Debat over palliatieve zorg en stervensbegeleiding (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2024D46550, datum: 2024-11-27, bijgewerkt: 2024-11-28 10:20, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2024-11-27 19:45: Debat over palliatieve zorg en stervensbegeleiding (Plenair debat (debat)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Palliatieve zorg en stervensbegeleiding
Voorzitter: Vermeer
Palliatieve zorg en stervensbegeleiding
Aan de orde is het debat over palliatieve zorg
en stervensbegeleiding.
De voorzitter:
Ik hervat de vergadering voor het debat over palliatieve zorg en
stervensbegeleiding en ik heet van harte welkom de staatssecretaris voor
Langdurige Zorg en Maatschappelijke Zorg, mevrouw Maeijer, en natuurlijk
de Kamerleden. Ik geef graag het woord als eerste aan mevrouw Paulusma
van D66, die dit debat al op 12 maart dit jaar heeft aangevraagd. De
spreektijd is vijf minuten en ik stel voor maximaal vier interrupties
per Kamerlid in deze eerste termijn. Gaat uw gang.
Mevrouw Paulusma (D66):
Voorzitter, dank u wel. Ik begin met een persoonlijke anekdote, want ik
heb als oud-wijkverpleegkundige heel veel palliatieve zorg mogen
verlenen. Het is het mooiste dat ik in mijn vak heb kunnen doen, maar
het is ook het enige wat je maar één keer kan doen. Vandaar dat ik heel
blij ben dat we vanavond dit debat over dit onderwerp kunnen voeren. En
dan ga ik nu ook beginnen.
Voorzitter. Leven tot het laatst. Dat is de campagne die afgelopen
oktober van start is gegaan, met daarin de oproep van
gezondheidsorganisaties om aan te geven dat de vraag naar zorg als je
weet dat je niet meer beter wordt en aan jouw ziekte gaat overlijden,
heel normaal is en je kan helpen om een invulling te geven aan het leven
zoals jij dat wil, tot het einde. Dat D66 het belangrijk vindt dat
eenieder zelf invulling mag geven aan het leven en aan het sterven, dat
staat voorop. Het is belangrijk om het taboe op het praten over de dood
weg te nemen, zodat je goed kenbaar kunt maken wat jouw wensen en wat
jouw behoeften zijn. Regie op het leven en het levenseinde draagt bij
aan goede zorg.
Voorzitter. Ik wil de staatssecretaris bedanken voor de beantwoording
van onze eerder gestelde vragen. Er blijven echter nog een aantal punten
liggen waar ik vandaag graag bij stil wil staan, want er gaan een aantal
dingen echt niet goed in de palliatieve zorg. Dat was al zo toen ik erin
werkte, dus het wordt tijd dat we het verbeteren. Juist omdat het gaat
om mensen die niet alle tijd hebben, geeft dat extra onzekerheid en
verdriet bij patiënten en bij nabestaanden. Ik wil er vandaag vanwege de
beperkte spreektijd vier uitlichten: de budgetplafonds, problemen in de
hospicezorg, het gebrek aan één aanspreekpunt en palliatieve zorg in
opleidingen.
Voorzitter. Te vaak lezen we in de krant over een schrijnende situatie
waarin een patiënt vanwege een budgetplafond, organisatorische problemen
of de indicatie de deur wordt gewezen. De Algemene Rekenkamer gaf in
2021 al aan dat deze obstakels urgent moeten worden aangepakt. Mijn
vraag aan de staatssecretaris is wat mij betreft dan ook een heel
simpele: hoe zorgen we ervoor dat palliatieve patiënten geen nee meer
verkocht krijgen? Waar loopt het volgens haar spaak en welke oplossing
heeft zij zelf voor ogen?
Ook vanuit de hospicezorg horen we zorgelijke geluiden. Ik ben bij een
aantal hospices op werkbezoek geweest. Ze doen ontzettend waardevol werk
en ik weet ook dat de staatssecretaris dat weet en ook gezien heeft. Op
dit moment zijn er zo'n 1.200 bedden beschikbaar, maar om aan de vraag
te kunnen voldoen moet dat in rap tempo naar 1.800 bedden in 2040. Veel
van deze hospices draaien op de goede inzet van vrijwilligers en ook
daar is de situatie nijpend, want dit kabinet laat de subsidieregeling
voor deze waardevolle vrijwilligers niet meegroeien met de zorgvraag. Nu
heeft de staatssecretaris het amendement van de ChristenUnie en de SGP
voor volgend jaar omarmd en dat waardeer ik zeer, maar dit probleem
wordt natuurlijk alleen maar groter en dat plafond blijft staan. Dus
mijn vraag is hoe de staatssecretaris de urgente problemen gaat oplossen
op de korte, maar vooral ook op de lange termijn. Ik overweeg een motie,
maar ik hoop eigenlijk op een heel goede toezegging van de
staatssecretaris.
De hospices gaan er bij deze cijfers vanuit dat de rest van de zorg in
staat is om mensen op de plek van hun voorkeur te laten overlijden. Voor
veel mensen is dit thuis en dat gaat ook nu vaak niet goed. Maar de
helft van de mensen, de helft van de mensen, die thuis willen sterven is
dat gegund. Mensen worden bijvoorbeeld tegen hun wens in toch ingestuurd
naar de spoedeisende hulp. Ik zie hier een groot hiaat in de
samenwerking tussen zorgverleners en het gebrek aan één aanspreekpunt
voor patiënten en dierbaren. Omdat palliatieve zorg vaak over
verschillende disciplines is verspreid, is geen enkele zorgverlener
eindverantwoordelijk. Ook hier vraag ik welke oplossingen de
staatssecretaris voor ogen heeft.
Voorzitter. Eerder heb ik samen met de VVD, niet met de heer Bevers,
maar met zijn gewaardeerde ex-collega, mevrouw Hermans, een motie
ingediend om palliatieve zorg te betrekken in de opleiding van medische
professionals. Heel goed dat daarmee aan de slag wordt gegaan. Ook dat
waardeer ik zeer. Maar die opleiding is alleen voor nieuwe medische
professionals. Het programma voor bijscholing van de bestaande
professionals, O2PZ, loopt af. Wat gaat de staatssecretaris
doen om juist die belangrijke bijscholing wel in stand te houden?
