Voorstel van wet
Wijziging van de Wet luchtvaart en van de Wet van 9 maart 2016 tot wijziging van de Wet luchtvaart in verband met de invoering van een nieuw normen- en handhavingstelsel voor de luchthaven Schiphol en enige andere wijzigingen (Stb. 2016, 119-nl) in verband met de verankering van de Maatschappelijke Raad Schiphol en de versterking van de commissies regionaal overleg van overige burgerluchthavens van nationale betekenis
Voorstel van wet
Nummer: 2024D44373, datum: 2024-11-14, bijgewerkt: 2024-11-15 14:48, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2024Z18588:
- Indiener: B. Madlener, minister van Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2024-11-19 15:50: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-11-20 10:15: Procedurevergadering IenW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
Preview document (đ origineel)
Wijziging van de Wet luchtvaart en van de Wet van 9 maart 2016 tot wijziging van de Wet luchtvaart in verband met de invoering van een nieuw normen- en handhavingstelsel voor de luchthaven Schiphol en enige andere wijzigingen (Stb. 2016, 119-n1) in verband met de verankering van de Maatschappelijke Raad Schiphol en de versterking van de commissies regionaal overleg van overige burgerluchthavens van nationale betekenis
Â
Â
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te
weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is om de
Maatschappelijke Raad Schiphol in de Wet luchtvaart te verankeren en
enkele wijzigingen aan te brengen ter versterking van de commissies
regionaal overleg van overige burgerluchthavens van nationale
betekenis;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet luchtvaart wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 8.23a wordt als volgt gewijzigd:
1. De eerste zin van het eerste lid komt te luiden:
Bij regeling van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat kan
worden bepaald dat bij wijze van experiment wordt afgeweken van
krachtens artikel
8.15Â gestelde voorschriften, mits de Maatschappelijke Raad Schiphol,
bedoeld in artikel
8.34, of een ander bij ministeriële regeling aan te wijzen regionaal
orgaan, bij advies, waarvoor vaststelling bij unanimiteit niet is
vereist, heeft aangegeven dat het experiment een gunstig effect kan
hebben op de hinderbeleving.
2. In het vijfde en zevende lid wordt âMinister van Infrastructuur en Milieuâ vervangen door âMinister van Infrastructuur en Waterstaatâ.
3. In het zevende lid wordt na âStaten-Generaalâ ingevoegd âen de Maatschappelijke Raad Schipholâ.
4. Het achtste lid en negende lid komen te luiden:
8. Een ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid, wordt niet
eerder vastgesteld dan nadat het ontwerp voor advies is voorgelegd aan
de Maatschappelijke Raad Schiphol, over het ontwerp overleg heeft
plaatsgevonden met de exploitant van de luchthaven, de verlener van
luchtverkeersdiensten, luchtvaartmaatschappijen die geregeld van de
luchthaven gebruik maken, en het samenwerkingsverband van gemeenten en
provincies in de Schipholregio, en het ontwerp in de Staatscourant is
bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier
weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en
bedenkingen ter kennis van Onze Minister van Infrastructuur en
Waterstaat te brengen.
9. De Maatschappelijke Raad Schiphol, bedoeld in artikel
8.34, dan wel een ander bij ministeriële regeling aan te wijzen
orgaan, de exploitant van de luchthaven, de verlener van
luchtverkeersdiensten, luchtvaartmaatschappijen die geregeld van de
luchthaven gebruik maken of het samenwerkingsverband van gemeenten en
provincies in de Schipholregio kunnen Onze Minister van Infrastructuur
en Waterstaat verzoeken om een ministeriële regeling als bedoeld in het
eerste lid vast te stellen. Onze Minister van Infrastructuur en
Waterstaat overweegt het verzoek en deelt uiterlijk zes weken na
ontvangst van het verzoek met redenen omkleed aan de indiener van het
verzoek, de in de eerste volzin genoemde organisaties en de Tweede Kamer
der Staten-Generaal mee of een regeling zal worden voorbereid.
B
Afdeling 8.7 komt te luiden:
Afdeling 8.7. Maatschappelijke Raad Schiphol.
Artikel 8.34
1. Er is een Maatschappelijk Raad Schiphol.
2. De Maatschappelijk Raad Schiphol heeft tot taak:
a. het kanaliseren van maatschappelijke perspectieven die bijdragen aan de verbetering van de leefomgevingskwaliteit rond Schiphol;
b. het uitbrengen van gebundelde weergaven van de visies en
standpunten van betrokken belanghebbenden over die maatschappelijke
perspectieven;
c. het leveren van maatschappelijke inbreng in concrete
hindermitigatieprojecten;
d. het bijdragen aan een transparante, onafhankelijke en duidelijke
informatievoorziening over de leefomgevingskwaliteit rondom
Schiphol;
e. het uitbrengen van het advies bedoeld in artikel 8.23a, eerste
lid;
f. het uitbrengen van het advies bedoeld in artikel 8.17a, tweede
lid.
