[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad 18 november 2024 (21501-32-1680) (ongecorrigeerd)

Stenogram

Nummer: 2024D44287, datum: 2024-11-14, bijgewerkt: 2024-11-15 09:03, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Landbouw- en Visserijraad d.d. 18 november 2024

Landbouw- en Visserijraad d.d. 18 november 2024

Aan de orde is het tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad d.d. 18 november 2024 (CD d.d 14/11).

De voorzitter:
Aan de orde is het tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad. Ik heet de leden van de Kamer welkom, evenals beide bewindspersonen in vak K. Ik geef met alle plezier het woord aan mevrouw Podt als eerste spreker. O, ik zie mevrouw Bromet naar voren komen, maar op mijn lijstje staat mevrouw Podt. Komt u er samen uit? Ja. Dan is het woord aan mevrouw Podt van de fractie van D66. Gaat uw gang.

Mevrouw Podt (D66):
Dank u wel, en hallo, voorzitter; wat leuk. Ik heb twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de voedselzekerheid in Europa zelden zo groot is geweest als nu;

overwegende dat de effecten van klimaatverandering en biodiversiteitsverlies deze voedselzekerheid in gevaar kunnen brengen;

overwegende dat een verlies aan voedselzekerheid onze strategische onafhankelijkheid verkleint;

van mening dat landbouwbeleid gevormd zou moeten worden op basis van de meest recente wetenschappelijke inzichten;

verzoekt de regering een overzicht op te laten stellen van alle concrete effecten van klimaatverandering en biodiversiteitsverlies op de landbouw en voedselzekerheid;

verzoekt de regering tevens een scenariostudie te laten uitwerken met oplossingsrichtingen om de Europese en Nederlandse landbouw weerbaar te maken tegen deze effecten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Podt en Van Campen.

Zij krijgt nr. 1682 (21501-32).

Mevrouw Podt (D66):
Dan mijn tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Rekenkamer het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) heeft beoordeeld en concludeert dat de plannen groener zijn, maar niet voldoen aan de milieu- en klimaatambities van de EU;

constaterende dat uit de beoordeling blijkt dat in Frankrijk en Ierland tussen de 90% en 100% van de boeren hun landbouwpraktijken niet hoefde te veranderen na inschrijving voor de eco-regeling;

overwegende dat een lage instapeis voor de eco-regeling leidt tot een hoge deelname, een laag doelbereik en een overschrijding van het budget, waar deelnemers de dupe van zijn, zoals in Nederland is gebleken;

verzoekt de regering te onderzoeken of de Nederlandse instapeisen voor de eco-regeling hoog genoeg zijn, en als blijkt dat dit niet zo is, de eco-regeling aan te scherpen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Podt.

Zij krijgt nr. 1683 (21501-32).

Mevrouw Podt (D66):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan staat nu mevrouw Van der Plas van de fractie van BBB op mijn lijst. Ik nodig u van harte uit voor uw bijdrage. Gaat uw gang.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb één motie en een vraag. De motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat vorig jaar de tongbestanden veel te laag waren ingeschat, wat duidelijk werd bij de tussentijdse rapportage vangstadviezen van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES);

overwegende dat vorig jaar de sanering van de boomkorvisserij niet was meegenomen in de quotaberekeningen van ICES;

overwegende dat de Belgische regering vorig jaar een voorbehoud kreeg om tussentijds te kunnen onderhandelen over de tongquota, terwijl de Nederlandse regering dat voorbehoud niet had aangevraagd;

verzoekt de regering om na het ontvangen van de ICES-vangstadviezen voor aankomend jaar, mocht er sprake zijn van extreme schommelingen binnen een visquotabestand, het voorbehoud aan te vragen voor het tussentijds kunnen veranderen van het desbetreffende visquotum op basis van de tussentijdse ICES-vangstadviezen, als er nog geen sprake is van meerjarige quota-afspraken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 1684 (21501-32).

