Reactie op de motie van het lid Ellian over het beloningsgeld voor tips ten aanzien van personen op de Nationale Opsporingslijst substantieel verhogen (Kamerstuk 36560-VI-16)
Bestrijding georganiseerde criminaliteit
Brief regering
Nummer: 2024D44493, datum: 2024-11-18, bijgewerkt: 2024-11-19 12:59, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
Onderdeel van kamerstukdossier 29911 -452 Bestrijding georganiseerde criminaliteit.
Onderdeel van zaak 2024Z18645:
- Indiener: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-11-19 15:50: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-11-28 12:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (🔗 origineel)
29911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit
Nr. 452 Brief van de minister van Justitie en Veiligheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 november 2024
In deze brief reageer ik op de door uw Kamer aangenomen motie van het lid Ellian tijdens het wetgevingsoverleg Jaarverslag en slotwet van 20 juni 2024.1 In deze motie wordt de regering opgeroepen (i) het beloningsgeld voor tips ten aanzien van personen op de Nationale Opsporingslijst substantieel te verhogen, en (ii) te bewerkstelligen dat er geen verschillen bestaan tussen de Nationale Opsporingslijst en de ‘Most Wanted List’ van Europol (hierna: de EU Most Wanted List).
In deze brief ga ik eerst in op het eerste deel van de motie over het beloningsbeleid voor tips, waarbij ik tevens acht sla op de uitkomst van het verkennend onderzoek dat het WODC in 2021 heeft verricht naar de invloed van tip- en beloningsgelden op de meldingsbereidheid van burgers.2 De Kamer is op 14 juni 2021 op de hoogte gebracht van het onderzoek.3 Daarbij zal ik ook ingaan op de betekenis van deze bevindingen en toelichten waarom ik de motie van het lid Ellian uitvoer binnen de bestaande kaders, in die zin dat het Openbaar Ministerie (OM) bij mij aanklopt in de gevallen dat het wenselijk is om het beloningsgeld (verder) te verhogen en dat er dan naar een passende oplossing wordt gezocht. Vervolgens zal ik ingaan op de ‘Nationale Opsporingslijst’ en de ‘EU Most Wanted List’. Hierbij zal ik toelichten wat het verschil is tussen de lijsten en hoe ik dit deel van de motie uitvoer.
1. Beloningsbeleid
Beloningsgelden
Beloningsgelden zijn gebaseerd op de Circulaire bijzondere opsporingsgelden.4 Onder beloningsgeld(en) wordt in deze Circulaire verstaan: ‘Geld(en) dat op verzoek van de betrokken hoofdofficier van justitie door de minister van Veiligheid en Justitie beschikbaar wordt gesteld voor een tipgever.’ De hoogte van die beloning kan variëren afhankelijk van de ernst van de zaak en de aard van de gegeven informatie.
Uitkomst verkennend onderzoek
In 2021 is er een verkennend WODC-onderzoek verricht naar het effect van beloningsgelden. Het WODC trekt de conclusie dat er geen “aantoonbare relatie bestaat tussen de hoogte van het tip- en beloningsgeld en de meldingsbereidheid van burgers. Hiermee wordt bedoeld dat, in het licht van de andere factoren die ook mee kunnen spelen bij het delen van informatie, niet kan worden gesteld dat het verhogen van de tipgelden per definitie tot meer en/of betere informatie leidt, of zelfs een negatief effect heeft op de informatievoorziening.”5 De bereidheid tot het doen van een melding is dus afhankelijk van meerdere factoren, waarbij de (financiële) beloning en de hoogte daar slechts één van is. Uit dit onderzoek blijkt ook dat andere factoren, zoals het risico waaraan de tipgever zich blootstelt wanneer hij informatie deelt met de opsporingsautoriteiten en zijn opvattingen over de aard en de ernst van de strafbare feiten, hierbij een rol kunnen spelen.6 Daarnaast kan de tipgever gedreven worden door bepaalde motieven, zoals wraak, het uitschakelen van concurrentie en het verspreiden van desinformatie.
