep zit bij de hogere inkomens, maar qua omvang van
het bedrag is die groter. Zo is dat ongeveer verdeeld. Maar de suggestie
dat de compensatie van de spaarbelasting niet bij werkenden terechtkomt,
is fout.
Onderaan de streep blijft lastenverlichting lastenverlichting. Ook de
compensatie van box 3 is lastenverlichting. Het gaat om de keuze die je
maakt wat betreft hoe je het verdeelt. Je kan een euro maar één keer
uitgeven. We hebben geprobeerd een balans te zoeken tussen enerzijds net
financieel beleid, dus tegenvallers dekken en niet zomaar weg laten
lopen. Ik heb ook moties en amendementen op dat plan gezien die
suggereren: laat het in de staatsschuld lopen. Daar ben ik niet van. Dat
doen we echt te veel. Sterker nog, het tekort dat we nu hebben, vind ik
nog steeds te hoog. Breng het in ieder geval aan de goede kant van de
streep, onder de 3%, en probeer toe te werken naar 2% om uiteindelijk de
schuld houdbaar te houden op 60%. Maar ik vind het begrotingstekort nog
steeds te hoog. Ik ben dus niet van de suggesties om het maar in het
saldo te laten lopen.
Vervolgens kan je kijken of je het anders kan dekken. Dat raakt altijd
personen of ondernemers. Die rekening moet ergens heen. We hebben
geprobeerd of we het zo kunnen doen dat we én een evenwichtig
koopkrachtbeeld hebben, én werkenden erop vooruit laten gaan,
voornamelijk de middeninkomens, en het vestigingsklimaat verbeteren — en
dat tegen de achtergrond van een verbeterd beeld als het gaat om
armoede, waarbij we dan ook een dalende armoede zien. Dat is best een
prestatie. Ik sta mezelf hier niet op de borst te kloppen, maar we
hebben wel hard gewerkt om te proberen al die doelen bij elkaar te
brengen. Als je er economisch naar kijkt, is het op zich best knap dat
het lukt om al die doelen, die best tegenstrijdig zijn, met elkaar te
verenigen.
Dat is een vrij lang antwoord, maar hier is het ook lang over gegaan. Ik
zal proberen de volgende vraag wat korter te beantwoorden, met het oog
op de klok.
De voorzitter:
Graag. De minister vervolgt zijn betoog.
Minister Heinen:
Dank u wel. Mevrouw Van Dijk vroeg of we het fiscaal aantrekkelijker
kunnen maken om te werken na de AOW-leeftijd, om dat te stimuleren, en
of hier onderzoek naar gedaan kan worden. Die vraag snap ik heel goed,
ook in het licht van de vergrijzing waarvoor we staan. We hebben
natuurlijk iedereen nodig. Ik denk dat dat ook echt nog wel een debat
waard is. Dat gaat u nog voeren met de minister van SZW, maar ik ben
heel blij dat er vanuit de zijde van de Kamer ook al wordt nagedacht
over de vraag of we kunnen proberen mensen te stimuleren langer door te
werken, ook in het licht van het verhogen van de
arbeidsproductiviteit.
Ik heb in algemene zin een paar opmerkingen daarover. Het loont voor
AOW-gerechtigden natuurlijk al om te werken. Dat levert altijd meer op
dan alleen het pensioen. Ouderen krijgen ook arbeidskorting over hun
arbeidsinkomen. Die is wel lager voor mensen met een AOW-leeftijd; dat
klopt. Volgens mij wees mevrouw Van Dijk daar ook op. Dat komt doordat
mensen met de AOW-leeftijd lagere premies betalen. Ze betalen namelijk
geen AOW-premie. Uiteindelijk houden ze per saldo dus relatief meer over
aan hun inkomen. Het is natuurlijk weer heel ingewikkeld onder de
motorkap, maar zo werkt het op elkaar in.
We hebben het nog even nagekeken: het Centraal Planbureau heeft in 2020
onderzoek gedaan naar kansrijk arbeidsmarktbeleid. Dat heeft het zelfs
twee keer gedaan: Kansrijk arbeidsmarktbeleid 1 en 2. Ik heb ze zelf
veelvuldig op mijn nachtkastje gehad bij het opstellen van
verkiezingsprogramma's en het doorrekenen van verkiezingsprogramma's. Ik
raad iedereen aan daar nog naar te kijken. Daarin zijn ook veel fiscale
opties onderzocht gericht op het stimuleren van oudere werkenden.
"Oudere" vind ik altijd een beetje onaardig klinken. Laten we zeggen: op
hogere leeftijd. Het verwachte effect dat uit die CPB-doorrekening komt,
is echter beperkt. Je gaat dus vrij veel euro's uitgeven voor een
slechts beperkt effect. Dit zijn wel studies uit 2020. Ik kan mevrouw
Van Dijk zo ook interpreteren als "moet dat niet geactualiseerd worden?"
of "laten we onszelf niet ontslaan van de plicht om hierover te blijven
nadenken".
Ik denk dat we ook naar de vormgeving van bijvoorbeeld heffingskortingen
moeten kijken, naar hoe we die slimmer kunnen inzetten. U voert dat
debat nog met mijn staatssecretaris, als ik die straks weer heb, en met
de minister van SZW. Er is een Kamerbrief gestuurd met uitgangspunten
wat betreft hoe we het inkomensbeleid nou gaan inregelen. Ik denk dat
het goed is om dit daarbij te betrekken. Als mevrouw Van Dijk zegt die
kansrijkstudies van het CPB enigszins gedateerd te vinden en vraagt of
we die kunnen actualiseren, dan denk ik dat het goed is om dat bij de
minister van SZW en de staatssecretaris Financiën te leggen en te kijken
of we dat niet slimmer kunnen inregelen. Want nogmaals, de inzet en het
doel ondersteun ik van harte.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Actualisatie is goed, denk ik. Maar we moeten niet alleen sec kijken
naar de fiscale maatregelen; we moeten ook kijken hoe die zijn ingericht
en hoe we die belemmeren. Volgens mij was er net ook een
interruptiedebatje met de heer Vermeer over dat het vooral de
onzekerheid is: ik heb extra gewerkt en dan moet ik achteraf weer
afrekenen. Maar daar zullen we over twee weken het debat over
voeren.
Minister Heinen:
Misschien mag ik daar van mijn zijde iets over zeggen. Ik ben nu
alleenheerser op het ministerie van Financiën, dus ik mag van alles
vinden! Ik krijg er nu wel lol in, dus van mij mag die staatssecretaris
nog wel even op zich laten wachten! Het is volgens mij goed om daar,
zoals de heer Vermeer zou zeggen, de modellenwerkelijkheid bij te
betrekken. We proberen het dus fijnmazig in te regelen met
heffingskortingen. Economisch is daar ook veel voor te zeggen: het is
efficiënt en gericht en het komt goed uit de modellen. De vraag is wel —
dat zeg ik altijd — hoe het gesprek aan de keukentafel plaatsvindt. Het
is dan niet: schat, zal ik nog een dagje extra werken, omdat het
afbouwpunt van mijn heffingskorting dan verschuift met 1,2 procentpunt?
Ik denk niet dat die gesprekken zo gaan. Je zal dan naar meer algemene
en begrijpelijkere maatregelen moeten gaan. Die zijn vaak wel wat
duurder en wat denivellerender. Dat politieke debat moeten wij voeren.
Ik denk dat we er echt over moeten nadenken minder nivellerend beleid te
voeren. Dat voorkomt ook weer allerlei terugheffingen en voorlopige
aanslagen. Volgens mij wees mevrouw Van Dijk daar net ook op. Ik verheug
me dus op dat debat. Helaas kan ik er niet aan deelnemen, tenzij de
NSC-fractie toch weer wat verzint waardoor de opvolger vertraging
oploopt. Dan kan ik dat debat misschien ook doen, maar we gaan het zien.
Ik heb er alle vertrouwen in dat dat goedkomt.
De voorzitter:
De minister vervolgt zijn betoog.
Minister Heinen:
Dan de vraag van mevrouw Maatoug. Die heeft de zaal verlaten, maar ik ga
wel door, met het oog op de tijd. Mevrouw Maatoug — ze komt al aanlopen
— vraagt waarom mensen moeten betalen voor de compensatie van de
vermogenden in box 3. We hebben daar eigenlijk net uitgebreid over
gesproken: die rekening moet natuurlijk ergens heen. We hebben
geprobeerd dat met een evenwichtig koopkrachtpakket te doen. Het is
natuurlijk aan mevrouw Maatoug zelf hoe zij dat beoordeelt, maar ik denk
dat we dat op een nette manier hebben kunnen vormgeven.
Voorzitter. De heer Vijlbrief vroeg hoe ik kijk naar de ontwikkelingen
in de vermogensongelijkheid en hoe ik in dat licht — ik had het daar net
over met mevrouw Maatoug — de dekking van de spaarbelasting in box 3
zie. Ik denk dat het goed is om het debat van het wetgevingsoverleg te
hernemen, want ook daarin zaten we elkaar cijfers voor te houden. Daar
houden we natuurlijk van. Maar het is volgens mij ook goed om hier zo
veel mogelijk transparantie te tonen voor de mensen die het debat
volgen. Als het gaat over vermogensongelijkheid, wordt vaak het beeld
opgeroepen dat dit een afgrijselijk land is, waarin één iemand als
Dagobert Duck op een pot met geld zit en de rest allemaal arm is. Laat
ik daar een paar zaken tegenoverstellen. We zijn een heel welvarend
land. Daar kunnen we echt ongelofelijk trots op zijn. Daar wordt ook
ongelofelijk hard voor gewerkt. Nederland heeft de zaken ontzettend goed
voor elkaar op het gebied van zowel inkomensgelijkheid als
vermogensgelijkheid. We zijn wat inkomensverschillen betreft een van de
meest geëgaliseerde landen. We zijn zeer genivelleerd. Daar kunnen ook
goede redenen voor zijn, zoals een stabiele samenleving en brede
middenklasse. We moeten altijd wel oppassen dat we niet te ver
doorschieten. Zo herkent u, denk ik, ook vaak mijn inbrengen op dit
thema.
We scoren vrij goed op de ginicoëfficiënt, die vaak een indicator is van
inkomensongelijkheid. We zien ook dat die evenwichtig is over tijd.
Kijken we, specifiek op de vraag van de heer Vijlbrief, naar
vermogensongelijkheid, dan zien we dat die de afgelopen tien jaar gelijk
is gebleven en eigenlijk een dalende trend laat zien. De heer Vijlbrief
wees er in het WGO op dat hij een stijging ziet. Ik heb de cijfers er
even op nageslagen, omdat ik wil voorkomen dat we langs elkaar heen
praten. De stijging waar de heer Vijlbrief op wees, was volgens mij in
het jaar 2022 op 2023. De ginicoëfficiënt voor vermogensongelijkheid
ging daarbij van 0,719 naar 0,723. Dat zou je politiek inderdaad heel
groot kunnen maken, zo van: het is een schande dat het toeneemt. Maar
laten we het even in perspectief plaatsen — dat vind ik namelijk ook
onze rol — en uitzoomen naar wat er over de jaren heen gebeurt. Ik pak
dan de afgelopen tien jaar of iets breder, vanaf 2011. We zien eigenlijk
dat de vermogensongelijkheid in die periode een wat dalende trend laat
zien. Dat zet ik er dus tegenover.
Dan de vraag hoe ik in dat licht de dekking van box 3 zie. Ik wil
eigenlijk niet herhalen wat ik daarover tegen mevrouw Maatoug heb
gezegd. We hebben geprobeerd om dat evenwichtig te dekken. Dat is niet
alleen gevonden in de infasering van de koopkrachtenveloppe. We hebben
ook gekeken naar de werkgeverspremies en het terugdraaien van de
verlaging van het box 3-tarief. Dat is ook zo'n kleine 0,5 miljard, dat
gereserveerd stond vanuit het hoofdlijnenakkoord. Dat is daar ook in
gezet, ook vanuit de gedachte: laten we dat proberen binnen het domein
te vinden. Nogmaals, daarmee denk ik dat we een heel evenwichtig pakket
hebben neergelegd.
De heer Vijlbrief (D66):
Dank aan de minister. Ik waardeer dat hij op basis van cijfers en feiten
praat. Even terug naar de vermogensongelijkheid. De minister had het nu
over "in de tijd". Als het gaat om inkomensongelijkheid weten we dat
Nederland altijd heel goed scoort. In de ogen van D66 is het goed
scoren. Als je voor inkomensongelijkheid bent, scoren we niet goed, want
het is vrij gelijk. Maar als je naar vermogensgelijkheid kijkt, zie je
dat we ongeveer in de middenmoot zitten van de ontwikkelde landen. Zijn
de minister en ik het daar wel over eens?
Minister Heinen:
Ik heb de cijfers niet paraat, maar ik begrijp dat we niet de nummer
één-positie hebben en ook niet in het midden zitten. Volgens mij zitten
we, zoals de heer Vijlbrief zegt, aan de goede kant van het midden. We
zitten dus wel echt bij de kopgroep van landen waarvoor dit wel heel
evenwichtig is. Op welke plek we precies staan, weet ik niet. Als je
naar inkomensgelijkheid in Europa kijkt, staan we op plek vier, zeg ik
uit mijn hoofd. Maar nogmaals, ik heb deze cijfers niet paraat.
De heer Vijlbrief (D66):
De minister en ik zijn niet van dezelfde politieke partij. Wij hebben
dus een ander politiek oordeel daarover. Maar dan hebben we dit in ieder
geval een beetje helder met elkaar. Mijn partij vindt dat de cijfers van
de vermogensongelijkheid aanleiding zijn om daar wat aan te doen. Daar
kun je politiek anders over denken, maar dan hebben we in ieder geval de
cijfers correct.
Minister Heinen:
Als je kijkt naar het inkomensplaatje en de koopkracht — nogmaals, ook
dat zijn medianen, tabellen en een benadering van de werkelijkheid — zie
je dat er geprobeerd is om een evenwichtig beeld neer te zetten. Daarin
hebben we gestreefd naar een bierbuikje, zoals ik dat noem; ik probeer
het altijd een beetje menselijk te maken. Als je naar een evenwichtig
koopkrachtbeeld kijkt, kun je een rechte lijn doen, maar waar zit nou
het bultje? Misschien moet ik zeggen dat het meer een borstkas is. We
kijken vaak van laag naar hoog, dus het bultje zit aan de bovenkant, als
je jong bent. Het is dus eigenlijk een jongegodplaatje. Wat de heer
Vijlbrief zeker niet wil, is het bierbuikjemodel, waarbij de meerderheid
aan de onderkant zit. Het is een evenwichtig plaatje, maar vooral de
middeninkomens, de werkende middeninkomens, gaan er het meest op
vooruit. Dat geldt ook voor de lagere inkomens. Daarin moet natuurlijk
echt een stap gezet worden.
De heer Vijlbrief (D66):
Ter afsluiting van deze metafoor: ik was even bang dat de minister naar
mijn gestalte verwees. Maar nu hij het over borstkassen heeft gehad, ben
ik weer tevreden.
Minister Heinen:
We staan hier nu in pak, maar ik ben een jonge vader en ik werk veel te
hard. Ook dat kan dus nog verbeterd worden, los van de
koopkrachtplaatjes.
Voorzitter. Ik ga door met mevrouw Koekkoek, die ook aanwezig is. Die
had het in datzelfde licht ook over die vermogensongelijkheid. Die zei:
ik heb dat hoofdlijnenakkoord eens goed gelezen en het woord
vermogensongelijkheid wordt nergens genoemd. Zij vroeg mij om daarop te
reageren. Daarover kan ik kort zijn: dat klopt.
Voorzitter. Dan vroeg mevrouw Koekkoek naar een onderbouwing van de
eenmalige verhoogde schenkingsvrijstelling voor kinderen. Ze vroeg ook
waarom die eigenlijk plaatsvindt. Mevrouw Koekkoek vraagt mij ook een
beetje om in de geest te kruipen van de wetgever van destijds wat
betreft hoe dat is opgericht. Daar moet je altijd een beetje mee
oppassen. Wij zijn natuurlijk nieuwe politici; je weet nooit precies wat
de inzet was van de wetgever destijds. Maar in algemene zin hebben we
nagekeken wat nou eigenlijk de inzet was. De eenmalige verhoogde
schenkingsvrijstelling had tot doel om ervoor te zorgen dat ouders
kinderen een steuntje in de rug kunnen geven die worden geconfronteerd
met hogere kosten bij het zelfstandig worden. Denk aan een huwelijk, het
starten of overnemen van een bedrijf, de aankoop van een woning of de
kosten van het inrichten van de woning. Die eenmalige uitzondering in de
erf- en schenkbelasting is er om dat eenmalig te kunnen doen.
Ik zeg er gelijk bij dat niet alle gezinnen, alle kinderen en ouders, in
de geprivilegieerde positie zitten om dit te kunnen doen. Dat besef ik
ook. Ik besef ook dat je dan ontzettend hard moet knokken en dat je dan
baalt van het besef dat jij die start niet hebt. Dat besef is er. Er zit
ook een andere kant aan deze medaille. Dan bedoel ik ouders die zich
helemaal het schompes hebben gewerkt en hebben gespaard om hun kinderen
wat te kunnen geven als ze uit huis gaan. Dat willen we met deze fiscale
vormgeving, die al sinds jaar en dag in de wetgeving zit, mogelijk
maken. Als je je kinderen dat zetje wil meegeven, willen we dat dit wel
mogelijk is. Dat is de reden voor die eenmalige verhoging.
Mevrouw Koekkoek van Volt vroeg ook waarom het kabinet niet met een
verhoging van de erf- en schenkbelasting komt, juist om een belasting te
heffen op inkomen waarvoor — dit zijn de woorden van mevrouw Koekkoek —
niet gewerkt is. Het kabinet maakt gewoon een andere keuze. Dat is het
eerlijke verhaal. Dit kabinet gaat de erf- en schenkbelasting niet
verhogen. Ik wil wel met één opmerking iets tegenover de suggestie
plaatsen dat mensen niet gewerkt zouden hebben om aanspraak te kunnen
maken op die erf- en schenkbelasting. Mensen sparen, ook vaak voor hun
kinderen. Daar wordt ongelofelijk hard voor gewerkt. Ik denk dat heel
veel mensen dit een heel onrechtvaardige belasting vinden. Die mensen
zeggen: "Ik heb me mijn hele leven het schompes gewerkt. Ik heb het geld
netjes op mijn spaarrekening gezet. Ik wil dat graag aan mijn kinderen
nalaten." Dat is ook een manier om je kinderen dat zetje te geven in het
leven. En daar moet je dan weer belasting over betalen. Ik zou heel
graag iets tegenover de suggestie willen zetten dat dat allemaal geld is
dat maar zweeft en dat zomaar komt aanwaaien. Daar wil ik al die
zweetdruppels tegenover zetten op de voorhoofden van al die ouders die
daar ongelofelijk hard voor hebben gewerkt. Die hebben die centjes apart
gezet en wellicht een vakantie overgeslagen en dergelijke om een studie
van die kinderen te kunnen financieren. Wij kunnen niet in de hoofden
kruipen van die mensen thuis, maar ik zou wel echt willen voorkomen dat
we zeggen dat dat geld is waar niet voor is gewerkt.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Het punt is natuurlijk dat degene die het ontvangt er niet voor gewerkt
heeft. Natuurlijk is het mooi als je kunt sparen en als je je kinderen
een zetje wil geven. Maar er zit een zekere onlogica in de erf- en
schenkbelasting zoals we die nu hebben. Als je een brood koopt, heeft
die bakker belasting betaald. Maar de consument betaalt ook belasting;
degene die het ontvangt betaalt belasting. Die logica hanteren we niet
voor erf- en schenkbelasting. Dat is waar ik de minister op probeer te
wijzen. Daarom stel ik ook de vraag. Met deze regeling geven we welvaart
door aan een enkeling. Maar je kunt een regeling ook zo inrichten dat je
welvaart doorgeeft aan het geheel.
Minister Heinen:
Als ik voortborduur op de redenering van mevrouw Koekkoek, zou ik graag
op een inconsistentie willen wijzen. Over het geld dat gespaard is, is
namelijk ook belasting betaald. Iemand verdient namelijk een inkomen en
betaalt daar belasting over. Diegene zet dat dan op een spaarrekening.
Op die spaarrekening betaal je er ook belasting over, namelijk via de
box 3-heffing, de spaarbelasting. Dan geef je het aan je kinderen en
betaal je er óók weer belasting over. Die euro wordt dus ongelooflijk
vaak belast. In de analogie van mevrouw Koekkoek heb je vervolgens die
euro en daar ga je dan brood van kopen. Ik denk trouwens niet dat het zo
concreet wordt. Maar als je dan naar de bakker gaat, betaal je er weer
btw over. Die euro wordt dus ongelofelijk vaak belast. Dan kan je een
politiek debat voeren over de vraag hoe hoog je de belastingtarieven wil
hebben, maar dat is een politiek debat waarin wij andere keuzes maken.
Ik denk namelijk dat die al vrij hoog zijn. Maar om dan te zeggen dat er
geen belasting over wordt betaald … Ik denk dat als we even bij mensen
aan de keukentafel gaan zitten — ik ga deze uitdrukking veel gebruiken —
en vragen of ze vinden dat ze er geen belasting over betalen, die dan
fijntjes wijzen op de inkomstenbelasting, spaarbelasting, erf- en
schenkbelasting, en ook nog eens btw bij schenking. Mag het een keer
ophouden?
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Kort, voorzitter. Het gaat er niet om dat die euro belast wordt. De
minister gaf zelf net terecht aan dat niet iedereen dit kan; ook als je
heel hard werkt, lukt het je soms niet om dit door te kunnen geven aan
je kinderen. Het gaat erom dat we de maatschappelijke keuze maken om met
deze constructie de welvaart door te geven aan een generatie, maar
daarmee ook te zeggen: de een kan dat wel en de ander kan dat niet, en
dat is eigenlijk niet je eigen schuld, maar dat vinden we oké. Ik stel
dat we daar wel wat eerlijker in kunnen zijn. De erf- en schenkbelasting
is daar een goed voorbeeld van. Die zou je ook op een andere manier
kunnen inrichten, waardoor je de welvaart aan velen kan doorgeven.
Nogmaals, het gaat niet om die ene euro. Het gaat om de vraag wat we
doen met de manier waarop we het doorgeven aan de volgende
generatie.
Minister Heinen:
Met deze interruptie, dank daarvoor, verschuift de discussie eigenlijk
niet naar de vraag of het wel of niet belast wordt. Daarin hebben we
elkaar dan gevonden op de feiten. Dan wordt de vraag hoe we het feit dat
het wordt doorgegeven, taxeren. Dit is eigenlijk een ander type
discussie, namelijk over de visie op bezit. Als iemand geld heeft
vergaard door inkomen of door ondernemerschap, dus door gewoon mee te
doen in samenleving, en daar netjes belasting over betaalt, is dat wel
geld van die persoon zelf en kan die daar zelf wat mee doen. Dat kun je
uitgeven aan luxegoederen of andere zaken, maar je kunt ook zeggen: ik
wil het aan mijn kinderen schenken. Dat is iets wat in het gezin
besloten kan worden. Mevrouw Koekkoek suggereert eigenlijk dat het geld
van de gemeenschap is en dat dit verdeeld moet worden over de rest. Hier
botsen wel twee wereldbeelden. Ik kom echt uit een liberale traditie met
een recht op bezit. Je gaat zelf over de vraag aan wie je dat geld geeft
waarvoor je hard hebt gewerkt, dat op je spaarrekening staat en waarover
je belasting hebt betaald. Ik vind het heel mooi. Zeker als je zelf ook
kinderen hebt, wil je niks liever dan die kinderen een goede start geven
en hen daarvoor wat nalaten. Ik ben echt niet van de filosofie waarin je
zegt dat dit geld na het overlijden eigenlijk ten goede aan de
gemeenschap valt. Daar kijk ik echt anders tegen aan.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Koekkoek.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Het gaat niet over dat je het aan de gemeenschap terug zou geven, maar
over het volgende. Ik bracht dit punt ook in mijn inbreng op. Dat heeft
de minister vast gehoord. We staan aan de vooravond van de grootste
welvaartsoverdracht van de ene generatie naar de andere, van de
babyboomgeneratie naar de millennials. Van die laatste generatie ben ik
toevallig onderdeel. Ik vind het logischerwijze eigenlijk niet helemaal
rechtvaardig dat we de welvaartsongelijkheid, die we in Nederland al
zien groeien, door laten groeien naar de volgende generatie, terwijl van
de mensen die hard werken de een wel geld opzij kan zetten en de ander
niet. Dat laatste is geen eigen schuld. Dat gaf de minister zelf ook
terecht al aan. Dat is het verschil in visie — ik ben blij dat de
minister dat ook zo benoemt — op de vraag hoe we omgaan met het vermogen
van een enkeling en de welvaart van velen.
Minister Heinen:
Ik begrijp waar mevrouw Koekkoek vandaan komt en ik begrijp haar
toelichting ook; ik ben het er alleen niet mee eens. Ook voor de mensen
die het debat volgen, zou ik een paar opmerkingen willen maken bij het
spreken over generaties, over de babyboomgeneratie. Ik vind dat daaraan
een te negatieve connotatie zit. In ons geval hebben we het gewoon over
onze ouders, maar ook in andere gevallen hebben we het over mensen die
ongelofelijk hebben bijgedragen aan dit land en heel hard hebben
gewerkt. Die raken nu in hun pensioen. Ik hoop dat ze genieten van hun
oude dag en ook mooie reizen maken, voor zover dat kan, of gewoon
genieten van kleinkinderen. Die beseffen ook dat het leven eindig is en
denken na over de vraag wat ze gaan doen met de welvaart die ze hebben
vergaard. Dan is er niks mooiers dan te kunnen zeggen: ik heb kleine
kinderen of inmiddels volwassen kinderen en daar wil ik wat aan geven.
Ik vind dat dit mogelijk moet zijn. Nogmaals, er vindt al een flinke
belastingheffing over plaats. Ik ben het er principieel mee oneens om
daarover te zeggen dat het een babyboomgeneratie is die op een gegeven
moment gaat overlijden en dat het geld dan in de algemene pot
herverdeeld moet worden.
De voorzitter:
De minister vervolgt zijn betoog.
Minister Heinen:
Mevrouw Maatoug vroeg nog waarom er niet voor gekozen is om fiscale
constructies aan te pakken. De werkelijkheid is vaak wat weerbarstiger
dan het politieke feit dat wordt gecreëerd. Er is in het verleden
natuurlijk al veel gedaan in het aanpakken van fiscale constructies. Dat
in de eerste plaats.
In de tweede plaats: er wordt nu ook veel gedaan. Ik wijs op een aantal
dingen, zoals de antifragmentatieregel in de generieke
renteaftrekbeperking. Overigens denkt de Kamer dat zij vanavond een
amendement gaat aannemen dat dit terugdraait. Ik wijs op het aanpassen
van de splitsingsvrijstelling in de overdrachtsbelasting,
kavelruilstelling in de overdrachtsbelasting, diensten aan de onroerende
zaken — dat zit dan in de btw — belastingontwijking via
niet-gereguleerde afwikkeling van pensioenaanspraken in de bv en de
dubbel-BOR. Dat is die carrousel-BOR waarover we het al hadden. Ik noem
ook de rollator-BOR. Er zijn dus echt wel een aantal maatregelen waarbij
het kabinet nog steeds kijkt naar de fiscale constructies.
Als ik dit debat breder trek, dan is de brede wens uitgesproken om de
fiscale constructies aan te pakken waar het verlaagde btw-tarief onder
valt. Maar die parkeer ik even voor als we het straks over het onderwerp
btw hebben. Het kabinet heeft daar ook voorstellen voor gedaan. Ik
vermoed dat we daar straks uitgebreid over gaan debatteren. Op het
moment dat we dat voorstellen, zegt de Kamer: dat willen we niet. Dat is
een ingewikkeldheid. Ik vind het moeilijk om me te verhouden tot de
opmerking dat we niks doen. De vraag is vooral: wil de Kamer de
voorstellen omarmen? Als de Kamer het verder wil aanpakken, dan zie ik
de voorstellen daarvoor tegemoet en dan zal ik ze appreciëren. Ik zal
daar straks bij de amendementen en moties nog nader op ingaan. Maar er
wordt dus wel het een en ander gedaan.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Mijn vraag was ook gebaseerd op wat er in het verleden gebeurd is. Elke
keer als zo'n taakstelling wordt neergezet, komt een stuk van het geheel
toch weer terecht bij de placeholder, ook al er is een correctiefactor.