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Voorzitter. Dan heb ik een vraag over de antidumping- en antisubsidieonderzoeken die China momenteel uitvoert naar varkensvleesproducten. Deze onderzoeken werden aangekondigd enkele dagen nadat de Europese Commissie voorlopige importheffingen op elektrische voertuigen uit China had ingesteld. Het is duidelijk dat deze Chinese onderzoeken bedoeld zijn als tegenmaatregel. Deze tegenmaatregel gaat mogelijk rampzalige gevolgen krijgen voor de varkensvleesindustrie in Europa en de varkenshouderij in Nederland in het bijzonder. Als de overheid besluit tot hogere extra belastingheffingen op Europees varkensvlees, zal dit voor Nederlandse exporteurs leiden tot verlies van hun marktpositie in China. Dan wordt het vrijwel onmogelijk om bijproducten, zoals varkensoren, -snuiten, -staarten en -poten daar nog af te zetten. Die producten willen wij hier in Nederland niet eten, maar in China doen ze dat maar al te graag. Dit betekent een heel groot verlies aan inkomsten voor de Nederlandse varkensvleesketen, ook voor de boeren, en voor het verdienvermogen van onze varkenshouders. Dit zal onze bedrijven onder grote druk zetten. Welke maatregelen neemt de minister om de Nederlandse varkensvleessector in deze uitdagende tijd te ondersteunen en te begeleiden?

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan nodig ik nu met alle plezier mevrouw Bromet uit van de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid. Gaat uw gang.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst heb ik ook in het schriftelijk overleg laten weten aan de staatssecretaris dat ik het zeer teleurstellend vind dat hij niet naar de internationale natuurtop is geweest om te kijken hoe de biodiversiteit in de wereld verbeterd kan worden en met name ook de Nederlandse bijdrage daaraan. Er ligt een natuurplan, dat nog in de vorige periode is gemaakt. Ik ben heel benieuwd wat daarin staat. De minister zegt dat het niet voldoet aan het huidige regeerakkoord. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat alle betrokken landen bij de VN-Biodiversiteitstop de kans hadden om een natuurplan in te dienen met een nationale aanpak van biodiversiteitsverlies;

overwegende dat Nederland heeft besloten om het conceptnatuurplan te wijzigen waardoor het de kans heeft laten liggen om dit op tijd in te dienen bij de VN-Biodiversiteitstop;

overwegende dat het kabinet stelt dat Nederland zich inzet als betrouwbare partner in de strijd tegen biodiversiteitsverlies en de Kamer heeft opgeroepen hiertoe een natuurplan voor te bereiden;

verzoekt de regering om het conceptnatuurplan met de Kamer te delen en nog dit jaar toe te lichten op welke punten dit in strijd is met het hoofdlijnenakkoord, hoe deze punten dienen te worden aangepast en welk vervolg er wordt gegeven aan het natuurplan in nationale en internationale context,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bromet en Van Campen.

Zij krijgt nr. 1685 (21501-32).

Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Van Campen van de fractie van de VVD.

De heer Van Campen (VVD):
Voorzitter, dank. Om bij het laatste te beginnen: dat plan betreft een onderwerp waar we al eerder en vaker in de Kamer met elkaar over hebben gesproken. Het kan natuurlijk zo zijn dat iedere nieuwe regering met andere kaders te maken heeft en met andere financiële voorwaarden in hoofdlijnenakkoorden. Maar dan vindt ook mijn fractie dat de Kamer daarover moet worden geïnformeerd. Eerder heeft de staatssecretaris in antwoord op een vraag van collega Koekkoek — ik meen dat dit was bij de begrotingsbehandeling — aangegeven dat de Kamer maar moest wachten tot het tweede kwartaal, wanneer we het uiteindelijke plan zouden zien. Zo werkt het wat mijn fractie betreft niet. Het is prima dat dingen anders kunnen zijn omdat deze staatssecretaris anders naar de zaak kijkt, maar dan kan de Kamer daarover worden geïnformeerd. Als hij in de Kamer aangeeft dat het plan dat was opgesteld en dat voor zover wij weten de voltooiing had bereikt, niet langer voldoet aan de kaders en de afspraken die nu zijn gemaakt in het hoofdlijnenakkoord, dan vindt mijn fractie het belangrijk om te weten waar we het dan over hebben. Vandaar dat wij medeondertekenaar zijn van de motie van GroenLinks-Partij van de Arbeid.

Ik heb tot slot een vraag aan de minister, over het verbod op de veeprikker. Die vraag stel ik niet zozeer aan de minister zelf, want zij heeft de algemene maatregel van bestuur gepubliceerd, maar het is vooral een vraag voor onze eigen procedurele huishouding hier in de Kamer. Collega Flach van de SGP heeft verzocht om een schriftelijk overleg over die AMvB. Het is gebruikelijk dat wij dat dan natuurlijk doen. De VVD hecht er wel aan dat de AMvB per 1 juli 2025 in werking treedt. Ik zou de minister willen vragen: wat zijn nou de kritische momenten? Hoe snel moeten wij hier in de Kamer ons werk doen om in ieder geval te waarborgen dat die AMvB in werking kan treden per 1 juli 2025, zodat die veeprikker eindelijk wordt verboden?

