Tweeminutendebat Nederlandse en Europese Defensie-industrie (CD 15/10) (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2024D44289, datum: 2024-11-14, bijgewerkt: 2024-11-15 09:04, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2024-11-14 16:45: Tweeminutendebat Nederlandse en Europese Defensie-industrie (CD 15/10) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Nederlandse en Europese defensie-industrie
Voorzitter: Paulusma
Nederlandse en Europese defensie-industrie
Aan de orde is het tweeminutendebat Nederlandse en Europese
defensie-industrie (CD d.d. 15/10).
De voorzitter:
Aan de orde is het tweeminutendebat Nederlandse en Europese
defensie-industrie. Als eerste spreker nodig ik van harte uit: mevrouw
Van der Werf van de fractie van D66. Gaat uw gang.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Voorzitter, dank. Ik heb twee moties. Allereerst.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat China bij de raffinage van diverse voor Defensie
kritieke grondstoffen verantwoordelijk is voor meer dan de helft van de
wereldproductie;
overwegende dat kritieke grondstoffen als kobalt, lithium, iridium en
silicium onmisbaar zijn bij de productie van bijvoorbeeld munitie,
radar- en communicatieapparatuur, straalvliegtuigen, raketten en
drones;
overwegende dat dergelijke strategische afhankelijkheid van een land als
China, dat Rusland openlijk steunt, veroorzaker is van oplopende
spanningen rondom Taiwan en waarover door de MIVD herhaaldelijk is
gewaarschuwd, zeer onwenselijk is en een groot veiligheidsrisico vormt
voor Nederland en onze defensie-industrie;
verzoekt de regering bij de uitwerking van de nationale
grondstoffenstrategie specifieke maatregelen te formuleren om zo snel en
zo veel mogelijk onafhankelijk te worden van de levering van Chinese
kritieke grondstoffen voor de defensie-industrie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Werf, Boswijk en Van der
Wal.
Zij krijgt nr. 25 (36600-X).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er de komende jaren aanzienlijke investeringen worden
gedaan in Defensie en dat bij de aanschaf van nieuw materieel en de
opleiding van personeel rekening moet worden gehouden met de aard van
toekomstige oorlogsvoering om te komen tot een moderne krijgsmacht van
de eenentwintigste eeuw;
overwegende dat militaire innovaties in conflictsituaties en
oorlogsgebieden elkaar snel opvolgen en dat zowel tactisch als technisch
veel geleerd kan worden van zowel de huidige hybride als conventionele
conflicten, onder andere de oorlog in Oekraïne;
verzoekt de regering om binnen de Defensieorganisatie structurele en
specifieke capaciteit te borgen voor het leren van zowel hybride als
conventionele conflicten, zodat de Defensieorganisatie zich blijvend kan
aanpassen aan huidige en toekomstige conflictsituaties, en de Kamer
hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Werf, Boswijk en Van der
Wal.
Zij krijgt nr. 26 (36600-X).
Dank u wel. Dan nodig ik de heer Boswijk van de fractie van het CDA uit voor zijn bijdrage. Gaat uw gang.
De heer Boswijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Voor mij deze keer geen moties. We hebben een
aantal weken geleden een demonstratie gezien bij de Kromhoutkazerne in
Utrecht. Wat het CDA betreft is het hartstikke mooi dat mensen gaan
demonstreren. Dat is een groot goed. Onze militairen zijn er daags mee
bezig om Nederland vrij te houden en ervoor te zorgen dat we die rechten
hebben. Maar we zien dat er de laatste tijd misbruik wordt gemaakt van
dit recht. Dat zagen we dus ook bij de demonstratie bij de
Kromhoutkazerne. Wat het CDA betreft is het onacceptabel dat het op dat
moment niet mogelijk was voor Defensiepersoneel om de kazerne te
betreden of te verlaten. Op dat moment was er ook een bijeenkomst aan de
gang met defensiebedrijven. Door sommige mensen wordt dat geframed als
griezelig en eng, maar het zijn juist deze bedrijven die er op dit
moment voor zorgen dat Oekraïne überhaupt nog kan vechten. Het CDA vindt
het onacceptabel dat het gewoon een halve dag mogelijk is geweest dat er
geen mensen de kazerne in en uit konden.
