Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde Agenda voor de Formele Raad Algemene Zaken (RAZ) - Cohesie d.d. 28 november in Brussel (Kamerstuk 21501-08-967)
Milieuraad
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2024D46288, datum: 2024-11-27, bijgewerkt: 2024-11-28 13:31, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.A.M. van der Plas, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken (BBB)
- Mede ondertekenaar: A.E.A.J. Hessing-Puts, griffier
- Beslisnota bij het verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde Agenda voor de Formele Raad Algemene Zaken (RAZ) - Cohesie d.d. 28 november in Brussel (Kamerstuk 21501-08-967)
- Aanbiedingsbrief
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 08-968 Milieuraad.
Onderdeel van zaak 2024Z19485:
- Indiener: D.S. Beljaarts, minister van Economische Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- 2024-11-28 14:20: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-12-12 11:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Europese Zaken
Preview document (🔗 origineel)
21 501-08 Milieuraad
Nr. 968 Verslag van een schriftelijk overleg
Vastgesteld 27 november 2024
De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de minister van Economische Zaken over de brief van 12 november 2024 over de Geannoteerde Agenda voor de Formele Raad Algemene Zaken (RAZ) - Cohesie d.d. 28 november in Brussel (Kamerstuk 21 501-08, nr. 967), over de brief van 1 oktober 2024 over het Verslag informele Raad Algemene Zaken Cohesiebeleid 6 september 2024 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 962) en over de brief van 4 oktober 2024 over het Visiepaper Cohesiebeleid post 2027 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 963).
De vragen en opmerkingen zijn op 21 november 2024 aan de minister van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 27 november 2024 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Van der Plas
De griffier van de commissie,
Hessing-Puts
Inhoudsopgave
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de PVV-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda en hebben nog wat vragen.
Zij willen graag weten hoeveel Nederlands geld er naar het cohesiebeleid gaat, hoeveel het totale budget bedraagt, of andere lidstaten gelijkelijk bijdragen en welke calculatie ten grondslag ligt aan de bijdrage.
Antwoord
Het totale budget voor het Cohesiebeleid bedraagt 373 miljard euro voor de periode 2021-20271 in lopende prijzen.
De financiering van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) loopt via het Eigenmiddelenbesluit (EMB). De inkomsten van de Unie bestaan uit de traditionele eigen middelen (douanerechten), nationale afdrachten (de bni-afdracht, btw-afdracht en plastic-afdracht) en overige ontvangsten (bijvoorbeeld inkomsten uit mededingingsboetes). Er is in de Europese begroting – net als in Nederland – sprake van een scheiding van inkomsten en uitgaven. Dit wil zeggen dat de beleidsuitgaven niet één-op-één te koppelen zijn aan de bijdragen van de lidstaten. Er is dus geen specifieke bijdrage voor het cohesiebeleid. De Nederlandse afdrachten aan de Europese Unie worden verantwoord op de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Deze leden vragen wat het effect van centralisatie van de cohesiefondsen betekent voor Nederland. Wat is het effect op de invloed, budget en verdeling en welke lidstaten staan positief tegenover een verregaande centralisatie?
Antwoord
In het algemeen kan worden gezegd dat Nederland bij cohesiebeleid belang hecht aan een partnerschap tussen nationale, regionale en lokale overheden, in gedeeld beheer met de Europese Commissie. Regionale uitvoering zou ook in de toekomst mogelijk moeten kunnen blijven. Ik heb nog geen concrete plannen van de Europese Commissie voor centralisatie gezien. Mochten deze er wel komen, dan zullen deze onderdeel zijn van het volgende MFK. Het voorstel voor het volgende MFK vanaf 2028 wordt verwacht in de tweede helft van 2025. Ik zal uw Kamer hier dan over informeren via de gebruikelijke procedures.
Voornoemde leden vragen tevens welke implicaties het meer dwingende karakter van de landenspecifieke aanbevelingen heeft voor lidstaten en in het bijzonder Nederland en of de minister ongewenste neveneffecten ziet.
Antwoord
Op dit moment zijn er geen concrete plannen voor meer dwingende landenspecifieke aanbevelingen. Mocht de Europese Commissie dergelijke plannen uitbrengen, dan zal Nederland deze op de inhoud beoordelen en uw Kamer hier via de gebruikelijke procedures over informeren.
