Reactie op het NSC pamflet "een offensief voor bestaanszekerheid"
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2025
Brief regering
Nummer: 2024D44454, datum: 2024-11-18, bijgewerkt: 2024-12-18 08:06, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36600-XV-10).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit Nieuw Sociaal Contract kamerlid)
- Mede ondertekenaar: M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (Ooit BBB kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 36600 XV-10 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2025.
Onderdeel van zaak 2024Z18632:
- Indiener: Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Medeindiener: M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
- Volgcommissie: vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-11-19 15:50: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-12-03 16:30: Procedures en brieven SZW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
36 600 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2025
36 600 XXII Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (XXII) voor het jaar 2025
Nr. 10 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VAN VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 november 2024
Deze brief betreft een reactie op het pamflet «Een offensief voor bestaanszekerheid» van Nieuw Sociaal Contract zoals door de Minister-President tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen is toegezegd.
Inleiding
De overheid draagt zorg voor bestaanszekerheid. Die opdracht is vastgelegd in de Grondwet. Het is een opdracht die het kabinet zwaar weegt. Bestaanszekerheid is dan ook een kernonderdeel van het Regeerprogramma. Daarin zet het kabinet een aantal belangrijke stappen om bestaanszekerheid te verbeteren. Met een fors koopkrachtpakket dat de inkomens van zowel kwetsbare groepen als werkende middeninkomens ondersteunt. En met voorbereidingen voor de hervorming van het stelsel van inkomensondersteuning, waarbij ook gekeken wordt naar de relatie met het minimumloon. Want inkomen uit werk is een belangrijke bron van bestaanszekerheid. Maar ook met maatregelen op het gebied van werkzekerheid, betaalbaar wonen, energiearmoede en toegankelijke publieke voorzieningen werkt het kabinet aan het verbeteren van bestaanszekerheid. Want bestaanszekerheid gaat over meer dan geld alleen.
De opdracht uit de Grondwet is er niet een die je na een Regeerprogramma kunt afvinken. Bestaanszekerheid vraagt blijvende aandacht. Vanuit het kabinet, vanuit de Kamer en vanuit de samenleving. Initiatieven zoals het pamflet van NSC worden dan ook gewaardeerd.
Het pamflet sluit op hoofdlijnen aan bij het Regeerprogramma. Het kabinet herkent en onderschrijft het belang van de verschillende onderwerpen die NSC inbrengt: wonen, toegankelijke sociale zekerheid, het terugdringen van niet-gebruik, werkzekerheid, een transparante overheid en een toekomstbestendig pensioenstelsel. Daarnaast bevat het pamflet op deze onderwerpen verschillende concrete voorstellen en verzoeken in aanvulling op het Regeerprogramma. In het vervolg van deze brief1 zullen we die voorstellen puntsgewijs van reactie voorzien.
1. Wonen
Onze woning is de basis waarop we ons leven bouwen. Helaas is wonen voor steeds meer mensen juist een bron van zorgen en onzekerheid. Het woningtekort is inmiddels opgelopen tot ruim 400.000 woningen. En dat aantal neemt toe. Dat raakt een brede groep mensen. Bijvoorbeeld jongeren die geen betaalbare woning kunnen vinden en daarom wachten met het stichten van een gezin. Of ouderen die behoefte hebben aan een kleinere woning zonder drempels en trappen.
Het terugdringen van het historisch hoge woningtekort is topprioriteit voor het kabinet. Er is jarenlang te weinig gebouwd om de groeiende vraag die het gevolg is van demografische ontwikkelingen en de veranderende samenstelling van huishoudens te kunnen bijbenen. Vooral voor mensen met een laag inkomen of middeninkomen is het erg moeilijk om een betaalbare woning te vinden.
Daarom zet het kabinet in op de bouw van meer passende en betaalbare woningen. Het doel is 100.000 woningen erbij per jaar. Daarbij bouwen we meer betaalbare woningen voor mensen met een laag of middeninkomen. Ook bouwen we meer middenhuurwoningen en vergroten we het aanbod voor ouderen en specifieke doelgroepen, zoals jongeren, kleinere huishoudens en dak- en thuislozen.
Daarnaast organiseren we eind 2024 een Woontop waar we concrete, landelijke afspraken maken met onder andere medeoverheden, investeerders, marktpartijen en woningcorporaties.
1.1 NSC vraagt het kabinet voor elk jaar aan te geven hoe veel (van de beoogde 100.000) woningen gebouwd gaan worden.
De jaren 2022 en 2023 waren vanwege een stijgende rente en stijgende bouwkosten economische moeilijke jaren voor de woningbouw. De gevolgen daarvan werken met vertraging door in de realisatie van nieuwe woningen. Hierdoor zal naar verwachting het aantal gerealiseerde woningen in dit en volgend jaar lager liggen dan het aantal in 2023. Dat terwijl 2023 juist een stijging liet zien (88.156 gerealiseerde woningen) De economische omstandigheden zijn nu voor de woningbouw weer gunstiger. ABF Research verwacht dan na 2025 een sterk herstel en per 2027 een realisatie van (meer dan) 100.000 woningen. Zie tabel 1 hieronder, hierin is de prognose van ABF Research weergegeven. De cijfers betreffen een prognose. Hoeveel woningen daadwerkelijk gebouwd zullen worden is uiteraard vooraf niet zeker. Het is de inzet van het kabinet om het herstel sneller te doen verlopen dan ABF in haar prognose verwachtte.
2024 | 78.400 |
2025 | 77.000 |
2026 | 92.800 |
2027 | 104.100 |
2028 | 100.800 |
2029 | 102.300 |
2030 | 102.300 |
2031 | 96.600 |
2032 | 92.200 |
2033 | 88.100 |
2034 | 82.900 |
1.2 NSC vraagt het kabinet ervoor te zorgen dat de 30.000 sociale huurwoningen ook echt gebouwd gaan worden en daarover aparte en afdwingbare afspraken te maken met corporaties en de medeoverheden.
In juni 2022 zijn de eerste Nationale prestatieafspraken (NPA) gesloten met Woonbond, Aedes en de VNG. Met deze partijen zijn nu gesprekken gaande over de herijking en actualisatie van de NPA. Voor de nieuwe afspraken wordt ingezet op 30.000 nieuwe sociale huurwoningen per jaar. De NPA krijgen doorvertaling in de lokale prestatieafspraken tussen gemeenten, woningcorporaties en huurdersorganisaties. Die zijn afdwingbaar via de geschilbeslechting prestatieafspraken vanuit de Woningwet.
1.3 NSC vraagt het kabinet per jaar aan te geven welke concrete aantallen woningen gesplitst, opgetopt en getransformeerd worden.