Volgende week is er opnieuw een beurs die in het teken staat van de
defensie-industrie. Ik wil de garantie van de minister dat het niet gaat
gebeuren dat een stel onverlaten ervoor gaan zorgen dat deze bijeenkomst
wordt verstoord. Dan gaat de minister mogelijk zeggen: ik kan die
garantie niet geven, want ik weet niet wat er gaat komen. Ik zie de
minister al kijken. Dan zeg ik tegen de minister: ga uit van het meest
zwarte scenario en voorkom dat. Ik vind het namelijk onacceptabel dat
cruciale bedrijven in deze tijd niet bij elkaar kunnen komen. Ik weet
dat deze minister de defensie-industrie hoog heeft staan en dat hij het
belang daarvan inziet. Ik wil dus de garantie dat we volgende week
gewoon een beurs hebben waar bedrijven en onze krijgsmacht bij elkaar
kunnen komen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu de beurt aan de heer Nordkamp van de fractie van
GroenLinks-Partij van de Arbeid. Ik nodig u uit voor uw bijdrage. Gaat
uw gang.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Wij vinden het belangrijk dat Nederland een wezenlijke
bijdrage levert aan de Europese defensie-industrie, zodat Europa minder
afhankelijk wordt van andere landen en Nederland daarbinnen meer als
gelijkwaardige partner kan optreden. Hierdoor zijn wij in staat meer
verantwoordelijkheid te nemen voor onze eigen veiligheid. Wel vinden wij
dat dit op een slimme manier moet gebeuren, namelijk door onszelf
onmisbaar te maken in de keten. Daar denken wij ook graag over mee. Wij
blijven de Europese defensie-industrie en de Nederlandse bijdrage
daaraan met veel interesse volgen en dienen daarover twee moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Europese munitieproductie achterblijft door onder
andere schaarste aan de benodigde grondstoffen;
overwegende dat de demilitarisatie en recycling van verouderde munitie
deze schaarste mogelijk gedeeltelijk kan ondervangen;
overwegende dat Nederland een waardevolle bijdrage kan leveren aan de
Europese munitieketen door in te zetten op de demilitarisatie en
recycling van verouderde munitie;
verzoekt de regering om de mogelijkheden voor het demilitariseren en
recyclen van munitie in Nederland nader te onderzoeken, en de Kamer
hierover voor het zomerreces van 2025 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Nordkamp.
Zij krijgt nr. 27 (36600-X).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Europese munitieproductie achterblijft door onder
andere schaarste aan de benodigde grondstoffen;
overwegende dat de Nederlandse chemiesector van toegevoegde waarde kan
zijn in de Europese munitieproductieketen en daarmee bijdraagt aan de
strategische onafhankelijkheid van Europa;
verzoekt de regering om samen met de Nederlandse chemiesector tot een
plan te komen voor het ontwikkelen van alternatieve chemische
grondstoffen voor de productie van munitie, en de Kamer hierover voor
het zomerreces van 2025 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Nordkamp.
Zij krijgt nr. 28 (36600-X).
Dank u wel. Dan nodig ik mevrouw Van der Wal van de fractie van de VVD uit voor haar bijdrage. Dat is tevens de laatste bijdrage in dit tweeminutendebat.
