Digitalisering en leermiddelen in het funderend onderwijs
Digitale leermiddelen
Brief regering
Nummer: 2024D45723, datum: 2024-11-22, bijgewerkt: 2024-12-18 15:53, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32034-54).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit VVD kamerlid)
- Tussenrapportage onderzoek prijsontwikkeling leermiddelen
- Alternatieven voor BigTech in het onderwijs
- Beleidadsvies ICT-basisinfrastructuur Funderend Onderwijs
- Beleidsadvies ICTbasisinfrastructuur Funderend Onderwijs bijlage deelrapport 1
- Eindrapport Systematische review kwaliteitscriteria leermiddelen
- Eindrapport Onderzoek Regelingen Devices 2024
- Beslisnota bij Kamerbrief over digitalisering en leermiddelen in het funderend onderwijs
Onderdeel van kamerstukdossier 32034 -54 Digitale leermiddelen.
Onderdeel van zaak 2024Z19242:
- Indiener: M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Volgcommissie: vaste commissie voor Digitale Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-11-26 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-12-12 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2025-01-15 10:00: Digitalisering en leermiddelen in het funderend onderwijs (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2025-04-03 10:00: Leermiddelen in het funderend onderwijs (Commissiedebat), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2025-04-10 14:00: Digitalisering in het onderwijs (Commissiedebat), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
32 034 Digitale leermiddelen
Nr. 54 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 november 2024
De kracht en potentie van technologie is dagelijks in het onderwijs te zien. Leermiddelen krijgen steeds meer mogelijkheden: teksten worden tot leven gebracht en spreken tot de verbeelding van leerlingen. Leraren winnen kostbare tijd omdat het aanbod van lesmateriaal en het nakijken van toetsen beter wordt ondersteund. Digitalisering maakt het mogelijk dat leerlingen lesinhoud krijgen aangeboden die aansluit bij hun individuele leerbehoeften en hen motiveert op hun eigen niveau. Bovendien kan ook het onderwijs niet achterblijven met betrekking tot technologische ontwikkelingen, omdat leerlingen moeten worden voorbereid op de samenleving en de arbeidsmarkt van de toekomst.
Tegelijkertijd zie ik dat de digitalisering scholen voor fundamentele vragen plaatst. In de klas gebeurt steeds meer digitaal, maar is dat wel altijd effectief? Welke digitale (leer)middelen zijn het beste voor het onderwijs? Welke toepassingen houden voldoende rekening met de privacy van leerlingen? En hoe zorgen scholen ervoor dat het onderwijs niet stilvalt door een hack?
Digitalisering biedt veel kansen voor kwaliteitsverbetering in het onderwijs, maar brengt ook risico’s mee. Scholen zijn in toenemende mate onderdeel van ontwikkelingen die zij maar ten dele kunnen beïnvloeden. Op de markt voor leermiddelen en digitale toepassingen verschuiven de verhoudingen tussen aanbieders. Ook lijken door platformisering de mogelijkheden voor scholen om over te stappen naar een andere aanbieder af te nemen. Elke school is inmiddels onderdeel van ecosystemen van digitale gegevensuitwisselingen waarin cyberdreigingen toenemen.
Dit vraagt, waar nodig, om nieuwe kaders om publieke waarden zoals autonomie, privacy en veiligheid, te borgen. Een gezamenlijke en gecoördineerde inspanning van onderwijs, markt, overheid en wetenschap is hiervoor nodig. Dat zie ik als mijn verantwoordelijkheid.