Tenslotte vragen de aan het woord zijnde leden hoe het kabinet staat tegenover het hergebruik van nog niet besteed cohesiebudget aan defensie gerelateerde onderwerpen.
Antwoord
De cohesiegelden voor dit huidige MFK liggen vast in landenenveloppen, waarbij de prioriteiten zijn vastgelegd in verordeningen. Middelen dienen volgens de regels van deze verordeningen te worden besteed en kunnen niet zonder meer worden hergebruikt of ingezet voor andere doeleinden.
Lidstaten en decentrale overheden hebben binnen de kaders van de cohesieverordeningen wel ruimte om zelf projecten uit te voeren met middelen uit de cohesiefondsen. Binnen deze kaders en de huidige doelstellingen is het tot op zekere hoogte mogelijk om cohesiegelden in te zetten voor defensie gerelateerde of dual-use projecten, bijvoorbeeld op het gebied van infrastructuur, onderzoek en ontwikkeling (R&D), innovatie en specifieke ondersteuning voor mkb-bedrijven. Projecten op het gebied van ruimtevaart, autonome systemen, slimme materialen en technologieën als kunstmatige intelligentie en quantum lenen zit hier bijvoorbeeld goed voor. In de vorige MFK-periode van 2014-2020 werden er 972 defensie gerelateerde en dual-use projecten gefinancierd, waarvan 30 in Nederland.
Cohesiegelden kunnen in het huidige MFK ook worden ingezet voor de versterking van de defensie-industrie in het kader van de Act in Support of Ammunition Production (ASAP). Het ASAP-instrument is gericht op de opschaling van de munitieproductie in de EU. Lidstaten kunnen ervoor kiezen om bedrijven die financiële middelen ontvangen uit ASAP cofinanciering te verstrekken vanuit cohesiemiddelen. Zoals aangegeven in he BNC-fiche over de Mededeling Europese Defensie-Industrie Strategie en Verordening Europees Defensie-industrie Programma (EDIP), steunt Nederland de mogelijkheid in het Commissievoorstel voor het EDIP om cohesiegelden te gebruiken voor activiteiten op het gebied van defensie-industriële versterking (o.a. voor opschaling, industrialisatie R&D en reserveproductiecapaciteit).
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken en het Visiepaper Cohesiebeleid post 2027. Zij hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen bij.
Deze leden hebben kennisgenomen van de wens van de Europese Commissie om cohesiefondsen meer te centraliseren. Hierdoor kunnen fondsen flexibeler worden ingezet. Voornoemde leden hebben zorgen of er op deze manier voldoende fondsen naar cohesiedoeleinden blijven stromen. Hoe is de minister van plan dit te waarborgen?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 2.
De zeggenschap van de regio’s wordt hierdoor een stuk minder. Hoe gaat de minister waarborgen dat dit niet ten koste gaat van de cohesie in de regio’s en zij voldoende zeggenschap krijgen in de verdeling van EU-fondsen die juist voor hen bedoeld zijn? Hoe wordt het gevoel van eigenaarschap over deze fondsen voor de regio gewaarborgd?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 2.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien dat er een wens is in de EU om cohesiemiddelen ook voor steun aan de defensie-industrie en militaire mobiliteitsprojecten in te kunnen zetten. De minister schrijft hier echter niets over in de agenda. Hoe staat het kabinet tegenover deze kentering? Zal er dan ook meer geld te verdelen zijn uit deze fondsen? Gaat de minister ervoor zorgen dat er ook voldoende geld beschikbaar blijft voor genoemde doelstellingen zoals digitalisering of de sociale en groene transitie? Ten koste van welke doeleinden mogen de beoogde defensieprojecten wat betreft de minister gaan?