Mevrouw Van der Wal (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Tijdens het commissiedebat heb ik aangegeven dat
wij trots zijn: trots op iedere ondernemer die zich ervoor wil inzetten
om Nederland maar ook de NAVO veilig te houden. Daarom willen wij dat
bedrijven die bijdragen aan die o zo belangrijke defensie-industrie dit
zichtbaar kunnen uitstralen, juist ook om andere ondernemers te
enthousiasmeren. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Nederlandse defensie- en veiligheidssector ongeveer
1.000 bedrijven omvat die gezamenlijk 150.000 mensen in dienst
hebben;
overwegende dat de strategische autonomie van Nederland gebaat is bij
een sterke nationale defensie-industrie;
overwegende dat erkenning van defensiebedrijven kan bijdragen aan
maatschappelijke trots op en betrokkenheid bij onze nationale
veiligheid;
verzoekt de regering een certificeringsregeling te ontwikkelen voor
bedrijven in de Nederlandse defensie- en veiligheidssector,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Wal en Heite.
Zij krijgt nr. 29 (36600-X).
Dank u wel. Dan kijk ik even naar de bewindspersonen in vak K: vijf minuten? O, u kunt in één keer door; daar houd ik helemaal van. Ik geef eerst minister Brekelmans het woord; van harte welkom. Ga uw gang.
Minister Brekelmans:
Dank, voorzitter. Laat ik beginnen met de vragen van de heer Boswijk en
de drie moties die aan mij gericht zijn. Daarna zal de staatssecretaris
de twee andere moties doen.
De heer Boswijk noemde de demonstratie bij de Kromhoutkazerne. Ik deel
de frustratie die hij daarover uitte. Onze militairen moeten gewoon
ongestoord hun werk kunnen doen en ook toegang hebben tot de kazerne. De
heer Boswijk was iets te stellig met zijn opmerking dat er een halve dag
geen toegang tot de kazerne was. Inderdaad werd de poort geblokkeerd,
maar er waren ook wel andere manieren om bij de kazerne te komen. Het
was niet de enige toegangsmogelijkheid tot de kazerne. Het is dus niet
zo dat de kazerne een halve dag niet toegankelijk is geweest, maar het
verstoort natuurlijk wel de werkzaamheden. Wij hebben daar uiteraard ook
aandacht voor, want wat bij de Kromhoutkazerne gebeurt kan ook op andere
plekken gebeuren. Het is — en nu komt toch de analogie met andere
voorbeelden die we deze week hebben gezien — wat het terrein voor de
kazerne betreft, wat geen Defensieterrein is, aan het lokaal gezag om,
natuurlijk in samenspraak met ons, te bepalen hoe er met een
demonstratie wordt omgegaan en hoe daartegen wordt opgetreden. Dat doen
we in nauwe samenspraak, in dit geval met de gemeente Utrecht. Het is nu
twee keer voorgevallen, en zeker bij de tweede keer zijn de
demonstranten vrij snel weggeleid en is de situatie vrij snel opgelost.
Als het gaat om de beurs die eraan zit te komen: die vindt niet plaats
op een Defensieterrein. Mijn invloed als minister van Defensie is dus in
dat opzicht gewoon minder. We gaan het leger niet inzetten rondom Ahoy,
waar het in dit geval plaatsvindt. Maar we onderkennen eventuele
risico's uiteraard wel. We zijn daarover ook in gesprek met de
organisatie. Maar het is verder uiteindelijk aan de organisatie van dat
event om er in samenspraak met de lokale driehoek voor te zorgen dat dat
event op een goede manier verloopt. Ik deel volledig met de heer Boswijk
dat we het beeld dat soms over de defensie-industrie bestaat, moeten
veranderen, want we hebben de bedrijven in die industrie keihard nodig
om ervoor te zorgen dat we onze krijgsmacht kunnen versterken.
De voorzitter:
Ik zie dat dat aanleiding geeft tot een hele korte vraag van de heer
Boswijk.
De heer Boswijk (CDA):
Ik ga het proberen, voorzitter. De details van Utrecht ken ik verder
niet. Ik heb meteen schriftelijke vragen gesteld en die zijn helaas nog
niet beantwoord, ondanks het feit dat de termijn al verstreken is. Ik
hoop dus dat ik die antwoorden heel snel krijg. Ik begrijp dat Ahoy
anders is dan de Kromhoutkazerne. Ik begrijp ook dat de
verantwoordelijkheden anders zijn. Tegelijkertijd is dit evenement
misschien strikt juridisch genomen niet de verantwoordelijkheid van de
minister, maar hij zal toch wel een extra verantwoordelijkheid voelen,
omdat het hier wel over defensiebedrijven gaat. En veel personeel van de
minister zal daar op die dagen rondlopen, omdat zij daar natuurlijk
direct belang bij hebben. Strikt formeel genomen heeft de minister dus
gelijk, maar ik doe toch wel een appel op de minister. We weten dat er
dingen worden georganiseerd om ook hier weer te gaan ontregelen; daar
zijn al signalen van. Ik roep de minister dus op om toch een extra
stapje te zetten, in overleg te treden met de driehoek daar en desnoods
om ook hulp aan te bieden. Ik zal niet zeggen: zet het leger in. Maar de
Marechaussee misschien een extra rol geven, zou helemaal niet verkeerd
zijn. Nogmaals, ik doe een appel op de minister om er alles aan te doen
dat de beurs daar gewoon door kan gaan. Dat is namelijk van ontzettend
groot belang, ook voor onze eigen veiligheid.
Minister Brekelmans:
Ik begrijp de wens van de heer Boswijk. Ik zeg hem ook toe dat we
daarover in gesprek zijn en er aandacht voor hebben. Ik ben het volledig
eens met wat hij aangeeft over het belang van deze beurs en dat die op
een ordentelijke manier kan verlopen en niet wordt verstoord. Maar ik
wil ook geen valse verwachtingen wekken. Het is namelijk niet zo dat ik
voornemens ben om als minister van Defensie in de bevoegdheden van het
lokale gezag te gaan treden. Dat hoor ik de heer Boswijk ook niet
zeggen. Maar ik zal in ieder geval in gesprek met de organisatie dit
onder de aandacht brengen en waar wij dat kunnen, zullen wij hen met
advies bijstaan. Maar de bevoegdheden liggen echt bij de lokale
driehoek.
De voorzitter:
Dit zeer veel omvattende antwoord kan bijna geen aanleiding meer geven
tot een vraag, dus heel kort, meneer Pool. Gaat uw gang.
De heer Pool (PVV):
Ja, dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik heb toch nog een vraag. De
heer Boswijk heeft groot gelijk dat hij hier aandacht voor vraagt. Ook
de PVV heeft Kamervragen gesteld die nog niet beantwoord zijn. Maar als
de minister een beetje wijst naar Utrecht … Op een gegeven moment zaten
deze bestormers gewoon op het dak van de poort. Dan mag de KMar toch
gewoon optreden? Het is tenslotte een militair terrein. Waarom is dat
niet gebeurd?
Minister Brekelmans:
Er is wel opgetreden, want de demonstranten zijn weggeleid. Het is niet
zo dat ze daar de hele dag op de poort hebben gezeten. Maar op het
moment dat je optreedt, is het uiteindelijk altijd weer een afweging hoe
ferm je dat doet. Ga je eerst met de demonstranten in gesprek?
Uiteindelijk heeft het toch de voorkeur om niet meteen je zware middelen
toe te passen, maar eerst te kijken of je ze op een enigszins
fatsoenlijke manier kan wegleiden. Maar we hebben daarbij hele
duidelijke deadlines ingesteld. Voor een bepaald tijdstip moest de
kazerne gewoon weer vrij toegankelijk zijn. Dat is ook gebeurd.
Uiteindelijk heeft het niet voor een lange periode grote consequenties
gehad. Maar nogmaals, ik deel volledig wat de heer Boswijk zei en ook de
onderliggende vraag van de heer Pool, dat we niet moeten toestaan dat
het werk van onze militairen wordt verstoord. En we zullen ervoor zorgen
dat de schriftelijke vragen zo snel mogelijk worden beantwoord.
De voorzitter:
Kort afrondend, want daarna wil ik door naar de appreciatie van de
moties. Gaat uw gang.
De heer Pool (PVV):
De minister zegt: het is fatsoenlijk afgerond en ze zijn goed weggeleid.
De tweede keer is dat gebeurd nadat ze hun zin hebben gekregen. De
bestormers zijn weggegaan nadat duidelijk was dat de bijeenkomst waar
zij zo fel tegen waren, was afgezegd. Met andere woorden: zij hebben hun
zin gekregen, Defensie heeft moeten capituleren en daarom zijn ze
weggegaan. Dat kan door de minister van Defensie toch niet "fatsoenlijk"
worden genoemd?
Minister Brekelmans:
Ik ben het met de heer Pool eens dat dat niet de bedoeling is. Dit is
wat mij betreft dan ook geen precedent. We moeten ervoor zorgen dat
datgene wat op een kazerne gepland is, gewoon doorgang kan vinden, of
dat nu een event is of reguliere werkzaamheden zijn. We nemen daarom de
ervaringen die we met deze twee voorbeelden hebben opgedaan, daarin mee.
Mijn reactie op de heer Pool is dan ook: "Nee, dit is niet zoals het
hoort. Dit is geen precedent. We moeten ervoor zorgen dat werkzaamheden
gewoon kunnen doorgaan, zeker als het om een beurs gaat of om een
bijeenkomst waar externen voor zijn uitgenodigd."
De voorzitter:
Begint u met de appreciaties. Gaat uw gang.
Minister Brekelmans:
Ja. Ik begin met de motie-Van der Werf c.s. op stuk nr. 25 over de
grondstoffenstrategie. Deze motie geef ik oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 25 krijgt oordeel Kamer.
Minister Brekelmans:
Nog een korte toelichting daarop. Ik onderschrijf het belang volledig.
Dat geldt zeker voor het belang van het afbouwen van strategische
afhankelijkheden inzake kritieke grondstoffen, en dan specifiek
daarbinnen voor de defensie-industrie. Mevrouw Van der Werf weet dat
daarvoor al diverse initiatieven lopen, zowel op Nederlands niveau als
op Europees niveau. Er is een nationale grondstoffenstrategie. Met name
de minister van Economische Zaken neemt daarin het voortouw, maar een
heleboel ministeries, waaronder Defensie, werken daarbij samen. Er
worden allerlei analyses gemaakt, maar we gaan daarbij ook na hoe het
nou zit met specifieke productgroepen. Je kunt op macroniveau een
analyse maken, maar zeker op het terrein van defensie is het ook heel
goed om te kijken wat dat nou bijvoorbeeld betekent voor een specifiek
systeem dat voor Nederland heel erg belangrijk is. We gaan die
diepgaande analyse dus voor zo'n productgroep maken. Op basis daarvan
bekijken we ook welke verdere acties nog nodig zijn. Dat is, denk ik,
een concrete invulling van hetgeen deze motie beoogt. Daarmee geef ik
die oordeel Kamer.
De tweede motie van mevrouw Van der Werf, de motie op stuk nr. 26, gaat
over het leren van hybride en conventionele conflicten. Ook die motie
geef ik oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie-Van der Werf c.s. op stuk nr. 26 krijgt oordeel Kamer.