Het CBS meldt in 2022 1.590 splitsingen en in 2023 1.395 splitsingen. (Het gaat hier om het saldo van splitsingen minus samenvoegingen.) Het CBS meldt in 2022 9.565 transformaties en in 2023 9.180 transformaties. Het gaat om het transformeren van een pand zonder woonbestemming naar een pand met een woonbestemming. Het CBS voert momenteel een onderzoek uit naar de mogelijkheid om woningen gerealiseerd door optoppen te tellen via de basisregistraties adressen en gebouwen (BAG). Voorlopig is hier geen data over beschikbaar.
1.4 NSC vraagt het kabinet om een data science team binnen het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ontwikkeling in te richten.
Het Ministerie van VRO en haar voorgangers hebben reeds enige decennia een datateam voor het verzamelen en analyseren van volkshuisvestingsdata. In de afgelopen periode zijn de werkzaamheden uitgebreid en wordt de data ook gericht op het versnellen van de woningbouw. Het data team werkt samen met het CBS, Kadaster, commerciële partners en de mede overheden. Om de informatievoorziening ten dienste van beleidsontwikkeling en -monitoring ook naar de toekomst zeker te stellen is gestart met de verder systematiseren en completeren van het datafundament voor de volkshuisvesting.
1.5 NSC vraagt het kabinet om het voor woningbouwcorporaties makkelijker te maken om betaalbare middenhuurwoningen te bouwen door aanpassing van Europese regelgeving te bedingen in Brussel.
Het klopt dat de corporaties met geborgde leningen meer middenhuurwoningen kunnen creëren. Zonder die borging kan de sector op dit moment in totaal 26.000 middenhuurwoningen financieren. Met borging zouden dat er 67.000 zijn. Conform het Hoofdlijnenakkoord en het regeerpogramma zet Nederland in Brussel dan ook in op wijziging van de regels om staatssteun voor woningen bestemd voor middeninkomens mogelijk te maken.
1.6 NSC vraagt het kabinet om binnen een jaar met een wetsvoorstel te komen dat een derde sector mogelijk maakt: coöperatief wonen.
Het kabinet wil werk maken van coöperatief wonen als derde sector. Het is nu ook al mogelijk om een coöperatief initiatief te starten, maar deze komen nog lastig van de grond Dat heeft vooral met financiële belemmeringen en behoefte aan ondersteuning te maken. Zo is het voor initiatieven van niet-professionele partijen door beperkingen vanuit banken vaak lastig de financiering rond te krijgen. Het kabinet start daarom met een revolverend fonds om die initiatieven te helpen financiering gemakkelijker rond te krijgen. Het doel is om met dit fonds meer vertrouwen in de markt te creëren zodat deze coöperaties steeds meer een reguliere partij worden en zichzelf steeds beter zelfstandig kunnen financieren. Het kabinet werkt verder samen met gemeenten om coöperatieve initiatieven (extra) ondersteuning te geven. Bijvoorbeeld bij het vinden van een locatie.
1.7 NSC vraagt het kabinet te bezien of de hospitaregeling verruimd kan worden om de kamernood te ledigen. Daarbij vraagt NSC het kabinet gebruik te maken van de voorstellen uit de Kamervragen van de leden Welzijn, Van Vroonhoven en Omtzigt van 30 augustus 2024 over een plan om het verhuren van een kamer aan studenten veel gemakkelijker te maken.
Binnenkort zal de Minister van VRO de beantwoording van de gestelde vragen over hospitaverhuur en de kamerverhuurvrijstelling naar de Tweede Kamer sturen. Daarin zal het kabinet onder andere aangegeven dat het Ministerie van BZK samen met het Ministerie van Financiën de komende tijd gaat verkennen of er op dit moment obstakels zijn bij de kamerverhuurvrijstelling. Daarbij wil het kabinet ook het gebruik van en ervaringen met hospitaverhuur beter in beeld brengen. Dit doen we onder meer via een peiling die op dit moment loopt waarbij onder andere hospitaverhuurders worden bevraagd.
Kamerverhuurvrijstelling betekent echter niet dat inkomsten uit kamerverhuur worden vrijgelaten voor de hoogte van een eventuele uitkering, zoals een bijstandsuitkering. Om de prikkel naar werk en uitstroom uit de bijstand te vergroten kent de Participatiewet een vrijlating van inkomsten uit arbeid, dit is een beperkte en tijdelijke vrijlating om een armoedeval te voorkomen. Een eventuele vrijlating van inkomsten uit hospitaverhuur of andere huuropbrengsten draagt immers niet bij aan de arbeidsinschakeling van de betrokkenen. Bovendien leidt een dergelijke vrijlating van permanente aard tot een ongewenste ongelijkheid ten opzichte van bijstandsgerechtigden met een tijdelijke vrijlating van inkomsten uit arbeid.
1.8 NSC stelt voor het krijgen van huurtoeslag ook mogelijk te maken voor studenten die niet in een studio wonen maar op kamers.
Het openstellen van huurtoeslag voor onzelfstandige eenheden kost naar verwachting € 925 miljoen tot € 1,3 miljard per jaar. Dit is exclusief de kosten die gepaard gaan met het registreren van onzelfstandige woonruimtes.
Daarnaast zijn er complexe uitvoeringstechnische en juridische belemmeringen. De hoge kosten en de praktische bezwaren maken dat het kabinet het voorstel niet haalbaar vindt.
NSC verwijst verder naar een voorstel van Platform 31. Daarin wordt de huurtoeslag voor studenten in een zelfstandige woning verlaagd. Van de uitgespaarde uitgaven wordt vervolgens objectsubsidie verleend voor de bouw van onzelfstandige eenheden. Hiermee zou tegemoet gekomen kunnen worden aan de financiële bezwaren tegen de invoering van huurtoeslag voor onzelfstandige woonruimtes. Huurtoeslag wordt op dit moment verschaft om mensen met een laag inkomen in staat te stellen betaalbaar te wonen. Door de huurtoeslag voor zelfstandige woningen te verlagen voor studenten, wordt de betaalbaarheid van dergelijke woningen voor deze doelgroep verslechterd. Het kabinet vindt dat niet wenselijk en ziet dit voorstel daarom niet als een oplossing. Daarnaast zijn er juridische belemmeringen om een doelgroep binnen de huurtoeslaggerechtigden een lagere toeslag te verlenen. Dit neemt niet weg dat het kabinet de mogelijkheden voor financiële compensatie voor onzelfstandige woonruimtes momenteel nader verkent. Maar dit heeft vooralsnog geen oplossing op de korte of middellange termijn opgeleverd.
1.9 NSC vraagt het kabinet te onderzoeken hoe woningdelen beter mogelijk gemaakt kan worden in huurwoningen, en vraagt het kabinet daar ook de kostendelersnorm bij te betrekken.