Antwoord
Cohesiegelden kunnen, binnen de huidige doelstellingen, al worden ingezet voor defensie gerelateerde en dual-use activiteiten die de defensie-industrie versterken en dit gebeurt ook al, zij het niet op grote schaal. Voor het standpunt van het kabinet ten aanzien van het inzetten van cohesiegelden voor de defensie-industrie wordt verwezen naar het antwoord op vraag 4.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de documenten ter voorbereiding op de Raad Algemene Zaken Cohesiebeleid van 28 november 2024. Zij wensen in dit kader enkele specifieke aandachtspunten te benadrukken en vragen hierover nadere toelichting van de minister.
Cohesiegelden en de inzet voor Defensie
Voornoemde leden steunen initiatieven om cohesiegelden flexibeler in te zetten, zeker wanneer deze middelen nog niet zijn uitgeput. Het voorstel om ongebruikte middelen te heralloceren naar strategische prioriteiten, zoals defensie en militaire infrastructuur, wordt positief ontvangen. De huidige geopolitieke situatie vraagt om versterking van onze collectieve veiligheid. Deze leden vragen de minister wel te waarborgen dat deze herbestemming gepaard gaat met een strikte handhaving van de rechtsstatelijke voorwaarden, zodat EU-middelen niet terechtkomen in lidstaten waar sprake is van structurele corruptie of rechtsstatelijke tekorten. Hoe zal Nederland bijdragen aan de formulering van zulke voorwaarden binnen de Raad?
Antwoord
Op dit moment is het reeds mogelijk om – onder voorwaarden – cohesiemiddelen in te zetten ten behoeve van de defensie-industrie, zie ook het antwoord op vraag 4 en 7. Daarnaast zijn onder het huidige MFK rechtsstatelijke voorwaarden van toepassing op de ontvangst van deze middelen. Nederland zet zich er onverminderd voor in om deze voorwaarden te handhaven. Een aanpassing van de huidige MFK- of cohesieverordening is op dit moment niet aan de orde.
Investeringen in ruil voor hervormingen
De aan het woord zijnde leden ondersteunen het idee om investeringen uit cohesiefondsen te koppelen aan hervormingen, naar voorbeeld van de Hervormings- en Veerkracht Faciliteit (HVF). Dit zou niet alleen de effectiviteit van de middelen vergroten, maar ook zorgen voor structurele verbeteringen in ontvangende lidstaten. Zij vragen de minister specifiek in te gaan op hoe Nederland deze koppeling kan versterken, met name in lidstaten waar structurele economische en juridische uitdagingen een impact hebben op het cohesiebeleid. Tevens vragen deze leden hoe voorkomen kan worden dat deze hervormingsvoorwaarden leiden tot ongewenste centralisatie of aantasting van het subsidiariteitsbeginsel.
Antwoord
De Europese Commissie komt naar verwachting vanaf 1 juli 2025 met voorstellen voor een volgend MFK. Het kabinet staat open voor een verkenning van de bredere toepassing van de HVF-werkwijze, waarbij middelen worden uitgekeerd op basis van het behalen van mijlpalen en doelstellingen, in plaats van gemaakte kosten. Hoewel de eindevaluatie van de HVF in 2028 wordt verwacht, kunnen de voor- en nadelen van de huidige HVF-werkwijze al worden afgewogen. Het kabinet ziet hierbij risico’s in de uitvoering die geadresseerd moeten worden. Ook moeten de adviezen van de Europese Rekenkamer hierin worden meegenomen.
De HVF-werkwijze kenmerkt zich door een uitbetaling op basis van bereikte mijlpalen en doelstellingen die per lidstaat zijn vastgelegd in herstel- en veerkrachtplannen. De lidstaten zijn zelf verantwoordelijk voor hun plannen en hun nationale economische beleid. De plannen moeten wel aan bepaalde eisen voldoen. De toetsing van de plannen door de Europese Commissie gebeurt aan de hand van criteria die in een verordening van de Raad en het Europees Parlement zijn vastgelegd.
