Verslag van een wetgevingsoverleg
Wijziging van de Wet hersteloperatie toeslagen en van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen, houdende aanpassingen in de hersteloperatie toeslagen van bepaalde termijnen, van de peildatum voor brede ondersteuning voor gedupeerden in het buitenland en van de nabestaandenregeling (Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen)
Verslag van een wetgevingsoverleg
Nummer: 2024D44633, datum: 2024-11-18, bijgewerkt: 2024-12-09 15:48, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36577-21).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.M. Nijhof-Leeuw, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (PVV)
- Mede ondertekenaar: A.H.M. Weeber, griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 36577 -21 Wijziging van de Wet hersteloperatie toeslagen en van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen, houdende aanpassingen in de hersteloperatie toeslagen van bepaalde termijnen, van de peildatum voor brede ondersteuning voor gedupeerden in het buitenland en van de nabestaandenregeling (Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen).
Onderdeel van zaak 2024Z10910:
- Indiener: A. (Aukje) de Vries, staatssecretaris van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2024-06-19 14:10: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-06-27 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2024-06-27 12:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-07-11 14:00: Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Financiën
- 2024-09-12 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2024-10-07 14:15: Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen (het wetgevingsoverleg wordt voortgezet op 6 november 2024) (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Financiën
- 2024-10-07 14:15: Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen (het wetgevingsoverleg wordt voortgezet op 6 november 2024) (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Financiën
- 2024-11-06 18:00: Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen (tweede termijn) (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Financiën
- 2024-11-12 15:00: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
36 577 Wijziging van de Wet hersteloperatie toeslagen en van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen, houdende aanpassingen in de hersteloperatie toeslagen van bepaalde termijnen, van de peildatum voor brede ondersteuning voor gedupeerden in het buitenland en van de nabestaandenregeling (Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen)
Nr. 21 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Vastgesteld 18 november 2024
De vaste commissie voor Financiën heeft op 7 oktober 2024 overleg gevoerd met mevrouw Achahbar, Staatssecretaris Toeslagen en Douane, over:
− het wetsvoorstel Wijziging van de Wet hersteloperatie toeslagen en van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen, houdende aanpassingen in de hersteloperatie toeslagen van bepaalde termijnen, van de peildatum voor brede ondersteuning voor gedupeerden in het buitenland en van de nabestaandenregeling (Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen) (Kamerstuk 36 577).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie,
Nijhof-Leeuw
De griffier van de commissie,
Weeber
Voorzitter: Inge van Dijk
Griffier: Lips
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Dijk, Inge van Dijk, Van Eijk, Heite, Rikkers-Oosterkamp, Stultiens, Vijlbrief en Vlottes,
en mevrouw Achahbar, Staatssecretaris Toeslagen en Douane.
Aanvang 14.15 uur.
De voorzitter:
Welkom. We hebben vandaag een debat over de Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen. Ik wil graag de Staatssecretaris welkom heten en ook de collega’s. Dat zijn mevrouw Van Eijk van de VVD, de heer Stultiens van GroenLinks-PvdA, de heer Vlottes van de PVV, de heer Vijlbrief van D66, de heer Dijk van de SP en mevrouw Heite van NSC. Mijn naam is Inge van Dijk; ik ben van het CDA. Ik zal, nadat iedereen is geweest, ook graag mijn inbreng leveren.
Ik wil maar gewoon beginnen met de eerste termijn van de Kamer. Ik wil graag mevrouw Van Eijk het woord geven. Ik stel voor om vier interrupties te doen, waarbij ik niet te streng wil zijn omdat ik denk dat we redelijk wat tijd hebben.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Dank je wel, voorzitter. De VVD wil dat gedupeerden snel en goed geholpen worden. Daarbij is het belangrijk dat gedupeerden een route kunnen kiezen die het beste past bij hun situatie of hun behoefte. Tegelijkertijd staat de uitvoering van de hersteloperatie onder zware druk. Ondanks de inzet van steeds meer mensen en middelen treden vertragingen op in de behandeling van aanvragen en bezwaren. Door gerechtelijke procedures wegens termijnoverschrijding ontstaan verdere vertragingen. Volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is de wetgever aan zet om de overschrijding van termijnen te verhelpen. Een vraag aan de Staatssecretaris is de volgende. Vindt zij dat met het voorliggende wetsvoorstel waarin een aantal termijnen wordt aangepast, de overschrijding van termijnen wordt verholpen?
Op 18 juni 2024 is het wetsvoorstel Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen ingediend. In lijn met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wordt onder andere voorzien in een wettelijke regeling om te komen tot termijnen die realistisch en uitvoerbaar zijn. Op 10 september is de eerste nota van wijziging aangeboden. Een aantal ontwikkelingen rondom de hersteloperatie hebben er volgens de Staatssecretaris toe geleid dat de voorgenomen wijziging van de beslistermijn voor een aanvraag voor aanvullende compensatie niet langer nodig is. Op 1 oktober is de tweede nota van wijziging aangeboden. In deze nota van wijziging wordt de termijn voor het doen van een aanvraag voor aanvullende compensatie verder verlengd tot en met 31 maart 2025. De reden is dat de digitale schaderoute en het aanmeldportaal later dan verwacht in gebruik zullen worden genomen. Tot zover de geschiedenis van dit wetsvoorstel.
Dat de Staatssecretaris opnieuw kijkt naar de maatregelen die in het wetsvoorstel zijn opgenomen, begrijpt de VVD. Dat voortschrijdend inzicht kan leiden tot andere keuzes, begrijpt de VVD ook. De onderbouwing en de gemaakte keuzes overtuigen eerlijk gezegd echter nog niet. De VVD heeft een aantal vragen over drie onderdelen uit het wetsvoorstel.
Ten eerste over de beslistermijn op aanvragen voor aanvullende compensatie van werkelijke schade. In het oorspronkelijke wetsvoorstel was het voorstel om de beslistermijn van de huidige zes maanden te wijzigen naar twaalf maanden na indiening van de aanvraag. Dit is een meer realistische en uitvoerbare termijn, met meer duidelijkheid over de behandelvolgorde. Met andere woorden, dit is eerlijker naar gedupeerden over de termijn waarbinnen wordt beslist. Dit betekent in de behandelvolgorde minder veranderingen doordat telkens anderen voorgaan. Medewerkers die nu bezig zijn met procesmatige zaken, kunnen worden ingezet om te werken aan daadwerkelijk herstel. De hersteloperatie kan sneller worden afgerond. Daarnaast zou de druk op de rechtspraak worden verlicht.
In minder dan drie maanden blijkt het er echter allemaal veel beter voor te staan dan gedacht. De Staatssecretaris lijkt er voldoende vertrouwen in te hebben dat de huidige termijnen ondanks de nog altijd lange wachtrij toereikend zijn. Ze noemt in de toelichting een aantal ontwikkelingen. Ik vraag aan de Staatssecretaris: wat zijn dan de verwachte resultaten van de opschaling van de SGH-route en de regieroute en van de ontwikkeling van de digitale schaderoute? Hoe schat de Staatssecretaris het risico in dat de huidige termijnen ondanks alle inspanningen toch niet toereikend blijken te zijn? Welke oplossing heeft ze daar dan voor?
Ten tweede over de termijn voor het doen van een aanvraag voor aanvullende compensatie van werkelijke schade. De termijn voor het doen van een aanvraag wordt met terugwerkende kracht verlengd van 1 januari naar 1 januari 2025, of tot zes maanden na afronding van de integrale beoordeling indien die na 1 juli 2024 onherroepelijk komt vast te staan. In de tweede nota van wijziging wordt de termijn verlengd tot en met 31 maart 2025. Zoals gezegd is de reden voor de verdere verlenging van de aanvraagtermijn dat de digitale schaderoute en het aanmeldportaal later in bedrijf zullen worden genomen dan verwacht. Om gedupeerde aanvragers van de kinderopvangtoeslag voldoende gelegenheid te bieden om zich te oriënteren op de voor hen meest geschikte schaderoute, wordt daarvoor meer tijd geboden.
De VVD heeft hierover de volgende vragen aan de Staatssecretaris. Waarom gaat de digitale route later live dan verwacht? Is verdere vertraging uitgesloten?
De oudercommissie heeft in haar recente advies aangedrongen op verruiming van de termijn. Waren er nog andere adviezen? Zo ja, in hoeverre hebben deze betrekking op termijnen en regelingen in het wetsvoorstel dat we vandaag behandelen? De verwachting is dat ouders het verlengen van de termijn als positief zullen ervaren. Ouders hebben meer ruimte om zich te oriënteren op alle aanvullende schaderoutes. Waar is deze verwachting op gebaseerd? Is het niet ontzettend belangrijk voor het herstel dat er zo snel mogelijk een keuze kan worden gemaakt, ervan uitgaande dat de verlengde termijn ertoe leidt dat ouders beter een bij hen passende route kunnen kiezen? Waarom kan die keuze niet nu al gemaakt worden? Welke nieuwe of aanvullende informatie wordt nog verwacht?
Het ouderperspectief lijkt te concurreren met de uitvoerbaarheid. In de nota wordt een korte toelichting gegeven op de voor- en nadelen van een verlenging van zes maanden in plaats van drie maanden. Kan de Staatssecretaris een nadere toelichting geven op het ouderperspectief enerzijds en de uitvoerbaarheid anderzijds? Hoe heeft zij dit gewogen bij haar uiteindelijke besluit om te kiezen voor een verlenging van drie maanden? Wat betekent het als de verwachte aanmeldpiek van meer dan 20.000 ouders in enkele maanden zich daadwerkelijk gaat voordoen? Is er voldoende capaciteit om dit uit te voeren?
Ruim de helft van de rechthebbenden op aanvullende schade komt op dit moment niet in aanmerking voor de SGH-route, terwijl deze route wel de grootste productiesnelheid kent. In de nota staat dat beleidsvorming voor deze groepen op dit moment nog bezig is. Wat bedoelt de Staatssecretaris hier precies mee? Hoe beïnvloedt de uitkomst hiervan de voorliggende keuze voor een verlenging met slechts drie maanden?
Ten derde. Termijnen worden geïntroduceerd bij de brede ondersteuning door gemeenten. In de afgelopen jaren is gebleken dat brede ondersteuning voor ouders en kinderen essentieel is voor hun herstel en om een nieuwe start te kunnen maken. Onze waardering gaat uit naar gemeenten die deze belangrijke taak op zich hebben genomen en zo goed mogelijk proberen uit te voeren. Maar daarmee is er ook grote druk op gemeenten ontstaan. De aanpassingen in het wetsvoorstel betreffen een verbetering om de brede ondersteuning toekomstbestendig te maken. De VNG is hier tevreden over. Zijn hiermee alle knelpunten opgelost? Zo nee, welke knelpunten moeten nog worden aangepakt en wanneer kunnen we een voorstel hierover verwachten?
Uit recente rechtspraak volgt dat gedupeerden het bedrag van € 30.000 gebruiken, of al gebruikt hebben, om een nieuwe start te maken, ook al is het bedrag daarvoor niet bedoeld. Als terugwerkende kracht niet mogelijk zou zijn, zouden die gedupeerden geen tegemoetkoming kunnen krijgen. In de uitspraak is te lezen dat die consequentie door de wetgever niet lijkt beoogd. De rechtbank komt daarmee tot het oordeel dat vergoeding met terugwerkende kracht wel mogelijk is. Is deze uitspraak de Staatssecretaris bekend en wat vindt zij hiervan? Zouden we in de wet een verduidelijking moeten opnemen om nieuwe procedures te voorkomen en om gemeenten en gedupeerden hierover duidelijkheid te geven?
Voorzitter. Tenslotte nog een aantal vragen over de uitvoering. De voorstellen in het onderhavige wetsvoorstel worden over het algemeen uitvoerbaar geacht, met uitzondering van de schaderegeling voor ex-partners. Deze regeling is technisch uitvoerbaar, maar pas op het moment dat de werkvoorraad dat toelaat. Wanneer is dat moment volgens de Staatssecretaris?
Dienst Toeslagen accepteert bij uitzondering dat vanaf 2025 nog wel van schijnzelfstandigen gebruik wordt gemaakt, omdat deze nodig zijn om de doelstellingen van herstel te realiseren. In hoeverre komen de termijnen opnieuw in gevaar als het aantal medewerkers zal afnemen, al dan niet tijdelijk, omdat nota bene de Belastingdienst zelf gaat handhaven op schijnzelfstandigheid? Zou de Staatssecretaris er niet verstandig aan doen om hierop te anticiperen? Hoe voorkomt ze dat we medio 2025 tot de conclusie komen dat de termijnen nog altijd niet realistisch en uitvoerbaar zijn en dat we opnieuw een wetsvoorstel voorgelegd krijgen, met weer andere termijnen?
Voorzitter, tot zover mijn inbreng in de eerste termijn.
De voorzitter:
Ik zie geen vragen aan de kant van de Kamer. Ik wil mevrouw Rikkers van BBB welkom heten. Zij is inmiddels ook aangeschoven. Dan geef ik de heer Stultiens ruimte voor zijn eerste termijn.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. We bespreken vandaag de Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen. Eigenlijk is het eerste deel van de titel al voor een groot deel achterhaald, want die termijnen zijn inmiddels geschrapt, eerst door de vorige Staatssecretaris en ook door de nieuwe Staatssecretaris. Het voorstel om die termijnen grotendeels te schrappen kan mijn fractie steunen, zeker vanwege alle kritiek die erop kwam van de Raad van State en andere organisaties uit de rechtspraak. De vraag blijft wel hoe de Staatssecretaris het dan gaat oplossen. Het probleem is natuurlijk niet opgelost met het wijzigen van de wet. De Belastingdienst haalt nog steeds termijnen vaak niet, met als gevolg dat ouders te lang moeten wachten. Dat is nog steeds niet opgelost. Ik ben benieuwd naar de visie van de Staatssecretaris of haar plan om dit wel te gaan versnellen. Voorzitter. Dan het voorstel zelf dat nog overgebleven is. De meeste voorstellen daarin kan onze fractie steunen, zoals het verlengen van de deadline van 1 januari 2024 naar 1 januari 2025. De peildatum voor brede ondersteuning in het buitenland wordt iets opgerekt, zodat meer mensen daarvoor in aanmerking komen. Dat kunnen wij ook steunen. Uitbreiding van de grondslag voor commissies is ook een prima voorstel.
Er is één voorstel waarbij wij grote vraagtekens zetten. Dat gaat over het verlengen van de termijn voor het indienen van een bezwaar van 6 naar 16 weken. Tot voor kort was het zo dat, als een ouder te laat was met een bezwaar, dat alsnog in behandeling werd genomen. Dit voorstel zegt: we gaan de termijn oprekken van 6 naar 16 weken, maar als je te laat bent, is het ook echt te laat. Dat vind ik zorgelijk, zeker omdat we weten dat de Belastingdienst zelf vaak de deadlines niet haalt. Nu wordt van ouders verwacht dat ze op tijd zijn. Ik vraag me af of dat nog wel in balans is. Dat is een vraag aan de Staatssecretaris. In het voorstel staat dat er een uitzondering komt voor verschoonbare termijnoverschrijdingen. Een lastig woord. Ik ben vooral benieuwd wat die uitzonderingen zijn. Waar moeten we aan denken? Ik hoop een aantal concrete voorbeelden te horen waarbij wordt gezegd: u bent te laat, maar we gaan uw bezwaar toch in behandeling nemen.
Ik heb ook vraagtekens bij de keuze voor 16 weken. Er is gekozen voor 16 weken omdat dit de gemiddelde tijd is die ouders nodig hebben om een bezwaar in te dienen als ze te laat zijn. De ouders die niet de 6 weken halen, hebben gemiddeld 16 weken nodig. Dat betekent overigens dat er een hele grote groep is die de 6 weken niet haalt. Waarom is er toch gekozen voor 16 weken en is dat ruim genoeg? Ik stel deze vraag omdat de Raad voor de rechtspraak en de Nederlandse orde van advocaten ook kritisch waren op dit punt. De Raad voor de rechtspraak schreef dat de onderbouwing om af te wijken van de normale termijnen nog niet voldoende overtuigend is. De Nederlandse orde van advocaten waarschuwt voor een verminderd niveau van rechtsbescherming van ouders. Volgens mij moet de Kamer überhaupt heel goed oppassen als het gaat om rechtsbescherming. Maar zeker in het dossier van het toeslagenschandaal is de rechtsbescherming van ouders een hele grote rode vlag.
Ik hoor graag een reflectie van de Staatssecretaris op deze kritiekpunten. Deze kritiek is ingediend op het oorspronkelijke voorstel. Dat is fors aangepast. Ik ben benieuwd of zij nog contact heeft gehad met de beide organisaties. Wat vinden deze twee organisaties van het huidige voorstel? Kunnen zij positief adviseren op wat er nu ligt of zijn ze nog steeds zo kritisch als bij het eerste voorstel? Ik ben benieuwd naar de antwoorden. Die zullen voor ons de doorslag geven of we onderaan de streep het voorstel wel of niet kunnen steunen.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng. Dan geef ik het woord aan de heer Vlottes van de PVV.
De heer Vlottes (PVV):
Dank u wel, voorzitter. De wet die oorspronkelijk voorlag, ging over het veel verder oprekken van de beslistermijnen, zelfs twee keer 12 maanden. Gelukkig lijkt het er nu op dat dat idee vooralsnog uit de wereld is. Door de nota van wijziging, die wij een paar weken geleden hebben ontvangen en waarin staat dat de Staatssecretaris een overeenkomst heeft gesloten met de Stichting (Gelijk)waardig Herstel, wordt verwacht dat er nu een grote groep in aanmerking komt voor de vereenvoudigde manier van herstel en compensatie. Maar dit lost het onderliggende probleem nog niet op. De actuele wachttijd voor de aanvullende compensatie van werkelijke schade is alsnog 22 maanden. Dat is bijna twee jaar en dat is echt veel en veel te lang.
Gelukkig noemt de Staatssecretaris een aantal maatregelen om die beoordeling te versnellen. De VVD noemde die ook al: meer personele bezetting, de bezwaarschriftencommissie wordt gerichter ingezet, de digitale route enzovoort. Maar uit de voortgangsrapportage die we afgelopen vrijdagavond hebben ontvangen, blijkt dat de afgehandelde integrale beoordelingen zijn verdubbeld ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar. Dat is goed nieuws voor de toeslagenouders. Maar dat mag ook wel, want het personele bestand is ook verdubbeld, naar maar liefst 2.500 voltijdmedewerkers. Dat roept vragen op. Zijn deze extra medewerkers in dienst van het Rijk of zijn dit externen? Wat gebeurt er met deze mensen als bijvoorbeeld in 2025 – laten we dat allemaal hopen – alle integrale beoordelingen zijn afgerond? Wat gebeurt er dan met deze mensen? Worden de contracten opgezegd?
Dan de dwangsommen. Naast de afgeronde hoeveelheid integrale beoordelingen en personeel stijgen deze dwangsommen namelijk vrolijk mee, naar maar liefst 44 miljoen, omdat de wettelijke beslistermijnen royaal worden overschreden. Maar de Staatssecretaris concludeert dan toch als volgt: personen die beroep hebben ingesteld, gaan voor op andere belanghebbenden die niet hun te late beslissing bij de rechter afdwingen. Daardoor moet deze groep nog langer wachten, waardoor deze personen alsnog in beroep gaan. Dat is een duiding. Maar het kan natuurlijk niet zo zijn dat dankzij de bezwaarmakende gedupeerden, andere gedupeerden op de wachtlijst komen. Je kunt de gedupeerden die op zoek zijn naar gerechtigheid moeilijk verwijten dat door hen anderen op een wachtlijst komen vanwege een vastgelopen bureaucratisch systeem. Dat is een totale accentverschuiving.
Voorzitter. Ik noemde al dat de beslistermijn voor de aanvullende compensatie 22 maanden is. Dat is bijna het dubbele van de wettelijke termijn in soortgelijke zaken. Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel tijdswinst wordt geboekt met de nieuwe dienstverleningsovereenkomst van de Stichting (Gelijk)waardig Herstel? Wat betekent dit voor de dwangsommen? Nemen deze dan ook navenant af? Welke effecten worden verwacht van de digitale route en de VSO-route die ook wordt uitgebreid?