Dat geldt ook voor dit kabinet. Even voor de duidelijkheid:
GroenLinks-PvdA zou hele andere plannen maken, maar ik wijs dit kabinet
op wat het zelf zegt te doen. Het wordt extra frappant als men zegt: we
gaan het beslissen. Er is een regeling heel negatief geëvalueerd,
namelijk de landbouwvrijstelling. Dat is gebeurd volgens dezelfde regels
waarnaar de minister net verwijst. Het amendement is ingediend, maar als
we daarnaar vragen, wordt er gezegd: daar is geen politieke ruimte voor.
De vraag is: is er dan wel politieke ruimte voor de technische oplossing
aan het einde, die onder aan de streep betekent dat je werkende mensen
laat meebetalen terwijl je eigenlijk de fiscale constructies wilde
aanpakken, je de echt moeilijke keuze nalaat en je een totaal
kapotgeëvalueerde regeling, namelijk de landbouwvrijstelling, overeind
houdt? Die keuze kunnen wij niet volgen gezien de eigen stellingname van
dit kabinet.
Minister Heinen:
Laat ik daarover een paar punten maken. In de eerste plaats wijst
mevrouw Maatoug op de als ondoelmatig geëvalueerde regelingen. Ik wil
benadrukken dat we daar straks over gaan debatteren. Er komt nog een
apart blokje over de btw. Het lage tarief voor de btw is negatief
geëvalueerd. Dus laten we wel gelijke monniken, gelijke kappen
toepassen. De oppositie staat hier bij de microfoon om te zeggen: we
moeten de negatief geëvalueerde regelingen afschaffen. Dat zit ook in
het regeerakkoord; dat stellen we voor. Ik heb hier al dagenlang de
oppositie tegenover mij staan die zegt: ja, maar niet op het moment dat
het pijn doet in de samenleving. Dat is prima. Daar kunnen we een debat
over voeren, ook over de alternatieven. Maar ik heb wel moeite met de
argumentatieshopping.
Wij stellen ook voor om de negatief geëvalueerde regelingen af te
schaffen, maar dat is moeilijk, want daar zit maatschappelijke pijn
achter. Als het draagvlak daarvoor ontbreekt, dan hebben we daar een
gesprek over. Maar er wordt nu elke keer geshopt in de argumenten. Ik
weet dat de landbouwvrijstelling niet populair is bij de fractie die
mevrouw Maatoug vertegenwoordigt. Ze zegt: die is negatief geëvalueerd,
dus die moet weg. Maar ze zegt ook: je mag niet aan iets komen wat
negatief is geëvalueerd, maar wat mij niet bevalt. Dat vind ik
dubbelzijdig en daar heb ik moeite mee.
Laat me nog één antwoord geven. Dat scheelt u een interruptie, want dan
kunt u 'm in één keer pakken. Mevrouw Maatoug zegt terecht: er is een
taakstelling opgenomen in het regeerakkoord, maar die wordt niet
ingevuld. Laat mij daar één ding over zeggen. U vindt het mooi als we
inkijkjes geven in de formatie. In de formatie lag een taakstelling van
500 miljoen op tafel. Ik heb gezegd: pas op met taakstellingen, want die
worden nooit ingevuld. Toen zeiden we: laten we die voor de helft
invullen. We hebben gekeken naar de giftenaftrek. Er werd gezegd: die is
negatief geëvalueerd, die is niet doelmatig en het is een fiscale
regeling, dus afschaffen. Bij de totstandkoming van het regeerprogramma
werd gezegd dat de oppositie drie eisen had, namelijk de schoolboeken,
de schoollunches en de giftenaftrek. Ook dat is een fiscale regeling en
ook daarbij liepen we weer vast. We hebben toen proactief gezegd: we
horen de oppositie, dus we gaan dat al in het regeerprogramma
afschaffen. Je hebt de btw en de giftenaftrek die in de ib, de
inkomstenbelasting, zit. Je hebt ook nog de giftenaftrek in de
vennootschapsbelasting, waar we het straks nog over gaan hebben. Die
moet er dan ook weer vanaf. Dat kan, want we regeren bij meerderheden.
Maar ik vind het wel ingewikkeld dat het allemaal regelingen zijn die
als ondoelmatig zijn geëvalueerd. Er wordt mij gevraagd om ondoelmatige
regelingen af te schaffen, maar op het moment dat we dat voorstellen,
komt iedereen in verzet.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Ik vind het fijn dat de minister eerlijk toegeeft dat je uitkomt bij het
belasten van werkende mensen omdat je het niet durft. Daar geef ik een
compliment voor. Het is hartstikke goed dat de minister dat zegt. We
gaan straks nog spreken over het blok btw, dus dat komt zo meteen nog.
Ik vind het heel belangrijk om dit te zeggen. Het is een knap staaltje
politieke argumentatie. Ik kijk dat allemaal af van deze minister, want
daar kan ik veel van leren.
Maar er zit echt een verschil tussen de btw en de landbouwvrijstelling.
Deze discussie hebben we ook gehad tijdens het WGO. De
landbouwvrijstelling dient namelijk geen enkel doel meer en is dus op
alle elementen in het kader negatief geëvalueerd. Dat is niet waar voor
de btw, dus ook de argumentatie van de minister gaat hier mank. Het is
terecht dat hij wijst op moeilijke keuzes. Dat was precies de vraag die
ik had. Er is één regeling die op elk punt in het fiscaal afwegingskader
dat we met elkaar hebben opgesteld negatief geëvalueerd is, en dat is de
landbouwvrijstelling. Die heeft niet eens een lichtgroen balkje. Die
regeling blijft overeind, terwijl andere regelingen, die op sommige
elementen minder effectief zijn, maar op andere punten echt een doel
hebben, wel op de politieke tafel komen. Dat snap ik niet.
Minister Heinen:
Los van de kleur van onze bolletjes, even over de inhoud. Als het gaat
om de landbouwvrijstelling heeft mevrouw Maatoug gelijk. Die is negatief
geëvalueerd. Maar ik zei ook dat we ons verhouden tot de politieke
meerderheden. U weet ook dat deze vrijstelling in ieder geval bij één
politieke partij die deelneemt aan de regering, of vanuit de Kamer steun
verleent aan het kabinet, moeilijk ligt. We proberen dus ook te kijken
naar meerderheden. Het is wel shoppen uit een bredere lijst, want er
zijn heel veel negatief geëvalueerde maatregelen. Mijn metapunt was het
volgende. Op het moment dat wij naar negatief geëvalueerde maatregelen
kijken, zijn we het er altijd over eens dat die afgeschaft moeten
worden, maar zodra we dat zo voorstellen, komt er van links tot rechts
weerstand op. Ik bedoel dat niet in verwijtende zin, maar meer in
constaterende zin. We moeten ons dan dus ook anders verhouden, door op
voorhand te zeggen dat negatief geëvalueerde fiscale regelingen
afgeschaft moeten worden.
Ik zie namelijk ook de tegenovergestelde argumentatie, bijvoorbeeld als
het gaat om de Innovatiebox en de 30%-regeling. Die zijn net positief
geëvalueerd als fiscale regeling, en daarvan zegt de Kamer dat we er
weer vanaf moeten. Dat komt juist ook van de zijde van mevrouw Maatoug.
Dus ja, weet u … Als het positief geëvalueerd is en het komt onze
politiek goed uit, dan moeten we ervan af. Als het negatief geëvalueerd
is en het komt goed uit, dan moeten we het vooral in stand houden. Zo
komen we nergens met elkaar. Mijn ambitie als minister van Financiën, en
ik zal dat straks ook doorvertalen naar de staatssecretaris van
Financiën, is dat we met elkaar naar een vereenvoudigingsagenda toe
moeten.
Straks kom ik te spreken over de btw. Dat is een enorm spaghettimonster
geworden, en dat moeten we met elkaar gaan ontrafelen. Dit is echt
onhoudbaar. Dat zit 'm ook in de inkomstenbelasting met alle
heffingskortingen, afbouw en de hele nivelleringsagenda die daaronder
zit. Daardoor krijg je te maken met terugvorderingen en vreselijke
drama's bij de toeslagen. Als we het hebben over de toeslagen, zijn we
tientallen miljarden per maand aan het rondpompen. Het is een totaal
onhoudbaar systeem. We spelen ver in de blessuretijd. Maar op het moment
dat we voorstellen doen om dit af te schaffen, stuiten we met elkaar wel
op veel verzet, constateer ik. Zo komen we nergens. Ik zou wel graag aan
de Kamer willen meegeven om enigszins consistent te zijn in de
argumentatie voor hoe we ons verhouden tot de regelingen. Als je het
politiek anders weegt, is dat je goed recht; dat mag altijd. We zijn
geen technocraten. Maar wees wel consistent in de redenering,
alstublieft.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Maatoug.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Tot slot, in drieën. Dank voor het eerlijke antwoord over de
landbouwvrijstelling. Dan is dat ook maar even goed gezegd. Dat is de
allerslechtst geëvalueerde regeling. In dezelfde logica die dit kabinet
en deze minister heel netjes nu naar voren brengen, zegt men — en daar
zijn we het dus politiek over oneens — dat het politiek makkelijker is
om de rekening via de placeholder bij werkenden neer te leggen dan om
aan de landbouwvrijstelling te komen. Dat is dan ook een van die
ongemakkelijke feiten, zoals deze minister net heel duidelijk
uiteengezet heeft.
Minister Heinen:
Mevrouw Maatoug wil in dit debat heel graag het punt maken dat werkenden
erop achteruitgaan. Elke keer als mevrouw Maatoug dat punt maakt, wijs
ik erop dat werkenden erop vooruitgaan. Dit Belastingplan zet juist in
op de werkenden met middeninkomens. Er zitten miljarden aan
lastenverlichting in. Dat is wat hier vandaag ook op het spel staat. Wij
kunnen vandaag, en straks in de Eerste Kamer, een
miljardenlastenverlichting voor werkend Nederland regelen. Dan is de
vraag hoe wij een meerderheid kunnen halen om dat met elkaar te doen.
Dat is het debat dat wij voeren. Maar u roept het beeld op dat de
rekening bij werkenden wordt gelegd. Het tegenovergestelde is waar. Ik
sta hier elke dag te knokken voor lastenverlichting voor werkenden. Ik
doe dat al sinds ik Kamerlid ben, en ik prijs me zeer gelukkig dat ik
dat nu ook mag doen als minister van Financiën en als invallend
staatssecretaris van Financiën. Zo heb ik al mijn dromen in mijn leven
inmiddels vervuld.
De voorzitter:
Ik heb een andere droom.
Minister Heinen:
Ik heb het in een andere volgorde gedaan. Ik dacht: je wordt ooit eerst
staatssecretaris en dan minister!
De voorzitter:
Ik heb een andere droom, namelijk dat we vandaag op tijd het debat gaan
afronden. U bent nog steeds in het eerste blok, lasten en fiscaliteit.
Is dat nu bijna rond?
Minister Heinen:
Ja, zeker.
De voorzitter:
Want we hebben nog een behoorlijk aantal andere blokken te gaan.
Minister Heinen:
Hier probeer ik ook een balans te zoeken. Ik hoor uw oproep. Enerzijds
hoor ik de kritiek dat we het afraffelen, maar u wijst ook op de
hoeveelheid WGO's, schriftelijke overleggen en overleggen achter de
schermen, en wilt dat er recht wordt gedaan aan de interrupties.
Anderzijds wilt u vaart maken. Ik hoop daarin een goede balans te
vinden. Maar ik hoor de aansporing.
Dan ga ik naar de vraag van mevrouw Koekkoek. Zij vroeg waarom de
giftenaftrek in de Vpb na een negatieve evaluatie wordt afgeschaft maar
de BOR na een negatieve evaluatie wordt uitgebreid. Dat volgt eigenlijk
dezelfde redeneertrant als net. Ik wijs er wel op dat die giftenaftrek
in de Vpb van de kant van de Kamer komt en niet van de kant van het
kabinet. Wij hebben juist voorgesteld om het af te schaffen, maar ook
daartoe verhoudt de Kamer zich nu weer anders. Zo is het wel weer elke
keer zoeken naar consistentie.
De laatste vraag in dit blokje is van de heer Vermeer. Hij vroeg hoe het
kabinet aankijkt tegen de inputvrijstelling voor de groengasproductie
van de energiebelasting. Ik hoor hem daar heel vaak over. Laat ik ten
aanzien van de feiten in ieder geval iets meegeven, namelijk dat
biomassa de belangrijkste input voor de productie van groen gas is en
dat die niet belast is met de energiebelasting. Daarmee heeft een
inputvrijstelling naar verwachting ook weinig meerwaarde.
Voorzitter. Dan wil ik door naar het volgende onderwerp.
De voorzitter:
De BOR.
Minister Heinen:
Ik pak even de administratie erbij. Dat gaat over de BOR, de
bedrijfsopvolgingsregeling. Daar zijn ook een aantal vragen over
gesteld.
Ik begin wederom bij mevrouw Maatoug, want zij vroeg waarom het kabinet
niet heeft overwogen om de ...
De voorzitter:
Een ogenblik. Ik geloof dat de heer Vermeer ...
De heer Vermeer (BBB):
Ik moest even tot mij door laten dringen wat de minister zei over de
input voor groen gas. Misschien had ik andere woorden moeten gebruiken.
Het gaat eigenlijk meer om de output vanuit de groengasinstallatie, die
vervolgens de input is voor bijvoorbeeld andere processen van
energieopwekking, grondstofproductie of whatever. U moet dus even aan de
andere kant van de keten kijken. Misschien dat daar straks nog een
antwoord op kan komen.
Minister Heinen:
Ik vervang hier de staatssecretaris van Financiën. Ik vertegenwoordig
mezelf als minister van Financiën. Ik vervang hier ook de minister van
Klimaat en Groene Groei. Afgelopen week moest ik ook de minister van
Economische Zaken vervangen. Als er dus nog één iemand op vakantie gaat,
roep ik de dictatuur uit. Dan krijgen we een heel laag begrotingstekort.
Dan gaan de werkende middeninkomens er qua lasten nog meer op vooruit.
Ik denk dat dat mij helaas niet gegund gaat worden.
Op dit punt overvraagt de heer Vermeer mij. Ik weet dat we hier echt
verder naar moeten kijken. Ik snap op zich de achtergrond van zijn
vraag. Bij het bepalen van de plek van de inputvrijstelling in de keten,
moet er ook gekeken worden naar de balans, de hoeveelheid aardgas en
elektriciteit, de doeltreffendheid, de doelmatigheid, de verhouding met
bestaand en aankomend beleid en de uitvoerbaarheid. Er komen veel
elementen bij die vraag kijken. Vanuit die gedachte voel ik mij
enigszins overvraagd. Als de heer Vermeer het goed vindt, geleid ik deze
vraag door naar de minister van Klimaat en Groene Groei. Ik wil
voorkomen dat ik haar voor de voeten loop. Ik zeg hier in ieder geval
toe dat hierop terug wordt gekomen en dat er ook gekeken wordt naar wat
er wel kan en hoe zich dat met elkaar verhoudt. Dan kunnen we vanuit de
feitelijke situatie verder het politieke debat voeren.
De heer Vermeer (BBB):
Dat lijkt mij goed. Ik zit in minimaal hetzelfde schuitje als deze
minister, maar dan nog met Buitenlandse Zaken, EU, Digitale Zaken,
Pensioenen en Koninkrijksrelaties erbij. Dat doe ik zonder honderden
ambtenaren op het ministerie. We kunnen elkaar dus de hand schudden.
Minister Heinen:
Ik heb veel respect daarvoor. Ik heb zelf natuurlijk ook enige jaren in
de Kamer mogen zitten, wat overigens een grote eer was. Inderdaad, ik
mag mij gesteund weten met een grote zaal met ambtenaren, maar ook door
de ministeries. Er wordt ongelofelijk hard gewerkt en er loopt
ongelofelijk veel talent rond. En inderdaad, als Kamerlid sta je er
bijna alleen voor. Je hebt één beleidsmedewerker. Diegene werkt ook
kneiterhard. Ik heb ontzettend veel respect voor het werk dat daar wordt
verzet. Misschien moeten we ook eens een debat voeren over hoe die
verhoudingen zijn, om zo ook de positie van de Kamer te versterken. Ik
ben daar zeer voor. Ik heb vanuit mijn rol als woordvoerder Financiën
ook vaak voorstellen gedaan om het budgetrecht van de Kamer te
versterken, omdat een sterk parlement ook leidt tot een sterke
democratie.
Voorzitter. Ik dwaal af. We gaan terug naar de
bedrijfsopvolgingsregeling. Dat heeft veel voeten in de aarde. In het
licht van het debat over de erf- en schenkbelasting zeg ik het volgende.
Als je een onderneming hebt die je wilt voortzetten, kan je die meegeven
aan de volgende generatie, zonder dat daar een hele belastingclaim op
zit en je eigenlijk je bedrijf moet liquideren. Dat is ook een voordeel,
want we hebben veel familiebedrijven in ons land. Dat zijn mooie
bedrijven, die bouwen aan het welvarend maken van dit land.
Familiebedrijven zorgen ook voor stabiliteit en vaak ook voor goed
werkgeverschap, laten we dat vooropstellen. Vaak wordt het beeld
opgeworpen dat werkgevers allemaal verschrikkelijke mensen zijn die
iedereen uitknijpen. De werkgevers met wie ik spreek, hebben een
ongelofelijk hart voor de zaak. Als iemand ziek wordt, staan vaak echt
de tranen in de ogen van die werkgevers, omdat ze vaak de mensen kennen,
de gezinnen erachter kennen en bij elkaar komen eten. In die zin hebben
wij een hele mooie samenleving, omdat burgers en bedrijven niet
tegenover elkaar staan, maar een besef hebben dat we dit samen moeten
doen en moeten proberen het land welvarender te maken.
Dat is mijn inleiding naar de BOR. Want de BOR zorgt voor de
continuïteit van die mooie bedrijven die wij hebben. Maar er zijn wel
een aantal vragen over. Er zijn namelijk politieke partijen die zeggen:
verruim die BOR. Er zijn ook politieke partijen die zeggen: perk 'm in.
In het verleden is door het vorige kabinet ook geprobeerd om daar een
balans in te zoeken. Mijn voorganger in de rol van staatssecretaris, de
heer Van Rij, heeft vanuit het vorige kabinet daarover het debat met de
Kamer gevoerd. Hij heeft gezegd: laten we, ook in het licht van het
aanpakken van fiscale regelingen, de vrijstelling enigszins beperken,
van 80% naar zo'n 70%. Toen heeft de Kamer gezegd: nee, dat moet naar om
en nabij 75%. Daar is de voorwaarde bij gesteld dat de drempel van 1
miljoen naar zo'n 1,2 miljoen gaat, zeg ik uit mijn hoofd. Er waren nog
twee openstaande eindjes: de bezitstermijn en de voortzettingseis. Die
worden nu geregeld met dit Belastingplan. Ik zit echt diep in mijn
geheugen te graven, want dit is veel techniek. De bezitstermijn blijft
gelijk, maar wordt wel verruimd met de AOW-leeftijd om die fiscale
constructies als rollator- en carrousel-BOR's aan te pakken. De
voortzettingseis wordt verruimd van vijf naar drie jaar. Dat klinkt
intuïtief gek, maar dat is een verruiming. Dat is wat hier
voorligt.
In dat licht vraagt mevrouw Maatoug waarom het kabinet niet overwogen
heeft om de bezitstermijn, waar ik net aan refereerde, bij overlijden te
verlengen. Dat zijn gewoon politieke keuzes. Daar is niet voor gekozen.
Wel wijs ik erop dat op latere leeftijd, bij de AOW-gerechtigde
leeftijd, de bezitstermijn wel wordt aangescherpt. Per jaar na de
AOW-leeftijd wordt de bezitstermijn met zes maanden verlengd, zeg ik uit
mijn hoofd. Laat me daar nog even goed naar kijken, want ik zit nu wel
echt ver in mijn geheugen te graven. Maar dat is in ieder geval gedaan
om die carrousel-bv's en rollator-bv's aan te pakken.
Dan vroeg mevrouw Maatoug ook naar wat de toenmalige regering in 1981
zei en of er destijds sprake was van een gevaar voor de continuïteit van
familiebedrijven. Dit is een mooie vraag. Ze vroeg wat de toenmalig
staatssecretaris — we hebben het over 1981, dus 43 jaar geleden — zei
over het gevaar dat de erfbelasting de continuïteit in gevaar zou
brengen. Ik heb deze vraag uitgezet bij het Nationaal Archief. Ik kan
niet achterhalen wat er toen gezegd is. Ik wil u dat met liefde per
brief doen toekomen, maar ik kijk ook even mevrouw Maatoug aan om te
zien of we deze vraag als retorisch mogen beschouwen, zodat er bij het
Nationaal Archief niet weer allemaal ambtenaren moeten gaan rondlopen om
u dit schriftelijk te doen toekomen. Maar ik snap op zich het politieke
punt dat mevrouw Maatoug wil maken wel. Daar denken wij verschillend
over.
Voorzitter. De volgende vraag probeer ik wat meer op de inhoud te
beantwoorden. Mevrouw Maatoug vroeg naar de onderbouwing van de
verwateringsregeling. Daar hebben we het vaak over gehad. Laat ik wat ik
daarover heb gezegd, in dit debat herhalen. Hier duiken we wel echt de
techniek in, moet ik er gelijk bij zeggen, maar dat mag bij dit debat
ook. De BOR is bedoeld voor ondernemers bij reële bedrijfsopvolging.
Daar heb ik net al wat over gezegd. De verwateringsregeling is daar een
verruiming op, bijvoorbeeld in de situatie dat de nalatenschap over
meerdere nabestaanden wordt verdeeld, dus als het bedrijf aan meerdere
kinderen wordt overgedragen. De verwateringsregeling bestaat al sinds
2010. Ze is ingevoerd om te voorkomen dat de verwaterde belangen in een
werkmaatschappij niet meer kwalificeren voor de BOR en de continuïteit
van een familiebedrijf dus in gevaar komt. Dat is de reden geweest van
de verwateringsregeling. Ik schat in, mijn politieke gevoel zegt, dat
mevrouw Maatoug die graag zou willen aanscherpen. Ik denk dat daar geen
meerderheid in deze Kamer voor te vinden is, vanuit het belang van de
continuïteit van familiebedrijven.
Mevrouw Maatoug vroeg in het licht van de BOR ook waarom het kabinet de
5% wil toetsen op het niveau van de schenker of de erflater, niet op het
niveau van de verkrijger. Ook dat is een hele goeie, technische vraag.
Het eerlijke antwoord is dat dit historisch zo gegroeid is. Om te
beoordelen of de BOR toegepast kan worden, is altijd gekeken naar het
belang dat de schenker of de erflater heeft, niet naar de omvang van het
belang van de verkrijger. Soms groeit wetgeving historisch.
De heer Vermeer vroeg waarom overdrachten aan een zwager worden
vrijgesteld van overdrachtsbelasting, maar overdrachten aan echtgenoten
niet. Hij vroeg of ik die vrijstelling wil uitbreiden naar echtgenoten
en andere directe familieleden. Eigenlijk vraagt de heer Vermeer naar
een uitbreiding. Als hij de vraag zo stelt, is het een ongedekt verzoek.
Dat moet ik afwijzen. Maar ik snap de achtergrond van zijn vraag wel,
want ook dit is historisch gegroeid en we leven in een andere tijd. Laat
ik dus toezeggen dat we verder onderzoek doen naar wat de aanleiding
was, naar wat de financiële consequenties zijn als je het wil verruimen
en naar hoe je het eventueel zou kunnen dekken. Daarmee doe ik geen
toezegging dat we het gaan regelen. Maar dan weet u in ieder geval waar
we het over hebben. Ik snap namelijk eigenlijk heel goed waarom de heer
Vermeer hiernaar vraagt. Bij dezen doe ik die toezegging dus.
De heer Vermeer vroeg ook naar het kabinetsvoorstel voor hybride
aandelen voor het bedrijfsleven en waarom het, in zijn taxatie, zo
ingewikkeld wordt voor de bedrijfsopvolging. In zijn taxatie belemmert
het die eerder dan dat het die ondersteunt. Ik hoor de heer Vermeer vaak
over hybride aandelen. Hij is daar dus gepassioneerd over. Laat ik er
het volgende over zeggen. Op grond van de huidige en de toekomstige
regeling kwalificeren de preferente aandelen niet voor de BOR, tenzij ze
zijn uitgegeven in het kader van een gefaseerde bedrijfsopvolging.
Hybride aandelen zijn aandelen met kenmerken van een preferent aandeel
en kenmerken van een gewoon aandeel. Daarom zijn ze hybride. Op grond
van de huidige wet wordt het gehele aandeel aangemerkt als "preferent
aandeel" of "gewoon aandeel". De wet bevat geen handvatten voor hoe dit
verder bepaald moet worden. In het wetsvoorstel is daarom een definitie
van preferente aandelen opgenomen. Het regelt dus ook in hoeverre
hybride aandelen kwalificeren voor de BOR. Ons inziens geeft dat
duidelijkheid voor de praktijk en voorkomt het dat het gehele aandeel
wel of niet kwalificeert voor de BOR, ondanks dat het aandeel deels
preferent is en deels niet. Dat is het antwoord op die vraag. Ik hoop
daarmee de heer Vermeer te hebben kunnen overtuigen van dit
voorstel.
Voorzitter, zo gaan we de vaart erin gooien. Ik ben aan het einde
gekomen van de beantwoording. Er zijn nog wat nakomende vragen.
De voorzitter:
We zijn bijna toe aan de btw, maar er is nog een vraag van mevrouw
Maatoug over de BOR.
Minister Heinen:
Ja.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Ik heb netjes gewacht tot het hele blok klaar was. Dat leek me goed voor
de orde. Ik heb een vraag. Op pagina 11 en 12 van de memorie van
toelichting bij de wet over de BOR die we hebben gekregen, schreef het
kabinet, toen het die wet aan ons deed toekomen, het volgende: "In de
eerste plaats is het faciliteren van een overdracht van belangen met een
relatief zeer beperkt risico niet nodig vanuit de doelstelling van deze
faciliteiten, te weten het voorkomen dat belastingheffing bij reële
bedrijfsoverdrachten de continuïteit van de onderneming in gevaar
brengt." Staat het kabinet nog steeds achter deze woorden in de memorie
van toelichting?
Minister Heinen:
Wij staan natuurlijk nog steeds achter wat wij naar de Kamer sturen.
Maar stelt u alstublieft ook de volgende vraag, waartoe dit het opzetje
was, want dat begrijpen we elkaar wellicht beter, mevrouw Maatoug.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Oké, fijn. Dan is dat duidelijk. Mijn fractie snapt dan niet waarom het
amendement (36610, nr. 11) oordeel Kamer krijgt.
Minister Heinen:
Dat begrijp ik. Dat is volgens mij het beruchte amendement op stuk nr.
11 dat ook over het koninklijk besluit gaat. Laat mij daar bij de
appreciatie van dat amendement op terugkomen, als mevrouw Maatoug dat
goedvindt. Dan kan ik de memorie van toelichting er nog even bij pakken
om uw vraag goed te beantwoorden.