Rechtsstatelijke Voorwaarden voor Ontvangst van Middelen
De leden van de VVD-fractie benadrukken het belang van rechtsstatelijke waarborgen als voorwaarde voor het ontvangen van cohesiegelden. De voorbeelden van Hongarije en Polen tonen aan hoe EU-middelen kwetsbaar zijn voor misbruik. Deze leden verzoeken het kabinet daarom te pleiten voor een meer automatische en juridisch afdwingbare koppeling tussen rechtsstatelijkheid en cohesiefondsen, zoals eerder voorgesteld in het kader van het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK). Wat zijn de concrete stappen die Nederland op dit terrein onderneemt en hoe kan voorkomen worden dat een unanimiteitsvereiste dergelijke initiatieven blokkeert? Op welke manier steunt Nederland de Europese Commissie in haar komende mandaat om de koppeling met rechtsstatelijke voorwaarden te versterken? In dit verband vragen voornoemde leden ook aandacht voor Slowakije. Welke stappen ziet de minister om in Slowakije de rechtsstatelijkheid te waarborgen in relatie tot de toegang tot Europese gelden?
Antwoord
Het kabinet is van mening dat de rechtsstaat fundamenteel is voor een goed functionerende Europese Unie. Daarom vindt het kabinet het ook van belang dat het beschikbare instrumentarium zo volledig en effectief mogelijk wordt ingezet om de rechtstaat te borgen. Voor het volgende MFK hecht het kabinet wederom aan een sterke koppeling van het ontvangen van EU-middelen met rechtsstatelijkheidsprincipes. Over de gedetailleerde, overkoepelende inzet van het kabinet ten aanzien van het MFK zal de Kamer nog worden geïnformeerd in het voorjaar van 2025.
Het kabinet houdt de situatie in Slowakije nauwgezet in de gaten. Datzelfde geldt voor de Commissie. Het is primair aan de Commissie om, in haar rol als hoedster van de Verdragen, te beoordelen of Slowakije de rechtsstatelijke beginselen die in de Verdragen zijn neergelegd schendt en hier indien nodig tegen op te treden. Als de schendingen van de beginselen van de rechtsstaat het financieel beheer of de bescherming van de financiële belangen van de Unie serieus dreigen aan te tasten, kan het financiële instrumentarium worden ingezet. Het kabinet steunt de Commissie in haar rol als hoedster van de EU-verdragen.
Draghi en het Europees Concurrentievermogen
Tot slot onderschrijven de leden van de VVD-fractie het belang van cohesiemiddelen als instrument om het Europees concurrentievermogen te versterken, zoals ook benadrukt in het rapport van Draghi. Deze leden zien graag dat cohesiefondsen, naast het dichten van economische verschillen, ook een duidelijke rol spelen in het stimuleren van innovatie, verduurzaming en digitale transitie.
Op welke manier kan de inzet cohesiemiddelen beter bijdragen aan de versterking van het concurrentievermogen? Deelt dit kabinet de analyse dat veel middelen uit het MFK in de EU beter kunnen worden ingezet, bijvoorbeeld ter bevordering van het Europese Concurrentievermogen? Over welke fondsen gaat het volgens de minister? Hoe zorgt het kabinet ervoor dat deze bredere strategische doelen in lijn blijven met Nederlandse prioriteiten?
Antwoord
Het cohesiebeleid zal moeten bijdragen aan de concurrentiekracht van
de EU, door in te zetten op innovatie, duurzaamheid en een goed
geschoolde beroepsbevolking. Fondsen zoals het Europese Fonds voor
Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Just Transition Fund (JTF) en het
Europees Sociaal Fonds (ESF+) dragen daaraan bij. In het visiepaper over
cohesiebeleid na 2027 geeft het kabinet aan hierop in te blijven
zetten.
Ik kan nog niet vooruitlopen op de inzet voor het volgende MFK.
Daarnaast willen de aan het woord zijnde leden aandacht vragen voor de aangehouden motie van de leden Van Campen en Dassen over de aanbevelingen van Draghi en Letta implementeren in de Benelux (Kamerstuk 21501-20, nr. 2123). Hoe beoordeelt het kabinet deze motie en is de minister ook van mening dat het verstandig is in Benelux-verband al stappen te zetten richting implementatie van deze aanbevelingen?