Voorzitter. Dan volgt nog een stukje over de nabestaandenregeling, want dat is ook een groot onderdeel van dit wetsvoorstel. Die ziet er op onderdelen goed uit. Er komt een coördinator die de nabestaanden bij de hand neemt. Er komt ook een persoonlijk zaakbehandelaar voor de nabestaanden. Ook krijgen nabestaanden meer eigen regie, waar al zo lang om is gevraagd. Maar waarom moeten nu toch weer die vier afzonderlijke besluiten worden genomen, met een totale looptijd van opgeteld zeker drie jaar? Op deze manier hebben de nabestaanden én te maken met het verlies van hun dierbare én worden ze geconfronteerd met de wetenschap dat de financiële genoegdoening nog zo’n drie jaar en een paar maanden kan voortslepen. Ik snap echt wel dat je met diverse diensten en instanties te maken hebt. Ik citeer toch even uit de memorie van toelichting: «Het samenvoegen van meerdere besluiten in één beschikking is niet uitvoerbaar.» Maar letterlijk één alinea verder staat: «Voorgesteld wordt om de coördinerende rol vorm te geven in een zogenoemde samengevoegde behandeling.» Dit gaan we dan even abstract ontleden. Als het dus gecoördineerd wordt, dan kan het wel samengevoegd behandeld worden. Maar het samenvoegen van die besluiten van die samengevoegde behandeling is dan weer niet mogelijk. Hoe kijkt de Staatssecretaris hiertegen aan, mede juist in het licht van de alsmaar oplopende beslistermijnen? Ziet zij hierin wellicht ook kans om juist de gedupeerden beter te helpen, maar ook de beslistermijn te verkorten? Graag krijg ik daarop een reactie.
Voorzitter. Wat de PVV betreft was dit de technische kant van het voorliggende voorstel. Concreet kopen de mensen hier natuurlijk helemaal niets voor, want zij willen eigenlijk gewoon krijgen waar zij recht op hebben: schadevergoeding, begrip, een luisterend oor en herstel. Het is allemaal veroorzaakt door een grotesk overheidsfalen. Wat de PVV betreft, zou dit ook juist centraal moeten staan.
Voorzitter. Dan kom je toch op het voorstel voor de «afkoopregeling» – zo noem ik het maar even – van € 5.000. Ik vind dat dit debat toch wel een beetje wordt overschaduwd door dat nieuws van vorige week. De suggestie van de Staatssecretaris is om het leed van zo’n 4.700 gedupeerden af te doen met een betaling van € 5.000. Deze betaling wordt dan niet primair gedaan omdat deze het beste is voor de gedupeerde, maar om de compleet vastgelopen schadeafhandeling uit het slop te trekken. Het lijkt erop dat de belangen van de toeslagenouders hier secundair aan zijn. De Staatssecretaris gaf immers zelf in het interview aan: als iemand uit de wachtrij stapt, dan versnelt de procedure voor iemand die nog in de wachtrij staat. Dit is soortgelijk aan wat ze al eerder heeft gezegd. Nogmaals, het is niet de schuld van de ouders in de toeslagenaffaire dat er überhaupt een wachtrij is. Het zou moeten gaan om het rechtdoen aan de gedupeerden, waarbij zij worden gehoord en krijgen waar ze recht op hebben: empathie en rechtsbescherming. Alleen omdat de gedupeerden de pech hebben dat hun integrale beoordeling niet op tijd is behandeld, moeten ze nu langer wachten of genoegen nemen met een afkoopregeling van € 5.000. Hoe kijkt de Staatssecretaris hiernaar? Ik krijg daar graag een uitgebreide reactie op, ook vanuit het punt van de rechtsstatelijkheid en afgezet tegen de beoogde tijdswinst. We hebben het over 3 maanden op een totaal van 22 maanden. Natuurlijk is het dan nog veel te lang. Kan de Staatssecretaris toch nader duiden, ook vanuit de proportionaliteit en subsidiariteit, wat hier de onderliggende gedachten van zijn?
Voorzitter. Het voornaamst zijn natuurlijk de gedupeerden. Kan de Staatssecretaris garanderen dat dit bedrag ook echt recht doet aan die gedupeerde ouders en dat ze er niet voor kiezen om er dan toch maar vanaf te zijn? Die angst leefde toen ook bij Groningen. Gedupeerden gingen toen toch maar akkoord, omdat ze het ellenlange geleur zat waren. Ze waren moegestreden en zeiden: doe dan dit maar. Dat moeten we echt te allen tijde voorkomen.
Voorzitter, tot slot. Dit wetsvoorstel benadrukt de keuzemogelijkheid van de schaderoute. Dat is een goede zaak. Ook komt er eindelijk een werkende nabestaandenregeling. Want uiteindelijk, ik heb het al gezegd, is dat het enige wat telt en alleen daar zou het om moeten gaan: dat de gedupeerden van de toeslagenaffaire krijgen waar ze recht op hebben.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. De heer Dijk van de SP.
De heer Dijk (SP):
Dank u wel, voorzitter. In alle teksten en voorstellen gaat het steeds over systemen. Dit schandaal is ontstaan door systemen die werkten voor de overheid, in plaats van systemen die moesten werken voor mensen. Er is een enorme strijd gevoerd, met name door ouders, om dit allemaal boven water te krijgen. Tegen het systeem in, dat constant tegenwerkte, ook hier. Er is een kabinet omgevallen, er zijn verkiezingen op dit onderwerp gevoerd. Er is een parlementaire enquête geweest. En weer zie ik voorstellen die de systemen van de overheid proberen te verbeteren, maar niet per se de mensen in ellende proberen te helpen. Het moet juist erover gaan dat mensen zich niet hoeven aan te passen aan het systeem, maar dat het systeem zich gaat aanpassen aan de mensen. En dat we een overheid en een politiek hebben die deze systemen gaan aanpassen, zodat ze werken voor mensen. Nogmaals, nu zie ik weer voorstellen waarbij mensen zich moeten aanpassen aan de systemen.
Dat zie ik in het verlengen van verschillende termijnen, bijvoorbeeld de termijn voor ouders voor de aanvraag van werkelijke schade. Dat wordt nu gedaan, zo lees ik het, omdat in eerdere situaties met argusogen gekeken werd naar de methode-Laurentien, de methode-(Gelijk)waardig Herstel. Nu is dat ineens een alternatieve route, die blijkt te werken voor heel veel mensen. Ja, het kost veel geld, maar het blijkt te werken voor veel mensen. Mensen worden daar gehoord. En nu is er ineens ruimte mogelijk en worden dus ook de termijnen verlengd. In principe is dat goed. De vraag van de SP is alleen: waarom tot 1 april 2025? Waarom niet veel langer? Op deze manier vallen er toch ook mensen buiten de boot? Waarop is deze datum gebaseerd?
Dan het verlengen van de bezwaartermijnen naar zestien weken. Het zijn ongewone omstandigheden in een ongewone situatie. De heer Stultiens zei net terecht: eerder werd er niet zo moeilijk gedaan over mensen die te laat waren, althans van wie de termijn verstreken was. Nu lijkt het net alsof de termijn verlengd wordt, maar de procedure wordt eigenlijk verstrengd. Er wordt namelijk in een wet vastgelegd dat het in zestien weken moet. Waarom zouden we dat doen? Als de overheid zelf geen enkele termijn weet te hanteren, waarom zouden we dan voor de mensen om wie het gaat de termijnen gaan verstrengen in plaats van verlengen? De heer Stultiens zei terecht dat ieder advies dat je maar kunt vinden negatief is, zoals het advies van de Nederlandse orde van advocaten dat zegt dat dit het niveau van rechtsbescherming voor ouders vermindert. Waarom wordt het woord «coulanceregeling» gebruikt, terwijl het gewoon het strenger maken is van de regels? En hoe vaak komt het voor dat bezwaren na zestien weken worden ingediend? Zestien weken is namelijk het gemiddelde, dus er zijn heel veel mensen die later bezwaar indienen. Graag een uitgebreid antwoord daarop. En wat vindt de Staatssecretaris zelf van de bizarre tegenstelling dat de overheid een monster van een schandaal heeft gecreëerd, zichzelf niet aan beslistermijnen weet te houden, maar het vervolgens voor ouders wel strenger gaat maken? Ik kan daar geen chocola van maken.
Ik wilde net hierover interrumperen, maar ik vond de bijdrage zo aardig dat ik dacht: laat ik het niet doen. Maar ik stel de vraag aan iedereen in deze zaal: hoe kun je in vredesnaam termijnen gaan verstrengen voor mensen, als je dat voor de overheid niet doet? Dan kun je het lekker over de uitvoerbaarheid hebben. Maar dat is het probleem van de politiek en van de overheid zelf. Het is een zelfgecreëerd probleem.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ik zou de heer Dijk willen vragen wat zijn voorstel is ten aanzien van de bezwaartermijnen. Is dat dan dat de coulance oneindig is? Ik hoor het antwoord al, maar misschien kunt u dat ook in de microfoon zeggen.
De heer Dijk (SP):
Het antwoord is ja. Zolang de overheid en de politiek zelf de boel niet op orde hebben, is het antwoord ja.
Voorzitter. Nog zo’n ding is de uitvoerbaarheid van het amendement-Leijten. Dat is hier volledig aangenomen, volgens mij alleen zonder de steun van JA21. Ik heb dit debat al eerder gevoerd, maar ik ben heel benieuwd naar de mening en analyse van de nieuwe Staatssecretaris. Over de nabestaandenregeling wordt steeds gezegd dat een oplossing in één dag niet mogelijk zou zijn. Vervolgens wordt er een hele argumentatie opgericht waarom dat moeilijk is, want er moeten mensen bij gehaald worden, er moet informatie verzameld worden, en dat kan niet allemaal op één moment. Het gaat er toch om dat al die informatie van tevoren is verzameld en dat vervolgens gedupeerden ergens aankomen? Ze hoeven niet zelf verplicht in één dag te beslissen, maar ze krijgen de optie om in één dag te zeggen: ja, ik vind dit een mooi gebaar, een mooi aanbod; hier wil ik in meegaan. Dit vertelt me wederom dat de UHT verkeerd om denkt. Want het is niet zo dat mensen bij de oplossing in één dag ergens heen moeten komen om vervolgens te gaan kijken: wat is er allemaal gebeurd? Nee, mensen krijgen voordat ze op die plek aankomen al de informatie, en kunnen dan in gesprek gaan over de vraag of het nodig is en wat er verder op orde moet worden gebracht. En dat kan dus wel in één dag.
Ik zei het net al: ook hier blijkt weer dat er zo ongelofelijk veel wantrouwen zit in de ouders, omdat het allemaal niet aannemelijk zou kunnen worden gemaakt wat de werkelijke schade is. Hoe kun je dat nou zeggen, zonder dat je de mensen hebt gesproken? Hoe kun je dat nu al zeggen? De regeling is nog niet in gang gebracht, dus hoe is dat nu al te bepalen?
Voorzitter. Het niet uitvoeren van een aangenomen amendement is ook een vorm van machtsmisbruik. Het zou bizar zijn als de Kamer zich daarbij neerlegt. Laten we immers wel wezen, waarom zouden we het laten zoals het is? Waarom weigert dit kabinet dit, net als vorige kabinetten? Nogmaals, ik ben echt benieuwd naar de nieuwe Staatssecretaris en haar mening hierover. Waarom zou u niet samenwerken? Waarom zegt u tegen de sociale banken niet gewoon: sociale banken in Nederland, kom er ook bij, help mee. Als ik dit allemaal lees, lijkt het erop alsof er argumenten zijn gezocht om dit maar niet te hoeven doen. Dat botst heel erg met het «doen wat wel kan», wat het motto is van dit kabinet. Tot slot zal ik zo meteen nog komen op het punt waarom een oplossing in één dag wel zou kunnen werken en hoe wij daarnaar kijken.
Dan een algemeen punt over de brede ondersteuning. Wie met wethouders in het land spreekt, zegt dat het kan, en dat iedereen z’n uiterste best doet. Ik heb zeer positieve verhalen gehoord van mensen. Afgelopen vrijdag nog hoorde ik van een moeder die helemaal in de shit zat en die door iemand ontzettend goed geholpen is. Maar als de kern van het probleem niet opgelost wordt, kunnen gemeentes het ook niet oplossen. En dan wil ik hier toch wel iets meegeven. Je kan er heel mooi over filosoferen dat gemeentes het allemaal moeten doen, dicht bij mensen, maar als de kern van een probleem niet opgelost wordt, dan komt er ook geen oplossing voor de ouders.
Dan het alternatief van de SP. Helemaal in het begin zei mijn zeer gewaardeerde collega-partijlid mevrouw Leijten al dat het UHT weg moet bij Financiën en bij de Belastingdienst. Ik ben daar een groot voorstander van. Wij waarschuwden er toen voor – dat zeg ik niet om gelijk te krijgen – en zeiden: haal het daar weg. Toen was de redenering van de Minister, of Staatssecretaris – vergeef me; volgens mij was het een Staatssecretaris – ach, geef het een kans. Die kans hebben ze gehad. Volgens mij kan hier ook wel de conclusie getrokken worden dat het totaal mislukt is en dat het ongeschikt gebleken is. We zien het op heel veel verschillende manieren. Ook zien we nog steeds dat mensen hun dossier niet kunnen krijgen. Waarom is dat? Die dossiers liggen daar gewoon; daar hebben mensen recht op. Dus haal het weg, haal het UHT daar weg en kijk naar instanties die mee willen werken.
Afgelopen vrijdag heb ik, zoals ik net zei, een gesprek gehad met een moeder. Die had een ongelofelijk goede gemeente. Die wilde heel graag helpen. Er zijn meerdere gemeenten die heel graag hierbij willen helpen. We hebben de methode van Laurentien, van de Stichting (Gelijk)waardig Herstel; eigenlijk is dat een vorm van een oplossing in één dag, alleen krijgt de overheid het zelf niet voor elkaar. Het was al zó risicovol om dit te beleggen bij een stichting, onder leiding van een prinses. Maar de overheid heeft dit probleem wederom zelf gecreëerd. Er zijn tal van alternatieven en tal van andere opties gekomen, en het bleef halsstarrig vasthouden. Er zijn ontzettend veel mensen in dit land die kijken naar dit probleem en heel graag willen helpen. Haal het weg bij Financiën en de Belastingdienst. Haal het daar weg! Laat het anderen doen. Gemeenten, organisaties en Sociale Banken Nederland willen allemaal helpen. Hier wordt echter halsstarrig vastgehouden aan al die systemen die tot nu toe allemaal gefaald hebben. Nu zit er iemand naast mij die hoopt – en ik snap dat – dat eind 2025 iedereen een eerste voorstel gedaan wordt, maar daar kunnen we toch niet blij mee zijn, want het duurt nog jaren voor de mensen. Laat het anderen doen; dat zou mijn alternatief en mijn oproep zijn. Voor dat alternatief is een motie aangenomen, maar die is niet uitgevoerd. Het zou mij een lief ding waard zijn – en ik weet dat hetzelfde geldt voor heel veel ouders, die trouwens ook graag zouden willen meedenken over oplossingen – als we dat voorstel weer aannemen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng. De heer Vijlbrief.
De heer Vijlbrief (D66):
Voorzitter. Op de een of andere manier ben ik verbonden met dit dossier, omdat ik ooit Staatssecretaris werd nadat een Staatssecretaris voor mij moest aftreden vanwege dit dossier. Alexandra van Huffelen en ik kregen toen de taak om hem te vervangen. Ik deed weliswaar niet de toeslagen, maar de belastingkant, maar ik heb toen heel erg gevolgd wat er allemaal gebeurd is de debatten hierover, niet aan deze kant, maar wel aan de andere kant.
Ik ben het qua grondhouding heel erg eens met de heer Dijk. Het enige wat helpt – dat is ook mijn eigen ervaring in het Groningse dossier – is het kantelen van het perspectief van systemen en uitvoering naar wat goed is voor mensen. Dat is overigens heel moeilijk. Op dat punt zie ik echt een parallel met het Groningse gebeuren. Dat is niet eenvoudig, maar heel complex.
Ik ben het ook met de heer Dijk eens dat het zoeken van samenwerking met de Kamer mij in ieder geval in de jaren in Groningen veel gebracht heeft. Ik zou de Staatssecretaris dan ook willen adviseren om dat zo veel mogelijk te doen. Het gaat hier om een complex dossier en dan heeft het ook niet zo veel zin heeft om tegenover de Kamer te staan. Meestal komen er allerlei ideeën uit de Kamer en uit de samenleving.
In de praktijk worden beslistermijnen vaak niet gehaald door de Commissie Werkelijke Schade. Daarom wordt ingezet op versnelling binnen de Commissie Werkelijke Schade via het inrichten van alternatieve schaderoutes. De eerste vraag die bij mij opkomt is: wat gaat de Staatssecretaris nu precies doen om te versnellen? Welke risico’s zitten daaraan en ten koste van wat gaat deze versnelling? Met andere woorden: heeft de Staatssecretaris er goed contact over gehad met de mensen om wie het gaat of dit echt tot versnelling zal leiden?
Mijn tweede vraag. Hoe zorgen we ervoor dat we het door al die alternatieve routes – dat is een andere ervaring uit Groningen – niet onnodig ingewikkeld maken? Hoe meer routes je creëert, hoe ingewikkelder het wordt voor gewone mensen. En hoe zorgen we ervoor dat die verschillende routes niet leiden tot verschillende uitkomsten?
Ik zou het belang willen benadrukken van deze wet voor nabestaanden van gedupeerden. Een langere termijn om bezwaar in te dienen is natuurlijk prima, maar de vraag is dan wel: als je de termijn verlengt, waarom laat je dan toch een soort valbijl aan het einde vallen? Als je dat doet vanuit het perspectief van degenen om wie het gaat, kun je je afvragen of dat wel zo verstandig is.
Ten slotte een vraag aan de Staatssecretaris. Kan zij een perspectief bieden op hoe lang deze operatie ongeveer zal gaan duren? Wat verwacht zij dat er op dit punt zal gaan gebeuren?
Ten slotte ten slotte. Het is niet gepast dat ik inga op de parallel die wordt getrokken met het € 5.000-bedrag in Groningen. Dat moet de Staatssecretaris Groningen maar doen, want die is daarvoor ingehuurd. Maar de parallel gaat niet helemaal op; laat ik het op deze manier zeggen. Ik begrijp wel dat de vergelijking wordt gemaakt, maar zij klopt niet helemaal, denk ik. Maar dat is aan de heer Van Marum om dat in het kabinet duidelijk te maken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. U heeft een vraag van mevrouw Van Eijk.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ik heb een vraag naar aanleiding van de inbreng van de heer Vijlbrief. Hij geeft aan dat er verschillende routes lopen en dat het ook voor de gedupeerden best wel complex is om daar een juiste keuze in te maken. Vervolgens stelt hij dat die routes niet tot ongelijke uitkomsten mogen leiden. Maar is dat niet inherent aan het feit dat het heel verschillende routes zijn die voorzien in de behoeften van gedupeerde toeslagenouders?
De heer Vijlbrief (D66):
Mevrouw Van Eijk heeft natuurlijk gelijk: als er verschillende behoeften zijn, dan kan dat. Maar ik wijs er alleen maar op dat wij over het algemeen de neiging hebben – en dat sluit een beetje aan bij hoe de heer Dijk begon – om te redeneren vanuit systemen en niet vanuit de mensen die tegenover je zitten. Mijn ervaring is dat, als jij als bestuurder denkt dat je mensen meer keuzes biedt, je over het algemeen alleen maar meer complexiteit biedt en niet meer keuzes. Dat was meer mijn opmerking. Dat er daarna weer ontevredenheid ontstaat is meer analytisch dan dat ik echt de oplossing weet. Daarna ontstaat er weer discussie en onvrede over het feit dat er verschillende uitkomsten zijn. Dat probeerde ik te zeggen.
De voorzitter:
Dank. Ik zie geen verdere vragen meer. Mevrouw Heite.
Mevrouw Heite (NSC):
Voorzitter. De kinderopvangtoeslagenaffaire is een van de grootste rampen die de overheid in de recente geschiedenis van Nederland heeft veroorzaakt. De overheid hoort betrouwbaar te zijn, maar werd in dit kafkaëske schandaal een onbetrouwbare vijand. Tienduizenden mensen werden de vernieling in geholpen door onredelijke en disproportionele terugbetalingsvorderingen van de Dienst Toeslagen.
Ik kijk toch even terug. Wie een eigen bijdrage van enkele tientjes niet had betaald, moest soms tienduizenden euro’s terugbetalen. Dat geld was er uiteraard niet meer, want dat was al uitgegeven aan kinderopvangorganisaties. Tienduizenden huishoudens kwamen hierdoor in de knel, met als gevolg geldgebrek, schulden, armoede, uithuiszettingen en mensen die hun baan, hun auto, hun huis en soms zelfs hun kinderen kwijtraakten. Dit was natuurlijk niet een natuurfenomeen, maar een ramp die is veroorzaakt door menselijk handelen, te beginnen bij de hardvochtige wetgeving uit 2005, namelijk het verkeerd geformuleerde artikel 26 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de Awir, dat volledige teruggave eiste van de kinderopvangtoeslag, ook bij kleine onregelmatigheden en wat sterk afweek van de overige toeslagenwetgeving.
