Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde Agenda Raad Algemene Zaken 19 november 2024 (Kamerstuk 21501-02-2958)
Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2024D44679, datum: 2024-11-18, bijgewerkt: 2024-12-12 11:33, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-02-2977).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.A.M. van der Plas, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken (BBB)
- Mede ondertekenaar: A.E.A.J. Hessing-Puts, griffier
- Aanbiedingsbrief
- Beslisnota bij Antwoorden op vragen commissie over o.a. de geannoteerde Agenda Raad Algemene Zaken 19 november 2024 (Kamerstuk 21501-02-2958)
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 02-2977 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken .
Onderdeel van zaak 2024Z18726:
- Indiener: C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- 2024-11-20 14:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-12-12 11:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Europese Zaken
- 2024-12-19 14:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 2977 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 18 november 2024
De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 11 november 2024 over de geannoteerde agenda Raad Algemene Zaken van 19 november 2024 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2958) en over de brief van 21 oktober 2024 over het verslag Raad Algemene Zaken van 15 oktober 2024 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2952).
De vragen en opmerkingen zijn op 14 november 2024 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 18 november 2024 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Van der Plas
De griffier van de commissie,
Hessing-Puts
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda. Deze leden hebben met betrekking tot het agendapunt betreffende de artikel 7-procedure tegen Hongarijë de volgende vragen.
De regering stelt dat «het gehele rechtsstaatinstrumentarium» moet worden ingezet tegen Hongarije. De leden vragen zich af of dit dan betekent dat Nederland bereid is Hongarije zware sancties op te leggen?
Verder vragen de leden zich af hoe deze Minister de sancties tegen Hongarije waardeert, mede tegen de achtergrond van de nieuwe politieke realiteit in meerdere Europese lidstaten, waaronder Nederland, waaruit blijkt dat adoptie en promotie van links-liberaal gedachtegoed in absolute zin niet door de gehele bevolking wordt toegejuicht?
De leden van de PVV vragen zich af of de Minister kan toezeggen dat Nederland zich zal uitspreken tegen eventuele nieuwe preventieve- en/of sanctionerende maatregelen die de Commissie of lidstaten in de Raad tegen Hongarije zullen voorstellen?
Voorts vragen de leden van de PVV zich af of de Minister gemotiveerd kan uiteenzetten hoe eventuele nieuwe sancties en/of andere maatregelen tegen Hongarije zijn te verenigen met het motto van de EU dat luidt «in verscheidenheid verenigd», waarmee onder andere wordt gedoeld op het principe dat lidstaten hun eigen cultuur en waarden mogen behouden? De leden vragen de Minister daarbij specifiek, doch additioneel aan het antwoord op de vorige vraag, in te gaan op de vraag hoe men kan spreken van verscheidenheid als alle landen precies dezelfde sociale en culturele links-liberale waarden zouden moeten omarmen?
De leden van de PVV vragen zich af of de Minister het met de PVV eens is dat elementen van de woke-ideologie, zeker als die onverkort zouden moeten worden omarmd, op gespannen voet staan met de democratische rechtsstaat? De leden vragen de Minister ook of hij het met de PVV eens is dat dit eveneens op gespannen staat met de kernwaarden van de EU?
Daarnaast vragen de leden van de PVV de Minister of hij het ermee eens is dat het opdringen door de EU van de zogenoemde woke-agenda, waaronder het LHBTQI+-beleid, en de massamigratie in feite een inbreuk vormen op de democratische autonomie en culturele identiteit van lidstaten zoals Hongarije? De leden vragen de Minister om, in geval van een negatief antwoord op deze vraag, toe te lichten waarom dat volgens hem niet het geval is?
Ook vragen de leden van de PVV of de Minister het met de PVV eens is dat de EU niet van individuele lidstaten mag en kan verwachten dat elementen van de woke-ideologie, waaronder het LHBQTI+-paradigma, in absolute zin worden omarmd? De leden verzoeken de Minister daarbij uitgebreid in te gaan op de vraag welke autonome ruimte lidstaten op deze terreinen volgens de Minister genieten?
