[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Beleidsreactie eindrapport Parlementaire Verkenning verward onbegrepen gedrag en veiligheid

Geestelijke gezondheidszorg

Brief regering

Nummer: 2024D44540, datum: 2024-11-18, bijgewerkt: 2024-11-18 14:37, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 25424 -714 Geestelijke gezondheidszorg.

Onderdeel van zaak 2024Z18666:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Op 4 juli jl. hebben we het eindrapport op de parlementaire verkenning ‘Verward/onbegrepen gedrag en veiligheid’ ontvangen. We danken de rapporteurs en Kamerleden Michon-Derkzen (VVD) en Mutluer (GroenLinks-PvdA) voor de totstandkoming van deze verkenning. De rapporteurs hebben in de parlementaire verkenning gefocust op het verkrijgen van inzichten om de inzet van de politie bij personen met verward/onbegrepen gedrag te verminderen. Hiertoe hebben zij geprobeerd na te gaan wat in het zorg- en veiligheidsdomein nodig is om mensen die verward/onbegrepen gedrag vertonen tijdig in beeld te hebben en daar waar nodig ondersteuning te bieden.

Met deze brief reageren wij, mede namens de staatssecretaris van Participatie en Integratie (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), de staatssecretaris van Langdurige en Maatschappelijke Zorg (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) en de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO), op de in het eindrapport gedane bevindingen en bijbehorende aanbevelingen. In het regeerprogramma heeft dit thema ook expliciet een plek gekregen. In deze brief gaan we in op de brede aanpak van personen met verward/onbegrepen gedrag zoals het kabinet deze voor zich ziet. In de bijlage van de brief gaan we vervolgens in op de aanbevelingen die voortkomen uit de parlementaire verkenning. Daarin gaan we ook in op de motie van lid Helder (BBB) over de inzet van behandelteams naar voorbeeld van het ‘Mobile Crisis and Response Team’ uit San Diego1.

Inleiding

Zoals opgemerkt door de rapporteurs zien we de afgelopen jaren een toename van het aantal meldingen van overlast door personen met verward/onbegrepen gedrag, onder andere bij de politie, bij woningbouwcorporaties en binnen de zorg en de maatschappelijke opvang. Dit wil overigens niet automatisch zeggen dat de omvang van de groep personen met verward/onbegrepen gedrag groeit. Er zijn ook mensen waarbij het gedrag aanleiding geeft tot meerdere of zelfs veel meldingen.

Wel herkent dit kabinet dat het aantal meldingen stijgt en dat niet altijd de zorg en ondersteuning wordt geleverd die nodig is. Het is een breed en taai maatschappelijk probleem, waarbij alle betrokken partijen in het zorg- en veiligheidsdomein een rol of verantwoordelijkheid kennen.

Daarom ziet dit kabinet de sleutel tot verbetering in een verbreding van de aanpak met de ministeries van VRO en SZW vanwege het belang van bestaanszekerheid en passende huisvesting voor deze doelgroep. Maar ook trekken we samen op met gemeenten, zorg- en veiligheidspartners, maatschappelijke organisaties, woningbouwcorporaties en het bedrijfsleven. Tezamen hebben wij een rol in het voorkomen dat mensen de grip op het leven kwijtraken en in een situatie komen waar ze niet meer op eigen kracht uitkomen, en dat zij tijdig de juiste zorg en ondersteuning krijgen als ze die nodig hebben. Bij niet tijdig ingrijpen kunnen het verder escaleren van gedrag en ernstige incidenten anders het gevolg zijn. Bij deze brede inzet willen we, net zoals dat in het eindrapport van de parlementaire verkenning is gedaan, de verantwoordelijkheid die het maatschappelijk middenveld hierin al neemt ook expliciet benoemen. Denk aan de inzet van een interventiemedewerker van de Nederlandse Spoorwegen (NS) op station Utrecht Centraal Station of eenzelfde werkwijze van Schiphol Social Works.

Dit kabinet meent met deze brede aanpak beter te kunnen bijdragen aan het welzijn van mensen en het ontlasten van partijen in de zorg- en het veiligheidsdomein door mensen tijdig te helpen en escalatie te voorkomen. Tegelijkertijd moeten we ook erkennen dat verward/onbegrepen gedrag een onderdeel van onze steeds complexer ervaren samenleving is en blijft.

Doelgroep

De doelgroep van mensen met verward/onbegrepen gedrag is divers. Het kan gaan om mensen met psychische aandoeningen, verslaving, dementie, licht verstandelijke beperking of andere (tijdelijke) problematiek, zoals veroorzaakt door inname van drank of drugs. Maar ook om mensen die vanwege sociale of financiële problemen of door een ingrijpende gebeurtenis hun grip op het leven kwijtraken. Dit is voor deze mensen zelf en hun naasten moeilijk maar kan ook zorgen voor overlast en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Het merendeel van de mensen met verward/onbegrepen gedrag vormt overigens geen gevaar voor zichzelf of hun omgeving. Maar wanneer de veiligheid van betrokkene of de omgeving in het geding is, dan is optreden van politie noodzakelijk en dat zal zij ook altijd blijven doen.