Niet alleen de wetgeving van 2005 is tekortgeschoten, maar ook de politiek, die pas veel te laat – in 2019 – begon met ingrijpen en ook de rechterlijke macht, waaronder de Raad van State, die artikel 26 van de Awir op de meest strenge wijze interpreteerde. Het kabinet-Rutte II gooide nog meer olie op het vuur door in 2013 de Ministeriële Commissie Aanpak Fraude op te richten, onder leiding van hemzelf, die de fraudeaanpak nog verder intensiveerde. De zogenaamde CAF-teams gingen toen over op een meedogenloze fraudejacht, die onderdeel was de latere kinderopvangtoeslagenaffaire. Uiteindelijk stapte Staatssecretaris Menno Snel in 2019 op en viel in 2021, na het rapport Ongekend onrecht van de parlementaire onderzoekscommissie en zeker ook dankzij de inspanningen van Renske Leijten en Pieter Omtzigt, het hele kabinet-Rutte III over deze kwestie.
Helaas komt de hersteloperatie bijzonder moeilijk op gang. Na de kinderopvangtoeslagenaffaire zien we ons nu geconfronteerd met de herstelaffaire, die volledig lijkt vast te lopen en waar meerdere staatssecretarissen zich op hebben stukgebeten. Inmiddels zijn er 70.000 meldingen van gedupeerden. De kosten zijn enorm opgelopen en worden geschat op 12 miljard euro, terwijl er enkele jaren geleden nog maar 2 miljard euro per jaar aan deze toeslagen werd uitgekeerd. Daarom roept NSC de Staatssecretaris op om kaders te stellen, want anders gaat de hele hersteloperatie steeds meer uit de pas lopen en wordt het steeds groter. Daar doe je de gedupeerde ouders, maar ook de maatschappij, uiteindelijk mee tekort. Middels de beschikking was het overgrote deel van de populatie in beeld. Is de Staatssecretaris bereid om dat als uitgangspunt te hanteren bij de prioritering? En hoe gaat de Staatssecretaris de scheve verhouding tussen de kosten en de voortgang aanpakken? Welke efficiëntieslagen heeft zij voor ogen, zonder dat die ten koste gaan van de gedupeerden?
Voorzitter. NSC staat voor goed bestuur en een overheid met een menselijk gezicht. Het oorspronkelijke wetsvoorstel stond daar haaks op wat ons betreft. Er ging een verkeerde signaalwerking van uit. In plaats van sneller en beter te werken, paste de overheid de spelregels aan, zodat de gemiddelde behandeltijd – 22 maanden – nog net binnen de beslistermijn van 24 valt. Dat is de wereld op zijn kop. De spelregels moeten niet worden aangepast aan de traag werkende overheid, maar de overheid moet gewoon sneller en efficiënter gaan werken. Dit wetsvoorstel pakt het probleem vanaf de verkeerde kant aan: het paard moet niet achter de wagen worden gespannen.
Ook de Raad van State kwam al tot deze conclusie: de voorgestelde verlenging is juridisch kwetsbaar en leidt niet tot een versnelling van het proces. Door de nota van wijziging heeft de nieuwe Staatssecretaris de angel uit dit debat gehaald. De verlenging van de beslistermijn van een naar twee jaar is van de baan. Daarmee steekt de Staatssecretaris haar nek uit. Daar wil de fractie van NSC haar graag een compliment voor maken. Voor wat betreft de nabestaandenregeling vraagt NSC zich af waarom er niet is gekozen voor een beleidsbesluit in plaats van wetgeving. Het duurt gemiddeld achttien maanden om tot zo’n wetsontwerp te komen, terwijl een beleidsbesluit in twee of drie dagen kan worden geregeld. Daar komt bij dat een wet knellend kan zijn en minder wendbaar is.
Voorzitter. De aanvangstermijnen voor nabestaanden van overleden kinderen die onder de kindregeling zouden zijn gevallen, worden verruimd. Dat is uiteraard een verbetering ten opzichte van de termijn die nu geldt. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is of zij hetzelfde bedrag krijgen als de kinderen zouden hebben gekregen. Nu kan een aanvraag worden gedaan tot zes maanden nadat aannemelijk is geworden dat het kind in aanmerking zou zijn gekomen voor de kindregeling. Hoe wordt getoetst of dit aannemelijk is? En door wie wordt dit getoetst? Graag een reactie van de Staatssecretaris.
Voorzitter. Er is inmiddels een oerwoud aan schadeafhandelingsregelingen ontstaan. Daarover wil NSC graag de volgende vragen stellen. Is de dienstverleningsovereenkomst met de Stichting (Gelijk)waardig Herstel – vanaf nu noem ik die voor het gemak maar SGH – al gedeeld met de Kamer? Wat is de stand van zaken met betrekking tot het plan van aanpak van de CWS en het nieuwe schadekader? Zijn al concrete resultaten zichtbaar? In plannen van aanpak en schadekaders kunnen we immers niet wonen. Hoeveel fte’s zijn er inmiddels bij gekomen sinds de vorige voortgangsrapportage? En hoeveel korter zijn inmiddels de doorlooptijden? Is de technocratische bejegening van gedupeerde ouders door de CWS inmiddels verbeterd, en waaruit blijkt dat? Klopt de bewering in de media, RTL Nieuws, dat via de route van SGH vijf tot zes keer zo hoge schadevergoedingen worden betaald aan gedupeerden, in vergelijking met de CWS? Zo ja, waarom zouden gedupeerden dan nog kiezen voor een van de andere routes? Geldt voor diegenen die al via een andere route zijn gecompenseerd niet dat zij zich dan benadeeld voelen?
Klopt het dat na de integrale beoordeling er nu eigenlijk zes routes zijn die kunnen worden bewandeld? Ik som ze even op: de route van de CWS; forfaitaire bedragen; de route VSO; de route via SGH; de route via de Bezwaarschriftenadviescommissie en de gang naar de rechter. Hoe verhouden deze routes zich ten opzichte van elkaar? Werkt dit geen rechtsongelijkheid in de hand? Wat als toeslagenouders gebruik willen maken van meerdere routes? Zijn er reeds rechtszaken geweest in het kader van het schadeherstel kinderopvangtoeslag, en zo ja, welke conclusies kunnen daaruit worden getrokken? Klopt het dat er nog een route bij komt, namelijk de digitale route? Gaat het hier weer om een nieuwe route? Welke ouders kunnen of willen de route van SGH niet bewandelen, zoals in de nota van wijziging staat? Wat is hier de reden voor?
Voorzitter, afrondend bij dit onderwerp. Bezwaren zijn het gevolg van ad-hoc-herstelregelingen zoals de Catshuisregeling. Hier hebben wij nog steeds last van. NSC is er voorstander van om bij hersteloperaties als gevolg van een onrechtmatige overheidsdaad, te komen tot een uniforme herstelregeling en zodoende te zorgen voor zekerheid bij gedupeerden en de betreffende uitvoeringsorganisaties. NSC maakt met het Ministerie van Binnenlandse Zaken een wetsvoorstel conform haar aangenomen motie uit april. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat zij wil kijken in hoeverre de toeslagenhersteloperatie alvast in de geest van deze wet zou kunnen worden uitgevoerd?
Voorzitter. NSC wil ook graag weten waarom aan de brede ondersteuning van gemeenten en eindtermijn is gesteld van twee jaar na het eerste gesprek. Immers, het herstel kan toch veel langer duren dan twee jaar? Waarom is de termijn waarop er wordt beslist over het verstrekken van materiële voorzieningen maar liefst zes maanden? Kan dit niet veel sneller? Deze toekenning vindt immers plaats op basis van een plan van aanpak dat er al binnen acht weken moet zijn, dus waarom zou een gemeente dan nog vier maanden extra de tijd moeten nemen? Hoeveel mensen zitten er op dit moment in de brede ondersteuning bij gemeenten? En klopt het dat mensen die door de lichte toets komen ook gebruik kunnen maken van de brede ondersteuning? Waarom gaat dit niet pas in na een additionele toets, bijvoorbeeld op gemeentelijk niveau, waar de brede ondersteuning ook wordt gegeven? De gemeente moet zich toch al verdiepen in de situatie van de ouders, dus dit zou geen tijdverlies moeten leveren. Kan de Staatssecretaris hierop reageren?
Sommige methodes om tot een versnelling te komen roepen bij NSC vragen op. Dit geldt bijvoorbeeld voor de maatregel nadere telefonische uitleg om een bezwaarschrift ingetrokken te krijgen. Hoe wordt zeker gesteld dat dit geen afpoeiergesprekken worden?
Hetzelfde geldt voor mediation, waar wij op zich een voorstander van zijn. Maar deze methode wordt meestal gebruikt om te bemiddelen tussen partijen die op voet van gelijkwaardigheid staan. Hoe kan zeker worden gesteld dat gedupeerden niet in een voor hen ongunstige regeling terechtkomen vanuit een ongelijkwaardige positie en ingegeven door een slager die zijn eigen vlees keurt?
Het niet meer laten behandelen van een deel van de bezwaarschriften door de BAC roept ook vraagtekens op en hetzelfde geldt voor de VSO-route. VSO betekent meestal afstand doen van je rechten, dus waarom zouden mensen hiervoor kiezen? Kan de Staatssecretaris daarop reageren?
Donderdag 26 september jongstleden verscheen een bericht in de media over het afkopen van bezwaarschriften voor € 5.000. Dit heeft bij veel ouders de nodige onrust veroorzaakt en dat alleen al betreurt NSC ten zeerste. Natuurlijk willen we allemaal de gewenste versnelling aanbrengen en lucht in het systeem creëren, maar niet ten koste van alles en zeker niet ten koste van zorgvuldigheid. Gezien de felle reacties van gedupeerden vraagt NSC aan de Staatssecretaris hoe dit voorstel tot stand is gekomen en of de gedupeerden hierbij zijn betrokken. Zo niet, kan de Staatssecretaris hierop reflecteren en toezeggen dat in de toekomst dergelijke nieuwe voorstellen altijd worden afgestemd met een vertegenwoordiging van de gedupeerden? Kan de Staatssecretaris garanderen dat mensen zich niet laten afkopen met € 5.000 om er later achter te komen dat ze recht hadden op een hogere compensatie? Graag een toezegging van de Staatssecretaris hierop.
Voorzitter. Ik rond af en wil namens NSC de Staatssecretaris ook veel sterkte en succes wensen met haar historische missie om de hersteloperatie zo spoedig mogelijk af te ronden en daarmee de laatste Staatssecretaris op dit dossier te zijn.
Dank u wel.
De voorzitter:
U heeft een vraag van de heer Stultiens.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Goede kritische vragen vanuit NSC. Ik ben benieuwd naar een punt. NSC geeft terecht aan dat efficiëntie niet ten koste mag gaan van de ouders. Dat deel ik heel erg. Wij, de SP en ook D66 hebben er vragen over gesteld dat ouders die te laat zijn met hun bezwaar in het nieuwe voorstel niet meer geholpen gaan worden. Het is dus geen verlenging maar een verstrenging van het beleid, zoals collega Dijk zei. Ik ben benieuwd wat NSC daarvan vindt.
Mevrouw Heite (NSC):
Een goede vraag, ook eentje die ik vanuit mijn ervaring in Groningen heel erg voel. Maar u overvraagt mij bijna, omdat ik op dit moment nog niet voldoende kan overzien wat daar de consequenties van zijn. Ik wil dus heel graag de reactie van de Staatssecretaris hierop afwachten. Van mijn vorige baan, bij de Nationaal Coördinator Groningen, weet ik dat zaken die vanuit de Kamer met de beste bedoelingen soms toch werden veranderd en aangepast, grote consequenties hadden voor de uitvoering. Als u mij toestaat, houd ik even een slag om de arm en wacht ik het antwoord van de Staatssecretaris af om te kijken wat de consequenties daarvan zouden zijn. Maar ik volg u dat dit eigenlijk krom is.
De voorzitter:
Dan geef ik het woord ... Excuus, meneer Dijk. Ik had u over het hoofd gezien. Hoe kan het, hoe kán het? Een interruptie van de heer Dijk.
De heer Dijk (SP):
Ik stak heel voorzichtig een hand op. Ik had in eerste instantie dezelfde vraag als de heer Stultiens, vooral ook omdat eigenlijk alle adviezen hiertegen ingaan, om dit niet te doen omdat het de rechtsbescherming van ouders vermindert. Ik had ook een andere vraag en die gaat over de afkoopregeling van € 5.000. U kent, denk ik, deze patronen ook uit uw verleden. Waarom zou de overheid, de politiek dit op deze manier doen?
Mevrouw Heite (NSC):
Dat is een mooie vraag en die sluit aan bij uw betoog: systeem versus mens, beleid versus uitvoering. We hebben in Groningen ook gezien dat mensen toch te veel vanuit het systeem redeneren en te weinig rekening houden met de ouders. Ik wil ondertussen voor deze € 5.000-regeling wel enigszins verzachtend opmerken dat het een vrijwillige regeling. Bij mij zit heel erg veel pijn in het feit dat gedupeerde ouders hier ook weer heel erg van schrokken en het gevoel hadden dat ze werden afgekocht. Eigenlijk zie je daaraan al dat ze onvoldoende bij betrokken, maar ook dat er onvoldoende is gecommuniceerd. Dat vind ik misschien nog wel het allerergste. In Groningen – volgens mij is deze regeling een beetje een kopie van die in Groningen – hebben we gezien dat het voor bepaalde groepen best een oplossing was. Sommige mensen zeiden: prima, dan ben ik ervanaf. Alles wat maar een beetje lucht in dit systeem kan creëren moeten we vooral doen; daar ben ik voorstander van. Dat ter verzachting. Maar ik heb een dringende oproep aan de Staatssecretaris gedaan wat betreft de communicatie, de betrokkenheid en ook een brede vertegenwoordiging van ouders. Ik heb gevraagd om een toezegging op dit punt. Dit moeten we borgen voor de toekomst om te voorkomen dat iedereen hier zo van schrikt.
De heer Dijk (SP):
Nog één keer dan. Ik hoorde mijn buurman net, maar ik wil het zelf ook aan u vragen en daarmee indirect aan de Staatssecretaris. Het moet wel heel duidelijk zijn waarop die € 5.000 gebaseerd is. Er wordt gesteld «nee, het is niet afkopen», maar natuurlijk is dit afkopen. Dat mensen dat ook zo voelen, is superlogisch. Een bezwaarprocedure zal immers waarschijnlijk flink meer in de papieren lopen dan een afkoopregeling van € 5.000. Daarmee is het toch ook niet altijd een vrije keuze? Als mensen zo’n wantrouwen in een oplossing van de overheid hebben, dan kun je toch niet meer stellen dat het een vrije keuze van mensen is om in te gaan op het aanbod?
Mevrouw Heite (NSC):
Ik snap uw vraag heel goed, meneer Dijk. Maar ik kan me ook voorstellen dat er situaties zijn waarin mensen die bezwaar maken zeggen wel blij te zijn met die € 5.000. Het is een vrijwillige regeling. Ik zou niet willen zeggen dat iedereen die voor deze regeling in aanmerking komt, zichzelf hiermee tekort zou doen. Dat is in Groningen ook niet het geval geweest. Ik voel met u mee dat dit een kwestie van systeem versus mens is. Juist daarom nogmaals de oproep om de gedupeerden centraal te stellen en vanaf nu goed erbij te betrekken en zorgvuldiger te communiceren. Maar ik ben het er niet mee eens dat deze regeling alle gedupeerden tekort zou doen. De ervaring in Groningen is dat het wel degelijk enigszins lucht in het systeem heeft gebracht.
De voorzitter:
Ik zie geen vragen meer. Mevrouw Rikkers.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb hier een enorme lap spreektekst voor me liggen. Ik zit hier als laatste spreker. Ik heb al heel veel dingen gehoord. In mijn tekst staan heel mooie stukken over de overheid die verantwoordelijkheid moet nemen, dat de beslissingstermijnen echt belachelijk lang zijn, dat de nabestaandenregeling veel beter moet en dat buitenlandse gedupeerden ook rechtvaardigheid verdienen. Zo heb ik heel veel punten, maar wat mij het meest verwondert – ik ben hier nog maar net – is waarom wij met z’n allen zo in de kramp schieten als wij mensen willen helpen. Wij hebben het over systeem versus mens, maar volgens mij is het mens versus systeem. We moeten eerst kijken naar de mensen. Wij zijn hier met z’n allen zo bezig om alles zo goed te regelen, dat het wel lijkt alsof wij bang zijn voor misbruik. Dat gebeurt, dat mensen misbruik maken van regelingen. Dat weten wij ook. Maar dat is misschien maar 1% of 2% van de mensen. We zijn nu systemen aan het opbouwen waarmee we 98% van de mensen gaan controleren, waarbij we de mensen vergeten.
We hebben het ook over 2025 als jaar waarin het eindelijk klaar moet zijn. Als wij hier steeds zo blijven praten en nog meer nieuwe regeltjes, nieuwe bureaucratie, nieuwe handleidingen en kaders en dat soort dingen bedenken, dan zijn die mensen daar niet mee geholpen. Ik wil heel graag van de Staatssecretaris horen hoe we het wel gaan doen. Hoe kunnen we het omdraaien, zodat we de mensen van dienst zijn en de goede dingen doen zonder al die bureaucratie? We moeten kijken naar wat er wél kan.
Dank je wel, voorzitter.
De heer Dijk (SP):
Sorry, maar ik maak hier toch echt bezwaar tegen. Er zijn hier ook heel veel partijen die helemaal niet hebben gevraagd om al die regeltjes. Dat moet toch even gezegd worden. U bent volksvertegenwoordiger namens een partij die in de coalitie zit. Wat is de oplossing? Er zijn tienduizenden mensen voor wie nu geen oplossing is door al die systemen en al die regeltjes. Zeg het dus maar.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Het is nooit mijn bedoeling geweest, meneer Dijk, om u te schofferen; absoluut niet. Zo bedoelde ik het absoluut niet. Ik ben hiervoor wethouder geweest. Ik had toen ook dit dossier. Wij wilden heel graag mensen helpen. Wij kregen alleen geen contact met de mensen, want wij mochten niet weten wie deze mensen waren. Aan de ene kant krijg je als wethouder de opdracht «help die mensen, doe iets want deze mensen hebben hulp nodig», maar aan de andere kant krijg je te horen: zoek zelf maar even op wie die mensen zijn. Dus wij moesten advertenties plaatsen in de krant en we moesten op Facebook oproepen doen. Dan denk ik: hoe kan het nou in vredesnaam zo moeilijk gemaakt worden? Ga bij mekaar zitten, praat met mekaar en help mekaar.
De heer Dijk (SP):
Dat klinkt goed en niet alleen omdat ik het aan het einde van mijn eigen bijdrage heb gezegd. Ik zeg dat omdat ik echt denk dat als je inderdaad wilt kiezen voor mensen in plaats van de systemen, die mensen in de mangel nemen, je wel iets anders moet gaan doen. Dan kan je het niet houden zoals het is. Ik weet dat er een enorme drempel is, ook hier, om te zeggen: we gaan nieuwe routes, nieuwe manieren en nieuwe vormen bekijken. Dat heb ik zelf ook. Maar dit is het niet. Er moet dus echt wel iets veranderen. Sterker nog, mensen die zich nu nieuw melden, komen ook weer in de mangel terecht. Die krijg ik ook in mijn mailbox, aan de telefoon of in gesprek te zien. Hier moet dus wel iets veranderen.
Bent u met mij van mening dat het een betere optie zou zijn om bijvoorbeeld de aanpak van de Stichting (Gelijk)waardig Herstel over te nemen en die als overheid te kopiëren? Dat is al wel vaak voorgesteld, maar is het niet beter om die te kopiëren, misschien op een nog betere manier na te doen en dat de route te laten zijn? We hebben het hier de hele tijd over systemen die aangescherpt moeten worden. Het systeem staat centraal en niet mensen. En ik ben het heel erg met u eens. U zei net dat u wethouder was. Er zijn zo veel mensen die hierbij willen helpen. Laten we dat dan opzoeken. Mijn vraag aan u is of dat een reëel voorstel is.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Ik zou de vraag heel graag terugkoppelen naar de Staatssecretaris: wat heeft de Staatssecretaris nodig om dit te gaan doen en wat kunnen wij doen zodat de Staatssecretaris dit kan gaan doen?
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Een mooi betoog van mevrouw Rikkers namens de BBB. Ik ga voor een deel ook met haar mee. Aan de andere kant werken er ook een heleboel mensen bij de uitvoering. Ook die mensen lopen vast, terwijl zij heel graag willen helpen. Het een kan niet zonder het ander. Zoals ik in mijn inbreng al aangaf, lijkt het wel alsof het ouderperspectief concurreert met de uitvoering. Dat is volgens mij ook de balans die we moeten zoeken. Als er belemmeringen zijn, zouden we die graag willen wegnemen. Maar we kunnen nou eenmaal niet zonder een structuur, een systeem en een uitvoeringsorganisatie. Hoe ziet zij dat?
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Dat zie ik inderdaad ook, maar zo’n uitvoeringsorganisatie moet wel helpend zijn en zo’n beleid en zo’n wet moeten helpend zijn. Op dit moment heb ik het gevoel dat die wet alleen maar meer beklemt. Volgens mij zou je met beleidsregels veel meer kunnen doen.
De voorzitter:
Ik zie geen interrupties meer. Dan zou ik het voorzitterschap graag over willen dragen aan mevrouw Van Eijk.