De leden van de PVV vragen zich af of de Minister het met de PVV eens is dat het onredelijk en in strijd is met het democratisch ethos is dat de EU van lidstaten verwacht dat zij bijvoorbeeld de LHBTQI+-agenda in absolute zin moeten doorvoeren evenals massamigratie moeten toestaan én dat daarvoor nationale traditionele waarden zouden moeten wijken?
De leden van de PVV vragen zich af waarom de Minister eigenlijk vindt dat Nederland een voortrekkersrol moet spelen in het afstraffen van Hongarije, terwijl dat land op democratische wijze voor een beleid heeft gekozen dat de Hongaarse bevolking kennelijk verkiest boven het EU-gedicteerde woke-denken en massamigratie? De leden vragen de Minister in dit kader of hij het met de PVV eens is dat dergelijke houding getuigt van een gebrek aan respect voor democratische keuzes van andere lidstaten?
Daarenboven vragen de leden van de PVV zich af of traditionele waarden over het gezin, zoals bijvoorbeeld voorgestaan door de regering van Hongarije, en een robuuste migratiepolitiek volgens deze Minister op gespannen voet staan met de waarden van de EU? De leden vragen de Minister, indien een dergelijke spanning door hem aanwezig wordt geacht, dan toe te lichten met welke waarden die spanning zich zou voordoen?
De leden van de PVV vragen zich af in hoeverre het überhaupt aan ongekozen EU-bureaucraten is om Hongarije de maat te nemen over onderwerpen zoals LHBTIQ+-rechten en het afwijzen van een multi-etnische samenleving? Daarbij verzoeken de leden de Minister om in zijn antwoord nader in te gaan op de vraag of lidstaten niet-leidend zijn ten aanzien van hun maatschappelijke, ethische en migratiepolitiek?
Ook vragen de leden van de PVV zich af of de Minister kan uitleggen waarom de EU alleen streng optreedt tegen landen met «rechts» of «conservatief» beleid, zoals Hongarije en Polen, terwijl lidstaten met linksliberaal beleid niet worden aangesproken op bijvoorbeeld een gebrek aan pluriformiteit in de media of andere schendingen van de vrijheid van meningsuiting?
Tenslotte vragen de leden van de PVV of de Minister het met hen eens is dat de EU-instellingen, door zich te mengen in nationale aangelegenheden zoals familiewaarden en migratiepolitiek, hun mandaat en het beginsel van subsidiariteit overschrijden? De leden verzoeken de Minister om ingeval van een negatief antwoord gedetailleerd toe te lichten op welke basis de EU gerechtigd zou zijn om zulke fundamenteel nationale vraagstukken te reguleren?
Algemeen
Het kabinet verwijst voor de nadere beantwoording van vragen gerelateerd aan de rechtsstaat naar het nader in te plannen CD rechtstatelijke ontwikkelingen.
1. Antwoord kabinet:
Artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie benoemt de waarden waarop de Europese Unie berust: «eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die gekenmerkt wordt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen». In Hongarije bestaan nog aanhoudende zorgen over de staat van de rechtsstaat, waaronder over de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, corruptie en belangenverstrengeling, ruimte voor het maatschappelijk middenveld, gelijke rechten voor minderheden, academische vrijheid en mediavrijheid. Daarover is uw Kamer onder meer geïnformeerd in de kabinetsappreciatie van 13 september 2024 over het horizontale (EU-brede) deel van het rechtsstaatrapport 2024.1 In Hongarije is de ruimte voor het maatschappelijk middenveld afgelopen jaar verder ingeperkt als gevolg van de Soevereiniteitswet. Ook staan de rechten van LHBTIQ+-personen, mediavrijheid en academische vrijheid nog altijd onder druk. Het kabinet vindt het van groot belang dat het gehele rechtsstaatinstrumentarium wordt ingezet om op te treden tegen de rechtsstatelijke zorgen met betrekking tot Hongarije, waaronder via de artikel 7-procedure. Het kabinet brengt zorgen overigens ook bilateraal op.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de agenda van de Raad Algemene Zaken van 19 november. Zij hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen bij.