De opgave en langjarige inzet
De centrale opgave is hoe de leraar, niet de technologie, altijd kan blijven bepalen hoe het (digitale) onderwijs vorm krijgt. We hebben de afgelopen jaren een aantal belangrijke stappen gezet. Zo leidt de afspraak om mobiele telefoons uit de klas te weren tot meer concentratie en sociale interactie onder leerlingen.1 Ook investeren we vanuit het Nationaal Groeifonds fors in een beter aanbod en gebruik van (digitale) leer- en hulpmiddelen. De digitale veiligheid van scholen wordt structureel verhoogd. Recent is hiervoor het School-CERT gelanceerd, dat als een digitale brandweer alle scholen in het funderend onderwijs helpt bij de afhandeling van cyberincidenten.2
Om ervoor te zorgen dat leraren en leerlingen zich ook in de toekomst optimaal en veilig kunnen wijden aan het onderwijs, zetten we onze inspanningen onverminderd voort. Ik ga samen met alle betrokken partijen werken aan een nieuwe balans, op drie niveaus:
• Tussen digitale en papieren leermiddelen in de klas, zodat er een effectieve leeromgeving ontstaat die voor iedere leerling werkt;
• In een goed functionerende markt voor leermiddelen en digitale toepassingen met voldoende aanbieders;
• Door scholen te ondersteunen en ontzorgen met publieke digitale voorzieningen die privacy en veiligheid borgen.
I. Balans in de klas
Goed onderwijs begint op scholen die passende keuzes maken bij de inzet van (digitale) leer- en hulpmiddelen. Om daar te komen zetten we de volgende stappen:
De kwaliteit en effectieve inzet van leermiddelen versterken
Uit onderzoek blijkt dat er te weinig kennis is over wat in welke situatie het beste werkt, in welke omstandigheden, voor welke leerlingen. Daarnaast ervaren leraren een overladenheid bij bestaande lesmethodes en hebben zij nog onvoldoende inzicht in welke onderdelen bijdragen aan het voldoen aan de kerndoelen.3
Ik wil zowel de kwaliteit van leermiddelen als een effectieve inzet in de klas verbeteren. Dit past bij de ambities van het Herstelplan kwaliteit onderwijs. Ik wil daartoe een kwaliteitsalliantie voor leermiddelen voor het funderend onderwijs inrichten. In deze alliantie werken leraren, schoolleiders, bestuurders en leermiddelenmakers samen aan kwalitatief goede leermiddelen en een effectieve inzet daarvan. Een kwartiermaker gaat tot de zomer van 2025 met alle betrokken partijen aan de slag om de alliantie vorm te geven.4 Daarnaast wordt met diverse partijen, waaronder NRO en SLO, gesproken om een landelijk kwaliteitskader voor leermiddelen te ontwikkelen, gebaseerd op wetenschappelijke inzichten, met input van de kwaliteitsalliantie en aansluitend op de vernieuwde kerndoelen. Vakspecifieke kaders, te beginnen met taal en rekenen, worden eveneens ontwikkeld. Voor taal is de ontwikkeling al gestart, via de Kennistafel Effectief Leesonderwijs.5 Ik blijf de komende jaren investeren in een grotere kennisbasis over de effectiviteit van leermiddelen.
Met de combinatie van het kwaliteitskader en de vernieuwde kerndoelen wordt het voor docenten en leermiddelenmakers eenvoudiger om te bepalen wat leerlingen moeten kennen en kunnen en hoe zij dit effectief kunnen overbrengen met leermiddelen. Het nieuwe curriculum is dan ook een natuurlijk moment om het vakmanschap van de docent te versterken en direct aan de slag te gaan met de kwalitatief beste leermiddelen. De kwaliteitsalliantie kan hierin een centrale rol spelen door deze kennis te vertalen naar duidelijke, gedeelde en goed onderbouwde kwaliteitsnormen die een effectieve inzet van leermiddelen borgen.6
Een juiste toepassing van AI in het onderwijs ondersteunen en stimuleren
Technologische innovaties in het onderwijs volgen elkaar snel op. Leraren zien dat hun leerlingen steeds vaker met generatieve AI, zoals ChatGPT, werken. Uw Kamer heeft gevraagd een beeld te schetsen van het AI-gebruik in het onderwijs.7
Het College voor de Rechten van de Mens publiceerde op 13 mei 2024 een onderzoek hierover. Het College geeft aan dat de risico’s op discriminatie of uitsluiting door algoritmes kunnen toenemen, en beschrijft een aantal voorbeelden van systemen waaraan risico’s kunnen kleven. Vooral toepassingen van algoritmes in systemen voor de beoordeling, toelating of voortgang van de leerling kunnen een risico vormen. Deze systemen hebben veelal een sterk adviserende rol waarbij de totstandkoming van het advies lastig te doorgronden of te achterhalen is.