Voorzitter: Van Eijk
De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Van Dijk van het CDA voor haar inbreng.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank je wel, voorzitter. Ik voer mede namens de ChristenUnie het woord. Vandaag behandelen we een wijziging van de Wet hersteloperatie toeslagen en van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen. Het is natuurlijk heel verleidelijk om al vragen te stellen over de voortgangsrapportage of om uitgebreid in te gaan op signalen van ouders of advocaten. Die zal ik bewaren voor over een paar weken, met uitzondering van een paar die wat mij betreft echt urgent zijn.
Voorzitter. Voor ons liggen een aantal voorstellen. Eigenlijk zou er nog een voorstel bij zitten, namelijk het voorstel met betrekking tot het aanpassen van beslistermijnen van zes plus zes maanden naar 12-plus maanden. Dat voorstel is gelukkig ingetrokken. Wij waren daar bij de schriftelijke behandeling al negatief over, omdat het haaks staat op de argumenten over het verbeteren van CWS in combinatie met de afnemend druk op CWS als gevolg van het opschalen van de Stichting (Gelijk)waardig Herstel. Al die afkortingen ... Daarnaast verdwijnt iedere prikkel om tempo te maken voor de ouders. Dank daarvoor dus.
Ook vinden we het goed dat termijnen voor het doen van een aanvraag voor aanvullende compensatie CWS met terugwerkende kracht verlengd worden. Maar ik heb toch nog een vraag over rechten met betrekking tot terugwerkende kracht. Ouders die zich hebben aangemeld voor CWS en die al in de route zitten of hebben gezeten voordat besloten was dat SGH een formele route werd, kunnen niet overstappen of alsnog gebruikmaken van SGH. Mijn vraag is om dit voor deze ouders wel mogelijk te maken. Het voelt namelijk echt als rechtsongelijkheid, omdat deze ouders destijds niet de keuze hadden voor SGH. Daarnaast denken wij dat het rechtszaken kan voorkomen, vooral van ouders die nu compleet vastlopen binnen CWS.
Over termijnen gesproken: zoals we eerder hebben gezien, is er stevige vertraging bij de afhandeling van bezwaren door UHT. In de memorie van toelichting staat dat onconventionele maatregelen werden overwogen om de termijnoverschrijdingen te verkorten, waaronder het schikkingsvoorstel waar meteen gedoe over ontstond in de pers. In de berichtgeving staat dat de Kamer hiermee heeft ingestemd. Dat klopt. Ik heb even nagezocht hoe dit proces is gelopen, want het lijkt min of meer stilzwijgend te zijn gegaan. Het voorstel tot afkoop van bezwaren door middel van een schikkingsvoorstel stond genoemd in de zeventiende voortgangsrapportage van 31 maart in één alinea en zonder bedrag, en ook in de memorie van toelichting van 18 juni bij de voorliggende wet. Op 13 juni was het plenaire debat over de afhandeling van werkelijke schade, waarin ook de zeventiende voortgangsrapportage is behandeld. Op 26 juni is de nota van wijziging op de suppletoire begroting gekomen, waarbij deze optie in een toelichtende brief werd vermeld. Die brief stond op de agenda van de pv van 27 juni en is daarmee toegevoegd aan de stemmingen van diezelfde dag. Weet u nog? Dat was die spoedstemming om de bedragen voor SGH nog voor de zomer veilig te stellen. Het kan aan onze fractie liggen, maar ik ben benieuwd hoe collega’s dit proces hebben ervaren. Het voelt als het snel erin fietsen van een beslispunt omdat iedereen destijds druk was met de forse bedragen voor SGH. Ik ben ook benieuwd hoe de Staatssecretaris hier zelf naar kijkt.
Ik heb hier nog wel een paar vragen over. Kan de Staatssecretaris nog een keer goed uitleggen hoe goede rechtsbescherming geborgd wordt? € 5.000 is een groot bedrag, zeker voor mensen die financieel in de knel zitten. Je wil niet dat zij hun recht op behandeling van een misschien wel heel legitiem bezwaar opgeven om op korte termijn geld in de portemonnee te hebben of omdat ze zo moegestreden zijn dat ze het feitelijk opgeven en er niemand is die hen daartegen in bescherming neemt. Het mag nooit een werkwijze worden van cijfers boven mensen oftewel van zo veel mogelijk mensen verleiden tot een schikkingsvoorstel. Ook wordt er gezegd dat er advocaten beschikbaar zijn voor deze ouders, maar zijn die er ook in de praktijk? Hoe snel is een advocaat beschikbaar voor deze ouders?
Voorzitter. Er wordt een aantal wijzigingen voorgesteld met betrekking tot de regeling van nabestaanden van overleden aanvragers, zodat de regeling die gebaseerd is op het aannemen van het al fors gewijzigde amendement van het lid Leijten uitvoerbaar wordt. Hier zitten wij wel echt met een dilemma, want voor nabestaanden is de route volgens het amendement-Leijten eigenlijk een herstelproces-plus en geen integrale beoordeling, waar mevrouw Leijten maar ook ik echt in geloven als de oplossing. Een goed punt is dat er iemand is die het feitenrelaas van de ouder door het proces loodst, maar er zijn nog steeds drie processtappen die in het uiterste geval tot drie jaar kunnen duren. Hoe doen we dan recht aan een snelle behandeling? Want dit is niet wat er met het amendement bedoeld werd. Dit is voor ons een serieus dilemma, want dit leest wel als een beter proces dan het reguliere proces, maar we zijn nog lang niet waar wij denken dat we wezen moeten, namelijk een integrale beoordeling op basis van het verhaal van de ouder, inclusief brede ondersteuning op een locatie naar keuze van de ouder. De Staatssecretaris zou ook met SGH in gesprek gaan over de vraag of nabestaanden ook van deze route gebruik kunnen maken. Mijn vraag is of daar inmiddels duidelijkheid over is.
Voorzitter. Nog een vraag over de regeling voor ex-partners. Uit de uitvoeringstoets van de Dienst Toeslagen blijkt dat het vanwege de hoge druk op CWS, met name op het terrein van dossiers en bezwaren, niet mogelijk is om de afhandeling van aanvragen van aanvullende compensatie van werkelijke schade van ex-partners op korte termijn in uitvoering te brengen. De regeling is technisch uitvoerbaar, maar pas op het moment dat de werkvoorraad dat toelaat. De timing van de inwerkingtreding van de regeling zal dus worden afgestemd op de capaciteit bij de Dienst Toeslagen en CWS, maar kun je niet al wel de integrale beoordeling gaan inplannen, zodat we straks niet een leegloop bij het integraal beoordelen hebben en het allemaal niet nog veel langer gaat duren?
Is er in de laatste nota van wijziging informatie bij gekomen met betrekking tot het voorgenomen proces voor gemeenten? Allereerst: het is goed dat er meer duidelijkheid en stroomlijning in het proces komen, maar ik heb wel een heel aantal vragen. Wat is de rol van het verhaal dat door de Stichting (Gelijk)waardig Herstel is opgetekend in de brede ondersteuning? In de nota van wijziging staat dat ouders een intake krijgen met het college. Als ouders hun verhaal al hebben laten opschrijven bij SGH, waarom wordt dat dan niet als uitgangspunt genomen? En in hoeverre is het verhaal dat zij bij de gemeente moeten doen in lijn met het verhaal bij SGH? Want sommige ouders komen eerder bij de gemeente dan bij de integrale beoordeling en zeker bij CWS. Moet daar dan niet alvast het hele verhaal opgetekend worden met behulp van SGH? Want we weten dat juist het hele verhaal kan helpen bij het herstel. Het laat zien wat ouders hebben gemist en geeft mogelijk ook inzicht in hoe zij het beste geholpen kunnen worden.
Materiële voorzieningen worden alleen toegekend als die naar het oordeel van het college nodig zijn voor het maken van een nieuwe start. Wat wordt allemaal bedoeld met «materiële voorzieningen»? Laptops, geld, meubels, auto? Er staat dat binnen zes maanden na het eerste gesprek besloten moet worden of dit soort voorzieningen uit het plan van aanpak worden toegekend. Is dat niet veel te lang? Waarom moet een ouder zes maanden wachten als binnen acht weken het plan van aanpak is opgesteld? Daarin is, als het goed is, de soms uiterst urgente noodzaak van die materiële voorziening beschreven.
Er wordt een termijn van twee jaar ingevoerd, waarna de brede ondersteuning klaar is. Als het financiële hersteltraject echter meer dan twee jaar duurt en als ouders nog steeds niet de financiële compensatie hebben ontvangen om hun leven duurzaam op de rit te krijgen, is die twee jaar dan wel passend? Moet je de termijn niet laten aansluiten bij het financiële herstel, dus bijvoorbeeld laten duren tot zes maanden nadat de volledige financiële compensatie is afgerond?
Voorzitter. Wat valt precies onder voorzieningen die reeds aan de betrokkenen zijn toegekend en op basis van het plan van aanpak langer doorlopen dan de termijn van twee jaar? De termijn van twee jaar vormt immers volgens de toelichting bij de nota van wijziging geen belemmering. Kan het hier bijvoorbeeld gaan over de situatie dat een kind gedurende een schooljaar huiswerkbegeleiding krijgt vanwege opgelopen achterstanden? Dat kan heel goed langer dan twee jaar duren. Of kan het gaan om de situatie dat een ouder een opleiding van bijvoorbeeld vier jaar gaat doen?
Ten slotte. Op 1 november aanstaande verloopt de aanmeldtermijn voor gedupeerde jongeren met problematische schulden. Nu begreep ik vorige week van een ambtenaar van het Ministerie van Financiën dat nog maar heel weinig jongeren zich hebben aangemeld. Mijn vraag is tweeledig. Enerzijds vraag ik om verlenging van deze aanmeldtermijn. Ten tweede vraag ik hoe we voor jongeren gaan zorgen voor een ingang die wél werkt.
Dank je wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank je wel, mevrouw Van Dijk. Ik kijk even rond en ik zie één vraag. De heer Stultiens.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik ben het heel erg eens met het betoog van collega Van Dijk. Ik ben ook benieuwd hoe het CDA denkt over het punt waarover ik aan NSC een vraag stelde. Dat gaat dus over het feit dat we hierna na zestien weken in plaats van na zes weken tegen ouders gaan zeggen: u bent helaas te laat met het bezwaar en we gaan het niet meer behandelen. Hoe staat het CDA daarin?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik ben het heel erg eens met uw betoog daarover. Ik was dus blij dat u het op deze manier gesteld hebt. Ik dacht: laten we de beantwoording door de Staatssecretaris afwachten. Dit is namelijk inderdaad wel een punt dat ook ons zwaar op de maag ligt.
De voorzitter:
Dan geef ik het voorzitterschap terug aan mevrouw Van Dijk.
Voorzitter: Inge van Dijk
De voorzitter:
Dan stel ik voor dat we schorsen tot 15.50 uur.
De vergadering wordt van 15.21 uur tot 15.50 uur geschorst.
De voorzitter:
Het is 15.50 uur, dus ik wou doorgaan met de eerste termijn van de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Achahbar:
Dank, voorzitter. Allereerst een dankwoord dat wij hier vandaag over dit onderwerp spreken. Het is voor het kabinet heel belangrijk om snel en goed recht te doen aan ouders. Het is ook heel belangrijk voor mij om met u het gesprek aan te gaan over deze wetsvoorstellen en überhaupt over de hele hersteloperatie. Dat de Kamer een snelle behandeling van dit wetsvoorstel mogelijk heeft gemaakt, is niet vanzelfsprekend. Ik ben dankbaar dat dit toch mogelijk is gemaakt.
Sinds kort beheer ik het herstel-toeslagendossier. Ik heb de afgelopen tijd nodig gehad om mij grondig te verdiepen in de operatie. Ik heb gesprekken gehad met ouders, met jongeren, met deskundigen. Ik heb werkbezoeken afgelegd en debatten teruggekeken en intensieve inhoudelijke sessies op het departement gehad, en dit alles omdat ik echt heel goed wil begrijpen wat er aan de hand is en waar de knelpunten zitten. Nog steeds heb ik het gevoel dat ik het nog niet helemaal goed begrijp. Daar heb ik ook u bij nodig.
Ik zie namelijk dat de hersteloperatie een bloemkool aan regelingen is geworden, met veel schakels en procedures, waarin ouders volledig vastlopen. Ook de operatie is vastgelopen. De dwangsommen lopen op. Ik zal u eerlijk zeggen: daar lig weleens wakker van. Dit moet echt anders. Het moet sneller, het moet efficiënter, maar vooral menselijker. We moeten meer contact zoeken met ouders. Niet het proces maar de mens moet vooropstaan. Dat is mijn uitgangspunt en daar wil ik mij voor gaan inzetten.
Hoe? Wat eerste lijnen die ik wil schetsen. Door in gesprek te gaan met ouders, natuurlijk, zodat we proactief kunnen zien waar de pijn zit en daarop inspelen, zodat er geen onnodige procedures worden opgestart of gevolgd door ouders. We moeten beslissingen beter uitleggen, niet alleen op papier maar ook persoonlijk, face to face, zodat het begrip wordt vergroot en procedures kunnen worden voorkomen. Door zaken als mediation, schikken, met elkaar om de tafel zitten. En daarnaast ook gewoon door te blijven inzetten op efficiëntie, op het versoepelen van de processen en het efficiënter laten verlopen van de processen. Ik zal hier in de beantwoording wat gedetailleerder op ingaan.
Wat niet helpt op dit moment in de operatie is een hele grote beleidsverandering, de boel helemaal omgooien en weer opnieuw beginnen. We zijn nu eenmaal jaren verder. Er zijn keuzes gemaakt in het verleden die we nu niet meer ongedaan kunnen maken zonder heel veel vertraging, onrust en onduidelijkheid te veroorzaken. Ik voel de grote verantwoordelijkheid om ouders verder te helpen.
Voorzitter, als u mij toestaat, dan richt ik mij op dit moment ook even tot de ouders die dit debat thuis volgen. Het gaat veel over processen, over regels en over termijnen in dit debat. Het is heel technisch en heel koud. Het is niet warm en menselijk. Ik ga graag binnenkort met u persoonlijk in gesprek. Ik ga het land in en ik hoor graag uw persoonlijke verhalen en ook uw hulpvragen.
Ik wil voor de ouders ook nog heel graag kort ingaan op het schikkingsvoorstel. Dat heeft door alle media-aandacht heel veel onrust veroorzaakt. Ik wil daarom heel graag kort uitleggen wat het inhoudt. Er gaan heel veel verhalen rond die gewoon niet kloppen en die ouders onnodig ongerust en verdrietig hebben gemaakt.
Allereerst, het schikkingsvoorstel is vrijwillig en er verandert niets aan uw positie als u het afslaat. Het gaat om bezwaren die zijn ingediend in de integrale beoordelingsfase. Na het accepteren van het schikkingsvoorstel kun je gewoon door met de rest van de procedure. Ook als er een aanvullende schade is, kunnen die routes gewoon doorlopen worden. Na ontvangst van het schikkingsvoorstel is er een bedenktermijn van 28 dagen. Als er niet gereageerd wordt op het schikkingsvoorstel, gaat de UHT ervan uit dat het niet geaccepteerd is. Ouders blijven recht houden op het dossier. De bedenktijd van 28 dagen gaat in na ontvangst van het dossier, als ouders het dossier wensen. Na het accepteren van het schikkingsvoorstel is er nog een bedenktijd van veertien dagen waarin alsnog kan worden afgezien van het voorstel. Ouders zonder advocaat kunnen gratis een advocaat toegewezen krijgen. Ouders met een advocaat kunnen dit met hun advocaat bespreken. Er wordt op dit moment goed geëvalueerd en teruggekeken of en welke verbeteringen er doorgevoerd moeten worden. Dit doen we expliciet in gesprek met ouders. Voor ouders met een klein bezwaar kan dit helpen om door te gaan in het proces. Voor ouders met een groter, principiëler bezwaar ontstaat er ruimte om een inhoudelijke beslissing te krijgen van de UHT. Deze week komt er duidelijke communicatie hierover op de site van de UHT. Dat wilde ik nog even gezegd hebben.
Dan ga ik nu over tot de beantwoording van de vragen. Ik zal de vragen in thema’s beantwoorden en begin bij het thema algemeen. Dan kom ik bij vragen van NSC. Mevrouw Heite heeft gezegd dat er regeling op regeling wordt gestapeld en heeft gevraagd hoe we voorkomen dat dit zich nog verder uitbreidt en hoe ik de scheve verhouding tussen voortgang en kosten ga aanpakken. Zoals ik in mijn inleiding vertelde, ben ik het met NSC eens dat er met de intentie om mensen zo goed en zo snel mogelijk te helpen in het verleden keuzes zijn gemaakt die ervoor hebben gezorgd dat er regeling op regeling werd gestapeld. Het is nu eigenlijk een kluwen van regelingen geworden, waarin mensen vastlopen. Ik ben niet van plan om nieuwe regelingen toe te voegen en de hersteloperatie nog groter en ingewikkelder te maken. Dit wetsvoorstel introduceert dan ook geen nieuwe regelingen. Daarnaast zijn we inmiddels flink op stoom met de hersteloperatie. Ruim 65% van de ouders heeft bijvoorbeeld inmiddels de beschikking op de integrale beoordeling gehad. Grote aanpassingen aan de hersteloperatie zullen op dit moment in het proces zorgen voor grotere vertragingen. Daar zijn ouders niet mee geholpen. Waar mogelijk blijven we gericht kijken waar het sneller en beter kan. De belangrijkste toetssteen is echt de versnelling voor ouders.
Een andere vraag van mevrouw Heite van NSC gaat over de uniforme herstelregeling. Zij vraagt of ik kan toezeggen dat ik ga kijken in hoeverre de toeslagenhersteloperatie alvast in de geest van deze wet zou kunnen worden uitgevoerd. Ik vind het een goed idee dat onder leiding van BZK gewerkt wordt aan een uniforme herstelregeling, die duidelijkheid geeft in de toekomstige hersteloperaties die moeten worden uitgevoerd. Maar ik vrees dat uitvoering van de hersteloperatie toeslagen al voor een groot deel is gevorderd. Ik wil op dit moment niet al te grote wijzigingen aanbrengen met als gevolg onzekerheid en vertraging voor ouders. In deze hersteloperatie leren we hele belangrijke lessen. Die wil ik graag eventueel betrekken bij het wetsvoorstel en ik wil daarover in gesprek blijven.
Mevrouw Heite vroeg ook of ik kaders wil stellen, omdat de hersteloperatie anders steeds meer uit de pas gaat lopen. Middels de beschikking was de populatie geheel in beeld. Zij vraagt of ik bereid ben om dat als uitgangspunt bij de prioritering te hanteren. Ik begrijp de opmerking van NSC dat de hersteloperatie inmiddels bestaat uit een uitgebreid stelsel van verschillende doelgroepen. In het verleden is daar om hele goede redenen voor gekozen, maar op het punt waar we nu staan, hebben we alle groepen die door de toeslagenaffaire geraakt zijn, goed in beeld. Ik vind het belangrijk dat we nu voor al die mensen toewerken naar een snelle en goede afronding. Daarbinnen geven we prioriteit aan ouders die direct gedupeerd zijn door problemen met de kinderopvangtoeslag. De UHT start de uitvoering voor bijvoorbeeld ex-toeslagpartners of benadeelden door huurtoeslag, zorgtoeslag en kindgebonden budget op het moment waarop dat niet tot vertraging leidt voor die gedupeerden. Dus er wordt geprioriteerd en gekeken naar wat nu en wat op een later moment komt. Voor de kleine groep nabestaanden maak ik hierop nu een uitzondering om zo goed mogelijk te voldoen aan de wens van uw Kamer om deze groep zo goed en zo snel mogelijk in een doorlopend proces te helpen.
Mevrouw Heite van NSC stelde nog een andere vraag die onder het kopje algemeen valt. Hoe gaat de Staatssecretaris de scheve verhouding tussen kosten en voortgang bewaken? Welke efficiencyslagen heeft zij voor ogen zonder dat dit ten koste gaat van de gedupeerden? De toeslagenaffaire heeft levens verwoest. Dat besef ik terdege. Ik vind het belangrijk dat we ruimhartig compenseren en intensief helpen om de levens weer op de rit te krijgen. Daarbij kijken we steeds naar de juiste combinatie van regie bij ouders, ruimhartigheid, precisie, snelheid en uitlegbaarheid. Zo is de schaderoute met Stichting (Gelijk)waardig Herstel opgezet om versnelling in het proces van financieel herstel te bewerkstelligen en om de regie zo veel mogelijk bij de ouders te houden. Bij de route SGH zien we dat de uitvoeringskosten relatief laag zijn, mede vanwege de inzet van vrijwilligers.
