Reactie op verzoek commissie over de mishandeling in Vlaardingen voorafgaand aan begrotingsbehandeling
Kindermishandeling
Brief regering
Nummer: 2024D44714, datum: 2024-11-19, bijgewerkt: 2024-11-19 13:34, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Mede ondertekenaar: V. Maeijer, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit PVV kamerlid)
- Mede ondertekenaar: V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Mede ondertekenaar: I. Coenradie, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Beslisnota bij Kamerbrief Reactie op verzoek commissie over de mishandeling in Vlaardingen voorafgaand aan begrotingsbehandeling
- Rollen, taken en verantwoordelijkheden betrokken organisaties
Onderdeel van kamerstukdossier 31015 -276 Kindermishandeling.
Onderdeel van zaak 2024Z18757:
- Indiener: T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Medeindiener: V. Maeijer, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Medeindiener: I. Coenradie, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Medeindiener: V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Volgcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-11-20 14:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-11-28 12:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (🔗 origineel)
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 11 september 2024 verzocht om een kabinetsreactie over achterliggende problemen in de meldingenstructuur naar aanleiding van de zware mishandeling van het pleegmeisje in Vlaardingen. De commissie heeft verzocht daarbij in te gaan op het registreren en wegen van meldingen, gegevensuitwisseling tussen betrokken partijen, het Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming en de laatste signaalbrief van de inspectie en dit voorafgaand aan de begrotingsbehandeling van Justitie en Veiligheid aan de Kamer te sturen. In deze brief geven wij onze reactie op die verzoeken.
De aangrijpende gebeurtenis met het meisje uit het pleeggezin in Vlaardingen raakt ons diep. We willen dat kinderen veilig en gezond opgroeien. Als er ernstige problemen zijn en het echt niet meer verantwoord is om thuis te blijven wonen, is het belangrijk dat kinderen ‘zo thuis mogelijk’ zorg en ondersteuning krijgen. Pleegzorg is dan vaak een goede optie. Het is bijzonder schrijnend dat het in dit geval zo mis is gegaan: een jong meisje dat juist na een uithuisplaatsing een plek nodig had waar ze veilig kon opgroeien en in plaats daarvan te maken kreeg met ernstig geweld. Dit afschuwelijke incident heeft voor grote maatschappelijke onrust gezorgd, daarom is direct een groot Inspectie-onderzoek gestart dat nu nog loopt. Parallel daaraan hebben we nauw contact onderhouden met de betrokken organisaties en bezien we waar nu al verbeteringen mogelijk zijn.
Lopend inspectieonderzoek
Zoals uw Kamer bij brief van 31 mei jl. is bericht1, doet de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd samen met de Inspectie Justitie en Veiligheid onderzoek naar de geleverde kwaliteit en veiligheid van de zorg aan het meisje. De Inspectie van het Onderwijs doet zelf onderzoek. De Inspecties verwachten de rapporten begin 2025 te publiceren. Uiteraard zullen wij uw Kamer hierover direct informeren.
Wij voelen grote urgentie om van dit vreselijke incident te leren en waar dat mogelijk is te voorkomen dat een dergelijke situatie zich nogmaals kan voordoen. In dat kader staan wij en onze departementen voortdurend met elkaar in contact en overleggen we met de lokale partijen. Wij hebben de verschillende betrokken organisaties (de pleegzorgorganisatie, de gecertificeerde instelling, de Raad voor de Kinderbescherming, de politie en Veilig Thuis) gevraagd te reflecteren op hun rol en verantwoordelijkheid bij dit incident en waar mogelijk nu al verbeteringen door te voeren.
Dit alles doen wij tegelijkertijd met gepaste terughoudendheid gezien het lopende onderzoek van de Inspecties. Tot wij het rapport hebben ontvangen zullen wij geen compleet beeld hebben wat er precies gebeurd is. Wij willen geen voorbarige (deel)conclusies trekken. Dit is een lastige lijn waar wij constant de balans moeten vinden tussen bekijken waar wij ons nu al voor kunnen inzetten en de Inspecties niet voor de voeten lopen.
In deze brief zullen wij kort ingaan op hoe het signaleren en melden van onveiligheid in algemene zin is geregeld en schetsen we beknopt een aantal relevante ontwikkelingen in wet- en regelgeving. In een bijlage worden iets uitvoeriger de rollen, taken en verantwoordelijkheden van een aantal betrokken organisaties toegelicht.
Signaleren, melden en handelen bij (vermoedens van) onveiligheid
Verschillende organisaties en professionals kunnen betrokken zijn bij het signaleren van en melden bij (vermoedens van) huiselijk geweld of kindermishandeling. Professionals uit de sectoren onderwijs, gezondheidszorg, maatschappelijke ondersteuning, jeugdzorg, kinderopvang en justitie zijn op basis van de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling verplicht om met de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling te werken.
De vijf stappen van de meldcode bieden handelingsperspectief voor professionals als zij huiselijk geweld of kindermishandeling vermoeden. De vijf stappen van de meldcode zijn:
In kaart brengen van signalen
Overleggen met een collega en indien nodig met Veilig Thuis
In gesprek met betrokkenen (inclusief het kind zelf)
Een afweging maken van de ernst van de situatie, bij twijfel opnieuw contact met Veilig Thuis opnemen
Een beslissing nemen; hulp bieden of organiseren, of melden bij VT.
Naast toepassen van de meldcode hebben een aantal organisaties een specifieke rol en verantwoordelijkheid in het beoordelen en onderzoeken van signalen over onveiligheid en het nemen en uitvoeren van maatregelen:
Na een melding van (vermoedens van) huiselijk geweld of kindermishandeling doet Veilig Thuis altijd een veiligheidsbeoordeling. VT vraagt daartoe onder meer informatie op bij direct betrokkenen en bij andere organisaties. Bij acute situaties wordt direct ingegrepen. Indien nodig kan Veilig Thuis na een veiligheidsbeoordeling bij de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) een verzoek indienen tot onderzoek naar het inzetten van een kinderbeschermingsmaatregel.