Antwoord
De rapporten van Draghi en Letta stellen dat het essentieel is om de Europese interne markt verder te verdiepen om de productiviteitsgroei te verhogen. Het kabinet ziet de Europese interne markt met een gelijk speelveld als het fundament van de Europese economie en het Europese concurrentievermogen. Het kabinet staat zoals vermeld in de kabinetsreacties op de eerdergenoemde rapporten positief tegenover de voorstellen voor het wegnemen van ongerechtvaardigde knelpunten op de interne markt en het bevorderen van eerlijke concurrentie. In beginsel is het kabinet voorstander van implementatie op EU-niveau. Met name de maatregelen ten aanzien van de interne markt en mededinging zijn gericht op het bereiken van een Europese markt met een gelijk speelveld, zonder fragmentatie. Als dit niet mogelijk blijkt zal het kabinet per maatregel overwegen of implementatie in Benelux verband opportuun is. Voornemen is om onder meer in Benelux-verband aan te blijven dringen op een ambitieuze horizontale interne-marktstrategie (verwacht uiterlijk juni 2025) en op een effectieve Europese aanpak van zogeheten territoriale leveringsbeperkingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de stukken die betrekking hebben op de Raad Algemene Zaken Cohesiebeleid op 28 november 2024. Zij hebben daarover geen nadere vragen of opmerkingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken Cohesiebeleid op 28 november 2024. Op basis van deze stukken hebben zij enkele vragen over de centralisatie van cohesiefondsen, de flexibelere inzet van cohesiefondsen, het nieuwe MFK en andere gerelateerde onderwerpen.
Centralisatie van cohesiefondsen
In de stukken wordt gesproken over centralisatie van het beheer van de cohesiefondsen. Hierover hebben voornoemde leden enkele vragen. Zij vragen of de minister van mening is dat beleidsvorming over regio’s niet effectief kan plaatsvinden zonder hen structureel te betrekken op basis van het partnerschapsprincipe. In hoeverre wordt dit partnerschapsprincipe gewaarborgd in de voorgestelde centralisatie?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 2.
Is de minister het met de aan het woord zijnde leden eens dat de cohesiefondsen eenvoudiger en toegankelijker zouden moeten worden voor aanvragers en decentrale overheden. Zo ja, welke maatregelen ziet de minister voor zich om deze toegankelijkheid te verbeteren?
Antwoord
Vereenvoudigde regelgeving en verbeterde implementatie onder gedegen financieel beheer blijft een belangrijke voorwaarde voor de investeringen vanuit het cohesiebeleid. Concrete ideeën voor maatregelen om de toegankelijkheid te verbeteren zijn voorgesteld in hoofdstuk 4 van het visiepaper over cohesiebeleid na 2027. Zo kan bijvoorbeeld worden gekeken naar een incrementele verhoging van het voorfinancieringspercentage, meer gebruik van vereenvoudigde kostenopties, naar rapportageverplichtingen en definities in regelgeving die het verlenen van steun in de praktijk onnodig bemoeilijken.
Hoe staat de minister tegenover het voorstel om de huidige cohesieprogramma’s te vervangen door nationale plannen op basis van het HVF(Herstel- en Veerkracht Faciliteit)-model? Wat is volgens de minister de positie hierover in de Raad en wat zijn de belangrijkste politieke overwegingen bij dit voorstel?
Antwoord
Ik heb hiertoe nog geen concrete plannen hierover gezien. Mocht de Europese Commissie dergelijke plannen uitbrengen, dan zal Nederland deze op de inhoud beoordelen en uw Kamer hier via de gebruikelijke procedures over informeren.
Flexibiliteit cohesiefondsen
Naast de voorgenomen centralisatie lezen de leden van de D66-fractie in de aangeleverde stukken ook over de flexibelere inzet van cohesiefondsen. Zij hebben hierover de volgende vragen.
Hoe staat de minister tegenover het voorstel van de voorzitter van de Europese Commissie Von der Leyen om cohesiemiddelen in te zetten voor het herstel na natuurrampen? Wat is volgens de minister de primaire doelstelling van de cohesiefondsen?
Antwoord
Voor de positie van het kabinet ten aanzien van het voorstel RESTORE (Regional Emergency Support to Reconstruction) van de Europese Commissie wordt verwezen naar de Kamerbrief van 22 november jl. (Kamerstuk 22 112, nr. 3980).