Het kabinet wil inzetten op het beter benutten van bestaande gebouwen en bijbehorende omgeving. Op 18 oktober hebben wij een brief aan uw Kamer gestuurd over hoe wij dat willen gaan doen.2 In die brief geven we onder andere aan welke maatregelen we nemen om woningdelen beter mogelijk te maken. Onderdeel daarvan is de in het Regeerprogramma aangekondigde verkenning naar de kostendelersnorm.
2. Niet gebruik
Nederland kent een uitgebreid stelsel van inkomensondersteunende regelingen. Deze regelingen vervullen een belangrijke rol in het bieden van financiële bestaanszekerheid aan mensen die (tijdelijk) niet zelf in voldoende inkomen kunnen voorzien. Het is belangrijk dat mensen ook daadwerkelijk gebruik maken van de inkomensondersteunende regelingen waar zij recht op hebben. Om armoede en schulden te voorkomen en om bestaanszekerheid te borgen. Daarom zet het kabinet in op het terugdringen van niet-gebruik van inkomensondersteunende regelingen. Onder andere door vereenvoudiging van het stelsel van inkomensondersteuning voor te bereiden. En met het wetsvoorstel proactieve dienstverlening SZW. Daarmee krijgen UWV, SVB en gemeenten de bevoegdheid om, met verwerking van persoonsgegevens, mensen gericht te informeren over onbenutte aanspraken in de sociale zekerheid. En om vervolgens aanvragen te faciliteren.
2.1 NSC stelt voor om de actuele inkomensgegevens uit de polisadministratie te gebruiken om de toeslagen gedurende het jaar aan te passen. Zo zouden grote terugvorderingen kunnen worden vermeden.
Een groot deel van de terugvorderingen door Dienst Toeslagen komt doordat het inkomen anders is dan waarmee rekening is gehouden bij het vaststellen van het voorschot. Het toekennen op basis van actuele inkomensgegevens zou een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het zo goed mogelijk vaststellen van het voorschot. En om dat gedurende het jaar waar nodig aan te passen. Daarvoor is een actueel inkomensregister nodig. De polisadministratie is een belangrijke gegevensbron. In de polisadministratie staan inkomensgegevens van werknemers en uitkeringsontvangers. Dit betekent dat een fors deel van de inkomens van Nederlanders hierin is opgenomen.
De polisadministratie wordt nu al gebruikt door uitvoerders van inkomensondersteunende regelingen. Het UWV baseert hierop haar uitkeringen. De inkomensgegevens uit de polisadministratie worden ook door Dienst Toeslagen al gebruikt. Als Dienst Toeslagen op basis van inkomensgegevens afwijkingen constateert, dan wordt een brief ter attendering aan de burger gestuurd met het verzoek het inkomensgegeven te wijzigen. Tegelijkertijd weten we dat niet iedere burger op een dergelijk verzoek reageert. Daarom is Dienst Toeslagen dit jaar met een proef begonnen om de inkomensgegevens in een aanvraag ambtshalve te wijzigen, als een burger op een attendering niet reageert. Begin 2025 zullen de resultaten van deze proef met uw Kamer worden gedeeld. Ten slotte worden inkomensgegevens uit de polisadministratie waar mogelijk gebruikt bij de jaarovergang. Het laatst bekende inkomen wordt geïndexeerd op basis van loonontwikkeling en inflatie om het risico te beperken dat in het komende jaar met een te laag inkomen wordt gerekend en er een (hoge) terugvordering ontstaat.
Tegelijkertijd zitten er ook beperkingen aan het gebruik van de polisadministratie. Ten eerste zit er ook bij deze gegevens een zekere vertraging op de beschikbaarheid. De polisadministratie wordt gevuld door werkgevers, UWV, gemeenten en pensioenfondsen, waarbij de gegevens niet direct beschikbaar zijn voor Dienst Toeslagen. Aangezien een toeslagvoorschot vooraf wordt verstrekt, kan er ook bij het gebruik van het gegeven van de polisadministratie al een te hoog voorschot zijn uitgekeerd. Ten tweede zijn de gegevens niet beschikbaar voor de gehele populatie toeslaggerechtigden. Voor mensen die (deels) als zelfstandige werken, die (deels) in het buitenland werken of die veel wisselingen hebben in inkomen biedt de polisadministratie geen sluitend beeld voor de inkomensvaststelling. Ook is er geen inzicht in heffingskortingen en aftrekposten die ook van invloed kunnen zijn op de hoogte van toeslagen. Tot slot zijn de gegevens in de polisadministratie foutgevoelig en worden de inkomensgegeven niet op een uniforme manier door werkgevers aangeleverd. Niet alle inkomensgegevens in de polisadministratie kunnen daardoor optimaal worden benut.
Het kabinet is het met deze leden van NSC eens dat het gebruik van inkomensregisters kan bijdragen aan het terugdringen van terugvorderingen. Dit kabinet zal daarom, zoals in het Regeerprogramma is aangekondigd, een verkenning uitvoeren naar een betere inkomensregistratie.
2.2 NSC stelt voor mensen de mogelijkheid te geven om toeslagen via de belastingaangifte aan te vragen.
Inkomstenbelasting en toeslagen zijn juridisch en uitvoeringstechnisch van elkaar gescheiden systemen. De aangifte inkomstenbelasting ziet op het inkomen en het vermogen van mensen. Toeslagen hebben daarnaast andere grondslagen, zoals het huren van een huis, zorg dragen voor de kinderen of zorgverzekerd zijn. De Belastingdienst beschikt bij de aangifte inkomstenbelasting niet over deze grondslagen. Als mensen uitsluitend op basis van hun inkomen en vermogen zouden worden gewezen op een mogelijk recht op toeslagen, kunnen bij deze burgers onjuiste verwachtingen worden gewekt. Het kabinet werkt aan het voorbereiden van een hervorming van het belasting- en toeslagenstelsel.
2.3 NSC stelt voor om het voor mensen die een UWV uitkering onder het sociaal minimum krijgen mogelijk te maken om al op het aanvraagformulier voor de moederwet ook de toeslagenwet aan te vragen.
De geautomatiseerde WW-aanvraag kent al de mogelijkheid om, gelijktijdig met de WW-uitkering, een aanvraag op grond van de Toeslagenwet te doen. In het aanvraagproces van de WW vindt een (voor-) berekening plaats van het WW-dagloon van de aanvrager. Wanneer dit dagloon onder een bepaald bedrag is, wordt de aanvrager doorgeleid naar de mogelijkheid om aanvullende informatie te verstrekken om de aanvullende toeslag aan te vragen. Het gebruik van de WW-gegevens voor een ander doel (beoordeling TW-recht) kent op dit moment geen geldige grondslag. Deze werkwijze wordt door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gedoogd, mede in aanloop naar de inwerkingtreding van het wetsvoorstel proactieve dienstverlening SZW.