Artikel 8.35
1. De Maatschappelijk Raad Schiphol heeft een onafhankelijke
voorzitter
en heeft als leden:
a. maximaal tien vertegenwoordigers van bewoners;
b. maximaal vijf vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties
van wie de belangen of achterban direct of indirect geraakt kunnen
worden door de uitvoering van de taken bedoeld in artikel 8.34, tweede
lid;
c. maximaal zes experts vanuit wetenschappelijke disciplines op het
gebied van natuur, milieu, gezondheid, economie, mobiliteit,
participatie of luchtvaart.
2. De voorzitter kan in afstemming met de leden personen, organisaties
of belanghebbenden uit de samenleving uitnodigen deel te nemen aan of
inbreng te leveren voor de advisering, vergaderingen en bijeenkomsten
van de Maatschappelijke Raad Schiphol.
3. De voorzitter stelt Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat in
kennis van de visies en standpunten, bedoeld in artikel 8.34, tweede
lid, onder b.
4. De voorzitter draagt zorg voor de openbaarmaking van verzoeken om advies van de Maatschappelijke Raad Schiphol, door de Maatschappelijke Raad Schiphol uitgebrachte adviezen, visies en standpunten en het standpunt van de Onze Minister bedoeld in artikel 8.36, derde lid.
Artikel 8.36
1. Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat kan nadere regels
stellen over de taken en de samenstelling van de Maatschappelijke Raad
Schiphol.
2. Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat draagt zorg voor
een goede informatievoorziening aan de Maatschappelijke Raad Schiphol
ten behoeve van de uitvoering van haar taken, bedoeld in artikel 8.34,
tweede lid.
3. Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat stelt de
Maatschappelijke Raad Schiphol binnen acht weken na ontvangst in kennis
van zijn standpunt over de visies en standpunten, bedoeld in artikel
8.34, tweede lid, onder b.
Artikel 8.37
1. De voorzitter van de Maatschappelijke Raad Schiphol wordt door
Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat na overleg met de
vertegenwoordigers, bedoeld in artikel 8.35, eerste lid, onder a en b,
benoemd, geschorst en ontslagen.
2. Elk ander lid wordt benoemd, geschorst en ontslagen door de
voorzitter van de Maatschappelijke Raad Schiphol.
3. De benoemingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, geschieden voor een termijn van maximaal vier jaar. Herbenoeming kan eenmaal voor een termijn van vier jaar plaatsvinden.
4. De Maatschappelijke Raad Schiphol kan worden ontbonden bij besluit van Onze Minister. Onze Minister kan nadere regels stellen over deze ontbinding.
Artikel 8.38
1. De Maatschappelijke Raad Schiphol stelt een
bestuursreglement vast dat in ieder geval nadere regels bevat over de
voordracht voor benoeming, de schorsing en het ontslag van de leden. Het
bestuursreglement behoeft de goedkeuring van Onze Minister van
Infrastructuur en Waterstaat.
2. De Maatschappelijke Raad Schiphol stelt een bewonersreglement vast
dat nadere regels bevat over de voordracht voor benoeming, de schorsing
en het ontslag van de leden, bedoeld in artikel 8.35, eerste lid, onder
a.
Artikel 8.39
1. De Maatschappelijk Raad Schiphol heeft een ondersteunend bureau onder
leiding van een secretaris ten behoeve van de uitvoering van zijn taken
en daarvoor benodigde werkzaamheden.
2. De Maatschappelijke Raad Schiphol stelt jaarlijks voor 1 april een verslag over haar werkzaamheden in het voorgaande kalenderjaar vast. Uiterlijk vier jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet en vervolgens ten minste elk vierde jaar, stelt de Maatschappelijke Raad Schiphol een evaluatieverslag vast waarin zij aandacht besteedt aan de doelmatigheid en doeltreffendheid van haar taakvervulling. Het jaarverslag en het evaluatieverslag worden aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat aangeboden en op internet gepubliceerd.
Artikel 8.40
1. Indien Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat het redelijkerwijs nodig acht voor de uitoefening van zijn taak, geeft de Maatschappelijke Raad Schiphol hem op zijn verzoek inzage in gegevens en bescheiden.