Het is van belang dat discriminatie geen plaats krijgt in de (digitale) onderwijssystemen. Daartoe is recent de nieuwe AI-verordening in werking getreden. Deze Europese wet stelt verdere grenzen aan de toepassing van AI in het onderwijs. Als onderwijsinstellingen deze AI voor bepaalde toepassingen willen inzetten, dienen zij aanvullende maatregelen te treffen om te voorkomen dat discriminatie plaatsvindt. De komende tijd zal ik samen met de onderwijssector verkennen hoe we de maatregelen binnen de AI-verordening het beste kunnen vormgeven.8
In het Nationaal Onderwijslab AI (hierna: NOLAI) wordt intelligente technologie ontwikkeld die maatwerk voor leerlingen of tijdbesparing voor leraren realiseert en wordt onderzoek gedaan naar de consequenties hiervan. NOLAI doet dat in samenwerking met leraren, wetenschappers en het bedrijfsleven.9 Het Nationaal Groeifonds heeft aanvullend € 63 mln. tot 2035 beschikbaar gesteld om prototypes die NOLAI ontwikkelt op te schalen. Hiermee verzilveren we de kansen en verstevigen we de regie van het onderwijs op de ontwikkeling van AI. Daarnaast is het essentieel dat schoolleiders en leraren niet alleen technologie kunnen gebruiken, maar dat zij ook begrijpen hoe AI-systemen werken. Kennisnet ondersteunt hen hierin, bijvoorbeeld met de Handreiking AI voor scholen.10
Beschikbaarheid van devices
Ieder kind in Nederland moet in gelijke mate toegang hebben tot onderwijs, ook als daarbij een laptop of tablet nodig is. Vooral in het vo is een device steeds vaker noodzakelijk. Scholen mogen een bijdrage van ouders vragen, maar wanneer ouders niet kunnen of willen betalen zorgen scholen voor een volwaardig alternatief. De school kan ouders daarnaast wijzen op specifieke ondersteuningsmogelijkheden, bijvoorbeeld via de gemeente of stichtingen. Uit onderzoek blijkt dat het scholen met deze aanvullende ondersteuning lukt om hun leerlingen van een laptop te voorzien. Tegelijkertijd is deze financiële ondersteuning via stichtingen en gemeenten complex georganiseerd.11 Ik ben met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in gesprek om oplossingen hiervoor te verkennen, zodat we borgen dat alle leerlingen over een device kunnen blijven beschikken.12
Werken aan innovatieve manieren om leraren te helpen met hun digitale professionaliseringsvraag werken
Voor een effectieve toepassing van digitale leer- en hulpmiddelen en met de komst van de kerndoelen voor digitale geletterdheid neemt de noodzaak voor leraren om digitaal te professionaliseren toe. Tegelijkertijd is tijd van leraren een schaars goed. Daarom werk ik samen met de Vlaamse Minister van Onderwijs, Justitie en Werk aan innovatieve docentprofessionalisering op het gebied van digitale vaardigheden, zodat er nieuwe effectieve manieren en tools ontstaan die dichter bij de behoefte en beleving van de leraar staan. Ook is het Expertisepunt Digitale Geletterdheid opgericht om docenten te informeren en ondersteunen bij het in de praktijk brengen van digitale geletterdheid.
II. Balans in de markt
Leermiddelen zijn een belangrijk gereedschap van leraren. Zij moeten kunnen beschikken over bewezen effectieve (digitale) leer- en hulpmiddelen, die passen bij de wijze waarop zij hun lessen willen inrichten, tegen een redelijke prijs. Scholen moeten voldoende keuzemogelijkheden hebben. Dat vergt een gelijk speelveld en concurrentie tussen aanbieders en voldoende mogelijkheden voor nieuwe aanbieders. Dat stimuleert ook, dat aanbieders reageren op de wensen van scholen, en zij een passende prijs vragen voor hun producten en diensten.