Andere werknemersverzekeringen en de Wajong-uitkering kunnen weliswaar ook digitaal worden aangevraagd, maar kennen (nog) geen mogelijkheid om de hoogte van de uitkering in die fase vast te stellen en daarmee een gerichte aanvraag van de aanvullende toeslag mogelijk te maken. UWV dient voor deze wetten verschillende «handmatige» beoordelingen te doen om het recht op uitkering vast te stellen. Daarom wijkt het aanvraagproces van de wetten af van die van de WW-uitkering. Wanneer iemand recht heeft op een uitkering van UWV wordt diegene in de toekenningsbrief gewezen op de mogelijkheid van het aanvragen van een aanvullende toeslag en de aanvraagmogelijkheid op de website van UWV.Om in te schatten of iemand recht heeft op een aanvullende toeslag, moet immers de hoogte van de uitkering bekend zijn, evenals iemands leefvorm en eventuele andere (partner-)inkomsten. Wanneer verzekerden gevraagd zal worden of zij gelijktijdig met een andere uitkering een TW-aanvraag willen indienen, is de kans dat zij hiervan afzien. Mogelijk kunnen zij niet op dat moment inschatten of zij voor de aanvullende toeslag in aanmerking komen op grond van de diverse criteria (hoogte gezinsinkomen, leefvorm etc).
Momenteel vindt een verkenning plaats naar mogelijke vereenvoudigingen aan de Toeslagenwet. Aanpassen van de geldende criteria voor het recht op de aanvullende toeslag maken onderdeel uit van deze verkenning. In het begin van 2025 wordt de Kamer geïnformeerd over de resultaten van deze verkenning. Daarnaast kan de onbekendheid met de Toeslagenwet en de term «toeslag» ertoe leiden dat mensen geen aanvraag doen. Naar beweegredenen waarom mensen geen TW-aanvraag doen is tot op heden geen onderzoek gedaan.
Overigens geldt dat specifiek bij de WIA-uitkering meespeelt dat de hoogte van de uitkering gedurende de looptijd kan wijzigen, waardoor een recht op aanvullende toeslag op een later moment kan ontstaan. Als er zich een verandering in de persoonlijke situatie van de uitkeringsgerechtigde voordoet, kan hierdoor recht op de aanvullende toeslag ontstaan. Daarom is het ook mogelijk om op dat moment een TW-aanvraag in te dienen.
2.4 NSC vraagt het kabinet de aangenomen motie Mohandis/Palmen over het proactief toekennen van gemeentelijke minimaregelingen (Kamerstuk 34 352, nr. 317) verder uit te werken.
Onder proactief toekennen wordt begrepen het ambtshalve – dus zonder voorafgaande aanvraag door of namens de belanghebbende – toekennen van inkomensondersteunende en inkomensafhankelijke regelingen of andere voorzieningen. Dat zal het niet-gebruik van deze regelingen vermoedelijk sterk verminderen. Daarmee komt het ten goede aan de bestaanszekerheid van mensen.
In de Kamerbrief van 12 september 20243 is uw Kamer in reactie op de motie Mohandis/Palmen geïnformeerd over wat er mogelijk is voor wat betreft ambtshalve toekennen van gemeentelijke minimaregelingen en welke stappen het kabinet heeft genomen en neemt om dit verder mogelijk te maken. Om niet-gebruik tegen te gaan werken we aan het wetsvoorstel proactieve dienstverlening. Dat maakt het bijvoorbeeld mogelijk om een fysiek of digitaal loket in te richten voor ondersteuning met informatie en advies aan mensen. Het wetsvoorstel proactieve dienstverlening SZW maakt nieuwe ambtshalve toekenning van uitkeringen en voorzieningen niet mogelijk. Daarvoor zijn ingrijpende veranderingen in regelingen nodig. Zie de reactie onder 3.6. voor nadere toelichting en overwegingen daarbij.
2.5 NSC stelt voor artikel 20 van de Grondwet als grondslag voor gegevensdeling te gebruiken.
Als (overheids-)partijen gegevens van mensen verwerken vormt dat een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Dat geldt ook voor het delen van gegevens. De Algemene Vordering Gegevensbescherming (AVG) stelt verschillende eisen aan rechtmatig verwerken van persoonsgegevens. Voor een betrokkene moet het kenbaar zijn welke partij(en) zijn gegevens verwerken, hoe dit gebeurt en voor welk doel verwerking plaatsvindt. Dit is het beginsel van transparantie en rechtszekerheid.
Ook mogen gegevens alleen worden verwerkt voor een vooraf bepaald, uitdrukkelijk omschreven doel (beginsel van doelbinding). Verwerking van persoonsgegevens kan op basis van wetgeving plaatsvinden. Dat is in verreweg de meeste gevallen zo als overheidsinstanties persoonsgegevens verwerken. Maar ook in die gevallen moet aan de beginselen van de AVG worden voldaan.
Artikel 20 in de Grondwet bepaalt dat de overheid zorg draagt voor bestaanszekerheid. Dat artikel is zodanig breed dat geen sprake is van een uitdrukkelijk omschreven verwerkingsdoel. Ook is uit het artikel niet af te leiden welke partij gegevens verwerkt of deelt. En ook niet op welk moment dat gebeurt en onder welke voorwaarden. Laat staan dat hier enige begrenzing uit volgt. Als artikel 20 van de Grondwet als basis voor gegevensdeling gebruikt zou worden, zou dat ruimte geven voor ongebreidelde, onvoorspelbare en oncontroleerbare gegevensverwerkingen. Dit verdraagt zich niet met het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, dat ook in de Grondwet en internationale verdragen is vastgelegd.
3. Toegankelijke sociale zekerheid
Het stelsel van inkomensondersteuning is gegroeid tot een complexe verzameling van een groot aantal regels. Die complexiteit maakt het stelsel minder toegankelijk, en zorgt bij sommige groepen juist voor onzekerheid. Met bijvoorbeeld terugvorderingen, schulden of niet-gebruik als gevolg. Het kabinet wil de sociale zekerheid, toeslagen en inkomstenbelasting hervormen. Daarvoor wordt een hervormingsagenda met drie doelen opgesteld: inkomensondersteuning moet zekerheid bieden, makkelijk te begrijpen zijn en (meer) werken moet lonen. Uw Kamer wordt nader geïnformeerd over het proces van deze hervormingsagenda middels een brief voor de SZW begrotingsbehandeling.
3.1 NSC vraagt het kabinet dit voorjaar een tijdspad aan voor de hervormingen van het belasting- en toeslagenstelsel te geven.
