Tweeminutendebat Laaggeletterdheid (CD 13/11) (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2024D46294, datum: 2024-11-26, bijgewerkt: 2024-11-27 09:23, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2024-11-26 16:50: Tweeminutendebat Laaggeletterdheid (CD 13/11) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Laaggeletterdheid
Laaggeletterdheid
Aan de orde is het tweeminutendebat Laaggeletterdheid (CD d.d.
13/11).
De voorzitter:
We gaan direct door met een ander tweeminutendebat, ook met de
staatssecretaris. Dat gaat over laaggeletterdheid. Dit debat is
aangevraagd door mevrouw Rooderkerk. Ik ga haar het woord geven. Zij
spreekt weer namens de fractie van D66.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank, voorzitter. Ik vind dat we alles uit de kast moeten trekken om
laaggeletterdheid tegen te gaan. Ik hoop dat we vaker kunnen blijven
spreken over de 2,5 miljoen mensen voor wie dit elke dag een worsteling
is. Daartoe dien ik graag twee moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er in Nederland 2,5 miljoen mensen moeite hebben met
lezen, schrijven en rekenen en dat een op de drie 15-jarigen onvoldoende
kan lezen om deel te nemen aan de maatschappij;
overwegende dat het van belang is om op te groeien in een taalrijke
omgeving en dat laagdrempelige toegang tot de bibliotheek daaraan
bijdraagt;
verzoekt de regering om te onderzoeken op welke manier ieder kind
automatisch lid kan worden van de openbare bibliotheek, en hierover de
Kamer voor het zomerreces 2025 te informeren, waarbij specifiek ook
gekeken wordt naar het automatisch verstrekken van een bibliotheekpas
bij de geboorteregistratie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Rooderkerk en Kisteman.
Zij krijgt nr. 117 (28760).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de vervolgaanpak laaggeletterdheid eind dit jaar
afloopt en dat er vooralsnog geen heldere doelen zijn gesteld voor het
terugdringen van laaggeletterdheid;
overwegende dat laaggeletterdheid nog steeds een groot probleem is, met
2,5 miljoen mensen die de basisvaardigheden onvoldoende beheersen;
verzoekt de regering bij het opstellen van de nieuwe aanpak voor
laaggeletterdheid in 2025 het zicht van de rijksoverheid op
laaggeletterdheid te verbeteren en heldere en afrekenbare doelen te
stellen voor het terugdringen van laaggeletterdheid,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Rooderkerk.
Zij krijgt nr. 118 (28760).
Hartelijk dank. Dan is nu het woord aan mevrouw Pijpelink. Zij spreekt namens de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Wij hebben een heel goed debat gehad over
laaggeletterdheid. In de commissie bleek ook wel dat dit onderwerp heel
erg breed leeft. We maken ons vanuit onze fractie echt zorgen over de
bezuinigingen op dit onderwerp. Er wordt ook op het programma Tel mee
met Taal bezuinigd. Van de 25 miljoen in 2024 is in 2025 nog maar 13
miljoen over. Er moeten nu al activiteiten worden afgebouwd.
Daarnaast heeft staatssecretaris Paul in het debat aangekondigd een
onderzoek te gaan doen naar een leven lang ontwikkelen en
volwasseneducatie, en naar hoe deze onderwijsvormen een plek kunnen
krijgen in het publieke onderwijsbestel. Daar is onze fractie erg blij
mee. We kijken uit naar de resultaten.
Door middel van twee moties willen we nog wat dingen meegeven.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er op dit moment onderzoek wordt gedaan naar
volwassenonderwijs als publieke taak;
overwegende dat het nuttig zou zijn als in dit onderzoek andere Europese
landen worden meegenomen die dit model al te hanteren;
verzoekt de regering in overleg te treden met de onderzoekers om te
kijken of internationale vergelijking nog een plaats kan krijgen in het
onderzoek, en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Pijpelink.
Zij krijgt nr. 119 (28760).
Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA):
Dan de tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er in Nederland 2,5 miljoen mensen zijn met beperkte
basisvaardigheden en dit nadelig is voor het individu en de samenleving
als geheel;
constaterende dat het breed gedragen is dat het aantal laaggeletterden
moet worden teruggedrongen;
verzoekt de regering om met een ambitieuze doelstelling te komen als het
aankomt op het terugdringen van het aantal laaggeletterden, zodat de
Kamer ook kan oordelen over de effectiviteit van beleid,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Pijpelink.
Zij krijgt nr. 120 (28760).
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Kisteman. Hij spreekt namens de fractie van de VVD. Gaat uw gang.