Tijdens de Raad wordt onder andere gesproken over de Artikel-7 procedure tegen Hongarije. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien dat het kabinet zich conform de motie Klaver c.s. inspant voor een hoorzitting nog dit jaar in het kader van de Artikel-7 procedure tegen Hongarije. Wat is er tot nu toe concreet gedaan om invulling te geven aan deze motie? Wat gaat de Minister tijdens de aankomende Raad bepleiten om zich hier verder voor in te spannen? Acht de Minister het kansrijk dat hierover een meerderheid kan worden bereikt tijdens de aankomende Raad? Welke landen spannen zich hier ook voor in?
2. Antwoord kabinet:
Tijdens de Raad is een stand van zaken bespreking geagendeerd over de artikel 7-procedure tegen Hongarije. Hiervoor heeft een meerderheid van lidstaten zich ingespannen, waaronder Nederland conform de motie Klaver c.s. van 16 oktober jl.2 Het kabinet is voornemens om tijdens de stand van zaken bespreking tijdens de Raad opnieuw (in Benelux-verband) aandacht te vragen voor de ernst van de rechtsstatelijke problematiek in Hongarije en brengt ook bilateraal zorgen over.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat er tijdens de Raad zal worden gesproken over het cohesiebeleid en het EU-concurrentievermogen. In het licht van de verkiezingsuitslag in de Verenigde Staten zijn deze leden van mening dat de omstandigheden drastisch zijn veranderd door de onberekenbaarheid van de verkozen toekomstig president Trump. Deze uitslag vraagt om een serieus gesprek in de EU wat betreft strategische onafhankelijkheid wat betreft bijvoorbeeld kritieke grondstoffen, energie en defensiematerieel. Deze leden vinden het dan ook onvoorstelbaar dat het kabinet nog steeds niet inziet dat grote investeringen in ons concurrentievermogen nodig zijn en alleen het cohesiefonds hiervoor niet voldoet.
Wat GroenLinks-PvdA betreft zou dit in ieder geval deels gefinancierd moeten worden door Eurobonds. Ziet de Minister dezelfde noodzaak en urgentie? Zo ja, hoe zou hij de nodige investeringen willen bekostigen? Zo nee, waarom niet?
3. Antwoord kabinet:
Zoals het kabinet u heeft geïnformeerd in de kabinetsreactie op het Draghi-rapport van 4 oktober jl.3 en de aanvullende reactie op het Draghi-rapport van 4 november jl.4 deelt het kabinet op hoofdlijnen de analyse van Draghi dat investeringen nodig zijn om het concurrentievermogen van de EU te vergroten. Daarbij ziet het kabinet een centrale rol weggelegd voor het aanjagen van private investeringen, bijvoorbeeld via de kapitaalmarktunie, die daartoe vervolmaakt dient te worden. Het kabinet is geen voorstander van het aangaan van gemeenschappelijke schuld voor nieuwe Europese instrumenten.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het van groot belang dat de EU en Nederland geen speelbal worden tussen grootmachten in een mogelijke handelsoorlog tussen de toekomstige president Trump en zijn aardsvijand China. Gezien het feit dat Nederland met chipfabrikant ASML een factor van belang en waarde is in deze verhouding, zijn de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie van mening dat Nederland en de EU zich dan ook moeten opstellen als gelijkwaardige partner. Dit betekent dat we ons niet voor de karretjes van China en de VS zullen laten spannen maar onvermurwbaar en geloofwaardig moeten opkomen voor onze Europese en Nederlandse belangen.
Hoe kijkt de Minister naar deze verandering?
4. Antwoord kabinet:
Zoals het kabinet u heeft geïnformeerd in de kabinetsreactie op het Draghi-rapport van 4 oktober jl.5 en de aanvullende reactie op het Draghi-rapport van 4 november jl.6 is het kabinet van mening dat de Nederlandse belangen gebaat zijn bij een sterke EU die geopolitiek doortastend kan optreden om het hoofd te kunnen bieden aan veranderende geopolitieke omstandigheden. Dit vergt een gezonde, concurrerende, weerbare Europese economie zodat we ook de economische slagkracht hebben om ons met andere economische grootmachten te meten en onze belangen te behartigen.
Is hij het met deze leden eens dat investeringen in het Europese concurrentievermogen ons hierin sterken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, van welke omvang moeten deze investeringen zijn en welk doel streeft de Minister hierin na?
