[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Tweeminutendebat Raad Buitenlandse Zaken d.d. 18 november 2024 (CD 14/11) (ongecorrigeerd)

Stenogram

Nummer: 2024D44285, datum: 2024-11-14, bijgewerkt: 2024-11-15 09:02, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Raad Buitenlandse Zaken d.d. 18 november 2024

Raad Buitenlandse Zaken d.d. 18 november 2024

Aan de orde is het tweeminutendebat Raad Buitenlandse Zaken d.d. 18 november 2024 (CD d.d. 14/11).

De voorzitter:
We gaan beginnen met het tweeminutendebat Raad Buitenlandse Zaken van deze ochtend. Ik heet de leden van deze Kamer welkom, evenals de minister in vak K. Ik nodig mevrouw Piri van de fractie GroenLinks-Partij van de Arbeid uit voor haar bijdrage.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Dank aan de minister voor de beantwoording van de vragen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Internationaal Gerechtshof landen heeft opgeroepen om af te zien van economische betrekkingen met Israël die de bezetting van de Palestijnse gebieden faciliteren;

constaterende dat artikel 2 van het EU-Israël-associatieakkoord de partijen verplicht tot respect voor mensenrechten in hun binnenland- en buitenlandbeleid;

verzoekt het kabinet om de EU-Hoge Vertegenwoordiger te vragen om een beoordeling of Israël nog voldoet aan artikel 2 van het EU-Israël-associatieakkoord,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Piri en Boswijk.

Zij krijgt nr. 2960 (21501-02).

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Dit is een zeer milde variant van het AIV-advies aan dit kabinet.

Voorzitter. We hebben ook de verkiezingen in Georgië gezien. Op initiatief van de voorzitter van de Duitse commissie van Buitenlandse Zaken en vele andere parlementen is een brief geschreven. Ons parlement heeft die brief meegetekend. We zijn erg bezorgd over wat er in Georgië aan de hand is. Ik heb het dictum uit mijn volgende motie overgenomen uit de brief, om de opdracht ook aan ons kabinet mee te geven. Daarvoor bestaat hier in de Kamer al een meerderheid.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Georgische verkiezingen niet vrij, noch eerlijk zijn verlopen;

overwegende dat de Georgische bevolking niet het slachtoffer mag zijn van collectieve bestraffing door de opschorting van visumliberalisering;

verzoekt het kabinet om in Europa te pleiten voor persoonsgerichte sancties tegen leden van Georgian Dream en de Georgische regering die verantwoordelijk zijn voor het verloop van de verkiezingen;

verzoekt het kabinet om extra ondersteuning te verlenen aan het Georgische maatschappelijk middenveld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Piri en Van der Burg.

Zij krijgt nr. 2961 (21501-02).

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Piri. Dan nodig ik van harte de heer Kahraman van de NSC-fractie uit voor zijn bijdrage. Ga uw gang.

De heer Kahraman (NSC):
Dank u wel, voorzitter. We hebben vanochtend met de minister de Raad Buitenlandse Zaken besproken. Wij werden gisteren verrast door een uitspraak van president Aliyev van Azerbeidzjan, die Nederland en Frankrijk hekelt om hun neokoloniale beleid, waarmee wij onze overzeese landsdelen tegen hun zin in stand zouden houden. Ik heb hier op 27 augustus jongstleden vragen over gesteld, omdat er een congres werd georganiseerd door een Azerbeidzjaanse ngo waarvoor mensen uit Bonaire waren uitgenodigd, die ook aanwezig waren. Ik heb het kabinet daarover een aantal vragen gesteld, waarop werd gezegd: deze ngo's hebben geen relatie met de regering van Azerbeidzjan. Maar wat wekt mijn verbazing? Gisteren deed zelfs de president deze uitspraken. Ik wil de regering echt verzoeken of de delegatie die naar Bakoe gaat voor de COP er met klem afstand van kan nemen, zoals de minister gisteren ook heeft gedaan op X. De overzeese gebieden zijn zelfstandige landen en speciale gemeentes, die gelijkwaardig zijn aan het land Nederland binnen het Koninkrijk. Deze misinformatie heeft in Franse delen echt voor onrust gezorgd, waarna de noodtoestand moest worden uitgeroepen. Dat zouden wij moeten voorkomen. Landen die zich hierin mengen, zouden we echt sterk moeten veroordelen.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:
U heeft geen motie. Dank voor uw bijdrage. Dan nodig ik de heer Boswijk van het CDA uit voor zijn bijdrage. Ga uw gang.