Hoe kijkt de minister naar de mogelijke verruiming van de inzet van cohesiemiddelen voor defensie-industrie en militaire mobiliteitsprojecten? Ziet de minister hier een belangrijke rol voor cohesiefondsen en hoe worden de bredere doelen van cohesiebeleid gewaarborgd?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 4.
Kan het besteden van cohesiemiddelen aan bijvoorbeeld de defensie-industrie ten koste gaan van de prioriteiten die het kabinet in het visiepaper heeft genoemd, zoals digitalisering, de sociale transitie of de groene transitie? Zal er volgens de minister voldoende middelen overblijven voor deze andere essentiële doelstellingen, gezien de toenemende flexibilisering van de budgetten?
Antwoord
De cohesiemiddelen die Nederland ontvangt zijn voor een groot deel al gealloceerd aan projecten die bijdragen aan de digitale, groene en sociale transitie. Nederland stuurt op dit moment niet actief op het inzetten van cohesiemiddelen voor doeleinden gerelateerd aan de defensie-industrie. Zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 4 hebben lidstaten en decentrale overheden binnen de kaders van de cohesieverordeningen ruimte om zelf projecten uit te voeren, ook op het gebied van defensie.
Meerjarig financieel kader
Met het op handen zijnde aantreden van de nieuwe Europese Commissie zal
het proces rondom de vorming van het volgende MFK vorm beginnen te
krijgen. De leden van de D66-fractie hebben hierover, en over de
ambities van het kabinet met betrekking tot het MFK, de volgende
vragen.
Kan de minister zijn visie schetsen op de verdeling van het volgende MFK? Op welke manier, en mogelijk ten koste van welke andere beleidsgebieden, zal het kabinet zich inzetten voor extra middelen voor defensie en concurrentievermogen binnen het MFK?
Antwoord
Het huidige MFK is opgedeeld zeven begrotingscategorieën: (1) Interne markt, innovatie, digitaal; (2) Cohesie, veerkracht, waarden; (3) Landbouw en milieu, (4) Migratie, (5) Veiligheid en defensie, (6) Extern beleid en (7) Administratieve uitgaven. De categorieën cohesiebeleid en het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn in omvang ruim de grootste. Uit het hoofdlijnenakkoord volgt dat het kabinet voor het volgende MFK inzet op een acceptabele omvang en een voor Nederland acceptabel aandeel in de nationale bijdragen via het Eigenmiddelenbesluit. Daarbij streeft het kabinet naar een moderne en toekomstbestendige begroting. De Europese Commissie publiceert een voorstel voor het volgende MFK (vanaf 2028) naar verwachting in 2025. Het kabinet zal komend jaar haar inzet op hoofdlijnen nader uitwerken.
Op welke manier spelen de rapporten van Mario Draghi en Niinistö een rol bij het bepalen van het kabinetsstandpunt over het MFK en de cohesiefondsen? Hoe moeten de conclusies uit deze twee rapporten volgens het kabinet een plaats krijgen in de vormgeving van het nieuwe MFK?
Antwoord
De Europese Commissie heeft aangegeven dat de rapporten van Mario Draghi en Sauli Niinistö zullen worden meegenomen in de voorbereiding van nieuwe voorstellen van de Commissie, waaronder in de context van het nieuwe MFK. Het kabinet zal volgend jaar een overkoepelende MFK inzet formuleren.
Hoe kan het HVF als blauwdruk dienen voor het nieuwe MFK, terwijl de eindevaluatie van het HVF pas eind 2028 wordt verwacht? Welke lessen en inzichten kan het kabinet al meenemen uit het HVF, ondanks dat de evaluatie nog niet heeft plaatsgevonden?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 9.
Hoe kijkt de minister naar het mogelijk maken van de inzet van MFK-middelen voor veiligheid en defensie, en in dat kader ook voor de aanschaf van wapens, gezien de oplopende spanningen aan de grenzen van de Europese Unie?