De Kamer is onlangs geïnformeerd over de taakopdracht voor het voorbereiden van een hervorming van het belasting- en toeslagenstelsel. Deze taakopdracht bevat de voorgestelde aanpak en een afbakening voor de hervorming en is de eerste stap richting een eenvoudiger stelsel, dat beter aansluit bij mensen. In het tijdpad is onder meer opgenomen dat het kabinet in het voorjaar 2025 komt met een eerste inhoudelijke brief met enkele varianten en keuzeopties. Naast deze langetermijn-hervorming werkt het kabinet ook stapsgewijs aan verbeteringen van het toeslagenstelsel. Bij de taakopdracht is een bijlage aan uw Kamer gevoegd met een planning voor de verbeteringen op korte, middellange en lange termijn. Hierbij gaat het onder meer om een wetsvoorstel op korte termijn (2025) waarmee specifieke knelpunten in het toeslagenstelsel worden opgelost, en de vervanging van de kinderopvangtoeslag door een directe, inkomensonafhankelijke financiering op de middellange termijn.
3.3 NSC vraagt het kabinet de aanbevelingen van de commissie rechtsstaat voor de hervorming van de Sociale Zekerheid integraal over te nemen.
Het kabinet onderschrijft de aanbeveling van de Staatscommissie Rechtsstaat over vereenvoudiging van inkomensondersteuning. Net als de Staatscommissie ziet het kabinet de noodzaak voor hervormingen voor verbetering van de inkomenszekerheid voor mensen. Zoals in het Regeerprogramma aangegeven, wil het kabinet de sociale zekerheid, toeslagen en inkomstenbelasting hervormen. Hiervoor wordt een hervormingsagenda inkomensondersteuning opgesteld met drie doelen: inkomensondersteuning moet zekerheid bieden en makkelijk te begrijpen zijn. En (meer) werken moet lonen. De afhankelijkheid van aanvullende inkomensregelingen als toeslagen en gemeentelijke regelingen is te groot geworden. Het kabinet wil de balans herstellen. In lijn met de aanbevelingen van de Staatscommissie Rechtsstaat wordt er binnen de hervormingsagenda inkomensondersteuning door verschillende departementen, uitvoeringsorganisaties en lokale overheden stapsgewijs gewerkt aan vereenvoudigingen, hervormingen en aan uitvoerbaar beleid. We benutten daartoe het grote aantal adviezen en rapporten dat de afgelopen jaren is verschenen en bewaken de samenhang tussen de lopende vereenvoudigingstrajecten binnen het stelsel van inkomensondersteuning.4 Het perspectief van mensen staat voorop. Het kabinet maakt gebruik van de kennis van onder andere ervaringsdeskundigen, maatschappelijke organisaties publieke dienstverleners en lokale overheden.
Met de hervormingsagenda inkomensondersteuning werken we voorstellen uit voor vereenvoudiging en hervorming op de korte, middellange en lange termijn. Het primaat ligt altijd bij de individuele vereenvoudigingstrajecten, waar de uitwerking moet plaatsvinden. De desbetreffende vakbewindslieden zijn daarmee zelf verantwoordelijk voor de voortgang en ontwikkelingen binnen hun eigen vereenvoudigingstrajecten. De Minister van SZW is verantwoordelijk voor het inkomensbeleid. Vanuit die verantwoordelijkheid houdt de Minister de inhoudelijke samenhang van de verschillende trajecten in het oog en zorgt ervoor dat de trajecten inhoudelijk op elkaar aansluiten. Als coördinerend bewindspersoon behoud de Minister van SZW daarom het overzicht en bewaakt hij de samenhang én voortgang binnen de hervormingsagenda.
In de hervormingsagenda wordt samengewerkt met verschillende departementen (FIN, OCW, SZW, VRO,VWS), uitvoeringsorganisaties (Belastingdienst, Dienst Toeslagen, DUO, SVB en UWV) en de lokale overheid (VNG en Divosa). Vereenvoudiging betekent het maken van lastige keuzes, en daarbij is er altijd sprake van afruilen. Het vereenvoudigen en hervormen van het stelsel van inkomensondersteuning vraagt daarom om politieke keuzes van het kabinet (volgende kabinetten) en van de Tweede Kamer.
Deze keuzes wil het kabinet maken met uw Kamer en met de publieke dienstverleners, sociale partners, lokale overheden, maatschappelijke organisaties en de mensen om wie het gaat. Bijvoorbeeld via de ingestelde tijdelijke commissie voor de herziening van het belasting- en toeslagenstelsel gecombineerd met de vaste Kamercommissie SZW.
Over de hervormingsagenda inkomensondersteuning ontvangt u nog voor de SZW begrotingsbehandeling een brief. Daarin zal ook nog nader in worden gegaan hoe met de agenda invulling wordt gegeven aan de aanbevelingen over vereenvoudiging inkomensondersteuning van de Commissie rechtstaat.
3.4 NSC vraagt het kabinet om met vereenvoudiging te beginnen bij de WIA, waar de problemen het grootste lijken. NSC verzoekt het kabinet daarbij ook de uitwerking van het OCTAS-rapport te betrekken en werkt te maken van het eerste spoor hardheden aanpakken).
Zoals in het Regeerprogramma aangegeven, wil dit kabinet aan de slag met het verbeteren en vereenvoudigen van de WIA. Daartoe komt het met concrete voorstellen, geïnspireerd door de aanbevelingen van de OCTAS. In OCTAS staan ook meer fundamentele ideeën die inspiratie bieden voor de langere termijn. In het regeerprogramma staat dat het kabinet ook aan de slag wil met die meer fundamentele ideeën. Bijvoorbeeld met het idee van een stelsel dat aanvankelijk gericht is op re-integratie en minder op de (medische) beoordeling. En met het idee om regelingen voor verschillende groepen werkenden in meer of mindere mate te harmoniseren. De afgelopen periode is door het Ministerie van SZW gewerkt aan de uitwerking van het OCTAS rapport. In het najaar wordt de Kamer geïnformeerd over deze uitwerking.
OCTAS geeft ook aan dat het arbeidsongeschiktheidsstselsel niet alleen gaat over de inkomensondersteuning en re-integratie van mensen die langdurig ziek zijn of een arbeidsbeperking hebben. Nog belangrijker is het om te voorkomen dat mensen ziek worden. Dat onderschrijft dit kabinet. OCTAS doet hiertoe geen specifieke aanbevelingen, maar onderdeel van het nadenken over verbetering van het stelsel voor ziekte- en arbeidsongeschiktheid, is ook het nadenken over het versterken van preventie. Het kabinet werkt verder aan de Arbovisie 2040. De missie van de Arbovisie 20405 is dat er geen mensen meer overlijden door slechte arbeidsomstandigheden en dat het aantal arbeidsongevallen en zieken door en op het werk significant daalt. Daarbij speelt preventie een belangrijke rol.
3.5 NSC vraagt het kabinet ervoor te zorgen dat de WIA voldoet aan ILO-verdrag 121 en verzoekt het kabinet daarover te rapporteren aan de kamer.