De voorzitter:
Dat lijkt me verstandig.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Dit zijn vragen die we in de schriftelijke ronde gesteld hebben. Dit
zijn vragen die ik bij het eerste wetgevingsoverleg gesteld heb. Die
zijn schriftelijk afgedaan. Nu word ik weer doorverwezen naar het einde
van het punt. Ik wil hier ook een politiek debat over kunnen hebben. Dit
gaat niet alleen over een appreciatie. Het gaat over het beleid van het
kabinet en hoe dat overeenkomt met alle beantwoording die ik nu gekregen
heb. Ik complimenteer deze minister dat hij invalt; dat heb ik al vaker
gedaan. Ik snap ook dat hij …
De voorzitter:
Ja.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Nee, maar even. Ik kreeg net heel leuk "ik heb de quote van het CDA, u
hoeft helemaal niet naar het archief" te horen. Je hoeft echt helemaal
niet naar het archief. Je kunt gewoon naar Staten-Generaal.nl. Daar vind
je de Handelingen en alle vragen die zijn gesteld. U kunt zelfs
teruggaan naar de Handelingen van het eerste wetgevingsoverleg. Daar heb
ik dit namelijk gewoon gequoot, net zoals ik dat hier in de zaal heb
gedaan. U hoeft die medewerker dus niet naar het archief te sturen.
Minister Heinen:
Die zit daar al een week!
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Het punt dat ik maak, is wel heel serieus. Ik ben nu al vier keer
doorgeschoven.
De voorzitter:
Ja, dat heeft u nu gezegd.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Dan denk ik: dit is het laatste moment dat ik dit debat kan voeren.
Laten we dit debat even voeren.
Minister Heinen:
Allereerst roep ik de beleidsmedewerker op uit de ballenbak te komen. We
gaan hem uit zijn lijden verlossen. Als u de quote al gevonden heeft,
dan helpt het ons wel als dat dan … O, dat heeft u ook gedaan. Dat is
mooi. Laat ik mevrouw Maatoug in ieder geval complimenteren dat zij in
de voorbereiding van dit debat teruggaat naar de wetsgeschiedenis in
1981. Dat siert mevrouw Maatoug. Dat meen ik in oprechtheid. Er ligt
hier ongelofelijk technische wetgeving voor. Door ook zo in de
wetsgeschiedenis te duiken, neemt u uw taak als volksvertegenwoordiger
enorm serieus. Echt zware complimenten daarvoor. U overvraagt mij wel,
want u refereert aan een paginanummer in de memorie van toelichting en
vraagt hoe wat daar staat zich verhoudt tot de appreciatie van een van
de 60 amendementen. Op zich snap ik de inhoudelijke vraag, maar daar
hebben wij wel WGO's en schriftelijke inbrengen voor. Ik snap best de
frustratie aan de zijde van de Kamer en dat wordt gezegd: deze minister
moet inspringen. Maar we moeten proberen hier een pragmatische oplossing
voor te vinden. Als de voorzitter toestaat dat we bij de appreciatie van
de amendementen mevrouw Maatoug de gelegenheid geven om er even dieper
op in te gaan, dan kunnen we dat politieke debat ook nog voeren.
De voorzitter:
Laten we dat doen. Anders kost het nu allemaal tijd. Nu is het
duidelijk. We komen erop terug bij de appreciatie van de amendementen.
Dan heeft de minister ook weer gekeken naar de memorie van toelichting
en kunt u, mevrouw Maatoug, uw politieke punt nog maken. Ja? Nu nog,
mevrouw Maatoug? Oké, de minister gaat door naar de btw.
Minister Heinen:
Ik was aan het einde gekomen van het onderwerp BOR. Volgens mij kunnen
we dan door.
De voorzitter:
We kunnen naar de btw.
Minister Heinen:
Exact. Ik heb de btw nog en een blokje overig. Als u geen "stop" zegt,
ga ik door naar de btw. Dat zeg ik voor iedereen die de Handelingen nu
leest; dan weet je het tijdstip niet. Het is 12.00 uur. Soms is dat een
gelegenheid voor een schorsing. Maar het lijkt me goed dat we dit nu
afmaken.
De voorzitter:
Nee, vandaag niet.
Minister Heinen:
Er wordt niet geschorst. Dan moet u straks tegen een broodjes knagende
minister gaan aankijken.
De voorzitter:
Mijn streven is inderdaad om deze termijn af te ronden voor de lunch.
Gezien we vandaag gaan stemmen, moet er voldoende tijd zitten tussen
alle appreciaties en de stemmingen. Dan weet u even waar u rekening mee
moet houden.
Minister Heinen:
Dat is goed, want dat geeft mij ook gelijk de gelegenheid om in die
schorsing te checken of er nog nieuw binnengekomen amendementen zijn en
de administratie op orde is, voordat ik naar de appreciatie ga. Dan
kunnen we twee vliegen in één klap slaan.
De voorzitter:
Nee, mijn idee is om de appreciatie juist voor de lunch af te
ronden.
Minister Heinen:
Voorzitter, u gaat over de orde. We gaan kijken hoever we komen. Ik denk
dat we nog lang stilstaan bij dit onderwerp. Ik pak even de
administratie erbij. Eerst een aantal algemene punten over de btw. We
hebben hier uitgebreid over gesproken. Ik besef ook dat het zwaartepunt
van het politieke debat, die middelpuntdrukkende kracht, bij de btw zit.
Laat mij een paar algemene opmerkingen maken. Dan hoor ik uiteraard de
interrupties van de Kamer die daarop plaatsvinden.
Ik vind in alle oprechtheid dat we hier een goed debat over hebben
gevoerd. Laat ik ook proberen een paar conclusies te verbinden aan dit
debat ten aanzien van waar we elkaar wel en waar we elkaar niet vinden.
Dan kunnen we daarna over de consequenties daarvan spreken. Er waren
veel vragen over hoe deze maatregel tot stand komt. De suggestie zou
gewekt worden dat er sprake is van willekeur, en daarachter zit pijn. Ik
heb geprobeerd uit te leggen dat het startpunt van het gesprek en de
totstandkoming van de voorstellen van het Belastingplan een
vereenvoudigingsagenda was. Ik kom er zo op hoe dat heeft uitgepakt.
Eigenlijk probeerden we in één keer drie punten te verenigen. We willen
met z'n allen vereenvoudiging. In de inkomstenbelasting zit die zowel in
de heffingskorting als in de toeslagen. Dat is een hele forse, denk ik.
Daar gaat u het debat nog over voeren. We zien het ook in de btw. De btw
is echt een spaghettimonster; zo noem ik het inmiddels. Het is een
onontrafelbaar bolletje. We hebben ook in het WGO het handboek btw
inmiddels met elkaar doorgenomen. We zijn, denk ik, ook allemaal
geschrokken van al die uitzonderingen. U moet zich voorstellen dat
achter elke uitzondering een uitspraak van een rechter zit, dat er een
belastinginspecteur achter zit en dat er op gecontroleerd moet worden.
Het is echt onwerkbaar. We moeten naar een vereenvoudiging. Dat in de
eerste plaats. Ik denk dat we die agenda delen met elkaar. Ik hoor het
straks als dat niet zo is, maar anders concludeer ik dat daar wel een
gemeenschappelijkheid in zit.
Daarnaast hebben we met elkaar de ambitie om ondoelmatige fiscale
regelingen af te bouwen. Dat is een hele lange lijst waarin keuzes
worden gemaakt. Je kunt het eens of oneens zijn met die keuzes. De
aanleiding was dat er gezegd werd: kijk nou naar ondoelmatig
geëvalueerde regelingen. Er zit dus ook onderzoek achter wat doelmatig
of ondoelmatig is. Er is geconstateerd dat de btw een ondoelmatige
regeling is geweest. Er zit een bredere wens achter die de Kamer al
langer heeft, namelijk een schuif van directe belastingen naar indirecte
belastingen. Ik maak dat even concreet. Het gaat dan ook specifiek over
de btw. Je zegt dan dat de btw wat omhoog kan en dat je het geld dat dit
opbrengt, geeft aan een lagere inkomstenbelasting vanuit de gedachte dat
we arbeid minder moeten belasten. Dat vinden we economisch zinvoller.
Dat geeft ook meer vrijheid aan een samenleving. Het is namelijk
vervolgens aan de mensen die meer geld in hun portemonnee overhouden
zelf waar ze hun geld aan besteden.
Hier zit een bredere discussie achter die wij ook met elkaar hebben
gevoerd, namelijk: moet je sturen via het belastingstelsel? Daar zijn
goeie opmerkingen over gemaakt. Ik heb mij de opmerking gepermitteerd:
als je naar een vereenvoudigingsagenda streeft, moet je tegen elkaar
uitspreken dat belastingheffing één doel heeft, namelijk belasting
innen. Op het moment dat je daar secundaire doelen aan gaat verbinden,
namelijk het sturen op gedrag, goederen of diensten, loop je vast. In
economische zin, in theorie, is het goed te begrijpen. Ik denk dat de
heer Vijlbrief het ook mooi zei. Hij had het over "merit goods",
samenvattend: goederen die wij hoogachten. Denk aan gezondheid, voeding
of bepaalde diensten, zoals sport. Moet je die niet lager belasten om
die te stimuleren? Dat is begrijpelijk vanuit de theorie, maar in de
praktijk leidt dat ertoe dat je uitzonderingen gaat maken in tarief. Dan
krijg je afbakeningsproblemen die leiden tot het Handboek btw. Waar we
de grens ook leggen, du moment dat wij verschillende tarieven hebben,
gaan we afbakeningsproblemen krijgen en komen we tot zo'n
beslissing.
Daarom zei ik ook dat we een fundamenteler debat met elkaar moeten
voeren. Als je gaat sturen op gedrag — nogmaals, vanuit economische zin
zijn er goede studies naar gedaan — ga je je belastingstelsel inzetten
om te sturen op gedrag, producten of diensten. Dan krijg je
afbakeningsproblemen die tot dit geheel leiden. Dat leidt dus ook tot
grensgevallen waar dan weer pijn en verdriet zit, want dan zegt de ene:
waarom ik wel en de ander niet? In het WGO heb ik zowel serieuze als wat
hilarische voorbeelden genoemd die voor de mensen thuis niet meer uit te
leggen zijn. Denk aan het konijnenvoer versus het caviavoer, de
tentharing en het wel of niet opzetten van de tent. Het leidt echt tot
idiote verschillen.
Laat me nog een paar algemene opmerkingen maken. Ik zie dat de oppositie
al staat te springen om haar punt te maken. Dit is dus de aanleiding
geweest voor deze maatregelen. Ik hecht eraan dit te zeggen, omdat ik
besef dat veel mensen meekijken met dit debat. De suggestie is gewekt
dat het willekeur is en dat er pestgedrag achter zit. Deze agenda zit
erachter.
Nu gaan we het hebben over hoe dit vervolgens uitpakt. Dat is ook waar
de heer Vijlbrief naartoe wil.
De heer Vijlbrief (D66):
Voorzitter, mag ik een paar opmerkingen maken? U kijkt vermoeid. Tenzij
de minister zegt: ik wil eerst het hele blok ...
De voorzitter:
Dat komt door de afgelopen twee dagen. Dat heeft niks met u te maken,
hoor.
De heer Vijlbrief (D66):
Dat weet ik. We kennen elkaar goed.
Ik denk dat het verstandig is om de partjes even goed te behandelen, dus
ook dit partje theorie en werkelijkheid. Wat de minister zegt, begrijp
ik allemaal. Maar het is natuurlijk niet waar ... Ook in de ideale
wereld sturen we wel met het belastingstelsel. We belasten bepaalde
dingen. Kijk naar klimaat of naar vervuiling. Sommige dingen die we fijn
vinden, belasten we minder. Het is dus niet waar dat we dat er nooit
meer helemaal uit gaan halen. Ik ben het wel met de minister eens dat je
het aantal doelen moet proberen te beperken als je gaat vereenvoudigen.
Dat is wat hij zegt. Ik geloof dat dit klopt. Nu even de theorie. Bij de
btw gaat het om het volgende. Dat ding is geëvalueerd. Er wordt niet
gezegd: het is niet doeltreffend. Er wordt gezegd: het is inefficiënt.
"Inefficiënt" betekent: niet doelmatig. Dat wil zeggen: met minder geld
kun je hetzelfde bereiken als je het op een andere manier zou doen. Het
meningsverschil met het kabinet is niet dat die regelingen ondoelmatig
zijn en dat je het beter op een andere manier kunt doen. Het kabinet
schaft het voor bepaalde categorieën af en zet daar vervolgens niks
tegenover. Dan zeg ik: het zijn merit goods die we wilden stimuleren, en
dat doen we nu dus niet meer. Mijn opmerking over willekeur kwam voort
uit een ander punt, namelijk uit het eigen betoog van de minister van
vorige week over hoe het gegaan is. Hij gaf daarbij aan: vervolgens
ontstaat er een politiek spel en worden er toch weer dingen uit gehaald.
Dat spel kennen we allemaal. We kennen de voorbeelden ook allemaal,
zoals over de beroemde camping, en dan houd ik daar ook over op, want we
gaan waarschijnlijk toch beter kijken naar het hele stelsel. Maar er zit
een element van willekeur in. Ik heb zelf volgens mij het woord
"rancune" niet in de mond genomen, bewust niet, omdat ik dacht: wat de
een rancune vindt, vindt de ander heel logisch. Mij gaat het erom dat in
ieder geval helder is dat uit het proces een voorstel is gekomen waarmee
ik niet kan leven. Dat was mijn punt. En dan kan de minister weer
verder.
De voorzitter:
Ja, de minister gaat verder.
Minister Heinen:
Dit was precies mijn betoog. Dat klopt. Ik heb aangegeven wat het
vertrekpunt was. Een ding dat de heer Vijlbrief zei was niet waar,
namelijk dat met de opbrengst vervolgens niks gedaan zou worden. Dat is
niet waar. Die wordt teruggegeven als lastenverlichting. Dat is de
schuif waar de Kamer breed toe heeft opgeroepen. Ook de partij van de
heer Vijlbrief, zeg ik even in alle vriendschap, heeft gezegd: er moet
een schuif plaatsvinden van directe belasting naar indirecte belasting.
Dat wordt dan altijd heel economisch gepresenteerd, maar concreet wordt
dan gevraagd: btw omhoog, inkomstenbelasting naar beneden. Dat staat ook
in verkiezingsprogramma's. Dat is de politieke wens die breed in deze
Kamer wordt gedeeld. Dat is wel de waarheid.
Vervolgens is er het politieke punt dat de heer Vijlbrief maakt. Hij
vraagt: hoe pakt het vervolgens uit? Ik heb aangegeven dat als je
maatregelen vormgeeft, in dit geval dus op de btw, je ook naar het
draagvlak kijkt. We zijn eerst op een punt gekomen waar al draagvlak
voor was. Dat was de btw op logies en hotels. Dat heeft in
verkiezingsprogramma's gestaan. Volgens mij stond het in het
verkiezingsprogramma van het CDA, maar ook in een motie van de
NSC-fractie, althans van het lid Omtzigt; er was toen nog geen partij.
Bij de Algemene Politieke Beschouwingen van vorig jaar heeft hij daar
een punt van gemaakt en heeft hij gezegd dat we dat zwaarder kunnen
belasten. Er stonden veel partijen onder die motie, die toen net geen
meerderheid haalde in de verhoudingen die er toen waren. In de
verhoudingen die er in de formatie waren, kon er een meerderheid voor
worden geconstateerd. Ook veel oppositiepartijen hebben voor de btw op
logies gestemd. Ik wijs erop dat dit dezelfde partijen zijn die nu
zeggen dat er een impactanalyse moet komen. Die was er toen ook niet.
Zij zetten hun handtekening onder een verhoging van de btw op logies en
hotels, zonder impactanalyse. Dat was een brede wens.
In de formatie hebben wij dus gekeken waar er draagvlak was. We hebben
gezegd dat hier draagvlak ligt, nogmaals, vanuit de gedachte van het
verschuiven van directe belastingen naar indirecte belastingen, van
vereenvoudiging en van de afbouw van fiscale regelingen. Toen is voor
deze maatregel gekozen. Daarmee was het totaalplaatje niet rond. Toen is
ook gekeken naar de btw op culturele goederen en diensten. Inderdaad:
als je een plan samenstelt, komen er ook wensen voor uitzonderingen, net
zoals die tegengesteld voorkomen om uitzonderingen weer terug te
draaien. Dat is het politieke debat. Dat is van alle tijden. Nogmaals,
dat leidt tot het verschrikkelijke Handboek btw met al die
afbakeningsproblematiek. De coalitie heeft de keuze gemaakt om er een
aantal categorieën niet in mee te nemen. Ik heb ook de oppositie
gehoord. Zij zegt: dat vinden wij eigenlijk pijnlijk, want er lijkt een
schijn van willekeur in te zitten. Ik probeer het proces te schetsen van
hoe we hier zijn gekomen en waar we staan. Vervolgens hebben we vanuit
het kabinet gezegd dat we dat beeld betreuren. Nogmaals, ik probeer met
alle transparantie te schetsen waardoor dat komt. Ik vraag ook wel enige
reflectie van de Kamer — de heer Vijlbrief deed dat eigenlijk ook al
mooi — over de brede wens tot een schuif van btw naar
inkomstenbelasting, vereenvoudiging en een afbouw van fiscale
regelingen. Ik hoop dat we in de consistentie van die redenering dit
debat kunnen voeren.
Nogmaals, de btw op logies pak ik apart. Ik ga nu naar de btw op
culturele goederen en diensten. Daarover heb ik namens het kabinet
aangegeven open te staan voor alternatieven, met twee voorwaarden. De
eerste is dat het netjes gedekt is. Als minister van Financiën kunt u
niets anders van mij verwachten. Daarnaast klopt de dekking niet, gewoon
puur op de inhoud, nog los van wat je vindt van het terugdraaien. Ik zal
daar straks bij de appreciaties nog wat over zeggen. Die dekking zat
voornamelijk op de vapes. Daar kun je echt wel wat belasten. Dat zit wat
later in de tijd. Ik heb ook de placeholder gezien die de heer Vijlbrief
voorstelde in de Aof-premie, vooruitlopend op de heffing. Daar heeft hij
goed op meegedacht, alleen wijs ik er in mijn rol van minister van
Financiën op dat de omvang, dus hoeveel je daarmee denkt op te halen,
echt wensdenken wordt. Dan sla je gaten in de begroting. Dat vind ik
financieel onverantwoordelijk. Daarom kan ik dat niet steunen.
Dit staat los van het feit dat als een meerderheid in de Kamer
alternatieven wil, het kabinet daar natuurlijk voor openstaat. Nogmaals,
die moeten dan wel netjes gedekt zijn en in lijn zijn met de
uitgangspunten van het hoofdlijnenakkoord. Daar zit natuurlijk gelijk
weer de complexiteit, want dat verkleint de marges. Ik heb hier ook
achter de schermen met u over gesproken. Ik heb ook suggesties
aangedragen voor alternatieve dekkingen, in tegenstelling tot wat ik in
de kranten lees, maar dat maakt ook helemaal niet uit. Ik constateer wel
dat we daar niet uit zijn gekomen en er geen breed draagvlak voor hebben
gevonden. Ik denk nog steeds dat het mogelijk is om er op onderdelen wel
draagvlak voor te vinden. Maar op basis van waar we nu staan in het
debat en van de amendementen die voorliggen, constateer ik dat dit nu
niet zo is.
Dan is de vraag: hoe verder? Ik denk dat mevrouw Inge van Dijk een mooi
voorstel heeft gedaan. Straks bij de appreciatie gaan we er ook echt
naar de letter van de motie doorheen. Mevrouw Van Dijk zei dat ze de
agenda van vereenvoudiging en de schuif op zich steunt, maar dat de pijn
zit bij de willekeur. Dat vond ik een hele mooie handreiking vanuit de
oppositie. Laten we met het Handboek btw in de hand kijken of er gekke
uitzonderingen zijn die we kunnen terugdraaien en die minder pijnlijk
zijn, en de opbrengst daarvan gebruiken om maatregelen terug te draaien.
Dat kan natuurlijk. Ik denk ook dat het heel goed is om dat te doen. Ik
kan niet voor de staatssecretaris spreken, maar namens het kabinet zeg
ik dat het me heel goed lijkt om dat gesprek met elkaar te voeren. De
Kamer gaat natuurlijk over de eigen agenda, maar ik zou zeggen: plan een
btw-debat in om dat spaghettimonster te ontrafelen en om, met het
Handboek btw in de hand, te kijken wat we kunnen doen. Welke
afbakeningsproblematiek volgt uit de verschillende tarieven? Of zitten
er echt keuzes in de categorieën die we misschien kunnen terugdraaien?
Dat debat moet plaatsvinden. Ik hoop dat we dat in het licht van die
drie uitgangspunten met elkaar kunnen voeren. Als de Kamer elkaar daar
kan vinden — ik heb er alle vertrouwen in dat dat kan — dan zou je bij
de Voorjaarsnota natuurlijk nog een wijziging kunnen voorstellen met het
oog op 2026. Ik denk dat dat een mooie manier is om dit debat met elkaar
verder te brengen. Het gaat om vereenvoudiging, het afbouwen van fiscale
regelingen en de schuif van directe naar indirecte belastingen om arbeid
goedkoper te maken. Ik zou het zo zonde vinden als we die brede
uitgangspunten, die we denk ik met elkaar delen, helemaal weggooien
omdat het politiek vastzit omdat we in dit debat geen meerderheid kunnen
vinden op het alternatief. In die zin was ik dus ook zeer gecharmeerd
door de uitgestoken hand van mevrouw Van Dijk.
De heer Vijlbrief (D66):
Kort punt van orde hier. Ik vind het hier echt heel onhandig. Mevrouw
Maatoug had het er net ook al over. Ik denk dat het handiger is om nu
gelijk ook naar de letter van de motie te kijken, want anders wordt het
een raar debat. Ik zeg dat ook voor de minister. Anders staat hij het
debat twee keer te voeren. Ik denk dat het echt verstandiger is om dat
in dit geval anders te doen, omdat voor ons, of in ieder geval voor de
collega's — ik sta er ook onder — de interpretatie van de motie echt
cruciaal is.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, daar wil ik me bij aansluiten, want anders gaan we twee keer
een debat voeren en is het aan het eind van het liedje niet helder wat
er wel en niet is toegezegd.
De voorzitter:
Ja. Dan vraag ik de minister ... Het gaat over de motie op stuk nr.
107.
Minister Heinen:
Nogmaals, die motie roept op om naar alternatieven te kijken en met
voorstellen te komen. Met die voorstellen kan je komen zodra je zicht
hebt op een meerderheid. Je kan blijven voorstellen, maar als je geen
zicht hebt op een meerderheid, heeft het geen zin om die voorstellen te
doen. Daarvoor is dat politieke debat nodig. Ik kijk de Kamer even aan.
Ik denk dat daar ook bereidheid is om dat gesprek met de coalitie en de
oppositie aan te gaan. Nogmaals, vanuit de zijde van het kabinet: ik ga
niet over de Kameragenda en kan niet spreken voor de coalitie. Het
kabinet staat open voor alternatieven, mits gedekt en mits ze voldoen in
het licht van de doelstellingen van het hoofdlijnenakkoord.
Dan is het de vraag hoe we dat gesprek met elkaar aangaan en hoe we de
verwachtingen managen. De motie roept op om met voorstellen te komen. Ik
vind dat een heel helder signaal. Dat signaal pak ik op. Ik wil daar ook
wel het initiatief voor nemen. Ik kan niet over de Kameragenda gaan,
maar als daar een debat wordt ingepland, kunnen we dat debat natuurlijk
aangaan. We kunnen ook technische briefings organiseren of het gesprek
buiten de orde van de Kamer voeren; dat vind ik ook altijd goed. Ik vind
namelijk ook dat je in alle vriendschappelijkheid dat soort gesprekken
moet aangaan. In die zin vind ik het dus een helder signaal. We moeten
alleen vooral even kijken hoe de motie bedoeld is van de zijde van de
oppositie.
Nogmaals, ik interpreteer de motie als een helder signaal om te kijken
naar alternatieven, daar de tijd voor te nemen richting de
Voorjaarsnota, en met elkaar de ambitie af te spreken om bij die
Voorjaarsnota met een alternatief te komen voor die btw op culturele
diensten. Nogmaals, ik moet wel eerlijk zijn: ik kan niet spreken voor
de coalitie, dus dat debat moet u ook onderling met elkaar voeren. Maar
het kabinet staat daar zeker voor open.
De voorzitter:
Dat leidt tot een appreciatie van de motie?
Minister Heinen:
Nou, voorzitter, ik ga nu eerst even horen hoe de oppositie daartegen
aankijkt. De appreciaties doe ik echt in één keer bij de appreciaties.
We kunnen hier het debat voeren over de motie, maar de appreciaties doe
ik aan het einde. Ik ga niet tussendoor moties appreciëren.
De heer Vijlbrief (D66):
Ik heb een inhoudelijke, verduidelijkende vraag. De minister heeft het
over de btw op culturele diensten, maar laten we nu toch maar even
precies zijn. Het zijn die vier of vijf grote categorieën. Het is voor
een heel groot deel logies, het is voor een groot deel cultuur, het is
boeken en media, en het is sport. Ben ik er nu één vergeten? Ik denk het
niet. Dit haalt volgens mij samen die 2,3 miljard op. De minister noemt
steeds expliciet cultuur en de andere niet. Zit daar iets achter of is
dit gewoon een pars pro toto? Ik weet het even niet.
Minister Heinen:
Dat is een goede vraag. Het bestaat eigenlijk uit twee elementen. Je
hebt de btw op logies en hotels, en je hebt de btw op culturele goederen
en diensten. In de btw op culturele goederen en diensten zitten
subcategorieën, waaronder de sport, waarvoor u met bokshandschoenen door
de Kamer liep en waarover we zowel plenair als in commissiedebatten als
daarbuiten met elkaar het gesprek hebben gevoerd. Ik constateerde hier —
dat probeer ik hier natuurlijk ook af te tasten — dat de btw op cultuur
en op logies in verkiezingsprogramma's stond en dat er moties zijn
ingediend, ook door partijen die bij de interruptiemicrofoon staan, die
voorstellen dit te verhogen. Dat plaatst mij soms wel in een lastige
situatie. Ik probeer de Kamer goed te lezen, maar als de Kamer enerzijds
moties indient en verkiezingsprogramma's heeft waarin iets omhoog wordt
gedaan en anderzijds zegt het niet te willen, dan vind ik dat heel
lastig. Daar zit ook een mate van inconsistentie in. Ik probeer dat zo
diplomatiek mogelijk te formuleren. Dat bedoel ik ook niet in
verwijtende zin, maar in constaterende zin. Ik heb de Kamer vooral
gehoord over de uitzonderingen in de btw-categorie culturele goederen en
diensten. Daar zat namelijk die sportcategorie in, waarover ik de Kamer
veel heb gehoord. Zo probeer ik, los van de spaghetti in het systeem,
ook de spaghetti in deze Kamer te ontrafelen.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik had in mijn inbreng gezegd: het kabinet kan de btw-maatregelen alsnog
in stemming brengen als het ons niet lukt voor de Voorjaarsnota. Ik ben
op zoek naar hoe we hier nu uit gaan komen. Ik ben namelijk een beetje
bang dat als wij nu "oké, prima" zeggen, er dadelijk een briefje komt
waar we diepongelukkig van worden. Maar we hebben dan wel ja gezegd
tegen die btw-maatregelen. Heel eerlijk, daarin zit voor ons gewoon de
pijn. Ik ben dus wel op zoek naar een dusdanig harde toezegging over hoe
we dit met elkaar gaan doen, zodat wij ook gewoon het gevoel kunnen
hebben dat we dit serieus met elkaar gaan doen en gaan fiksen. Wellicht
komen we er niet uit — dat zou kunnen — maar we gaan het proces wel heel
serieus met elkaar doorlopen.
Minister Heinen:
Dit is precies waar wij contact over hadden, want dit snap ik ook heel
goed. Het is namelijk heel makkelijk om toezeggingen te doen. Ik denk
dat u mij kent als iemand die voorzichtigheid betracht, ook in dit
debat. Ik ben een namelijk een man van mijn woord. Als ik zeg dat ik
iets serieus doe, doe ik dat dus ook. Maar tegelijkertijd snap ik ook
het comfort dat de Kamer op dit punt zoekt. Mijn zorg is dat het gevolg
zou kunnen zijn dat we zeggen: haal 'm in de Eerste Kamer dan ook maar
uit de belastingplannen. Dat slaat dan een gat van 2,3 miljard in de
begroting. Dat kan ik, als minister van Financiën, nooit laten gebeuren.