Digitalisering heeft de verhoudingen op de markt echter aanzienlijk doen verschuiven. In het vo leveren uitgevers steeds vaker LiFo-producten (Licentie-Folio, digitale licenties en optionele leerwerkboeken) rechtstreeks aan scholen. Daarmee verandert ook de rol en positie van distributeurs ten opzichte van scholen en uitgevers. De levering van leermiddelen komt onder druk te staan. Ook dit jaar ontstonden leveringsproblemen bij VO-scholen waardoor leerlingen te laat over hun lesmateriaal konden beschikken.
Daarnaast zien we dat educatieve software steeds sterker verweven raakt met de platforms van de grote internationale technologiebedrijven. Er vindt in toenemende mate integratie van producten, diensten en aanbieders plaats. Door overnames op de leermiddelenmarkt zijn vrijwel alle educatieve uitgeverijen en distributeurs in handen van internationaal beursgenoteerde bedrijven of van private equity.13 Scholen geven in toenemende mate aan kostenstijgingen en beperkingen in keuzemogelijkheid te ervaren.
Scholen maken zich zorgen over deze ontwikkelingen en ik deel die zorgen. Om de betaalbaarheid, kwaliteit en keuzemogelijkheden van leermiddelen te verbeteren ga ik:
Zorgen voor meer transparantie over prijs en kwaliteit van leermiddelen
Gezien alle ontwikkelingen op de leermiddelenmarkt vind ik het van groot belang om inzicht te krijgen in de effecten op het gebruik en de prijs van het aanbod. Daarom laat ik op dit moment een onafhankelijk onderzoek door KPMG uitvoeren naar het gebruik en de ontwikkeling in prijzen en kosten van leermiddelen in het vo. De eerste resultaten zend ik hierbij aan uw Kamer. Deze laten zien dat in 2023 ca. 80 procent van de producten van de drie grootste uitgevers in het vo uit LiFo bestaat, waarbij uitgevers steeds vaker rechtstreeks aan scholen leveren. Ondanks dat rechtstreekse levering kosten kan besparen, zijn de prijzen gestegen en liggen deze boven de inflatie van vergelijkbare producten. Tegelijk constateert KPMG dat deze stijging wel gelijke tred houdt met de algemene inflatie. Ik zie alle aanleiding om het onderzoek te vervolgen. Er zijn meer data nodig om beter zicht te krijgen op de ontwikkeling in kosten en winstmarges van aanbieders. Dit onderzoek zal begin 2025 worden afgerond en aansluitend aan uw Kamer worden aangeboden.
Ik zal daarnaast de ontwikkelingen op de markt nauwgezet volgen. Samen met de Minister van Economische Zaken ga ik een verdiepend onderzoek naar de structuur en werking van de leermiddelenmarkt in het funderend onderwijs uitvoeren. Daarbij zal het onderzoek ingaan op het feit dat het overgrote deel van deze sector in buitenlandse handen is. Heeft dit effect op de beslissingen die in deze markt worden genomen, en zo ja, welke effecten? Ook fenomenen als marktconsolidatie en marktmacht, digitale platformen, vendor lock-in, en toetredingsbarrières zullen deel uitmaken van dit onderzoek. Ten slotte blijf ik met de ACM in gesprek over de ontwikkelingen.14
Schoolbesturen hebben de keuze voor leermiddelen hoog op de agenda staan. Scholen zijn daarbij niet gehouden aan een specifiek richtbedrag maar zijn vrij om te bepalen wat zij willen uitgeven aan leermiddelen. Zij zijn aan de slag om het keuzeproces te verbeteren. Scholen kunnen hierbij worden geholpen, bijvoorbeeld door beter inzicht te bieden in al het beschikbare (open en gesloten) lesmateriaal, de prijs, de visie en gebruikerservaringen. Om dit te realiseren is het nodig randvoorwaarden op orde te brengen: uitgevers en distributeurs dienen de juiste informatie aan te leveren bij het koppelpunt Catalogusinformatie van Kennisnet. Hiermee kunnen aanbieders van tools deze informatie ontsluiten om het keuzeproces op scholen beter te ondersteunen. SIVON en Kennisnet gaan gezamenlijk regie voeren op deze operatie en ik ondersteun hen hierbij.