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan nodig ik tot slot graag de heer Holman van de fractie van NSC uit voor zijn bijdrage. Gaat uw gang.

De heer Holman (NSC):
Voorzitter. Namens NSC wil ik toch even iets aankaarten wat in het verlengde ligt van die motie. Wij zijn als partij een beetje in verwarring als het gaat om de vraag waar wij nu staan op het gebied van biodiversiteit. Waarom is het gegaan zoals het is gegaan en waarom hebben we geen standpunt? Wat is überhaupt ons standpunt? Hebben we niet meer gedaan omdat we het niet waardevol vinden? Hebben we geen plan omdat we het zo goed voor elkaar hebben dat er geen aandacht voor nodig is? Of hebben we het niet voor elkaar omdat we het niet konden? Graag even een toelichting. U zult ongetwijfeld wat duidelijkheid geven over de motie, maar misschien kunt u nu in een aantal woorden een stukje helderheid verschaffen.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. De beide bewindspersonen hebben aangegeven krap tien minuten nodig te hebben voor de beantwoording, dus ik schors tot 17.35 uur. Hoe eerder we kunnen beginnen, hoe beter, geef ik alvast mee.

De vergadering wordt van 17.22 uur tot 17.34 uur geschorst.

De voorzitter:
Aan de orde is het tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad. We zijn toegekomen aan de appreciaties van de moties. Ik geef met veel plezier minister Wiersma het woord. Gaat uw gang.

Minister Wiersma:
Dank, voorzitter. Ik begin natuurlijk met de moties. De eerste motie, die op stuk nr. 1682, is, net als de laatste overigens, van mevrouw Podt van D66. Die gaat over een studie naar effecten van klimaatverandering en biodiversiteitsverlies op landbouw en voedselzekerheid in Nederland. Ik wil eigenlijk vragen of mevrouw Podt deze motie wil aanhouden. Er is in 2022 al een motie aangenomen van de leden Grinwis en Boswijk. Dat onderzoek is ook al uitgezet naar Wageningen. Daarin worden de effecten onderzocht van klimaatverandering op de mondiale voedselproductie, de internationale handel en de voedselzekerheid in de EU en in Nederland. Dat onderzoek loopt. Het is dus een beetje dubbelop. Daarbij kom ik in 2025 met een nationale voedselstrategie waarin de weerbaarheid van de Nederlandse landbouw en de voedselvoorzieningsketen echt een groot onderwerp is. Ik denk dat we op twee sporen al redelijk tegemoetkomen aan het verzoek van deze motie. Nog een onderzoek uitzetten kost extra tijd en geld. Ik zou mevrouw Podt dus willen vragen om de motie aan te houden.

De voorzitter:
Daar gaat mevrouw Podt op reageren. Gaat uw gang.

Mevrouw Podt (D66):
Dat roept eigenlijk twee vragen bij mij op. Allereerst vraag ik me dan af of inderdaad de concrete effecten van klimaatverandering en biodiversiteitsverlies in de beide door de minister aangehaalde onderzoeken zitten. Ik hoorde wel een hele hoop andere dingen.

Minister Wiersma:
De studie gaat echt over de impact van klimaatverandering op de punten die ik zojuist benoemde. Die heeft dus een hele brede scope. Bij de voedselstrategie worden de weerbaarheid van de landbouw en de schokken daarin meegewogen. Klimaatverandering is in het onderzoek dat voortkomt uit de motie van Boswijk en Grinwis het belangrijkste speerpunt. Dat is een vrij uitgebreid onderzoek. Biodiversiteitsverlies is daar niet specifiek een onderdeel van.

Mevrouw Podt (D66):
Dan ga ik heel even die motie opzoeken en kijken of dat voldoende mijn wensen dekt. Dan kan ik mijn motie altijd nog aanhouden.

De voorzitter:
Dan gaat mevrouw Podt de tijd nemen met betrekking de motie op stuk nr. 1682. Zij komt dan terug op de vraag of de motie wel of niet in stemming wordt gebracht. Als de motie in stemming wordt gebracht, wat is dan de appreciatie?