Wij hebben in het verleden echt te veel gaten in begrotingen geslagen.
We hebben ook een debat gehad over placeholders en taakstellingen die
niet zijn ingevuld. We hebben een hele opgave richting de Voorjaarsnota.
Ik vind het tekort al te hoog. We hebben nog taakstellingen in te
vullen. Ik ga geen gaten laten slaan in de begroting. Ik trek daar echt
een streep. Ik vind dat we wat het doorschuiven van rekeningen betreft,
onverantwoord bezig zijn met de begroting. Mijn ambitie is — dan praat
ik even als minister van Financiën — om begrotingsdiscipline te
herstellen. Als we een pijnlijke keuze met elkaar maken, dan moeten we
die ook nu maken en geen discussies doorschuiven. Dat zeg ik in het
licht van hoe we de motie moeten interpreteren.
Tegelijkertijd snap ik ook het comfort dat mevrouw Van Dijk zoekt. Die
geeft een heel helder signaal en vraagt om een ambitieuze
inspanningsverplichting, als ik die zo mag noemen. We gaan dat gesprek
dan ook serieus aan. Natuurlijk gaan we dat gesprek aan. Het kabinet
staat open voor alternatieven. Die moeten wel op een meerderheid
berusten. Het is, denk ik, goed dat er ook tijd wordt genomen om dat
spaghettimonster met elkaar te gaan ontrafelen. Zo wil ik 'm ook
interpreteren. Ik hoor dan ook graag hoe mevrouw Van Dijk daartegen
aankijkt. Ik wil ook even waardering uitspreken richting de oppositie,
die hier op zoek is naar een oplossing. Dat waardeer ik zeer, want
volgens mij zien we ook het belang in van een belastingplan dat gewoon
netjes doorgaat. Daar zitten namelijk veel meer maatregelen in waar
mensen thuis ook op zitten te wachten.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Het zit 'm natuurlijk in de resultaatverplichting: wat is dat dan? Ik
ben gewoon echt op zoek naar … Kijk, ik geloof dat de minister een man
van zijn woord is. Ik ben ook een vrouw van mijn woord. Maar hoe gaan we
nou zorgen dat we dat nu op een dusdanige manier met elkaar vasthechten,
dat wij als oppositie het gevoel hebben dat wij ergens ja tegen hebben
gezegd en niet met de Voorjaarsnota worden geconfronteerd met — laat ik
het zo zeggen — cynische politiek.
Minister Heinen:
Ik denk dat wij, los van de begrotingsopgave, met elkaar een veel
bredere opgave hebben wat betreft goede politieke verhoudingen en
politiek bedrijven op basis van vertrouwen. Ik vind dat we te veel
politiek bedrijven op basis van wantrouwen. Daarbij kijk ik niet naar
mevrouw Van Dijk, de heer Vijlbrief of de heer Grinwis; wij kennen
elkaar al langer. Ik vind dat er te veel wantrouwen in het brede
politieke debat sluipt. Het kan natuurlijk ook voorkomen dat er in de
geschiedenis beloften zijn gedaan die niet worden nagekomen, wat dat
wantrouwen voedt. Tijdens de politieke beschouwingen hebben we een
uitgebreid debat gehad over ramingen en hoe we daar met elkaar mee
omgaan, om ook daarbij het vertrouwen te herstellen. Ik denk dat we dat
debat breder als kabinet voeren, maar het zit natuurlijk ook in dit
Belastingplan en in hoe we elkaar hierbij goed begrijpen en lezen. Ik
worstel alleen even met de motietekst. Ik wil dit debat afmaken, maar ik
wil even de gelegenheid hebben om de motie erbij te hebben en naar de
letter van de motie te kijken. Ik wil de discussie even afmaken. Dat
geeft de gelegenheid om de tekst even goed te lezen. Maar ik waardeer
dat we hier op zoek zijn naar welk commitment we naar elkaar uitspreken,
ook met het oog op de Voorjaarsnota.
De voorzitter:
Mevrouw Van Dijk nog? Nee? Dan ga ik naar de heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat vind ik een beetje lastig. We hebben nu allemaal de motie voor ons
volgens mij. Of heeft de minister de motie niet voor zich?
Minister Heinen:
Nee, ik kan 'm ergens uit een stapel trekken, maar dan moet ik hier nu
…
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Het is de motie op stuk nr. 107.
Minister Heinen:
Ja, dat weet ik. Maar gun mij dan ook even de gelegenheid — we hebben
straks nog een schorsing — om even goed naar de letter van de motie te
kijken, want ik vind het erg lastig om dat hier nu te doen, met alle
spullen voor mij. We voeren nu eerst de principiële discussie. Die wil
ik met u uitbenen.
De voorzitter:
Ik had die schorsing eigenlijk willen voorkomen, maar ik zie hoe het
gaat.
Minister Heinen:
Ik had u gewaarschuwd, voorzitter.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dan zou ik de minister graag de kans willen geven om tussen nu en de
appreciatie van de moties …
Minister Heinen:
Nee, dat ga ik niet doen. Dan maak ik wel eerst het hele btw-blokje af.
Er zijn veel vragen gesteld over de btw. Dan kunnen we alle vragen
beantwoorden. Dan kunnen we daar, in het licht van de beantwoording van
alle vragen en in het licht van de motie, samen de discussie over
voeren. Maar ik kan dit nu niet tussendoor erbij pakken.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik ga nog even door. Dan moet de minister maar aangeven of hij daar
later op terug wil komen of nu iets over wil zeggen. Ik wil iets vragen
in vervolg op de vraag van collega Inge van Dijk. De minister nam het
woord "inspanningsverplichting" in de mond, maar de motie heeft het over
"een alternatieve invulling voor de afschaffing van verlaagde
btw-tarieven te presenteren in het voorjaar". Dat is dus niet een soort
van je best doen om een alternatief te ontwikkelen, maar om het te
presenteren. Daarbij moet het handboek gebruikt worden om "willekeurige
aanpassingen te voorkomen en te streven naar vereenvoudiging". Dat is de
letterlijke tekst. Ik ben, samen met de mede-indieners, op zoek naar de
hardheid van de toezegging van de minister. Ik wil hem in ieder geval
het volgende in overweging geven, afhankelijk van wat hij nu gaat
zeggen, maar wel gelet op wat hij zojuist heeft gezegd. Het is misschien
handig om ergens tussen het debat nu en de stemming van vanavond
zwart-op-wit te zetten wat de consequentie is van het aannemen van deze
motie voor het kabinet. Dat is voor ons cruciaal voor de manier waarop
we gaan stemmen over het Belastingplan.
Minister Heinen:
Het komt zwart-op-wit te staan, want alles wat ik uitspreek komt in de
Handelingen. Mijn toezeggingen staan daarin. In die zin krijgt u dat dus
zwart-op-wit. Ik kom even terug op het precieze punt dat de heer Grinwis
maakte over het presenteren. Wij kunnen van alles presenteren, maar als
zaken niet op meerderheden steunen, heeft dat geen zin. Ik zoek dus naar
de manier waarop we dit samen kunnen doen. Als ik de motie zo mag
interpreteren dat iets wat we presenteren gedragen moet zijn, met een
meerderheid, dan kunnen wij ook samen dat debat voeren. Het risico is
namelijk dat wij iets heel flauws presenteren. Dan heb ik u ongelofelijk
met een kluitje in het riet gestuurd. Dan zeg ik: natuurlijk, ik ga iets
presenteren. Maar dan ga ik, in de woorden van de heer Vijlbrief, "iets
heel akeligs presenteren". Ik heb die woorden op een mok laten zetten.
Dat weten we nog uit onze mooie tijd. Dan ga ik dus iets heel akeligs
presenteren en dan zeg ik: "Ik heb toch iets gepresenteerd? Stem het
maar weg." Dat moeten we echt niet met elkaar doen. Als ik de motie zo
kan appreciëren … Nogmaals, ik wil hier straks bij de appreciatie
nogmaals op terugkomen. Dat geeft ons ook even de gelegenheid om dit
gesprek met elkaar te voeren. Ik zou de motie wel zo willen
interpreteren dat we erbij zeggen "we presenteren het mits er een breed
draagvlak is". Want als dat draagvlak er niet is, vind ik het wel lastig
om die toezegging te doen. Dat gesprek moeten wij met elkaar voeren in
de Tweede Kamer, maar ook met het oog op de meerderheid — we zijn
natuurlijk ook politici — in de Eerste Kamer.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat ben ik eens met de minister. Ik bedoel het verder niet lelijk, maar
met "zwart-op-wit" bedoel ik niet alleen de Handelingen. Ik bedoel dan
dat er voor alle zorgvuldigheid en helderheid ergens tussen de afronding
van deze termijn en de stemmingen van vanavond ook even een briefje
komt.
Minister Heinen:
Dat lijkt me sowieso goed, omdat we dan ook geen miscommunicatie hebben.
Laat ik hier dan wel zeggen dat we dat presenteren in het voorjaar, maar
dat ik daarbij zeg: mits politiek gedragen. Dan zeg ik in alle
eerlijkheid dat het wel zo kan zijn dat we er misschien niet uitkomen.
Maar dan zie ik u natuurlijk weer bij het volgende belastingplan
tegenover mij. Dat besef ik ook heel goed. Ik vind dat wij in de eerste
plaats met elkaar het debat moeten aangaan. Het lijkt me goed dat dat
ook in het debat van de commissie voor Financiën plaatsvindt. Laten we
ook rondetafelgesprekken organiseren. Maar het lijkt me ook goed om eens
met een belastinginspecteur te praten. Laten we met elkaar eens die
afbakeningsproblematiek bezien. Dan hebben we daar ook goede debatten
over. Dat geeft ons ook de tijd om bilaterale gesprekken te voeren over
de vraag waar nou het gevoel van de meerderheden zit. Dan kunnen we zo
naar de Voorjaarsnota toe bekijken of hier nou een alternatief voor te
verzinnen is. Als dat alternatief dan breed gedragen is, zou dat
natuurlijk fantastisch zijn. Dat zeg ik ook even vanuit de zijde van het
kabinet.
Voorzitter. Ik heb één laatste opmerking. Ik spreek hier niet namens de
coalitie. Ik spreek namens het kabinet. De coalitie maakt hierin zijn
eigen afweging. Dat is ook wat u hier met elkaar moet doen. Ik kan u
zeggen hoe het kabinet erin zit. Daarin is mijn lijn consistent: we
staan open voor alternatieven, mits die goed gedekt en breed politiek
gedragen zijn. Met "breed politiek gedragen" heb ik het natuurlijk ook
over breed politiek gedragen in verhouding tot het hoofdlijnenakkoord.
Dat is wat ik vanuit de zijde van het kabinet kan aanbieden. Maar zoek
elkaar ook op in de Kamer — dan heb ik het over oppositie en coalitie —
om dit goed met elkaar te bespreken. Ik kan niet namens de coalitie
spreken. Ik doe dat dus ook niet. Ik constateer dat dit ook in beperkte
mate is gebeurd in de weken voorafgaand aan dit Belastingplan.
De heer Vijlbrief (D66):
Ik vind het proces in dit debat nu goed. Ik ga hier toch even de tijd
voor nemen, want we zijn aan het afronden. Het proces is nu dat de
minister in ieder geval bij ons — de coalitie staat zo meteen misschien
ook nog wel op — probeert op te halen hoe wij deze motie bedoeld hebben.
Dan kan hij later een weloverwogen appreciatie geven. Dat lijkt me
hartstikke goed. Laat ik in het kader van dat proces toch even zeggen
wat ik bedoeld heb, want ik sta ook onder de motie. Ik had gehoopt — en
daarvan zegt de minister: dat ga ik niet doen — dat de minister zou
zeggen: ik haal die btw-verhoging uit het Belastingplan en die gaan we
apart doen. Daarover zegt hij: dat doe ik niet, want ik vind het risico
te groot. Hij is minister van Financiën. Ik ben ook voor budgettaire
degelijkheid. Ik begrijp dat dus vanuit die positie. Mijn politieke
positie is een andere, maar daar worden we het niet over eens; dat is
niet erg. Maar dat is wel waarom ik onder de motie sta. Nu zegt de
minister eigenlijk: oké, dat zij zo, maar laten we dan proberen om iets
te zoeken waardoor … Ik zeg maar even dat ik, als D66-fractie, het
liefst van het standpunt weg zou gaan dat wij het Belastingplan niet
kunnen steunen. Ik zou het Belastingplan vanmiddag bij de stemmingen het
liefst wel gaan steunen. Maar dan zeg ik tegen de minister dat het voor
mij heel belangrijk is welke toezegging hij vanmiddag precies bij die
appreciatie doet. Hij heeft gelijk: het is ook aan de Kamer; het heeft
ook met het proces in de Kamer te maken. Ik ga maar even heel eerlijk
zijn, ook voor de mensen die het debat volgen. Hij noemt het "een
kluitje in het riet", maar dat geloof ik helemaal niet. Ik geloof niet
dat hij ons in de val probeert te lokken. Maar er is hier een
Kamermeerderheid die oorspronkelijk z'n handtekening heeft gezet onder
deze maatregel. Het is dus logisch dat de oppositie om een stem te
kunnen uitspreken voor het Belastingplan, zoekt naar enige vastigheid
zodat die Kamermeerderheid niet zegt: ja, we hadden een prachtig debat
met elkaar, maar ja, we zien echt geen andere mogelijkheden. Ik probeer
aan de minister aan te geven waar bij ons … Daartussenin zullen we het
moeten zoeken. Dat lukt wel of dat lukt niet.
Minister Heinen:
Dank voor deze toelichting, zodat we elkaar goed begrijpen. Ik denk dat
de heer Vijlbrief het inderdaad correct neerzet. Het kan niet zo zijn
dat we financiële gaten slaan in begrotingen. Ik hoorde de heer
Vijlbrief ook. Dat is ook niet mijn bedoeling. We kunnen dus geen
elementen uit een Belastingplan trekken. Ik heb dat ook richting de
Eerste Kamer aangegeven. Dat ga ik echt niet laten gebeuren. Nogmaals,
het is voor mij essentieel om financiële degelijkheid terug te brengen
in Den Haag. Dat is één.
Twee. Ik waardeer ook hoe dit gesprek gaat. Ik snap heel goed dat de
heer Vijlbrief zegt dat het voor de stemming wel belangrijk is hoe dat
dan precies verwoord wordt. In dat licht snap ik ook de heer Grinwis,
die zegt: ja, dan wil ik wel even elk woord goed op een goudschaaltje
wegen om het ook goed te kunnen appreciëren. Dat begrijp ik ook heel
goed. Dus laat me ook naar de goede woorden zoeken. Als we het met
elkaar over vertrouwen hebben, zit voor mij de crux in … Ik snap
namelijk het punt over het kluitje in het riet heel goed. Dat moeten we
echt met elkaar voorkomen in het licht van het volgende en los van het
Belastingplan. We zijn allemaal politieke partijen. We zijn het vaak met
elkaar oneens. Maar aan het eind van de dag moeten we het met elkaar
eens worden en hier meerderheden hebben, want de mensen thuis verwachten
dat van ons. Wij horen compromissen met elkaar te sluiten. In de
zoektocht naar dat compromis moeten we elkaar goed begrijpen. Dan zit
het voor mij voornamelijk in het presenteren van alternatieven die wel
breed gedragen zijn. Ook daarbij kan het risico van het kluitje en het
riet voorkomen. We kunnen dan namelijk iets heel akeligs presenteren en
daarmee voldoen aan de motie, maar dat is niet waar de oppositie naar
zoekt, denk ik. We moeten elkaar de komende maanden wel goed blijven
opzoeken in dat proces van het zoeken naar breed draagvlak. Het vergt
namelijk wel debatten, elkaar opzoeken, het gesprek aangaan en goede
dekking zoeken om dan iets gedragen te presenteren. Nogmaals, iets wat
niet gedragen wordt, kan ik ook niet presenteren. Dan begrijpen we
elkaar goed, denk ik.
De heer Vijlbrief (D66):
Heel kort. Ik geloof niet dat ik ervan beschuldigd kan worden dat ik
niet heb gezocht naar andere oplossingen. Dat is één. Dat zegt de
minister ook niet, maar dat wil ik toch even gezegd hebben voor de
Handelingen.
Ten tweede. Hij probeert mij nu even in het kamp trekken van de mensen
die zeggen dat je het er niet uit moet halen. Ik heb net wel gezegd dat
ik er voor ben om het eruit te halen. Ik had graag een algemene
placeholder in het Belastingplan gezet voor 2,3 miljard. Het had me niet
uitgemaakt wat het precies was. Dan had hij zijn dekking ook gewoon
gehad. Dat wil hij niet. Ik begrijp het. Ik heb gezegd dat ik daar
begrip voor heb, maar hij moet niet net doen alsof ik het met hem eens
ben, want dat is niet zo. Ik ben het met hem eens over de degelijkheid.
Ik ben het ermee eens dat als je een voorstel doet, dit gedekt moet
worden. Ik had het eruit willen halen. Dat is niet gebeurd en nu zoeken
we naar iets anders. Dat is mijn conclusie.
De voorzitter:
Ik denk dat dit niet echt een vraag is, dus dan is de heer Stoffer nu de
volgende.
De heer Stoffer (SGP):
Volgens mij is er veel gezegd over alle btw-verhogingen. Wat betreft het
eindresultaat sluit ik me aan bij de woorden van de heer Grinwis. Als er
vanavond voor de stemming zwart-op-wit een briefje ligt waarin we zeggen
dat we elkaar in de ogen hebben gekeken en dat we elkaar echt vertrouwen
in dat we gaan heronderhandelen, is het voor ons wat dat betreft
akkoord. Laat ik nog even heel helder het brede politieke draagvlak
neerzetten. We hebben afgelopen dinsdag als CDA, SGP en ChristenUnie
neergelegd dat als dit lukt, met ook een aangenomen amendement op de
giftenaftrek en op de eenverdiener, dit Belastingplan wat ons betreft te
dragen valt. Om het heel helder verstaan te hebben: dat brede politieke
draagvlak ligt dus in die drie elementen. Dan heeft u deze drie
partijen. Iedereen kan tellen. Dan heeft u in de Eerste Kamer ook een
degelijke meerderheid en dan zullen we met elkaar heel serieus gaan
bekijken hoe we ook dit btw-vraagstuk met elkaar gaan oppakken. Daar
kunnen de minister, dit kabinet en ook de coalitie van op aan.
Minister Heinen:
De heer Stoffer zegt terecht dat de deal uit meerdere elementen bestaat.
Dat klopt. Voorzitter, sta mij even toe om het volgende te benoemen. Bij
de presentatie van de regeringsverklaring zei de oppositie dat er voor
haar eigenlijk drie dingen leidend zijn voor steun. Dat was in het kader
van de uitgestoken hand. Dat waren de schoolboeken, schoollunches en de
giftenaftrek in de inkomstenbelasting. Dat heeft het kabinet proactief
naar de Kamer gestuurd. Ik snap ook hoe de politiek werkt: je krijgt dat
binnen en je kijkt waar je het bolletje wol nog verder kunt ontrafelen.
Vervolgens is daar de btw-discussie bij gekomen. Ik heb de heer Stoffer
gehoord over de eenverdieners. Daar hebben we een debat over gevoerd en
daar ligt ook een voorstel voor. Daar zal ik straks een appreciatie van
geven, ook indachtig het politieke oordeel dat de heer Stoffer daaraan
koppelt. De heer Grinwis heeft daar de giftenaftrek in de
vennootschapsbelasting aan gekoppeld. Daar zou met de drie conventionele
partijen een meerderheid voor zijn, in de woorden van deze drie
partijen. Vervolgens liep de heer Vijlbrief met een dartjasje rond, naar
aanleiding van de Politieke Beschouwingen. Hij zei: ik ben er ook nog;
ik wil er ook graag bij. Het is slim dat hij zich niet buitenspel laat
zetten. Dat was slim politiek handwerk van de heer Vijlbrief. Hij trok
de btw-discussie breder.
Ik heb geconstateerd: laten we proberen om dat bolletje wol, dat
spaghettimonster, te ontrafelen. Ik zie een breder draagvlak voor de btw
op logies, omdat dat ook in verkiezingsprogramma's en moties stond. Maar
ik besef ook dat het met elkaar samenhangt en dat we het moeten bezien
in het licht van hoe we überhaupt tegen het btw-stelsel aankijken. Ik
grijp weer even terug naar het uitgangspunt van de vereenvoudiging, de
schuif van directe naar indirecte belastingen en de fiscale regelingen
die ondoelmatig zijn en waar we vanaf willen. Langs die drie punten
vormt het een prisma en langs dat prisma moeten we in de komende
maanden, in de aanloop naar de Voorjaarsnota, in gezamenlijkheid een
oplossing zoeken. Daar ben ik ook zeer toe bereid. Ik erken daarmee ook
het punt van de heer Stoffer, die slim politiek handwerk verricht om een
belangrijk punt voor zichzelf te regelen, net als een breedgedragen
Belastingplan.
De heer Stoffer (SGP):
Ter afronding. Dank voor de beantwoording. Die is heel helder. Eén. Het
is slim. Twee. Ik denk dat we met elkaar naar het goede zoeken voor dit
land en naar zo veel mogelijk draagvlak voor hoe we belastingen heffen.
Ik heb hiermee een signaal afgegeven aan de coalitiepartijen, zodat u
weet waar u vanavond wel en niet een vinkje bij moet zetten en hoe de
SGP dit met haar partners, de ChristenUnie en het CDA, gaat
oppakken.
Minister Heinen:
We hebben dit debat langs twee lijnen gevoerd. We hebben naar politieke
steun en draagvlak gezocht voor het Belastingplan, maar we hebben het
debat ook op de inhoud gevoerd. Ik wil tegen de kiezers van de heer
Stoffer en de andere mensen die dit debat volgen, zeggen dat we dit
debat op de inhoud voeren. Dat is altijd het vertrekpunt geweest van
alle partijen. De heer Stoffer wijst terecht vaak op de problematiek van
de eenverdieners. Ik vind het mooi dat hij daarvoor vecht. Dat deed ik
altijd voor de werkende middeninkomens. Zo hebben we allemaal ons punt.
Maar ik wil de suggestie wegnemen dat het puur en alleen politiek
handjeklap is. We beginnen altijd bij de inhoud. Zo ken ik de heer
Stoffer ook. Maar uiteindelijk moet er wel een politieke deal gemaakt
worden, waarin dit een belangrijk element is. Dat besef ik heel goed.
Dat neem ik straks ook mee in mijn oordeel en appreciaties.
De voorzitter:
Mevrouw Van Vroonhoven. Was u eerder? De heer Dijk.
De heer Dijk (SP):
Ik zou normaal zeggen "dames voor", maar in dit verband heeft het nut
dat ik eerder ben. Ik wil een ander spaghettimonster van de btw
ontrafelen. Ik heb dit debat in de afgelopen tijd goed gevoerd. Wie goed
kijkt, ziet dat er in de Eerste Kamer geen meerderheid is voor het idee
van de btw-verhoging. Het is geen verwijt, maar meerdere partijen, met
name oppositiepartijen, hebben gezocht naar alternatieven en naar
alternatieve dekkingen. Ze hebben die ook geprobeerd te zoeken bij de
coalitiepartijen. Er zijn een aantal voorstellen gedaan, waaronder
eentje van mijzelf maar ook van andere oppositiepartijen. Die werden
ontraden, omdat de dekking niet oké is of omdat de minister het niet
voldoende vindt. Dat kan.
Ik probeer dit spaghettimonster nogmaals te ontknopen. Ik heb niet heel
erg veel ruimte gezien bij de coalitiepartijen om hier toch een
oplossing voor te vinden. Om eerlijk te zeggen heb ik dat ook niet bij
het kabinet gezien. Er werd alleen gezegd: komen jullie maar met plannen
en ideeën. Ik vind het ingewikkeld dat de minister zegt dat het via de
lijnen moet die geschetst zijn in het hoofdlijnenakkoord. Ik vermoed
eerlijk gezegd dat als daar niet enigszins vanaf afgeweken kan worden,
het bijna ondoenlijk wordt om een meerderheid te krijgen in deze Kamer
om de btw-verhoging van tafel te krijgen of aan te passen. Is de
minister dat met mij eens? Dat is eigenlijk ook meteen mijn vraag aan de
coalitiepartijen. Daarom vond ik het fijn dat ik voor mocht gaan,
mevrouw Van Vroonhoven.
Minister Heinen:
Ik begrijp deze vraag van de heer Dijk. Ik hoop dat hij begrijpt dat ik
hier ook sta in de rol van minister van Financiën in een kabinet dat een
hoofdlijnenakkoord uit te voeren heeft. Ik heb mij daartoe te verhouden.
Als het gaat om dekking, heb ik mijn pet van minister van Financiën op.
Over de inhoud, de dekking van de voorstellen, heb ik inderdaad gezegd
dat het nog aan kracht kan winnen, maar op zich staan wij natuurlijk
open voor de beweging zelf. Laat mij dan ook de waardering uitspreken
voor het werk dat door de oppositie is verzet. Als de suggestie is
gewekt dat daar niks is gedaan, dan wil ik dat idee gelijk wegnemen.
Sterker nog, ik heb zelfs mensen met bokshandschoenen en dartjasjes zien
rondlopen.
Als het gaat om het zoeken naar breedte, zegt de heer Dijk dat er
misschien ook over schaduwen heen gesprongen moet worden. Dat vind ik
lastig te beantwoorden, want het hoofdlijnenakkoord is niet van mij. Dat
is van de fracties. Ik probeer dat in netheid te doen. Maar ik hoor wat
de heer Dijk zegt. Laten we nou voorkomen dat we op voorhand zeggen dat
iemand een veer moet laten. Misschien lukt het ons, ook indachtig de
motie van mevrouw Van Dijk — die zei: kijk ook naar het Handboek btw —
om slimmere oplossingen te vinden. Laten we voorkomen dat we nu al
piketpalen slaan voor waar dat gevonden moet worden. Laten we open het
debat met elkaar aangaan. Nogmaals, alle krediet aan mevrouw Van Dijk,
die zegt: we hebben dat Handboek btw. Dat heeft meneer Dijk zelfs nog
uitgedeeld in het wetgevingsoverleg — eigenlijk schaam ik me daar wel
voor. Dat noopt wel naar reflectie op wat we elkaar hier aandoen met al
die afbakeningsproblematiek rondom het lage tarief en welke categorieën
daar wel of niet in vallen. Misschien kunnen we daar slimmere
oplossingen voor vinden. In die open samenwerking wil ik deze discussie
voeren. Welke gevolgen dat vervolgens heeft voor bijvoorbeeld een
hoofdlijnenakkoord, dat vind ik een politieke weging, een politiek
oordeel. Het is niet aan mij om dat oordeel te vellen. Ik kijk
natuurlijk wel altijd door mijn oogharen heen mee, ook naar de zijde van
de coalitie.
De heer Dijk (SP):
Laat ik het dan nog iets scherper stellen. Er moet wel bewogen worden.
Ik heb de afgelopen tijd namelijk veel van die debatten gezien en dan
werd er ook voornamelijk door coalitiepartijen gezegd dat zij het "ook
niet leuk" vinden. Ik heb zelfs een keer gehoord dat het eigenlijk
niemands voorstel is. Dan denk ik: maar je staat er wel voor. Hierbij
dus ook een oproep aan de sprekers na mij. Er moet wel bewogen worden,
want anders komt dit niet tot een oplossing.
Minister Heinen:
Ik hoor de heer Dijk.
Mevrouw Van Vroonhoven (NSC):
Ik wil vanuit de coalitie eigenlijk even stilstaan bij dit memorabele
moment. We hebben een extraparlementair kabinet. We zien dat we geen
meerderheid hebben in de Eerste Kamer. We moesten dus op een of andere
manier — ik kijk ook naar de mensen achter mij — de handen ineenslaan.