Gelet op de conclusie van het WODC zal het substantieel verhogen van de huidige beloningen niet vanzelfsprekend leiden tot meer (bruikbare) tips voor het opsporingsonderzoek. Het kan mogelijk zelfs ongewenste neveneffecten hebben.
Mogelijke ongewenste neveneffecten
Voor het oplossen van (zeer) ernstige misdrijven waardoor de rechtsorde wordt geschokt of voor de opsporing van voortvluchtige verdachten en veroordeelden, kan de hoofdofficier van justitie – met voorafgaande machtiging van de minister van Justitie en Veiligheid – een beloning uitloven.7 Het uitloven van een beloning en de hoogte daarvan dient langs de lat van de ‘proportionaliteit’ en ‘subsidiariteit’ te worden beoordeeld. Daarbij dient tevens rekening te worden gehouden met de mogelijke ongewenste neveneffecten die aan het uitloven of verhogen van een beloning ten grondslag liggen, zoals de impact die het uitloven van de beloning kan hebben binnen het criminele milieu en de informatievoorziening. Het verhogen van de beloning kan leiden tot bijvoorbeeld meer valse tips of aanwijzingen om de opsporingsautoriteiten op het verkeerde been te zetten en/of kan het ‘premiejagers’8 in de hand werken. Dit zal wat betreft het natrekken van deze aanwijzingen ook in negatieve zin gevolgen hebben voor de opsporingscapaciteiten.
Verkennend onderzoek in Australië, België en Duitsland
Het eerder genoemde verkennend onderzoek van het WODC laat zien dat het ook in Australië, België en Duitsland gebruikelijk is dat de opsporingsinstanties beloningen uitloven voor informatie over gepleegde strafbare feiten of de vindplaats van voortvluchtige verdachten of veroordeelden. De bedragen die in België en Duitsland zijn uitgeloofd, zijn vergelijkbaar met de beloningsbedragen die wij in Nederland kennen. De hoogte van de beloning bedraagt over het algemeen maximaal enkele tienduizenden euro’s.9
Wat de invloed van de beloningsgelden is geweest op het gebruik van informatie afkomstig van deze burgers kunnen de onderzoekers niet vaststellen, omdat zij geen informatie hebben gekregen van de uitbetaalde beloningen en hun rol in de opsporing in die landen.10
Vervolg
Hoewel ik het belang van het uitloven van beloningsgeld als instrument voor het ophelderen van ernstige misdrijven en het traceren van voortvluchtige verdachten en veroordeelden zie, stel ik op basis van hetgeen hiervoor uiteen is gezet vast dat het substantieel verhogen van het beloningsgeld niet per definitie het gewenste effect zal hebben zoals wordt beoogd door deze motie. Daarnaast kan het substantieel verhogen van het beloningsgeld mogelijk ongewenste neveneffecten hebben. Het uitloven van beloningsgeld vergt bovendien maatwerk per geval. Dit maatwerk wordt ook toegepast voor zaken die aan de bovenkant van de Nationale Opsporingslijst staan. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft binnen de huidige praktijk de mogelijkheid om in specifieke gevallen het beloningsgeld te verhogen. Ik heb hierover gesproken met het College van procureurs-generaal van het OM. Het College onderschrijft het voorgaande. Mocht blijken dat het in de praktijk toch wenselijk is om in bepaalde specifieke gevallen het beloningsgeld voor tips ten aanzien van personen (hoog) op de Nationale Opsporingslijst (verder) te verhogen dan zal het College dit met mij bespreken en dan zal naar een passende oplossing worden gezocht. Ik zal de motie op deze manier uitvoeren; door het beloningsgeld strategisch, weloverwogen en via maatwerk in te blijven zetten.
2. Opsporingslijsten
De Nationale Opsporingslijst en de EU Most Wanted List hebben beide tot doel om – met hulp van het publiek en via tips – (voortvluchtige) verdachten of veroordeelden van ernstige misdrijven op te sporen en aan te houden.
Er bestaan ook enkele belangrijke verschillen tussen deze twee lijsten.