Brede aanpak

De afgelopen jaren is er nadrukkelijk ingezet op de aanpak voor de groep mensen met verward/onbegrepen gedrag. Daarbij zijn goede lokale en regionale initiatieven en samenwerkingen met de veldpartijen en de regio’s tot stand gekomen. We zetten de aanpak van de afgelopen jaren dan ook onverminderd voort.

In lijn met de aanbeveling in het rapport van de parlementaire verkenning zorgen we vanuit het Rijk daarbij dat de randvoorwaarden op orde zijn voor wat er lokaal en regionaal nodig is, zoals een wettelijke titel voor zorgvuldige gegevensuitwisseling door middel van het Wetsvoorstel aanpak meervoudige problematiek in het sociaal domein (Wams). De mate van ambitie die gemeenten en partners afzonderlijk en in de samenwerking kunnen realiseren in de uitoefening van hun wettelijke taken is in grote mate hiervan afhankelijk. Het wetsvoorstel ligt momenteel ter behandeling bij uw Kamer.

Daarnaast zet dit kabinet de komende jaren extra in op:

  1. Het opzetten van een interdepartementale aanpak onder regie van
    Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), met VWS, Justitie en Veiligheid (JenV), VRO, SZW en in samenwerking met gemeenten, zorg- en veiligheidspartners, maatschappelijke organisaties en bedrijven. Eenieder blijft vanzelfsprekend verantwoordelijk voor het eigen beleidsterrein, bijbehorende wetgeving én budget. De aanbevelingen zoals gedaan in het eindrapport van de parlementaire verkenning rondom regie vanuit het Rijk worden in deze aanpak betrokken.

  2. We blijven de reeds lopende samenwerking in de regio’s ondersteunen en versterken zoals de meldpunten niet-zorgwekkend gedrag en triage en nemen op onderdelen landelijke regie om effectieve aanpakken verder uit te rollen. Hierbij kijken we ook naar goede voorbeelden van samenwerking tussen zorg- en veiligheidspartners. Denk aan straattriage en Crisis Interventie Teams.

  3. Tot slot wordt de inzet voor de groep van mensen die een hoog veiligheidsrisico kennen vastgelegd in een Werkagenda om de aansluiting op reguliere en forensische zorg te verbeteren.

Regie

De ministers van JenV, VRO, BZK en de staatssecretarissen Jeugd, Preventie en Sport, Langdurige en Maatschappelijke Zorg en Participatie en Integratie onderschrijven dat de brede aanpak door het kabinet ook op landelijk niveau eensgezind en gezamenlijk moet worden benaderd. En dat versterking hierin gewenst en mogelijk is. Hierbij is het van belang te erkennen dat in de aanpak van de problematiek het verschil uiteindelijk lokaal gemaakt zal moeten worden door de gemeenten in samenwerking met de aldaar betrokken partners.

Met het oog daarop zal de minister van BZK, vooralsnog in de periode tot en met 2025, functioneren als procesregisseur. Onder coördinatie van de minister van BZK zal er, mede gegeven haar verantwoordelijkheid voor een goed bestuur, in nauwe samenspraak met lokale partijen worden bezien hoe we de lokale aanpak kunnen versterken en wat dat aan (randvoorwaardelijke) acties en maatregelen vraagt van het kabinet. Dit zal onder meer worden opgepakt door periodiek tafels te organiseren, zowel ambtelijk als bestuurlijk, met als doel inzichten en ideeën over versterking van de aanpak van de problematiek te inventariseren en waar nodig en mogelijk van maatregelen te voorzien.

De inzichten vanuit de uitvoeringspraktijk over wat wel en niet werkt, dienen door te werken in landelijk beleid. De komende tijd wordt deze procesregierol van de minister van BZK gezamenlijk nader uitgewerkt. Over de nadere invulling van deze rol wordt de Kamer in de volgende voortgangsbrief geïnformeerd.

Hierbij is het uitgangspunt dat er geen verantwoordelijkheden van de andere departementen overgaan naar BZK. Elke bewindspersoon blijft afzonderlijk verantwoordelijk voor en aanspreekbaar op zijn eigen inzet en maatregelen in de aanpak van personen met verward en of onbegrepen gedrag en zijn bijdrage aan de kabinetsbrede inzet.

Werkagenda aansluiting reguliere zorg en forensische zorg

De Werkagenda is gericht op een betere aansluiting van de forensische zorg en reguliere zorg voor de aanpak van een specifieke groep personen die verward/onbegrepen gedrag vertonen, een zorgbehoefte hebben en een hoog veiligheidsrisico met zich meebrengen. In 2019 is ten behoeve van de uitvoering van de Levensloopaanpak een onderzoek gedaan naar de omvang van de doelgroep met deze kenmerken waaruit bleek dat het om ongeveer 1.500 personen gaat. Vanuit de Werkagenda werken de ministeries van JenV en VWS aan elf maatregelen om zorg en veiligheid beter op elkaar aan te laten sluiten. Met de maatregelen in de Werkagenda zet het kabinet onder andere in op:

  • Een betere aansluiting tussen de wettelijke stelsels van zorg en straf en de mogelijke introductie van een extra wettelijke titel in het strafrecht zodat de patiënt of cliënt zowel qua zorgvraag, vereist beveiligingsniveau als benodigde aansluiting tussen zorgdomeinen naar de juiste plek wordt geleid.