Dat is inderdaad een beetje op het uur U gebeurd, maar we hebben elkaar
proberen te vinden. We zijn langs bepaalde lijnen over schaduwen heen
aan het stappen. Maar we hebben elkaar gevonden en we proberen samen tot
iets te komen, juist ook in de wetenschap dat er in de Eerste Kamer
overeenstemming moet komen. Ik zou de minister eigenlijk het volgende
willen vragen. U bent natuurlijk ook deel van dit spel en wij hebben u
wat dat betreft ook heel hard nodig, juist ook om die kaders te zetten.
U schetst dat ook goed; we moeten nu dat gesprek met elkaar blijven
aangaan en de piketpalen niet te strak zetten, juist omdat we ergens
moeten komen. Ik vind uw suggestie om dat handboek goed ter hand te
nemen en ons daar goed over te laten voorlichten, heel nuttig. Eigenlijk
doe ik vanuit deze hoek meer een oproep en stel ik de vraag aan de
minister of hij ons daar misschien een beetje bij wil begeleiden met de
expertise die hij heeft, om ervoor te zorgen dat we dit nu op een
verantwoorde manier met elkaar kunnen gaan invullen. Weet in ieder geval
dat dat vanuit de Tweede Kamer echt gewenst is en nodig is, en dat wij
ook tot elkaars beschikking zouden moeten staan.
Minister Heinen:
Mevrouw Van Vroonhoven gaat natuurlijk ook een staatssecretaris
voordragen, dus zij heeft hier een bijzondere rol. Voer dat gesprek dus
ook intern. Maar uiteraard voel ik hier een bijzondere
verantwoordelijkheid, ook vanuit het kabinet. Het lijkt me heel goed om
die expertise vanuit bijvoorbeeld het ministerie van Financiën, de
Belastingdienst en belastinginspecteurs met elkaar te delen. Ik denk
echt, als we even uit de politieke stellingname en weer puur naar dat
handboek gaan waar mevrouw Van Dijk elke keer op wijst, dat we eens goed
moeten kijken wat we elkaar aandoen. Laten we die dialoog dan ook als
startpunt nemen.
Mevrouw Van Vroonhoven (NSC):
Eén opmerking nog. Ik denk dat er voor ons nu gewoon werk aan de winkel
is.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Dank aan de minister voor de uitgebreide toelichting, die hij keer op
keer heeft gegeven in het wetgevingsoverleg en ook vandaag weer. Heel
veel waardering daarvoor en voor de inzet achter de schermen. Ik steek
de hand ook maar in eigen boezem. Ik heb dat, mijn fractie heeft dat, de
coalitie heeft dat misschien niet tijdig genoeg gedaan: elkaar opzoeken,
met mekaar praten en kijken waar die meerderheden zouden kunnen liggen.
Dus de motie die er nu ligt ... Ik ben wel nog op zoek naar de exacte
duiding en een stukje afbakening. Ik hoor de minister heel vaak zeggen:
bij btw op logies voel ik een breed draagvlak in de Kamer om die stap nu
wel met elkaar te zetten en om daar ook niet op terug te hoeven komen.
Ik volg dat, mijn fractie ziet dat ook, dus ik zou 'm in die zin iets
kleiner en overzichtelijker willen krijgen — daarvoor kijk ik ook naar
de indieners van de motie — om ons inderdaad te richten op de categorie
culturele goederen en diensten, waar ook sport in zit, en de btw op
logies te laten waar die zit. Dan het proces: het commitment om daar met
elkaar serieus naar te kijken en om te zoeken naar alternatieven of
andere varianten en scenario's, is er volledig aan onze kant. Dat wil ik
hier in alle oprechtheid gezegd hebben naar de collega's toe. Volgens
mij kunnen we daar in de procedurevergadering een heel goed en strak
proces op gaan zetten, om ook te komen tot een richting die breed
gedragen wordt.
Minister Heinen:
Laat ik nog even goed terugkomen op dat laatste punt bij de appreciatie
van de motie. Ik hoor wat mevrouw Van Dijk zegt, maar ik zie ook de heer
Grinwis aan komen rennen. Het debat over de btw moeten we dus in de
breedte voeren. Ik zoek inderdaad naar waar de echte dramatiek en pijn
zit, waar ook van de zijde van de oppositie op wordt gewezen. De
oppositie vroeg zich ook het volgende af. Zit er willekeur in de
afbakeningsproblematiek, waardoor we de oorspronkelijke redenering van
vereenvoudiging van fiscale regelingen en de schuif van directe naar
indirecte belastingen niet meer helemaal kunnen volgen? Dat debat spitst
zich inderdaad toe op de btw op culturele goederen en diensten. Ik heb
daarover pamfletten voorbij zien komen, en ook hier in de hal heb ik
mensen in feestkleding zien rondlopen om dat onder de aandacht te
brengen. Dat is dus de reden dat ik me daarop focus, maar ik zie ook de
heer Grinwis hier staan. Ik denk dat we richting Voorjaarsnota in de
breedte het debat erover moeten voeren hoe we überhaupt tegen de btw
aankijken, met alle afbakeningsproblematiek. Gelet op de dramatiek denk
ik dat de oplossingsrichting zich inderdaad toespitst op die culturele
goederen en diensten, maar laten we voorkomen dat we daarop
vooruitlopen, anders gaan we weer een stap terug in dit debat. Volgens
mij gingen we elkaar juist naderen. Laat mij de appreciatie nou goed op
papier zetten, zodat ook de heer Grinwis, mevrouw Inge van Dijk en de
heer Vijlbrief dat goed kunnen wegen en we met elkaar dezelfde taak
spreken en richting de stemming daar een goed oordeel over kunnen
vellen.
De heer Vermeer (BBB):
Het is mooi dat we hier toch stappen maken. Tenminste, zo voel ik dat op
dit moment. We moeten ook echt breder kijken. Dat hebben we in de randen
van het debat en in de wetgevingsoverleggen die we hebben gevoerd ook
met elkaar uitgewisseld. Mevrouw Van Dijk noemde het voorbeeld van
katheterslangen, hoe die dan wel of niet aangesloten worden en of dat al
van invloed moet zijn op de btw, terwijl het natuurlijk gewoon zou
moeten gaan om goede zorg. Ik hoop dat we daar met elkaar uit gaan
komen.
Het gaat ook om meerdere amendementen die ter stemming voorliggen.
Misschien kunnen die ook helpen om de stemming richting elkaar te
verbeteren. Maar ik heb wel een hele grote behoefte — hopelijk kan de
minister daarover meedenken tijdens de lunchschorsing — om te kijken of
we wel voldoende afbakeningen maken, met name om teleurstellingen in de
toekomst te voorkomen. We moeten goed verwachtingen managen naar elkaar.
Hoe lang we ook debatteren: er vallen niet ineens miljarden uit de lucht
die zomaar in te zetten zijn. Uiteindelijk moeten we gewoon structureel
een nette begroting hebben die sluitend is.
Minister Heinen:
Ik hoor heel goed wat de heer Vermeer zegt en dat neem ik uiteraard mee
in de appreciatie.
De voorzitter:
Mevrouw Maatoug was eerder dan de heer Grinwis.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Ik waardeer de woorden van de collega van de VVD heel erg. Ik waardeer
ook de scherpte om het wat concreter te maken, ook voor zo meteen als de
appreciatie komt. Ook het proces moet concreter, want na een
wetgevingsoverleg en nog een wetgevingsoverleg is dit een plenaire
behandeling van een wet. Het is mij op basis van het gesprek dat wij nu
voeren onduidelijk welke procedure er verder wordt gevolgd. De minister
zegt heel duidelijk: "Laten we werken vanuit vertrouwen. Ik wil de wet
aangenomen hebben, want ik wil het zeker weten. Na dat gesprek ga ik 'm
wijzigen". Dat vind ik niet spreken van vertrouwen. We moeten dus met
elkaar hetzelfde beeld hebben van het wetgevingsproces dat we hier en in
de Eerste Kamer doorlopen. Is dat een nota van wijziging op het stuk
rondom het logies, dat mevrouw Van Eijk net aanhaalde? Is dat een
novelle? Is dat een aanhouding en een volledige opknipping? Welke route
nemen we? Het is volgens mij heel belangrijk dat we die ook scherp
hebben en dat die ook in dat briefje komt te staan, zodat daarover geen
verwarring is, net zoals er bij alle andere woorden van de minister geen
onduidelijkheid is.
Minister Heinen:
Bij de appreciatie probeer ik natuurlijk naar breed draagvlak te zoeken.
Ik besef wel terdege dat ik in die appreciatie en in de scherpte die wij
met elkaar opzoeken partijen kan verliezen. Ik denk dat de afwegingen
die die partijen maken ook breder afhangen van de keuzes die in het
Belastingplan worden gemaakt. Laat mij me nou even concentreren op de
discussies die wij hier voeren. Dan kan mevrouw Maatoug daar haar
oordeel over vellen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
In de richting van de heer Vermeer zeg ik: we kunnen de stemming
natuurlijk altijd verbeteren door elkaar te steunen bij de stemmingen.
Ik wil ook een vraag stellen aan de minister in reactie op de
interruptie van collega Van Eijk. Net pleegde ik een interruptie die
ging over het proces en stelde dat we wel zwart-op-wit en helder moeten
hebben wat we zo met elkaar afspreken, mocht de motie worden aangenomen
en mochten we daarna gaan stemmen over het hele Belastingplan en alles
wat daarbij hoort. Maar inhoudelijk moeten we ook opletten. Dat
bespeurde ik heel eventjes bij mevrouw Van Eijk, maar dat wil ik zelf in
ieder geval helder stellen. Het gaat om meer. De motie gaat over een
alternatieve invulling van de verlaagde btw-tarieven in het voorstel. De
minister heeft gelijk dat er nu allerlei amendementen van collega's
liggen in de Kamer op het gebied van sport en cultuur. Er ligt een
amendement van mijzelf en collega Stoffer over boeken, kranten en
tijdschriften. Maar er ligt geen amendement over logies. Alleen daaruit
kun je al iets concluderen over de manier waarop die alternatieve
invulling eruit zou kunnen zien. Maar ik vind niet dat we verder moeten
gaan door die alternatieve invulling nu te gaan beperken tot nog minder
btw-categorieën. De motie spreekt voor zich. De amendementen die zijn
ingediend door mijzelf en diverse collega's spreken ook voor zich. Dat
moet genoeg zijn voor nu, lijkt mij, als het gaat om de vraag binnen
welke kaders, welke omheining, wij zoeken naar alternatieven.
Minister Heinen:
Dank aan de heer Grinwis voor deze verduidelijking. Ik begrijp heel goed
wat hij zegt. Laat mij daar in de appreciatie straks de goede woorden
voor vinden, zodat we elkaar goed begrijpen in dit proces. Zijn
aanmoediging om te kijken waar de wijzigingsvoorstellen liggen in de
precisering van de appreciatie pak ik met beide handen op.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik ga hier niet heel veel meer aan toevoegen, want dan blijven we een
beetje in kringetjes draaien. Ik wil alleen toch nog één keer gezegd
hebben dat het voor ons wel belangrijk is om de resultaatverplichting
goed terug te vinden in de appreciatie.
Minister Heinen:
Helder. Laat me daar dan nog wel één ding aan toevoegen wat betreft de
ingediende amendementen. Los van het politieke debat dat wij hier voeren
heb ik ook nog een oordeel over de amendementen die voorliggen. Ik heb
ook nog wel echt een oordeel over de inhoud, over de dekking. Die kan
echt nog wel in kracht winnen en verhoudt zich soms ook niet tot de
realiteit van de cijfers. Het kan dus zijn dat ik amendementen moet
ontraden omdat ik ze vanuit mijn rol van minister van Financiën niet
zuiver op de graat vind. Maar dat staat los van de discussie die wij net
hebben gehad over de motie en de handreiking van mevrouw Van Dijk en de
vraag hoe we daar samen een oplossing voor kunnen vinden. Laat me daar
in de appreciatie op terugkomen. Er zit toch nog een schorsing tussen,
dus daar hebben we ook even de tijd voor.
De voorzitter:
Ik wilde even een ordepunt maken, mevrouw Maatoug. Gaat dit nog over de
btw?
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Ja, voorzitter. Het ligt in het verlengde van de vraag over de
resultaatverplichting. Ik vroeg net al heel expliciet welk wettelijk pad
er genomen wordt om de wetgeving netjes te doen. Dus: komt er een nota
van wijziging of een novelle? Mijn andere vraag is: wat gebeurt er in
het voorjaar op het moment dat je elkaar niet weet te vinden? Volgens
mij is het namelijk heel belangrijk dat er niet langs elkaar heen
gepraat wordt. Ik hoop dus dat dat heel duidelijk in het briefje komt
dat de minister zo gaat sturen.
Minister Heinen:
Ik probeer in mijn appreciatie recht te doen aan alle opmerkingen die
hier zijn gemaakt. Maar als me wordt gevraagd om voor te sorteren op
als-danscenario's in het voorjaar, zeg ik dat ik dat niet ga doen. Ik
heb gezegd dat als we er nu al plannen uit gaan trekken, we ook weer een
dekkingsvraagstuk hebben. Dat verbreedt de problematiek. In de zoektocht
naar een oplossing proberen we elkaar hier te naderen. Ik denk dat deze
opmerkingen de problematiek weer vergroten. Laat me dus even de ruimte
nemen om een goede appreciatie aan de motie te geven. Dan kunnen we zo
kijken of we goed tot elkaar komen.
Even zodat u uw ordepunt kunt maken, voorzitter. Ik denk dat de vragen
die openstaan, vrij snel kunnen. Ik heb nog een paar btw-vragen, maar de
meeste hebben we besproken. Ik heb ook nog een klein blokje overig. Ik
denk dat dat vrij snel kan, ook indachtig het feit dat wij het hoofdpunt
van de maaltijd hebben genoten.
De voorzitter:
Om u en de woordvoerders wat meer tijd te geven voor de verwerking van
de appreciatie en de afstemming daarover, kan ik een tweeminutendebat
wat naar voren halen. Dat hangt wel even af van hoeveel tijd u nu nog
nodig heeft, voordat ik ga schorsen.
Minister Heinen:
Zonder interrupties denk ik dat het in een kwartier kan. Ik vermoed dat
er nog wat vragen zijn. Ik hoor uw aansporing om het kort te houden. Ik
denk dat dat kan, omdat, nogmaals, als dit een maaltijd was, we de
hoofdmaaltijd hebben verorberd. We gaan naar het toetje. Meestal duurt
dat niet heel lang.
De voorzitter:
Dan stel ik voor dat u de allerlaatste btw-vragen nu doet, maar het
overige doet na de schorsing. Anders komen we namelijk gewoon niet goed
uit qua tijd.
Minister Heinen:
Dat lijkt me uitstekend. Het enige nadeel is dat we even moeten kijken
wie straks bij de stemmingen zit. Want als u het tweeminutendebat naar
voren haalt, dan vrees ik dat deze minister de sjaak is. Maar ik ben
bereid om dat offer te maken.
De voorzitter:
Nee, de stemmingen zijn veel later. Daar hoeft u niet bij te zitten,
tenminste vanavond niet.
Minister Heinen:
Oké. Ik vraag het met het oog op mijn agenda. Ik heb ook nog
verplichtingen hierna. Maar ook daar gaan we uitkomen. Dit is een dag
van de compromissen.
Dan ga ik naar een aantal vragen over de btw die zijn blijven liggen.
Laat ik die goed beantwoorden. Mevrouw Maatoug vroeg bijvoorbeeld of de
beleidsdoelen van sport, cultuur en media komen te vervallen. Nee, die
komen niet te vervallen, maar de vraag is natuurlijk wel hoe je ze
invult. Daarover hebben we een uitgebreid debat gevoerd.
Mevrouw Van Dijk vroeg waarom we de ingewikkelde situaties uit het
Handboek btw niet afgaan, om daarmee een alternatief te bieden. Ik vind
het heel waardevol dat mevrouw Van Dijk dat suggereerde. Ik heb dat
handboek namelijk inderdaad meegenomen naar het wetgevingsoverleg om aan
te geven wat voor spaghettimonster dit is en hoe we dat met elkaar
moeten ontrafelen. Ik denk dat er ook aanknopingspunten in zitten. Ik
wijs wel op het volgende. Het zou er misschien wel toe kunnen leiden dat
we bepaalde categorieën in het hogere tarief moeten doen. De medische
hulpmiddelen waar mevrouw Van Dijk naar verwees, komen namelijk voort
uit het feit dat een hulpmiddel naar het lagere tarief gaat. Vervolgens
krijg je afbakeningsproblematiek en rechterlijke uitspraken over waartoe
de afbakeningsproblematiek zich beperkt. Dan krijg je weer het gevoel
van "waarom de een wel en de ander niet?" met alle gevolgen van dien.
Laat ik deze vraag dus van harte omarmen. Ik neem hem mee in het zoeken
naar een oplossing.
De heer Vermeer vroeg of de Belastingdienst controleert op kortdurende
verhuur via platforms. Dat was, denk ik, een geheel onbaatzuchtige
vraag. Misschien was het asking for a friend. Dat weet ik natuurlijk
niet. Maar het was een mooie vraag. Ik kan daarover zeggen dat de
Belastingdienst via het reguliere toezicht toeziet op de toepassing van
de regels. Misschien is het volgende interessant voor de heer Vermeer.
Als de omzet van een verhuurder op jaarbasis minder bedraagt dan
€20.000, dan kan de verhuurder een beroep doen op de btw-vrijstelling.
Dat is de kleineondernemersregeling. Zo is het toezicht
vormgegeven.
De heer Vermeer vroeg ook — het is eigenlijk het staartje van het debat
dat wij hier net hebben gevoerd — naar een voorbeeld van waarom je meer
btw betaalt als je de tent niet zelf opzet. Dit is volgens mij een mooie
afsluiter van dit onderwerp, btw; we zijn er bijna! Dit laat namelijk de
ridiculiteit zien, maar ook hoe dingen historisch kunnen groeien. Want
qua btw is er nu al een onderscheid tussen kamperen en hotels. Dat zit
al in de wetgeving. Echter, er wordt op dit moment geen onderscheid
gemaakt tussen het hoge en lage tarief. Maar omdat wij daarvoor een
andere tariefcategorie voorstellen, krijgen we weer
afbakeningsproblematiek. Daarvoor moeten we teruggrijpen naar een
uitspraak van de Hoge Raad. De Hoge Raad zegt dat als je niet zelf voor
de inventaris hoeft te zorgen, de dienst dan vergelijkbaar is met een
hotel. Als je wel voor de inventaris zorgt, dan kwalificeert het meer
als kamperen. Als je een tent niet zelf opzet, zorg je niet zelf voor de
inventaris. Soms heb je tenten met koelkast, bedden en alles. Dan
kwalificeert dat meer als hotel. Dat is naar aanleiding van een
uitspraak van de Hoge Raad. Hier zie je dus ook de dramatiek van dat
spaghettimonster. We begrijpen allemaal de afbakening: zelf zorgen voor
inventaris of niet. Zodra je tarieven gaat differentiëren, krijg je dus
dit soort afbakeningsproblematiek. Dan krijg je ook dingen als: "Ja,
maar ik sta wel op die camping. Ik moet nog steeds met die vreselijke
wc-rol naar het toiletgebouw. Dit voelt wel als kamperen! Dit voelt niet
als een hotel, en toch is het een ander tarief." Dit is dus de ellende
waar we onszelf in hebben gemanoeuvreerd. Ik hoop ook dat we onszelf
hier richting het voorjaar weer in gezamenlijkheid uit kunnen
manoeuvreren.
De heer Vermeer (BBB):
Ik begrijp dus van de minister dat het om de inventaris gaat. Dat gaat
dus verder dan alleen de toilettas en de kleding.
Minister Heinen:
Ja, nogmaals, de precieze categorieën die daarin vallen, zitten in het
algemene ... De Hoge Raad zei: zelf zorgen voor de inventaris. Ik denk
niet dat je naar het lage tarief kan gaan door zelf een tandenborstel
mee te nemen. Dat gaat meer over de algemene dienst. Als de tent er al
staat, de koelkast daar al in staat en je alleen een wc-rol onder je arm
hebt, vrees ik dat het dan onder het hoge tarief gaat vallen. Nogmaals,
laten we richting het voorjaar kijken of we hier met elkaar een
verstandiger beleid op kunnen voeren.
Dan de laatste vraag. Mevrouw Koekkoek vroeg waarom niet is gekozen voor
het verlaagde tarief op sierteelt. Het antwoord is simpel: politiek is
keuzes maken en de keuze is anders uitgevallen. Hiermee rond ik het
onderdeel btw af. Ik heb nog een blokje overige vragen, maar u heeft
voorgesteld dat samen met de appreciaties na de schorsing te doen.
De voorzitter:
Ja. We kunnen nu een halfuur schorsen. Na de lunch gaan we dan verder
met het tweeminutendebat Raad Buitenlandse Zaken. Daarna gaan we pas
verder met het Belastingplan, dus dan is er voldoende tijd om de
appreciatie voor te bereiden. De minister baalt er misschien van, maar
het is niet anders.
Minister Heinen:
Nou, het is een halfuur voor lunch en afstemmen, maar goed. We gaan ons
best doen, voorzitter. Ik zei bij het WGO al: ik ben als was in de
handen van de Kamer.
De voorzitter:
De verwachting is dat het tweeminutendebat wel even duurt, gelet op de
ontwikkelingen in de wereld. Ik denk dat u algauw een uur heeft voor de
voorbereiding. Daarna moeten we het ook wel echt afronden, omdat we
vanavond echt moeten stemmen, zoals u allen weet, en we ook nog andere
dingen op het programma hebben. We gaan nu dus schorsen tot 13.30 uur.
Daarna komt het tweeminutendebat en dan gaan we weer door met het
Belastingplan.
De algemene beraadslaging wordt geschorst.
De vergadering wordt van 13.01 uur tot 13.33 uur geschorst.
Pakket Belastingplan 2025 en Wet vereenvoudiging van de huurtoeslag
Voorzitter: Van der Lee
Pakket Belastingplan 2025 en Wet vereenvoudiging van de
huurtoeslag
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025) (36602);
het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2025) (36603);
het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten die betrekking hebben op de BES-eilanden (Belastingplan BES-eilanden 2025) (36604);
het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2025) (36605);
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning in 2025 (36606);
het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene nabestaandenwet en de Participatiewet in verband met het in 2025, 2026 en 2027 niet afbouwen van de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon (36607);
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet verlaging eigen bijdrage huurtoeslag, de Wet op de huurtoeslag en enkele andere wetten ter verbetering van de koopkracht en vereenvoudiging van de regeling (36608);
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet minimumbelasting 2024 in verband met een aantal technische wijzigingen (Wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024) (36609);
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Successiewet 1956 en enkele andere wetten in verband met aanpassingen in een aantal fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten (Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025) (36610);
het wetsvoorstel Wijziging van enkele wetten ter uitvoering van de beëindiging van de salderingsregeling voor elektriciteit en enkele technische wijzigingen (36611);
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de huurtoeslag (vereenvoudiging van de huurtoeslag) (36311).
De voorzitter:
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van het Pakket
Belastingplan 2025 en de wijziging van de Wet op de huurtoeslag. We gaan
door met de termijn van de zijde van het kabinet. We krijgen nog een
aantal antwoorden op overige vragen en daarna de appreciatie van een
stuk of 60 amendementen en een stuk of 30 moties.
De algemene beraadslaging wordt hervat.
De voorzitter:
Ik geef de minister van Financiën het woord.
Minister Heinen:
Dank u wel, voorzitter. Voor de orde van het debat is het wel goed om
nog even de volgorde te bespreken. Ik heb nu een categorie overig met
openstaande vragen inderdaad. Dan komt de appreciatie van de
amendementen en vervolgens de appreciatie van de moties. Ik zou één ding
willen wijzigen, namelijk dat ik begin met de appreciatie van de moties
en daarna die van de amendementen doe, omdat daar het zwaartepunt van
het debat lag. Het lijkt me goed om in het licht van de appreciatie van
de moties ook de appreciatie van de amendementen te kunnen wegen. Dus
daarom doe ik het in die volgorde. Ik zal afsluiten met een paar woorden
over het proces en de uitkomst van dit debat.
De voorzitter:
Akkoord.
Minister Heinen:
Voorzitter. Er was nog een aantal vragen. Terwijl ik die oplees,
druppelen ook de woordvoerders binnen. De heer Vijlbrief had ook vragen
gesteld. Hij vroeg of het kabinet nog steeds wil dat er meer elektrisch
gereden gaat worden en zo ja, of ik erken dat het kabinet daar dan wel
randvoorwaarden voor moet scheppen. Ik heb een paar opmerkingen
daarover. Ik vind het niet aan mij als politicus om te zeggen hoe mensen
hun geld moeten besteden en waarin ze moeten rijden. In algemene zin kan
ik me zeer aansluiten bij de woorden van de heer Vijlbrief dat een
elektrische auto vaak comfortabeler is, mooier, soepeler en dergelijke.
Maar de achtergrond van zijn vraag is natuurlijk ook de uitstoot van het
vervoermiddel. Elektrisch rijden stoot geen CO2 uit. Laten we
het niet te technisch maken, maar in principe is er nul emissie. Er zit
een aantal maatregelen achter. In het voorjaar komt het kabinet dus nog
met een herziening van de mrb. Daarin zal dit meegenomen worden. Ik
geloof zelf erg in bronbeleid. Ik denk dat de heer Vijlbrief daar ook
een groot voorstander van is. In dat kader wijs ik ook op Europese
regelgeving die voorschrijft dat in 2034 of 2035 de nieuwverkoop
allemaal nul emissie moet zijn. De weg daarnaartoe stimuleert natuurlijk
innovatie en dat is de beste manier om ervoor te zorgen dat het
wagenpark verder vergroent. Daarnaast wijst de heer Vijlbrief volgens
mij ook op het onderlinge verschil, de beprijzing daarvan en hoe dat
mensen in hun gedrag stimuleert. Daar komt het kabinet dus nog op terug
in de herziening van de motorrijtuigenbelasting. Ik begrijp de
achtergrond van zijn vraag goed en er zal zeker naar gekeken
worden.
Voorzitter. In het verlengde van de vorige vraag vroeg de heer Vijlbrief
ook of het kabinet nog steeds staat achter het principe "de vervuiler
betaalt" als uitgangspunt van het fiscale beleid. Deze vraag bezie ik
ook in het licht van de aftrap van het debat waarin we het hadden over
de vraag of je nou moet sturen in het fiscale instrumentarium. In
theoretische zin kan ik heel ver meekomen in de gedachte dat je daarvoor
fiscale instrumenten kan inzetten. Maar dit komt vaak in de praktijk tot
afbakeningsproblematiek. Dat zit niet alleen in de btw. Ook in
vergroeningsbeleid loop je aan tegen politieke preferenties, de vraag
waar je de rekening neerlegt en dergelijke. Als algemeen uitgangspunt
staat het kabinet daar uiteraard achter, maar als je dat doorvertaalt
naar de praktijk zit er een heel politiek debat achter.
In dit Belastingplan zitten wel voorstellen om de prikkel ter
vergroening te vergroten. Ik wijs bijvoorbeeld op de vrijstelling voor
het gebruik van kolen in de staalproductie, die wordt afgeschaft. Er is
een apart tarief voor waterstof in de energiebelasting, omdat we
natuurlijk ook die waterstofeconomie willen stimuleren. De
vliegbelasting wordt uitgebreid. Zo is er een aantal maatregelen. Ik sta
hier ook als vervanger van de minister van Klimaat en Groene Groei en ik
denk dat je voor de belangrijkste maatregelen in het kader van
klimaatbeleid naar het Europese niveau moet kijken. In dat licht hebben
we in Europa een mooi systeem, het ETS-systeem. Dat is het Europese
handelsemissiesysteem, waarin we CO2-rechten verhandelen en
daarmee een prijs op uitstoot zetten. Dat is eigenlijk de beste prikkel
om tot vergroening te komen. Dat ETS-systeem zijn we ook aan het
uitbreiden. Zo werkt ook dit kabinet aan vergroening, maar wel altijd
met oog voor haalbaarheid en betaalbaarheid.