Voorzitter. Ik sluit af. Sterven doe je maar één keer. Laten we er vaker
over praten. Laten we er vooral voor zorgen dat we het voor iedereen
beter maken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Mooi binnen de tijd. Als uw collega's dat ook gaan doen, dan
gaat dit heel soepel verlopen. Dan nu graag het woord aan mevrouw
Slagt-Tichelman van GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):
Ja, voorzitter, en dat ga ik proberen.
Voorzitter. De manier waarop je doodgaat is belangrijk. Je kunt het
immers maar één keer doen. Voor de rouwverwerking van de nabestaanden is
het ontzettend belangrijk dat het stervensproces zo goed mogelijk
verloopt. We willen graag onze complimenten geven aan alle zorgverleners
en vrijwilligers die betrokken zijn bij de terminale zorg. We hebben
meerdere punten om te bespreken in dit debat.
Als eerste. GroenLinks-PvdA vindt dat palliatieve zorg 24 uur per dag, 7
dagen per week en gedurende het hele jaar beschikbaar hoort te zijn.
Juist over de beschikbaarheid hebben we zorgen. De capaciteit van de
palliatieve-thuiszorgteams is een groot probleem. De budgetplafonds
zitten de beschikbaarheid van de palliatieve zorg in de weg.
Organisaties komen in de knel door de budgetplatfonds. Bij het
overschrijden van een plafond zou je contact moeten kunnen opnemen met
de zorgverzekeraar om tot een nieuwe afspraak te komen. Maar dat is in
de praktijk erg ingewikkeld en kan vertragend werken. Het zorgt er in de
praktijk voor dat kleinere organisaties met minder reserves failliet
gaan of zorg moeten weigeren. De druk op andere organisaties neemt toe.
Dit kan nog een tijd opgevangen worden, maar in november en december
wordt de druk soms te hoog.
Voorzitter. Die druk wordt ook gevoeld door vrijwilligers. Soms worden
vrijwilligers geconfronteerd met medische zorgtaken in de nacht, omdat
er niet genoeg zorgprofessionals waren om het rooster rond te krijgen.
Dat vinden wij echt geen goede zaak. Kan het kabinet een reflectie geven
op het feit dat zorgorganisaties niet in staat zijn hun werk goed te
kunnen doen wegens financiële belemmeringen en personeelstekorten? Welke
concrete oplossingen kunnen wij verwachten van dit kabinet? Kunt u
reflecteren op het bestaan van budgetplafonds in de palliatieve zorg?
Moeten er voor de palliatieve zorg wel budgetplafonds bestaan, of is het
beter als deze zorg daarvan uitgezonderd is?
Ik heb nog een andere korte vraag over de beschikbaarheid van medicatie,
van enkele patiënten die mij heel dierbaar zijn en momenteel palliatieve
zorg ontvangen. Zorgen hebben zij, als zij straks in de stervensfase
zitten en humaan willen overlijden, zonder te veel leed. Zij kregen te
horen dat de spierverslappende medicatie niet gegarandeerd leverbaar zou
kunnen zijn. Zij vrezen onnodig lijden. Wat voor concrete maatregelen
gaat dit kabinet hiervoor nemen?
Voorzitter. Ten tweede zouden wij graag een punt willen maken over de
"advance care planning"-gesprekken. Zulke "niet of
wel"-behandelgesprekken zijn heel waardevol. De patiënt bespreekt met de
behandelend arts zijn wensen, doelen en voorkeuren voor de zorg rondom
het levenseinde. Wat gaat dit kabinet doen om goede afstemming rondom de
"advance care planning"-gesprekken tussen de verschillende
beroepsgroepen vorm te geven? Hoe wordt ervoor gezorgd dat er goede
informatieoverdracht plaatsvindt?
Voorzitter. Ten derde hebben wij zorgen over de organisatie van nazorg
voor de nabestaanden. Dit is voor ons echt een belangrijk punt. Het
bieden van de juiste nazorg aan nabestaanden, als zij dit wensen, is
belangrijk. Nazorg wordt nu officieel niet gefinancierd voor de
thuiszorgorganisaties, maar het is, zoals ook benoemd, wel noodzakelijk
in de opleiding. Je bent momenteel afhankelijk van zorgverleners die dit
in hun vrije tijd willen doen of dit onder kantoortijd wegschrijven. De
vrijwilligers in de palliatieve terminale zorg ontvangen nu subsidie
voor de waardevolle ondersteuning in de laatste levensfase. Omdat het
gaat om één bedrag per inzet, kunnen zij soms ook beperkt nazorg bieden.
Dan gaat het om een nagesprek met nabestaanden in de thuissituatie of om
een herdenkingsbijeenkomst met hospiceleden, en dat wordt erg
gewaardeerd. Soms is er regionaal ook nog iets extra's haalbaar. Graag
zien we dit ingebed in de hele palliatieve zorg daar waar het nodig is.
Wat gaat het kabinet doen om dat mogelijk te maken?
Voorzitter. Tot slot nog een belangrijk punt. In de palliatieve
terminale zorg is het werk van vrijwilligers onmisbaar. Zij verzorgen en
ondersteunen cliënten in de palliatieve fase en zijn deze cliënten heel
nabij. Dit doen zij in hospices én bij cliënten thuis. Ze worden
getraind, begeleid en zo ook toegerust om mensen in hun laatste
levensfase nabij te zijn. Het kabinet heeft besloten het subsidieplafond
voor deze zorg te laten afnemen ten opzichte van afgelopen jaar. Daarom
hebben we samen met de ChristenUnie en de SGP een amendement bij de
begroting ingediend voor 2025. Wij willen dit subsidieplafond ook graag
in 2026 en de daaropvolgende jaren met de vraag mee laten stijgen. Wat
gaat de staatssecretaris doen om dit te regelen voor 2026 en verder?
De voorzitter:
Dank u wel. Dan ga ik verder met de volgende spreker: mevrouw Van der
Plas van BBB.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Voorzitter, burgers thuis en mensen op de publieke tribune … waar ik
alleen de politieagent zie. Zeer veel dank dat u hier weer zit om te
waken over onze veiligheid. Dat wordt zeer gewaardeerd.