Minister Wiersma:
Dan zou ik haar ontraden.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 1682 wordt, indien niet gewijzigd, ontraden. Gaat u verder.

Minister Wiersma:
Oké. Dan kom ik aan bij de motie op stuk nr. 1683. Die is ook van mevrouw Podt van D66. Die gaat over het GLB en de eco-regeling. Ik zou deze motie ook willen ontraden. Het Nederlands GLB en het Nationaal Strategisch Plan, dat natuurlijk een nieuwe vorm van uitvoering geeft aan het GLB, bevatten meer ambitie dan de voorbeelden beschreven in het ERK-rapport. De werking van de eco-regeling wordt in principe ieder jaar door Wageningen tegen het licht gehouden. De ambitie om bij te dragen aan de doelen alsook consistentie in beleid zijn twee afwegingen die ik daarin wil maken en waarbij ik op voorhand niet een vaste weging wil maken. Ik maak het even concreet. Op dit moment krijgen biologische boeren bijvoorbeeld al bij voorbaat het predicaat "goud". Dat betekent dat hiermee ook dat onderdeel van de eco-regeling in een ander daglicht zou kunnen komen te staan. Ik zou deze motie dus willen ontraden.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 1683 wordt ontraden, maar mevrouw Podt heeft daar een vraag over. Gaat uw gang.

Mevrouw Podt (D66):
Ik vind het wel een beetje verwarrend. De minister gaat gelijk met vijf stappen vooruit. Volgens mij vraagt deze motie om in eerste instantie te onderzoeken hoe het zit. Als dat inderdaad zo zou zijn, dan zou je aanscherpingen kunnen doen. Maar de minister gaat er volgens mij nu al gelijk van uit dat we bioboeren uit het programma gaan gooien.

Minister Wiersma:
Ik zie dat in de motie staat: "als blijkt dat dit niet zo is, de eco-regeling aan te scherpen". Sommige biologische boeren hoeven dus niet echt aanvullende stappen te zetten. Ondanks dat krijgen ze het predicaat "goud", omdat ze biologisch zijn. Ik moet deze motie echt ontraden, omdat ik echt voor consistentie en voorspelbaarheid in beleid wil gaan. Ik wil wel het volgende toezeggen. Er wordt al onderzoek naar gedaan door Wageningen. Daar worden de eco-regelingen tegen het licht gehouden. Daar vloeit een weging uit voort. Ik wil die weging dan vervolgens wel met uw Kamer delen om inzichtelijk te maken wat de afweging daarvan is.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 1683 blijft ontraden. De minister deed een toezegging waarop enthousiast werd geknikt. Dat was het?

Minister Wiersma:
Ik heb nog een aantal vragen gekregen.

De voorzitter:
Gaat uw gang.

Minister Wiersma:
Zal ik die direct beantwoorden?

De voorzitter:
Ja.

Minister Wiersma:
Het was één vraag. O, ik zie dat het twee vragen zijn. De eerste vraag was van het lid Van der Plas van de BBB en gaat over de manier waarop wij de sector in het antidumpingonderzoek ondersteunen. Het Chinese antidumpingonderzoek loopt inderdaad. Ik sta daarover in nauw contact met de sector. Ik ben me er ook terdege van bewust dat dit nadelige gevolgen kan hebben en dat dit ook kosten met zich meebrengt. Net als de Europese Commissie bieden wij ondersteuning aan deze bedrijven bij de contacten met de Chinese overheid. De Commissie heeft zich geregistreerd in de antidumpingzaak. Ook wij als lidstaat Nederland hebben dat gedaan. Daarbij monitoren we de ontwikkelingen. Ook wordt samen met de Europese Commissie gekeken of de WTO-regelgeving hierin door China wel wordt gevolgd. Als blijkt dat dit niet het geval is, zullen wij de acties van de Commissie ondersteunen om de legitieme belangen van de Nederlandse ondernemers uiteraard te beschermen. Dus dat is de inzet ten aanzien van dat punt.