De Nationale Opsporingslijst
De Nationale Opsporingslijst van de politie is een lijst waarop de meest gezochte criminelen van Nederland staan. Deze lijst richt zich op ernstige misdrijven die op Nederlands grondgebied hebben plaatsgevonden of gepleegd zijn door Nederlandse staatsburgers. De primaire focus ligt hier op de nationale opsporing, ondanks dat er ook sprake kan zijn van een bepaalde vorm van Europese of Internationale samenwerking. Het OM kan ongelimiteerd subjecten op de Nationale Opsporingslijst plaatsen, mits er is voldaan aan een aantal criteria. Deze criteria houden onder andere verband met de ernst van het misdrijf, de gevolgen voor de openbare orde en veiligheid, en het tekortschieten van de reguliere opsporingsmiddelen.
De EU Most Wanted List
Op de EU Most Wanted List staan (voortvluchtige) verdachten of veroordeelden van ernstige misdrijven die worden gezocht door de verschillende lidstaten van de Europese Unie. Deze lijst heeft een internationaal c.q. grensoverschrijdend karakter omdat het hier verdachten of veroordeelden uit de deelnemende EU-lidstaten betreffen. Het gaat hier vooral om gepleegde strafbare feiten die de eigen landsgrenzen overtreffen of om verdachten en veroordeelden die zich buiten de eigen landsgrenzen schuilhouden. Anders dan bij de Nationale Opsporingslijst kan elk EU-lidstaat slechts twee subjecten op de opsporingslijst laten plaatsen, die door Europol wordt ondersteund en door ENFAST (European Network of Fugitive Active Search Teams) namens de lidstaten wordt beheerd.11 Dit betekent dat als een EU-lidstaat een ander subject op de EU Most Wanted List wil plaatsen, een ander subject op die lijst moet worden verwijderd. De gedachte hierachter is om de lijst ‘levend’ en ook vooral overzichtelijk te houden. Aan dit uitgangspunt wordt afbreuk gedaan op het moment dat elk deelnemende lidstaat ongelimiteerd subjecten op de lijst kan plaatsen. Het plaatsen van subjecten op de EU Most Wanted list zal bovendien alleen van toegevoegde waarde kunnen zijn als er aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat een verdachte of veroordeelde zich buiten de eigen landgrens schuilhoudt.
Vervolg
Gelet op het voorgaande acht ik het niet mogelijk om de Nationale Opsporingslijst en de EU Most Wanted List gelijk te trekken. Wel draag ik er uiteraard zorg voor dat de samenwerking tussen Nederland/het Nederlandse FAST-team en ENFAST optimaal is en dat de meeste relevante gezochte personen namens Nederland op de EU Most Wanted List worden gezet. Ik zal bij het OM aandacht vragen voor het zoveel mogelijk voorkomen van discrepanties tussen de twee lijsten.
De minister van Justitie en Veiligheid,
D.M. van Weel
Kamerstuk 36 560 VI, nr. 16↩︎
S. Brinkhoff e.a., Meldingsbereid door tip- en beloningsgelden? Een verkenning, Den Haag: Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC), 2021.↩︎
Kamerstuk 29 911, nr. 313↩︎
te raadplegen op: www.wetten.overheid.nl↩︎
S. Brinkhoff e.a., Meldingsbereid door tip- en beloningsgelden? Een verkenning, pag. 59.↩︎
S. Brinkhoff e.a., Meldingsbereid door tip- en beloningsgelden? Een verkenning, pag. 2.↩︎
Zie Circulaire bijzondere opsporingsgelden, te raadplegen via: www.wetten.overheid.nl.↩︎
Zie www.nationaleberoepengids.nl/premiejager voor een definitie.↩︎
S. Brinkhoff e.a., Meldingsbereid door tip- en beloningsgelden? Een verkenning, pag. 54 (Duitsland) en 132 (België).↩︎
S. Brinkhoff e.a., Meldingsbereid door tip- en beloningsgelden? Een verkenning, pag. 57.↩︎
Voor de EU Most Wanted List wordt er ieder jaar een campagne georganiseerd om zo meer kijkers te bereiken en in de hoop op meer tips. In het kader van deze campagnes mag er tijdelijk 1 extra subject aan de lijst worden toegevoegd. Als de campagne is afgelopen wordt dit derde subject weer verwijderd of gewisseld met één van de andere subjecten op de EU Most Wanted List.↩︎