In juni 2019 kreeg mijn man, Jan, de diagnose alvleesklierkanker met
uitzaaiingen in het buikvlies. Jan was een grote, vriendelijke en
vrolijke reus met altijd een brede of bulderende lach. Hij maakte
muziek, sportte en genoot van het leven. Jan was mijn rots en mijn
trots. Negen weken na de diagnose, op 21 september 2019, is hij
overleden. Hij noemde mij altijd Lien. "Lien, ik ben niet bang voor de
dood; ik ben bang voor de pijn." Dat zei hij vlak na de diagnose. Waar
hij het meest voor vreesde, gebeurde: een helse lijdensweg, die ik mijn
ergste vijand nog niet toewens.
Voorzitter. Waarom vertel ik u dit? Omdat wij volop hebben meegemaakt
wat palliatieve zorg en stervensbegeleiding is en hoe belangrijk dit is,
zowel voor de persoon die gaat overlijden als voor alle naasten. Hoe
raar het ook klinkt, in alle ellende prezen wij ons gelukkig met de
fantastische zorg en begeleiding die wij kregen van onze huisarts, de
verpleegkundigen in het ziekenhuis en uiteindelijk de
thuiszorgmedewerkers, die samen met ons Jan zo rustig mogelijk wilden
laten sterven, met zo weinig mogelijk pijn en in de omgeving waarin hij
zich het fijnste voelde. Jan stierf in alle rust op de plek waar hij het
liefste was: thuis, in zijn eigen bed. Dit was mogelijk dankzij de goede
zorg die hij en wij als familie kregen van de zorgmedewerkers en de
huisarts. Daar wil ik de mensen ook opnieuw voor bedanken. Jan kon in
rust sterven op de plek waar hij het gelukkigst was.
Voorzitter. Ik realiseer me dat mijn verhaal niet op zichzelf staat en
dat vele mensen in Nederland dit ook doormaken of doormaakten. Ik wil
hen vanaf deze plek heel veel sterkte wensen. Veel mensen hebben niet
het geluk dat wij in de donkerste dagen van ons leven wel hadden. Een
vredige dood mag namelijk geen kwestie zijn van geluk of willekeur. Het
is essentieel dat mensen overal in Nederland een vredige en waardige
dood kunnen sterven. Dit is helaas niet zo. Slechts de helft van het
aantal patiënten — mevrouw Paulusma gaf dat al aan — sterft op de plek
waarop ze gehoopt hadden. De verschillen per regio zijn groot. De
staatssecretaris zegt dat palliatieve zorg in alle regio's een
vanzelfsprekend onderdeel moet zijn van de reguliere zorg en dat hier
dit voorjaar vanuit het Nationaal Programma Palliatieve Zorg naartoe
moet worden gegroeid. Maar is er wel voldoende zicht op de ernst van het
probleem? Kan de staatssecretaris aangeven welke regio's het slechtste
scoren op palliatieve zorg en stervensbegeleiding, en wat de redenen
hiervoor zijn?
Dan kom ik ook op de budgetplafonds. Hiermee komt de rekening van het
beperken van de zorgkosten op het bordje van kwetsbare stervenden.
Hartstikke mooi dat de staatssecretaris ook vindt dat dit probleem
verholpen moet worden. Echter, de zin over "in overleg treden" doet mij
wel een beetje de wenkbrauwen fronsen. Er zijn al jaren, al decennia,
overleggen met zorgverzekeraars en dit hardnekkige probleem bestaat nog
steeds. Dus even concreet: wat zal de inzet van de staatssecretaris zijn
in deze overleggen? Kan de staatssecretaris toezeggen om in dit overleg
in te zetten op het schrappen van deze budgetplafonds in de palliatieve
zorg? Ik overweeg een motie op dit punt.
Ik zie mevrouw Slagt-Tichelman voor een interruptie.
Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):
Mevrouw Van der Plas gaf zelf al aan dat BBB deze budgetplafonds ook
niet wenselijk vindt in de palliatieve zorg. Stel dat alle Kamerleden
hun moties bundelen — meerdere Kamerleden hebben namelijk een motie in
voorbereiding — doet mevrouw Van der Plas dan mee?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Het moge duidelijk zijn dat ik, nog meer dan bij welk onderwerp dan ook,
echt zeer betrokken ben bij dit onderwerp. Dat betekent niet dat andere
dingen minder belangrijk zijn, maar het is wel storend dat er
budgetplafonds in de marktwerking zitten, zeg maar. Het mag niet zo zijn
… Ik vond het heel mooi wat mevrouw Paulusma zei, namelijk: dit kun je
maar één keer doen. Dat geldt niet alleen voor begeleiders,
vrijwilligers en thuiszorgmedewerkers, maar vooral ook voor families. En
zeker: je sterft maar één keer. Dan is het heel hard als hier
zorgplafonds in zitten, zo van: ja, sorry, u heeft de zorg al
opgebruikt, dus dan gaan we het niet meer vergoeden. Dat vind ik
eigenlijk onverteerbaar. Zoals ik altijd zeg, in elk debat: wij kijken
heel goed naar elke motie en elk voorstel. Ik wil eerst weten wat de
staatssecretaris hiervan vindt, maar dit is bij uitstek een facet van de
zorg waarvan wij vinden dat we die weg zouden moeten laten. Daar gaan we
dus zeer serieus naar kijken.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Misschien nog even ter informatie, of meer dan dat: er ligt al zo'n
motie uit 2017. Het is een motie van het lid Van der Staaij, waar een
heel groot deel van de Kamer onder staat, ook een zekere mevrouw Agema,
dus dat zou ook nog moeten helpen: geen omzetplafonds bij de zorginkoop
voor palliatieve, terminale zorg. Je vraagt je inderdaad af hoe het
mogelijk is. We hebben dat al zo lang geleden uitgesproken. Moet onze
inzet hier niet vooral zijn: ga die motie uitvoeren? Hoe kan het dat we
nog steeds tegen omzetplafonds aanlopen?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik ga ervan uit dat dit dan een aangenomen motie is. Een aangenomen
motie moet naar mijn weten gewoon uitgevoerd worden. In 2017 zat ik hier
nog niet in de politiek, dus ik heb niet gevolgd wat er precies met die
motie is gebeurd. Ik zou de staatssecretaris op het hart willen drukken:
dit moet gewoon anders. Dit is te belangrijk om niet te doen. Nogmaals,
zo zeg ik tegen mevrouw Slagt-Tichelman: wij gaan daar ook serieus naar
kijken.