De heer Vijlbrief van D66 vraagt: kan de Staatssecretaris een perspectief bieden op hoelang de operatie gaat duren? Wat verwacht ik dat hier zal gebeuren? In het regeerprogramma heb ik geschreven dat ik verwacht dat alle ouders voor eind 2025 hun integrale beoordeling hebben doorlopen. Die prognose blijft nog steeds haalbaar. Ook heb ik de ambitie daarin neergelegd dat eind 2027 alle aanvullende schades voor ouders zijn gecompenseerd.
Mevrouw Van Eijk stelde een vraag over de schijnzelfstandigen en de termijnen. De verwachting is dat het afnemen van het aantal medewerkers als gevolg van de handhaving beperkt zal blijven. Wij zijn ons heel erg bewust van het dilemma van het opheffen van het handhavingsmoratorium versus de eisen die de hersteloperatie stelt. De Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen doet er echt alles aan om de inzet van potentiële schijnzelfstandigen te beperken. Zo zijn er inmiddels bijna 700 medewerkers bij UHT in vaste dienst. Daarnaast blijven we ook schijnzelfstandigen een vast dienstverband aanbieden. Ook zullen werkzaamheden in de komende jaren in omvang gaan afnemen, waardoor minder inzet nodig is. Ondanks deze maatregelen verwachten we voor 2025 en 2026 dat de inzet van potentiële schijnzelfstandigen nog steeds nodig blijft om te voldoen aan het zo tijdig mogelijk helpen van de gedupeerde ouders. Ik blijf hierover in gesprek met mijn ambtsgenoot.
Voorzitter: Van Eijk
De voorzitter:
Mevrouw Inge van Dijk heeft een vraag hierover.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik snap natuurlijk heel goed het dilemma. Ik lees iedere keer dat die mensen in vaste dienst zijn genomen, maar in principe worden zij voor een tijdelijk project in vaste dienst genomen. Wat doe je dan met die mensen als we hopelijk op een gegeven moment een punt achter de hersteloperatie kunnen zetten?
Staatssecretaris Achahbar:
Dank voor deze begrijpelijke vraag. De UHT-medewerkers zouden relatief eenvoudig in dienst kunnen worden genomen door de Dienst Toeslagen. Daar gebeurt natuurlijk ook van alles. Daar zijn ook allerlei plannen gaande om procedures te veranderen. Er is dus een mogelijkheid om de mensen die in vaste dienst zijn op een andere plek een dienstverband aan te bieden.
Voorzitter: Inge van Dijk
De voorzitter:
Gaat u verder met uw antwoord.
Staatssecretaris Achahbar:
Dan de vraag van de SP of ik overweeg om de hersteloperatie bij een ander departement onder te brengen. Mijn eerste gedachte zou zijn: als ik hier vijf of vier jaar geleden had gezeten, dan had ik dat zeker overwogen. Maar op dit moment zijn ouders er het meest bij gebaat als de hersteloperatie zo snel mogelijk naar een einde toewerkt. Het is inmiddels al ver gevorderd en er wordt steeds meer tempo gemaakt. Grondige aanpassingen leiden juist tot meer complexiteit en tot meer vertraging. Ik kan nu eenmaal niet de tijd terugdraaien. We zitten nu met de Wet herstel toeslagen, zoals die is, en met de UHT, zoals die is ingericht. Ik blijf aansturen op verbeteringen, efficiëntieslagen en meer menselijkheid in de operatie, waar dat kan.
De heer Dijk (SP):
Hierop voortbordurend. Ik vind dat vertrouwen erg mooi, maar welke bewijzen kan de Staatssecretaris leveren dat dit beter zou zijn dan het alternatief dat ik bijvoorbeeld heb beschreven en waarop al meerdere malen in de Kamer is aangedrongen? In de praktijk hebben we daar ook een voorbeeld van. Door overheidsfalen is een stichting opgezet. Deze werkwijze wordt door de ouders zelf, het allerbelangrijkste, als de meest prettige en beste route beschreven. Ik zie de bewijslast van de Staatssecretaris niet. Ik zie de bewijslast van de Stichting (Gelijk)waardig Herstel wel. Wat is de argumentatie om te zeggen dat we dat niet gaan doen? Die route is er al, dus ik zou bijna zeggen: neem hem over en je bent er.
Staatssecretaris Achahbar:
Ja, die route is er. We hebben ook gekozen voor die route door een dienstverleningsovereenkomst af te sluiten met de Stichting (Gelijk)waardig Herstel. Dat is juist met in het achterhoofd dat het zo’n goede route is voor ouders, dat ze er vertrouwen in hebben en dat er echt vanuit het oogpunt van de ouder wordt gekeken. Voor de fase daarvoor, de integrale beoordeling, is het proces al vergevorderd. Als we mensen uit die integrale beoordeling halen en op een andere plek neerzetten, ben ik er echt bang voor dat er vertraging wordt opgelopen. Dan moet er een hele nieuwe operatie worden opgezet, moeten er nieuwe mensen geworven worden en moet er een nieuwe werkwijze komen. Het gaat om heel erg veel mensen. De wens om meer naar de mens te kijken, hebben we gevolgd, onder andere door een overeenkomst met de SGH te tekenen. De regieroute, de VSO-route, wil ik ook gaan opschalen. Dat betekent dat we wat meer met mensen in gesprek gaan om te horen wat zij nodig hebben en hoe het proces voor hen afgerond kan worden. Ik ben dus echt aan het kijken naar manieren om, na de integrale beoordeling, met mensen in gesprek te gaan om te horen wat zij nodig hebben om dit af te ronden.
Dan heb ik een vraag van de PVV over 2.500 fte bij de hersteloperatie. Zijn de extra medewerkers in dienst van het Rijk of zijn dat externen? Er zijn zowel vaste medewerkers als externen aangetrokken. Op dit moment zijn er zo’n 700 medewerkers in vaste dienst. We bieden, waar mogelijk, zelfstandigen aan om in vaste dienst te komen.
De heer Vlottes van de PVV had een tweede vraag. Als alle casussen zijn afgerond, wat gebeurt er dan met de medewerkers? Het sluit een beetje aan bij de beantwoording van andere vragen hierover. Naarmate de hersteloperatie vordert, blijft gekeken worden welke medewerkers op welke plek in de organisatie van waarde kunnen zijn. Als de casussen zijn afgerond, dan gaat vast personeel op basis van de cao in een van-werk-naar-werktraject en van externe medewerkers wordt afscheid genomen.
Dan heb ik nog een vraag van BBB: «Waarom schieten we in een kramp als we mensen willen helpen? We vergeten mensen en controleren te veel.» Ik erken het sentiment van deze vragen natuurlijk. Dat probeerde ik ook in mijn inleiding weer te geven. Ook in hersteloperaties zien we dat steeds meer precisie ten koste gaat van snelheid. Dat vereist een afweging die we steeds opnieuw moeten maken. Dat heeft een jaar geleden tot de SGH-route geleid. We doen dat altijd met de ouder in gedachten. De ouder is gebaat bij een snelle uitvoering, maar de ouder is ook gebaat bij erkenning van het leed dat hem of haar is aangedaan. Hoe grofmaziger een regeling, hoe meer dat ten koste gaat van de erkenning. De hersteloperatie moet, met name in deze fase, uitlegbaar en schaalbaar zijn.
Dan kom ik aan bij het thema nabestaanden.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Misschien heb ik het gemist, maar ik ben benieuwd, wat zijn de andere blokjes? Dan weten we wat eraan komt.
De voorzitter:
Dat heeft u niet gemist; die zijn inderdaad niet genoemd.
Staatssecretaris Achahbar:
Ja, dat heb ik niet gezegd. Het waren dus «algemeen», «nabestaanden», «beslistermijnen algemeen» en «versnelling van de CWS». Daarna komen «schade algemeen» en «schade aanmeldtermijn plus digitale route». Daarna komen «bezwaartermijn van zestien weken», «algemeen plus mediation plus schikking plus dossiers» en «de brede ondersteuning».
De voorzitter:
Gaat u verder met uw volgende thema.
Staatssecretaris Achahbar:
Nabestaanden. Het is de belangrijkste aanleiding voor het kabinet om de Kamer te vragen om snelle behandeling. Een kernthema van het voorliggend wetsvoorstel is dat nabestaanden van overledenen gedupeerden al lang wachten op een mogelijkheid om de compensatie af te ronden van hun partner, ouder of ouder die niet meer in leven is. Voor hen is het een groot verlies dat zij hun naasten zijn verloren en komt de confrontatie met het problemen die de overheid heeft veroorzaakt daar nog eens bovenop. Een eerdere variant van de regeling om nabestaanden te helpen is door de Kamer aangepast, maar helaas bleek die niet uitvoerbaar te zijn. De eendagsbehandeling is onuitvoerbaar, maar het kabinet deelt de achterliggende wens om snel duidelijkheid te geven. Zo kan je bijvoorbeeld pas echt werkelijke schade gaan afhandelen als je ook weet in welke jaren iemand gedupeerd is geweest. Ook is de snelheid van uitvoering afhankelijk van externe partijen, bijvoorbeeld bij het aanpakken van private schulden.
Met de in dit wetsvoorstel voorgestelde aanpak werken we daarom enerzijds toe naar een zo snel mogelijke afronding voor nabestaanden door de herstelmaatregelen zo snel als mogelijk achter elkaar, door een warme overdracht, te laten verlopen. Anderzijds houden we de essentiële ruimte om relevante expertise in te zetten en het verhaal van de nabestaanden een plek te geven in de behandeling. Het kabinet beseft dat de voorgestelde aanpak niet zo ver strekt als de behandeling in één dag, die het amendement voor ogen had. Met het amendement-Leijten heeft de Kamer immers de wens uitgesproken om in één dag, of als dat niet mogelijk is in een redelijke termijn, de beslissing te nemen. De UHT heeft dit getoetst, en uit de uitvoeringstoets is gebleken dat dat niet mogelijk is.
De heer Dijk (SP):
Dat iets niet mogelijk is, is iets anders dan dat iets niet gedaan wordt. Het is niet een soort vriendelijk verzoekje; het is een amendement dat in een wet is opgenomen en dat uitgevoerd moet worden. Dus de vraag is: waarom is het niet uitgevoerd?
Staatssecretaris Achahbar:
Het is niet uitgevoerd, om de volgende reden. Er is gekeken naar wat ervoor nodig is om het uit te voeren. Er is inderdaad gekeken naar wat daarvoor noodzakelijk is. Het is noodzakelijk dat we echt weten wat de gedupeerdheid van iemand inhoudt, dus: hoelang is iemand gedupeerd geweest, welke termijnen zijn dan bijvoorbeeld teruggevorderd, hoe erg is iemand in de problemen gekomen als het gaat om schulden? Het is dus belangrijk om vast te stellen waar we het over hebben, voordat we een volgende stap kunnen nemen in het vergoeden van de schade. Dus waarom is het niet uitgevoerd? Omdat het niet uitvoerbaar bleek om het in één dag uit te voeren.
De heer Dijk (SP):
Ik denk dat het goed is om het amendement nog een keer helemaal te gaan lezen, want er staat gewoon in: de opdracht aan de overheid om het in één dag allemaal bij elkaar te hebben en mensen in één dag te laten komen, ja of nee te laten zeggen en daarover te kunnen laten nadenken. Het spijt me, maar nu wordt het echt omgedraaid. Het wordt nu omgedraaid, alsof het een verzoek is vanuit de Kamer, of een wens. Nee. Een. Het is gewoon opgelegd in een wet dat het zo moet. Dus u heeft dat uit te voeren. Twee. Die regeling in één dag is niet bedacht zodat die mensen waar het om gaat, de gedupeerden, slechts één dag de tijd hebben. Nee, het gaat erom dat ze er in één dag helemaal doorheen kunnen en dat het voorbereid is. Ik weet dus niet waarom dit omgedraaid wordt, maar daarom zei ik net: dat riekt nogal naar machtsmisbruik, door gewoon niet te doen wat deze Kamer heeft opgelegd aan het kabinet om wél te doen. Nogmaals, het is niet een verzoek, niet een wens. Dit moet gewoon gebeuren.
Staatssecretaris Achahbar:
Het is duidelijk. Het is ook echt duidelijk waar het verzoek vandaan komt. Maar een amendement moet ook uit te voeren zijn. Het moet ook mogelijk zijn om dat te doen, op een zorgvuldige manier, die recht doet aan de mensen die een beroep doen op de regeling. Het is ook serieus genomen. Het is onderzocht. Er is goed naar gekeken. De uitkomst daarvan was dat het niet mogelijk bleek. Ik deel dus niet de mening dat we het amendement naast ons neer hebben gelegd of dat we het niet serieus hebben genomen. Er is echt goed naar gekeken.
Het blijkt dat het echt wel belangrijk is om verschillende expertises mee te nemen in de behandeling van de schades. Bijvoorbeeld moet worden meegenomen welke schulden iemand heeft opgelopen, hoelang de termijn is dat iemand gedupeerd is geweest en welke bedragen er teruggevorderd zijn. Helaas is het zo – ik probeer de hele tijd te verwijzen naar de bloemkool die we met elkaar hebben opgetuigd – dat er bepaalde stappen moeten worden doorlopen om de informatie naar boven te krijgen. We proberen in ieder geval met deze werkwijze zo dicht mogelijk tegen het amendement aan te komen. Er is een dedicated team aangesteld dat zich alleen maar gaat bezighouden met deze regeling. Het is dus niet zo dat de betrokken mensen tussen alle andere gedupeerden terechtkomen. Het dedicated team brengt versnelling aan, probeert de processen op elkaar te laten aansluiten en probeert dat ook zo snel mogelijk achter elkaar te doen.
De heer Dijk (SP):
Ik zat heel erg te twijfelen of ik het volgende in dit debat zou noemen, maar ik ben ook woordvoerder Financiën en daar speelt heel vaak de box 3-compensatie: 14 miljard euro en dat is zo geregeld. Ik benoem dat hier wel, omdat er zo’n tegenstelling in zit. Voor mensen met grote vermogens of spaargeld wordt het zo gefikst. Al die systemen staan in dienst van die mensen. De groep wordt ruim opgevat en het proces is simpel gemaakt: je gaat in bezwaar, je spreekt een ambtenaar en die past je belastingaangifte aan. Het spaargeld wordt automatisch voor je geregeld. Het spijt me zeer, maar het gaat om een amendement, zoals ik nu een aantal keren heb benadrukt, dat is aangenomen – alleen JA21 was tegen. Het is niet de eerste keer dat ik in een debat moet aankaarten: als je er keer op keer op moet toezien dat zo’n amendement ook uitgevoerd wordt, dan is dat gewoon onwil. Ik ga niet twee groepen tegenover elkaar zetten, maar hoe simpel is het om te zeggen: laat de mensen die spaargeld hebben in box 3 even wachten, en laten weer eerst dit even snel doen?
Staatssecretaris Achahbar:
Dank voor deze toevoeging. Het vaststellen van deze schade is natuurlijk niet met box 3 te vergelijken. Ik begrijp wel waar het sentiment vandaan komt; als de wil er is, zou het ook sneller moeten kunnen. Ik probeer duidelijk te maken dat we met elkaar de Wet hersteloperatie toeslagen hebben gemaakt en dat de UHT degene is die de wet uitvoert. Ik kan daar geen afstand van doen. Dat is iets waar we met elkaar in zitten. Om de schade van mensen vast te stellen, moeten we nu eenmaal een aantal dingen toetsen. De eerste toets is om als iemand gedupeerde is, vast te stellen over welke termijn het gaat en welke bedragen zijn teruggevorderd. Dat vergt nu eenmaal een iets diepere zoektocht. Ik probeer te benadrukken dat we echt zo dicht mogelijk bij het amendement willen blijven door er een dedicated team op te zetten, een team dat alleen maar bezig is met de nabestaandenregeling. Dat heeft geen enkele andere groep. Er is dus een team dat alleen maar hiermee bezig is, dat de stappen die genomen moeten worden zo snel mogelijk na elkaar zet en ook zorgt voor een warme overdracht. Er zit ook een persoonlijk zaakbehandelaar op, die dit zo goed mogelijk doet. Zo proberen we in de geest van het amendement zo snel mogelijk te beslissen en duidelijkheid te geven aan deze mensen. Ik deel echt uw gevoel dat ze snel geholpen moeten worden en dat er veel leed is waar snel een einde aan moet komen.
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van de heer Vijlbrief. Ik heb er zelf dadelijk ook nog een.
De heer Vijlbrief (D66):
Ja, voorzitter, voor een deel is mijn interruptie ook aan u gericht, maar het moet even richting de Staatssecretaris. Het institutionele geheugen ontbreekt bij mij om precies te weten wat er met het amendement is gebeurd. Ik zie wel dat het is aangenomen op 20 juni 2023, dus meer dan een jaar geleden. Ik geloof dat niemand in de commissie twijfelt aan de intenties van deze Staatssecretaris; daar gaat het helemaal niet om. Maar het gaat wel om een staatsrechtelijk vrij belangrijk ding. Een amendement is niet, zoals een motie, een soort oproep of een lieve vraag aan het kabinet. Het kabinet hoort een amendement gewoon om te zetten in wetgeving. Er moet een hele goede reden zijn als we na een jaar tot de conclusie komen dat dat niet is gebeurd. De Staatssecretaris probeert die hele goede reden weer te geven, maar ik hoor die nog niet helemaal. Daarom doe ik ook een beetje een beroep op uw institutionele geheugen, voorzitter, in uw rol als lid van deze commissie, want ik denk dat u daar wel bij was. Maar het kan niet zo zijn dat een kabinet probeert te interpreteren wat de Kamer met een amendement doet. Zo zijn de verhoudingen niet. In principe schrijft het kabinet gewoon in een wet op wat in het amendement staat, tenzij iets zich daartegen verzet. Maar dat moet dan wel iets heel ernstigs zijn en dat heb ik nog niet gehoord. Deze opmerking wilde ik even maken om te proberen het debat ook ergens naartoe te leiden.
Voorzitter: Van Eijk
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik maak maar gelijk gebruik van mijn interruptie. Ik zal die iets langer inleiden en misschien geeft dat meteen een antwoord. We hebben het de afgelopen jaren in de Kamer heel vaak gehad over de wens om te komen tot een integrale benadering, oftewel: geen stappen na elkaar, maar zo veel mogelijk met elkaar aan tafel. Er zijn verschillende expertises, maar waarom moeten die altijd na elkaar? Waarom kun je die niet bij elkaar aan tafel zetten om in gezamenlijkheid te proberen tot oplossingen te komen? Wij denken dat je daardoor een veel fijner proces hebt voor ouders. Ze hoeven maar één keer hun verhaal te doen in plaats van drie keer, er wordt met elkaar nagedacht en misschien kan de ene net iets beter bij de gemeente opgelost worden en de andere beter in een schaderegeling. Dat was het idee.
Daar was heel veel weerstand tegen vanuit het ministerie. Mevrouw Leijten heeft toen bedacht om het met een kleine, afgebakende groep – de nabestaanden – eens te gaan proberen. De positieve dingen daaruit zouden dan gebruikt kunnen worden om de rest van de hersteloperatie te verbeteren. Het was dus ook bedoeld om van te leren. Dat is een beetje het verleden geweest en waarom het op deze manier is opgesteld. En daarom is het ook in mijn termijn belangrijk dat we dit echt gaan proberen en dat het niet bij een zo dicht mogelijke benadering blijft. Een redelijke termijn is niet drie jaar. Je kunt gewoon aan geen enkele ouder uitleggen dat dat bij benadering een redelijke termijn is. Waarom proberen we dus verschillende expertises niet gewoon aan tafel te zetten in plaats van vast te blijven houden aan een apart dedicated team? Dat is mooi, maar als ze dezelfde werkprocessen krijgen, behalve dan met een warme overdracht, wat heb je dan echt anders gedaan? Daar zit dus een stukje van mijn zorg en, als ik heel eerlijk ben, ook van mijn frustratie. Het idee was om een afgebakende groep te pakken, het gewoon te gaan doen en daarvan te leren.
Voorzitter: Inge van Dijk
Staatssecretaris Achahbar:
Ik probeer uit te leggen dat er zo dicht mogelijk tegen het amendement aan is gewerkt door te zorgen voor een vast team dat zich gaat bezighouden met de uitvoering van deze compensatieregeling. In één dag bleek dat niet uitvoerbaar. Het is belangrijk dat er wetten en regelingen worden gemaakt die uitvoerbaar zijn, want anders zijn de mensen er ook niet mee geholpen. In dit voorstel is er echt aan gewerkt om zo dicht mogelijk in de geest van het amendement blijven. Het is een samengevoegde behandeling en het herstel loopt door middel van een persoonlijk zaakbehandelaar zo veel mogelijk in elkaar over. Er vindt echt een warme overdracht plaats tussen de verschillende ketenpartners. Volgens het kabinet doet dat recht aan wat de geest was van het amendement. We willen ook geen wetten aannemen die niet uitvoerbaar zijn. Ik val in herhaling, merk ik.
