Uitvoering gewijzigde motie Ram over onderzoek naar verstrekken wapenexportvergunningen voor contractduur (36550-XVII-18)
Wapenexportbeleid
Brief regering
Nummer: 2024D45998, datum: 2024-11-25, bijgewerkt: 2024-11-27 13:14, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (Ooit PVV kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 22054 -438 Wapenexportbeleid.
Onderdeel van zaak 2024Z19338:
- Indiener: R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- Volgcommissie: vaste commissie voor Defensie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- 2024-11-26 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-11-26 16:30: Wapenexportbeleid (Commissiedebat), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- 2024-12-05 14:30: Procedurevergadering (LET OP! Gewijzigd tijdstip) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
Preview document (🔗 origineel)
22 054 Wapenexportbeleid
Nr. 438 Brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 november 2024
Hierbij informeer ik u over de opvolging van de gewijzigde motie van het lid Ram (Kamerstuk 36 550 XVII, nr. 18, d.d. 25 juni 2024) die de regering verzoekt “te onderzoeken of het mogelijk is om exportvergunningen voor de levering en het onderhoud van defensieproducten voor de gehele voorgenomen contractduur te verstrekken, en om op basis van de offerte te werken met een opt-out clausule indien de mensenrechtensituatie van een land verandert”. Daarmee kom ik eveneens tegemoet aan het verzoek (Kenmerk 2024D40717) om uw Kamer voorafgaand aan het commissiedebat wapenexportcontrole (d.d. 26 november 2024) met een brief te informeren over de uitvoering van voorgenoemde motie.
De nationale wetgeving, de EU Dual-Use Verordening (2021/821) en het EU Gemeenschappelijke Standpunt inzake wapenexport (944/2008) geven het kabinet de ruimte om zelf invulling te geven aan de geldigheidsduur van exportvergunningen voor militaire en dual-use goederen, waaronder individuele en globale exportvergunningen, doorvoervergunningen en vergunningen
voor tussenhandeldiensten.
Naar aanleiding van eerder onderzoek naar het verlengen van de looptijd van wapenexportvergunningen, waarover de Tweede Kamer in april 2023 per brief werd geïnformeerd (Kamerstuk 22 054, nr. 388), is voor after-sales vergunningen de looptijd verlengd van één tot drie jaar om zo onderhoud van eerder uitgevoerde goederen te vergemakkelijken. Dit was een aanvulling op een al van toepassing zijnde geldigheidsduur van drie jaar voor individuele en globale vergunningen voor export van militaire goederen naar EU- en NAVO(+)-landen met uitzondering van Turkije. Tot slot biedt het Nederlandse wapenexportbeleid exporteurs de gelegenheid om een proefaanvraag (sondage) in te dienen waarmee inzicht kan worden verkregen in de kansen voor het verkrijgen van een vergunning. Deze mogelijkheid wordt met name gebruikt op het moment dat contract-onderhandelingen met de eindgebruiker nog niet zijn afgerond of gestart. Aan een positieve reactie op een sondage kunnen geen rechten worden ontleend. Wel geeft een sondage inzicht in de kans op een exportvergunning onder ongewijzigde omstandigheden.
Met dit beleid voorziet het kabinet in 1) het bieden van zoveel mogelijk duidelijkheid voor exporteurs voorafgaand aan daadwerkelijke export en 2) beperkte administratieve lasten voor een belangrijk deel van de werkzaamheden van de Nederlandse defensie- en veiligheidsindustrie. Dat is mogelijk vanwege de beperkte risico’s die gepaard gaan met deze vormen van export.
Voor de overige vormen van export (naar niet-EU- en NAVO([+]-landen) blijft de geldigheidsduur één jaar. Reden daarvoor is het belang dat het kabinet hecht aan een zorgvuldige wapenexporttoets waarin op basis van de actuele situatie in het land van bestemming een goede risico-inschatting kan worden gemaakt. Door de geldigheidsduur van vergunningen uit te breiden tot de volledige contractduur, inclusief onderhoudshandelingen, zou Nederland een instrument verliezen waarin het meewegen van belangrijke actuele ontwikkelingen in het land van bestemming, vanwege de beperkte looptijd van af te geven vergunningen, van nature is ingebed.
Het kabinet beschikt momenteel al over de mogelijkheid om in de geest van de in de gewijzigde motie Ram genoemde “opt-out clausule indien de mensenrechtensituatie in een land verandert” eerder verstrekte exportvergunningen in te trekken. In de praktijk is echter vanuit het oogpunt van behoorlijk bestuur en rechtszekerheid voor vergunninghouders van belang dat vergunningen alleen in uitzonderlijke gevallen en met bewijs alsnog worden ingetrokken. De kern van het Nederlandse wapenexportbeleid is daarom het op voorhand voorkomen van transacties waarbij sprake is van een duidelijk risico op ongewenst eindgebruik zonder daarbij een eventueel later ingrijpen op grond van drastisch gewijzigde omstandigheden uit te sluiten.
Voor het overige blijft de bredere kabinetsinzet op het vlak van wapenexportcontrolebeleid ook onverminderd gericht op het bevorderen van een gelijk speelveld voor de Nederlandse defensie- en veiligheidsindustrie via initiatieven als de voorgenomen toetreding tot het verdrag inzake exportcontrole in het defensiedomein, waar op het moment Frankrijk, Duitsland en Spanje bij zijn aangesloten, en inzet op convergentie van het Europese wapenexportbeleid via de herziening van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake Wapenexport.
De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp,
R.J. Klever