2. De bescheiden van de Maatschappelijke Raad Schiphol worden na beëindiging van de werkzaamheden van de Maatschappelijke Raad Schiphol gearchiveerd bij het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
C
Artikel 8.75 van de Wet luchtvaart wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âOnze Minister van Infrastructuur en Milieuâ vervangen door âOnze Minister van Infrastructuur en Waterstaatâ.
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de onderdelen a en b wordt âwaarin het beperkingengebied geheel of
gedeeltelijk is gelegenâ vervangen door âwaarin de geluidcontour van 48
dB(A) Lden geheel of gedeeltelijk is gelegenâ.
b. In onderdeel d vervalt âenâ.
c. Onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel e door een
komma worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
f. de gebruikers van de luchthaven, en
g. Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat.
3. In het derde lid vervalt âgebruikersorganisaties ofâ.
ARTIKEL II
Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van artikel I van deze wet.
ARTIKEL III
1. Voor de leden en de voorzitter van de Maatschappelijke Raad
Schiphol die zijn benoemd op grond van de Regeling transitie CROS-MRS,
geldt de datum van benoeming als datum voor de toepassing van artikel
8.37, derde lid, van de Wet luchtvaart.
2. Artikel 8.75, tweede lid, onderdeel b, van de Wet luchtvaart zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop artikel I, onderdeel C, van deze wet in werking treedt, blijft van toepassing op gemeenten die reeds voor inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, van deze wet deel uit maken van een commissie regionaal overleg van de luchthaven Lelystad.
ARTIKEL IV
Indien de Wet van 9 maart 2016 tot wijziging van de Wet luchtvaart in verband met de invoering van een nieuw normen- en handhavingstelsel voor de luchthaven Schiphol en enige andere wijzigingen (Stb. 2016, 119-n1) eerder in werking is getreden dan deze wet, wordt de Wet luchtvaart als volgt gewijzigd:
A
De artikelen 8.17, 8.17a, 8.17b en 8.23a worden als volgt
gewijzigd:
1. In de artikelen 8.17a, tweede en derde lid, 8.17b, eerste lid, en
artikel 8.23a, zevende lid, wordt âOmgevingsraad Schipholâ vervangen
door âMaatschappelijke Raad Schipholâ.
2. In de artikelen 8.17, vijfde lid, onder c, 8.17a, derde en vierde lid, 8.17b, eerste lid, 8.23, eerste en derde lid, en 8.23a, vijfde lid, wordt âMinister van Infrastructuur en Milieuâ vervangen door Minister van Infrastructuur en Waterstaatâ.
B
Artikel 8.23a wordt als volgt gewijzigd:
1. De eerste zin van het eerste lid komt te luiden:
Bij regeling van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat kan
worden bepaald dat bij wijze van experiment wordt afgeweken van
krachtens artikel
8.15Â gestelde voorschriften, mits de Maatschappelijke Raad Schiphol,
bedoeld in artikel
8.34, of een ander bij ministeriële regeling aan te wijzen regionaal
orgaan, bij advies, waarvoor vaststelling bij unanimiteit niet is
vereist, heeft aangegeven dat het experiment een gunstig effect kan
hebben op de hinderbeleving.
2. Het zevende en achtste lid komen te luiden:
7. Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat zendt voldoende tijdig
voor het einde van de werkingsduur van een ministeriële regeling als
bedoeld in het eerste lid, aan de Staten-Generaal en de Maatschappelijke
Raad Schiphol een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van
het experiment in de praktijk, alsmede een standpunt inzake de
voortzetting ervan anders dan als experiment. Onze Minister van
Infrastructuur en Waterstaat bericht de beide kamers der Staten-Generaal
bij vaststelling van deze ministeriële regeling wanneer en over de wijze
waarop hij verslag zal doen.
8. Een ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid wordt niet
eerder vastgesteld dan nadat het ontwerp voor advies is voorgelegd aan
de Maatschappelijke Raad Schiphol, over het ontwerp overleg heeft
plaatsgevonden met de exploitant van de luchthaven, de verlener van
luchtverkeersdiensten, luchtvaartmaatschappijen die geregeld van de
luchthaven gebruik maken, en het samenwerkingsverband van gemeenten en
provincies in de Schipholregio, het ontwerp in de Staatscourant is
bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier
weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en
bedenkingen ter kennis van Onze Minister van Infrastructuur en
Waterstaat te brengen.