De heer Boswijk (CDA):
Voorzitter. Wij stonden hier drie weken geleden in het mondelinge vragenuurtje met deze minister als reactie op de Noord-Koreanen die nu door Rusland worden ingezet voor oorlogsmisdaden in Oekraïne. Zowel de minister als de secretaris-generaal van de NAVO sprak over "escalatie". Ik deel dat. Het is inderdaad een escalatie. Alleen vroegen we toen al welke consequenties we dan aan deze escalatie verbinden. Eerlijk gezegd: we zijn nu drie weken verder en het is mij nog steeds niet duidelijk. Daarom mijn oproep aan de minister. Als wij escalaties constateren en wij verbinden daar geen consequenties aan, wil ik toch oproepen om dan niet meer over "escalaties" te praten. Dat wordt in Rusland alleen maar opgevat als: "Oké, ze zien inderdaad dat wij escaleren. Het heeft geen consequenties. Wij kunnen nog een keer gaan escaleren."

Het CDA vindt dat wij hier wel consequenties aan moeten verbinden. Het minste wat we dan kunnen doen is de Russische bevroren tegoeden aan Oekraïne ter beschikking stellen. De nood is op dit moment hoog. Er dreigt een kredietcrisis, nog los van het gebrek aan munitie, aan medische hulpmiddelen enzovoort. Ik heb die oproep meerdere keren gedaan. De minister zegt dat de G7 die kar moet gaan trekken, maar in Duitsland is het kabinet net gevallen, in Frankrijk is de regering niet heel stabiel en de VS hebben natuurlijk net de verkiezingen gehad, dus we kunnen daar niet op gaan wachten. We kunnen het machtsvacuüm ook niet aan Rusland overlaten. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de agressieoorlog van Rusland tegen Oekraïne voor nietsontziende schade zorgt aan onder andere huizen, ziekenhuizen, infrastructuur, industrie en energiecentrales;

overwegende dat mede daardoor in Oekraïne een kredietcrisis dreigt;

van mening dat Rusland voor het herstel van deze schade zal moeten opdraaien;

constaterende dat de aanstaande Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, Kaja Kallas, pleit voor het volledig inzetten van alle bevroren Russische tegoeden ten behoeve van Oekraïne;

verzoekt de regering niet te afwachtend richting de G7 te zijn maar de aanstaande Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid te steunen in haar voornemen om alle Russische bevroren tegoeden in te zetten ten behoeve van Oekraïne;

verzoekt de regering hiermee de voortrekkersrol van Nederland ook op dit gebied te vervullen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Boswijk, Van der Burg, Paternotte, Piri en Kahraman.

Zij krijgt nr. 2962 (21501-02).

De heer Boswijk (CDA):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan nodig ik nu de heer Van Baarle van DENK uit voor zijn bijdrage. Gaat uw gang.