De ILO-experts hebben aangegeven dat de WIA op specifieke punten, waaronder de regeling voor personen die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn, naar hun inzicht in strijd is met de verdragsverplichtingen. Hier bestaat nog wel discussie over; zo kent Nederland ook andere regelingen (buiten de WIA) die de doelgroep ondersteunen.
Toegezegd is dat in de uitwerking van OCTAS de effecten van verlaging van de drempel naar 25% (zoals geadviseerd in OCTAS) en ook naar 15% in beeld gebracht zullen worden. Daarnaast is bij het commissiedebat arbeidsongeschiktheid (24 april 2024) de motie Patijn (GroenLinks/PvdA) aangenomen (Kamerstuk 26 448, nr. 769). Die roept op om in kaart te brengen wat er nodig is om het arbeidsongeschiktheidsstelsel in overeenstemming te brengen met het ILO-verdrag. Daarbij moet ook worden gedacht aan de budgettaire consequenties, en consequenties voor in- en uitstroom van de WIA, de druk op de uitvoering, en arbeidsmarktprikkels. Uw Kamer wordt hier nader over geïnformeerd.
3.6 NSC vraagt het kabinet te komen tot proactieve toekenning met de garantie dat men niet terug hoeft te betalen (tenzij fraude is vastgesteld).
Momenteel wordt een beperkt aantal (onderdelen van) regelingen ambtshalve toegekend. Het gaat dan om situaties waarbij de overheid al op voorhand beschikt over alle gegevens die voor definitieve toekenning nodig zijn en die (zeer) eenvoudige voorwaarden kennen, zodat er niet tot nauwelijks kans bestaat dat de belanghebbende ontvangen gelden terug moet betalen. Een voorbeeld is de ambtshalve toekenning van kinderbijslag door de SVB voor kinderen volgend op het eerste kind.
De meeste inkomensondersteunende regelingen zijn echter zeer gericht vormgegeven en kennen diverse, soms ingewikkelde, voorwaarden. In sommige gevallen bestaat een systematiek van bevoorschotting en verrekening, bijvoorbeeld bij fluctuerende inkomsten naast een uitkering. Voor de uitvoering en vaststelling zijn vaak specifieke gegevens nodig over de situatie van betrokkene, en soms ook de partner of (samenstelling van) het huishouden. De overheid beschikt zelf meestal niet over alle benodigde gegevens. Voor ambtshalve toekenning, met het (grotendeels) uitsluiten van terugbetaling, is dan ook meer nodig dan enkel de aanvraag uit regelgeving en procedures te schrappen. Het vergt een drastische vereenvoudiging en vermindering van de voorwaarden die aan regelingen zijn verbonden. Voor ten minste een deel van de regelingen zou dit betekenen dat de fundamentele uitgangspunten, opzet en (financiële) uitwerking opnieuw moeten worden overwogen en ontworpen. Het realiseren van ambtshalve toekenning, al dan niet met garantie dat dit niet gepaard gaat met terugvordering (tenzij fraude wordt vastgesteld), kan onderdeel zijn van een fundamentele heroverweging van sociale regelingen. In het programma Vereenvoudiging Inkomensondersteuning voor Mensen (VIM) wordt gewerkt aan scenario’s voor de lange termijn waarin ambtshalve toekenning is opgenomen.
4. Vast/Flex
Duidelijk is dat met ruim 40 procent6 flexibel werk (flexibel werknemerschap en zzp) in Nederland de arbeidsmarkt uit balans is. Het gemiddelde in de EU ligt nu op minder dan 30 procent (flexibel werknemerschap en zzp).7 Dat is de afgelopen jaren ook door verschillende rapporten onderbouwt.8 In deze rapporten en adviezen komt onder meer naar voren dat werkenden behoefte hebben aan meer zekerheid en tegelijk ondernemingen voldoende wendbaar moeten kunnen blijven.
4.1 NSC vraagt het kabinet om binnen een jaar met een concreet plan komen om vaste contracten te bevorderen. NSC stelt voor dat het streven daarbij moet zijn om ongeveer op het Europees gemiddelde uit te komen van vaste en flexibele banen?
Het kabinet zet met het arbeidsmarktpakket de nodige concrete stappen om de balans op de arbeidsmarkt te herstellen. Zowel door voorstellen op het gebied van flexwerkers als zelfstandigen. Bijvoorbeeld met het wetsvoorstel Meer zekerheid flexwerkers. In dit wetsvoorstel zijn verschillende maatregelen opgenomen die tot een verbetering van de werk en inkomenszekerheid van flexwerkers leiden en het concurrentieverschil tussen flexibele arbeid en het vaste contract verkleint. De voorstellen rondom verduidelijking en handhaving van regels rond het zelfstandig ondernemerschap en het verplicht stellen van een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen moeten leiden tot verbetering van de (inkomens)zekerheid van zelfstandigen. Het kabinet wil door het herstellen van de balans op de arbeidsmarkt het werken met en als zelfstandige(n) toekomstbestendiger maken. Om dit te bereiken zet het kabinet in op drie lijnen:
1) het realiseren van een gelijker speelveld tussen contractvormen. Onder andere met fiscale maatregelen en het verplicht stellen van een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen,
2) een betere werking van de arbeidsmarkt. Onder andere door meer duidelijkheid te bieden over de vraag wanneer gewerkt wordt als werknemer dan wel als zelfstandige.
3) verbetering van handhaving op schijnzelfstandigheid. Onder andere door het opheffen van het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft op 6 november jl. advies uitgebracht over het wetsvoorstel Meer zekerheid flexwerkers en het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden met daarin enkele aandachtspunten waar rekening mee moet worden gehouden voor indiening bij de Tweede Kamer. De beoogde inwerkingtreding van beide wetsvoorstellen is op zijn vroegst 1 januari 2026
Bij het arbeidsmarktpakket is het EU gemiddelde aan flexibele arbeid het streven.
5. Openheid over bestaande problemen
De NSC-fractie wijst op het belang van openheid over dilemma’s en knelpunten en op het belang van oog voor de uitvoerbaarheid en haalbaarheid van beleid. Dit kabinet herkent en onderschrijft dit. Dit kan en moet beter. In het Regeerprogramma geeft dit kabinet dan ook uitwerking aan de ambitie om beleid meer en meer uit te werken met het oog voor uitvoerbaarheid en haalbaarheid. En meer samen met de publieke dienstverlening en medeoverheden. Tegelijkertijd herkent het kabinet zich niet in alle kwalificaties die de NSC-fractie maakt.
5.2 NSC vraagt het kabinet binnen een maand volledige openheid te geven over de problemen bij het UWV met de WIA-vaststelling.