5. Antwoord kabinet:
Het kabinet is van mening dat investeringen in een innovatieve, duurzame en weerbare economie onze productiviteit, veiligheid en het (Europees) concurrentievermogen ten goede kunnen komen. Voor het kabinet zijn publieke investeringen echter geen doel op zich, maar een middel. Voorts verwijst het kabinet naar de standpunten t.a.v. financiering en investeringen zoals verwoord in de kabinetsreactie op het Draghi-rapport van 4 oktober jl.7 en de aanvullende reactie op het Draghi-rapport van 4 november jl.8
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Geannoteerde agenda
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 19 november a.s. Daarover hebben zij nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie hebben met grote bezorgdheid kennisgenomen van de recente ontwikkelingen rond de partij «Georgian Dream» in Georgië en het effect daarvan op de democratische fundamenten van het land. Zij merken op dat de inmenging van Rusland ertoe leidt dat het Georgische volk een cruciale keuze wordt ontnomen: een keuze tussen vrijheid en een toekomst van Europese samenwerking, of een koers naar de autocratische invloeden van Poetin. Deze inmenging, zoals de VVD-fractie benadrukt, vormt niet alleen een bedreiging voor Georgië zelf, maar dient ook als een afschrikwekkend voorbeeld voor andere kandidaat-lidstaten. De leden verzoeken de regering om toe te lichten welke stappen er worden ondernomen om de integriteit van deze verkiezingen te waarborgen en of er reeds maatregelen zijn besproken op Europees niveau om ongewenste invloeden in het verkiezingsproces tegen te gaan.
6. Antwoord kabinet:
Het kabinet is zich bewust van de situatie in Georgië en onderstreept dat dit voor de regio niet uniek is. Zo werden bijvoorbeeld in Moldavië de presidentsverkiezingen en het referendum gekenmerkt door verregaande Russische inmenging. Nederland heeft daarom zijn bijdrage aan de waarnemingsmissie van de OVSE/ODIHR bij de Georgische parlementsverkiezingen op 26 oktober jl. verdubbeld. Ook enkele andere EU-lidstaten hebben hun bijdrage aan de waarnemingsmissie vergroot. Hiertoe had onder andere Nederland in EU-verband opgeroepen. Nederland blijft zich daarnaast via de ambassade met MATRA en het Mensenrechtenfonds inzetten om ongewenste beïnvloeding tegen te gaan. In EU-verband wordt ook nadruk gelegd op het belang van duidelijke communicatie richting de Georgische bevolking en steun aan het tegengaan van desinformatie.
De leden wijzen tevens op het bezoek van Viktor Orbán aan Tbilisi, waarmee hij de Europese Unie lijkt te willen verdelen in haar standpunt tegenover Georgië. Zij vragen de Minister te verduidelijken op welke wijze het kabinet haar bezorgdheid over de democratische situatie in Georgië kenbaar heeft gemaakt aan de Georgische regering. Ook vragen zij welke acties, inclusief mogelijk preventieve maatregelen, op Europees niveau kunnen worden voorbereid om de inmenging van «Georgian Dream» in de verkiezingen tegen te gaan, waarbij de eventuele blokkade van Hongarije kan worden omzeild.
7. Antwoord kabinet:
Het kabinet maakt zich ernstige zorgen over de situatie in Georgië. Niet voor niets constateerde de Europese Raad dat het toetredingsproces is stilgelegd.9 Deze zorgen zijn, bij monde van de ambassadeur en hoogambtelijke vertegenwoordigers, in meerdere gesprekken uitgesproken. Het kabinet benadrukt het dilemma dat het sanctioneren van de Georgische autoriteiten eraan kan bijdragen dat het land in de armen van Poetin wordt gedreven. Het kabinet zal in EU-verband pleiten voor diverse acties tegen de Georgische autoriteiten. Een daarvan is om tijdens het jaarlijkse Visa Waiver Monitoring Report, te bezien of Georgië nog wel voldoet aan de benchmarks van visumvrij reizen, zoals de rechtsstaatbeginselen. Dit is van belang om richting de autoriteiten een sterk signaal af te geven. Het draagt bovendien bij aan de geloofwaardigheid van de EU door te laten zien dat dergelijke privileges niet vrijblijvend zijn. Voorts verwijst het kabinet naar het Commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken van 14 november jl.