De heer Kisteman (VVD):
Voorzitter. Tijdens het debat had ik mijn spreektekst zo aangepast dat
laaggeletterden die konden volgen. Ik heb één motie. Ik heb er even over
nagedacht of ik "gehoord de beraadslaging" zou aanpassen en hoe ik dat
dan überhaupt zou moeten doen. Ik heb het maar niet gedaan, maar
misschien moeten we toch af en toe over onze woorden hier nadenken.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in er in Nederland 2,5 miljoen laaggeletterden zijn en
dat meer dan de helft daarvan een baan heeft;
overwegende dat de verwachting is dat het aantal laaggeletterden de
komende jaren toeneemt;
overwegende dat deze doelgroep vaak binnen praktiserende beroepen
werkzaam is en dat de werkgever een belangrijke rol speelt bij het
signaleren van laaggeletterdheid en het overgaan tot actie bij deze
doelgroep;
overwegende dat het ministerie van SZW op dit moment samen met een
aantal sectoren zogeheten sectorale ontwikkelpaden ontwikkelt, waarin
beschreven wordt hoe een (beoogd) werknemer zich kan ontwikkelen tot een
volledig gekwalificeerde beroepskracht, door onder andere
opleidingsmogelijkheden aan te bieden;
van mening dat het wenselijk is als in de stijging van het aantal
laaggeletterden een kentering komt door de samenwerking met werkgevers
op te blijven zoeken;
verzoekt de regering te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om
binnen de sectorale ontwikkelingspaden de bevordering van
basisvaardigheden onder volwassenen mee te nemen, met als expliciet doel
het voorkomen van een verdere stijging van het aantal werkende
laaggeletterden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kisteman.
Zij krijgt nr. 121 (28760).
Dank u wel. Tot slot van de zijde van de Kamer de heer Soepboer namens Nieuw Sociaal Contract. Gaat uw gang.
De heer Soepboer (NSC):
Dank, voorzitter. We hebben inderdaad een heel mooi debat gevoerd over
een groot probleem, waar we echt met elkaar wat aan moeten doen. We
moeten proberen deze groep zo goed als mogelijk te helpen. Daarvoor heb
ik ook een heel mooie toezegging van de staatssecretaris gehad, namelijk
dat ze op werkbezoek gaat bij de taalambassadeurs die dit ook dragen en
die hieraan meehelpen.
Toch heb ik twee moties om de overheid op te roepen om in daad en
schrift, en in elke andere vorm die ze maar kunnen bedenken, naar
zichzelf te kijken en de communicatie richting deze groep te verbeteren.
Dat kan op allerlei manieren. Twee moties dus.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in Nederland 2,5 miljoen mensen van 16 jaar en ouder
moeite hebben met lezen, schrijven en/of rekenen;
constaterende dat zij vaak moeite hebben met het begrijpen van brieven
en andere schriftelijke communicatie van de overheid;
overwegende dat binnen een democratische rechtsstaat informatie vanuit
de overheid voor iedere burger goed toegankelijk moet zijn;
verzoekt de regering en uitvoerende organisaties met een plan van aanpak
te komen voor het beter toegankelijk maken van communicatie vanuit de
overheid en uitvoerende instanties voor laaggeletterden, en de Kamer
binnen zes maanden te informeren over de voortgang hiervan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Soepboer.
Zij krijgt nr. 122 (28760).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat onder de 2,5 miljoen mensen van 16 jaar en ouder die
moeite hebben met lezen, schrijven en/of rekenen er een kleine groep is
die door omstandigheden geheel niet geletterd is en dat waarschijnlijk
ook blijft;
constaterende dat het afdoende begrijpen van brieven en andere
schriftelijke communicatie van de overheid voor hen dus een
onoverkomelijk obstakel is en blijft;
overwegende dat binnen een democratische rechtsstaat informatie vanuit
de overheid voor iedere burger toegankelijk moet zijn;
verzoekt de regering en uitvoerende organisaties met een plan van aanpak
te komen voor het beter toegankelijk maken van communicatie vanuit de
overheid en uitvoerende instanties voor burgers die door omstandigheden
geheel niet geletterd zijn, en de Kamer binnen zes maanden te informeren
over de voortgang hiervan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Soepboer.
Zij krijgt nr. 123 (28760).
Hartelijk dank voor uw inbreng. Dit was de termijn van de Kamer. Ik denk dat we een minuut of vijf schorsen. Dan krijgen we een appreciatie op de zeven ingediende moties.
De vergadering wordt van 17.10 uur tot 17.15 uur geschorst.
De voorzitter:
Aan de orde is de voortzetting van het tweeminutendebat
Laaggeletterdheid. We zijn toe aan de termijn van de zijde van de
regering. Ik geef het woord aan de staatssecretaris van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap.
Staatssecretaris Paul:
Dank u wel, voorzitter. Ik bedenk me net dat dit eigenlijk een heel
mooie warming-up is voor de begrotingsbehandeling, want we zitten nog de
hele avond en nacht met elkaar. Dit belooft wat!