Een rijk aanbod van open en gesloten leermateriaal stimuleren
Ik bevorder de ontwikkeling en kwalitatief goede inzet van open materiaal. Scholen die dat willen kunnen daardoor een effectieve mix van methodes en vrij beschikbaar materiaal inzetten. Het programma Impuls Open Leermateriaal bereikt inmiddels meer dan 500 scholen15. De komende tijd wordt gewerkt aan het bereiken van meer impact op scholen. Ook wordt gekeken naar verduurzaming van de impuls, onder andere door nieuwe combinaties van open en gesloten materiaal te faciliteren. Hiertoe werk ik in het publiek-private programma Edu-V samen met leveranciers aan afspraken en een keurmerk om digitale leermiddelen en educatieve software gestandaardiseerd te koppelen.
Werken aan het versterken van de vraagzijde
Als schoolbesturen hun vraag bundelen via gezamenlijke aanbestedingen met scherpe programma’s van eisen kunnen zij samen meer invloed uitoefenen op prijs en kwaliteit. De coöperatie SIVON helpt schoolbesturen hierbij. Ik roep daarom alle schoolbesturen op om hun belangen op het terrein van passende ict-producten en diensten door SIVON te laten behartigen teneinde gunstige voorwaarden bij leveranciers te realiseren.16
De digitale autonomie en mogelijkheid om keuzes te maken versterken
De producten van grote techbedrijven – zoals Word, Powerpoint en chromebooks – worden wereldwijd gebruikt, dus ook in het Nederlandse onderwijs. Het is belangrijk dat de privacy van leerlingen en leraren in de producten van grote techbedrijven wordt gewaarborgd en dat er meer alternatieven komen om uit te kiezen. Maar dit vraagstuk is complex en vraagt een aanpak langs verschillende (internationale en nationale) lijnen. Het betreft immers wereldwijd opererende bedrijven die enorme bedragen kunnen besteden aan de ontwikkeling van producten die naadloos samenwerken met andere leermiddelen en digitale onderwijstoepassingen. Eenmaal in gebruik is het voor scholen kostbaar en complex om over te stappen naar de producten van een ander techbedrijf met vaak duidelijke negatieve effecten voor de gebruiksvriendelijkheid.
Er is een groot aantal recente EU wetgevings-initiatieven waarover onlangs overeenstemming is bereikt of in voorbereiding is, die de komende jaren mogelijk effect op deze problematiek gaan sorteren. Ik volg nauwlettend wat de implicaties zijn van o.a. de EU-dataverordening en de digitale dienstenverordening op het funderend onderwijs en de digitale toepassingen die hierin worden gebruikt. De toepassing van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) laat zien dat EU-regelgeving een effectief instrument is om publieke waarden in het onderwijs te borgen.17
Het is nuttig om te leren van succesvolle voorbeelden van publieke digitale onderwijstoepassingen in andere landen. Daarom laat ik dit in omringende landen zoals België, Frankrijk en Duitsland in kaart brengen. Ook vraag ik in Europees verband aandacht voor deze problematiek.18 Een eerste verkenning door Dialogic van kansen en knelpunten van alternatieven in deze landen voor de producten van BigTech voeg ik als bijlage bij deze brief.19 Hieruit blijkt dat onderwijsinstellingen gebruik maken van deze alternatieven, maar dat deze (nog) geen volwaardig alternatief zijn voor BigTech-diensten. In een vervolgonderzoek ga ik onder meer kijken naar de voorwaarden (t.a.v. haalbaarheid, doeltreffendheid en doelmatigheid) waaronder een overstap naar dergelijke alternatieven mogelijk is binnen het Nederlandse funderend onderwijs.20
III. Balans in het stelsel
Schoolbesturen zijn en blijven verantwoordelijk voor het geven van goed (digitaal) onderwijs en voor veilige en werkende ict in de klas. Tegelijkertijd zijn scholen onderdeel geworden van netwerken van digitale gegevensuitwisselingen waar zij individueel beperkt zicht op hebben. Dit plaatst schoolbesturen voor uitdagingen die alleen in samenwerking kunnen worden geadresseerd. De onderzoekers van Highberg en Berenschot concluderen in het Beleidsadvies ict-basisinfrastructuur dat de huidige landelijke infrastructuur dusdanig complex is en tegen zijn grenzen aanloopt, dat keuzes voor de lange termijn nodig zijn om de continuïteit van het onderwijs te borgen.21 Veiligheid, de mogelijkheid om te kiezen en doelmatige besteding van publieke middelen staan onder druk en scholen hebben onvoldoende invloed op inrichtingskeuzes.