Rechtsstaat en Corruptiebestrijding
De leden van de VVD-fractie zien graag dat de concrete gevolgen van een gebrekkige rechtsstaat worden uitgelegd tijdens dit debat. Een zwakke rechtsstaat brengt namelijk een grotere gevoeligheid voor corruptie en autocratische invloeden, zoals die vanuit Rusland, met zich mee. Zij wijzen naar Hongarije, dat op de corruptieperceptie-index beduidend slechter scoort dan andere EU-lidstaten, en merken op dat hierdoor Europees belastinggeld, ook van Nederlandse burgers, wordt verspild. De fractie verzoekt de Minister om uit te leggen welke stappen Nederland op EU-niveau onderneemt om misbruik van EU-middelen door lidstaten met gebrekkige rechtsstatelijke voorzieningen tegen te gaan.
Hervormingen van Rechtsstaatmechanismen binnen de EU
De leden constateren dat, ondanks de initiatieven van de Europese Commissie zoals de jaarlijkse monitoring van de rechtsstaat, het versterken van de rechtsstatelijke mechanismen binnen de Unie moeizaam verloopt. De toepassing van artikel 7, bedoeld om ernstige schendingen van EU-waarden aan te pakken, blijkt door de vereiste unanimiteit vaak ineffectief. Zij wijzen op recente ontwikkelingen waarin landen als Slowakije en Hongarije elkaar beschermen, wat deze procedure in de praktijk tandeloos maakt. De VVD-fractie verzoekt het kabinet te onderzoeken hoe het stemproces kan worden vereenvoudigd om sneller op te treden tegen lidstaten die de rechtsstaat ondermijnen, zoals het opschorten van stemrechten.
De leden verzoeken verder om een nadere toelichting van het kabinet over de mogelijkheden om extra voorwaarden te verbinden aan de toekenning van middelen uit het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK) aan lidstaten, specifiek gericht op rechtsstatelijke waarborgen. De VVD-fractie dringt aan op een proactieve houding van Nederland in deze kwestie, waarbij het kabinet wordt opgeroepen om ervoor te zorgen dat de Nederlandse belastingbetaler niet de dupe wordt van rechtsstatelijke erosie elders in de Unie.
8. Antwoord kabinet:
Het kabinet verwijst voor de nadere beantwoording van vragen gerelateerd aan de rechtsstaat naar het nader in te plannen CD rechtstatelijke ontwikkelingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken ter voorbereiding op de Raad Algemene Zaken d.d. 19 november 2024. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
De aan het woord zijnde leden lezen dat een meerderheid van de lidstaten zich heeft ingespannen om een artikel 7-procedure tegen Hongarije te starten. Ook de Kamer gaf hier in meerderheid steun aan. De leden van de NSC-fractie vragen zich af waarom er geen verdere stappen zijn gezet.
9. Antwoord kabinet:
Zie beantwoording van vraag 1 voor de kabinetspositie inzake de rechtsstaat in Hongarije.
Verder lezen de leden van de NSC-fractie dat het kabinet voorstander is van het verder inzetten op innovatie voor het bevorderen van het Europese concurrentievermogen. De leden van de NSC-fractie steunen het standpunt van het kabinet wanneer het gaat om geen gemeenschappelijk schulden aan te gaan.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de herverkiezing van Donald Trump als president van de Verenigde Staten en de gevolgen daarvan voor de Europese veiligheid en economie. De leden zien gevaar in de ongeïnformeerde uitspraken en openlijke twijfels van Trump over/aan het NAVO-bondgenootschap en de verplichtingen jegens elkaar onder het Noord-Atlantisch verdrag. Naar aanleiding hiervan, evenals de Draghi- en Niinistö-rapporten, hebben de leden van de D66-fractie enkele vragen.
Draghi-rapport – Europees concurrentievermogen
De leden van de D66-fractie hebben herhaaldelijk aangedrongen op een uitgebreide en concrete reactie van het kabinet op de aanbevelingen uit het Draghi-rapport over het toekomstig concurrentievermogen van de Europese Unie. Zij constateren echter dat er, ondanks eerdere toezeggingen, nog steeds geen duidelijke en concrete kabinetsreactie ligt op alle aanbevelingen, anders dan twee kabinetsreacties die zich beperken tot een algemene appreciatie van het rapport.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister of hij het met hen eens is dat de verkiezing van Trump de urgentie vergroot voor een snelle en adequate opvolging van het Draghi-rapport. Zo ja, op welke wijze gaat het kabinet hieraan bijdragen?