Voorzitter: Van Eijk
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik snap ... Deze staatsecretaris zit er natuurlijk nog niet zo heel lang en doet nu heel veel indrukken op. Heel veel lag natuurlijk ook al vast toen zij in deze rol stapte, zo ook dit voorstel. Maar als zij met de kennis van vandaag kijkt naar de organisatie, is dan niet ook zij van mening dat er heel veel meer zou moeten kunnen dan waarvan nu wordt gezegd dat het amendement alleen maar zo uitvoerbaar zou zijn? Is er niet nog een kans om toch nog een keer goed naar dat amendement te kijken en te bezien of we er niet echt een stuk dichterbij kunnen komen? Want hoe de wet er nu ligt ... Ik wil helemaal niet tegen een wet stemmen, maar dit staat echt heel ver van de bedoeling van het amendement af en daar heb ik oprecht last van. De bedoeling was namelijk om dingen nu eens uit te gaan proberen en te gaan verbeteren.
Voorzitter: Inge van Dijk
De voorzitter:
Ja, doe maar, meneer Vijlbrief.
De heer Vijlbrief (D66):
Om de Staatssecretaris misschien te helpen: zou het helpen als wij in tweede termijn een heel precies overzicht krijgen van de kernpunten? Nogmaals, mij ontbreken zaken. Ik probeer die ene dag op te zoeken, en die staat er gewoon niet. Er staat niet één dag. Dat is een wens die geuit is, waarschijnlijk bij de behandeling. Wij hebben de tekst van het amendement. De Staatssecretaris heeft een tekst in de wetswijziging staan. Ik zou het fijn vinden om heel precies te weten waar dat afwijkt. Anders kan ik ook geen oordeel vormen. Ik sluit mij aan bij de voorzitter, in haar andere rol. Anders kan ik heel moeilijk een oordeel vormen of ik nu vind dat het kabinet het maximale heeft gedaan om het amendement uit te voeren, want dat is toch wat de Staatssecretaris hoort te doen. Nogmaals, het is geen motie. Het is geen wens; het is medewetgeving.
Staatssecretaris Achahbar:
Dank. Ik ga graag in op het voorstel om de heer Vijlbrief om in tweede termijn wat dieper in te gaan op hoe het zich heeft opgebouwd, hoe het zich heeft ontwikkeld.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw beantwoording.
Staatssecretaris Achahbar:
Met uw goedvinden, voorzitter, beantwoord ik dan ook de vragen van de andere Kamerleden over de nabestaanden in tweede termijn.
De voorzitter:
Wat mij betreft is het een prima voorstel om in tweede termijn verder in te gaan op de nabestaanden.
Staatssecretaris Achahbar:
Dan kom ik nu bij de beslistermijnen algemeen en versnelling bij de CWS. In het wetsvoorstel zoals ik dat nu met u bespreek, is geen voorstel opgenomen om beslistermijnen aan te passen. Helaas lukt het op een aantal onderwerpen in de hersteloperatie niet om de beslistermijnen te halen. Dat gaat met name over de integrale beoordeling, aanvragen via de CWS-route en de afdoening van bezwaren tegen integrale beoordelingen en beschikkingen uit de CWS-route. Voor een aantal van deze thema’s geldt dat een aanpassing van de beslistermijn überhaupt niet mogelijk is, omdat er geen juridische ruimte is om reeds verlopen beslistermijnen aan te passen. Ook komt het aanpassen van een beslistermijn op bezwaar algauw in botsing met hoger recht.
De beslistermijn op werkelijke schade was wel in het oorspronkelijke wetsvoorstel opgenomen, maar het kabinet realiseert zich dat er in de afgelopen maanden zich grote wijzigingen op het gebied van aanvullende schade hebben voorgedaan. De mogelijkheden zijn toegenomen of breiden zich op korte termijn uit. Zo is met de Stichting (Gelijk)waardig Herstel een DVO getekend om als aanvullende schaderoute te gaan dienen. Dit zal verlichting brengen in het werk van de CWS. De CWS zelf is ook een reorganisatie aan het doen om sneller te werken, meer mensen aan te nemen en de processen te verbeteren. Daarnaast zijn we op dit moment een digitale route aan het ontwikkelen, die ook voor enige verlichting kan zorgen voor de CWS.
Een aanpassing van de wettelijke beslistermijn is bij bezwaren ... Even kijken, hoor. Nee, dit is dubbel.
Ik kom aan bij de beantwoording van de vragen van mevrouw Van Eijk van de VVD en de heer Stultiens. Zij vragen hoe de overschrijding van de beslistermijnen dan wordt opgelost. Mevrouw Van Eijk vraagt ook hoe we kunnen voorkomen dat we alsnog termijnen moeten verruimen. We hebben het er al meerdere keren over gehad dat we de mensen centraal willen stellen en dat we naar de mensen moeten kijken. Wat mij betreft moet de focus niet liggen op de wettelijke termijnen en dus op de procedures, maar op snel recht doen aan gedupeerden. Er is geen garantie dat met alles wat het kabinet op dit moment doet en nog gaat doen, de termijnen wel haalbaar worden. Maar het kabinet wil voorkomen dat er op voorhand ruimere termijnen worden genomen dan nodig is, want dit doet geen recht aan het sneller willen werken en sneller recht willen doen aan gedupeerden. Zoals ik al zei, worden er verschillende aanvullende schaderoutes ingesteld op dit moment. CWS is ook aan het werk om efficiëntieslagen te maken. We verwachten echt dat er daardoor verlichting komt bij CWS, waardoor er sneller beslist kan worden, en dat het niet nodig is om de bezwaartermijnen te verruimen.
Dan kom ik aan bij de vragen van meneer Vijlbrief van D66 over versnelling van de schaderoutes. Hoe versnellen we schaderoutes? Welke risico’s zitten daaraan? Ten koste van wat gaat de versnelling? Is er contact geweest met de mensen om wie het gaat? Het huidige schadestelsel kent een geschiedenis die bestaat uit een constante afweging tussen snelheid en precisie. Vorig jaar constateerden we dat precisie, namelijk de route van CWS, gewoon te traag was om de schade van ouders te vergoeden. Daarom is er gekozen voor een grofmazigere forfaitaire alternatieve route; dat is de SGH geworden. Toen is gekozen voor versnelling ten koste van precisie. Het versnellen van schaderoutes nu bestaat uit het opschalen van de SGH naar aanleiding van de afspraken die we afgelopen zomer hebben gemaakt. Ook CWS schaalt op. Die nemen meer mensen in dienst, maken efficiëntieslagen en gaan ook werken met forfaitaire bedragen. Verder is er inderdaad de digitale route, waar ik aan refereerde en die op dit moment wordt ontwikkeld.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Het handhaven van de termijn van zes maanden betekent nog steeds dat er bij termijnoverschrijding bezwaar en beroep mogelijk is, dat er als gevolg van die beroepen ingebrekestellingen volgen en dat mensen die die route hebben bewandeld voorgaan op mensen die gewoon zitten te wachten. Hoe gaat de Staatssecretaris met die groep om?
Staatssecretaris Achahbar:
Ik probeer de vraag even goed te begrijpen: hoe ga ik met de groep om die ...?
De voorzitter:
Die in het reguliere proces zit te wachten.
Staatssecretaris Achahbar:
Ik wil dat het proces gericht is op versnelling en dat mensen sneller geholpen worden. Ik wil alles op alles zetten om ervoor te zorgen dat mensen snel aan de beurt komen en dat die mensen snel hun schade vergoed krijgen. Zoals ik zei is de SGH-route uitgebreid. De VSO-route, de regieroute wordt uitgebreid. Er komt een digitale route. En de CWS gaat uitgebreider en forfaitair werken. Ik verwacht echt dat er een aanzienlijke versnelling gaat komen en dat er mensen uit de CWS-route zullen stromen die toch kiezen voor bijvoorbeeld de SGH. Er is nu al te zien dat er best wel wat mensen uitstromen, kiezen voor de SGH-route en uit de CWS-route stappen. Ik heb echt de verwachting dat de mensen die nu aan het wachten zijn bij de CWS aan de beurt komen, omdat er verlichting plaatsvindt.
Een vraag van mevrouw Heite van NSC: is de technocratische bejegening van gedupeerde ouders door CWS inmiddels verbeterd? De bejegening van ouders was een jaar geleden inderdaad absoluut ondermaats; dat mag gezegd worden. CWS is dan ook gevraagd om hierin te verbeteren. CWS heeft hieraan veel aandacht besteed. De juiste bejegening van ouders is een belangrijke pilaar van de werkwijze geworden. Ik ben met CWS in gesprek over de beste manier om dit te kunnen meten, volgen en evalueren.
Hoeveel fte zijn is er bij CWS bij gekomen, vraagt mevrouw Heite van NSC. Per april 2024 is het personeelsbestand van CWS toegenomen met 7 fte. Dit komt neer op 10% van het gehele personeelsbestand. Ook in de komende periode wordt er opgeschaald om iedereen zo snel mogelijk te helpen.
Nog een vraag van NSC, over de aanpak en het schadekader van CWS. Er wordt gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot het plan van aanpak. Per juli is het nieuwe schadekader van CWS ingegaan. Naast wijziging in beleid heeft CWS wijzigingen doorgevoerd in de werkprocessen en de inrichting, met als doel om sneller en ruimhartiger te werken. We merken nu ook dat er ruimhartiger wordt beoordeeld, maar het is nog te vroeg om hieraan hele grote conclusies te hangen.
Ik kom nu bij het thema schade algemeen.
Voorzitter: Van Eijk
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Een vraag van mij is volgens mij niet beantwoord. Ik vroeg naar ouders die zich hebben aangemeld en in een route zitten of hebben gezeten voordat werd besloten dat SGH een formele route werd. Dan ging het om het overstappen. Daarover is ook motie ingediend, die is aangenomen door de Kamer. Kan de Staatssecretaris die vraag nog beantwoorden?
Staatssecretaris Achahbar:
Ja.
Dan heb ik een vraag van D66 en NSC over de rechtsgelijkheid van de schaderoutes. Er zijn inderdaad meerdere aanvullendeschaderoutes. We hebben CWS, VSO en SGH en er komt nog een digitale route. Hoe verhouden deze zich tot elkaar als het gaat om rechtsgelijkheid? We zijn op dit moment bezig met het ontwikkelen van een aanmeldportaal op basis waarvan mensen goed afgewogen een beslissing kunnen nemen welke aanvullendeschaderoute het meest geschikt is voor hun situatie; «wat past het best bij mij?». Bij het ontwikkelen van dat portaal worden ouders meegenomen, net als de advocatuur. Ook andere deskundigen worden erbij betrokken om zo aan de voorkant te voorkomen dat er scheefgroei ontstaat en om het risico te mitigeren dat mensen zich achteraf toch ongelijk behandeld hebben gevoeld. Daar is dus echt aandacht voor in de ontwikkeling. Misschien is dit ook iets om mee te nemen in het debat van 6 november.
Dan een vraag van het CDA, ook over de rechtsongelijkheid wat de schaderoutes betreft: hoe zit het met ouders die de CWS-route al hebben doorlopen, maar mogelijk liever een andere route zouden hebben gekozen? In de nota naar aanleiding van het verslag heb ik in reactie op het CDA geschreven dat het voorliggende wetsvoorstel niet voorziet in het herbehandelen van ouders die de CWS-route al doorlopen hebben. Maar dat staat los van de vraag of ouders die de CWS-route al doorlopen hebben voordat de SGH-route of een andere een optie was, deze optie alsnog aangeboden zouden moeten krijgen. De Kamer heeft in juni een duidelijke prioritering aangebracht: ouders met een relatief hoge terugvordering mogen als eersten naar de SGH. Ik zou daar voor nu aan toe willen voegen dat eerst de ouders die nog geen enkele schaderoute hebben doorlopen, naar de SGH kunnen. Op een ander moment wordt dan bekeken of de mensen die de CWS-route al hebben doorlopen, in aanmerking zouden kunnen komen voor een herbehandeling, een behandeling of het alsnog doorlopen van de SGH-route.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik ken het antwoord, maar ik heb geen idee wanneer dat dan ongeveer zou zijn.
Voorzitter: Inge van Dijk
Staatssecretaris Achahbar:
Hierover wordt op dit moment extern advies gevraagd. In de volgende voortgangsrapportage zal ik ingaan op hoe om te gaan met die groep.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw beantwoording.
Staatssecretaris Achahbar:
Even kijken. Er was een vraag van NSC over de schadevergoedingen van de SGH: klopt het dat er vijf tot zes keer zo hoge schadevergoedingen worden betaald via de route van de SGH als via de CWS en, zo ja, waarom zouden gedupeerden dan nog kiezen voor een andere route? Er werd ook gevraagd of voor degenen die al via de andere routes zijn gecompenseerd, dan niet geldt dat zij zich benadeeld zullen voelen. Gedurende de pilotfase keerde de SGH inderdaad veel hogere bedragen uit dan de CWS en ook dan bij de regieroute, de vaststellingsovereenkomst. Maar de totstandkoming van die hele hoge bedragen vond het kabinet niet uitlegbaar. Met de SGH zijn nu nadere afspraken gemaakt, waardoor de verwachting is dat de bedragen bij de verdere uitvoering iets minder hoog zullen zijn en minder uit de pas zullen lopen met de uitkomsten van de CWS.
Wat betreft het tweede deel van de vraag: ouders kunnen natuurlijk meerdere redenen hebben voor het kiezen van een bepaalde route. Bovendien zegt het gemiddelde bedrag van een bepaalde route ook niets over de uitersten. Sommige ouders kunnen daadwerkelijk meer schade hebben en daarom kiezen voor SGH. Het is dus heel lastig om dat zo casuïstisch met elkaar te vergelijken. Als ouders zich benadeeld voelen na de keuze voor een route, is dat natuurlijk vervelend en het tegenovergesteld van wat de hersteloperatie probeert te bereiken. Maar de schade die wordt vastgesteld, wordt nauwkeurig berekend. De ouders worden zo veel mogelijk meegenomen in waarom ze krijgen wat ze krijgen en wat zo goed mogelijk past bij hun situatie.
Dan is er nog een vraag van NSC: welke ouders kunnen of willen de route van de SGH niet bewandelen; wat zijn hier de redenen voor? Op dit moment voorziet de dienstverleningsovereenkomst met de SGH alleen in de toeslagaanvragers die in de integrale beoordeling een beschikking hebben ontvangen van meer dan € 30.000. Deze groep heeft hierdoor prioriteit gekregen conform de motie-Grinwis. Dat wil niet zeggen dat de SGH per definitie uitsluitend voor deze groep beschikbaar blijft. Ik zal met de SGH het gesprek aangaan over of en hoe de route opengesteld kan worden voor meerdere groepen.
Er is een vraag van NSC over VSO’s: een vaststellingsovereenkomst betekent meestal afstand doen van je rechten, dus waarom zouden mensen daarvoor kiezen? De VSO wordt inderdaad getekend tegen zogenaamde «finale kwijting». Dat wil zeggen dat iedereen het als afgewikkeld beschouwd. Het is een heel gebruikelijk middel om schade af te handelen in civiele schadeprocedures. De overheid beschikt niet, maar schikt met ouders. Dat gaat natuurlijk in goed overleg. Ouders vinden het idee van de VSO prettig, omdat ze hierin de regie hebben en er gewoon een streep onder kunnen zetten.
Er is nog een andere vraag van NSC, namelijk of de dienstverleningsovereenkomst met de SGH al gedeeld is met de Kamer. Deze is niet gedeeld. De Kamer heeft daar ook nog niet om gevraagd.
Mevrouw Heite (NSC):
Dan bij dezen het verzoek om de overeenkomst aan ons te doen toekomen.
Staatssecretaris Achahbar:
Ik kan u de DVO vanzelfsprekend doen toekomen, voor het debat dat in november gepland staat.
Dan een vraag van NSC: zijn er rechtszaken geweest in het kader van het schadeherstel kinderopvangtoeslag en, zo ja, welke conclusies kunnen daaruit worden getrokken? Rechtbanken hebben al meerdere uitspraken gedaan over de bestuursrechtelijke schaderoutes via CWS. Die verschillen heel erg van casus tot casus. De Raad van State heeft bevestigd dat ouders schade niet hoeven te bewijzen en dat aannemelijk maken volstaat. Dat bevestigt ook het door ons gehanteerde beleidskader. Iedere ouder heeft ook het recht om civielrechtelijk te procederen, maar de bestuursrechtelijke rechtsgang is toch wat laagdrempeliger en heeft ook wat meer waarborgen.
Voorzitter: Van Eijk
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Het blijft een beetje terugkomen: als aannemelijk maken voldoende is, krijgen we weer de discussie over de notariële akte. Betekent dit dat daar ook weer beweging in gaat komen?
Staatssecretaris Achahbar:
De notariële akte ziet natuurlijk weer op een ander proces; daar hebben we dat woord weer. De notariële akte gaat over de schulden en de vaststelling van de schulden. Dat staat op zich buiten de zaken die gaan over het vaststellen van de schade. Als u het mij toestaat, kunnen we over het vaststellen van de schulden misschien in november nader in gesprek gaan en dan het debat daarover voeren.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Natuurlijk kunnen we het gesprek daarover dan verder voeren, maar het ging over een rechterlijke uitspraak en ook hier is natuurlijk een rechterlijke uitspraak over gedaan. Die zou ik dus graag willen betrekken bij het debat van november.
Staatssecretaris Achahbar:
Dat neem ik mee; dank u wel.
Voorzitter: Inge van Dijk
Staatssecretaris Achahbar:
Dan kom ik bij het thema van de aanmeldtermijn voor schade en de digitale route. Er zijn enkele vragen gesteld over de regeling voor vergoeding van werkelijke schade. In dit wetsvoorstel is een wijziging opgenomen waarmee de schaderegeling voor ex-toeslagpartners voor het bestuursrechtelijke deel wordt belegd bij de Dienst Toeslagen. Tot nu toe werd er gezocht naar een andere uitvoerder voor de schaderegeling. Dat is niet mogelijk gebleken. Om vooruitgang te blijven boeken, is bekeken of de Dienst Toeslagen dit samen met CWS op zich kon nemen. Dat blijkt helaas pas vanaf 2027 te kunnen. Dat is voor mij echt te lang. Daarom kijk ik samen met de Dienst Toeslagen en CWS naar mogelijkheden om eerder te beginnen. Ook kijk ik naar een alternatief, waarbij ex-toeslagpartners hun schade vergoed kunnen krijgen, bijvoorbeeld de SGH-route. Ik ga met de SGH in gesprek om te kijken of zij daar terechtkunnen. Daarnaast heb ik door een nota van wijziging de aanmeldtermijn voor aanvullende schade nog één keer verruimd met drie maanden, zodat ouders iets meer tijd krijgen om zich te oriënteren op de verschillende routes voor aanvullende schade via het digitale aanmeldportaal.
Dan kom ik bij de vragen van de VVD. De voorstellen uit het onderhavige wetsvoorstel worden over het algemeen uitvoerbaar geacht, met uitzondering van de schaderegeling voor ex-partners. Deze is technisch uitvoerbaar, maar pas op het moment dat de werkvoorraad dit toelaat. De vraag was wanneer dat moment er volgens mij zal zijn. Zoals ik in mijn inleiding van dit thema vertelde, kan dat pas in 2027. Omdat ik dat veel te laat vind, ga ik met CWS in gesprek om te kijken of ze daar terechtkunnen.
Dan een vraag van de SP: kunnen we de uiterste datum voor de aanvraag met betrekking tot werkelijke schade niet helemaal uit de wet halen? Daar komen we weer op het pad van mens versus systeem of mens versus proces. Het helemaal schrappen van de uiterste datum is voor de uitvoering onwenselijk, omdat uitvoeringsinstanties ook rekening moeten kunnen houden met wie er een beroep op hen doen, welke termijn daarvoor nodig is en hoe zij ervoor kunnen zorgen dat iedereen zo goed en zo snel mogelijk geholpen wordt. Het is belangrijk dat ouders voldoende tijd hebben. Dat is ook de reden waarom ik dit voorstel heb opgenomen.
De heer Dijk (SP):
Dan staat dus wel het systeem centraal, in plaats van de mensen die hierdoor buiten de boot kunnen vallen.
Staatssecretaris Achahbar:
Het uitgangspunt is inderdaad dat er verlengd wordt tot eind maart, maar de mens staat nog steeds centraal en er kan nog steeds een beroep gedaan worden op een verschoonbare termijnoverschrijding, bijvoorbeeld als mensen niet over hun dossier beschikten of als er sprake was van schrijnende persoonlijke situaties zoals ziekte of psychische problemen et cetera. Er wordt dus echt nog wel gekeken naar de mens. Er wordt een kader gesteld, maar nog steeds wordt er gekeken of iemand iets meer nodig heeft. Kan iemand een beroep doen op een uitzonderingsclausule, dan wordt daarnaar gekeken.