Voorzitter. Er is in Nederland gelukkig veel wel goed geregeld in de
palliatieve zorg. Zo zijn er specialistische teams in steeds meer
ziekenhuizen. Echter, de doorverwijzingen groeien maar mondjesmaat. Uit
onderzoek van dr. Boddaert, die op het onderwerp promoveerde, blijkt dat
slechts een kwart van de ziekenhuispatiënten met een complexe
palliatieve zorgbehoefte door een specialistisch team wordt gezien. De
staatssecretaris stelt dat het een onderdeel van de strategische agenda
is om ervoor te zorgen dat bij complexe palliatieve zorg voldoende
specialistische palliatieve zorg beschikbaar is. Dat is echter geen
antwoord op onze vraag. Erkent de staatssecretaris dat veel patiënten in
het ziekenhuis buiten de boot vallen? En hoe verwacht de
staatssecretaris dat de strategische agenda daar concreet verandering in
gaat brengen?
Voorzitter. Ik wil het debat afsluiten met een citaat uit het artikel
naar aanleiding waarvan het debat is aangevraagd. "Palliatieve zorg zou
geen onzeker woud van regels moeten zijn, je moet erop kunnen vertrouwen
dat je in de laatste dagen van je leven goede zorg krijgt." Die goede
zorg kunnen we alleen realiseren als we vertrouwen in de zorgverleners
weer leidend laten zijn. Controledwang vanuit zorgverzekeraars creëert
enkel schijnveiligheid en helpt onze kwetsbare stervenden niet. Ook al
komt de brief hierover pas in december, ik zou onze staatssecretaris
toch nu al graag om een reflectie willen vragen. Welke mogelijkheden
ziet de staatssecretaris om de regie over de palliatieve zorg weg te
halen bij de zorgverzekeraars en weer terug te leggen bij de
zorgprofessionals?
Als allerlaatste wil ik ook die vrijwilligers een hart onder de riem
steken, die mensen helpen naar een waardig levenseinde.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Wellicht geen interruptie, maar ik wil mevrouw Van der Plas heel erg
bedanken voor haar persoonlijke verhaal. Dat raakte mij. Ik denk dat zij
gesproken heeft voor velen. Ik heb het ook herkend als
oud-wijkverpleegkundige. Dus ik wil mevrouw Van der Plas gewoon
bedanken.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dat waardeer ik heel erg. Dank u wel.
De voorzitter:
Dan gaan we verder met de heer Ceder van de ChristenUnie, als hij zover
is.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil mevrouw Van der Plas ook bedanken voor
het vertellen van haar eigen verhaal. Dit is een onderwerp dat gaat over
mensen, en zo'n verhaal laat dat ook weer zien. Dus dank daarvoor.
Voorzitter. Geneeskunde is soms genezen, vaak verlichten, maar altijd
troosten. In de zestiende eeuw werd deze wijsheid opgeschreven. In deze
eenentwintigste eeuw mogen we ons die nog steeds ter harte nemen. Voor
de palliatieve zorg, de zorg in de laatste levensfase, geldt dat des te
meer. Waar genezing niet meer mogelijk is, kan een zorgverlener vaak de
pijn verlichten, maar in ieder geval altijd troost bieden. In de laatste
fase van het leven kunnen we en kan de medische wetenschap soms alleen
maar troost bieden. Dan is het des te belangrijker dat je ingebed bent
in een warme en zorgende omgeving. Palliatieve zorg is iets van de
gehele samenleving. Helaas, zo hebben we net gehoord, is dat niet
iedereen gegeven in de laatste fase. Dat is dieptriest.
Goede palliatieve zorg omvat veel meer dan goede medische zorg alleen.
We hebben ook een opgave in de samenleving. Het is nodig om draagvlak te
creëren in verschillende plaatsen — dat laat een recent geval in
Bloemendaal zien — zodat het besef dat het leven eindig is niet uit alle
macht wordt weggestopt maar soms ook te zien is in je nabije omgeving.
De staatssecretaris werkt aan het vergroten van de bewustwording van de
palliatieve fase en de palliatieve zorg. Welk idee heeft zij om ook bij
de jongere generatie het bewustzijn te vergroten? Een mooi voorbeeld is
een bezoek van scholieren aan een hospice, zoals bij Hospice Bardo in
Hoofddorp gebeurt. Kan dat misschien beter bekend worden?
Palliatieve zorg draait om nabijheid en aandacht voor het wegnemen van
angsten, door tijdig sympathiek gebrachte informatie te geven en door
het te hebben over existentiële noden, en veel minder om puur medische
ingrepen en zo geruisloos mogelijk sterven. Voor zulke palliatieve zorg
is dus niet alleen medisch goede kennis nodig — dat is belangrijk — maar
ook een warme gemeenschap van vrijwilligers, familie, de buurt. Als
vrijwel iedereen thuis wil overlijden, dan moeten we die thuisomgeving
zo veel mogelijk versterken als kan. Als we weten dat slechts 5% van de
tijd van het laatste levensjaar in de medische setting wordt
doorgebracht, en dus 95% daarbuiten, is het nodig om sterke
gemeenschappen te bouwen die om een terminaal persoon heen kunnen staan.
Gelukkig zijn er veel vrijwilligers actief in de palliatieve en
terminale thuiszorg.
Het subsidiebudget zou wat het kabinet betreft komend jaar per persoon
lager uitvallen. Het amendement dat mijn fractie met de SGP en
GroenLinks-PvdA heeft ingediend, krijgt van deze staatssecretaris
oordeel Kamer. Dus ik neem aan dat dit amendement volgende week unaniem
wordt aangenomen. Ik heb er nog wel een aantal vragen over. Wanneer
krijgen hospices het bericht over het verhoogde budgetplafond? Hoe snel
kan de staatssecretaris het amendement hebben verwerkt en de subsidies
verstrekken? De vrijwilligers en de hospices maken zich nog zorgen en
zien graag spoedig bericht van deze staatssecretaris. Dat begrijpen we
ook wel. Wat kan de staatssecretaris hierop toezeggen?