Ik begin met de eerste motie van mevrouw Rooderkerk en de heer Kisteman,
van D66 en VVD, op stuk nr. 117. Die kan ik oordeel Kamer geven.
De motie op stuk nr. 118 apprecieer ik tegelijk met de motie op stuk nr.
120. De motie op stuk nr. 118 is van mevrouw Rooderkerk en de motie op
stuk nr. 120 van mevrouw Pijpelink. Die ging over de doelstelling voor
het terugdringen van het aantal laaggeletterden. Dat is natuurlijk
overall het doel waarvoor we ons keihard inzetten. Maar in het debat heb
ik ook al duidelijk aangegeven dat gemeenten zelf hun doelstellingen
bepalen binnen de aanpak die het beste past bij hun lokale situatie en
de populatie waar het om gaat. Ik heb toen daarnaast aangegeven — daar
blijf ik op hameren — dat sturen op aantallen ook nog zorgt voor een
perverse prikkel bij aanbieders om vooral de makkelijker te bereiken
doelgroep te bedienen. In het debat heb ik aangegeven dat we vooral
blijven inzetten op het bereiken van moeilijk bereikbare doelgroepen, om
ervoor te zorgen dat zij de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben.
De moties op stuk nrs. 118 en 120 moet ik dus ontraden.
Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 119 van mevrouw Pijpelink, over een
internationale vergelijking in het onderzoek naar LLO als publieke
opdracht. Die geef ik oordeel Kamer. Ik zal in overleg treden met de
onderzoekers om te bekijken of een internationale vergelijking nog een
plek kan krijgen in het onderzoek, want dat onderzoek is al gegund en
zij zijn ermee bezig. Maar ik vind het waardevol om te bekijken wat er
in enigszins vergelijkbare landen gebeurt, of in landen waar Nederland
van kan leren. Als ik de motie zo kan interpreteren, geef ik haar
oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 121, van de heer Kisteman van de VVD, gaat over
sectorale ontwikkelpaden. Deze motie geef ik oordeel Kamer.
Dan de moties op stuk nrs. 122 en 123 van de heer Soepboer. Die moties
zijn sympathiek maar overbodig. Dit onderwerp heeft al langer de
aandacht en er wordt breed op ingezet. Het gaat daarbij niet alleen om
laaggeletterden, maar ook ongeletterden. Met name het ministerie van BZK
staat hiervoor aan de lat en is voortrekker. Dit ministerie is volop
bezig met begrijpelijke overheidscommunicatie voor iedereen. Beide
moties zijn dus overbodig.
De voorzitter:
Eerst de heer Soepboer.
De heer Soepboer (NSC):
Ik heb begrepen dat er onder leiding van BZK inderdaad een en ander
gebeurt met de communicatie door de overheid, maar dat er geen plan van
aanpak specifiek voor laaggeletterden en ongeletterden is. Daar vraag ik
naar. Ik zou graag willen dat OCW daarbij meekijkt en misschien zelfs de
lead neemt, om het nog veel meer te verbeteren, want het is gewoon nog
niet optimaal.
Staatssecretaris Paul:
Ik kan toezeggen dat ik in gesprek ga met mijn collega van BZK om te
bekijken hoe we dat op de meest slimme manier kunnen oppakken binnen de
activiteiten die nu al plaatsvinden, dan wel wat er aanvullend nodig is.
Ik ga er dus over in gesprek.
De heer Soepboer (NSC):
Bij een toezegging hoort ook dat u zegt wanneer u de Kamer daarvan op de
hoogte gaat brengen. Dat gaat over beide moties, dus over
laaggeletterden en ongeletterden. Als u dat nog zou kunnen toezeggen,
dan ga ik erover nadenken om de moties in te trekken.
Staatssecretaris Paul:
Oké. Ik zou dat het liefst meenemen in de standaardrapportage die we al
doen. Alleen heb ik even niet scherp wanneer die rapportage naar de
Kamer gaat.
De heer Soepboer (NSC):
Ik wil hier echt graag de toezegging op dat u hier apart op terugkomt
bij de Kamer, zodat we het er naar aanleiding daarvan eventueel over
kunnen hebben.
De voorzitter:
Laten we dat dan schriftelijk afronden.
Staatssecretaris Paul:
Ja, dat gaan we doen!
De voorzitter:
Het oordeel over beide moties blijft dat ze overbodig zijn.
Staatssecretaris Paul:
Ja, dat blijft: overbodig.
De voorzitter:
Dan mevrouw Rooderkerk nog. O, ogenblik.
De heer Soepboer (NSC):
Ik wil het proces niet verstoren, maar volgens mij werd er door iemand
geroepen: voor de zomer. Als dat de toezegging zou kunnen zijn, dan ben
ik een heel tevreden mens.