Ik vind het van groot belang dat scholen kunnen vertrouwen op een toekomstvaste en weerbare infrastructuur. Data moeten op een veilige manier ter beschikking staan van scholen ten behoeve van kwalitatief goed onderwijs. Gezamenlijke afspraken over gestandaardiseerde data borgen vertrouwen en stimuleren innovatie; een heldere governance (met invloed van de gebruikers) op deze infrastructuur geeft sturing aan digitale ontwikkelingen. Om dit te realiseren ga ik:
SIVON ondersteunen bij activiteiten op sectorale digitaliseringsvraagstukken
Dankzij de inspanningen van de digitalisering- en inkoopcoöperatie SIVON krijgen leden een betere prijskwaliteitverhouding voor leermateriaal en hardware zoals devices, digiborden en internet. Maar ook voor het algemeen belang is de coöperatie onmisbaar geworden. De deskundigheid en collectieve slagkracht die SIVON inbrengt heeft de continuïteit, privacy en veiligheid in het funderend onderwijs meermaals bewaakt. Zo heeft de privacy- en gegevensbeschermingstoets (DPIA) op producten van grote internationale technologiebedrijven (Google Workspace for Education bijvoorbeeld) een grote rol gespeeld in de totstandkoming van betere omgang met gevoelige leerlinggegevens, doordat SIVON samen met SURF daarover afspraken met deze partijen tot stand heeft gebracht. Daarmee loopt Nederland internationaal voorop. Ook bij verstoringen in de markt speelt SIVON een voortrekkersrol in de beheersing en uitvoering van crisis- en calamiteitenplannen, en het helpen voorkomen of beperken van dreigende verstoringen.
Ik blijf deze coöperatie daarom steunen in de ontwikkeling, inzet en uitbouw van de aanwezige deskundigheid zodat alle scholen in Nederland daar de vruchten van plukken. SIVON geeft scholen daarmee meer publieke regie in handen, zodat zij hun verantwoordelijkheid voor goed onderwijs beter kunnen vormgeven. Zo wordt SIVON een organisatie met twee identiteiten: ledenactiviteiten voor leden, en algemene activiteiten voor het hele onderwijs. Er wordt € 8 mln. aan SIVON beschikbaar gesteld voor een periode van 3 jaar voor het uitvoeren van activiteiten voor de hele sector.22 Tegelijkertijd blijf ik met de sector in gesprek over de verantwoordelijkheid van alle schoolbesturen om hun activiteiten op dit terrein te coördineren en hieraan bij te dragen.
Een plan uitwerken voor een toekomstbestendige landelijke basisinfrastructuur
De onderzoekers van Highberg en Berenschot concluderen dat de basisinfrastructuur aan grondige herziening toe is. De huidige infrastructuur is verouderd, er is onvoldoende sturing en afspraken tussen publieke en private partijen zijn niet afdwingbaar. Ik ga bij de toekomstige inrichting van de infrastructuur publieke waarden centraal stellen. Dit is een zaak van lange adem en resultaten zijn alleen mogelijk met inzet van alle betrokken partijen, publiek en privaat.