Voorzitter. Dan had mevrouw Koekkoek de vraag aan de minister — dat ben
ik — of het terugdraaien van de verlaging van de vrijstelling groen
beleggen noodzakelijk is om onze groene vooruitgang te financieren. Het
is niet het kabinet dat dit voorstelt. De Kamer heeft daartoe
voorstellen gedaan. Daar ga ik dus niet op reflecteren. Ik heb me te
verhouden tot de verhoudingen in de Kamer. Voert u dat debat vooral
onderling. Ik kijk vooral naar de uitkomsten daarvan. Daar wil ik het
eigenlijk bij houden. Maar mevrouw Koekkoek heeft ook een motie op dit
punt, dus we komen er straks bij de appreciaties nog op terug.
Voorzitter. Het lid Kostić had gevraagd wie voor de kosten van de
klimaatverandering gaat opdraaien. Daar kan ik kort over zijn. Dat hangt
er natuurlijk vanaf waar je de rekening legt. Die vraag kan ik niet in
algemene zin beantwoorden.
Het lid Kostić vroeg ook hoe ik de tegenstrijdigheid verklaar dat de
vliegbelasting voor transferpassagiers de concurrentiepositie van
Schiphol zal schaden, terwijl de haventarieven voor Schiphol worden
verhoogd. Dat is precies het punt. De haventarieven voor Schiphol worden
verhoogd. De verhoging die er nu aankomt, is vooral het gevolg van de
coronaperiode. Schiphol heeft aangegeven de klap van de coronaperiode
zelf te hebben gepakt. Binnen de systematiek die we kennen, is de
afspraak gemaakt dat dit in latere jaren wordt ingelopen. Er is een hele
discussie gaande over hoe dat zich doorvertaalt en welke rekening bij de
vliegmaatschappijen terechtkomt. Schiphol heeft dit aangepast na een
gesprek met de minister van Financiën en zal ook de
luchtvaartmaatschappijen compensatie bieden. Dat is beleid waar we
sowieso mee geconfronteerd worden als gevolg van de coronaperiode. De
vraag is wat je daarbovenop zet. Alles wat je daarbovenop stapelt,
schaadt de positie van Schiphol natuurlijk. Vandaar de oproep om dat te
matigen. In algemene zin zal ik altijd oproepen om te matigen met
belastingverhogingen en om het in de eerste plaats altijd te zoeken in
de uitgaven. Dat lijkt me zeer verstandig: minder uitgeven en niet
altijd naar de belastingknop grijpen.
Voorzitter. Mevrouw Koekkoek vroeg naar de verduurzaming van
kleinverbruikers. Waarom wordt de verduurzaming van kleinverbruikers
door het fiscale stelsel verminderd, onder andere door een verlenging
van de accijnsverlaging? Ik bedoel het helemaal niet in flauwe zin, maar
dit is natuurlijk de uitkomst van een politieke keuze. De
coalitiepartijen hebben in het hoofdlijnenakkoord gekozen voor een
verlenging van de brandstofaccijnskorting om de lasten aan de pomp voor
gewone mensen te verlagen. Ik wijs erop dat ook met deze verlaging in
2025 de belastingtarieven in vergelijking tot andere landen nog steeds
relatief hoog zijn. U velt daar uiteindelijk een politiek oordeel over,
maar ik zou niet zeggen dat het cadeautjes zijn. Het is een gepeperde
rekening voor de mensen die elke keer hun benzinetank moeten
vullen.
Voorzitter. Het lid Kostić had ook gevraagd of ...
De voorzitter:
Een ogenblik. Mevrouw Koekkoek.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Of het nu cadeautjes zijn of niet en of je daar een andere politieke
weging in maakt of niet: tot uw dienst, maar de vraag die ik stelde
houdt natuurlijk verband met het feit dat dit kabinet ook zegt dat het
de klimaatdoelen wil halen. Ik zie tegenstrijdig beleid in de keuzes die
gemaakt worden. Dat zie ik terugkomen in dit fiscale beleid. Daarom zeg
ik: het is prima dat het politieke keuzes zijn, maar die moeten wel
consistent zijn. Dit is natuurlijk niet consistent. Daar zou ik graag
een reflectie op horen.
Minister Heinen:
Dank voor de precisering van deze vraag. Het is consistent in de
redenering van betaalbaarheid. We streven naar een lastenverlichting
voor de middeninkomens, zodat we het niet alleen in de fiscale sfeer
zoeken maar ook in de wat meer concrete sfeer, bijvoorbeeld aan de pomp,
in het eigen risico of in de energierekening. Dat zie je niet altijd
direct terug in de koopkrachttabellen, maar wel in de maandelijkse
lasten. Daarnaast hebben we de doelstelling om te vergroenen, omdat we
de verduurzaming van de economie ook zeer belangrijk vinden. Daar moeten
we mee verdergaan, in het belang van een schone industrie, maar ook
omdat we ons land schoon willen doorgeven. Dat is ook onderdeel van het
beleid dat wordt gevoerd. Het een hoeft het ander niet uit te sluiten.
Het hangt met elkaar samen. Geïsoleerd gezien heeft mevrouw Koekkoek
gelijk, maar in zijn totaliteit kun je de doelen natuurlijk ook op een
andere manier halen dan alleen via het verder verhogen van de accijns.
Het beleid om de doelen te halen, wordt in het voorjaar aan de Kamer
gepresenteerd. Ik denk dat de constatering terecht is dat het beleid dat
nu wordt ingezet, zeer waarschijnlijk tekortschiet in het halen van de
doelen waar deze vier partijen zich aan gecommitteerd hebben. De
minister van Klimaat en Groene Groei zal in het voorjaar een pakket
presenteren dat die doelen moet halen in het belang van de verduurzaming
van onze economie.
De voorzitter:
De minister vervolgt zijn betoog.
Minister Heinen:
Voorzitter. Het lid Kostić had gevraagd of de minister kan toezeggen dat
er in de voorjaarsbesluitvorming concrete en meetbare doelstellingen
voor beprijzing zullen worden opgenomen die minstens in lijn zijn met
het bereiken van de emissiereductie van 55%. Ik kan dat niet toezeggen.
Nogmaals, de minister van Klimaat en Groene Groei komt uiteindelijk met
een pakket. Laten we kijken wat de uitkomst daarvan is en daar het debat
over voeren.
De heer Stoffer had geconstateerd dat er een contourenbrief was gestuurd
waarin geen optie is opgenomen om de tarieven te baseren op de
toegevoegde suikers. Hij wijst erop dat er in het Verenigd Koninkrijk
wel op die manier wordt geheven, en vraagt waarom dat hier niet kan. Dat
is een zeer begrijpelijke vraag. We stellen elkaar dergelijke vragen
vaker. Het is namelijk frustrerend als je het antwoord "computer says
no" krijgt, terwijl je ziet dat andere landen het wel doen. Ik snap de
vraag dus. Laat ik 'm kort toelichten. In de contourenbrief is namelijk
ook ingegaan op de optie om alleen toegevoegde suikers te belasten.
Daarbij is aangegeven dat die optie ook nadelen heeft. Het lijkt me goed
om die nadelen hier kort te benoemen.
Ten eerste is het nadelig voor de volksgezondheid. De Gezondheidsraad —
die moet ik hier wel benoemen — adviseert om zo min mogelijk suikers via
dranken in te nemen, ongeacht of de suikers natuurlijk of toegevoegd
zijn. Ik zou u zeer aanraden gewoon een glas water te drinken, maar
nogmaals, ik ga niet over wat mensen zelf willen. Het is meer een
persoonlijke oproep. Ten tweede is het nadelig voor de betaalbaarheid.
Als dranken zonder toegevoegde suikers van de belasting worden
uitgezonderd, dan moeten de tarieven voor de dranken die nog wel worden
belast fors stijgen. We opereren immers in het kader van
budgetneutraliteit. Dat moeten we met elkaar meewegen. De
uitvoerbaarheid waar de heer Stoffer aan refereert, is dus niet het
enige argument waarom een belasting op toegevoegde suikers minder
wenselijk is. Maar de keuze is natuurlijk nog niet definitief gemaakt;
het kabinet komt ook hierover nog met voorstellen. Ik begreep dat hier
ook een motie over is ingediend. Daar zal ik straks bij de appreciaties
op ingaan.
Mevrouw Van Dijk vraagt waarom de uitvoering van de kansspelbelasting
niet naar de Kansspelautoriteit kan. Een paar opmerkingen daarover. In
de eerste plaats is de uitvoering hiervan op dit moment inderdaad bij de
Belastingdienst belegd. Dat is de uitvoerder van de fiscale taak om de
kansspelbelasting te innen. Daar zit dus nu ook de kennis en de kunde,
zowel in de systemen als in het personeel. Het kabinet ziet nu geen
aanleiding om een andere uitvoerder aan te wijzen. Maar ik heb ook
gehoord dat mevrouw Van Dijk daar misschien wel een meerwaarde in ziet.
Het lijkt me goed dat de nieuwe staatssecretaris hier een reactie op
stuurt. Ik begreep dat er in de brief naar de Kamer ook een uitnodiging
stond om bij de Belastingdienst mee te kijken. Voordat dit
geïnterpreteerd wordt als een flauw antwoord in de strekking van "ga
maar zelf kijken, dan zie je hoe moeilijk het is", zo is dat niet
bedoeld. Maar die uitnodiging is echt voor alle leden van deze Kamer. Of
het nou gaat om de btw of om dit soort zaken, we zijn zeer bereid om een
werkbezoek te organiseren om met de uitvoering in gesprek te gaan over
hoe lastig bepaalde zaken soms liggen. Ik zeg bij dezen graag toe dat de
staatssecretaris hierop nog met een reactie komt om dit ook mee te
wegen. Wellicht kunt u ook in de praktijk kijken wat daar
plaatsvindt.
Dan was er ook een vraag van de heer Vlottes. Die schrikt wakker! In de
beantwoording heeft hij gelezen dat in de keten veel niet uitvoerbaar
is. Dat is eigenlijk in het verlengde van de discussie die we hier
hebben gehad. Wanneer kunnen we dan weer grote wijzigingen doorvoeren?
Dat is eigenlijk een hele fundamentele vraag, want we willen als
politiek veel, maar lopen vaak vast in de uitvoering. Ik snap de vraag
dus zeer goed. Het voelt alsof onze handen gebonden zijn. Daar zit
natuurlijk ook een zekere mate van frustratie achter, die ik zeer goed
begrijp. Allereerst wil ik benadrukken dat de Belastingdienst ook het
afgelopen jaar weer ruim 50 verschillende aanpassingen en maatregelen
heeft doorgevoerd. Dat klinkt eenvoudig, maar het is meer dan alleen in
een Excelletje een ander getal invoeren. Er moeten echt systemen anders
geprogrammeerd worden. Iedereen met een IT-achtergrond weet dat
programmeren wel erg leuk is, maar ook erg intensief.
Zoals aangegeven in de brief die gisteravond is gestuurd, zet dit
kabinet echt in op de modernisering, ook vanwege de continuïteit bij de
Belastingdienst. In de keten inkomensheffing zal in het kader van de
modernisering een nieuw stelsel voor box 3 worden ingevoerd, en daarna
zijn er vanaf 2029 weer echt structuurwijzigingen mogelijk. Dat is echt
laat; dat besef ik ook. Maar we willen ook heel veel. We willen dat box
3-stelsel herzien naar de Wet werkelijk rendement. Ook daarover zal de
staatssecretaris nog een brief met de stand van zaken aan de Kamer doen
toekomen. Er zijn echt vorderingen gemaakt, maar het is ook wel echt een
grote wijziging. Elke keer vreet dat weer capaciteit op. En als er dan
tussendoor ook nog een uitspraak komt van de Hoge Raad, vreet dat ook
weer capaciteit. Het is ongelofelijk. Maar we werken wel nog steeds aan
die modernisering en er zijn wel enorme stappen gezet. In de recente
Kamerbrief over de voortgang ICT Belastingdienst van 14 oktober
jongstleden staat ook meer informatie over de huidige stand van zaken in
de ketens, bijvoorbeeld bij de keten inkomensheffing. Daar staat ook
precies in wanneer wat mogelijk is. Dus ik moedig iedereen aan om die
brief goed te lezen. Ik weet dat u veel brieven ontvangt, en soms is het
zoeken in de informatie, maar in deze brief leest u precies waar in de
keten er mogelijkheden zitten, dus doe daar ook uw voordeel mee.
Voorzitter. De heer Grinwis vroeg hoe het kabinet ervoor gaat zorgen dat
de zoveelste poging tot een herziening van het belastingstelsel niet
strandt. Ik hoop daar ook, indachtig het antwoord aan de heer Vlottes,
antwoord op te hebben gegeven.
De heer Grinwis vroeg ook naar de nieuwe schijf in de
inkomstenbelasting. Hij vroeg: maak je het daar dan niet weer complexer
mee, zonder dat elders in de, zoals hij dat noemt, "kerstboom fiscale
regelingen worden afgetuigd"? Is dat niet het paard achter de wagen
spannen? Laat ik in ieder geval zeggen dat het kabinet heeft gepoogd om
fiscale regelingen wél af te schaffen, maar dat de Kamer daarvan zelf
zegt: daar hebben wij een ander oordeel over. Dus dat deel van de vraag
leg ik even terug bij de heer Grinwis, die nog druk in overleg is met de
heer Stoffer. Op de vraag of er nou een extra schijf is gecreëerd in de
inkomstenbelasting, is mijn antwoord: ja en nee. In lijn met het debat
dat wij vandaag voeren, heeft iedereen weer een beetje gelijk. De
tarieven worden dusdanig aangepast dat er weer drie schrijven zijn, maar
de heer Grinwis weet ook dat de schijven nooit afgeschaft zijn maar de
tarieven gelijk zijn gesteld. In die zin is het geen stelselwijziging
maar een parameterwijziging, zodat we met een aanpassing van de tarieven
weer drie schijven hebben. Dat zou je kunnen interpreteren als "meer
complexiteit", maar nogmaals: er vindt geen stelselwijziging
plaats.
Ik hoop dat de heer Grinwis ook inziet dat de achterliggende gedachte
hierbij was: gaan we nou lastenverlichting geven via de
heffingskortingen of doen we dat via de inkomstenbelasting? Als ik dan
toch een inkijkje achter de schermen geef, inkijkjes in zielen en in
formaties, dan zal het voor u geen verrassing zijn als ik zeg dat ik een
groot voorstander ben van de arbeidskorting. Die kun je heel gericht bij
werkenden en middeninkomens leggen. Ik heb zeker de heer Grinwis daar
vaak over horen zeggen: ik vind dat dat instrument wel vaak wordt
ingezet. Ik denk dat er wel enigszins een correlatie is te herkennen
tussen het groeien van de arbeidskorting en mijn tijd in de actieve
politiek. Er komt natuurlijk ook weer problematiek achter weg bij het
inzetten van heffingskortingen. Dat erken ik direct. Omdat de
heffingskorting afbouwt, is er in de eerste plaats sprake van een
marginaledrukproblematiek. Dat helpt natuurlijk niet bij het
vereenvoudigen van het stelsel. Daarom hebben we in het kabinet de
discussie gevoerd over hoe je die lastenverlichting goed gaat
teruggeven.
In eerste instantie stond ik echt aan de kant van de mensen die wilden
inzetten op die arbeidskorting. Nogmaals, uiteindelijk heb ik me laten
overtuigen dat dat misschien niet helpt in het vraagstuk omtrent de
marginale druk. We zoeken het nu in de schijven. Dat helpt wel die
problematiek op te lossen, met een bijkomend voordeel voor een andere
coalitiepartij. Die zei namelijk: het nadeel van de arbeidskorting is
natuurlijk dat je daar als eenverdiener maar een keer van profiteert, in
tegenstelling tot tweeverdieners. Dat zal de heer Stoffer ook zeker
aanspreken. Op die manier hebben we ook geprobeerd de vereenvoudiging
van de marginale druk netjes te doen. Maar het klopt dat daarmee wel
weer een extra schijf in de inkomstenbelasting is gekomen. Nogmaals, we
praten hier over systemen. Maar we doen dit vanuit de optiek en het doel
om de middeninkomens lastenverlichting te geven.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
In mijn spreektekst was ik daarom al iets nauwkeuriger door te zeggen:
de facto is het het reactiveren van iets wat er al was. Dat is nu weer
zichtbaar gemaakt. Het is inderdaad sec een parameterwijziging.
Ten tweede heb ik gezegd dat het in de beleving van burgers weer
complexer wordt. Onder de pensioengerechtigde leeftijd heb je er
namelijk nu weer zichtbaar een inkomensafhankelijke knop bij. Die was
een tijdje niet meer aanwezig. Daarmee is er weer een
inkomensafhankelijke knop bij. Mijn stelling is: je moet eigenlijk echt
weer terug naar meerdere tarieven in de inkomensbelasting, maar
eigenlijk pas nadat je bepaalde inkomensafhankelijke heffingskortingen
inkomensonafhankelijk hebt gemaakt, afgeschaft dan wel verlaagd. Nu is
er gewoon voor gekozen om in het lopende traject, terwijl de echte
vereenvoudiging nog een vogel in de lucht is, alvast weer een extra
zichtbare inkomensafhankelijke knop te programmeren. Die zat er
weliswaar nog, maar dat voelt niet helemaal goed, want dat is niet de
goede volgorde. Eigenlijk moet je echt vereenvoudigen. Als je
vereenvoudigt en heffingskortingen weer inkomensonafhankelijk maakt —
dan heb je ook geen issues meer met de marginale druk — moet je de
progressie weer zichtbaar maken in de tarieven. Ik vind dus dat het
kabinet de verkeerde volgorde heeft gehanteerd, terwijl ik
tegelijkertijd blij ben dat niet de toevlucht is genomen tot weer een
hogere arbeidskorting.
Minister Heinen:
Mijn teleurstelling hierover zal ik nogmaals benadrukken. Tegelijkertijd
gaat het uiteindelijk om het doel en niet om het instrument. Het doel is
lastenverlichting voor middeninkomens. Ik snap het betoog van de heer
Grinwis, maar uiteindelijk kijken heel veel mensen onderaan het
loonstrookje naar wat er overblijft. Er zit heel veel ingewikkeldheid
achter, maar als ze daar een plus zien, is dat winst.
Dan hebben we het over de stelselherziening. Qua tijd heeft de heer
Grinwis natuurlijk gelijk. Je doet liever een stelselherziening en dan
dit soort wijzigingen. Maar in een zomer waarin je lastenverlichting
voor mensen probeert te krijgen, kan je niet ook nog eens een hele
stelselwijziging doen. In de meest ideale situatie is dit natuurlijk de
volgorde. Ik wijs er wel op dat we ook in andere politieke verhoudingen
vaak hiermee worstelden. Ik geloof dat het het CDA dat, volgens mij
zelfs toen de heer Omtzigt nog lid was van het CDA, pleitte voor
vlaktaks. Toen kwam er een sociale vlaktaks op, omdat het anders te
denivellerend zou worden in de beleving van de CDA-fractie. Toen hadden
we dus een vlaktaks met een toptarief. Tegelijkertijd was het vrij
denivellerend wat daar gebeurde. Dat was voor de VVD goed nieuws.
Tegelijkertijd ontsprong daar wel een discussie, namelijk in hoeverre
dat wenselijk was en of het breed gedragen werd. Daardoor is er in
heffingskortingen afgebouwd.
In die beweging van dat eenschijfstelsel met toptarief hebben we er in
samenwerking met de PvdA, toen dat nog een zelfstandige partij was, voor
gekozen om voornamelijk de algemene heffingskorting af te bouwen. Dat
leidde tot een zeer hoge marginale druk. We zijn nu beland in het blokje
college geven aan elkaar, maar dit is wel het dilemma waar we elke keer
tegen aanlopen. Daarom ben ik blij met het debat dat wij hier hebben
gevoerd over inkomensregelingen. Ik denk dat we dit allemaal samen
moeten nemen. Dat geldt ook voor de ongemakkelijke discussie over
nivelleren, want in de wens om te nivelleren maken we het stelsel ook
weer complex. Daarom het oude adagium: maak het niet te simpel en stuur
niet op te veel doelen. Dat houdt het stelsel simpel. Ik denk dat de
heer Grinwis en ik elkaar op dat punt de hand kunnen schudden.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik zie dat de voorzitter door wil.
De voorzitter:
Zo is dat.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik zal de geschiedenis niet helemaal uitleggen, maar Rutte II heeft de
boel inderdaad inkomensafhankelijk afgebouwd wat betreft de
heffingskorting. Rutte III heeft vervolgens een tweeschijvenstelsel
ingevoerd. Daarbij hebben de heer Omtzigt en ik aan dezelfde kant van
het touw getrokken, dus ik ben medeverantwoordelijk. Nu zitten we met
dit voorstel. Mijn punt is dat het antwoord van de minister wel iets
verraadt van het verschil in hoe wij erin zitten. De minister kijkt
gelijk alsof hij denkt: het gaat erom wat er aan de keukentafel gebeurt.
Ja, dat ben ik met hem eens, maar de schoonheid van het stelsel is ook
belangrijk. Er zitten nu wel heel veel haken en ogen aan. Eén haak en
oog wordt nu gerepareerd met een voorstel voor eenverdieners die
uitkeringsgerechtigd zijn en door alle afspraken die de afgelopen jaren
zijn gemaakt onder het bestaansminimum dreigden te komen. Daar is een
reparatiewet voor nodig. Dat is niet los te zien van die eindeloos
opgepompte arbeidskorting en de manier waarop er met de algemene
heffingskorting is omgegaan. Daarom doe ik de oproep: kom alsjeblieft
tot echte vereenvoudiging. Dan moeten we ook van stokpaardjes af, ook
die met betrekking tot de heffingskorting, denk ik.
Minister Heinen:
Die oproep hoor ik natuurlijk goed. Daarbij gaat de breedte van de
portemonnee voor mij altijd voor de schoonheid van het stelsel.
Voorzitter. Ik ga door naar de vragen van mevrouw Maatoug. Zij vroeg of
de berekeningen voor de BES-eilanden in de schriftelijke beantwoording
alleen op Bonaire zijn gebaseerd of dat de cijfers van alle eilanden
zijn meegenomen. Specifiek wordt er gevraagd naar de cijfers van Nibud.
Ik ga hier een aantal dingen over zeggen, want dit is weer een zeer
inhoudelijke vraag, en dat waardeer ik. Bij de berekening in de
schriftelijke beantwoording zijn de Nibudcijfers van alle drie de
openbare lichamen, Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, integraal
meegenomen. Daarbij zijn vooral door het Nibud berekende ondergrenzen
voor het sociaal minimum met elkaar vergeleken. Voor een gezin met twee
volwassenen en twee kinderen is de ondergrens voor het sociaal minimum
op Sint-Eustatius het hoogste gebleken. Op dat eiland zijn de kosten
voor levensonderhoud nou eenmaal het hoogst. Daarom is het sociaal
minimum op Sint-Eustatius als uitgangspunt genomen. Op basis daarvan
zijn een aantal aanpassingen voorgesteld. Op basis daarvan gaan
werknemers op alle BES-eilanden met een inkomen tot het sociaal minimum
erop vooruit.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Dit wetsvoorstel hadden we graag in de tijd willen behandelen, want het
gaat nogal ergens over: het sociaal minimum op de BES-eilanden, in
navolging van het rapport van Thodé. Mijn collega Raoul White zet zich
hier heel erg voor in. We vinden de beweging die het kabinet maakt, met
het omhoog doen van het sociaal minimum, heel goed. Maar we kregen van
vakbonden en organisaties het verzoek om nog één keer goed met ze te
praten, omdat ze wilden weten wat de effecten van de groepen zijn. Het
betreft dan heel precies de laagste inkomens en de middeninkomens. De
collega's van de ChristenUnie hebben daar een amendement over. Ik vind
het heel belangrijk om daarover te zeggen dat het doorzetten van de
bevindingen van het rapport-Thodé voor ons het belangrijkste is. Het
moet niet de andere kant op gaan, waarbij de hoogste inkomens worden
ontzien. Ik hoop heel erg dat de minister dat amendement met die bril
wil bekijken.
Minister Heinen:
Uiteraard. Ik weet niet of het tot een ander oordeel leidt. Er zijn
immers meerdere elementen die meewegen bij het komen tot een oordeel.
Maar het punt dat mevrouw Maatoug maakt, is helder.
Mevrouw Van Dijk vroeg naar de salderingsregeling. Ik beantwoord die
vraag even namens de minister van Klimaat en Groene Groei. Mevrouw Van
Dijk vraagt of de minister kan toezeggen om met partijen uit de sector
in gesprek te gaan over mogelijkheden om de ISDE in te zetten voor het
verhogen van eigen gebruik. Namens de minister van Klimaat en Groene
Groei spreek ik graag de bereidheid uit om in gesprek te gaan met
partijen uit de sector, om de verdere mogelijkheden te verkennen om het
eigen gebruik te verhogen met onder andere een flexbonus. Daar gaan we
het gesprek over aan. De minister van Klimaat en Groene Groei zal de
Kamer daarover informeren.
Voorzitter. Dan een vraag van mevrouw Maatoug. Ik ga heen en weer, maar
in onderwerp is het consistent. O nee, de vraag van mevrouw Maatoug had
ik al beantwoord, zie ik. Er is een dubbeling. Ik ben aangekomen bij de
slotvraag ...
De voorzitter:
O, nou, fijn.
Minister Heinen:
... tenzij de Kamer denkt dat er iets is blijven liggen. Deze vraag zat
als laatste in mijn set. Het is gelijk ook een hele mooie vraag om de
beantwoording van dit deel van het debat mee af te ronden. De heer
Stoffer vraagt namelijk of we niet meer tijd moeten nemen voor
wetgeving, zeker wetgeving die niet op 1 januari aanstaande in werking
treedt. Ik mocht de staatssecretaris vervangen. Ik constateer dat er
veelvuldig over het Belastingplan is gesproken, in drie
wetgevingsoverleggen, twee plenaire debatten en natuurlijk nog veel
schriftelijk verkeer over en weer. Dat moet ook. Het Belastingplan is
een complexe zaak met veel wetgeving. Natuurlijk moeten we daar meer
tijd voor nemen. Waar we dat kunnen vinden, is het ook goed om dat te
nemen. Misschien kan ik nog wel een paar beschouwingen meegeven voor de
weging van de heer Stoffer. Het kabinet wil wetgeving uiteraard
verspreid over het jaar indienen. Tijd voor behandeling is namelijk
belangrijk. Maar we moeten kritisch blijven op wat meeloopt in de
strakke behandeling van het Belastingplan. Soms is een opname in het
Belastingplan namelijk noodzakelijk, ook als de inwerkingtreding pas
later is, bijvoorbeeld omdat er implementatietijd nodig is, om burgers
en bedrijven voorbereidingstijd te geven of om overgangsrechten goed te
regelen. Dan lijkt het alsof het "pas" volgend jaar ingaat — dat zeg ik
zonder de hele btw-discussie over te willen doen — maar er zijn
natuurlijk ook discussies over implementatie en overgangsrecht. En we
willen ook gewoon de samenleving tijd geven om zich tot de nieuwe wetten
te verhouden.
Voorzitter. Ik hoop hiermee alle vragen naar tevredenheid van de Kamer
te hebben beantwoord. Ik kan overgaan naar de appreciaties.
De voorzitter:
Graag. Zoals u aan het begin aangaf, beginnen we met de moties en doen
we daarna de amendementen.
Minister Heinen:
Ja. Ik kijk even of iedereen in huis is. Ik heb voorgesteld om te
beginnen met de appreciatie van de moties, omdat het oordeel over de
amendementen, denk ik, wat vaker negatief zal uitvallen. Maar dat kunnen
we dan duiden in het licht van de appreciatie van de moties. Daarmee
helpen we elkaar, denk ik. Ik ga er met tempo doorheen. Bij sommige
specifieke moties zal ik even wat uitgebreider stilstaan.
Ik begin bij de motie op stuk nr. 100 van de heer Vlottes. Die geef ik
oordeel Kamer.
Voorzitter. De motie op stuk nr. 101 krijgt ook oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 102 van mevrouw Van Eijk krijgt oordeel
Kamer.