10. Antwoord kabinet:
Zoals beschreven in de kabinetsreactie van 4 oktober jl. en de aanvullende reactie van 4 november jl., deelt het kabinet de urgentie voor beleidsactie ter opvolging van het Draghi-rapport. Zie verder het antwoord op vraag 11.
Erkent het kabinet dat de aanbevelingen uit het rapport om een duidelijk standpunt van het kabinet vragen, inclusief concrete acties? Zo ja, wanneer kunnen wij een uitgebreide kabinetsreactie op deze aanbevelingen verwachten? Gezien het belang van de aanbevelingen op het gebied van veiligheid en defensie, in het licht van de Amerikaanse verkiezingen, verzoeken de leden van de D66-fractie het kabinet om in reactie op dit schriftelijk overleg per aanbeveling (pagina 55–58) concreet aan te geven wat het standpunt van het kabinet is en hoe hieraan opvolging wordt gegeven in de aankomende Europese raden.
11. Antwoord kabinet:
Zoals vermeld in de kabinetsreactie op het Draghi-rapport van 4 oktober jl. zullen de aanbevelingen van Draghi naar verwachting in ieder geval deels een plek krijgen in het werkprogramma van de nieuwe Commissie, dat begin 2025 wordt verwacht. Zoals gebruikelijk zal het kabinet de individuele Commissievoorstellen in meer detail beoordelen en met uw Kamer delen.
Het kabinet zal voor het kerstreces een nadere visie delen op het Europese concurrentievermogen, in navolging van voorstellen uit de rapporten van Letta en Draghi en voortbouwend op het regeerprogramma. Voor het overige acht het kabinet de twee genoemde kabinetsreacties toereikend.
Het kabinet zal waar opportuun zijn zienswijzen conform de kabinetsreacties actief kenbaar maken in de Europese Raad, in relevante vakraden en richting de Europese Commissie.
Niinistö-rapport – Versterken van Europese militaire en civiele paraatheid
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het recente Niinistö-rapport over de versterking van de Europese militaire en civiele paraatheid. Zij constateren echter dat er nog geen kabinetsreactie op dit rapport is gepubliceerd. Kan de Minister toezeggen een uitgebreide kabinetsreactie op de aanbevelingen uit dit rapport te formuleren? Wat zal de inbreng van het kabinet zijn tijdens de aanstaande Raad Algemene Zaken met betrekking tot dit rapport
De leden van de D66-fractie vragen tevens of de Minister het met hen eens is dat het kabinet pas een uitgesproken standpunt kan innemen nadat het zijn standpunt middels een kabinetsreactie aan de Kamer kenbaar heeft gemaakt?
12. Antwoord kabinet:
Het kabinet informeert uw Kamer bij de Geannoteerde Agenda van de aankomende JBZ-Raad over de belangrijkste hoofdlijnen uit het rapport-Niinistö en de reactie van het kabinet daarop. Begin volgend jaar ontvangt uw Kamer een uitgebreide kabinetsappreciatie waarbij ook de link wordt gelegd tussen de aanbevelingen en de bredere kabinetsinzet op weerbaarheid. Het kabinet zal de uit het rapport voortkomende Commissievoorstellen in meer detail beoordelen en met uw Kamer delen conform BNC-proces. Naar verwachting zal Niinistö ook in de RBZ Defensie van 19/11 en de ER van 19-20 december het rapport toelichten. Het rapport zal tijdens de Raad Algemene Zaken enkel procedureel ter sprake komen.
Trump en de Amerikaanse verkiezingen
De leden van de D66-fractie hebben in de afgelopen jaren met verbazing kennisgenomen van de uitspraken van Donald Trump over onderwerpen zoals Oekraïne, de NAVO en de (handels)relatie met de Europese Unie. Gezien zijn eerdere uitspraken over de NAVO en zijn gebrek aan bereidheid om Europa te beschermen, vragen de leden van de D66-fractie hoe het kabinet de veiligheidsgarantie vanuit de Verenigde Staten beoordeelt, nu Trump opnieuw is verkozen?