Staatssecretaris Paul:
Met dank aan de ambtenaren: voor de zomer kom ik terug bij de Kamer.
De heer Soepboer (NSC):
Dank u wel.
De voorzitter:
De heer Soepboer trekt dan beide moties in.
Aangezien de motie-Soepboer (28760, nr. 122) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit. Aangezien de motie-Soepboer (28760, nr. 123) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Dan mevrouw Rooderkerk.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik heb een vraag over het preadvies over de moties op stuk nrs. 118 en
120. Er wordt gevraagd om heldere doelen te stellen voor de aanpak van
laaggeletterdheid. Bij het Masterplan basisvaardigheden hebben we gezien
hoe belangrijk het is dat je ook echt doelen stelt waardoor je kunt
bekijken of iets werkt. Ik vind het dan wel echt een totaal gebrek aan
ambitie als de staatssecretaris nu zegt: dat gaan we niet doen; laat de
aanpak van laaggeletterdheid maar aan gemeenten en aanbieders. We moeten
toch weten waarop we koersen?
Staatssecretaris Paul:
Tijdens het debat heb ik heel duidelijk gezegd — dat herhaal ik — dat de
situatie per gemeente enorm kan verschillen. Gemeentes hebben de ruimte
om binnen hun totale aanpak te bekijken wat het beste werkt voor hun
lokale situatie en de populatie waarom het gaat. Ik wil me niet
verliezen in allerlei rapportages en … Ik heb er eigenlijk al over
gezegd wat ik te zeggen heb.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dan herhaal ik dat het echt van heel weinig ambitie getuigt. Je zou
natuurlijk moeten zeggen: we willen dat er nul mensen zijn met
laaggeletterdheid, tenzij het echt niet anders kan. We hebben nu 2,5
miljoen mensen die laaggeletterd zijn, maar de staatssecretaris wil niet
zeggen waar zij naartoe wil en met hoeveel ze dat aantal wil zien
afnemen. Dat kan toch niet? Dan koers je toch helemaal nergens op?
Staatssecretaris Paul:
We gaan het debat niet overdoen. Ik heb in het debat heel duidelijk
gezegd dat het heel stoer klinkt om met allerlei doelstellingen te komen
om terug te gaan naar nul. Het liefst wil ik het aantal laaggeletterden
natuurlijk terug naar nul, maar ik weet dat het weerbarstig is. We
hebben gesproken over de demografische ontwikkelingen en over lokale
verschillen. Ik zie mijn taak zo dat ik door geld en ondersteuning te
bieden aan de gemeenten, ervoor kan zorgen dat zij hun werk zo goed
mogelijk kunnen doen voor hun populatie. De aanpak ligt bij de
gemeenten. Dat heeft helemaal niets te maken met gebrek aan ambitie,
mevrouw Rooderkerk.
De voorzitter:
Laten we niet het hele debat opnieuw gaan voeren. Mevrouw Pijpelink
nog.
Staatssecretaris Paul:
Nee, laten we dat vooral niet doen.
Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA):
Dat is ook niet de bedoeling, maar ik doe nog één poging. Ik begrijp de
staatssecretaris ook. Het is niet de bedoeling om jaarlijks met allerlei
rapportages te komen. De situatie verschilt inderdaad. De
staatssecretaris geeft al aan dat er best veel geld naartoe gaat. Het
aantal laaggeletterden is de afgelopen jaren gestegen. Is de
staatssecretaris bereid om te kijken welke eisen zij best kan stellen
aan gemeenten, bijvoorbeeld over een meerjarige periode, om de
laaggeletterdheid naar beneden te krijgen? We hebben het hier namelijk
wel over de inzet van belastinggeld op een groter wordende groep, dus
iets van ambitie … Zou de staatssecretaris daarnaar willen kijken?
Staatssecretaris Paul:
Ik wil daar best op terugkomen in de rapportage die voor de zomer naar
de Kamer gaat, maar ik zeg er ook bij dat er in hoge mate sprake is van
schuivende panelen, van demografische ontwikkelingen die ik noch de
gemeenten in de hand hebben. Je kunt wel een heel stoer doel stellen …
Het heeft helemaal niets met gebrek aan ambitie te maken. De mensen die
mij kennen, weten dat ik voor ambitieuze doelstellingen ga, maar ik wil
wel dat het realistisch en haalbaar is. We komen erop terug in de
rapportage die voor de zomer naar de Kamer gaat.
De voorzitter:
Hartelijk dank.
Staatssecretaris Paul:
Graag gedaan.
De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de ingediende moties gaan we dinsdag 3 december aanstaande stemmen.
Ik schors een kort ogenblik, een minuut of drie à vier. Daarna gaan we
verder met de begrotingsbehandeling van OCW.
De vergadering wordt van 17.22 uur tot 17.26 uur geschorst.