Daarom richt ik in 2025 een programma in om te bepalen hoe de basisinfrastructuur van de toekomst de scholen het beste kan ondersteunen bij het digitale onderwijs. Daarbij richt ik me in eerste instantie op twee functies in deze infrastructuur: de ondersteuning met kennis en expertise, en de ondersteuning door sectorale (technische) voorzieningen. De onderzoekers van Highberg en Berenschot adviseren om de cruciale basisvoorzieningen te beleggen in een voorzieningenorganisatie onder publieke regie. Dit zijn fundamentele vraagstukken waar ik de onderwijssector, private sector en belangrijke organisaties als Kennisnet en SIVON nauw bij ga betrekken.
Het rapport Evaluatie Wet Pseudonimisering is met de verzamelbrief van 27 juni aan uw Kamer aangeboden.23 De onderzoekers van KBA constateren dat de ontwikkeling en implementatie van het ECK-id in het po en vo in grote mate succesvol is geweest. Tegelijkertijd signaleren zij dat er in het funderend onderwijs aanvullende stappen nodig zijn om de uitwisseling van identifiers en persoonsgegevens van leerlingen in de leermiddelenketen nog verder te beperken tot het hoogstnoodzakelijke (doelbinding). Samen met de betrokken partners in het programma Edu-V zal een impactanalyse van de aanbevelingen gemaakt worden. Edu-V maakt het mogelijk om regie te voeren op de verbeteringen en gezamenlijk tot afspraken te komen.
Digitale veiligheid in het funderend onderwijs borgen
Digitale veiligheid is een centrale waarde die te allen tijde geborgd moet zijn voor leerlingen en leraren. Het normenkader Informatiebeveiliging en Privacy Funderend Onderwijs helpt daarbij door inzichtelijk te maken waar je als schoolbestuur allemaal voor moet zorgen. De Auditdienst Rijk (hierna: ADR) heeft met het Onderzoeksrapport Governance normenkader IBP FO een waardevolle verkenning uitgevoerd naar de manieren waarop beheer, toezicht en handhaving van het normenkader ingericht kan worden. Ik benut de aanbevelingen van de ADR in het overleg dat ik momenteel voer over de inrichting van de governance op het normenkader in het funderend onderwijs.24
Daarnaast verken ik met Kennisnet en SIVON of, en zo ja hoe, de bestaande dienst Veilig Internet de basis kan vormen van een veilige infrastructuur. Met deze centrale dienst bieden Kennisnet en SIVON geavanceerde internetbeveiliging, op een niveau dat voor individuele schoolbesturen vaak onhaalbaar of onbetaalbaar is. Deze dienst maakt het tevens mogelijk om bedreigingen in het internetverkeer van scholen centraal te monitoren en hierop te acteren. De aanbevelingen uit het rapport Onderzoek scenario’s voor Nationaal Diensten Centrum van ICTU betrek ik daar ook bij.25
Tot slot
Met dit samenhangend pakket aan maatregelen ga ik de komende tijd samen met de onderwijssector, publieke partijen, wetenschap en de markt aan de slag om effectieve inzet van digitale toepassingen in het onderwijs te realiseren. Ik kijk uit naar het eventuele debat hierover met uw Kamer. Door gezamenlijk te werken aan een nieuwe balans in de klas, in de markt en in het stelsel zorgen we dat digitalisering werkt voor het onderwijs, nu en in de toekomst.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M.L.J. Paul
Kamerstukken II 2023/24, 31 293, nr. 740↩︎
Een Computer Emergency Response Team (CERT) is een team dat snel kan adviseren bij een cybersecurity-incident. Zie: https://www.kennisnet.nl/diensten/school-cert/↩︎