Erkent het kabinet dat de verkiezing van Trump de noodzaak vergroot voor Europa om eensgezind op te treden, met name op het gebied van defensie en veiligheid? Zo ja, op welke wijze gaat het kabinet hier opvolging aan geven? Welke aanvullende acties kunnen de leden van de D66-fractie verwachten van het kabinet op het gebied van Europese defensiesamenwerking en handel als gevolg van de herverkiezing van Trump?
13. Antwoord kabinet:
De plannen van de regering-Trump moeten nog vorm krijgen. Het kabinet loopt daar niet op vooruit. Ongeacht het beleid van de nieuwe Amerikaanse regering, bestaat er een onverminderde noodzaak tot intensievere samenwerking binnen de EU op het gebied van defensie en veiligheid. EU-lidstaten werken op verschillende vlakken intensief samen om Europa meer verantwoordelijkheid te laten nemen voor de eigen veiligheid. De defensie-investeringen in materieel zijn de afgelopen tijd fors gestegen en lidstaten schaffen steeds meer materieel in gezamenlijkheid aan. Nederland doet dit bijvoorbeeld op het gebied van munitie, infanteriegevechtsvoertuigen, gevechtstanks en fregatten. In de Kamerbrief «Voortgang Structureel Verhogen Europese Productie Munitie en Defensiematerieel» van 2 oktober 202410 bent u geïnformeerd over de acties die het kabinet onderneemt om de munitieproductie in Nederland en Europa te verhogen. Uw Kamer zal ook in de toekomst met regelmaat worden geïnformeerd over de voortgang op dit dossier.
Wat betreft de handelsbetrekkingen met de VS, zet het kabinet in op versterking van de relatie via dialoog. Het kabinet kan nog niet vooruitlopen op mogelijke maatregelen. De trans-Atlantische handelsbetrekkingen staan geagendeerd voor de RBZ handel van 21 november.11
Europese defensiesamenwerking
De leden van de D66-fractie hebben herhaaldelijk aangedrongen op een verdere verdieping van de Europese defensiesamenwerking. Zij benadrukken dat de verkiezing van Trump en de voortdurende dreiging vanuit Rusland de noodzaak hiervoor alleen maar verder vergroten. In dit licht willen de leden van de D66-fractie graag de volgende vragen stellen:
Erkent het kabinet dat een verdergaande Europese defensiesamenwerking geen luxe is, maar een absolute noodzaak, gezien de dreigingen van Rusland en Noord-Korea aan de Europese grenzen? Zo ja, op welke concrete wijze zal dit in de nabije toekomst zichtbaar worden?
14. Antwoord kabinet:
Het kabinet onderschrijft de noodzaak van verdergaande Europese defensiesamenwerking. Voor de invulling hiervan zie antwoord op vraag 13.
Hoe kijkt het kabinet naar de volgende voorstellen voor versterkte Europese defensiesamenwerking? De leden van de D66-fractie ontvangen graag per voorstel een reactie van het kabinet.
1. Significant meer gezamenlijke en Europese inkoop
De doelstellingen voor gezamenlijke inkoop van defensiematerieel binnen de EU en de doelstelling voor de Europese herkomst daarvan worden verhoogd naar 50% in 2030.
15. Antwoord kabinet:
Zie voor de invulling hiervan het antwoord op vraag 13.
2. Meer middelen en coördinatie voor gezamenlijke inkoop
Er is momenteel slechts € 310 miljoen beschikbaar via het Europees Defensiesamenwerkingsprogramma (EDIRPA) om landen te stimuleren tot gezamenlijke inkoop. De leden van de D66-fractie zijn van mening dat dit bedrag aanzienlijk moet worden verhoogd om de gezamenlijke inkoop daadwerkelijk te bevorderen.
16. Antwoord kabinet:
Er is reeds sprake van een voorgenomen verhoging van het budget voor gezamenlijke inkoop en het kabinet steunt deze verhoging. EDIRPA wordt in uitgebreide vorm tot het einde van het huidige MFK voortgezet binnen het Europees Defensie-Industrie Programma (EDIP). Het totale budget van EDIP is EUR 1,5 miljard.