Hoewel deze subsidie niet bedoeld is om kostendekkend te zijn en
hospices draaiend te houden, en dat ook niet nodig is, is het wel goed
als de hoogte van de subsidie in lijn is met het aantal aanvragen. De
bekostigingssystematiek is nu zo dat er wordt gekeken naar het aantal
cliënten van de afgelopen drie jaar. Ziet de staatssecretaris ook dat je
hierdoor altijd achter de feiten aan loopt? Zou een andere
bekostigingssystematiek niet beter zijn, een die al rekening houdt met
de toenemende vraag door bijvoorbeeld de vergrijzing waarvan we weten
dat die er is? Met bevolkingsprognoses moet daar toch een inschatting
van te maken zijn, dacht onze fractie. Ik ben benieuwd hoe de
staatssecretaris hiernaar kijkt.
Voorzitter. Ik wil ook het punt aanstippen van bezuinigingen op
thuiszorg in hospices. Vandaag maakte VPTZ, Vrijwilligers Palliatieve
Terminale Zorg, bekend dat uit een enquête blijkt dat bijna alle
zorgverzekeraars bezuinigen op het aantal uren dat een
thuiszorgorganisatie kan inzetten in een Bijna Thuis Huis. Is de
staatssecretaris hiervan op de hoogte? Vindt zij dit ook kwalijk? Alles
kan toch niet zomaar op vrijwilligers worden afgeschoven? Graag een
reactie.
Voorzitter. In schril contrast met de liefdevolle zorg die er kan zijn
rond een sterfbed staat sterven in eenzaamheid in een
zelfdodingsmachine. De Coöperatie Laatste Wil wil deze machine naar
Nederland halen. Wij hebben hier juridische, ethische en medische
bezwaren tegen. Ik gebruik sterke woorden: wij vinden het zelfs
verwerpelijk en gevaarlijk. Kan de staatssecretaris uit naam van het
hele kabinet mij garanderen dat dit niet gaat gebeuren in Nederland, dat
het hoofdlijnenakkoord wordt gevolgd en dat dit wordt verboden? Het
lijkt me toch dat dit strafbaar is.
Voorzitter. Tot slot. De staatssecretaris is langsgeweest bij
Kinderhospice Binnenveld en kent de zorgen die daar worden ervaren
rondom kinderen die 18 jaar worden. Een hospice is eigenlijk geen goede
plaats voor hen, maar ze kunnen ook niet goed ergens anders heen. De
staatssecretaris wil haar uiterste best doen, waarvoor dank. Ik wil haar
ook aanmoedigen om creatief te zijn en deze kwetsbare groep zo goed
mogelijk te helpen, als er geen oplossing binnen de gebaande paden is.
Kan de staatssecretaris daar haar ideeën over delen?
Dank u wel, voorzitter. Tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we verder met mevrouw Joseph van Nieuw Sociaal
Contract.
Mevrouw Joseph (NSC):
Dank u wel, voorzitter. 1% van Nederland leeft in het jaar dat hij of
zij gaat sterven. Hij is gemiddeld 80 jaar oud, zij is 83 jaar. De
meesten sterven aan dementie en ook een groot aantal aan longkanker, een
beroerte of hartziekten. De meeste mensen overlijden in een ziekenhuis
of een hospice, of anders in een verpleeghuis of thuis.
We kunnen nog veel meer vertellen over gemiddeldes en algemeenheden.
Toch is elke palliatieve fase en ook elk overlijden een uniek verhaal
van een uniek mens en een unieke situatie. Goede palliatieve zorg begint
bij een goed gesprek in de maatschappij en in de politiek, maar in het
bijzonder tussen zorgverlener en patiënt, en vooral ook bij een tijdig
gesprek. Dat lijkt zo simpel, maar blijkt in de praktijk toch vaak best
moeilijk. Ik zeg daarmee niets ten nadele van de zorg. Wij mogen ons in
Nederland rijk rekenen met uiterst bevlogen, hardwerkende zorgverleners
die uitstekende palliatieve zorg verlenen. Dat kan echt het verschil
maken in de laatste levensfase. Ik noem ook alle vrijwilligers die zich
met zoveel hart inzetten voor de laatste levensfase van de medemens. Wij
zien dat de staatssecretaris ook werk wil maken van het goede gesprek.
Zo is onlangs de campagne Leven tot het laatst gestart, met als doel
meer maatschappelijke bewustwording.
Ook wil de staatssecretaris palliatieve zorg verankeren in de
opleidingen en de bij- en nascholingen. Wij hebben daar een paar vragen
over. Kan de staatssecretaris aangeven waarom palliatieve zorg nog niet
is verankerd in de zorgopleidingen en wat momenteel de beperkende
factoren zijn om die wél te verankeren? Heeft de staatssecretaris
hierover al overleg gehad met de minister van OCW, zoals zij heeft
toegezegd? Zo niet, wanneer gaat dat gesprek plaatsvinden? Zo ja, kan
zij hier misschien een terugkoppeling van geven?
Maar werken aan een goed gesprek is niet voldoende. Wij krijgen veel
signalen uit de praktijk dat het knelt in de palliatieve zorg. Vanuit de
wijkverpleging horen wij dat de urennormen echt kunnen knellen en dat
het vaak ingewikkeld blijkt om kortdurende acute terminale zorg vergoed
te krijgen of überhaupt te kunnen leveren, met schrijnende gevallen tot
gevolg. Wij zijn dan ook blij dat een van de zorgverzekeraars, Zilveren
Kruis, heeft aangegeven een verzoek tot verruiming van de zorg voor
palliatief-terminale patiënten voortaan altijd te honoreren, zodat die
zorg gewoon opgestart kan worden, zonder het risico dat die niet vergoed
wordt. Onze vraag aan de staatssecretaris is hoe zij kijkt naar die
stap, of zij kansen ziet dat dit navolging krijgt bij andere
zorgverzekeraars en of en hoe zij dit wil stimuleren.
Dan de zorgplafonds; er is al een paar keer over gesproken. We horen uit
het veld dat die nog steeds een probleem zijn en we vragen ons af hoe
dat kan. Je kan toch niet de boodschap verkopen dat je beter niet in
december kunt overlijden omdat er misschien nog wel bedden en personeel
zijn, maar de kosten niet meer vergoed worden omdat er een zorgplafond
is? Ik wil de staatssecretaris vragen of zij kan uitleggen hoe zij denkt
dat een zorgplafond een bijdrage levert aan passende zorg. En zo ja,
welke bijdrage is dit dan precies?
Verder krijgen we uit de wijkverpleging signalen dat nazorg nu niet
wordt gefinancierd. Mensen zijn afhankelijk van goedwillende
zorgverleners die dit — om het zo te zeggen — even in hun vrije tijd
doen, terwijl nazorg een belangrijk stuk is van de palliatieve
zorgverlening. Kan de minister ervoor zorgen dat zorgverleners
bijvoorbeeld tot twee weken na het overlijden van een cliënt tijd kunnen
schrijven voor nazorg aan de nabestaanden en mantelzorgers?
Verder hebben wij nog de nodige schriftelijke vragen gesteld over
knelpunten in ziekenhuizen. Is de staatssecretaris het met de fractie
van Nieuw Sociaal Contract eens dat dit soort knelpunten van urennormen,
indicatiestellingen, zorgplafonds, nazorg en de knelpunten in
ziekenhuizen nooit het probleem mogen zijn van zowel de patiënt als de
zorgverlener? Kan de staatssecretaris met een oplossing komen voor deze
knelpunten? Hierbij heb ik gelezen dat de staatssecretaris in brieven in
december op veel punten wil terugkomen, maar kan zij misschien alvast
een tipje van de sluier oplichten: wat mogen we aan oplossingen
verwachten, en wanneer?
Tenslotte wil onze fractie ook aandacht vragen voor het goeie werk van
de vele vrijwilligers in de palliatieve zorg. De vrijwilligers krijgen
via de organisatie VPTZ een opleiding, om vervolgens de patiënt en
familie thuis of in een hospice bij te staan. De staatssecretaris heeft
aangegeven dat er extra geld komt voor de VPTZ Academie. We vroegen ons
af hoeveel geld de staatssecretaris hiervoor gaat vrijmaken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef graag het woord aan de volgende spreker, de heer
Bevers van de VVD.
De heer Bevers (VVD):
Dank, voorzitter. Dank aan de staatssecretaris voor het beantwoorden van
de schriftelijke vragen. Wij kijken ook uit naar de voortgangsbrief van
december. Ik ga geen vragen en opmerkingen van mijn collega's herhalen,
dus ik zal vanavond wellicht iets beschouwender zijn.
Voorzitter. "Het is tijd om fysiek comfort te bieden, om tot acceptatie
te komen en vrede te sluiten met jezelf. Knuffel veel en herstel
gebroken relaties. Het is tijd om liefde te geven en liefde te
ontvangen, met waardigheid." Respectvolle palliatieve zorg faciliteert
dit. Met het voorgaande citaat van de Indiase arts Rajagopal eindigde ik
mijn betoog bij de behandeling van de begroting in 2023. Nu begin ik
ermee, omdat deze uitspraak nog niets van zijn kracht en betekenis heeft
verloren.
Over herstel en verbinding las ik vorige week een column van internist
en oncoloog Sabine Netters op de website van Carend. Ze beschrijft de
laatste levensfase van een 64-jarige man. Hij zegt zelf: ik heb niet
zo'n best leven geleid, veel kapot gemaakt, en niet alleen mezelf. Hij
blijkt al twintig jaar geen contact meer te hebben met zijn enige zus.
Ondanks de voelbaar verstoorde verhouding gaat Netters toch op zoek naar
de zus. Na een gesprek en de nodig twijfel zegt zij toch toe om hem te
willen bezoeken: "Het is en blijft mijn kleine broertje." Netters
concludeert: soms is het leven zo verrot dat mensen pas op het laatst
een kans zien om weer verbinding te maken, een kans om iemand die
belangrijk was nog één keer te zien.
Ik begrijp heel goed dat niet alle schade en littekens van het leven
kunnen worden hersteld. Soms is de pijn van wat we elkaar hebben
aangedaan en wat er is beschadigd, eenvoudigweg te groot. Ik heb echter
slechts een voorbeeld willen geven dat, daar waar dat mogelijk is, het
zeker de moeite waard is om te proberen zo'n verbroken relatie te
herstellen. Het kan onderdeel zijn van het proces van zinvol afscheid
nemen.
Voorzitter. We horen wel vaker de opmerking: voegen we tijd toe aan het
leven, of leven aan de tijd? Hiermee wil ik aangeven dat palliatieve
zorg meer is dan alleen de fysieke en medische kant van het proces van
sterven. Vanzelfsprekend zijn fysiek comfort, bestrijding van onnodige
pijn en het kunnen sterven op de plek die jij hebt uitgekozen, van enorm
groot belang. Maar evenzogoed is het emotionele proces van betekenis.
Soms zijn dat hele grote stappen, zoals ik in mijn voorbeeld heb willen
aangeven. En soms zijn het kleine vragen en antwoorden. Ik herinner mij
nog dat op het moment dat mijn ouders overleden, ruim twintig jaar
geleden, het zowel voor hen als voor mij de belangrijkste vraag was of
alles was gezegd. Het positieve antwoord gaf rust, zowel bij hen als bij
mij.
Voorzitter. Al langer is de VVD pleitbezorger van goede palliatieve
zorg, samen met andere collega's en andere partijen in de Kamer. Hierbij
proberen wij het belang van die goede zorg te benadrukken, maar erkennen
wij ook dat er nog stappen gezet moeten worden om deze zorg mogelijk
verder te verbeteren. Zo is bijvoorbeeld in mei 2024 een motie van
mevrouw Paulusma en mijn voormalige collega mevrouw Hermans aangenomen
om te kijken of en hoe de palliatieve zorg binnen bestaande
zorgopleidingen een structurele plek kan krijgen. Het kabinet heeft deze
motie omarmd. Daarnaast wordt door dit kabinet onderzocht hoe bestaande
wetgeving kan worden aangepast om deze zorg verder in te voeren en te
verbeteren. Ik pleit daarbij ook voor voldoende en nodige aandacht voor
de rol van huisarts, wijkverpleging en ook de sociale omgeving.
Ten slotte heeft dit kabinet in de begroting van 2025 aangegeven dat de
eerder vastgestelde impulsmiddelen van 150 miljoen euro beschikbaar
blijven.
Voorzitter. Goede palliatieve zorg betekent voldoende en vooral snelle
beschikbaarheid van de nodige hulp- en geneesmiddelen, genoeg capaciteit
aan hospiceplaatsen en geen gedoe rondom budgetplafonds of een
terminaliteitsverklaring. Die laatste is een verklaring van een
behandelend arts om in aanmerking te komen voor een vergoeding van de
zorgverzekeraar voor palliatieve zorg, thuis of in een hospice. Meestal
is deze verklaring niet meer noodzakelijk, maar toch krijgen wij
signalen dat bij sommige zorgverzekeraars de patiënt toch nog zelf moet
zorgen voor de aanvraag of de verlenging van de
terminaliteitsverklaring. Samen met de vraag hoe de zorgverzekeraar daar
vervolgens mee omgaat, levert dat veel onnodige extra stress op. Daarom
roepen we de staatssecretaris op om de nodige stappen te zetten om de
onvolkomenheden van de palliatieve zorg die we in de volle breedte soms
nog zien, weg te nemen.
Ik rond af. De VVD is doordrongen van het belang van goede en
zorgvuldige palliatieve zorg. Het is voor mensen in de laatste
levensfase en voor mensen om hun heen van groot belang om goed afscheid
te kunnen nemen. Daarbij horen goede medische begeleiding en goed
handelen, maar ook voldoende aandacht voor het proces van sterven. De
patiënt, zorgvuldige zorg en het vertrouwen in de zorgverleners moeten
voorop blijven staan.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank wel. Dan gaan we verder met de volgende spreker, de heer Van Dijk
van de SGP.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik begin met een gedicht van Judith Herzberg. Het heet
Ziekenbezoek.
Mijn vader had een lang uur zitten zwijgen bij mijn bed.
Toen hij zijn hoed had opgezet
zei ik, nou, dit gesprek
is makkelijk te resumeren.
Nee, zei hij, nee toch niet,
je moet het maar eens proberen.
Tot zover Judith Herzberg. Iedereen die weleens geconfronteerd werd met
ernstig lijden of met het naderende sterven, en wie van ons werd dat
niet, herkent de situatie die Judith Herzberg zo treffend verwoordt. Wat
moet je zeggen als je je geliefde ziet lijden? Het doet denken aan het
Bijbelse verhaal over Job. Job verloor werkelijk alles wat hij had: zijn
gezin, huis, bedrijf. Als zijn vrienden komen om Job te troosten,
zwijgen zij. Ze verdrijven de stilte niet, maar lijden zwijgend mee. Ze
hebben letterlijk compassie.
Voorzitter. Vandaag spreken we over palliatieve zorg en
stervensbegeleiding. Dit is voor de SGP en alle fracties hier een
belangrijk onderwerp. Voor wie hier op aarde niet lang meer te leven
heeft, kan zorg en ondersteuning niet goed genoeg geregeld zijn. Het is
positief dat in het regeerprogramma warme woorden zijn gewijd aan
palliatieve zorg. Ik citeer: "palliatieve en terminale zorg moeten een
vanzelfsprekend onderdeel worden van reguliere zorg". De SGP is het
daarmee eens. Het blijkt echter nog een beetje onduidelijk hoe de
staatssecretaris hier invulling aan gaat geven. Zij wil, zo blijkt uit
de antwoorden van het schriftelijk overleg, naast het Nationaal
Programma Palliatieve Zorg, ook een eigen visie en een agenda opstellen.
En ze wil ook al iets laten terugkomen in het aangepaste Integraal
Zorgakkoord.
Het probleem van de palliatieve zorg is echter juist de versnippering.
Kan de staatssecretaris duidelijk maken wat zij precies verwacht van
haar eigen visie en agenda? En kan zij aangeven welke aspecten van
palliatieve zorg zij op korte termijn wil betrekken bij het uitgebreide
Integraal Zorgakkoord? Worden hierbij in ieder geval ook concrete acties
opgenomen om ervoor te zorgen dat er in medische vervolgopleidingen
aandacht wordt besteed aan palliatieve zorg? Kan ze al meer vertellen
over de gesprekken die zij voert met zorgverzekeraars over omzetplafonds
bij palliatieve zorg? Bij de begroting heb ik daar ook naar gevraagd. Ik
was blij om te horen dat dit vrijwel altijd goed gaat, maar het gaat
niet altijd en niet overal goed. Daarom is het goed dat de
staatssecretaris dit onderwerp blijft agenderen.
In het licht van de warme woorden in het regeerprogramma was het
merkwaardig dat er volgend jaar minder geld beschikbaar dreigde te zijn
voor vrijwilligers in de palliatieve zorg. Bij de begrotingsbehandeling
— ook dat is al aangehaald — heb ik samen met mevrouw Bikker een
amendement hierop ingediend. Ik ben blij dat dit amendement een positief
oordeel van de staatssecretaris kreeg.
Maar vandaag was er een alarmerend persbericht van VPTZ: vrijwel alle
zorgverzekeraars in ons land bezuinigen voor 2025 al op het aantal uren
dat een thuiszorgorganisatie kan inzetten in het Bijna Thuis Huis, de
hospicevorm. Collega Don Ceder wees er ook al op. Blijkbaar zijn ze nog
niet goed op de hoogte van het amendement, dat naar alle waarschijnlijk
aangenomen gaat worden. Dit kan niet waar zijn! Heel graag een reflectie
van de staatssecretaris op dit schokkende bericht, naar aanleiding van
een enquête onder zorgverzekeraars. Ik vraag van de staatssecretaris om
de financiering van palliatieve en terminale zorg en geestelijke
verzorging thuis structureel te waarborgen voor 2026 en daarna. Dat
geeft zekerheid en duidelijkheid aan de organisaties die het
betreft.