Minister Brekelmans:
Daar maak ik wel even de volgende opmerking bij. Uiteraard leren we bij
Defensie doorlopend. Bijvoorbeeld bij artikel 100-missies is daarvoor
een hele structuur opgezet. Na iedere missie vindt een officiële
evaluatie plaats. Soms vinden over een langere periode op een hoger
niveau ook nog evaluaties plaats van meerdere missies samen. Maar ook
los van artikel 100-missies: we doen dat natuurlijk continu bij al onze
militaire inzet. Deze motie vraagt om daarvoor specifieke capaciteit
vrij te maken. Ik kijk bijvoorbeeld naar het conflict in Oekraïne. Het
moet niet zo zijn dat we binnen Defensie maar een paar mensen hebben die
af en toe naar Oekraïne gaan, daarvan leren, dat vervolgens mee
terugnemen en een workshop organiseren, en dat is het dan. Daar moeten
we voor oppassen; dat vind ik van belang. Toen ik zelf in Charkiv was en
van dichtbij zag hoe daar op dit moment met de meest moderne systemen
commandovoering plaatsvindt, was mijn conclusie: "Hier moeten wij
Defensiebreed van leren. Dit is een moderne manier van oorlogsvoering.
Daar moeten we zelfs NAVO-breed van leren. We moeten opnieuw naar onze
doctrines kijken: zijn die nog actueel?" Dus dat we daarvan moeten
leren, onderstreep ik volledig. Ik denk dat we dat op een slimme manier
moeten doen, zodat we dat binnen Defensie breed onder de aandacht
krijgen. Mijn korte antwoord is dus: we gaan daarmee aan de slag.
Vandaar oordeel Kamer. Maar ik zou mevrouw Van der Werf wel willen
vragen om iets meer ruimte te geven voor de nadere invulling van het wat
en het hoe we dat precies gaan doen: gaan we dat met een paar mensen
specifiek doen of geven we dat op een andere manier vorm?
Mevrouw Van der Werf (D66):
Die ruimte geef ik uiteraard. Ik denk dat het goed is om nog even kort
toe te lichten wat de bedoeling is. Er is nu een enorme bak geld voor
Defensie bij gekomen. Iedereen realiseert zich eindelijk dat er een
inhaalslag te maken is. De bedoeling is dat je niet alleen maar
achteruit gaat kijken — wat hebben we de afgelopen decennia gemist? — en
dat dan gaat bijplussen, maar ook vooruit gaat kijken om te zien wat er,
naast in Oekraïne, nog meer gebeurt: waar hebben we wat in te halen en
waar hebben we wat van te leren? Ik heb er niet zo veel twijfels bij dat
deze minister zeer betrokken is en ook breder binnen de krijgsmacht wil
kijken naar Oekraïne. Maar ik hoop dat we, als het over drie, vijf of
tien jaar op andere plekken misgaat, daar ook structureel aandacht voor
hebben en dat we echt een krijgsmacht van de eenentwintigste eeuw kunnen
gaan opbouwen.
Minister Brekelmans:
Volgens mij zeggen we hetzelfde. We onderstrepen het belang. We
onderstrepen dat het een brede opgave is voor Defensie en dat we het op
een goede manier moeten inrichten. Ik denk zelf dat 3 of 4 fte niet
helemaal de manier is waarop we dat zouden moeten inrichten. De motie
krijgt dus oordeel Kamer in de zin van: we zijn ermee aan de slag en het
belang wordt alleen maar groter, maar geef ons de ruimte om het op een
goede manier in te richten, niet alleen door capaciteit te borgen, maar
op een manier waarop heel Defensie daarvan profiteert.
De voorzitter:
Gaat u verder. Ik nodig de bewindspersonen ook van harte uit om iets
bondiger te appreciëren.
Minister Brekelmans:
Ja, dat kan.
De voorzitter:
Ik wil namelijk om 17.15 uur met het volgende tweeminutendebat
verder.
Minister Brekelmans:
We laten het over aan de heer Tuinman om bondig te appreciëren.
De voorzitter:
Het bondig appreciëren laten we niet over aan de heer Tuinman, maar aan
beiden, alstublieft.
Minister Brekelmans:
Geintje. De motie van de heer Nordkamp over samen met de chemische
sector een plan maken, geef ik oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 27 krijgt oordeel Kamer.