3. Meer ruimte voor het Europees leger
Het Europees Defensiehoofdwartier (MPCC – Military Planning and Conduct Capability) mag momenteel alleen trainingsmissies uitvoeren en missies met een licht gevechtskarakter. De D66-fractie is van mening dat het MPCC meer ruimte moet krijgen, inclusief de mogelijkheid om volledige gevechtsmissies te plannen en uit te voeren.
17. Antwoord kabinet:
Het MPCC stuurt momenteel missies van de EU aan (o.a. training en advisering), waaronder EUMAM Oekraïne, de trainingsmissie waarmee inmiddels circa 60.000 Oekraïense militairen zijn getraind. In het Strategisch Kompas (2022) hebben de lidstaten afgesproken het MPCC verder te versterken, zodat het op termijn in staat is om alle non-executive militaire missies en twee kleinschalige operaties dan wel één middelgrote operatie, alsmede militaire oefeningen te plannen en uit te voeren.
Ook is afgesproken dat de Rapid Deployment Capacity (RDC) vanaf 2025 aangestuurd kan worden vanuit het MPCC. Met deze snelle interventie-eenheid zijn in korte tijd tot 5.000 militairen in te zetten in een crisissituatie. Sinds 2023 vinden er reeds jaarlijks oefeningen plaats, aangestuurd vanuit het MPCC, om de RDC verder te operationaliseren. De RDC moet namelijk in 2025 operationeel zijn. Nederland draagt in 2025 met o.a. een compagnie infanterie bij aan de door Duitsland geleide RDC. Het kabinet onderschrijft de gemaakte afspraken binnen het Strategisch Kompas om als Europa meer verantwoordelijkheid te nemen voor de eigen veiligheid en daarmee eveneens de NAVO te versterken.
4. Meer financiering voor defensie en veiligheid in het MFK en het Europees Defensiefonds
Het kabinet zou zich in de onderhandelingen over het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK) moeten inzetten voor een veel groter aandeel voor defensie en veiligheid, gezien de huidige situatie en de dreigingen. Momenteel is slechts 2,1% van het MFK bestemd voor defensie en veiligheid. De D66-fractie pleit ervoor om dit percentage aanzienlijk te verhogen, evenals het budget voor het Europees Defensiefonds (EDF), waarvan het budget voor 2021–2027 is vastgesteld op € 8 miljard.
18. Antwoord kabinet:
De kabinetsinzet MFK is vastgelegd in het Hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma (hoofdstuk 9b) en houdt in dat Nederland geen voorstander is van een significante stijging van het MFK, in zal moeten zetten op het behoud van een korting op de bni-afdracht en geen voorstander is van gemeenschappelijke schuld voor nieuwe instrumenten. Het kabinet vindt tevens dat het MFK gemoderniseerd dient te worden en de Europese strategische prioriteiten dient te reflecteren. Het kabinet heeft echter nog geen gedetailleerde, overkoepelende MFK-inzet. Deze inzet zal naar verwachting in het voorjaar aan uw Kamer worden verzonden, waarin ook zal worden ingegaan op veiligheid en defensie.
Zie bijlage bij Kamerstukken II 2023/24, 21 501-02, nr. 2932.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 21 501-20, nr. 2129.↩︎
Bijlage bij Kamerstuk 21 501-30, nr. 614↩︎
Kamerstuk 21 501-02, nr. 2956↩︎
Bijlage bij Kamerstuk 21 501-30, nr. 614↩︎
Kamerstuk 21 501-02, nr. 2956↩︎
Zie bijlage bij Kamerstukken II 2023/24, 21 501-30, nr. 614.↩︎
Zie bijlage bij Kamerstukken II 2023/24, 21 501-02, nr. 2956.↩︎
Het kabinet verwijst hierbij tevens naar de conclusies van de Europese Raad van 17 oktober en bijbehorend verslag, Kamerstuk 21 501-20, nr. 2130.↩︎
Kamerstuk 36 600-X, nr. 8↩︎
Zie bijlage bij Kamerstuk 21 501-02, nr. 2935↩︎