De heer Van Baarle (DENK):
Dank.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Israëlische ministerie van Diaspora een lijst heeft gepubliceerd waarin verschillende Nederlanders worden genoemd en beschuldigd van zeer ernstige misdrijven;

verzoekt de regering om aan de Israëlische regering kenbaar te maken dat Nederland bezwaar maakt tegen het door de Israëlische overheid in openbare rapporten noemen en beschuldigen van Nederlanders en Nederlandse organisaties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 2963 (21501-02).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Maccabi-aanhangers zich ernstig hebben misdragen door het scanderen van haatdragende leuzen, het vernielen van privébezit en het bedreigen en belagen van Nederlandse burgers;

verzoekt de regering medewerking van de Israëlische regering te eisen om de naar Israël teruggekeerde Maccabi-aanhangers alsnog in Nederland te laten berechten in het geval van genocideverheerlijking, racisme of andere strafbare feiten die zij in Amsterdam hebben gepleegd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 2964 (21501-02).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland onder artikel 1 van het Genocideverdrag de plicht heeft om genocide te voorkomen;

constaterende dat het VN Special Committee in zijn laatste rapport tot de conclusie komt dat het Israëlisch beleid en de uitvoering daarvan in Gaza overeenkomen met de kenmerken van genocide;

constaterende dat er bij het Internationaal Gerechtshof een rechtszaak tegen Israël loopt op grond van het Genocideverdrag;

constaterende dat mensenrechtenorganisaties zoals Human Rights Watch concluderen dat Israël zich niet aan de tussentijdse bevelen van het Internationaal Gerechtshof houdt om genocide te voorkomen;

overwegende dat de signalen dat er genocide plaatsvindt in Gaza met de dag toenemen en niet meer genegeerd mogen worden onder de internationaalrechtelijke verplichting van Nederland om genocide te voorkomen;

spreekt uit dat er een genocide plaatsvindt in Gaza en verzoekt de regering om dat standpunt over te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 2965 (21501-02).

De heer Van Baarle (DENK):
Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel voor uw bijdrage. Dan nodig ik nu de heer Ceder, die er ook bijna klaar voor is, uit voor zijn bijdrage. Gaat uw gang.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. We hebben een aantal onderwerpen aangestipt. Ik wil toch ook beginnen met Azerbeidzjan, want inmiddels heeft een van de twee landen die is aangesproken, Frankrijk, gezegd geen delegatie te sturen. De ChristenUnie waarschuwt al jaren voor de vermenging van de betrekkingen tussen Europa, Nederland en Azerbeidzjan zonder dat daar een gelijkwaardig partnerschap tegenover staat. We worden vermangeld, om het zo te zeggen. De uitspraken van Aliyev zijn daar ook weer een voorbeeld van. Daarom, in navolging van wat Frankrijk gedaan heeft als helder signaal richting Bakoe, graag de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Azerbeidzjaanse president Aliyev in een toespraak op de COP29 in Bakoe Nederland en Frankrijk heeft beschuldigd van neokolonialisme en onderdrukking;

overwegende dat de Franse minister van Klimaat hierom besloten heeft de conferentie niet te bezoeken;

verzoekt de regering geen minister of staatssecretaris af te vaardigen naar de COP29,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ceder.

Zij krijgt nr. 2966 (21501-02).

De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter. We hebben het ook gehad over het Midden-Oosten. De ChristenUnie heeft altijd gezegd dat er oorlog speelt, maar we moeten wel altijd blijven nadenken over het vervolg. Neem de situatie van de afgelopen weken en de berichten over Noord-Gaza dat er geen burgers meer terug zouden kunnen komen. De minister heeft net genuanceerd dat daar sprake van zou zijn. Maar dat bericht in combinatie met het ontslaan van minister Gallant, die in principe vaak een redelijke stem had, door Netanyahu, maakt dat wij zorgen hebben over de vraag in hoeverre er nagedacht wordt over een exitplan. We hebben in het debat een discussie erover gehad en gezegd: urgent, moet je doen. Maar je moet het belangrijke niet nalaten. De Eisenhowermatrix is de minister welbekend. Daar wil ik de nadruk op gaan leggen. Hopelijk neemt minister Veldkamp daar ook tijdens de komende Raad een voortrekkersrol in. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Europese Unie een constructieve rol zou kunnen spelen bij de oplossing van de oorlog in het Midden-Oosten;

overwegende dat de overgebleven Israëlische gijzelaars nog altijd niet vrijgelaten zijn en de oorlog nog steeds doorgaat;

verzoekt de regering bij/binnen de Europese Raad te zoeken naar gelijkgezinde lidstaten, om daarmee, samen met constructieve landen in het Midden-Oosten, te werken aan een plan voor het beëindigen van de oorlog en de toekomst van Gaza daarna,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ceder.