De motie op stuk nr. 103 van mevrouw Van Eijk krijgt oordeel
Kamer.
De motie op stuk nr. 104 van mevrouw Van Eijk en de heer Vermeer krijgt
oordeel Kamer.
Er is nog een motie van mevrouw Van Eijk, die zeer actief is geweest op
dit Belastingplan, waarvoor ik ook veel waardering heb. Zij heeft de
motie op stuk nr. 105 ingediend. Die krijgt oordeel Kamer.
Voorzitter. Ook de motie op stuk nr. 106, ook van mevrouw Van Eijk,
samen met de heer Grinwis, krijgt oordeel Kamer.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 107, waar we uitgebreid over hebben
gedebatteerd, de motie van mevrouw Van Dijk, de heer Vijlbrief, de heer
Grinwis en de heer Stoffer. Laat ik allereerst waardering uitspreken
voor hoe wij het debat hebben gevoerd. In debatten kan je soms ook
botsen, ik vond het mooi dat we elkaar in het debat elke keer weer
vonden op de inhoud. Zo heb ik de commissie voor Financiën en ook de
woordvoerders Financiën ook altijd leren kennen. Het is een van de
prettigste commissies waarin ik heb mogen opereren. Ze weten elkaar vaak
te vinden door terug te gaan naar de cijfers en de feiten. Daar wordt
een politiek oordeel over geveld, maar daardoor blijft men goed in
gesprek. Ik waardeer ook zeer hoe mevrouw Inge van Dijk een oplossing
heeft gezocht voor een vastzittend Belastingplan, omdat er ook veel in
het Belastingplan zit waar de samenleving reikhalzend naar uitkijkt en
wat we niet eens met elkaar hebben besproken, zoals de lastenverlichting
voor ondernemers en middeninkomens en heel veel zaken die we ook in de
techniek regelen en waarmee we het land vooruitbrengen. Mevrouw Van Dijk
heeft daar een voorstel voor gedaan in een motie. We hebben hier vooral
het debat met elkaar gevoerd over de vraag hoe we die motie met elkaar
gaan duiden. Laat ik daar het volgende over zeggen. Er zijn zorgen geuit
over de btw-maatregel. Dat was ook een groot punt in het debat, met name
ten aanzien van sport, cultuur en media. Het zat ook in de
afbakeningsdiscussie, een problematiek die we dan ook onder ogen
krijgen. Ik heb goed gehoord wat de Kamer, specifiek bij monde van
mevrouw Inge van Dijk en haar collega's, daarover heeft gezegd. Er zijn
duidelijk zorgen uitgesproken over de willekeur, de grensgevallen, de
complexiteit van het stelsel en de negatieve impact hiervan. Het kabinet
ziet de motie-Van Dijk als een verplichting om in samenspraak met
partijen hier in de Kamer te komen tot een alternatief voor de
btw-verhoging voor sport, cultuur en media. Met die appreciatie zou ik
de motie van mevrouw Van Dijk graag oordeel Kamer willen geven.
De heer Vijlbrief (D66):
Er is altijd een probleem met dit soort verplichtingen om te komen tot
een alternatief. Dat verstond ik toch goed? Dat wil ik nog even
bevestigd hebben. Dat is natuurlijk waar ons minidebatje over ging.
Minister Heinen:
Ja. Ik zal het nog een keer oplepelen. Ik beschouw de motie-Van Dijk als
een verplichting om in samenspraak met partijen in de Kamer te komen tot
een alternatief voor de btw-verhoging op sport, cultuur en media.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Dank voor deze duidelijke woorden. Ik zei het net ook al: volgens mij
helpt het ook voor de rust van wetgeving om met elkaar, even los van de
vraag of je dit een goed idee of een fout idee vindt, heel scherp te
hebben hoe de rest van de behandeling van de wet er dan uitziet. Zoals
ik het begrijp, zegt het kabinet hiermee dat het in het voorjaar iets
gaat veranderen, maar de letter van de wet verandert niet. Die gaat na
de stemming in de Tweede Kamer naar de Eerste Kamer; dat geldt ook voor
de letters die zeggen dat er een btw-verhoging komt op sport en cultuur.
Die blijven in de wet staan en zo gaat die wet ook door naar de senaat.
Klopt dat? Ik vraag dit gewoon oprecht vanuit de vraag of we met z'n
allen hetzelfde proces in beeld hebben voordat iedereen zijn eigen
politieke oordeel kan vellen.
Minister Heinen:
Ik snap de vraag. Laat ik die op twee manieren beantwoorden. In formele
zin gaat de wet uiteindelijk na de stemming, zoals die wordt aangenomen
met alle amendementen en wijzigingen die worden voorgesteld, naar de
Kamer. Dat is dus niet sec de wet die nu voorligt, maar zoals de Kamer
daar bij meerderheid haar oordeel over heeft uitgesproken. In de
debatten die wij hier eerder over hebben gevoerd, heb ik aangegeven dat
er een gat ontstaat als je de btw-maatregelen er nu uit trekt. Dat kan
ik niet laten gebeuren. Dat is ook een debat dat wij in de Eerste Kamer
voeren, omdat daar ook voorstellen zijn gedaan om het uit elkaar te
trekken. Daarvan heb ik gezegd: dat is niet verantwoord, want het zoet
en het zuur gaan met elkaar op. Ik heb goed gehoord wat hier in de Kamer
over is gezegd. Ik heb ook aangegeven hoe het kabinet zich verhoudt tot
deze motie, maar we kunnen nu, op het laatste moment, er geen
maatregelen uit trekken. Daar zijn wel voorstellen over gedaan. Daar is
ook een appreciatie van gegeven. Het is aan de Kamer om die te
beoordelen, maar ongedekte wetgeving zal natuurlijk nooit op steun van
het kabinet kunnen rekenen.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Dank voor dit hele eerlijke antwoord, want nu hebben we er in ieder
geval hetzelfde beeld bij. Eigenlijk hebben alle fracties heel veel
woorden gewijd, inclusief zelfreflectie, aan de nauwkeurigheid van
wetgeving en hoe je dat doet. De vorm die nu gekozen wordt … Deze
minister is als minister van Financiën heel duidelijk geweest, ook in
zijn beantwoording: hij gaat koppen tellen om te zien hoe hij een
politieke meerderheid haalt. Die lijkt gevonden te zijn. Maar ik
constateer wel, net als vorig jaar, het volgende. Dit jaar is er heel
veel tijd maar is het misschien wel lelijker, maar dat is een
appreciatie van mijn fractie. Budgettair ga je een politiek proces in
waarin je in het voorjaar andere keuzes gaat maken, maar in de
tussentijd ga je door met de wetgeving. Ik ben heel benieuwd hoe de
collega's in de senaat zullen kijken naar de nauwkeurigheid van dit
wetgevingsproces, ook gezien het punt van de Raad van State. Die zegt:
als je wetten hebt waar je het politiek zo over oneens bent als over
deze — dat blijkt nu ook en daarom wordt er in het voorjaar nog een keer
naar gekeken — knip ze dan los en heb daar het goede gesprek over,
anders is nauwkeurige wetgeving de verliezer. Dat is echt de zorg die
mijn fractie heeft.
Minister Heinen:
Op zich snap ik wat mevrouw Maatoug zegt, maar er lopen wel een aantal
zaken door elkaar. Eerst het opknippen van wetgeving. De Eerste Kamer
heeft daarbij ook gerefereerd aan een motie-Hoekstra die in het verleden
is ingediend omdat er een Belastingplan en een vrij complexe
stelselwijziging in box 3 in één wetgevingspakket zaten. De Eerste Kamer
zei daarover: eigenlijk willen we dat bolletje wol ontrafelen met
elkaar. Dat was ook een terecht punt, dus daar is de motie-Hoekstra uit
gekomen. Die zegt: behandel wetten nou in pakketten. Dat heeft dit
kabinet ook gedaan. Er zijn elf wetgevingstrajecten naar de beide Kamers
gestuurd. Vervolgens wordt voorgesteld om ook het pakket Belastingplan,
waar zoet en zuur in zit, uit elkaar te trekken. Daarvan heb ik gezegd:
dat kan ik niet laten gebeuren, omdat je dan een miljardenrisico en
gaten in de begroting laat ontstaan. Dat vind ik dus ook niet financieel
verantwoord. Ik heb ook gehoord dat de Kamer daar helemaal niet naar op
zoek is. Ergens moeten we elkaar in het proces wel heel houden om dit
naar een goed eindpunt te brengen. Die btw-verhogingen zijn voorzien in
2026. Het is nu 2024, dus je hebt een jaar. De Kamer heeft heel
duidelijk in de motie-Dijk gezegd: kom met een alternatief. Daarover
gaan we samen in gesprek. Ik ben ook blij dat we de tijd kunnen nemen om
dat samen te doen, en dat we met het Handboek btw in de hand de
gesprekken kunnen aangaan om tot een gedragen, breed voorstel te komen.
Laten we dat nou even stap voor stap op deze manier doorlopen. Laat mij
ook de waardering uitspreken naar de collega's voor hoe we elkaar hierin
hebben kunnen vinden.
De heer Vijlbrief (D66):
Dat is de reden waarom ik zonet nog een keer precies vroeg wat de
minister nou uitsprak. Want ja, misschien wordt het Belastingplan
vanavond wel aangenomen; dat zou zomaar kunnen. En als het wordt
aangenomen gaat het zeker door naar de Eerste Kamer. Maar wetten worden
altijd aangeboden in het licht van het gevoerde debat. Daar hoort een
motie bij. Als die motie wordt aangenomen, hoort daar de verplichting
bij om te zoeken naar een alternatief. Daarom vroeg ik de minister ook
om die nog een keer voor te lezen. Anders lijkt het alsof er vandaag
niks veranderd is. Er is een heleboel veranderd en daar ben ik blij mee.
Ik ben blij met de uitgestoken hand van de minister van Financiën, maar
dit moeten we wel even scherp houden met elkaar, anders hebben we hier
voor niks een debat gevoerd.
Minister Heinen:
Ik hoorde geen vraag, maar ik kan de woorden van de heer Vijlbrief
bevestigen.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik ben blij met de schriftelijke vastlegging van deze toezegging. Die
vind ik belangrijk. Ik vind het ook belangrijk dat het woord
"verplichting" erin zit. Laten we dit ook niet te lang boven de markt
laten hangen en snel aan de gang gaan met elkaar.
Minister Heinen:
Zeer eens. Ik stuur die brief ook mee als we straks alle appreciaties
sturen, zodat u die ook ziet bij het opstellen van de stemmingslijst.
Dan hebben we dat ook goed op papier vastgelegd met elkaar. De oproep
tot snelheid en zorgvuldigheid omarm ik zeer. Ik geef u puur ter
overweging nog mee om misschien ook debatten te organiseren over de btw
en het handboek, om te kijken waar de uitvoeringspraktijk tegen
aanloopt, dus de inspecteurs en de uitvoeringsdiensten, om dit debat ook
breed te kunnen voeren. Wellicht komen we tot inzichten die we tot nu
toe nog niet hebben gehad en die ons helpen in de discussie en in de
zoektocht naar de alternatieven.
De voorzitter:
Nogmaals mevrouw Maatoug.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Nog even het volgende, juist omdat er zo veel debatten zijn geweest, de
tribunes zo vol zaten en heel veel mensen aan het juichen zijn omdat de
btw op sport en cultuur nu van tafel is. Wat er nu gebeurt, is het
volgende. De partijen die met elkaar afspreken om dit proces in te gaan,
gaan in het voorjaar beslissen wat ze doen. Die beslissing is dus nog
niet genomen. Zeg ik dat zo juist?
Minister Heinen:
Kijk, in het debat proberen we elkaar te vinden en het compromis te
zoeken. Ik begrijp de vraag van mevrouw Maatoug op zich, maar die wordt
natuurlijk ook gesteld om de boel weer verder uit elkaar te brengen. Op
zich is dat een goede manier van oppositie bedrijven, maar ik wil hier
wel zorgvuldig in opereren. Ik heb namelijk ook nette afspraken met
andere partijen over hoe we hierin naar het voorjaar toe opereren.
Feitelijk klopt het wat mevrouw Maatoug zegt, maar ik hoop ook dat zij
ziet dat we er met z'n allen bij gebaat zijn om elkaar uiteindelijk te
vinden in het compromis, of je het er nou mee eens bent of mee oneens
bent. Als er gezocht wordt naar een compromis en dat proces zijn
voltooiing nadert, kan je nog even snel een spaak in de wielen steken,
maar ik zou adviseren dat niet te doen. Ik heb ook waardering voor de
collega's die hun nek uitsteken, ook vanuit de oppositie, om in
constructieve verhoudingen naar een oplossing te zoeken. Die waardering
heb ik zeer. Ik heb op zich niks nieuws toe te voegen aan het feitelijke
proces. Op dat punt heb ik al antwoord gegeven.
De voorzitter:
Mevrouw Maatoug, afrondend.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Ik doe het zo expliciet om teleurstelling te voorkomen. Ik heb de
collega's een compliment gegeven. Ik heb de minister een compliment
gegeven voor het eerlijk antwoorden geven. U heeft er meermaals aan
gerefereerd dat het huis hier vol stond met acties. Ik wil dat mensen
snappen wat hier gebeurt. Ik probeerde dat juist netjes op deze manier
te doen, zodat iedereen in het voorjaar straks weet: dit is het gevolg
van wat daar gebeurd is. Ik zei net ook heel netjes: daar mag iedereen
zijn eigen politieke conclusie uit trekken. Ik doe dat juist omdat de
vorm van het gekozen wetgevingsproces wel echt vreemd is. De wetgeving
loopt namelijk wel door. Ik heb al gezegd wat we daarvan vinden. Maar
dank dat de minister hier weer heel expliciet eerlijk antwoord op
geeft.
Minister Heinen:
Er was nog één vraag, namelijk wat hier precies gebeurd is. Ik herhaal
wat hier gebeurd is. Het kabinet ziet de motie van mevrouw Van Dijk als
een verplichting om in samenspraak met de partijen in de Kamer te komen
tot een alternatief voor de btw-verhoging op sport, cultuur en
media.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat is voorwaar niet niks, want als het niks zou zijn, zouden de
confessionele drie, CDA, SGP en ChristenUnie, vanavond hebben
tegengestemd. Daar horen natuurlijk ook de amendementen over de
giftenaftrek en de eenverdiener bij. Dat hebben we heel helder vertolkt
in twee amendementen en één motie. Dat is dinsdagavond onze inzet
geweest. Daar is niks aan veranderd. Dat zie je ook terug. Ik wil
voorkomen dat er een soort van zure interpretatie blijft hangen, alsof
het niks is. Wij hebben gevraagd om het gesprek aan te gaan over een
alternatieve invulling en vóór de Voorjaarsnota een alternatief te
presenteren. Dat is de vraag. Dat staat in de motie. Dat wegframen met
"het had minimaal een nota van wijziging of een novelle moeten zijn" ...
Sorry, dit is wat de motie vraagt. Dit is ook wat de minister heeft
toegezegd, met dat verschil dat logies niet meer in die appreciatie zit.
We hebben het dus over 1,2 miljard in totaal.
Minister Heinen:
Een groot deel van de Kamer begrijpt elkaar heel goed. We pakken dit
samen op.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 108.
Minister Heinen:
De motie op stuk nr. 108 ontraad ik. Ik ga even snel door, met oog op de
klok.
De voorzitter:
Ja.
Minister Heinen:
De motie op stuk nr. 109 geef ik oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 110: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 111 van mevrouw Van Dijk, de heer Vermeer en de
heer Stoffer geef ik oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 112 moet ik helaas ontraden.
De motie op stuk nr. 113 over de kamerverhuurvrijstelling geef ik
oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 115 geef ik oordeel Kamer.
De voorzitter:
Ik heb ook de motie op stuk nr. 114.
Minister Heinen:
Daar was ik al bang voor. Daar kom ik zo even op terug. Ik maak even het
lijstje af, want anders gaan we heel erg in die papieren bladeren.
De motie op stuk nr. 116 ontraad ik.
Ik ga nu naar de motie op stuk nr. 119. Ik geloof dat mevrouw Keijzer al
moties heeft geapprecieerd.
De voorzitter:
Ja, dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 114. Die heeft al een
appreciatie gehad. Was uw oordeel op de motie op stuk nr. 115 over box 3
oordeel Kamer?
Minister Heinen:
Dat klopt, oordeel Kamer.
De voorzitter:
Dan zijn we nu bij de motie op stuk nr. 116 van de heer Dijk.
Minister Heinen:
Ja, de motie-Dijk op stuk nr. 116 is ontraden. Dan ga ik naar de motie
op stuk nr. 119. Als het goed is, zijn de andere ...
De voorzitter:
Ja, de andere bewindslieden hebben de motie op stuk nr. 117 ontraden,
net als de motie op stuk nr. 118. Dan gaan we naar de motie-Vermeer c.s.
op stuk nr. 119.
Minister Heinen:
Precies, exact. De motie op stuk nr. 119 geef ik oordeel Kamer. Ik ben
even in mijn administratie aan het zoeken. Er is wel een verzoek tot een
kleine wijziging. De motie die de heer Vermeer gisteren tijdens het
debat indiende, ging over het vaststellen van een maximumbedrag voor de
opzegvergoeding. Dat is juridisch niet houdbaar en past niet bij de
wijze waarop het voorstel in de Energiewet is vormgegeven. Wat wel kan,
is dat in afstemming met de ACM de werking van de huidige beleidsregel
voor redelijke opzegvergoedingen geëvalueerd wordt en dat daarbij de
vraag betrokken wordt of de hoogte van de vergoeding voldoende duidelijk
is voor de consument. Als de motie in die lijn wordt gewijzigd, kan ik
die oordeel Kamer geven. Anders moet ik die helaas ontraden.
De voorzitter:
De heer Vermeer.
Minister Heinen:
Ja, ik kijk even de heer Vermeer aan.
De heer Vermeer (BBB):
Volgens mij staat dat er nu ook al, want er staat: om de ACM te
verzoeken een vaste opzegvergoeding voor energiecontracten vast te
stellen die periodiek wordt herzien om aansluiting bij de
marktomstandigheden te waarborgen en die op een voor iedereen
toegankelijke wijze gepubliceerd wordt. Volgens mij is dat precies wat u
zegt.
Minister Heinen:
Als we 'm op die manier …
De heer Vermeer (BBB):
Op z'n minst mag u dat zo interpreteren.
Minister Heinen:
Dan interpreteren we 'm zo en dan is het: oordeel Kamer.
Dan de motie op stuk nr. 120: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 121: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 122: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 123 moet ik helaas ontraden.
Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 124.
Daar staat tegenover dat de motie op stuk nr. 125 oordeel Kamer
krijgt.
De motie op stuk nr. 126: ook oordeel Kamer. Dan zijn we er bijna.
De motie op stuk nr. 127 krijgt oordeel Kamer, mits — zo heb ik erbij
geschreven — er voor de uitvoering voldoende tijd is. Mag ik de motie zo
interpreteren? Ik zie een ja-knik van de indieners. Dan krijgt de motie
oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 128 moet ik helaas ontraden.
De motie op stuk nr. 129 moet ik helaas ook ontraden.
Daarmee ben ik aan het einde gekomen van de appreciatie van de moties.
Nogmaals, ik stuur die na de afronding van dit debat ook nog in een
brief, zodat u het voor uw eigen administratie goed kunt
bijhouden.
Voorzitter. Dan gaan we naar de amendementen.
De voorzitter:
Heel goed. Er zijn geen vragen meer over de appreciatie van de moties.
Ja, toch nog van mevrouw Koekkoek. Dat moet nu dan.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Excuus, voorzitter, maar dat ging best vlot. Ik heb een vraag over de
motie op stuk nr. 128.
Minister Heinen:
Over groen beleggen, ja. Excuus, maakt u uw vraag af.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Die motie is eigenlijk best mild ingestoken, dus ik verbaas me een
beetje over de appreciatie.
Minister Heinen:
Ik begrijp dat; laat ik dat vooropstellen. De motie roept op om de
tabaksaccijns verder te verhogen. Op zich is dat een solide dekking; de
motie is netjes gedekt. Ik wijs erop dat in de recente periode de
tabaksaccijns al veelvoudig is verhoogd, waarbij we nu ook onderzoek
doen naar de grenseffecten. Ook het gebruik van de producten die eraan
ten grondslag liggen, neemt af. Als we het hebben over sturing op
doelen, is dat op zich deels een doel, maar het heeft ook gevolgen voor
de belastingopbrengsten. Om nu "oordeel Kamer" te geven aan een motie om
de accijnzen verder te verhogen? Dat ontraad ik de Kamer, maar ik snap
op zich wel de richting. Nogmaals, ik zou echt afraden om de accijnzen
op tabak nu nog verder te verhogen, omdat ze al zeer hoog zijn en
wellicht … We gaan een onderzoek doen naar de grenseffecten. Laat ik
niet op dat onderzoek vooruitlopen, maar het is in andere landen wel
echt een stuk lager.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik weet niet of dit ook voor de minister geldt, maar ik heb nog een oude
versie van de motie. We hebben de motie aangepast, omdat we zelf ook
hadden gespot dat het met de grenseffecten best moeilijk is. Het verzoek
aan de regering is eigenlijk om in dat onderzoek scenario's neer te
leggen zodat we in het voorjaar kunnen kijken hoe we hiermee verder
kunnen. Daarom verbaas ik me wat over de appreciatie, want het verzoek
is eigenlijk in die zin mild en houdt ook rekening met datgene waaraan
de minister refereert.
Minister Heinen:
Ik kijk heel even of ik de goede versie heb. Ik stuur nog een brief met
de appreciatie. Indachtig deze opmerking zal ik checken of de
appreciatie …
De voorzitter:
Ik heb de huidige versie ook nog niet. Dan krijgen we nog een aparte
appreciatie bij de lijst.
Minister Heinen:
Er wordt nu meegeschreven. Ik probeer dat echt vijf minuten na het debat
te versturen. Dat geeft me even de gelegenheid om dit specifieke punt te
checken.
De voorzitter:
Heel goed. Dan gaan we nu door naar de amendementen, waarvan een deel al
schriftelijk is geapprecieerd. Daar hebben we het al over gehad.
Minister Heinen:
Ja. Ik ga proberen om het wel op tempo te doen. Maar er zijn 60
amendementen ingediend en er zijn ook weer wijzigingen op amendementen.
Dus ook hier weer geldt dat ik de nummers ga oplezen. Maar ik denk dat
als we halverwege zijn, het iedereen zal duizelen. Ook dit ga ik dus nog
in een brief aan de Kamer sturen, ook om uw eigen administratie goed te
houden en zodat we elkaar daar niet verliezen.
Voorzitter. Ik begin bij het amendement op stuk nr. 36 (60213). Dat moet
ik ontraden.
Dan ga ik naar het amendement op stuk nr. 14, dat is gewijzigd naar de
amendementen op stukken nrs. 131 en 132. Die moet ik ook ontraden.
Dan ga ik naar het amendement op stuk nr. 16 in dezelfde categorie. Dat
moet ik ook ontraden.
Dan het amendement op stuk nr. 22 van de SGP. Dan hebben we het nog
steeds over 36602. Dat moet ik helaas ontraden.
Dan ga ik naar het amendement op stuk nr. 25. Dat moet ik ook
ontraden.
Dat geldt ook voor het amendement op stuk nr. 30 en het amendement op
stuk nr. 32.
Dan ben ik bij het amendement op stuk nr. 35 (36602). Dat moet ik
ontraden.
Dat geldt ook voor het amendement op stuk nr. 37.
De amendementen op de stukken nrs. 47 en 49, nog steeds in dezelfde
categorie, moet ik beide ook ontraden.
Ik ben nog steeds bij 36602, en dan bij het amendement op stuk nr. 50.
Dat moet ik helaas ook ontraden.
Dat geldt ook voor het amendement op stuk nr. 51.
Dan kom ik bij het amendement op stuk nr. 52 (36602), dat later is
gewijzigd in het amendement op stuk nr. 137. Ik hoop dat iedereen het
nog volgt, maar ook dat amendement moet ik ontraden.
Dan kom ik bij het amendement op stuk nr. 56 (36602). Ook dat ontraad
ik.
Voorzitter. Dat geldt ook voor het amendement op stuk nr. 57.
Een deel van de geapprecieerde amendementen probeert afspraken uit het
hoofdlijnenakkoord terug te draaien. Dat snap ik. Daar heb ik mij
natuurlijk ook toe te verhouden.
Als we kijken naar het amendement op stuk nr. ...
De voorzitter:
Ogenblik, ogenblik. De heer Grinwis heeft over een van deze appreciaties
nog een oordeel of een vraag.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Mag ik een kleine service van de minister vragen, namelijk om naast het
nummer de eerste indiener te noemen? Is dat mogelijk?
Minister Heinen:
Mag ik de partijen noemen? Is dat goed? Want de eerste indieners heb ik
net niet. Soms zijn er namelijk net weer woordvoerders gewisseld. Maar
dat kan uiteraard.
Dan kom ik bij het amendement op stuk nr. 58 (36602), dat is ingediend
door de Partij voor de Dieren. Dat ontraad ik.
Het amendement op stuk nr. 60 (36602) van de VVD gaat over de
energiebelasting voor waterstof. Dat amendement kan ik oordeel Kamer
geven.
Voorzitter. Het amendement op stuk nr. 61 (36602) van de ChristenUnie
moet ik ontraden.
Het amendement op stuk nr. 63 (36602) krijgt oordeel Kamer.
Het amendement op stuk nr. 64 (36602) van de VVD moet ik ontraden.
Even kijken. Ja, het loopt nog gelijk hier. Ik zit hier in tabellen te
kijken, dus ik moet voorkomen dat ik scheel ga lezen.
Voorzitter. Het amendement op stuk nr. 66 (36602) van de BBB moet ik
ontraden.
Het amendement op stuk nr. 67 (36602), dat later is gewijzigd naar het
amendement op stuk nr. 139, van de ChristenUnie en het CDA, draait
eigenlijk regeerakkoordmaatregelen terug. Dat moet ik ontraden,
helaas.
Voorzitter. Het amendement op stuk nr. 68 (36602) van CDA, ChristenUnie,
Volt, VVD en BBB kan ik oordeel Kamer geven.
Het amendement op stuk nr. 69 (36602) van GroenLinks-PvdA moet ik
ontraden.
Er volgen er heel wat van GroenLinks-PvdA. Deze amendementen zijn laat
ingediend. Er volgt een reeksje van GroenLinks-Partij van de
Arbeid.
Het amendement op stuk nr. 69 (36602) moet ik ontraden.
De amendementen op de stukken nrs. 70, 71, 72, 73, 74, 75, 76, 77, 78 en
79 (36602) zijn allemaal ontraden. Ik waardeer enorm al het werk dat
mevrouw Maatoug met de amendementenservice van het ministerie van
Financiën heeft verzet, maar ik moet ze helaas toch ontraden.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
In dit debat hebben we al wat gewisseld over het kwalificatiebeleid en
de complexiteit daarvan, over hybride rechtsvormen. Ik vond het heel erg
ingewikkeld. Het heeft allebei voor- en nadelen. Ik kies ervoor om dit
amendement in te trekken.
De voorzitter:
Welk nummer is dat?
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Dat is het amendement op stuk nr. 64.
De voorzitter:
Het amendement-Van Eijk (stuk nr. 64) is ingetrokken.
Minister Heinen:
Ik heb waardering voor de zoektocht naar een oplossing. Inderdaad, dit
is zeer ingewikkelde materie en het was even zoeken. Maar, oké, ik heb
het goed gehoord.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Ik ga niet bij alle amendementen een uitgebreide appreciatie vragen,
maar bij twee zou ik dat wel willen, ook aangezien we het er in het
debat uitvoerig over gehad hebben. Het ene gaat over het belasten van de
kapitaalteruggave. Dat is het amendement op stuk nr. 75. Het andere gaat
over het schrappen van de renteaftrek bij onzakelijke geldleningen. Dat
is namelijk een specificering van het debat dat we met elkaar
hadden.
De voorzitter:
Welk nummer heeft dat amendement?