Zie de bijlage bij deze brief: ResearchNed (2024) Kwaliteitscriteria voor leermiddelen funderend onderwijs – een literatuurstudie; en AOb, CNV e.a. (2024) Manifest: «Meer grip op kwaliteit leermiddelen»↩︎
In reactie op toezegging TZ202410-124↩︎
Zie: https://www.platformsamenonderzoeken.nl/samenwerkingsrelatie/kennistafel-effectief-leesonderwijs/↩︎
Hiermee wordt invulling gegeven aan de motie van het lid Peters (Kamerstukken II, 2021/22, 31 293, nr. 630), de motie, van het lid Krul c.s., (Kamerstukken II, 2023/24, 36 410 VIII, nr. 75) en de motie van het lid Pijpelink (Kamerstukken II, 2023/24, 36 560 VIII, nr. 9) en toezegging TZ202206-112.↩︎
Verzoek met kenmerk 2024D19415 gedaan in de procedurevergadering van de vaste commissie voor Digitale Zaken van 15 mei 2024 mede naar aanleiding van het onderzoek van het College voor de Rechten van Mens naar de inzet van algoritmen in het onderwijs dat gepubliceerd is op 13 mei 2024, zie: https://publicaties.mensenrechten.nl/publicatie/dcc74e47-c151-47fc-ab85-ed2c80d2c13f↩︎
Als invulling van motie van de leden Ergin en Van Baarle (Kamerstukken II, 2023/24, 26 643, nr. 1168)↩︎
https://www.ru.nl/nolai/samenwerken↩︎
https://www.kennisnet.nl/artificial-intelligence/handreiking-ai-voor-scholen/. Ook is er via de Nederlandse AI-coalitie een gratis online AI-cursus beschikbaar voor docenten in het PO en VO: https://onderwijs.ai-cursus.nl/home↩︎
Zie bijlage: Oberon (2024) Onderzoek naar devicesregelingen voor minimagezinnen↩︎
Als invulling van de motie van het lid De Hoop c.s. (Kamerstukken II, 2022/23, 32 034, nr. 47)↩︎
Noordhoff is in handen van NPM Capital, De Rolf Groep van BB Capital en VanDijk van Intersaction. ThiemeMeulenhoff en Zwijsen vallen onder de Duitse Klett Gruppe. Malmberg, Iddink, Magister en Itslearning zijn eigendom van het Finse bedrijf Sanoma. Heutink en Reinders vallen onder de Zweedse investeringsmaatschappij Nalka en Heutink ICT en Cloudwise worden beheerd door het Franse Seven2.
https://www.kennisnet.nl/trends/zorgen-om-marktkracht-van-big-tech-en-edtech-in-het-onderwijs/↩︎
In reactie op toezegging TZ202403-091 en toezegging TZ202406-033↩︎
https://www.openleermateriaal.nl/↩︎
Als invulling van de motie van de leden Beckerman en Pijpelink (Kamerstukken II, 2023/24, 36 560 VIII, nr. 24).↩︎
SURF en SIVON hebben op basis van data protection impact assessments (DPIA’s) afspraken gemaakt met Google en Microsoft over het mitigeren van privacyrisico’s voor leerlingen, studenten en medewerkers.↩︎
Tweede Kamer, 2024–2025, 22 112, nr. 3965↩︎
Zie bijlage Dialogic (2024) Alternatieven voor BigTech in het onderwijs.↩︎
Als invulling van de motie van het lid Kathmann (Kamerstukken II 2022/23, 32 761, nr. 277)↩︎
Zie bijlage Highberg en Berenschot (2024) Beleidsadvies ict-basisinfrastructuur Funderend Onderwijs↩︎
Als invulling van de motie van de leden El Yassini en Van Baarle (Kamerstukken II, 2022/23, 32 034, nr. 42)↩︎
Kamerstukken II, 2023/24, 31 293, nr. 738↩︎
Ter opvolging van het rapport »Onderzoeksrapport Governance normenkader IBP FO» (bijlage blg-1150870 bij Kamerstukken II 2023/24, 31 293, nr. 738)↩︎
Ter opvolging van het rapport «Onderzoek scenario’s voor Nationaal Diensten Centrum» dat op 27 juni 2024 met de verzamelbrief naar uw Kamer is verzonden (bijlage blg-1150871 bij Kamerstukken II 2023/2024, 31 293 en 31 289, nr. 738)↩︎