Zij krijgt nr. 2967 (21501-02).

De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan nodig ik ten slot de heer Paternotte van de fractie van D66 uit voor zijn bijdrage. Gaat uw gang.

De heer Paternotte (D66):
Voorzitter, dank u wel. De Tweede Kamer is de enige plek in Nederland waar vergaderingen soms eerder beginnen dan ze gepland staan. Daarom ben ik nu even simultaan aan het debatteren. Dank voor de flexibiliteit in de sprekersvolgorde.

Ik heb twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de EU duizenden Oekraïense militairen traint die ook vechten voor onze veiligheid;

overwegende dat Clingendael op de voordelen wijst ten aanzien van het kunnen aansluiten op lokale omstandigheden en materieel door deze trainingen deels op Oekraïens grondgebied plaats te laten vinden;

overwegende dat het een duidelijk signaal geeft van Europese steun aan Oekraïne en dat het kabinet heeft aangegeven geen opties uit te sluiten;

overwegende dat Frankrijk reeds heeft besloten om Franse militaire instructeurs in te zetten, ook op Oekraïens grondgebied;

overwegende dat het mandaat voor EUMAM hernieuwd is, maar slechts ruimte biedt voor trainingen op het grondgebied van de Unie;

verzoekt het kabinet om er tijdens de RBZ met gelijkgestemde lidstaten zoals Frankrijk voor te pleiten dat het trainen van Oekraïense militairen op Oekraïens grondgebied ook alsnog mogelijk wordt in de nieuwe mandaatperiode van EUMAM,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Paternotte en Boswijk.

Zij krijgt nr. 2968 (21501-02).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Israëlische leger het noorden van Gaza vrijwel geheel heeft geëvacueerd en, ondanks het ultimatum van de Verenigde Staten, steeds minder humanitaire hulp toelaat in het gebied;

overwegende dat het Israëlische leger bij monde van generaal Itzik Cohen heeft gezegd dat Gazanen niet meer terug zullen mogen keren naar het noorden van Gaza;

overwegende dat onder andere de Verenigde Naties waarschuwen voor een dreigende etnische zuivering in het noorden van Gaza;

verzoekt het kabinet duidelijk te maken aan Israël dat het niet laten terugkeren naar het noorden van Gaza een rode lijn is;

verzoekt het kabinet tevens om in de Raad te pleiten voor het voorbereiden van sancties tegen Israël als deze rode lijn wordt overschreden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Paternotte en Piri.

Zij krijgt nr. 2969 (21501-02).

Dank u wel. De minister heeft aangegeven ongeveer tien minuten nodig te hebben voor de appreciaties, dus ik schors tot 14.00 uur.

De vergadering wordt van 13.48 uur tot 13.58 uur geschorst.

De voorzitter:
Aan de orde is het tweeminutendebat Raad Buitenlandse Zaken. Wij zijn toegekomen aan de appreciatie van de ingediende moties. Ik geef graag minister Veldkamp het woord. Gaat uw gang.

Minister Veldkamp:
Dank u, voorzitter. Het is altijd goed om terug in de Kamer te zijn en van gedachten te kunnen wisselen over buitenlands beleid.