In de genoemde brief van 4 september jl.9 aan uw Kamer heeft het kabinet de Kamer geïnformeerd over de situatie bij UWV. Die openheid blijft de norm. In de brief van 4 september is aangegeven dat UWV op dit moment werkt aan een verbeterplan. Dit geeft een meer compleet beeld van de aard en omvang van onjuiste vaststellingen van WIA-uitkeringen na 2020. Daarnaast omvat het plan de voorgenomen maatregelen om onjuistheden te corrigeren, en een aanpak om ervoor te zorgen dat toekomstige beoordelingen weer aan alle kwaliteitseisen voldoen. Dit verbeterplan is naar verwachting deze maand gereed en zal met uw Kamer gedeeld worden. Ook is in de Kamerbrief van 4 september een onafhankelijk (extern) onderzoek toegezegd op de sturing binnen UWV en de sturings- en informatierelatie tussen UWV en SZW. Dit onderzoek is naar verwachting in het voorjaar van 2025 klaar. Ook dit zal na afronding gedeeld worden. De Minister van SZW zal uw Kamer daarnaast periodiek informeren over de laatste stand van zaken.
5.3 NSC vraagt het kabinet om middels een algehele uitvraag te in beeld te brengen waar er nog meer grote problemen zijn en dat binnen twee maanden aan de Kamer te melden. NSC vraagt daarbij speciale aandacht voor de (gesloten) jeugdzorg en DUO (algoritmes).
Dit kabinet heeft zoals gezegd oog voor de uitvoerbaarheid en haalbaarheid van zowel staand als nieuw beleid. De NSC-fractie wijst terecht op een aantal voorbeelden waarbij dat fout is gegaan. Dat wil dit kabinet zo veel als mogelijk voorkomen. Het kabinet werkt aan herstel van de verhouding met de uitvoering. Het kabinet zet in op een goede samenwerking met beleid, uitvoering en toezicht om te komen tot goed uitvoerbaar beleid. Op verschillende manieren wordt hieraan gewerkt. Bijvoorbeeld door bij ontwerp van nieuwe wetten breed het gesprek te voeren met uitvoerders, door gebruik te maken van het Beleidskompas en door de uitvoerders te vragen een uitvoeringstoets op te stellen. En ook bij staand beleid houdt het kabinet een vinger aan de pols. Met invoeringstoetsen, knelpuntenbrieven en de Staat en standen van de uitvoering signaleren publieke dienstverleners, waaronder ook DUO en medeoverheden zoals de gemeenten, hoe beleid in de praktijk uitpakt. Met de Ministeriële Commissie Publieke Dienstverlening houdt dit kabinet oog voor de uitvoerbaarheid van het beleid. Publieke dienstverleners, medeoverheden en toezichthouders hebben zitting in deze commissie en zijn continu in gesprek met het kabinet over haar beleid.
Er is hierbij zeker ruimte voor verbetering. Daarom wil dit kabinet in aanvulling op bovenstaande blijvend werken aan de knelpunten die gesignaleerd worden in de standen van de uitvoering. Hiermee denkt het kabinet tegemoet te komen aan de wens van de NSC-fractie om een vinger aan de pols te houden. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal in zijn rol als coördinerend bewindspersoon op het programma Werk aan Uitvoering de Staat van de Uitvoering verzoeken een nadere analyse van de Standen van de Uitvoering te maken en daarover te rapporteren. Daarbij zal ook bezien worden welke knelpunten zijn opgelost, welke niet, en wat mogelijke belemmeringen zijn in het oplossen ervan. Via het programma Werk aan Uitvoering wordt vervolgens ondersteuning geboden voor het verder oplossen van de knelpunten. Uw Kamer wordt hierover geïnformeerd.
Ook werkt het kabinet aan het verbeteren van de samenwerking tussen beleid en uitvoering langs het programma Werk aan Uitvoering. Dat doen we onder andere door meer oog te houden voor het uitvoeringsperspectief, het verbeteren van de uitvoeringstoets en het organiseren van dialogen en reflectie tussen beleid en uitvoering. Uw Kamer wordt jaarlijks geïnformeerd over de voortgang van het programma Werk aan Uitvoering.
5.4 NSC vraag het kabinet binnen twee maanden aan te geven welke aanbevelingen uit de initiatiefnota over de bescherming van klokkenluiders alsnog overgenomen worden.
De initiatiefnota van het lid Omtzigt over voorstellen ter aanmoediging van het melden van misstanden en ter verbetering van de bescherming van klokkenluiders dateert van 14 april 2022. Nadien is het nodige gebeurd. Zo is op 18 februari 2023 de wet ter implementatie van de EU-klokkenluidersrichtlijn in werking getreden. In die wet (Wet bescherming klokkenluiders) is het grootste deel van de voorstellen uit de initiatiefnota reeds gerealiseerd, deels door nota’s van wijziging en deels door aangenomen amendementen. Voor een enkel voorstel (over toezicht op interne en externe meldkanalen) geldt dat dit anders wordt ingevuld/voorgesteld dan het aangenomen amendement, dat ook gesteund is door het lid Omtzigt. Dit vraagt om een nadere afweging. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft op 30 oktober een brief aan uw Kamer gestuurd met daarin de stand van zaken van het klokkenluidersdossier en de voorbereidingen voor het volgende wetsvoorstel.10
5.5 NSC vraagt het kabinet voldoende aandacht te houden voor digitale grondrechten, zoals bij risicoselectie op basis van algoritmen.
Het borgen van digitale grondrechten bij het gebruik van algoritmen door de overheid is voor dit kabinet van groot belang. Algoritmen moeten niet alleen voldoen aan bestaande wetgeving. We maken ook werk van meer transparantie en betere rechtsbescherming bij de inzet van algoritmes.
Dit doen we onder meer door het vullen van het Algoritmeregister, het inzichtelijk en praktisch maken van bestaande eisen in het Algoritmekader, het versterken van het toezicht op het gebruik van algoritmes bij de overheid en door opvolging te geven aan de internetconsultatie Algoritmische besluitvorming.
6. Pensioenen
Momenteel werkt de uitvoering hard aan de transitie naar het pensioenstelsel, dit is een omvangrijke opgave. Het kabinet richt zich daarbij op het bieden van duidelijkheid aan de sector zodat zij de transitie op ordentelijke wijze kunnen doorlopen. Het Ministerie van SZW houdt haar ogen en oren goed open voor signalen uit de samenleving en het parlement om te zorgen dat de stelselherziening voor burgers goed verloopt. Het kabinet stuurt bij wanneer dit noodzakelijk is, zoals recent ook met het voornemen om de uiterste indieningsdatum voor de implementatie- en communicatieplannen aan te passen na het tussentijdse advies van de regeringscommissaris transitie pensioenen. Daarbij blijft gelden dat in deze fase van belang is om heldere,
voorspelbare kaders te bieden aan alle in de stelselherziening betrokken partijen.