Minister Brekelmans:
Daarvoor geldt dat we in gesprek zijn met Economische Zaken en de top
van de chemiesector om te kijken hoe de Nederlandse chemische sector kan
bijdragen aan munitieproductie, niet alleen in Nederland, maar breder in
Europa. Dat gesprek vindt plaats. We zullen in Q1 — daar vraagt de motie
ook om — over de voortgang rapporteren. Ik zeg in alle eerlijkheid dat
ik niet weet of er dan al een heel uitgewerkt plan zal liggen, maar we
zullen in ieder geval in Q1 richting de heer Nordkamp terugkomen op de
voortgang van die gesprekken.
De voorzitter:
Er is lichte verwarring. Apprecieerde u nu de motie op stuk nr. 27 of
28?
Minister Brekelmans:
De motie op stuk nr. 28, denk ik. De motie van de heer Nordkamp.
De voorzitter:
Ze zijn beide van de heer Nordkamp. Dan krijgt de motie op stuk nr. 28
oordeel Kamer.
Staatssecretaris Tuinman, gaat uw gang.
Staatssecretaris Tuinman:
Dan zal ik de heer Nordkamp meteen uit de spanning halen, want de motie
op stuk nr. 27 krijgt ook oordeel Kamer. Die gaat over het
demilitariseren en recyclen van munitie in Nederland. Je kunt je ook de
vraag stellen: wie kan daar nou tegen zijn? Ik wil daar wel een kleine
toelichting op geven. Het is natuurlijk een belangrijk thema, maar het
is ook best wel een complexe klus. Ik heb uw Kamer daar op 5 juni 2023
over geïnformeerd. We werken hard aan de knelpunten. Een van de
knelpunten is bijvoorbeeld de specialistische kennis die we binnen
moeten halen, maar het gaat bijvoorbeeld ook over Europese regelgeving
omtrent transportrestricties. We hebben nu wel een plan van aanpak met
ILT. We zijn daarin dus wel stappen aan het zetten. Ik sta daar positief
tegenover, maar ik wil wel tegen de heer Nordkamp zeggen dat we aan de
voorkant zitten van die ontwikkeling. Ik heb daar wel wat ruimte voor
nodig.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 27 krijgt oordeel Kamer. Ik zie de heer Nordkamp
knikken.
De motie op stuk nr. 29.
Staatssecretaris Tuinman:
De motie op stuk nr. 29 van mevrouw Van der Werf gaat over een
certificeringsregeling voor bedrijven …
De voorzitter:
Van mevrouw Van der Wal.
Staatssecretaris Tuinman:
Sorry, dat is inderdaad een motie van Van der Wal. Mijn nederige excuses
aan beiden. De motie op stuk nr. 29 van mevrouw Van der Wal gaat over
certificeringsregelingen voor bedrijven in de Nederlandse defensie- en
veiligheidssector. Ik spreek hier ook namens EZ over. Die krijgt oordeel
Kamer. Ik denk dat deze motie het belang onderstreept van een sterke
Nederlandse defensie-industrie en een grote betrokkenheid van alle
bedrijven die zich vanuit onze gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de
nationale veiligheid bezighouden met defensie. In het commissiedebat een
tijdje terug heeft de minister al laten weten dat we het idee van een
certificaat meenemen in het wetsvoorstel Wet weerbaarheid defensie en
veiligheid gerelateerde industrie, waar we nu samen met EZ aan werken.
Daar gaan we gewoon mee verder. Ik wil wel benadrukken dat er ook best
wat bedrijven zijn die eigenlijk juist geen certificering willen, zeker
met het oog op de fysieke veiligheid en de cyberveiligheid. We geven ze
daarin ook de ruimte.
Dan wil ik mijn appreciatie bij dezen beëindigen, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. Dank aan de leden voor hun inbreng. Dank aan de bewindspersonen
voor de beantwoording.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
We gaan aanstaande dinsdag stemmen over deze moties. Ik schors tot 17.15
uur.
De vergadering wordt van 17.08 uur tot 17.12 uur geschorst.