De appreciatie van de moties. Ten eerste de motie-Piri/Boswijk op stuk nr. 2960, over de Hoge Vertegenwoordiger. Met verwijzing naar het debat wil ik die ontraden. Ik zal met de Hoge Vertegenwoordiger spreken en neem het element mee. Maar tegelijkertijd wil ik dit in de dialoog betrekken. Waar we ons bij het EU-Israël-associatieakkoord telkens juist hebben ingezet voor het laten plaatsvinden van de politieke dialoog, vind ik het vreemd om die nu meteen af te kappen.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 2960 krijgt: ontraden. Dat geeft aanleiding tot een vraag. Mevrouw Piri, gaat uw gang.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Deze motie is eigenlijk nog echt een milde versie van wat de AIV heeft geadviseerd, namelijk het opschorten of het deels opschorten van het verdrag. Ik begrijp dat de minister, met het ontraden van deze mildere motie, dat onderdeel van het AIV-rapport dus absoluut niet ondersteunt. Mijn vraag is: klopt dat?

Minister Veldkamp:
Ik ben het AIV-rapport nog aan het lezen. Het is een interessant rapport. Overigens is mij dat toegestuurd in een oranje kleur, wat voor mij wat bevreemdend is, omdat dat de kleur is van de settlerbeweging. Maar ik ben het serieus aan het lezen. Ik wil niet vooruitlopen op de appreciatie die het kabinet nog zal sturen. Ik doel hier op het feit dat de Hoge Vertegenwoordiger van de EU voor buitenlands beleid, de heer Borrell, in het kader van het EU-associatieakkoord met Israël tot nu toe telkens inzette op het doen plaatsvinden van de politieke dialoog. Dat werd telkens volledig gesteund door de Kamer. Er werd zelfs aangemoedigd die snel te doen plaatsvinden. Gisteren verscheen een brief van de Hoge Vertegenwoordiger, die zegt: ik wil die deur juist dichtdoen. Nog voorafgaand aan die brief was mijn plan juist om met de Hoge Vertegenwoordiger, en ook met andere betrokkenen, te praten over wanneer dat gesprek plaatsvindt, omdat we dat gesprek met die Israëlische minister toch ook collectief, als EU, willen aangaan. Ik vind die koerswending erg abrupt. Ik wil maandag in de Europese Raad in Brussel juist van de Hoge Vertegenwoordiger horen hoe dat zit en hoe hij dat ziet. Dat wil ik ook horen van de aankomend Hoge Vertegenwoordiger, van het Hongaars voorzitterschap, dat erbij betrokken is, en van de collega's. Ik wil geen beleid voeren waarbij abrupt de koerswending wordt gemaakt van "we gaan met hen spreken" naar "we gooien de deur dicht".

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Dat snap ik, maar daar gaat deze motie niet over. Deze motie gaat niet over de recente uitspraken van de heer Borrell. Deze motie is in lijn met het AIV-advies om op z'n minst een beoordeling te maken van artikel 2 uit het akkoord tussen de EU en Israël, dat gaat over de mensenrechtenclausule. Schendt Israël, op basis van alle informatie die er nu is, artikel 2 van het EU-associatieverdrag? Nogmaals, mijn fractie is voor het opschorten van dat verdrag, maar zelfs dat staat niet in deze motie. Deze motie vraagt: maak nou een inhoudelijke beoordeling van wat daar gaande is en of dat in lijn is met het akkoord met Israël, met of zonder dialoog

Minister Veldkamp:
Ik ontraad deze motie en ga het gesprek met de heer Borrell aan.

Voorzitter. Ik ontraad ook de motie op stuk nr. 2961, over de Georgische verkiezingen. Ik deel de grote zorgen. We kijken met EU-partners naar de reacties. We staan open voor verdergaande maatregelen, maar ik zie in de EU nu geen draagvlak voor sancties. Het is dan ook een loos gebaar. Ik zal zeker extra steun verlenen aan het Georgische maatschappelijk middenveld; dat is het laatste element in de motie. Daar ga ik zeker naar kijken, zowel binnen de EU als bilateraal. Via het zogeheten Matrafonds en het Mensenrechtenfonds verlenen wij dergelijke steun al heel actief.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 2961 wordt ontraden. Ik geef mevrouw Piri het woord voor een korte interruptie. Dan hoop ik ook op een kort antwoord van de minister, want we staan alweer klaar voor het volgende debat.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
De minister zegt eigenlijk: ik zie in de Europese Raad niet zo veel steun voor de persoonsgerichte sancties. Maar we hebben volgens mij met achttien parlementen in de Europese Unie — ik heb het ook over parlementen uit landen waarmee de minister maandag bij elkaar zit — een brief gestuurd met precies dit dictum. Dus als er achttien parlementen zijn die deze brief hebben getekend met precies dit verzoek, lijkt het mij dat er wel draagvlak is in de Europese Raad. Ik verzoek het kabinet om dit heel serieus te nemen. Dit is al een uitspraak van de commissie voor Buitenlandse Zaken van deze Kamer.

Minister Veldkamp:
Ik wil maandag in ieder geval in de Raad bezien of wat de achttien parlementen stellen, zich ook vertaalt in de regeringsstandpunten van de achttien lidstaten. Ik waak er ook voor om Georgië, waar ik mij buitengewoon veel zorgen over maak, door sancties en dergelijke juist in de armen van Moskou te duwen. Het luistert dus allemaal heel erg nauw. Als ik er zo naar kijk en het draagvlak en het krachtenveld van dit moment in de Raad zie, ontraad ik de motie.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 2961 blijft ontraden. Dan de motie op stuk nr. 2962.

Minister Veldkamp:
Dan de motie op stuk nr. 2962, van de heer Boswijk en anderen, over de bevroren Russische banktegoeden. Het kabinet zet zich hiervoor in, conform moties van de leden Krul, Dobbe en Brekelmans. Internationale samenwerking is essentieel om het effectief te laten zijn, ook in het kader van de financiële markten. Ik geef deze motie oordeel Kamer. Wij zijn bepaald niet afwachtend. Wij gaan daarmee door en zullen dit actief aan de orde blijven stellen. De motie krijgt dus oordeel Kamer.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 2962 krijgt oordeel Kamer.

Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 2963 van de heer Van Baarle: ontraden. Nederland is tegen elke vorm van buitenlandse inmenging. Wij zullen dit onderzoeken. Daar ga ik ook niet verder op vooruitlopen.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 2963 wordt ontraden.

Minister Veldkamp:
Dan de motie op stuk nr. 2964: ook ontraden. Het is de verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie om vervolging in te stellen waar men dat nodig acht, ongeacht herkomst. Dat is niet aan mij.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 2964 wordt ontraden. Dan de motie op stuk nr. 2965.

Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 2965 is volgens mij een spreekt-uitmotie. Die behoeft daarom geen appreciatie.

Dan de motie op stuk nr. 2966.

De voorzitter:
Exact. De motie op stuk nr. 2966. Excuus.

Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 2966 gaat over de uitspraken van de president van Azerbeidzjan. Wij hebben onze afkeuring over die uitspraken op diverse manieren duidelijk gemaakt. Onze klimaatgezant, die daar in de stoel zat, heeft die ter plaatse meteen duidelijk gemaakt aan de Azerbeidzjaanse collega. We hebben dat langs de gebruikelijke bilaterale diplomatieke weg gedaan. We hebben zelfs een verklaring uitgegeven. Hierover is ook een verklaring van de Hoge Vertegenwoordiger van de EU uitgegaan. Nederland en Frankrijk stellen dit maandag ook in de Raad Buitenlandse Zaken aan de orde. We bespreken dit dus, ook conform de wens van de Kamer. De klimaattop is echter een multilaterale klimaatbijeenkomst. Dat karakter vind ik dermate belangrijk dat ik het verstandig vind dat Nederlandse bewindslieden daar zijn vanwege de Nederlandse koers wat betreft klimaat en om de Nederlandse belangen wat dat betreft te behartigen. Dit is zeker van belang nu er onderhandelingen zijn voor een nieuw collectief klimaat- en financieringsdoel. In die zin vind ik wel dat de Nederlandse bewindslieden, de minister en de staatssecretaris, daar gewoon aan moeten kunnen deelnemen. Daarmee ontraad ik de motie.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 2966 wordt ontraden.

Ik zag dat de heer Van Baarle eerder was. We gaan zo nog even terug naar een eerdere motie. Maar aangezien het nu over de motie op stuk nr. 2966 gaat, geef ik eerst de heer Ceder het woord. Gaat uw gang.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Natuurlijk is het klimaat belangrijk; dat vindt Frankrijk ook. Maar Frankrijk vindt het ook belangrijk dat je samen een norm stelt wat betreft hoe je met elkaar omgaat. Ik heb het evenement dat in Bakoe georganiseerd wordt ook al een vorm van greenwashing door de Azerbeidzjaanse regering genoemd. We weten namelijk ook wel dat ze, naast het feit dat ze dit organiseren, ook voor heel veel onrust in de regio zorgen en de Russische oorlogskas spekken. Als wij dit niet doen, nemen wij een andere afslag dan de Franse regering. Dat laat verdeeldheid zien. Ik wil de minister vragen waarom hij daarin een andere weging maakt. Stel dat de minister principieel vindt dat wij moeten gaan. Kan ik dan in ieder geval van de minister van Klimaat en Groene Groei nog een reactie krijgen op de vraag wat er dan wel gedaan kan worden? Want gewoon gaan, doen alsof er niets aan de hand is en zeggen "we hebben vorige week een tweetje gestuurd", is volgens mij echt het kabinet onwaardig.

De voorzitter:
Ik verzoek nogmaals de collega's om de interrupties echt wat korter te houden, want er staat nog een hele grote planning op de agenda. Dan maken we het onszelf heel erg moeilijk. De minister.

Minister Veldkamp:
Ik kan tegen de heer Ceder zeggen dat we de norm wel degelijk stellen. We hebben ons ongenoegen langs diverse kanalen heel erg duidelijk gemaakt. Ik weeg de punten sterk mee dat we bilateraal en multilateraal doorgaans gescheiden houden en dat we deze klimaattop wel heel erg belangrijk vinden. Ik kan, conform hetgeen de heer Kahraman uitsprak, wel contact opnemen met de delegatie over de wijze waarop zij ter plaatse nog hun ongenoegen doen blijken. Ik denk dat dat in de grotere afweging op politiek niveau uiteindelijk belangrijker en nuttiger is dan wegblijven.

De voorzitter:
Meneer Ceder, u kreeg volgens mij een hele mooie toezegging, maar als u een hele korte interruptie heeft, sta ik die toe.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik ben bereid om mijn motie in te trekken, maar ik zou wel graag van het kabinet, nog voor de stemming, willen weten wat het dan wordt. Dat hoeft niet uitgebreid. Ik snap dat de minister bilateraal moet overleggen met zijn collega. Maar dat zou ik graag willen zien. Dan ben ik bereid om mijn motie daarna in te trekken.

De voorzitter:
Ik kijk even naar de minister.

Minister Veldkamp:
Ja, dat kan ik toezeggen.

De voorzitter:
Dan gaan we toch terug naar de motie op stuk nr. 2965. De minister gaf namelijk aan dat dit een spreekt-uitmotie is, maar er staat ook een verzoek in. Ik verzoek de minister om daar dan nog wel op te reageren.

Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 2965 ... Ah, daar staat een verzoek in: verzoekt de regering om dat standpunt over te nemen. Ik heb al eerder gezegd dat ik nu niet dergelijke beoordelingen en etiketten ga geven. Ik heb gezegd wat ik heb gezegd, ook eerder heb gezegd, vorige week al. Ik vind de humanitaire situatie in Gazastrook catastrofaal en stel, mede naar aanleiding daarvan, zeer sterk aan de orde, langs diverse kanalen, de zorgen daarover en hoe de situatie ook daadwerkelijk te verbeteren op hele concrete punten. Dat doet de VN, dat doen de VS en dat doet Nederland samen met enkele andere landen ook. Ik zie dat daar ook, mede als gevolg van die internationale druk, stapjes worden gezet. Is dat genoeg? Nee, nog niet, maar ik zie dat nu wel een extra grensovergang open is naar de Gazastrook. Ik zie dat ook vervolgstappen nodig zijn, maar ik ga nu niet een verzoek overnemen om deze betiteling te geven en zeker niet voorafgaand aan wat er met deze motie gebeurt die verder een spreekt-uitkarakter draagt.