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Dat is het amendement op stuk nr. 71. Het zou fijn zijn als de minister
iets meer zinnen kan wijden aan waarom dat is ontraden.
Minister Heinen:
Uiteraard. Het amendement op stuk nr. 71 regelt dat de rente en
waardemutaties op onzakelijke geldleningen niet langer in aftrek komen
bij het bepalen van de winst voor de vennootschapsbelasting. We hebben
het volgens mij over hetzelfde amendement. Dit amendement vormt een
verdere beperking van de aftrek van de rentelasten in de
vennootschapsbelasting. Het kabinet ziet geen aanleiding voor een nieuwe
aftrekbeperking naast de bestaande renteaftrekbeperking. Er staat heel
mooi bij: "in het leerstuk van fraus legis". Nou, als dat niet
overtuigend is! Door het amendement kan dubbele belasting ontstaan,
omdat de rentebaten wel worden belast op het niveau van de schuldeiser.
Het kabinet maakt zich sterk voor een goed, stabiel en voorspelbaar
Nederlands vestigingsklimaat. Zo is dat ook afgesproken in het
regeerprogramma. Dat nog met betrekking tot het amendement op stuk nr.
71.
Dan het amendement op stuk nr. 75. Ik ga even kijken of we het over
hetzelfde amendement hebben. Dat amendement is ingediend door Maatoug en
Stultiens, collega's van elkaar van de GroenLinks-PvdA-fractie. Het
amendement zag erop toe de mogelijkheid te beperken tot de onbelaste
terugbetaling van kapitaal in de inkomstenbelasting, dividendbelasting
en bronbelasting. Ik hoop dat we het over hetzelfde amendement hebben.
Ik zal dan ook mijn appreciatie toelichten. Het uitgangspunt voor de
heffing van de dividendbelasting is om het rendement op de aandelen te
belasten, kortgezegd: dividenden. Terugbetalingen van kapitaal zijn
echter geen dividend, aangezien dit kapitaal voor de aandeelhouder op
een eerder moment is ingebracht. Bij de terugbetaling van kapitaal gaat
er dus geen dividendbelastingclaim verloren. Het belasten van de
teruggave van kapitaal raakt daarom de uitgangspunten van de
dividendbelasting. Kapitaalstortingen zijn een belangrijk middel om te
voorzien in de financieringsbehoefte van een vennootschap. Het
amendement kan zo mogelijk invloed hebben op ondernemingen om eerder
over te gaan tot schuldfinanciering dan financiering met eigen vermogen
middels een kapitaalstorting.
Vennootschappen die "going concern" zijn, verkeren over het algemeen
niet in de situatie dat de winstreserves uitgeput raken. Die zullen niet
over kunnen gaan op een onbelaste terugbetaling van kapitaal. Wanneer
een dergelijke vennootschap overgaat tot belaste terugbetaling van
kapitaal, zal dit tot overkill kunnen leiden, omdat dan zowel de
terugbetaling van kapitaal als de winstreserves worden belast. Er zal
dan discussie ontstaan over zowel de kwalificaties van de terugbetaling
van kapitaal als het inkomen van de belastingverdragen. Daarnaast komt
het amendement daarmee niet ten goede aan het vestigingsklimaat van
Nederland.
Het is een ingewikkeld, uitgebreid antwoord. Het zijn ook ingewikkelde
amendementen. Daarom zoek ik het antwoord ook altijd van tevoren uit,
zodat ik de argumentatie precies onder elkaar kan zetten.
De voorzitter:
Ik denk ook niet dat iedereen die dit debat volgt het precies begrepen
heeft, maar mevrouw Maatoug heeft daar een verhelderende vraag over.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
De minister heeft net heel duidelijk gezegd dat we de appreciaties nog
op papier krijgen. Mijn fractie gebruikt haar medewetgevende rol ook om
bepaalde discussies verder te brengen, ook met amendementen. Wij denken
namelijk dat het wel een goed idee is. Nou, daar zijn we het dan over
oneens. Ik weet niet of de appreciatie de juiste plek of dat het op een
andere manier moet, maar ik zou het fijn vinden als we dit stukje van de
inhoudelijke appreciatie ook op schrift krijgen, zodat we dat later mee
kunnen nemen in commissiedebatten en discussies met het kabinet.
Minister Heinen:
Zeker. Dat lijkt me gewoon goed. We proberen dit dus gelijk mee te
sturen, ook voor uw eigen archief.
Voorzitter. We waren gebleven bij het amendement op stuk nr. 80 (36602)
van de SP. Dat amendement ontraad ik. Dat geldt ook voor het amendement
op stuk nr. 81 en voor het amendement op stuk nr. 82, dat later is
gewijzigd naar stuk nr. 133. Die zijn ingediend door de SP.
Het amendement op stuk nr. 83 (36602) van GroenLinks-PvdA moet ik helaas
ontraden. Dat geldt ook voor de amendementen op de stukken nrs. 84, 85
en 87.
Mevrouw Van Vroonhoven (NSC):
Ik heb even één vraag. Er zijn twee amendementen ingediend over de
doorstootregeling en over het tegengaan van private equity. Dat is onder
andere het amendement op stuk nr. 83. Beide moties zijn ontraden door de
minister. Toch vinden wij de inhouden wel sympathiek. Kan de minister
zeggen welke hij het minste ontraadt?
Minister Heinen:
Nee, dat ga ik niet doen.
Mevrouw Van Vroonhoven (NSC):
Dat gaat u niet doen?
Minister Heinen:
Ontraden is ontraden. Ik ga daar geen kwalificaties in aanbrengen.
Mevrouw Van Vroonhoven (NSC):
Dat is jammer. Dan zullen we dat zelf moeten bekijken.
Minister Heinen:
Voorzitter. Ik was bij het amendement op stuk nr. 88 (36602), die later
is gewijzigd in stuk nr. 138, en is ingediend door GroenLinks-PvdA,
ChristenUnie, SGP en Volt. Dat amendement kan ik oordeel Kamer
geven.
Ik moet het amendement op stuk nr. 89 (36602), ingediend door
ChristenUnie en SGP, helaas ontraden.
Daarentegen krijgt het amendement op stuk nr. 90 (36602) van
ChristenUnie, SGP en CDA, oordeel Kamer.
Voorzitter. We zijn inmiddels ver. Het amendement op stuk nr. 91 (36602)
van D66 moet ik helaas ontraden.
Het amendement op stuk nr. 92 (36602) kan ik oordeel Kamer geven. Dat
geldt ook voor het amendement op stuk nr. 93.
Dan ga ik naar het amendement op stuk nr. 94 (36602), ingediend door
Volt. Dat moet ik helaas ontraden. Dat geldt ook voor de amendementen op
de stukken nrs. 95, 96 en 97.
Het amendement op stuk nr. 99 (36602) van SGP, ChristenUnie en CDA, moet
ik helaas ontraden.
Daar staat tegenover dat ik het amendement op stuk nr. 130 (36602) van
de BBB, VVD en NSC, oordeel Kamer kan geven. Nogmaals, u krijgt het
straks allemaal per brief. Ik zal ervoor zorgen dat u het echt kort na
sluiting van dit debat op schrift krijgt. Ik zal een aantal appreciaties
meesturen.
Voorzitter. Ik kom bij de ingediende amendementen — dan zijn we er echt
bijna — bij het wetsvoorstel over de BOR en de doorschuifregeling, de
DSR. Ik begin bij het amendement op stuk nr. 10 (36610), ingediend door
NSC. Ik geef dat amendement oordeel Kamer.
Voorzitter. Dat geldt ook voor het amendement op stuk nr. 11 (36610) van
SGP, PVV, CDA en BBB.
Voorzitter. Tot slot het amendement op stuk nr. 12 (36610) van Volt. Dat
amendement moet ik ontraden. Daarmee heb ik ook de amendementen voor dit
wetsvoorstel van een appreciatie voorzien.
De heer Stoffer (SGP):
Ik ben toch enigszins verrast dat het amendement op stuk nr. 99 (36602)
ontraden is. Dat is namelijk het amendement dat voorwaardelijk is voor
ons om het Belastingplan te steunen. Dat gaat over de eenverdieners.
Minister Heinen:
Ja, dat klopt. Dat is heel scherp van u. Ik zie hier een blaadje, maar
de aanpassing daarvan heb ik nog niet verwerkt op een ander blaadje.
Daarop heb ik het amendement wel oordeel Kamer gegeven. Het gaat
inderdaad om de eenverdieners. Dat amendement krijgt dus oordeel Kamer.
Dat is uiteraard onderdeel van de afspraken.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 99 krijgt oordeel Kamer.
De heer Stoffer (SGP):
Ik stond al te zweten, maar dat is niet meer nodig, begrijp ik. Helder,
dank.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 99, over de eenverdieners, krijgt oordeel
Kamer.
Minister Heinen:
Ik had gehoopt met een goede administratie door dit debat te komen, maar
het gebeurt wel met veel bladeren en schuiven.
De voorzitter:
Mevrouw Maatoug gaat waarschijnlijk iets vragen over de BOR.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Ik heb eerst nog een vraag over het amendement op stuk nr. 99. Toen dat
geen oordeel Kamer kreeg, had ik geen vraag, maar nu heb ik wel een
vraag. We hebben veel discussies met elkaar gevoerd …
Minister Heinen:
Sorry, ik moet enigszins lachen omdat ik een heel betoog heb gehouden
over werken in vertrouwen en elkaar niet verrassen. Vervolgens geef ik
op het cruciale moment het oordeel ontraden. Wij hebben dus een lolletje
onderling, maar het is gerepareerd. Het Belastingplan is op de valreep
nog gered.
De voorzitter:
Nou, dat weten we nog niet! We gaan nog stemmen.
Minister Heinen:
Deze minister bungelt nog even.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Is het lolletje voorbij? Kan ik de vraag stellen over het amendement op
stuk nr. 99? Check.
Minister Heinen:
Het is een lange dag geweest, mevrouw Maatoug.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Dat snap ik. De vraag over het amendement op stuk nr. 99 is als volgt.
We hebben heel veel discussies met elkaar gehad. De minister was
eigenlijk best wel duidelijk tijdens het wetgevingsoverleg over de reden
waarom het kabinet dit geen goed idee vond. Toen hij dus net had
aangegeven dat het ontraden werd, snapte ik dat. Ik dacht namelijk: dat
klinkt als de beantwoording bij het WGO. Nu volg ik het dus niet meer.
Ik ben vandaag team "maak het expliciet voor de Handelingen". Waarom
heeft dit amendement oordeel Kamer gekregen, gezien de eerdere
beantwoording van de minister zelf bij het WGO?
Minister Heinen:
En als we het hebben over "dat amendement", over welk ...
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Het amendement op stuk nr. 99.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 99.
Minister Heinen:
Ja, maar dat is het amendement over de eenverdiener. Daar hebben we net
een heel debat over gevoerd. Daarmee zoeken we in deze Kamer ook naar
draagvlak voor het Belastingplan.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Ik wil dit niet invullen, daarom stel ik dit elke keer in vragende zin.
Maar de vraag is een inhoudelijke. Alles wat het kabinet vrijdag vond,
vindt het nog steeds. Maar toch is de appreciatie veranderd. De vraag is
waarom. Kan de minister dat expliciteren?
Minister Heinen:
Dat heb ik net gedaan: omdat ik ook apprecieer in het licht van het
debat dat wij hier voeren en in het licht van het zoeken naar draagvlak.
Dat leidt uiteindelijk tot een oordeel. De heer Stoffer wees me terecht,
want die zag net zijn belangrijkste punt sneuvelen.
De voorzitter:
Nu gaat het over de BOR, toch?
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Deze vraag was al aangekondigd: het amendement op stuk nr. 11 (36610).
Daar had ik een vraag over gesteld. U had aangegeven dat u daar even wat
meer tijd voor nodig had. Dat miste ik even. Daar was ik dus op aan het
wachten.
Minister Heinen:
Ja. Daar wilde ik aan het einde van dit blokje nog specifiek op ingaan.
Mevrouw Maatoug vroeg namelijk naar het kabinetsvoorstel om de toegang
tot de BOR en de doorschuifregelingen aanmerkelijk belang, de BOR en de
DSR ab, als we dan even in codetaal gaan praten, te beperken tot gewone
aandelen met tenminste 5% belang. Ze vroeg zich af hoe zich dat verhoudt
tot de appreciatie oordeel Kamer van het amendement op stuk nr. 11 op
het wetsvoorstel over de BOR. Het kabinetsvoorstel is om de toegang tot
de BOR en dus tot de doorschuifregelingen aanmerkelijk belang te
beperken tot de gewone aandelen van tenminste 5% belang, gelet op het
doel van de BOR, namelijk het mogelijk maken van een reële
bedrijfsopvolging zonder dat de continuïteit van de ondernemingen in
gevaar komt. Het amendement op stuk nr. 11 houdt in dat deze maatregel
pas ingaat zodra de verruiming van de verwateringsregeling voor de BOR,
die doorschuifregeling en de familietoets voor de BOR in werking treden.
Dat is dus op zich niet zo raar. De maatregel ziet grosso modo op
dezelfde groepen en er zijn geen budgettaire gevolgen. Daarom heeft het
kabinet geen grote bezwaren hiertegen.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Ik snap het antwoord niet helemaal. Vorig jaar stonden we hier. Toen
stond er een staatssecretaris die zei: bij dit amendement is er een
groot, groot risico op staatssteun. Dat bleek waar te zijn. Daarom ligt
er nu een wet die zegt dat je dat per KB mag uitstellen. Nu ligt er een
amendement dat zegt: de andere dingen die het vorige kabinet wilde doen
en die dit kabinet wil doen, maken we daarvan afhankelijk; die schuiven
we dan ook verder door. De minister spreekt niet tegen wat er in de
memorie van toelichting stond, namelijk dat er een relatief zeer beperkt
risico is en dat het niet nodig is vanuit de doelstelling van deze
faciliteiten, te weten het voorkomen dat belastingheffing bij reële
bedrijfsoverdrachten de continuïteit van ondernemingen in gevaar brengt.
Als ik dan naar de beantwoording luister, telt het niet op. Het is niet
de eerste keer dat ik hiernaar vraag; we zijn al vrij consequent
hiernaar aan het vragen. We zitten nu in het staartje en het is me nog
steeds niet duidelijk.
Minister Heinen:
Laat ik dan het volgende doen. Want ik blijf bij het oordeel; wat dat
betreft gaan we elkaar ook niet overtuigen. Maar laat me deze
toelichting dan nog toevoegen aan de appreciatie, om zo te proberen dit
op schrift helder te krijgen. Want ik besef zeer dat er door mijn
spreekvaardigheid wellicht ook verwarring kan ontstaan. Laten we dat dus
ook op schrift stellen, zodat mevrouw Maatoug het na kan lezen en kan
betrekken bij volgende debatten. Maar het oordeel blijft wat het is.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Maatoug.
Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):
Ik hoop dat de minister mij heeft gehoord als het gaat om alle
complimenten voor het feit dat hij het heeft overgenomen. Ik heb alle
collega's vandaag en de afgelopen weken ook gehoord over de vraag hoe we
dit nou doen met elkaar. Dat geldt ook voor de grote geluiden die we
hoorden over wetgeving. Dit is allemaal politiek. Dan vind je iets
anders. Maar ik merk dat precies de discussies over weten waarom we iets
doen, hoe iets zit en hoe je het gevolg ergens van goed met elkaar kunt
wegen, de afgelopen weken elke keer naar het schrift zijn verplaatst,
waardoor we de scherpte op de techniek niet konden hebben met elkaar. Ik
heb heel veel waardering voor deze minister, maar het gevolg is wel dat
hij nu eigenlijk zegt dat zijn memorie van toelichting niet meer klopt.
Zo hoor ik het, maar ik hoop dat ik dat verkeerd versta. Ik ga het nog
een keer lezen, maar ik heb hierna geen kans meer om nog een goed debat
te hebben. Een oprechte verzuchting: dat vind ik ook wel een beetje
vervelend.
Minister Heinen:
Ik begrijp dat volkomen. Ik hoop dat er begrip is voor de context waarin
het debat plaatsvindt, met een opgestapte staatsecretaris. We hebben zo
goed mogelijk geprobeerd om het op schrift te doen, maar ik geef mevrouw
Maatoug gelijk dat het debat daardoor misschien wat aan scherpte
verliest. Ik heb in ieder geval vanuit al mijn kennis en kunde
geprobeerd het debat hier zo veel mogelijk op de inhoud te voeren. Ik
zeg in ieder geval toe dat we ook hierop nog met een toelichting komen.
Maar nogmaals, het oordeel hier verandert niet. Zoals mevrouw Maatoug
terecht zei: soms zijn afwegingen ook politiek. Daarmee verwijs ik in
afsluitende zin naar het debat dat wij hierover hebben gevoerd. Inhoud
is een goed startpunt van een debat, maar soms kunnen wij dingen anders
wegen.
Ik kom tot de laatste appreciaties, namelijk van de ingediende
amendementen. Bij het wetsvoorstel Belastingplan BES-eilanden waren er
nog twee amendementen, namelijk 36604, nr. 10 en 36604, nr. 11. Het
amendement op stuk nr. 10, ingediend door NSC, moet ik ontraden. Het
amendement op stuk nr. 11, ingediend door de ChristenUnie,
GroenLinks-PvdA en D66, moet ik helaas ook ontraden.
Dan kom ik bijna tot het einde. Ik wil graag nog een paar ...
De voorzitter:
Een ogenblik. De heer Grinwis over een van deze twee amendementen,
waarschijnlijk het laatste.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja, het laatste amendement, op stuk nr. 11. Daar ben ik een beetje
verbaasd over. Er zijn hele heldere statements vanuit de eilanden
gekomen, van Bonaire, het Openbaar Lichaam Bonaire, de Centraal Dialoog
Bonaire, niet mis te verstaan: "Alstublieft, laat het een jaartje
uitstellen. Dat heeft geen financiële consequenties. Sterker, dan zie je
een jaar af van een kleine lastenverlichting die in het Belastingplan
zit. En ga met ons opnieuw om tafel om wat is voorgesteld te
verbeteren". Ik snap niet waarom dit amendement wordt ontraden, er niet
nog een jaartje wordt genomen om volgend jaar met een beter voorstel
terug te komen en, voordat je het voorstel in het Belastingplan giet,
echt met de BES om tafel te gaan en dit samen tot een goed eind te
brengen.
Minister Heinen:
Ook hier zit natuurlijk een hele geschiedenis bij. Een deel van de
afspraken is terug te voeren tot het vorige kabinet. Ik zit echt over
verschillende schijven hier antwoord te geven, maar ik ga wel een poging
doen. Zover ik begreep is in 2024 meerdere malen, ook met de openbare
lichamen en vertegenwoordigers van belangenorganisaties, overlegd om tot
dit pakket te komen. Het amendement dat thans is ingediend, zorgt er
juist voor dat de minimuminkomens wel weer belasting gaan betalen. Het
wettelijk minimumloon wordt immers hoger dan de belastingvrije som,
volgens de informatie die tot mij is gekomen. Dit zorgt er ook voor dat
er grote knelpunten in de uitvoering met grote lasten voor minima kunnen
ontstaan, omdat deze groep, die nu niet aangifteplichtig is, juist wel
weer belastingaangifte zal moeten doen. Juist de belastingmaatregelen
waarvoor in dit amendement uitstel is gevraagd, betreffen aanpassingen
in de lokale belastingwetgeving die hogere inkomens wederom vrijwaren
van het betalen van meer belasting, terwijl het kabinet juist meer naar
draagvlak wil heffen. Dit is de argumentatie bij het amendement. Ik
begrijp dat de heer Grinwis anders oordeelt, maar ik hoop dat hij de
argumentatie begrijpt.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik begrijp het inhoudelijk volkomen, maar dit is tot stand gekomen naar
aanleiding van amendementen en moties die D66, de ChristenUnie en ook
GroenLinks-PvdA vorig jaar nog hebben ingediend en die breder zijn
gesteund. Dat zij hier nog een jaartje van willen afzien, dus niet
alleen wij als indieners maar ook het Openbaar Lichaam Bonaire en de
Centraal Dialoog Bonaire met een ondersteuningsbrief voor dit
amendement, geeft aan dat zij het niet eens zijn en niet tevreden zijn
met deze vormgeving. Zij zijn inderdaad bereid een jaartje af te zien
van meer belasten naar draagkracht om dit beter te regelen. Ik snap dat
het niet het dagelijkse dossier van de minister is, maar ik wil dit
signaal meegeven aan het kabinet ter heroverweging van dit amendement,
misschien tussen nu en als zo meteen de brief wordt verstuurd. Ik vind
dit net te kort door de bocht. Inhoudelijk snap ik de argumentatie, maar
het gaat even over het proces hoe je tot dit voorstel in
belastingwetgeving komt.
Minister Heinen:
Dank voor de toelichting op het proces, want dat is inderdaad nieuw.
Laat me dat nog even terugnemen en er kritisch naar kijken.
Mevrouw Van Vroonhoven (NSC):
Over het amendement op stuk nr. 10 over de BES. We hebben de wijzigingen
juist opgenomen naar aanleiding van het advies dat we hebben gekregen
van het departement. De appreciatie "ontraden" verbaast ons dus, omdat
het juist in samenspraak met het departement geschreven is.
Minister Heinen:
Laat me daar dan ook even op terugkomen, want dat is nieuwe informatie
voor mij. Laat me dat dan nog even checken.
De voorzitter:
Dan zijn we door de appreciaties heen, maar de minister heeft nog een
aantal slotopmerkingen.
Minister Heinen:
Ja. Nog een paar, om ook het debat mooi samen te vatten.
De voorzitter:
Een ogenblik. Er is toch nog een vraag van mevrouw Van Eijk.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ja, sorry. Het is ook weer vrij technisch. Ik heb twee amendementen
ingediend, een over de kwijtscheldingswinstvrijstelling en een over de
werkkostenregeling.
De voorzitter:
De nummers graag.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Dat zijn 92 en 93. De dekking voor beide zit in de heffingskorting groen
beleggen en de vrijstelling groen beleggen. In de stemmingslijst zit er
nu een afhankelijkheid in, dat op het moment dat 92 wordt aangenomen, 93
niet meer in stemming komt. Dat is niet de bedoeling. We zijn zelf even
aan het kijken hoe we het kunnen oplossen, zeg ik richting de collega's,
zodat er nog ergens een wijziging kan komen. Het zou fijn zijn als
meegedacht kan worden om ervoor te zorgen dat ze beide naast elkaar
kunnen bestaan.
Minister Heinen:
Ja. En beide hebben oordeel Kamer, zeg ik voor de hygiëne van het
debat.
De voorzitter:
Na het debat wordt dat even onderling geregeld.
Minister Heinen:
Ik heb veel respect voor de mensen die de stemmingslijsten moeten
opstellen. Dat is 3D-schaken.
Voorzitter. Laat me een paar afrondende woorden spreken, want we hebben
veel met elkaar gedebatteerd. Ik heb dit bewust tot het einde bewaard,
omdat ik het debat gewoon op de inhoud wilde voeren. Ik zal heel eerlijk
zijn. Ik heb de politiek zowel op een lelijke manier als op een mooie
manier gezien in dit debat. De lelijke kant was uiteraard een plots
aftreden van de staatssecretaris, met ook veel verwijten over en weer
en, zoals ik dat eerder noemde, ook een vrij licht schuttersputje, omdat
in de aanloop van het debat weinig verantwoordelijkheid werd gevoeld
voor de plannen, simpelweg omdat er ook beleid in zit dat niet populair
is, wat ik ook zeer besef. Terwijl politiek soms ook is besluiten moeten
nemen die impopulair zijn en politiek leiderschap is dan wel dat je
ervoor gaat staan en uitlegt waarom je die keuze maakt en waarom we dit
doen, namelijk voor die werkende middeninkomens die lastenverlichting
verdienen en voor die ondernemers die snakken naar ademruimte. Dat is
precies het Belastingplan dat hier voorligt.
Om meerderheden te zoeken, ook in de Eerste Kamer, heb ik veel contact
met u gehad achter de schermen, in tegenstelling tot wat publiekelijk is
gewaardeerd. Ik besef wel dat dat vrij laat op gang kwam. Ik snap ook de
frustratie bij de Kamer op dat punt, maar we hebben het wel in goed
overleg — dat waardeer ik, dat is dan weer de mooie kant van de politiek
— kunnen hebben over wanneer we wat inplannen, uitstel of niet, de
wensen van de oppositie en mogelijke dekkingen en steun vanuit de Kamer
daarvoor. Ik heb die overleggen als prettig ervaren. Nogmaals dank
daarvoor, dat we dit in deze constructieve tijd hebben kunnen
doen.
Voorzitter. In het regeerakkoord hebben we drie belangrijke punten van
de oppositie proactief geregeld. Dat waren de schoolmaaltijden, de
schoolboeken en de giftenaftrek in de ib. Dat waren toen volgens de
oppositie de drie belangrijkste punten voor steun. Daar kwam later ook
de btw bij, met name voor de sport. Dat was ook een groot punt van de
heer Jetten tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen, die zelfs de
heer Vijlbrief met bokshandschoenen liet rondlopen, waarbij ik me
enigszins zorgen maakte of het shirtje dan uiteindelijk wel aan zou
blijven. Ook mevrouw Van Dijk wees veelvuldig op het belang van sport,
ook in het kader van het debat dat wij hebben gevoerd. Deze week kwam er
een aanbod van de conventionele drie, zoals ze zichzelf noemen, voor
extra maatregelen, waar ze steun op zoeken, ook voor hun oordeel in de
Eerste en Tweede Kamer. Dat zat dan op de giftenaftrek in de Vpb bij de
ChristenUnie, de eenverdieners in de ib bij de SGP en naast de Wbso ook
de btw bij het CDA, die daar samen optrok met de heer Vijlbrief.
Nogmaals, als we niet alleen lelijk naar de politiek kijken, maar ook
mooi, hebben we hier kunnen zien waar politieke debatten toe kunnen
leiden: dat je het oneens bent, maar dat je ook in een debat elkaar kunt
vinden, zowel voor als achter de schermen. Dat waardeer ik zeer, dus
nogmaals dank daarvoor.
Hiermee wordt het Belastingplan voor een kleine miljard euro verbouwd en
dat is gewoon ook knap werk vanuit de Kamer. Daarmee zie je ook dat de
verhoudingen hier goed liggen, denk ik. Ik hoop dat we nu wel onze focus
kunnen verleggen van het Haagse naar de kiezers in het land, naar de
mensen thuis, voor wie we het uiteindelijk doen. Want voor hen ligt er
nu een pakket dat inzet op lastenverlichting voor werkende
middeninkomens, lastenverlichting voor ondernemers, meer ruimte om te
schenken aan goede doelen en meer aandacht voor de eenverdieners en voor
groepen in de knel. En dat mede met dank aan de oppositie. Het is
daarbij ook gelukt om de marginale druk te verlagen, een lang
gekoesterde wens breed in de Kamer, zodat werken meer gaat lonen en ook
de armoede verder gaat dalen. Daarmee hebben we ook een afspraak gemaakt
over de btw.
Voorzitter. We zijn een land van compromissen en daarin krijgt nooit
iemand volledig wat hij wil, maar krijgt iedereen wel iets van wat hij
wil. Zo maken we samen Nederland stap voor stap steeds een beetje beter.
Ik reken op uw steun.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dat geldt ook voor uw ondersteuning, die hard heeft
gewerkt. Ik zie de heer Vijlbrief opstaan, maar hij wil geen interruptie
meer. Dank ook aan de leden en hun ondersteuning. Het Belastingplan is
echt een huzarenstuk, qua techniek.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
We gaan vandaag stemmen. Dat doen we in principe na de dinerpauze, rond
18.30 uur. Ik ga nu de vergadering schorsen. In principe tot 16.45 uur,
omdat dan tweeminutendebatten moeten plaatsvinden over Raden die in de
commissies zijn voorbereid. We zien elkaar dan later op de dag. Ik
schors dus nu de vergadering tot 16.45 uur. Mocht daar verandering in
komen, dan krijgt u per mail een gewijzigd plenair schema.
De vergadering wordt van 15.30 uur tot 16.45 uur geschorst.