Dan is er een vraag van de VVD. Wat betekent het als de verwachte aanmeldpiek van meer dan 20.000 ouders zich daadwerkelijk in enkele maanden gaat voordoen? Is er voldoende capaciteit om de afhandeling uit te voeren? Met SGH en CWS kijken we hoe we het aantal aanmeldingen zo goed mogelijk in banen kunnen leiden. Het feit blijft dat ouders zich kunnen melden wanneer ze willen. Alleen een aanmelddeadline verschuiven is helaas niet genoeg om dat risico te mitigeren. Berichtgeving in media en onderling contact tussen ouders spelen voor ouders ook een hele grote rol bij het kiezen van het aanmeldmoment. Mocht zich een hele grote piek voordoen, dan zal dat leiden tot en wachtrij. Dat is niet bij voorbaat te voorkomen, maar op dit moment zijn we al zo veel mogelijk aan het opschalen om het aan te kunnen als het zich voordoet. Daarnaast behoeft de vraagstelling wel enige nuancering. Er wordt geen aanmeldpiek van 20.000 ouders verwacht; er is een risico dat het gebeurt en met dat risico houden we rekening.
Dan is er nog een vraag van de VVD. Die luidt als volgt. De verwachting is dat ouders het verlengen van de termijn als positief zullen ervaren. Ouders hebben meer ruimte om zich te oriënteren op alle aanvullende schaderoutes. Waar is deze verwachting op gebaseerd? Is het niet ontzettend belangrijk voor het herstel dat er zo snel mogelijk een keuze kan worden gemaakt? Wij gaan uit van de eigen regie van ouders. Ja, ze krijgen nu langer de tijd om een keuze te maken, maar niemand dwingt hen ertoe om ook daadwerkelijk die hele termijn te gebruiken. Ze kunnen zo snel als ze willen een keuze voor een bepaalde route maken.
Dan nog een vraag van de VVD. Ervan uitgaande dat de verlengde termijn ertoe leidt dat ouders beter een bij hen passende route kunnen kiezen, waarom kan die keuze niet nu al gemaakt worden? Welke nieuwe of aanvullende informatie wordt nog verwacht? Dit gaat in het bijzonder om de livegang van het aanmeldportaal. Die wordt in november verwacht. Dat geldt dus ook voor de digitale route. Bij handhaving van de aanmeldtermijn op 1 januari 2025 dwing je sommige ouders om binnen een maand te kiezen, en dat dan ook nog eens in de maand december wanneer mensen met andere dingen bezig zijn. We wilden mensen dus echt wel wat meer ruimte geven.
Dan nog een vraag van de VVD. Kan de Staatssecretaris een nadere toelichting geven op het ouderperspectief enerzijds en de uitvoering anderzijds? Kan ze aangeven hoe ze deze heeft gewogen bij haar besluit om te kiezen voor drie maanden? Voor het ouderperspectief is het echt te kort als er slechts één maand de tijd is om je te kunnen melden. Qua uitvoering is het noodzakelijk dat je op een gegeven moment wel weet hoeveel mensen er gebruik willen maken van een bepaalde route. Dat is ook nodig in het kader van het verplaatsen van mensen of het afbouwen van capaciteit. Daarin zullen pas echt stappen worden genomen als de aanmeldtermijn voor de eerste groepen ouders verlopen is. Daarom is gekozen voor drie maanden in plaats van zes maanden.
Nog een vraag van de VVD: in de nota staat dat beleidsvorming voor deze groep op dit moment nog bezig is; wat bedoel ik hier precies mee en hoe beïnvloedt de uitkomst hiervan de voorliggende keuze van een verlenging van slechts drie maanden? Zoals u weet is met SGH afgesproken dat in deze fase alleen ouders met een integrale beoordeling van een beschikking van meer dan € 30.000 in aanmerking komen voor de SGH. De route is ook op deze groep afgestemd, zowel qua schadekader als qua proces. Je kunt je voorstellen dat het proces van verhaal vertellen anders is voor een nabestaande dan voor een aanvrager, of dat een grofmaziger forfaitair kader zoals dat nu werkt minder geschikt is voor ouders met een lage terugvordering, waardoor het causale verband minder vanzelfsprekend is. Het ministerie heeft deze zomer onder hoge druk afspraken gemaakt met de SGH over die eerste groep. Wij denken dat drie maanden extra echt voldoende is om afspraken te maken over de andere groepen.
Dan nog een vraag van de VVD: de oudercommissie heeft in haar recente advies aangedrongen op verruiming van de termijn, waren er nog andere adviezen en in hoeverre hebben deze betrekking op termijnen en regelingen in het wetsvoorstel dat wij vandaag behandelen? In de memorie van toelichting is te lezen welke instanties geadviseerd hebben over het wetsvoorstel in brede zin. Om wat voorbeelden te noemen: de Raad voor de rechtspraak, de NOvA en de Raad van State. Die adviezen zijn inderdaad terug te vinden. Wanneer het specifiek gaat om de tweede verruiming van de aanmeldtermijn met drie maanden, is de wens aangedragen door de oudercommissie en vanuit de eigen uitvoering. Zij hebben daar geen termijn aan gekoppeld. Die drie maanden zijn op basis van een belangenafweging van het ministerie.
Nog een vraag van de VVD: waarom gaat de digitale route later live dan verwacht; is verdere vertraging uitgesloten? Voor livegang van de digitale route is het aanmeldportaal een vereiste. We zijn nog niet zover met de ontwikkeling van het aanmeldportaal dat we live kunnen gaan. Vertraging is natuurlijk nooit uitgesloten. We zetten echt alle zeilen bij om in november live te kunnen gaan, om dat te halen. Wat betreft de inhoud van de digitale route zijn we op dit moment aan het testen met ouders; een dry run, zoals we dat noemen, en daar worden dus ouders bij betrokken. Mochten er grote punten naar voren komen uit die test, dan kan dat natuurlijk ook tot vertraging leiden.
Dat waren de antwoorden.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Mijn vraag was bedoeld als volgt. De oudercommissie heeft in haar recente advies aangedrongen op verruiming van de termijn. Waren er van diezelfde oudercommissie nog andere adviezen die op de een of andere manier een relatie hebben met het voorliggende wetsvoorstel? Zo ja, hoe is daarmee omgegaan?
Staatssecretaris Achahbar:
Als u mij toestaat ga ik daar in de tweede termijn op in, want dat heb ik nu niet paraat. Dank u.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw beantwoording.
Staatssecretaris Achahbar:
Dan komen we bij het thema van de bezwaartermijn van 16 weken. Een vraag van GroenLinks-PvdA is waarom ik de bezwaartermijn inkort, omdat dat in het nadeel is van ouders. De wettelijke bezwaartermijn is zes weken. Deze wordt nu verlengd naar 16 weken, zodat voor iedereen duidelijk is dat ze langer de tijd hebben om in bezwaar te gaan. Daar staat tegenover dat die termijn van 16 weken dan wel strakker gehandhaafd gaat worden en dat het niet standaard meer geaccepteerd wordt als het veel later binnenkomt.
Deze wijziging is noodzakelijk om de uitvoering beter in staat te stellen om die bezwaren, die zoals we weten zo’n groot probleem vormen, zo efficiënt mogelijk te kunnen behandelen. Daarvoor is het vereist dat we duidelijk weten hoeveel mensen ook daadwerkelijk in bezwaar gaan. Het is heel lastig als er op een heel laat moment nog bezwaren binnenkomen. Daar kan de uitvoering lastig op anticiperen. Naar ouders toe wordt duidelijk gecommuniceerd dat iemand alvast bezwaar kan indienen, een pro-formabezwaarschrift, binnen de termijn van 16 weken. Dat kan ook een briefje zijn met «hierbij dien ik bezwaar in». Na die 16 weken hebben mensen nog 4 weken de tijd om dat eventueel aan te vullen met de gronden van bezwaar, dus de redenen, en om bewijsstukken aan te voeren. Dat betekent dat er in totaal 20 weken zijn om bezwaar in te dienen en om dat goed te motiveren.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Het tweede deel van het betoog kan ik goed volgen, namelijk dat het de uitvoering helpt. Dat snap ik. Maar het betoog begon met dat dit in het belang van de ouders is. Dat snap ik niet. We hebben 6 weken, maar we gaan niet handhaven. «Je bent nooit te laat» versus «je kunt wel te laat zijn». Ik snap dat de uitvoering geholpen is, maar we hebben vandaag allemaal geuit dat bij de balans tussen uitvoering en mensen wordt gekozen voor mensen. Ik zie nog niet helemaal hoe het in het belang van de ouders is om dit door te gaan voeren.
Staatssecretaris Achahbar:
Ik begrijp die vraag heel goed, want waarom is het in het belang van mensen om ze minder de kans te geven en om de termijn in te korten naar ... Ik probeer even woorden te zoeken om dit goed uit te leggen. Mensen zijn erdoor geholpen ... We hebben gekeken wat de gemiddelde termijn is waarbinnen mensen bezwaar indienen. We zijn uitgekomen op deze termijn. Het is belangrijk om kaders te hebben. Als de bezwaarfase volledig vastloopt en de uitvoering niet kan inschatten wanneer de bezwaren binnenkomen en afgehandeld zullen zijn, helpt dat andere mensen niet die ook graag aan de beurt willen komen. Ik vind het heel belangrijke dat er kaders zijn. In dit geval is er een heel breed kader, 16 weken. En dan is er nog 4 weken de tijd om het eventueel aan te vullen. Het feit dat we de mens belangrijk vinden, moet niet worden vergeten. Ook hier wordt rekening gehouden met verschoonbare termijnoverschrijdingen. Als er echt redenen zijn waarom mensen de termijn niet kunnen halen, wordt er alsnog afgeweken van de termijn die in de wet staat. Bijvoorbeeld als het dossier nog niet verstrekt is, als er sprake is van ziekte, psychische omstandigheden et cetera. Voor een groot deel van de mensen kan het helpen als het helder is, als de regels duidelijk zijn en als iedereen weet waar hij aan toe is. Er kan voor de speciale gevallen altijd worden afgeweken.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik zou daar een eind in mee kunnen gaan als we in een ideale wereld zouden leven. Als ik er als een technocraat naar kijk, is het allemaal logisch. Maar we zitten ook in een wereld waarin de overheid de eigen termijnen niet haalt. De Staatssecretaris erkent dat dat voorlopig helaas niet gaat gebeuren. Dan voelt het wel wrang dat de ouders de consequenties moeten dragen als ze de termijnen van de overheid niet halen. Ik ben op dit punt nog niet helemaal overtuigd. Daarom zal ik de vraag anders formuleren. Stel dat de Kamer dit onderdeel uit de wet amendeert en het wil houden zoals het de afgelopen jaren ging. Wat gaat er dan concreet mis?
Staatssecretaris Achahbar:
Het gaat ook om de voorspelbaarheid. Het is belangrijk voor mensen om te weten waar ze aan toe zijn, wat de spelregels zijn van datgene waar ze in stappen. Natuurlijk kun je altijd uitzonderingen maken als er sprake is van schrijnende gevallen of als mensen een beroep doen op een uitzonderingssituatie. Wat er misgaat, is datgene wat we voor ons zien, namelijk een vastgelopen systeem, een vastgelopen operatie, ook op het gebied van bezwaren. Het is belangrijk om kaders te hebben en om duidelijkheid te hebben over wie op welk moment in- en uitstapt. Het is ook van belang om oog te blijven houden voor de mens en deze speciaal te behandelen als sprake is van psychische problemen, ziekte et cetera. Alle niet-speciale gevallen die vergelijkbaar zijn, dienen op dezelfde manier te worden behandeld. Anders dient de een na 30 weken bezwaar in, de ander na 50 weken en de ander na 40 dagen. Dat werkt niet voor de uitvoering waar alle mensen in zitten. Uiteindelijk is iedereen die daardoorheen moet gebaat bij een soepele en efficiënte manier om de bezwaren af te handelen. Ik vind het echt vreselijk hoe ik hier over processen en mensen aan het praten ben. Maar goed, het is niet anders. Uiteindelijk is iedereen geholpen met voorspelbaarheid en efficiency, maar we blijven echt oog houden voor de speciale gevallen die juist een uitzondering willen op die regel.
De heer Dijk (SP):
Ik probeer er een beetje chocola van te maken, maar ik kan toch echt niet anders concluderen dan dat de argumentatie er vooral op is gericht om het eigen systeem in stand te houden en te verbeteren. Uiteindelijk komt het er gewoon op neer dat sommige mensen hierdoor niet meer in aanmerking komen om in bezwaar te gaan. U noemde net zeer terecht «uitzonderingen met psychische klachten». Ik denk helaas dat het bij deze groep mensen niet meer om uitzonderingen gaat, maar om mensen die – we kunnen het blijven herhalen – jarenlang de vernieling in zijn gewerkt. Ik vind dat je het echt niet kunt maken om te zeggen dat het omwille is van dat iedereen onder dezelfde voorwaarden binnen zestien weken bezwaar kan maken, omdat je op die manier mensen tegen elkaar opzet. Ik ga ervan uit dat dit onbewust en niet doelbewust is, maar het is wel wat er nu gebeurt. Ook dat patroon zijn we helaas bij meerdere schandalen tegengekomen. Misschien is de constatering dat ik eigenlijk niet echt een argument hoor waarom het voor mensen beter zou zijn.
Staatssecretaris Achahbar:
De standaardtermijn in de wet is zes weken. Als mensen naar de rechter gaan, dan houdt de rechter rekening met een beroepstermijn van zes weken. De voorliggende termijn is dus al echt ruimhartig en breed: zes weken, plus tien weken, plus vier weken om uiteindelijk nog de gronden aan te voeren. Dat is samen een bezwaartermijn van twintig weken. Dat is echt ongekend. Dat is echt ruimhartig. Daar houden we echt rekening met mensen en met de schrijnende situatie van mensen. Je kunt een bezwaartermijn echter niet tot in de eeuwigheid blijven rekken, want dan is het gewoon niet werkbaar. Daar worden andere mensen ook weer de dupe van. Het proces is dan niet meer werkbaar, omdat het volledig vastloopt. Mensen worden hiervan de dupe, omdat ze niet aan de beurt komen. Dat is ook niet de bedoeling. We blijven oog houden voor mensen, omdat schrijnende gevallen een beroep kunnen doen op een verschoonbare termijnoverschrijding. Een bezwaartermijn van twintig weken is echt ruim als je kijkt naar wat in de wet staat en hoe in andere bezwaarprocedures wordt gewerkt.
De voorzitter:
U zit inmiddels ruim aan uw interrupties, meneer Dijk. Ik wil u graag nog een interruptie geven, maar ik denk dat u die liever opspaart.
Staatssecretaris Achahbar:
GroenLinks-PvdA vraagt waarom voor een bezwaartermijn van zestien weken is gekozen. Volgens mij heb ik die vraag uitvoerig behandeld. Een andere vraag is: is het wel in balans om bezwaren niet meer te behandelen na zestien weken, terwijl Toeslagen ook te laat is met beslissen? Daar heb ik zojuist ook op gereageerd. Wat zijn redenen waarom een bezwaarschrift verschoonbaar zou kunnen zijn? Dat heeft te maken met de individuele context. Het is een individuele afweging. Volgens mij heb ik zojuist allemaal voorbeelden genoemd. Het kan gaan om psychiatrische problematiek, het niet op tijd hebben van het dossier, het niet ontvangen van de brief of het inmiddels verhuisd zijn. Dat soort zaken kunnen worden meegewogen. In de jurisprudentie staat uitgebreid besproken wat onder verschoonbare termijnoverschrijding kan vallen. Ik wil daar ook bij aanvullen dat heel veel gedupeerden, veel ouders, een gemachtigde hebben die hen goed kan bijstaan. Wanneer zich een situatie voordoet, kan de gemachtigde uitleggen wat de termijnen zijn waar ze rekening mee kunnen houden.
Heeft de Staatssecretaris ook gevraagd aan de Raad voor de rechtspraak en de Nederlandse orde van advocaten wat zij vinden van dit voorstel? De inbreng van deze adviseurs is meegenomen in de afweging om tot dit voorstel te komen. Ik kies ervoor om vast te houden aan de handhaving van de termijn van zestien weken. Ik val in herhaling als ik zeg dat dit een heel ruime termijn is. De Raad van State is trouwens redelijk positief over deze termijn. Dat allemaal afwegende, vind ik het een redelijk voorstel.
Een vraag van de SP. Waarom wordt het woord «coulance» gebruikt, terwijl het handhaven van de zestien weken de regels juist strenger maakt? De huidige wettelijke termijn voor een bezwaar is al zes weken. Als ik dit antwoord ga voorlezen, val ik in herhaling. Ik ben aan het einde gekomen van dit thema.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Mag ik dan wel concluderen dat de Raad voor de rechtspraak en de Nederlandse orde van advocaten nog steeds zeggen dat het een inperking is van de rechtsbescherming voor ouders? Zijn zij niet van mening veranderd sinds hun eerste advies? Dat weegt voor onze fractie namelijk nogal zwaar.
Staatssecretaris Achahbar:
Als u mij toestaat, kom ik daar in tweede termijn op terug.
Het thema algemeen, mediation, schikking en dossiers. Ik begin met een vraag van het CDA. € 5.000 is een hoop geld; hoe zorgen we ervoor dat ouders niet enkel uit hopeloosheid en vermoeidheid hiermee instemmen? Hoe wordt de rechtsbescherming gewaarborgd? 90% van de ouders heeft een advocaat. 90%, dat is echt een groot deel. Ouders die er nog geen hebben, krijgen de tijd om er nog een te regelen. We informeren hen daarover. De bedenktijd voor het schikkingsvoorstel wordt opgeschort. Het regelen van een advocaat duurt ongeveer een maand. Ouders die in aanmerking komen voor het schikkingsvoorstel worden uitvoerig persoonlijk geïnformeerd. Ze kunnen samen met hun gemachtigde overleggen om de balans op te maken. Benadrukt wordt dat het voorstel vrijwillig is en dat ze ook ervoor kunnen kiezen om het bezwaar toch inhoudelijk te laten behandelen. Ouders moeten te lang wachten op de afhandeling van het bezwaar. Daarom zetten we een breed pakket aan maatregelen in om de doorlooptijden te verbeteren.
Een vraag van NSC. Sommige methodes om tot een versnelling te komen, roepen vragen op. Dit geldt bijvoorbeeld voor de maatregel «nadere telefonische uitleg» om een bezwaarschrift ingetrokken te krijgen. Hoe wordt zeker gesteld dat dit geen afpoeiergesprekken worden? De UHT wil de bezwaren oplossingsgericht afhandelen met een persoonlijke aanpak. Het is echt de bedoeling om te luisteren naar mensen en hun verhaal aan te horen. Het is niet de bedoeling om ze af te poeieren. Vaak gaat het om uitleg geven over wat een bepaalde beslissing is en aan de voorkant even een moment van contact zoeken om te kijken waar het pijnpunt ligt bij iemand. Daar kan al veel ruimte gevonden worden. Iemand kan redeneren: «als u het zo uitlegt, begrijp ik het en hoef ik mijn bezwaar niet te handhaven». Aan de andere kant kan het bij de UHT zelf ook tot inzichten leiden.
Er was een vraag van NSC over mediation. Hetzelfde geldt voor mediation. In mediation is gelijkwaardigheid het uitgangspunt. Afronding vindt plaats door middel van het VSO. Het is een wederkerige overeenkomst, in plaats van een beschikking van de overheid. Mediation vindt plaats door onafhankelijke mediators. Zij zijn niet in dienst van de UHT. Een ouder kan uit de lijst van mediators zelf kiezen wie het beste past. De mediators zijn onafhankelijk en professioneel. Ze werken volgens de gedragsregels van de Mediatorsfederatie Nederland. Ik heb nog een vraag van NSC en PVV.
Voorzitter: Van Eijk
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik dacht «misschien komt het antwoord nog», maar ik had een vraag gesteld met betrekking tot die € 5.000-regeling: hoe de Staatssecretaris vindt dat dat besluitvormingsproces is gelopen.
Staatssecretaris Achahbar:
Ook daar moet ik in tweede termijn op terugkomen, want ik was daar niet bij. Dat moet ik echt even navragen; dank u wel.
Voorzitter: Inge van Dijk
Staatssecretaris Achahbar:
Er is nog een vraag van NSC en PVV. Gezien de felle reacties van gedupeerden op het schikkingsvoorstel, vraagt het NSC aan de Staatssecretaris hoe dit tot stand is gekomen, en of de gedupeerden hierbij zijn betrokken. Kan ik reflecteren op de keuzes en toezeggingen? Het voorstel is niet van tevoren besproken met ouders of advocaten. Daar is vanuit de uitvoering en in overleg met mijn voorganger een eigen afweging in gemaakt. Daarbij is ook – dat is ook weer zo’n vreselijke term – het risico van aanzuigende werking betrokken. We weten dat verschillende ouders verschillende behoeftes hebben. Ouders die zoeken naar snelheid en aanvullende financiële compensatie kunnen met dit voorstel echt zijn geholpen. Daardoor kunnen ouders die toch een wat principiëler bezwaar hebben, en ook een dieper bezwaar, en een beslissing willen over bijvoorbeeld de termijn van de gedupeerdheid, sneller aan de beurt komen en een inhoudelijke beslissing krijgen over hun bezwaarschrift.