  • Een betere samenhang tussen de reguliere zorg en de forensische zorg door de samenwerking te verbeteren tussen de verschillende specialisaties (bijvoorbeeld forensische zorg, specialistische ggz, verslavingszorg, gehandicaptenzorg en beschermd wonen) en het (waar nodig) versterken van het werken met risicotaxatie van het gedrag van de cliënt zodat cliënten een meer duurzaam ondersteunings- en zorgtraject kunnen doorlopen.

  • Betere begeleiding bij de overgang van het straf- naar het zorgdomein en andersom.

  • Inzet op meer passend zorgaanbod voor een specifieke groep mensen die langdurig klinisch verblijf nodig hebben waarbij ook (een bepaalde mate van) beveiliging beschikbaar is.2

Uw Kamer wordt dit najaar over de Werkagenda geïnformeerd.

Bestaanszekerheid en werk ter preventie en als medicijn

Als de bestaanszekerheid van mensen onder druk staat dan lopen zij een groter risico om de grip op hun leven kwijt te raken. Daarom vinden we het van belang hier aandacht voor te hebben, waarbij we ook specifiek willen wijzen op de meerwaarde van werk.

Werk zorgt voor inkomen, sociale contacten, structuur, voldoening en gevoel van eigenwaarde. Tegelijkertijd is bekend dat veel mensen met gezondheidsproblemen geen werk hebben, met als risico armoede en schulden.

Het vroegtijdig signaleren van financiële problemen en het oplossen daarvan is onderdeel van het programma van het kabinet om armoede en schulden tegen te gaan. Bekend is ook dat mensen met (psychische) gezondheidsproblemen eerder dan anderen in de bijstand en in de Werkloosheidwet (WW) terecht kunnen komen. En zij komen daar vervolgens moeilijker weer uit. Het kabinet wil deze negatieve spiraal doorbreken met een gezamenlijke aanpak en ondersteunt daarom initiatieven, zoals het landelijk convenant Sterk door Werk, waarin onder meer Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ)-instellingen, gemeenten, UWV en werkgevers samen optrekken om mensen met psychische aandoeningen aan het werk te helpen. Het uitvoeringsproject Hoofdzaak Werk, dat die samenwerking op het niveau van de arbeidsmarktregio stimuleert, wordt, met financiële ondersteuning door de ministeries van VWS en SZW, dan ook doorgezet tot en met 2026. Meer specifiek wil het kabinet inzetten op meer werkmogelijkheden voor mensen met psychische problematiek en een risico op verward/onbegrepen gedrag. Preventief door het intensiveren van de inzet van de bewezen effectieve re-integratiemethode Individuele Plaatsing en Steun (IPS) bij mensen met psychische aandoeningen alsook achteraf ter stabilisering na een crisis.

Verkend wordt of de samenwerking die op dit vlak al tussen de ministeries van VWS en SZW loopt wordt uitgebreid.

Vervolg

Door onze gezamenlijke inzet van de afgelopen jaren zijn er al veel mooie initiatieven en samenwerkingsverbanden ontstaan maar een beweging meer naar de voorkant zoals we die willen maken vergt een lange adem. Uw Kamer kan erop rekenen dat wij de initiatieven in de regio’s blijven ondersteunen en de goede voorbeelden delen en vanuit een gezamenlijke aanpak mensen met verward/onbegrepen gedag eerder proberen te helpen. Van maatschappelijke participatie door het beschikbaar stellen van passend werk en passende huisvesting, van zorg tot hulpverlening, van regie tot informatie-uitwisseling en van analyse tot politie inzet. We zijn er dan ook van overtuigd dat we met een gezamenlijke aanpak op deze thema’s verschil kunnen maken voor de mensen met verward/onbegrepen gedrag én hun omgeving. Maar tegelijkertijd stellen we ook vast dat er nog veel moet gebeuren en nader moet worden uitgewerkt.

Hierover gaan wij graag met uw Kamer in gesprek en blijven uw Kamer vanzelfsprekend informeren over de voortgang van de aanpak.

Wij danken de rapporteurs nogmaals voor het vele werk dat zij hebben verricht en vertrouwen ook in de toekomst op uw betrokkenheid en bijdrage in onze gezamenlijke aanpak van personen met verward/onbegrepen gedrag.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.J.M. Uitermark

De Minister van Justitie en Veiligheid,

D.M. van Weel

De Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport,

V.P.G. Karremans


  1. Kamerstukken, vergaderjaar 2023-2024, 36410, nr. 58↩︎

  2. Kamerstukken vergaderjaar 2023-2024, 29325, nr. 159↩︎