Antwoord
MFK-middelen kunnen nu al worden ingezet voor veiligheid en defensie, bijvoorbeeld op het gebied van R&D (Europees Defensiefonds) en productiecapaciteit (Act in Support of Ammunition Production). Met middelen uit de EU-begroting kunnen onder het huidige EU-verdrag geen directe aankopen van wapens worden bekostigd. In algemene zin is het kabinet voorstander van het intensiveren van investeringen in de Europese defensie-industrie. Daartoe wordt op dit moment onderhandeld over het Europese Defensie-Industrie Programma (EDIP). Voor de verordening wordt een totaalbudget van 1,5 miljard euro uit de EU-begroting voorgesteld, wat uit de tussentijdse herziening van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) overeengekomen ophoging van het budget van het Europees Defensiefonds (EDF) komt.
De Europese Commissie publiceert een voorstel voor het volgende MFK (vanaf 2028) naar verwachting in 2025. Het kabinet zal komend jaar haar inzet op hoofdlijnen nader uitwerken.
Overige vragen
Na het lezen van de stukken hebben de leden van de D66-fractie nog
enkele overige vragen: Deze leden hebben kennisgenomen van het feit dat
er een discussie heeft plaatsgevonden tijdens de Raad Algemene Zaken op
19 november jl. over cohesie en concurrentievermogen.
Wat was de uitkomst van deze lunchdiscussie en wat waren de verschillende inbrengen uit de deelnemende EU-lidstaten?
Antwoord
Het kabinet informeert uw Kamer middels het Verslag van de Raad Algemene Zaken van 19 november over het lunchdebat over de rol van cohesiebeleid bij het versterken van Europees concurrentievermogen.
Een groep lidstaten benadrukte dat cohesie essentieel is voor economische convergentie en het betrokken houden van de regio’s bij Europa. Andere lidstaten riepen op tot een meer op prestatie gebaseerd landenbeleid. Nederland bracht in dat cohesiebeleid kan bijdragen aan het versterken van het Europees concurrentievermogen, maar benadrukte ook het belang van zaken als een gelijk speelveld op de interne markt, innovatie, vrijhandel, structurele hervormingen en een toekomstbestendig begrotingsbeleid.
Voornoemde leden hebben eerder reeds kennisgenomen van het High-Level Report on the Future of the Single Market. Hierin wordt het principe van “vrijheid om te blijven” omschreven. Op welke manier moet hier volgens de minister opvolging aan worden gegeven?
Antwoord
Nederland wil dat cohesiebeleid zich richt op concurrentiekracht en het bevorderen van convergentie door het versterken van regio’s die op sociaaleconomisch gebied achterblijven. Op die regio's dient Cohesiebeleid zich zo veel mogelijk te blijven richten, maar het zou in principe beschikbaar moeten kunnen blijven voor alle regio's in de EU.
De aan het woord zijnde leden hebben kennisgenomen van het verslag van de informele Raad Algemene Zaken – Cohesie d.d. 6 september jl. te Boedapest. Zij hebben daarover nog enkele vragen.
Hoe ziet de minister een mogelijke rol van het cohesiebeleid in het adresseren van de gevolgen van de oorlog in Oekraïne?
Antwoord
Wat het kabinet betreft moet cohesiebeleid bijdragen aan investeringen in innovatie, vergroening, digitalisering, menselijk kapitaal en sociale inclusie. Cohesiemiddelen kunnen reeds worden ingezet voor defensie gerelateerde en dual-use activiteiten. Daarnaast is het mogelijk om cohesiegelden te gebruiken voor de cofinanciering van projecten die voortkomen uit de Act in Support of Ammunition Production (ASAP) voor de opschaling van munitieproductiecapaciteit in de EU. Verder kan cohesiebeleid in brede zin bijdragen aan de gevolgen die EU-lidstaten van de oorlog in Oekraïne ondervinden, bijvoorbeeld door te investeren in versterking van de economische structuren en sociale- en arbeidsmarktprojecten.
Ondersteunt de minister het principe van ‘smart conditionality’, waarbij corrupte overheden die de rechtsstaat ondermijnen worden bestraft en eindbegunstigden, maatschappelijke organisaties en decentrale overheden niet?
Antwoord
Ja. In de MFK-rechtsstaatverordening zijn manieren vastgelegd om eindbegunstigden te beschermen tegen maatregelen opgelegd aan de lidstaat. De lidstaat is zelf verantwoordelijk voor het nakomen van financiële verplichtingen aan de eindbegunstigden. Het kabinet is hier positief over.