6.1 NSC vraag het kabinet te reflecteren op de modellen gebruikt voor pensioencommunicatie bij invaren.
Bij de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel beoordelen pensioenfondsen de evenwichtigheid voor alle deelnemers. Daarvoor maken zij gebruik van wettelijke voorschriften zoals de standaardregel voor invaren. Daarnaast worden modellen, de scenariosets, gebruikt als hulpmiddel bij enerzijds de fondsbesluitvorming en anderzijds voor communicatie aan de deelnemers. Pensioenfondsen maken eigenstandig een afweging op basis van alle daarvoor benodigde middelen, waarvan de scenariosets er één is. Voor de cijfers die gecommuniceerd worden met de deelnemers, is de context en uitleg van groot belang. Het Servicedocument Transitiecommunicatie, zoals opgesteld door de Pensioenfederatie, laat zien hoe fondsen hieraan vorm denken te geven. Voorafgaand aan de publicatie is de inhoud van dit Servicedocument door de Pensioenfederatie met AFM besproken. Ook kan het bij deelnemercommunicatie nodig zijn om in bepaalde gevallen doelgroepspecifieke toelichtingen op te nemen. Dit is één van de vijf uitgangspunten die de AFM begin dit jaar heeft geformuleerd over transitiecommunicatie, naar aanleiding van het platform Pensioentransitie waarin DNB en AFM met vertegenwoordigers van de pensioensector over vraagstukken rondom de transitie spreken. De uitgangspunten zijn begin dit jaar ook gedeeld met de pensioensector. Deze doelgroep afhankelijke toelichtingen, waaronder een toelichting afhankelijk van de leeftijd of beleggingshorizon, moeten helpen om de risico’s individueel inzichtelijk en voor deelnemers relevant te maken.
De leden Joseph en Omtzigt (NSC) hebben gewezen op de zogenaamde rentedip en de gevolgen daarvan voor de pensioencommunicatie aan bijna gepensioneerden. Deelnemers worden door hun pensioenuitvoerder periodiek geïnformeerd over de in de toekomst te verwachte pensioenuitkering. Bij de berekening van pensioenverwachtingen in verschillende scenario’s wordt gebruik gemaakt van wettelijk voorgeschreven economische-scenariosets.
In deze set zat een rentedip. Als gevolg van deze rentedip viel de ingeschatte pensioenuitkering van een bijna-gepensioneerde lager uit dan de werkelijke pensioenuitkering. Eind juli jl. is DNB gestart met een onderzoek in de scenariosets de impact van de rentedip te beperken. Hierover is de Tweede Kamer destijds geïnformeerd, naar aanleiding van vragen van de leden Joseph en Omtzigt.11 DNB heeft een oplossing gevonden om de rentesprongen te beperken door een gerichte aanpassing door te voeren vanaf het vierde kwartaal van 2024, zonder hierbij afbreuk te doen aan de andere belangrijke eigenschappen van de scenariosets. DNB heeft hierover op 22 oktober een nieuwsbericht gepubliceerd. Met deze aanpassing van DNB is ook de inschatting van de pensioenuitkering van bijna-gepensioneerden weer de meest realistische inschatting. De impact voor andere deelnemers was in de regel al beperkt.
6.2 NSC vraag het kabinet of invaren op 1 januari 2025 wel verantwoord is.
Het is zeker mogelijk en verantwoord om in te varen in 2025. Zoals al eerder geschreven, is de scenarioset slechts één middel voor de afweging van pensioenfondsen voor een evenwichtige transitie. Scenariosets worden gebruikt om de informatie die er wel is, over de onzekere toekomst, met elkaar te verbinden. De modellen kunnen goed gebruikt worden om individuele bedragen te berekenen voor de voorgeschreven transitie-informatie. Dit is in het belang van goede communicatie over de pensioentransitie. De communicatiemodellen gebruiken de voorgeschreven scenarioset die DNB elk kwartaal publiceert en waar op 22 oktober jl. een gerichte aanpassing voor de rentedip is doorgevoerd. De uitkomsten die de wiskundige modellen laten zien zijn daarmee logisch gezien mogelijke uitkomsten in de toekomst.
Bij de uitkomsten van berekeningen dienen bestuurders en sociale partners zelf juiste duiding en context en eventueel andere zaken die relevant zijn mee te nemen. De berekeningen definiëren daarmee niet de evenwichtigheid en risicohouding zelf.
6.3 NSC vraagt het kabinet te reageren op de juridische analyse van de parlementair advocaat.
Op 23 oktober heeft de Tweede Kamer het advies van de parlementair advocaat gepubliceerd (Kamerstuk 32 043, nr. 664). Het kabinet heeft de reactie op dat advies afgelopen week met uw Kamer gedeeld
Tot slot
Bestaanszekerheid is een van de kerntaken van de overheid en een van de topprioriteiten van dit kabinet. Wij danken Nieuw Sociaal Contract dan ook voor deze constructieve bijdrage en kijken er naar uit over dit belangrijke onderwerp nog vaker met uw Kamer van gedachten te wisselen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,
M.C.G. Keijzer
door de Minister President is tijdens de Algemene Beschouwingen een reactie op het NSC pamflet toegezegd, nog voor de SZW begrotingsbehandeling. Met deze brief geeft het kabinet invulling aan die toezegging.↩︎
Kamerstuk 32 847, nr. 1209↩︎
Kamerstuk 34 352, nr. 324↩︎
Eerder hebben onder andere de Commissie sociaal minimum, het IBO Vereenvoudiging sociale zekerheid, het IBO Toeslagen, het rapport Toekomst toeslagenstelsel en de bouwstenen voor een eenvoudiger belastingstelsel de noodzaak en de mogelijkheden voor vereenvoudigingen in het stelsel beschreven. Ook de Staat van de Uitvoering en verschillende knelpuntenbrieven zoals van UWV en de SVB benadrukken de urgentie.↩︎
Kamerstuk 25 883, nr. 477↩︎
Flexwerk in Nederland en de EU | CBS↩︎
Idem↩︎
i.e. Commissie Regulering van Werk (2020), In wat voor land willen wij leven? Naar een nieuw ontwerp voor de regulering van werk., Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. (2023). Grip. Het maatschappelijk belang van persoonlijke controle. wrr-rapport 108., Sociaal Cultureel Planbureau (2023). Eigentijdse ongelijkheid. De postindustriële klassenstructuur op basis van vier typen kapitaal Verschil in Nederland 2023., SER. (2021). sociaaleconomisch beleid 2021–2025 Zekerheid voor mensen, een wendbare economie en herstel van de samenleving.↩︎
Kamerstuk 26 448, nr. 767.↩︎
Kamerstuk 35 851, nr. 64↩︎
Aanhangsel Handelingen II, 2023/24, nr. 766.↩︎