Dan had ik nog een vraag van de heer Van Campen over het elektrisch veedrijfmiddel, de AMvB, de wens van de Kamer om daar nog een schriftelijk overleg over te voeren en hoe zich dat verhoudt tot de implementatiedatum van 1 juli. Ik heb mijn huiswerk natuurlijk gedaan. Uiteindelijk is het nu inderdaad echt aan de Kamer. Ik moet wel het volgende constateren. Op het moment dat we procesmatig alle stappen willen opvolgen en uit het SO zou blijken dat nog aanpassingen nodig zijn waarvoor dit weer voor notificatie naar de Europese Commissie moet, wordt het ingewikkeld om 1 juli te halen. Vervolgens zou het dan ook nog naar de Raad van State moeten. Het is dus echt aan uw Kamer om haast te maken in die stappen. Zodra we die kunnen afronden, kunnen we de vervolgstappen zetten.

De heer Van Campen (VVD):
Dat snap ik. Het is terecht dat de minister de bal bij de Kamer legt. Ik heb de volgende vraag. Stel dat wij dat hele proces aan de zijde van de Kamer voor het kerstreces afronden, zoals het tweeminutendebat met moties. Ik kan me voorstellen dat het anders wordt als daar wijzigingen bij komen. Maar stel dat het voorstel van de minister, ondanks een tweeminutendebat en moties, intact blijft, hebben we dan nog voldoende tijd voor inwerkingtreding op 1 juli 2025?

Minister Wiersma:
Ik kan dat dus niet garanderen, omdat de notificatie bij de Europese Commissie ongeveer drie maanden zal duren en het daarna nog naar de Raad van State moet. Aan mij zal het niet liggen: als u uw huiswerk zo snel mogelijk doet, dan zal ik dat ook doen. Ik kan 1 juli alleen niet garanderen.

De heer Van Campen (VVD):
Helder. Haast geboden aan de zijde van Kamer, wat dat betreft.

Minister Wiersma:
Dat waren mijn vragen.

De voorzitter:
Dan dank ik de minister en nodig ik staatssecretaris Rummenie uit voor de appreciatie van de laatste twee moties. Gaat uw gang.

Staatssecretaris Rummenie:
Dank u wel, voorzitter. Ik wil beginnen met de motie op stuk nr. 1684 van mevrouw Van der Plas over het aanvragen van een voorbehoud voor het tussentijds kunnen veranderen van het visquotum wanneer sprake is van extreme schommelingen. Ik deel met mevrouw Van der Plas dat het ongewenst is dat vissers te maken krijgen met grote veranderingen in visquota als gevolg van extreme schommelingen in de adviezen. Dit vergt een zorgvuldige benadering voor elk individueel bestand. Daarbij is er echter niet jaarlijks sprake van een benchmark. Tussentijdse rapportages kunnen leiden tot een daling van de quota en dat vind ik ongewenst voor de vissers. Ook betekent dit dat vissers niet weten waar ze aan het begin van het jaar aan toe zijn en tussentijds hun visplan moeten bijstellen. Wel zeg ik u toe aandacht te vragen voor de kwaliteit van de vangstadviezen. Ik stel voor om de motie aan te houden als er voor Nederland een belangrijke benchmark is voor een belangrijk visbestand, want alleen dan heeft de motie zin.

De voorzitter:
Ik kijk naar mevrouw Van der Plas en ik zie dat zij instemmend knikt.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Van der Plas stel ik voor haar motie (21501-32, nr. 1684) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Gaat u verder met de motie op stuk nr. 1685.

Staatssecretaris Rummenie:
Dat was een motie van mevrouw Bromet van GroenLinks-Partij van de Arbeid en ook van meneer Van Campen. Meneer Holman had een vraag over hetzelfde onderwerp. Hij vroeg: waarom is het plan niet voorgelegd? Het huidige plan was niet in lijn met het regeerprogramma. U weet dat we een regeringswisseling hebben gehad, want u heeft uw handtekening onder een nieuw regeerprogramma gezet. De nota die voorlag, was van het vorige kabinet. Het is een hele belangrijke nota en die moet zorgvuldig bekeken worden, voordat hij aan deze Kamer wordt voorgelegd. Daarom hebben wij besloten om dat uit te stellen tot het tweede kwartaal van 2025.

Dan wil ik nu graag op de motie ingaan, want dat heb ik nog niet gedaan.

De voorzitter:
Misschien kunt u kort de appreciatie geven, zodat ik daarna de gelegenheid kan geven tot het stellen van vragen.

Staatssecretaris Rummenie:
Nou, het concept is een ambtelijk stuk, dus ik wil wel even een toelichting geven als dat mag. Het was een concept van een vorig kabinet. Wij willen dit in lijn brengen met het regeerprogramma en ik benadruk dat ambtelijke stukken delen niet wenselijk is. Wij hebben daar eerder een discussie met deze Kamer over gehad. Wat ik u kan toezeggen, is dat u een nieuwe nota van mij krijgt in het tweede kwartaal van 2025. Ik zal u daarin heel erg duidelijk aangeven wat de verschillen zijn tussen de oude conceptnota en de nieuwe nota van dit kabinet.

De voorzitter:
En daarmee ontraadt u de motie?

Staatssecretaris Rummenie:
Nee, als men akkoord gaat met deze voorwaarden, dan geef ik hem oordeel Kamer.

De voorzitter:
Er vindt naarstig overleg plaats. Mevrouw Bromet, gaat uw gang.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Nou, ik heb er op zich best begrip voor dat een stuk ambtelijk is. Ik heb er alleen geen begrip voor dat er kennelijk wel een stuk is — de staatssecretaris spreekt daar zelf ook over en geeft zelfs aan dat het een belangrijke nota is — en dat is ambtelijk en niet vastgesteld. De staatssecretaris is deze zomer aangetreden en hij belooft nu dat hij kan toezeggen dat er in het tweede kwartaal van 2025 een nieuw plan ligt, omdat de politieke context veranderd is. Ik vind het echt heel lang duren. Dat is een jaar nadat de staatssecretaris is aangetreden. Het is een stuk dat al voorbereid is. De politieke context is wel veranderd, maar de biodiversiteitscontext is niet veranderd. Dus ik snap best dat de staatssecretaris zijn eigen accenten wil leggen, maar waarom moet dat een jaar duren?

Staatssecretaris Rummenie:
Het duurt natuurlijk geen jaar, hè. Om heel precies te zijn: ik ben op 2 juli aangetreden en u krijgt aan het begin van het tweede kwartaal van mij een nota. Daarin geef ik volledige openheid over de veranderingen ten opzichte van het stuk dat we aantroffen van het vorige kabinet. Daarbij geef ik aan wat ik gewijzigd heb aan de teksten.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Als de staatssecretaris zegt dat het geen jaar duurt, zou hij dan kunnen beloven dat het uiterlijk op de laatste dag van het eerste kwartaal komt? Dan zitten we vlakbij het begin van het tweede kwartaal, maar heeft de Kamer de zekerheid dat we snel hierover verder kunnen praten.

Staatssecretaris Rummenie:
Daar kunt u zeker met mij over praten.

De voorzitter:
Maar ik ga het even heel precies maken. Mevrouw Bromet vraagt de staatssecretaris of het de laatste dag van het eerste kwartaal kan. Als u het daar beiden over eens bent, dan is dat de toezegging en kan de motie oordeel Kamer krijgen. Ik zie mevrouw Bromet enthousiast knikken.

Staatssecretaris Rummenie:
Ik wil hier nou niet een discussie over een aantal dagen voeren. Daarvoor is het stuk te belangrijk. In de ministerraad hebben wij het besluit genomen dat het nieuwe NBSAP voorligt in het tweede kwartaal van 2025. U mag mij ook gidsen, want ik sta hier nog niet zo lang. Kan ik zomaar van een besluit van de ministerraad afwijken? Er wordt nu gezegd: de laatste dag van het eerste kwartaal of de eerste dag van het tweede kwartaal.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Het lijkt een woordenspelletje, maar ik ken het hier wel een beetje. Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat het tweede kwartaal is afgesproken. Dat kan ook de laatste dag van het tweede kwartaal zijn. In dit debat verandert hij het al naar "begin tweede kwartaal". Maar wat is het begin? Wat de ene het begin noemt, noemt de ander middenin. Ik wil het gewoon snel zien. Dat is waarnaar ik zoek. Het gaat niet om een paar dagen. Het gaat om uiterlijk de laatste dag van het eerste kwartaal. Dan ben ik dik tevreden.

Staatssecretaris Rummenie:
Ja, maar mevrouw Bromet, wij kennen elkaar nog niet zo lang. U kunt er echt van op aan dat ik besef hoe belangrijk dit stuk is. Ik zal mijn uiterste best ervoor doen dat Nederland zo snel mogelijk een nieuw NBSAP heeft. Daar wil ik het nu bij laten.

De voorzitter:
Ik kijk naar de indieners, want ik heb het idee dat we niet verder zijn gekomen dan de eerdere interrupties. Meneer Van Campen, ik wil het wel zo meteen afronden, in verband met de rest van de agenda. Gaat uw gang.

De heer Van Campen (VVD):
Het is natuurlijk een vervanging van een commissiedebat dat niet heeft plaatsgevonden, omdat het een voortzetting is van een schriftelijk overleg. Ik begrijp dat de staatssecretaris aangeeft dat we geen conceptplannen zonder status kunnen krijgen, omdat dit ambtelijk mensen in een ongemakkelijke positie brengt. Het is goed dat hij dat aangeeft, daar ben ik, net als mevrouw Bromet, ook gevoelig voor. Het lastige op dit specifieke punt is dat de staatssecretaris aangeeft dat er, vanwege het hoofdlijnenakkoord en het nieuwe regeerprogramma, strijdigheid zit tussen het actieplan van het vorige kabinet en het nieuwe actieplan. De staatssecretaris weet dat. Maar ik vind het ook belangrijk om te weten op welke punten die afwijking zit. Dat maakt het belangrijk om hierover snel met elkaar van gedachten te kunnen wisselen. Ik heb de staatssecretaris horen zeggen dat hij echt begin tweede kwartaal levert. Laatste dag eerste kwartaal, zegt mevrouw Bromet. Laten we in ieder geval met elkaar afspreken dat we in het eerste kwartaal een brief krijgen van de staatssecretaris. Als het plan dan nog niet op de laatste dag van het eerste kwartaal klaar is, oké, maar dan hebben we in ieder geval een brief, waarin staat op welke punten de verschillen zitten tussen het vorige plan en het nieuwe plan. Dan hebben we inhoudelijk al een doorkijkje waar we het over hebben en kan de staatssecretaris met zijn ambtelijke organisatie een zorgvuldig stuk afleveren. Dan hebben we in ieder geval al een wat meer inhoudelijke leidraad.

Staatssecretaris Rummenie:
Ik kom terug op wat ik eerder zei. Ik zeg u zo snel mogelijk een nota toe met de verschillen tussen het oorspronkelijke conceptplan en het nieuwe plan dat wij voorleggen aan de Tweede Kamer.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Maar sorry, want nu is de verwarring wel echt compleet. Ik dacht in de toezegging gehoord te hebben dat wij het volledige plan krijgen aan het begin van het tweede kwartaal. Ik vind het ook een beetje kinderachtig van de staatssecretaris dat hij aan de ene kant tegen mij zegt "het gaat maar om een paar dagen", maar het niet wil toezeggen aan mij. En dat doet hij terwijl ik eigenlijk best een grote stap maak door te zeggen: ik heb begrip voor dat argument dat het een ambtelijk stuk is. Er is een stuk; wij mogen het niet zien en wij hebben haast. En nu zegt de staatssecretaris op de interruptie van de heer Van Campen: ik wil wel komen met een nota waarin wat verschillen staan. Daar heb ik niet genoeg aan. Ik wil gewoon dat plan zien uiteindelijk. Dus waar hebben we het nu over?

Staatssecretaris Rummenie:
U krijgt uiteraard het plan ook te zien, mevrouw Bromet. U kunt ook alleen het nieuwe plan zien; dat is prima. Maar ik begon met een gebaar naar u toe, dat ik ook bereid ben een nota op te stellen om aan te geven wat de verschillen zijn met het oude plan. Transparanter kan ik niet zijn.

De voorzitter:
Laten we kijken of we tot een soort conclusie kunnen komen. Er ligt nu een voorstel voor een nota waar de heer Van Campen in zijn interruptie net om vroeg. Daarover hoorde ik de staatssecretaris zeggen: deze komt zo snel mogelijk. En volgens mij was er een overeenkomst bereikt dat het nieuwe plan in het zeer prille begin van de tweede termijn met de Kamer gedeeld wordt. Heb ik dat dan nu goed gezegd?

Staatssecretaris Rummenie:
Het tweede kwartaal wilt u volgens mij zeggen, niet de tweede termijn.

De voorzitter:
Ja, het tweede kwartaal. Ik kijk naar u als Kamerleden, want ik ben uw voorzitter.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik vind allebei ook goed. Maar ik vind het nog steeds heel flauw dat er geen tijd genoemd wordt. Eerst zegt de staatssecretaris tegen mij "een paar dagen", en dan wil hij niet akkoord gaan met het eerste kwartaal. Ik moet gewoon even overleggen met de heer Van Campen over wat we doen met de motie. Ik kan nu niet zeggen of ik 'm intrek of niet.

De voorzitter:
Dan wordt de conclusie dat er naar de motie gekeken wordt. Daarna horen we van de beide Kamerleden wat ermee gebeurt. Als de motie in deze vorm wordt ingediend, wat is dan de appreciatie?

Staatssecretaris Rummenie:
Dat heb ik net toch gezegd? Dan geef ik 'm oordeel Kamer.

De voorzitter:
Nee, we moeten het nu wel even heel secuur doen. De staatssecretaris heeft de Kamer een aantal dingen gevraagd. De Kamer heeft de staatssecretaris een aantal dingen gevraagd. U bent het nog niet eens geworden met elkaar. De Kamerleden hebben aangegeven naar de motie te willen kijken.

Staatssecretaris Rummenie:
Ja, maar ik kan geen oordeel geven over een motie als ik nog niet weet welke motie het is. Ik heb het over de oorspronkelijke motie die voorligt.

De voorzitter:
Het gaat over de oorspronkelijke motie op stuk nr. 1685, ingediend door mevrouw Bromet en de heer Van Campen. Als deze motie ongewijzigd wordt ingediend, wat is dan de appreciatie?

Staatssecretaris Rummenie:
Dan wordt ie natuurlijk ontraden. Ik heb net een poging gedaan om dat te vermijden.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, ik ga even helpen, als u het goedvindt.

De voorzitter:
Zeker.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik ga dan onder protest akkoord met de eerste uitleg van de staatssecretaris, dus oordeel kamer, met zijn appreciatie. En dan ga ik 'm gewoon in stemming laten brengen.

De voorzitter:
Dan zijn wij het nu eens geworden met elkaar. Met de toevoegingen van de staatssecretaris gaan beide indieners akkoord, en dat krijgt de motie oordeel Kamer. Dan is er volgens mij nog een vraag van de heer Holman.

De heer Holman (NSC):
Het wordt mij nu iets duidelijker, maar ik vind het wel heel onbevredigend op deze manier. Anders hadden we immers moeten kiezen tussen twee opties waarvan ik eigenlijk niet wist welke we moesten kiezen. Waarom moeten wij daar vijf maanden over doen? Wij zijn zelf de ondertekenaar van het hoofdlijnenakkoord. Er ligt nu een soort suggestie dat er een hele grote discrepantie is. Is dat zo, en moeten we vijf maanden wachten om duidelijkheid daarover te krijgen? Ik vind het heel onbevredigend, zeker in het licht van de discussie die net heeft plaatsgevonden.

Staatssecretaris Rummenie:
Ik denk dat u het stakeholdersproces en het interdepartementaal afstemmingsproces een beetje onderschat, meneer Holman.

De voorzitter:
De heer Holman, kort en afrondend.

De heer Holman (NSC):
De staatssecretaris is nu vijf maanden bezig en heeft nog vijf maanden nodig om een antwoord te geven op een fundamentele vraag. Ik hoef niet de inhoud en de precieze tekst te weten, maar ik zou wel graag een gevoel hebben van hoe de staatssecretaris ongeveer in die discussie staat. Dat blijft voor mij nu gissen, en ik daar moet ik nu nog vijf maanden op wachten.

Staatssecretaris Rummenie:
Het is nu ...

De voorzitter:
De staatssecretaris, als u daar nog op wilt reageren.

Staatssecretaris Rummenie:
Ja. Het is nu midden november. Ik heb net al gezegd dat ik mijn best doe om het zo snel mogelijk aan u te doen toekomen. Als dat niet genoeg is, meneer Holman, dan weet ik het ook niet. Het is een belangrijk stuk dat alle aandacht verdient. Het is een groot stuk. Het is ons basisstuk voor de toekomst van de biodiversiteitskop. Dat verdient zorgvuldigheid en alle aandacht.

De voorzitter:
Lagen er nog vragen voor de staatssecretaris of bent u klaar?

Staatssecretaris Rummenie:
Ik was me daar niet bewust van, voorzitter.

De voorzitter:
Nou, dan zijn er waarschijnlijk geen vragen meer en zijn wij klaar met dit tweeminutendebat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
We gaan vanavond nog stemmen over de moties.

Ik schors tot 18.30 uur en daarna gaan we stemmen over het Pakket Belastingplan in de plenaire zaal.

De vergadering wordt van 17.57 uur tot 18.33 uur geschorst.