De voorzitter:
Wat is daarmee de appreciatie?

Minister Veldkamp:
Ontraden.

De voorzitter:
Ontraden. Dan geef ik nu kort de heer Van Baarle het woord. Kunt u aangeven over welke motie het gaat?

De heer Van Baarle (DENK):
Ja, voorzitter. Allereerst over de motie op stuk nr. 2963. De minister geeft aan dat de regering dit zal onderzoeken. Kan de regering in dat onderzoek het feit meenemen dat er schijnbaar ook eerdere rapporten zijn waar Nederlandse ngo's en Nederlandse activisten in genoemd zouden worden en wanneer krijgt de Kamer bericht van de uitkomsten van dat onderzoek?

Minister Veldkamp:
Daar kan ik geen antwoord op geven, want het is denk ik aan de minister van Justitie en Veiligheid. Ik zal de tekst van deze motie en dit verzoek met hem delen.

De voorzitter:
Akkkoord? Ja. Heeft u nog een interruptie, meneer Van Baarle?

De heer Van Baarle (DENK):
Ja, voorzitter. Tot slot een vraag over de motie op stuk nr. 2964. Ik ga er trouwens van uit dat de minister van Justitie en Veiligheid de uitkomsten schriftelijk terugkoppelt aan de Kamer. Dat kan ik me zo voorstellen.

Minister Veldkamp:
Die worden uiteraard meegenomen.

De heer Van Baarle (DENK):
Dan de motie op stuk nr. 2964. Waarom wil de minister niet bij de Israëlische regering aankaarten dat het van belang is, als er onder de Maccabi-aanhangers die zijn teruggekeerd naar Israël aanhangers zijn die strafbare feiten hebben gepleegd, dat de Israëlische regering eraan meewerkt om die mensen te laten vervolgen? Als de minister tegen straffeloosheid is, is de minister dat in alle gevallen.

Minister Veldkamp:
Ik ontraad 'm omdat het de verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie is om vervolging in te stellen, ongeacht herkomst. Dus als dat het geval zou zijn, dan is het niet aan mij om dat nu te doen. Ook deze tekst kan ik delen met de minister van JenV, maar ik ontraad 'm hier als minister van Buitenlandse Zaken.

De voorzitter:
Gaat u verder met de motie op stuk nr. 2967.

Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 2967 van de heer Ceder gaat over een constructieve rol spelen in het oplossen van de oorlog in het Midden-Oosten. Daar zet ik me graag voor in. Dat doe ik ook. Ik geef deze motie oordeel Kamer.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 2967 krijgt oordeel Kamer. Dan de motie op stuk nr. 2968.

Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 2968 gaat over het trainen van Oekraïense militairen en niet uitsluiten dat eventueel op het grondgebied van Oekraïne te doen. Dat is complexe materie. Als ik de motie zo mag interpreteren dat Nederland zich er bij verdere gesprekken in EU-verband voor inzet om deze optie niet uit te sluiten, dan laat ik het oordeel hierover, net als een vorige keer toen deze motie is ingediend, aan de Kamer.

De voorzitter:
Ik zie de eerste indiener niet, maar de tweede knikt zeer enthousiast. Dan kan dat dus zo overgenomen worden en krijgt de motie op stuk nr. 2968 oordeel Kamer. Dan de motie op stuk nr. 2969.

Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 2969. Even kijken. Met verwijzing naar het debat: ontraden.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 2969 wordt ontraden.

Dan zijn we aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik schors voor enkele ogenblikken en daarna zal het plenaire debat over het Belastingplan worden voortgezet. Dank u wel.