3. Na het achtste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
9. De Maatschappelijke Raad Schiphol, bedoeld in artikel
8.34, dan wel een ander bij ministeriële regeling aan te wijzen
orgaan, de exploitant van de luchthaven, de verlener van
luchtverkeersdiensten, luchtvaartmaatschappijen die geregeld van de
luchthaven gebruik maken, of het samenwerkingsverband van gemeenten en
provincies in de Schipholregio kunnen Onze Minister van Infrastructuur
en Waterstaat verzoeken om een ministeriële regeling als bedoeld in het
eerste lid vast te stellen. Onze Minister van Infrastructuur en
Waterstaat overweegt het verzoek en deelt uiterlijk zes weken na
ontvangst van het verzoek met redenen omkleed aan de indiener van het
verzoek, de in de eerste volzin genoemde organisaties en de Tweede Kamer
der Staten-Generaal mee of een regeling zal worden voorbereid.
ARTIKEL V
Indien de Wet van 9 maart 2016 tot wijziging van de Wet luchtvaart in
verband met de invoering van een nieuw normen- en handhavingstelsel voor
de luchthaven Schiphol en enige andere wijzigingen (Stb. 2016, 119-n1)
later in werking treedt dan deze wet, wordt die wet als volgt
gewijzigd:
1. In artikel I, onderdeel F wordt in de artikelen 8.17a, tweede en
derde lid, en 8.17b, eerste lid, âOmgevingsraad Schipholâ vervangen door
âMaatschappelijke Raad Schipholâ.
2. In artikel I, onderdeel J, onder 1, komt de eerste zin van het eerste
lid van artikel 8.23a te luiden:
Bij regeling van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat kan
worden bepaald dat bij wijze van experiment wordt afgeweken van
krachtens artikel
8.15Â gestelde voorschriften, mits de Maatschappelijke Raad Schiphol,
bedoeld in artikel
8.34, of een ander bij ministeriële regeling aan te wijzen regionaal
orgaan, bij advies, waarvoor vaststelling bij unanimiteit niet is
vereist, heeft aangegeven dat het experiment een gunstig effect kan
hebben op de hinderbeleving.
3. Artikel I, onderdeel J, onderdelen 2 tot en met 5, worden als
volgt gewijzigd:
a. In onderdeel 2, wordt in artikel 8.23a, vijfde lid, âMinister van
Infrastructuur en Milieuâ vervangen door âMinister van Infrastructuur en
Waterstaatâ.
b. De onderdelen 4 en 5 vervallen en onderdeel 3 komt te
luiden:
c. Het zevende tot en met negende lid komen te luiden:
7. Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat zendt voldoende tijdig
voor het einde van de werkingsduur van een ministeriële regeling als
bedoeld in het eerste lid aan de Staten-Generaal en de Maatschappelijke
Raad Schiphol een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van
het experiment in de praktijk, alsmede een standpunt inzake de
voortzetting ervan anders dan als experiment. Onze Minister van
Infrastructuur en Milieu bericht de beide kamers der Staten-Generaal bij
vaststelling van deze ministeriële regeling wanneer en over de wijze
waarop hij verslag zal doen.
8. Een ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid wordt niet
eerder vastgesteld dan nadat het ontwerp voor advies is voorgelegd aan
de Maatschappelijke Raad Schiphol, over het ontwerp overleg heeft
plaatsgevonden met de exploitant van de luchthaven, de verlener van
luchtverkeersdiensten en luchtvaartmaatschappijen die geregeld van de
luchthaven gebruik maken, en het samenwerkingsverband van gemeenten en
provincies in de Schipholregio, het ontwerp in de Staatscourant is
bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier
weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en
bedenkingen ter kennis van Onze Minister van Infrastructuur en
Waterstaat te brengen.
9. De Maatschappelijke Raad Schiphol, bedoeld in artikel
8.34, dan wel een ander bij ministeriële regeling aan te
wijzen orgaan, de exploitant van de luchthaven, de verlener van
luchtverkeersdiensten, luchtvaartmaatschappijen die geregeld van de
luchthaven gebruik maken, of het samenwerkingsverband van gemeenten en
provincies in de Schipholregio kunnen Onze Minister van Infrastructuur
en Waterstaat verzoeken om een ministeriële regeling als bedoeld in het
eerste lid vast te stellen. Onze Minister van Infrastructuur en
Waterstaat overweegt het verzoek en deelt uiterlijk zes weken na
ontvangst van het verzoek met redenen omkleed aan de indiener van het
verzoek, de in de eerste volzin genoemde organisaties en de Tweede Kamer
der Staten-Generaal mee of een regeling zal worden voorbereid.
4. In artikel I, onderdeel P, onder 3 wordt âOmgevingsraad Schipholâ vervangen door âMaatschappelijke Raad Schiphol.
ARTIKEL VI
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Â
Â
 Â
Â
Â
Â
DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT,