Tweeminutendebat Eerstelijnszorg (CD 7/11) (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2024D46548, datum: 2024-11-27, bijgewerkt: 2024-11-28 10:17, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2024-11-27 17:45: Tweeminutendebat Eerstelijnszorg (CD 7/11) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Eerstelijnszorg
Eerstelijnszorg
Aan de orde is het tweeminutendebat Eerstelijnszorg (CD d.d.
07/11).
De voorzitter:
Aan de orde is het tweeminutendebat Eerstelijnszorg. Dat is naar
aanleiding van een commissiedebat, gehouden op 7 november. We hebben een
volle sprekerslijst, met maar liefst acht sprekers, dus we gaan
voortvarend aan de slag. De eerste spreker op mijn lijst is de heer
Claassen namens de PVV, als hij ook zover is.
De heer Claassen (PVV):
De beraadslaging en de antwoorden van de minister naar aanleiding van
het tweeminutendebat gehoord hebbende, heb ik geen moties, al had ik dat
graag gewild. Het is ook wel een beetje de trend om als eerste spreker
met vier, vijf moties te komen. Dat ga ik niet doen. De gedane
toezeggingen hebben ertoe geleid dat we met twee moties in de richting
aan het varen zijn die we op zouden willen. Anderzijds zouden de moties
ontraden, overbodig of ontijdig kunnen zijn geweest. Dat gingen we dan
ook maar niet doen.
Ik heb nog wel een vraag aan de minister. In de eerste lijn is behoefte
aan verpleegkundig personeel. De behoefte is daar heel erg groot. We
zien dat het aantal verpleegkundig specialisten in de eerste lijn
nauwelijks aan terrein wint. We zien ook dat er zogenaamde switchers
zijn, die na een eerdere bachelor of master in een ander domein graag
omgeschoold zouden willen worden tot verpleegkundige, maar die die stap
niet zetten, omdat zorgorganisaties de opleidingskosten niet op zich
nemen omdat die te hoog zijn, of omdat de mensen dat zelf niet kunnen
betalen omdat bachelor-na-masterfinanciering voor mensen vaak veel te
duur is. De vraag aan de minister is of zij mogelijkheden ziet om in
samenwerking met het ministerie van OCW met een oplossing te komen die
geen geld kost maar waarmee we misschien wel meer arbeidspotentieel
kunnen aanspreken, de zogenaamde switchers.
Ik heb net begrepen dat het vandaag blijkbaar heel makkelijk was om
moties in te dienen die geld zouden kunnen kosten, dus is mijn vraag aan
de minister of er dan nog geld is — daar kunnen we het misschien bij het
IZA-debat over hebben — om de streekziekenhuizen open te houden. Als het
dan toch zo makkelijk gaat, zou dat dan ook kunnen?
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. Ik had natuurlijk ook de staatssecretaris even
welkom moeten heten, die inmiddels aangeschoven is. Van harte welkom.
Dan gaan we door naar mevrouw Rikkers-Oosterkamp namens de BBB.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb geen moties, maar wel nog twee vragen. Ik
hoop dat de minister daar een toezegging op kan geven. Het baart ons,
zoals ik al eerder had aangegeven in het commissiedebat, zorgen dat
zorgaanbieders, vooral kleinere organisaties in de eerstelijnszorg, te
maken hebben met een steeds zwaardere administratieve last. Het kabinet
heeft zich ten doel gesteld om de administratietijd in 2030 te halveren,
maar tegelijkertijd worden er wel steeds nieuwe wetten geïntroduceerd
die de regeldruk verhogen. Wij snappen dat het kabinet de bestrijding
van bijvoorbeeld fraude als prioriteit heeft, maar extra regeldruk is
wat ons betreft geen oplossing. Kan de minister daarom toezeggen dat zij
met regelmaat met de eerstelijnszorg de impact van de huidige wetten op
de administratieve lasten van die kleine zorgaanbieders bespreekt?
Ook wil ik vragen of de minister wil toezeggen om bij nieuwe wetgeving
een combinatietoets uit te voeren om te beoordelen of de wet samen met
andere wetten extra administratieve lasten geeft voor deze kleine
zorgaanbieders. Ik bedoel dan dus dat niet alleen de wet wordt getoetst,
maar echt in combinatie met meerdere wetten.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng namens de BBB. Dan is het woord nu aan de
heer Bushoff namens GroenLinks-PvdA.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik heb twee moties. Eén motie gaat over de vaak hoge
huisvestingskosten voor huisartsenpraktijken. Startende huisartsen die
graag een praktijkhouder willen worden, lopen toch wel tegen wat
financiële problemen aan. Nou hebben we voor een aantal zorginstellingen
het Waarborgfonds voor de Zorgsector. Dat geldt niet voor huisartsen. De
minister heeft in het commissiedebat al aangegeven dat die
waarschijnlijk ook niet bereid zijn om dat voor huisartsen open te
stellen. Ik vond dat wel wat mager, want ik denk wel dat er een groot
probleem zit en dat we dat moeten tackelen. Vandaar de volgende
motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat zorginstellingen via het Waarborgfonds voor de
Zorgsector (WfZ) in aanmerking komen voor een gunstige financiering
tegen zo laag mogelijke rentekosten, waardoor kosten bespaard kunnen
worden die direct ten goede komen aan de zorg;
constaterende dat de huisartsenzorg geen gebruik kan maken van het
waarborgfonds, terwijl zowel startende als gevestigde praktijkhouders
met torenhoge vastgoedprijzen en bouwkosten te maken hebben waardoor het
verbouwen of openen van een praktijk vaak niet mogelijk is;
verzoekt de regering de mogelijkheden te verkennen om ook
huisartsenpraktijken in aanmerking te laten komen voor gunstige
financiering en daarbij de drempels voor uitbreiding van het huidige
waarborgfonds, het opzetten van een afzonderlijk waarborgfonds en de
mogelijkheden voor de huisartsenzorg om zelf een fonds op te richten in
kaart te brengen, en de Kamer hier uiterlijk halverwege 2025 over te
informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bushoff, Bikker en Daniëlle
Jansen.
Zij krijgt nr. 125 (33578).
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
De tweede motie gaat over de tarieven van de NZa.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat huisartsen aangeven dat de door de NZa vastgestelde
tarieven niet toereikend zijn en het College van Beroep om die reden
eerder een herberekening afdwong bij de NZa;
constaterende dat huisartsen te maken hebben met stijgende kosten, onder
meer door hoge huisvestingskosten en stijgende personele kosten;
constaterende dat de lage tarieven een extra drempel opwerpen voor
nieuwe huisartsen om een eigen praktijk te starten, omdat deze kosten
bij hen doorgaans hoger uitvallen;
verzoekt de regering om in gesprek te gaan met de NZa over een andere
vorm van tariefberekening voor de huisartsenzorg, waarbij niet alleen
gemiddelde kosten uit het verleden, maar ook toekomstscenario's zoals
regionale en demografische ontwikkelingen, huisvestingskosten en
stijgende personele kosten worden meegenomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bushoff en Dijk.
Zij krijgt nr. 126 (33578).
Dank u wel voor uw inbreng namens GroenLinks-PvdA, meneer Bushoff. Dan is het woord nu aan mevrouw Dobbe namens de SP.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de lonen in de apotheekzorg 20% achterblijven sinds
2011 en tienduizenden apotheekmedewerkers het werk neerleggen;
overwegende dat in het Integraal Zorgakkoord is afgesproken dat de
overheidsbijdrage voor de lonen, de ova-gelden, volledig en zonder
korting doorberekend moeten worden in de tarieven, maar dat openbare
apothekers geen onderdeel zijn van het Integraal Zorgakkoord;
verzoekt het kabinet in te grijpen zodra er geen akkoord is bereikt over
een cao vóór 1 januari 2025 door zich ervoor in te zetten dat alle
partijen, ook de openbare apothekers, zich houden aan de bovengenoemde
IZA-afspraak, zodat apotheekmedewerkers een hoger loon ontvangen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dobbe en Bushoff.
Zij krijgt nr. 127 (33578).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Koninklijk Nederlands Genootschap voor
Fysiotherapie een dringende oproep doet om minimumtarieven op basis van
kostprijsonderzoek voor fysiotherapeuten in te stellen om de voorwaarde
te scheppen om uitstroom van fysiotherapeuten tegen te gaan;
overwegende dat vorig jaar een tiende van de fysiotherapeuten is gestopt
en 45% van de fysiotherapeuten in de eerstelijnszorg binnen vijf jaar
stopt na hun afstuderen;
verzoekt het kabinet met voorstellen te komen om deze uitstroom van
fysiotherapeuten te voorkomen door minimumtarieven voor
eerstelijnsfysiotherapeuten in te stellen en dit te betrekken bij de
Voorjaarsnota 2025,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dobbe en Bushoff.
Zij krijgt nr. 128 (33578).
Ik wilde u eigenlijk niet uit uw cadans halen …
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik zat er net zo lekker in.
De voorzitter:
… maar mevrouw Tielen heeft nog een vraag over een motie.
Mevrouw Tielen (VVD):
Dat maakt me ook benieuwd hoeveel moties mevrouw Dobbe nog in hoeveel
tijd gaat indienen.
Mevrouw Dobbe (SP):
Nog twee.
Mevrouw Tielen (VVD):
Ik heb een vraag over de eerste motie. Ik kom straks met een iets anders
opgestelde motie, omdat ik ook aan het zoeken ben. Volgens mij hebben we
hetzelfde doel, maar zijn we even aan het zoeken. Mevrouw Dobbe zei "in
te grijpen". Ik vraag me af wat ze daar precies mee bedoelde.
Mevrouw Dobbe (SP):
Met betrekking tot de apothekers, die al heel lang achterlopen in lonen
en die nu ook actie voeren, waarbij de vakbonden én de werkgevers
allebei zeggen dat ze willen dat ze goed worden betaald, willen wij dat
die lonen ook beschikbaar komen.
Mevrouw Tielen (VVD):
Dat …
De voorzitter:
Graag één voor één.
Mevrouw Dobbe (SP):
Wij willen dat het geld dat beschikbaar is gesteld, bij de apothekers,
bij de apotheekmedewerkers, terechtkomt voor een loonverbetering. Dat
gebeurt nu niet. Als de minister hier nu op ingrijpt, kan ze zorgen dat
er onder het IZA-akkoord gebeurt wat wij willen.
Mevrouw Tielen (VVD):
Dan staat mijn vraag nog steeds: wat bedoelt mevrouw Dobbe dan met
"ingrijpen"? Hoe ziet dat eruit en wat bedoelt mevrouw Dobbe daarmee in
haar motie? Ik vraag dus niet wat ze ermee wil bereiken, want dat snap
ik en ik denk dat we daar redelijk op dezelfde manier naar kijken, maar
wat wil mevrouw Dobbe dat de minister letterlijk doet als zij
ingrijpt?
Mevrouw Dobbe (SP):
Zorgen dat dit gebeurt.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog. U heeft nog 45 seconden.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ja.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat drie op de vier huisartsen volgens de Landelijke
Huisartsen Vereniging op een bepaalde manier een probleem hebben met
huisvesting, bijvoorbeeld omdat deze te krap, te duur of ongeschikt
is;
overwegende dat dit leidt tot een tekort aan praktijkhoudende huisartsen
en het bemoeilijken van het overnemen van een praktijk;
verzoekt het kabinet met een Noodplan Huisartsenpraktijk te komen
uiterlijk bij de Voorjaarsnota 2025 om huisartsen zo snel mogelijk te
helpen aan betaalbare, voldoende en geschikte praktijkruimtes en
hierover in overleg te treden met de minister van Volkshuisvesting om
dit te betrekken bij de 100.000 woningen die gebouwd gaan worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dobbe en Dijk.
Zij krijgt nr. 129 (33578).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het tekort aan zorgpersoneel leidt tot grote problemen
in onze samenleving;
verzoekt het kabinet te onderzoeken hoe het personeelstekort kan worden
teruggedrongen door het aantal managementopleidingen in de zorg te
verminderen en dit geld te besteden aan opleidingen waar mensen opgeleid
worden die zorg verlenen in plaats van managen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dobbe en Dijk.
Zij krijgt nr. 130 (33578).
Dank, en u bleef keurig binnen de twee minuten. Dat hebt u goed voor elkaar gekregen. Dan gaan we door naar de volgende spreker. Dat is de heer Krul namens het CDA.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Ik ben heel blij met een aantal toezeggingen die
gedaan zijn door de bewindspersonen in het commissiedebat. Ik ben ook
heel benieuwd naar de gesprekken die de minister gaat voeren met de
minister van VRO over de bouw van gezondheidscentra en met de minister
van EZ over het financieel instrumentarium. Ik denk echt dat er kansen
liggen in de samenwerking tussen meerdere ministeries en
zorgverzekeraars. Uit de kokers en samen aan de slag, zou ik willen
zeggen.
Ik wil de minister bedanken dat ze op zeer korte termijn gereageerd
heeft op de vragen die er leefden over zo'n waarborgfonds. Daarom hoeven
we daar geen motie over in te dienen wat ons betreft.
We zijn alleen geen stap verder gekomen in de problematiek rondom de
fysiotherapie. Daarom dienen we daar wel een motie over in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat reeds sinds het Kostenonderzoek paramedische zorg uit
2020 wordt geconcludeerd dat de tarifering van fysiotherapie te laag is,
waardoor fysiotherapeuten in de eerstelijnszorg in de knel komen;
overwegende dat er ondanks jaren praten nog steeds geen concrete stappen
zijn gezet om de tarifering van fysiotherapie te verbeteren terwijl wel
steeds meer eisen aan de kwaliteit worden gesteld, en dat nieuw
onderzoek weer tot vertraging zal leiden;
overwegende het belang van goede fysiotherapie, zowel voor de zorgvrager
als de zorgverleners in de eerste- en tweedelijnszorg;
verzoekt de regering om voor het commissiedebat Zorgverzekeringsstelsel
in juni 2025 in overleg met de NZa en de zorgverzekeraars een oplossing
te presenteren voor de tarifering van fysiotherapeuten en daarbij
nadrukkelijk de optie van minimumtarieven mee te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Krul.
Zij krijgt nr. 131 (33578).
Dank u wel, meneer Krul, voor uw inbreng namens het CDA. Dan is het woord nu aan mevrouw Daniëlle Jansen namens Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Daniëlle Jansen (NSC):
Voorzitter. Ook ik constateer dat de financiering van praktijkruimtes
voor huisartsen nog steeds een groot probleem is. Financiën zijn een
belangrijke factor in dit huisvestingsprobleem. Ik heb dus ook en motie
over het waarborgfonds. Die is mede ondertekend door de heer Bushoff.
Maar wij gaan even kijken wat we met de moties doen, want ze overlappen
aardig.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het belangrijk is dat iedere inwoner van Nederland
laagdrempelig toegang heeft tot een eigen huisarts;
overwegende dat mensen met een vaste huisarts in de wijk langer en
gezonder leven;
overwegende dat de financiering van huisvesting voor huisartsen steeds
vaker een knelpunt vormt;
constaterende dat een waarborgfonds zorginstellingen die intramurale
zorg verlenen, helpt met toegang tot financiering onder gunstige
voorwaarden, maar dat dit niet beschikbaar is voor huisartsen;
verzoekt de minister om te onderzoeken of en in hoeverre een apart
waarborgfonds voor huisartsen juridisch haalbaar is binnen de kaders van
de Europese staatssteunregels;
verzoekt de minister om de Kamer binnen een halfjaar te informeren over
de uitkomsten van deze verkenning,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Daniëlle Jansen en
Bushoff.
Zij krijgt nr. 132 (33578).
Dan u wel voor uw inbreng namens Nieuw Sociaal Contract. Dan is nu het woord aan mevrouw Tielen namens de VVD.
Mevrouw Tielen (VVD):
Voorzitter. Mensen merken het al: eerstelijnszorg is eigenlijk de
vakterm voor alle basiszorg waar we allemaal weleens gebruik van maken
en voor de stevige kurk waarop ons hele gezondheidszorgstelsel drijft,
met heel veel en heel verschillende professionals en zorgwerkers. Daar
hebben we een leuk debat over gehad, maar ik heb toch nog twee moties.
De eerste luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat consultatiebureaus bijdragen aan preventie en
vroegsignalering van gezondheidsproblemen voor alle zuigelingen en
peuters;
constaterende dat de jeugdgezondheidszorg alleen voorkomt in de
begrippenlijst van de Visie eerstelijnszorg 2030;
overwegende dat de jeugdgezondheidszorg een steviger positie verdient
ter verbetering van gezondheid en vermindering van werkdruk elders in de
eerstelijnszorg;
verzoekt de regering de positie van en verbinding met de
jeugdgezondheidszorg nadrukkelijk mee te nemen in de uitwerking van de
Visie eerstelijnszorg 2030,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Tielen.
Zij krijgt nr. 133 (33578).
Mevrouw Tielen (VVD):
In mijn interruptie kondigde ik mijn tweede motie eigenlijk al een
beetje aan.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de minister van VWS geen partij is in
cao-onderhandelingen;
constaterende dat de minister van VWS wel partij is in het Integraal
Zorgakkoord;
overwegende dat het van belang is dat apothekersassistenten en hun
werkgevers tot een afspraak komen over de arbeidsvoorwaarden in de
cao;
constaterende dat in het Integraal Zorgakkoord afgesproken is dat
"zorgverzekeraars en zorgaanbieders als startpunt van de onderhandeling
de 'overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling' (ova) als index
hanteren voor loonstijgingen";
verzoekt de minister om zorgverzekeraars en zorgaanbieders te wijzen op
deze IZA-afspraken en de Kamer te informeren als van afspraakschendingen
bij de NZa melding wordt gedaan en wat de vervolgstappen zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Tielen en Paulusma.
Zij krijgt nr. 134 (33578).
Dank u wel. Voor u vertrekt heeft u een interruptie van de heer Bushoff van GroenLinks-PvdA.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Als ik het goed heb zijn openbare apothekers geen onderdeel van het IZA.
Gaat deze afspraak, die inderdaad in het IZA staat, dus niet op voor
openbare apothekers? Is het eigenlijk de doelstelling van de VVD dat ook
zij onder deze afspraak vallen?
Mevrouw Tielen (VVD):
Uiteindelijk zitten bij dat zorgakkoord al die mensen om de tafel,
enzovoort. Maar iedereen zou zich onderdeel moeten voelen en zich ook
opstellen als medeonderhandelaar, mede-uitvoerder of in ieder geval
onderdeel — "mede-eigenaar" was het woord dat ik zocht — van het
Integraal Zorgakkoord. Of het nou formeel of niet-formeel is, laten we
met z'n allen afspreken dat de hele zorgsector bezig is om een Integraal
Zorgakkoord uit te gaan voeren.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Zeker mee eens, maar het ging mij er vooral om dat het een beetje gek is
als dat principe dat in dat Integraal Zorgakkoord staat, niet voor
openbare apothekers zou gelden omdat zij toevallig geen onderdeel zijn
van dat akkoord. Dat principe zou dan toch ook zorgbreed …
Mevrouw Tielen (VVD):
Volgens mij zeggen wij hetzelfde met andere woorden. Ik vind dus ook dat
de minister beide op die afspraken kan aanspreken. Ze mag dan niet
weggestuurd worden met "onze handtekening staat er niet onder". Ze
moeten mede-eigenaar zijn. In dat zorgakkoord staat dat als er afspraken
worden geschonden, er een melding van kan worden gemaakt. Op die manier
probeer ik dus iets meer handvatten te krijgen en ook te geven om mensen
aan hun afspraak te kunnen houden.
De voorzitter:
Mevrouw Tielen van de VVD, dank voor uw inbreng. Dan zijn we toe aan de
laatste spreker van de zijde van de Kamer. Dat is de heer Ceder namens
de ChristenUnie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Voor hen die verschrikt opkijken: ik vervang
mijn collega Mirjam Bikker. Ik heb een vraag. Ik heb begrepen dat de
staatssecretaris vorige week een gesprek met de VNG heeft gehad om juist
over long covid te praten en over hoe de zorg ook in het sociaal domein
bestendigd en versterkt kan worden. Ik ben benieuwd hoe dat gesprek is
gegaan.
Voorzitter. Om deze inzet ook verder te bestendigen wil ik samen met
mijn collega Bikker de volgende motie indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat huisartsen, bedrijfsartsen, Wmo-consulenten en andere
eerstelijnszorgverleners patiënten met long covid langs krijgen met een
zorg-, werk- of ondersteuningsvraag;
overwegende dat patiënten met long covid ertegenaan lopen dat de kennis
over de symptomen en de behandelingen van long covid bij deze
zorgverleners en ondersteuners niet op niveau is;
overwegende dat hierdoor geen juiste diagnoses worden gesteld, geen
goede behandelplannen worden voorgesteld en ondersteuningsaanvragen niet
worden toegekend;
verzoekt de regering zich blijvend in te spannen voor adequate kennis
over long covid bij eerstelijnszorgverleners en gemeenten te
ondersteunen om die bij relevante gemeenteambtenaren op niveau te
krijgen en te houden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder en Bikker.
Zij krijgt nr. 135 (33578).
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ceder. Ik zie dat u voor u vertrekt nog een
interruptie hebt van mevrouw Tielen.
Mevrouw Tielen (VVD):
Volgens mij wordt dit doel breed gedeeld. Vraagt meneer Ceder nou aan de
minister om die kennis te verdelen? We hebben juist daarvoor een aantal
centra. Ik zou graag willen dat juist die de kennis verdelen. Wat is nou
precies het dictum en wat vraagt meneer Ceder?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Het precieze dictum krijgt u weer terug van de bode. Volgens mij is de
staatssecretaris hiervoor eindverantwoordelijk op het ministerie. Zij
heeft in ieder geval een verantwoordelijkheid om richting de VNG, die
weer verantwoordelijk is voor het sociaal domein in de verschillende
gemeenten, te zorgen dat het in ieder geval lukt. Volgens mij is het de
geëigende weg om het via de long covid-centra te doen, die bij uitstek
de expertise in huis hebben.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng namens de ChristenUnie. Ik constateer dat er
een aantal vragen zijn gesteld en dat we elf moties hebben. Ik schors
tot 18.05 uur.
De vergadering wordt van 17.55 uur tot 18.07 uur geschorst.
De voorzitter:
Aan de orde is het tweeminutendebat Eerstelijnszorg naar aanleiding van
het commissiedebat gehouden op 7 november. We hebben net de termijn van
de zijde van de Kamer gehad en we zijn aanbeland bij de beantwoording
van de gestelde vragen en de appreciatie van de ingediende moties. Ik
geef de minister daartoe het woord.
Minister Agema:
Allereerst de vraag van de heer Claassen over het opleiden tot
verpleegkundige of verpleegkundig specialist na een eerdere andere
afgeronde bachelor- of masteropleiding, de bachelor na bachelor of
master na master. Dit valt niet op mijn terrein. Het hoort tot het
terrein van de minister van OCW. Ik heb ook een gedeeld belang, dus ik
zal het verzoek van de heer Claassen overbrengen. Ik moet daarbij wel de
kanttekening plaatsen dat voor bachelor na bachelor voor de tweede
opleiding wel het hogere tarief geldt. Als je daar echt iets mee wilt
doen, zal het waarschijnlijk geld kosten. Ik zal het in ieder geval
overbrengen.
Mevrouw Rikkers had een vraag over de combinatietoets en de
administratieve lasten. Als het gaat om nieuwe wet- en regelgeving wordt
het altijd voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk. Zij
kijkt ook naar de combinatie. Ik zal dat extra onder de aandacht brengen
bij het college.
Voorzitter. Dan kom ik bij de moties. Allereerst doe ik het verzoek om
de moties op stuk nr. 125 en op stuk nr. 132 samen te voegen, want
anders moet ik in ieder geval de motie op stuk nr. 132 ontraden. De
motie op stuk nr. 125 komt dichter in de buurt, maar ik vind "in
aanmerking te laten komen voor gunstige financiering" toch een risico.
Mijn vraag is om de moties samen te voegen en de tekst "voor gunstige
financiering" eruit te halen. Dan kan de motie oordeel Kamer
krijgen.
De voorzitter:
Ik kijk heel eventjes rond. We moeten oppassen dat we het niet te
ingewikkeld maken. Ik zie de heer Bushoff knikken, dus hij is bereid
zijn motie aan te passen. Dan kijk ik daarna nog even naar mevrouw
Jansen om daarbij aan te sluiten en vervolgens haar motie in te trekken.
Ik zie haar knikken.
Aangezien de motie-Daniëlle Jansen/Bushoff (33578, nr. 132) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Minister Agema:
Dank u wel.
Dan de motie op stuk nr. 126.
De voorzitter:
Voordat we naar de motie op stuk nr. 126 gaan, heeft u nog een
interruptie van de heer Claassen op dat oordeel.
De heer Claassen (PVV):
Ik heb daar wel een vraag over. In het eerstelijnsdebat heb ik het idee
voor het inzetten van het waarborgfonds voor de eerste lijn namens de
PVV-fractie geopperd. Ik heb de minister gevraagd eens te kijken wat de
mogelijkheden zijn om het waarborgfonds ook voor de eerste lijn
toegankelijk te maken. Daarop is een brief gekomen met de constatering
dat dit niet kan. Wat is er dan nu veranderd dat het met deze motie
precies wel zou kunnen?
Minister Agema:
In de motie staat "om de mogelijkheden voor de huisartsenzorg om zelf
een fonds op te richten in kaart te brengen" en dat kan ik doen. Daartoe
ben ik bereid. En voor de rest heb ik alle bezwaren tegen het aansluiten
bij het waarborgfonds van de ziekenhuizen en de langdurige zorg
aangegeven. Hierover is een gesprek gevoerd en de kans wordt klein
geacht dat deze instellingen er statutair mee akkoord gaan om de
huisartsen toe te voegen. Maar de huisartsen kunnen het altijd zelf
doen. Deze motie vraagt of ik het in kaart wil brengen als ze het zelf
zouden moeten doen en daartoe ben ik prima bereid.
De voorzitter:
Een vervolgvraag. De heer Claassen.
De heer Claassen (PVV):
Dat klopt. Het antwoord in het debat was onder andere ook dat de
huisartsen dat zelf kunnen doen. Het verbaast me dan dat er een motie
nodig is om u te bewegen u daarvoor in te zetten. Dat had ook in het
eerstelijnsdebat richting ons gekund.
Minister Agema:
Dat vind ik een erg onaardige interruptie. Die vraag is mij niet eerder
gesteld. Ik vind het een prima geste naar de Kamer toe, omdat het een
probleem is dat ook de heer Claassen constateert. En waarom zouden we
daarvoor geen oplossingen willen vinden?
De voorzitter:
We noteren oordeel Kamer bij de motie op stuk nr. 125. Hij wordt nog
gewijzigd. Dan zie ik nog mevrouw Jansen.
Mevrouw Daniëlle Jansen (NSC):
Kan de minister nog wel toelichten waarom mijn motie precies is
ontraden?
Minister Agema:
Omdat die motie er niet over gaat dat huisartsen het dan zelf kunnen
doen. Dat staat niet in het dictum van uw motie.
De voorzitter:
Dan toch even voor de Handelingen: ik noteer bij de motie op stuk nr.
132 "ingetrokken". Voegen we uw naam dan toe aan de motie op stuk nr.
125? Ja. Dan noteer we daarbij ook Daniëlle Jansen. Dan hebben we de
administratie weer rond en gaan we naar de motie op stuk nr. 126.
Minister Agema:
De motie op stuk nr. 126 geef ik oordeel Kamer. Ik heb sowieso een
gesprek met de NZa en kan dit daarin meenemen.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 127. Die is ontraden. Zoals bekend
kan en mag ik me niet bemoeien met cao-onderhandelingen. Ik zie dat de
cao voor apothekersassistenten achterblijft. We hebben inderdaad
ova-gelden en dat deel is gereserveerd voor inderdaad de
apothekersassistenten. Daarop kan ik wijzen, maar ik kan niet ingrijpen.
Dat is mij niet toegestaan.
Mevrouw Dobbe (SP):
Wij zouden nooit willen dat de minister op de stoel van werkgevers of
werknemers zou gaan zitten. Dat is van hen; daarover zijn wij het
helemaal met elkaar eens. Als wij het zouden veranderen in "in te
zetten"?
Minister Agema:
Nee, want ik mag me er niet mee bemoeien.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dit gaat niet over de cao-onderhandelingen. Dit gaat erover dat er
gezorgd wordt dat zij zich houden aan de IZA-afspraak.
Minister Agema:
Nee, hier staat dat een akkoord moet zijn bereikt voor een cao per 1
januari 2025. Ik mag mij daar niet mee bemoeien, het spijt me.
De voorzitter:
Tot slot.
Mevrouw Dobbe (SP):
Hier staat "zodra er geen akkoord is bereikt". Dat is meer een
tijdsaanduiding. We zeggen niet dat de minister verantwoordelijk wordt
voor het bereiken van een akkoord. Als er geen akkoord is bereikt, kan
de minister zich dan inzetten zodat alle partijen zich houden aan de
IZA-afspraak? Dat is wat wij vragen.
Minister Agema:
Dat moet sowieso. Die gesprekken voer ik ook. Maar u doet nu wel heel
erg veel aanpassingen op een motie die voorligt. U mag van mij het
dictum wijzigen. Dan kan ik er opnieuw naar kijken. Op deze manier ga ik
er niet mee akkoord. Er staat duidelijk "in te grijpen" en dat ga ik
zeker weten niet doen.
De voorzitter:
De heer Bushoff, kort.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Maar dat leidt wel tot een vraag. In het IZA is afgesproken dat de
beschikbare ova-middelen daadwerkelijk besteed moeten worden aan de
loonontwikkeling. Dat is een afspraak die staat. Zoals ik al in het
interruptiedebat met mevrouw Tielen aangaf, zijn openbare apothekers
geen onderdeel van het IZA. Zij vallen in principe niet onder die
afspraak, maar je zou wel willen dat ook zij gehouden zijn aan die
afspraak. Deelt de minister die opvatting?
Minister Agema:
Ja, het klopt inderdaad dat apothekers en apothekersassistenten niet bij
het IZA betrokken waren. Maar het totaalbedrag waar het om gaat, 3,7
miljard euro voor dit jaar, is wel inclusief hun bedrag. Ze horen er dus
wel bij als het gaat om het totaalbedrag, waarover wij afspraken hebben
gemaakt. Het is dus eigenlijk allebei waar: ze horen er wel én niet
bij.
De voorzitter:
Tot slot, kort.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Tot slot. Betekent dat dan dat in principe het geld dat beschikbaar is
gesteld middels de ova-ruimte voor apothekersassistenten, daadwerkelijk
aan hun loonontwikkeling besteed moet worden, in de ogen van de
minister? Dat kwam ook bij de feitelijke beantwoording van de vraag bij
de begroting naar voren.
Minister Agema:
Dat is de afspraak die in het IZA is gemaakt. De middelen moeten worden
doorgezet.
De voorzitter:
Dank u wel. We noteren voor nu "ontraden". Mocht er nog een creatieve
oplossing komen voor een wijziging, dan zullen we kijken of de minister
tot een ander oordeel komt. Voorlopig is de motie op stuk nr. 127
ontraden.
Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 128. Ik doe wel een beroep op de
Kamer. Als we bij iedere motie naar voren komen en twee interrupties
doen, dan wordt het wel heel laat vanavond.
Minister Agema:
De motie op stuk nr. 129 krijgt oordeel Kamer. Wij doen dat al, maar ik
kan de motie niet overnemen, omdat het woord "noodplan" erin genoemd
wordt. Dat vind ik echt te ver gaan.
De voorzitter:
Even voor de administratie: ik mis de appreciatie van de motie op stuk
nr. 128.
Minister Agema:
Daar komt de staatssecretaris zo op.
De voorzitter:
O, die is voor de staatssecretaris. Dan is het logisch.
Oordeel Kamer voor de motie op stuk nr. 129.
Minister Agema:
De motie op stuk nr. 130 wordt ontraden. Het Capaciteitsorgaan maakt
ramingen. Wij gaan niet over wat onderwijsinstellingen aanbieden en al
helemaal niet over wat particuliere onderwijsinstellingen aanbieden.
De voorzitter:
We noteren "ontraden" bij de motie op stuk nr. 130.
Minister Agema:
De motie op stuk nr. 132 hebben we al gehad.
De voorzitter:
Ja. Ik ga ervan uit dat de motie op stuk nr. 131 voor de
staatssecretaris is.
Minister Agema:
De motie op stuk nr. 133 is oordeel Kamer.
De voorzitter:
Bij de motie op stuk nr. 133 noteren we "oordeel Kamer".
Minister Agema:
De motie op stuk nr. 134 moet ik ontraden. Ik had al gezegd: ik ga niet
over de cao. Ik mag me daar niet mee bemoeien. Ik zei ook al dat ik zie
dat de lonen van de apothekersassistenten achterlopen. In het IZA hebben
we met partijen de afspraak gemaakt dat de ova het startpunt van de
onderhandelingen is, waarop partijen onderbouwd op- of afslagen kunnen
doen. Daarnaast heeft de NZa handvatten over contractering opgesteld. De
NZa gaat begin volgend jaar de handvatten evenals het contracteerseizoen
evalueren. Mijn toezegging aan u is dat ik u daarover informeer in het
voorjaar van 2025.
De voorzitter:
Mevrouw Tielen, kort.
Mevrouw Tielen (VVD):
Ik had eigenlijk verwacht dat de minister deze motie zou overnemen. Er
staat: "de zorgverzekeraars en zorgaanbieders wijzen op de afspraken die
zijn gemaakt". Volgens mij kost dat niet zo heel veel moeite. En er
staat dat de minister ons informeert als er bij de NZa meldingen zijn.
Ik vraag helemaal niet om in te grijpen, maar ik vraag de minister wel
om er bovenop te zitten. Volgens mij geef ik haar heel simpele, niet
zulke moeilijke, dingen mee om ons te helpen ons doel te bereiken.
Minister Agema:
Het probleem ligt in de formulering van het dictum. Misschien kunt u
daar nog aanpassingen aan doen, bijvoorbeeld over het informeren dat ik
zou moeten doen naar aanleiding van de NZa-melding. Die melding wordt
bij mij gedaan, maar het is niet gebruikelijk dat ik elke melding aan de
Kamer meld. U zou het iets anders kunnen formuleren, wat minder stellig
op dit punt. U schrijft ook "verzoekt de minister om zorgverzekeraars en
zorgaanbieders te wijzen op deze IZA-afspraken." Dat heb ik al gedaan en
dat zal ik ook blijven doen, maar het zijn wel hún afspraken.
De voorzitter:
Heel kort en geen introductie meer, mevrouw Tielen.
Mevrouw Tielen (VVD):
Ja. Als het niet gebruikelijk is, en wij als Kamer de minister vragen om
dat wel te doen, om ons te informeren over die melding. Dat is toch niet
zo heel ingewikkeld?
Minister Agema:
Ik vind niet dat ik over moet gaan tot dit soort ongebruikelijke zaken,
omdat er dan op een gegeven moment van mij verwacht wordt dat elke
melding die bij mij binnenkomt ook doorgestuurd wordt. Ik heb het
voorstel gedaan dat mevrouw Thielen het net even anders formuleert. Dan
kan ik er opnieuw naar kijken en later nog een appreciatie nasturen.
Maar het is ongebruikelijk om eerst de aanmeldingen door te sturen.
De voorzitter:
Oké. We noteren "ontraden". Het is uiteraard aan de Kamer om daar
dinsdag een oordeel over te vellen.
Minister Agema:
De laatste motie, de motie op stuk nr. 135, valt onder de portefeuille
van de staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport. Deze motie is op
dit moment overbodig. Twee weken geleden mocht ik met de heer Bushoff de
expertisecentra postcovid openen. Afgelopen week heb ik nog met
C-support gesproken. Het probleem is dat we op dit moment niet weten wat
te doen. Van belang is dat op korte termijn duidelijk wordt welke
behandelingen effectief zijn. Op het moment dat in de expertisecentra is
vastgesteld welke behandelingen effectief zijn, worden ze uitgerold, en
niet andersom.
De voorzitter:
We noteren "overbodig" bij de motie op stuk nr. 135. Dan dank ik de
minister en ga ik door naar de staatssecretaris. Dan hebben we in ieder
geval nog de motie op stuk nr. 128.
Staatssecretaris Maeijer:
Ja, voorzitter. Ik heb de moties op stukken nrs. 128 en 131. Die gaan
beiden over de minimumtarieven in de fysiotherapie. Ik deel de zorgen
van uw Kamer. Het is van groot belang dat de fysiotherapie toegankelijk
blijft. Daar wil ik heel goed naar kijken. Om te zien welke maatregelen
gericht nodig zijn, is echt meer informatie nodig. Daarom ga ik
marktonderzoek doen. Ik verwacht de inzichten van het NZa-onderzoek rond
de zomer. Een van de uitkomsten zou kunnen zijn het aanpassen van de
tarieven, maar daar wil ik nog niet op vooruitlopen, en ik wil ook graag
breder kijken dan de tarieven. Ik wil de Kamer toezeggen dat ik haar
uiteraard zo snel mogelijk zal informeren, maar de
voorjaarsbesluitvorming en het debat over de Zorgverzekeringswet zijn
dan te vroeg. De moties op de stukken nrs. 128 en 131 zijn dan dus
ontijdig.
De voorzitter:
Mevrouw Dobbe, wilt u de motie op stuk nr. 128 aanhouden?
Mevrouw Dobbe (SP):
Daar gaan we nog even over nadenken.
De voorzitter:
Oké. Dan noteren we in ieder geval "ontijdig". Hetzelfde geldt voor de
motie op stuk nr. 131. Dan moet ik hetzelfde verzoek aan de heer Krul
doen. Kunnen wij "aanhouden" op de stemmingslijst noteren of niet?
De heer Krul (CDA):
Nee.
De voorzitter:
Dan zetten we deze op de stemmingslijst, maar dan hebben we de
argumentatie erbij gehoord, en als oordeel hebben ze dus ontijdig.
Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat. Ik
dank iedereen voor de aanwezigheid.
De beraadslaging wordt gesloten.