Niet alleen professionals maar iedereen kan contact opnemen met Veilig Thuis om (eventueel anoniem) advies te vragen of een melding te doen.
Bij acute onveiligheid grijpt de politie direct in, zodat het geweld stopt. Wanneer mogelijk doet de politie dit meteen samen met Veilig Thuis. Veilig Thuis maakt een veiligheidsbeoordeling. De politie doet onderzoek naar strafbare feiten. Het Openbaar Ministerie (OM) bepaalt of iemand wordt vervolgd. Samen stemmen zij af welke veiligheidsmaatregelen passen bij de situatie. Bij alle vermoedens van huiselijk geweld, kindermishandeling of overige zorgen over jeugdigen, dus ook wanneer het niet acuut onveilig is, stuurt de politie een zorgmelding naar Veilig Thuis.
De Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) kan – uitsluitend op verzoek of na melding van Veilig Thuis, het lokaal team of een gecertificeerde instelling – onderzoek doen naar de opvoedsituatie van een minderjarige en op basis daarvan de kinderrechter om een ondertoezichtstelling of een andere kinderbeschermingsmaatregel vragen als de veiligheid of ontwikkeling van het kind gevaar loopt. De kinderrechter neemt daarover een besluit.
De RvdK is ook verantwoordelijk voor de justitiële screening van aspirant-pleegouders. We verwijzen op dit punt naar de beantwoording van Kamervragen hierover.2
De jeugdbeschermer van een Gecertificeerde Instelling (GI) voert de kinderbeschermingsmaatregel uit, onder andere door het kind te ondersteunen en jeugdhulp in te zetten als dat nodig is voor het kind. Ouders zijn verplicht om mee te werken conform de adviezen en aanwijzingen van de jeugdbeschermer. In het geval van een voogdijmaatregel heeft de GI het gezag over het kind en is dan de wettelijke vertegenwoordiger van het kind.
De pleegzorgorganisatie is verantwoordelijk voor de beoordeling van de geschiktheid van pleegouders. Het pleeggezin volgt hiervoor eerst een intensief voorbereidings- en screeningstraject.3 In geval van plaatsing van een kind in een pleeggezin is de pleegzorgorganisatie verantwoordelijk voor de begeleiding van het pleeggezin. De pleegzorgbegeleider volgt de ontwikkeling van het pleegkind en onderhoudt contact met alle betrokkenen: het kind, de ouders, de jeugdbeschermer en mogelijk andere instanties.
Vanaf de start van de plaatsing in een pleeggezin is er sprake van een multidisciplinair zorgteam waarin de professionals van pleegzorg en jeugdbescherming de voortgang van de plaatsing en de doelen monitoren en afstemmen.
Relevante ontwikkelingen in wet- en regelgeving
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft verzocht om in te gaan op de ontwikkelingen rond het Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming. We verwijzen kortheidshalve naar onze Voortgangsbrief Jeugd van 5 november 20244 waarin we de Kamer hebben geïnformeerd over de laatste ontwikkelingen rond het Toekomstscenario en de gekozen ontwikkelrichting.
Over samenwerking tussen organisaties en gegevensdeling zijn naar aanleiding van ervaren knelpunten in de praktijk recent twee wetsvoorstellen aangenomen die per 1 januari 2025 in werking treden. Een ander relevant wetvoorstel ligt op dit moment voor behandeling in de Tweede Kamer. Naar verwachting zullen deze wetsvoorstellen helpen om de onderlinge uitwisseling van gegevens met het oog op veiligheid en aanpakken van problematiek te verbeteren:
Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (WGS).
Deze wet maakt duidelijk onder welke voorwaarden informatie kan worden verwerkt binnen vier bestaande samenwerkingsverbanden op het terrein van zorg en veiligheid (waaronder de Zorg- en Veiligheidshuizen), in de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit en in de aanpak van witwassen en crimineel vermogen. De wet treedt per 1 januari 2025 in werking.
Aanpassing Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), via de Verzamelwet gegevensverwerking VWS I.
De juridische grondslag wordt versterkt van gegevensdeling tussen Veilig Thuis en samenwerkingspartners in de strafrechtketen. Deze grondslag bestond al voor gegevensdeling met politie en RvdK; nu bestaat deze ook voor gegevensdeling met het OM, de reclassering en Slachtofferhulp Nederland. De samenwerkingsaanpak Veiligheid Voorop waarin Veilig Thuis in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling nauw samenwerkt met politie, OM, RvdK en reclassering is hiermee wettelijk verankerd. De wetswijziging treedt per 1 januari 2025 in werking.
Wet aanpak meervoudige problematiek sociaal domein (Wams)
Dit wetsvoorstel regelt dat gemeenten de wettelijke mogelijkheid krijgen om tot een gecoördineerde aanpak te komen voor mensen of gezinnen waarbij meervoudige problematiek speelt. Dit wetsvoorstel biedt grondslagen voor de gegevensverwerking en gegevensdeling die hierbij nodig is. Het wetsvoorstel ligt op dit moment voor behandeling in de Tweede Kamer.
De Staatssecretaris De Staatssecretaris Jeugd,
Rechtsbescherming, Preventie en Sport,
T.H.D. Struycken V.P.G. Karremans
De Staatssecretaris van De Staatssecretaris Langdurige
Justitie en Veiligheid, en Maatschappelijke zorg,
I. Coenradie V. Maeijer