Mevrouw Heite (NSC):
Wellicht ben ik te snel met mijn vraag; ik had zelfs gevraagd om een toezegging. Maar ik zie dat ik te snel ben, voorzitter.
Staatssecretaris Achahbar:
De eerste reacties van ouders en gemachtigden waren tot nu toe overwegend neutraal of positief. Een hele kleine minderheid was afwijzend. We weten eind oktober beter hoe de eerste groep van 600 ouders tegenover het schikkingsvoorstel staat. De ervaringen en de belevingen van ouders en gemachtigden worden op dit moment bekeken en geëvalueerd om het proces in de toekomst te verbeteren. Hierbij worden advocaten en ouders uitdrukkelijk betrokken, om te kijken naar wat zij nodig hebben, hoe zij dit ervaren hebben en of er misschien in de communicatie verbeteringen kunnen plaatsvinden om te voorkomen dat er reacties plaatsvinden zoals die hebben plaatsgevonden de afgelopen week.
NSC en PVV vroegen of de Staatssecretaris kan garanderen dat mensen zich niet af laten kopen voor € 5.000 terwijl ze er later achter komen dat ze recht hadden op een hogere compensatie. Ik heb een heel lang antwoord. We willen ouders absoluut niet het gevoel geven dat we de bezwaren af willen kopen. En het gaat dus niet om het afkopen van het compensatiebedrag, het schadebedrag; het gaat echt om het bezwaarschrift. Het is een aanbod om het bezwaarschrift in te trekken tegen een betaling van € 5.000. Het is echt vrijblijvend; ouders kunnen ook kiezen om het niet te doen. Het bedrag is bepaald doordat alle tot op heden afgehandelde bezwaren zijn bekeken. Daaruit is afgeleid dat 75% heeft geleid tot geen extra betaling, of een uitbetaling van een bedrag dat lager is dan € 5.000. Daarom is de verwachting dat € 5.000 in financieel opzicht een ruimhartige afronding is van het bezwaarschrift.
Het is dus uitdrukkelijk niet de bedoeling om, bijvoorbeeld als het bezwaarschrift ziet op de toeslagenjaren, dat bezwaarschrift met een schikkingsvoorstel te laten intrekken. Het gaat echt om mensen die alleen maar een aanvullende compensatie willen. Daarvoor hebben we bekeken wat de bedragen tot nu toe waren. Die waren overwegend minder dan € 5.000. Daarom wordt dit als een ruimhartig schikkingsvoorstel gezien voor de mensen die een klein bezwaar hebben, om het zo maar even te noemen.
De SP vroeg waarom ouders nog steeds niet hun dossier krijgen. De ouderdossiers liggen gewoon klaar, maar helaas liggen die dossiers niet klaar in de kast. Het is een arbeidsintensief proces. Vaak moet er handmatig in verschillende verouderde computersystemen informatie wordt opgehaald. Bij de inhoudelijke behandeling van het bezwaar ontvangt de ouder of de gemachtigde het dossier. Steeds vaker – dat is een verbetering ten opzichte van een tijd geleden – ontvangen zij het dossier ruim van tevoren. Om te voldoen aan de groeiende vraag zet ik in op verschillende maatregelen: meer medewerkers, procesverbeteringen, doorontwikkeling van het automatisch samenstellen van dossiers en het efficiënt inzetten van nieuwe laksoftware.
Het CDA stelde een vraag over het schikkingsvoorstel. Dat voorstel is voor de zomer met spoed onderdeel geweest van de suppletoire begroting. Het CDA vraagt waarom de Kamer niet beter betrokken is geweest bij de ervaringen van de mensen. In de 17de voortgangsrapportage en de bijbehorende brief is dit schikkingsvoorstel genoemd als effectieve maatregel. Eind november is het aan de Kamer ter stemming aangeboden. De vraag van het CDA ziet vooral op het feit dat het voorstel onder redelijk hoge spoed aangeboden is aan de Kamer. Ik denk dat het gezien de gevoeligheid misschien beter was geweest om hierover wat beter in gesprek te gaan met de Kamer. We zijn nu aan het terugkijken en aan het evalueren hoe het is gegaan met het schikkingsvoorstel. Daarbij kijken we hoe het voorstel bij de ouders is geland en ook bij de advocatuur. Daardoor hopen we genoeg waarborgen te hebben dat in de volgende brieven die we gaan sturen de wensen echt goed zijn meegenomen en dat we daarin rekening houden met iedereen.
De heer Vlottes (PVV):
Ik wachtte even alle blokjes af, want ik was het overzicht een beetje kwijt. Ik vroeg om een meer specifieke analyse van de € 5.000-afkoopregeling. Ik vroeg naar de subsidiariteit en de proportionaliteit. Dat mis ik toch nog een beetje. Hoe verhoudt het genoemde bedrag zich tot de gestelde doelen? Op basis waarvan is er gekozen voor dit bedrag? Nu hoor ik wel het woord «gemiddelde» vallen, maar uit de stukken blijkt dat die € 5.000 een mediaan is, dus dat zegt natuurlijk niets over het gemiddelde. Hoe verhoudt dat zich tot het gekozen bedrag? Als het 75% minder is, hoe zit het dan met die andere 25%? En hoe verhouden de doelen zich tot de compensatie van de ouders, ook de doelen in de uitvoering? Het bedrag is natuurlijk vooral bedoeld om de uitvoering weer op gang te krijgen, omdat die is vastgelopen. Over die afweging en die analyse zou ik graag een wat uitgebreider antwoord krijgen. Maar dat mag uiteraard ook in de tweede termijn.
Staatssecretaris Achahbar:
Het kan in tweede termijn. Ik kan daar ook een brief over sturen, waarin wat beter uitgelegd is wat de keuzes zijn geweest en hoe alle punten die de heer Vlottes noemt qua subsidiariteit en proportionaliteit hebben doorgewerkt.
De heer Vlottes (PVV):
Als daar de hoofdpunten in worden meegenomen, dan is dat prima.
Staatssecretaris Achahbar:
Dan kom ik bij het laatste thema, te weten de brede ondersteuning. Het voorliggende voorstel is bedoeld om verduidelijking aan te brengen in de uitgangspunten rondom de brede ondersteuning. Gemeenten doen echt heel erg belangrijk werk in de hersteloperatie. Ze helpen veel ouders om hun leven weer op de rit te krijgen. Tegelijkertijd lopen ze in de uitvoering tegen veel knelpunten aan en biedt de brede ondersteuning niet alle ouders en jongeren echt wat zij er echt van verwachtten en wat zij echt nodig hebben. Ik ben daarom blij dat we met verschillende gemeenten, de VNG, ouders en jongeren zijn gekomen tot een aanpassing rond de brede ondersteuning, zodat iedereen beter weet waar hij aan toe is en brede ondersteuning meer kaders en focus kan krijgen.
Dan een vraag van NSC. Klopt het dat mensen die door de lichte toets komen, ook al gebruik kunnen maken van de brede ondersteuning? En waarom gaat dit niet pas in na een additionele toets, bijvoorbeeld op gemeentelijk niveau waar de ondersteuning wordt gegeven? Want de gemeente moet zich toch al verdiepen in de situatie van de ouders, dus het zou geen tijdsverlies moeten opleveren. Vanaf het moment dat ouders zich melden als mogelijke gedupeerde bij UHT, komen zij direct in aanmerking voor brede ondersteuning, tot het moment dat zij een beschikking hebben ontvangen. Zo kunnen ze dus direct toegang krijgen. Het toevoegen van een extra toets vooraf zou alleen maar tijdsverlies en extra administratieve lasten met zich meebrengen, terwijl juist het doel is om snel hulp te bieden. Zodra een ouder niet gedupeerd blijkt, geeft UHT dat aan de gemeente door, zodat de brede ondersteuning kan worden afgebouwd. Waar nodig neemt de gemeente de ondersteuning binnen de reguliere zorg over.
NSC heeft nog gevraagd hoeveel mensen er op dit moment in de brede ondersteuning bij gemeenten zitten. Ongeveer een derde van de ouders die zich melden bij UHT, geeft aan het prettig te vinden dat UHT de gegevens met de gemeente deelt. Dat kan vervolgens leiden tot brede ondersteuning, maar dat hoeft niet. Uit de conceptfinanciëleverantwoording van gemeenten over 2023 valt op te maken dat er tot nu toe tussen de 6.000 en 10.000 plannen van aanpak zijn opgesteld. Het exacte aantal is niet bekend, omdat dit per jaar wordt bijgehouden en dit niet in unieke ouders of unieke plannen meerjarig doorloopt.
Dan een vraag van de VVD. De aanpassingen in het wetsvoorstel betreffen een verbetering om de brede ondersteuning toekomstbestendig te maken. De VNG is hier tevreden over. Zijn hiermee alle knelpunten opgelost? Zo nee, welke moeten er nog worden aangepakt? De aanpassingen in het wetsvoorstel zijn een belangrijke stap om de brede ondersteuning beter te structureren en toekomstbestendig te maken, maar we beseffen dat niet per definitie alle knelpunten zijn opgelost. Het is complex, het verschilt per persoon en de ondersteuning kan in sommige gevallen anders uitpakken dan gepland. Daarom gaan we in de komende periode intensievere monitoring en evaluatie inzetten om scherp in kaart te brengen hoe deze aanpassingen in de praktijk werken. Op basis van deze monitoring zullen we, als het nodig is, ook aanvullende voorstellen doen.
NSC vraagt waarom er een eindtermijn van twee jaar is gesteld voor de brede ondersteuning door gemeenten, terwijl herstel veel langer kan duren. De termijn van twee jaar is opgesteld na uitgebreid overleg met gemeenten, ouders, kinderen en andere betrokkenen. Uit deze gesprekken kwam naar voren dat iedereen behoefte heeft aan duidelijkheid en voorspelbaarheid over de opbouw en de duur van de ondersteuning. Dat biedt de gedupeerden houvast. Ze weten dat ze gedurende twee jaar ondersteuning krijgen om een nieuwe start te maken. En voor gemeenten maakt het de planning en inzet van de capaciteit overzichtelijker. Twee jaar betekent natuurlijk niet dat alle voorzieningen of beschikkingen dan ook echt stoppen. Een beslissing kan binnen twee jaar genomen worden, maar de verstrekking kan langer doorlopen, afhankelijk van wat nodig is. In schrijnende situaties kan ook nog van deze termijn worden afgeweken. Daar is ie weer: de mens. We wijken af van de hoofdregel als er schrijnende situaties zijn. Ook blijft de reguliere gemeentelijke hulpverlening na die twee jaar beschikbaar voor wie dat nodig heeft.
Ik heb nog een vraag van NSC. Waarom is de beslistermijn voor het verstrekken van materiële voorzieningen zes maanden? Kan dit niet veel sneller? Die termijn van zes maanden is ook weer het resultaat van overleg met gemeenten, ouders en jongeren. Daarbij stond de behoefte aan duidelijkheid centraal. Deze termijn geeft gemeenten en ouders de ruimte om zorgvuldig te bepalen welke materiële voorzieningen noodzakelijk zijn voor een nieuwe start. Materiële hulp moet passen binnen de brede hulpvraag en daarom zorgvuldig worden afgewogen. Soms hebben ouders meer tijd nodig om te bepalen wat ze echt nodig hebben. Zes maanden is de maximale termijn, maar in acute of schrijnende situaties kunnen gemeenten natuurlijk sneller handelen. In veel gevallen zullen de voorzieningen echt veel eerder worden toegekend dan na zes maanden. De termijn van zes maanden biedt dus duidelijkheid en een kader, maar ook de mogelijkheid om eerder te verstrekken.
Een vraag van de VVD. Mevrouw Van Eijk heeft gevraagd of ik bekend ben met de uitspraak van de rechtbank Gelderland over brede ondersteuning. Ik ben hier inderdaad mee bekend. Het college van B en W is verantwoordelijk voor het verlenen van brede ondersteuning en zal bij de uitvoering ook invulling moeten geven aan deze uitspraak van de rechtbank. De rechtbank legt de huidige Wet hersteloperatie toeslagen uit. De wet hoeft dus niet te worden aangepast.
Een vraag van het CDA. Er zijn een aantal gemeenten die het verhaal van de SGH gebruiken als basis voor ondersteuning en dat is nu niet meegenomen in het wetsvoorstel. Het persoonlijke verhaal van de ouder is inderdaad eigendom van de ouder. Dat is ook expliciet de bedoeling bij de SGH. Het speelt een cruciale rol in het herstelproces. Het is juist de bedoeling van de brede ondersteuning dat gemeenten dit verhaal meenemen. Gemeenten hebben veel vrijheid in de uitvoering van de brede ondersteuning. Ze kunnen maatwerk leveren dat specifiek aansluit op de behoeften van de ouder. Het gebruik van het persoonlijke verhaal helpt om bij de echte hulpvraag te komen en de brede problemen van de ouder in kaart te brengen.
Dan kom ik bij een andere vraag van het CDA. In het voorstel staat dat binnen acht weken na het eerste gesprek het plan van aanpak moet worden gemaakt. In het plan van aanpak is ook de urgente noodzaak van materiële voorzieningen opgenomen. Hoe kan het dat de toekenning vervolgens inderdaad zes maanden kan duren? Volgens mij heb ik deze vraag ook al beantwoord in antwoord op de vraag van mevrouw Heite. Dit geeft de gemeenten de tijd om samen met de gedupeerden de hulpvraag in kaart te brengen. Zes maanden is echt een maximumperiode. Hierbinnen kunnen gemeenten de materiële voorzieningen toekennen. In veel gevallen gebeurt dit eerder, ook als het bijvoorbeeld heel dringend is. Als er echt sprake is van urgentie, zal het ook eerder worden toegekend.
Dan is er nog een vraag van het CDA: wat betekent de termijn van twee jaar precies voor de brede ondersteuning en hoe zit het als het financieel herstel langer duurt? Soms duurt het financiële traject langer. Wat ... Sorry, ik ben even abuis. De vraag van het CDA was deze: soms duurt het financiële traject veel langer; wat als je in de brede ondersteuning bijvoorbeeld een opleiding van drie jaar afspreekt of langdurig huiswerkbegeleiding nodig hebt? De termijn van twee jaar geldt voor de opbouw en voor het verstrekken van de brede ondersteuning. Binnen die twee jaar wordt samen met de gedupeerden een plan van aanpak opgesteld en worden de noodzakelijke voorzieningen en begeleiding toegewezen, maar dat betekent niet dat die hulp na twee jaar acuut stopt. Als er binnen de twee jaar bijvoorbeeld een driejarige opleiding of langdurige huiswerkbegeleiding wordt afgesproken als onderdeel van het herstel, kan die gewoon doorgaan, ook nadat de termijn van twee jaar is verlopen. Mocht na die twee jaar blijken dat er nog steeds ondersteuning nodig is, dan blijft de reguliere gemeentelijke hulpverlening beschikbaar. Gemeenten zorgen in dat geval voor een warme overdracht na de reguliere ondersteuning, zodat niemand zonder hulp komt te zitten, tenzij er sprake is van een schrijnende situatie die alles weer anders maakt.
Even kijken. De laatste vraag van het CDA is of het aanvullende schuldhulpaanbod aan jongeren verlengd kan worden. Ik ben op de hoogte van de signalen over deze termijn. Daarom ben ik voornemens om deze termijn binnenkort te verlengen. Ik wil met alle betrokken partners een plan maken voor hoe we de jongeren beter kunnen bereiken en hen kunnen stimuleren om van het aanbod gebruik te maken. Ik zal ook een herinneringsbrief naar de jongeren sturen. In de volgende VGR zal ik een update opnemen van het effect dat dit heeft gehad.
Voorzitter: Van Eijk
De voorzitter:
Er is nog een vraag van mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ja, ik heb het antwoord op één vraag nog niet gehoord. Misschien ben ik niet duidelijk geweest in de vraagstelling. Heel veel ouders kloppen bij de gemeente aan omdat ze zo lang moeten wachten op financieel herstel dat ze alleen maar verder in de problemen komen. Nou kan het best zijn dat je al bij de gemeente binnen bent, maar dat je financieel herstel drie of vier jaar duurt. Na twee jaar houdt de ondersteuning op. Oké, dan ga je het reguliere traject in, maar dan bén je nog niet regulier, want dan zit je nog midden in het financiële herstel. Daar zit mijn punt. Moet je dat niet veel beter op elkaar afstemmen? Kun je niet beter zeggen: op het moment dat het financieel herstel van de ouder afgelopen is, pakken we nog twee maanden uitloop en dan zetten we een streep? Sluit je dan niet beter aan op de praktijk dan wanneer je kiest voor twee jaar, terwijl die ouder daarna misschien nog twee jaar op financieel herstel moet wachten?
Staatssecretaris Achahbar:
Ik zal deze vraag in tweede termijn beantwoorden.
Dank u wel.
Voorzitter: Inge van Dijk
De voorzitter:
Nou zit ik even met een dilemma. We hebben natuurlijk best wel discussie gehad over de nabestaandenregeling. Daar zou het een en ander voor uitgezocht worden. Ik kan me zomaar voorstellen dat daar in tweede termijn vragen over zijn. Is het dan niet slimmer dat we eerst dat behandelen en dan tot de tweede termijn overgaan? Ik kijk even naar mijn collega’s.
De heer Vijlbrief (D66):
Ja, denk ik, maar dat hangt er een beetje van af of de Staatssecretaris in staat is om ... Het was namelijk een vrij precieze vraag. Het kan ook zijn dat ze zegt: het is uiteindelijk beter dat ik dat schriftelijk doe. Dat vind ik ook best, met het oog op de klok. Laat ik even voor mezelf spreken: dat vind ik ook goed. Dat is, denk ik, de vraag.
De heer Vlottes (PVV):
Voor zover ik had begrepen, was het vooral een verzoek van het kabinet om het nabestaandenstukje in tweede termijn te behandelen, maar het kan wat mij betreft ook schriftelijk. Als dat de kwaliteit van de beantwoording ten goede komt, is dat alleen maar goed.
De voorzitter:
Dan gaan we over naar de tweede termijn van de Kamer.
De heer Dijk (SP):
Nou, daar wil ik toch iets over zeggen. Ik vind het prima, maar ik merk wel dat de brieven die ik krijg ook geregeld weer vragen oproepen. Ik weet dus niet of we daar een steek verder mee komen, als ik eerlijk ben. Ik in ieder geval niet, vermoed ik.
Staatssecretaris Achahbar:
Ik kan hier in tweede termijn op antwoorden. Ik weet natuurlijk niet welke nadere vragen en verzoeken er in de tweede termijn nog komen, maar ik heb wel eventjes nodig om hiernaar te kijken en met een antwoord te komen.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ik weet niet hoeveel haast de inwerkingtreding van deze wet heeft, maar we hebben op 7 november natuurlijk het commissiedebat staan over de hersteloperatie in het algemeen. Als er meer tijd voor nodig is, zouden we die brief er op dat moment bij kunnen betrekken en daarna de stemmingen kunnen doen, zeg ik praktisch.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Achahbar:
Dat wordt inderdaad heel krap, maar ik denk niet dat het onmogelijk is om het zo te doen.
De heer Vijlbrief (D66):
Dit lijkt mij prima. De Staatssecretaris heeft volgens mij ook toegezegd om een brief te sturen over een ander punt, dat ik inmiddels vergeten ben. Daar kunnen we in de tweede termijn misschien nog wat vragen bij stellen. Dan zou ik zeggen: laten we dan, zoals mevrouw Van Eijk zegt, dat hele pakket de 7de hernemen, op de punten waar nadere brieven over komen. Want ik denk niet dat de Staatssecretaris in staat is om ons mondeling te overtuigen – dat hoor ik ook bij de heer Dijk – met betrekking tot dat amendement.
De voorzitter:
Ik vind het ingewikkeld, omdat we dan in principe geen moties meer kunnen indienen. Dan moeten we weer een tweeminutendebat hebben. Is het wellicht een idee om naast het commissiedebat dan ook de tweede termijn van het wetgevingsoverleg te doen? Dan kunnen we eventueel moties indienen en hebben we in een keer het pakketje compleet.
De heer Vijlbrief (D66):
Voorzitter, dit is zo briljant. Ik buig in diepe ...
De voorzitter:
Maar ik kijk ook even naar de buren, of dit een werkbaar voorstel is.
Staatssecretaris Achahbar:
Het wordt krap, want daarna komt de Eerste Kamer natuurlijk ook rap in zicht, maar ik ga akkoord met het voorstel om het zo te doen.
De voorzitter:
Ik denk dat dat heel fijn is in het kader van zorgvuldige wetgeving. We zullen wel even praktisch moeten kijken, want ik denk dat we een iets ruimere tijd moeten pakken in de agenda. Planningtechnisch moeten we even kijken hoe we dit goed gaan organiseren. Dan is het geen beëindiging, maar een schorsing. Dus bij dezen schors ik het wetgevingsoverleg en wens ik u allen een fijne avond. We spreken elkaar later.
Sluiting 17.38 uur.