Voorzitter. De SGP heeft consequent bepleit om te komen tot een
eenduidige bekostiging van palliatieve zorg. De bekostiging van
palliatieve zorg is heel erg versnipperd. Via de wijkverpleging, via de
langdurige zorg, via subsidies; noem maar op. Al die financiële en
administratieve schotten staan goede palliatieve zorg vaak in de weg. De
SGP wil daarom dat de staatssecretaris werkt aan eenduidige
financiering. Welke doelstellingen stelt de staatssecretaris zichzelf,
zowel inhoudelijk als qua tijdsplanning, om een integrale financiering
van de palliatieve zorg vanuit één wettelijk kader tot stand te
brengen?
Mijn laatste punt. Omdat de meeste mensen thuis overlijden, zijn
huisartsen nauw betrokken bij palliatieve zorg. Zij voeren dus geregeld
gesprekken met hun patiënten over de wensen en verwachtingen rondom het
levenseinde. In de medisch-specialistische zorg worden soortgelijke
gesprekken in het kader van proactieve zorgplanning vanaf 2025 vergoed.
Is de staatssecretaris bereid om te kijken of ook behandelwens- of
levenseindegesprekken die huisartsen voeren, overal kunnen worden
vergoed?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
U ook bedankt. We gaan verder met de achtste spreker van vandaag, de
heer Thiadens van de PVV.
De heer Thiadens (PVV):
Voorzitter. Vandaag hebben we het over palliatieve zorg en
stervensbegeleiding, een wezenlijk onderdeel van onze levensloop. In het
regeerprogramma is hierover opgenomen dat palliatieve en terminale zorg
een vanzelfsprekend onderdeel moeten worden van de reguliere zorg. Daar
ben ik het van harte mee eens. Ik kijk dan ook uit naar de
wetswijzigingsvoorstellen van het kabinet om dit mogelijk te
maken.
We hebben onlangs schriftelijk overleg gehad, waarin veel van onze
vragen zijn beantwoord. Dank daarvoor. Toch is er nog genoeg te
bespreken. Graag deel ik met uw Kamer mijn persoonlijke ervaring met
palliatieve zorg. Mevrouw Van der Plas deed dat ook al. Ik sluit daar
graag bij aan. In 2018 ging de gezondheid van mijn schoonvader
plotseling en totaal onverwachts snel achteruit. Na een ziekenhuisopname
verhuisde hij al na een paar weken naar een hospice voor de laatste
levensfase. Natuurlijk is dit een droevige en definitieve fase. Wat mij
echter het meest is bijgebleven, is de serene rust en de liefdevolle
verzorging, door veelal vrijwilligers. Ik was eigenlijk verrast dat
palliatieve zorg voor een groot deel op vrijwilligers draait; 14.500
deskundige vrijwilligers, heb ik begrepen. Wat een fantastische mensen.
Als de laatste levensfase om wat voor reden dan ook thuis niet gewenst
is, of simpelweg niet kan, dan is een hospice echt een uitkomst.
Mijn vader, Arend-Martin, is vorig jaar daarentegen thuis gestorven. De
palliatieve zorg werd gedaan door een fantastische verpleegkundige, die
niet alleen oog en aandacht had voor mijn vader, maar ook de familie
bleef informeren en geruststellen. Misschien heb ik geluk gehad, maar ik
wens iedereen goede palliatieve zorg toe.
Voorzitter. De PVV-fractie is daarom blij dat er breed wordt ingezet om
de verankering van palliatieve en terminale zorg in de reguliere zorg te
bewerkstelligen. De campagne Leven tot het laatst is een prachtig
voorbeeld om palliatieve zorg voor iedereen in Nederland bespreekbaar en
vanzelfsprekend te kunnen maken. Het is daarom ook goed dat uit de
beantwoording van de regering bleek dat er verschillende initiatieven
lopen voor een structurele bekostiging van palliatieve zorg en voor het
wegnemen van knelpunten in die bekostiging. Per 2025 gaat de betaaltitel
in voor proactieve zorgplanning in ziekenhuizen. Is er al iets te zeggen
over hoe deze eruit gaat zien en door wie deze proactieve zorgplanning
zal worden uitgevoerd?
Voorzitter. Mijn fractie is blij dat de staatssecretaris er werk van
maakt dat omzetplafonds in de toekomst geen gevolgen meer mogen hebben
voor mensen die palliatieve zorg nodig hebben. Het is daar al uitgebreid
over gegaan; het speelt al sinds 2017, begreep ik vanavond. Het is
schrijnend dat blijkt dat dit helaas nog niet altijd realiteit is. We
zien het verloop en het opnemen ervan in het Integraal Zorgakkoord dan
ook graag tegemoet. Overigens kreeg ik onlangs bericht van een grote
verzekeraar — het is vanavond ook al genoemd — dat deze stappen zet om
omzetplafonds uit te bannen. Hopelijk volgen meer zorgverzekeraars dit
voorbeeld.
Voorzitter. In het werkveld blijkt dat er soms lange wachtlijsten
bestaan voor een plaats in een hospice. Met regelmaat verblijven mensen
in een hospice die eigenlijk beter op hun plek zouden zijn in een
verpleeghuis. Echter, we weten allemaal dat ook verpleeghuisplekken
schaars zijn en dat er meer dan 21.000 mensen op de wachtlijst staan. De
thuiszorg kan vanwege de zorgzwaarte en het personeelsgebrek de zorg
thuis steeds vaker niet meer leveren. Bij gebrek aan een plek in een
verpleeghuis is dan soms een vrij bed in een hospice een laatste
oplossing voor deze mensen. De oplossing ligt niet alleen in de
palliatieve zorg, maar overstijgt meerdere domeinen. De keten stagneert.
Daarom is het goed dat de Strategische agenda Transformatie palliatieve
zorg er is, waarmee zorgverleners met elkaar gaan samenwerken, over de
muren, of schotten, heen. Het ministerie bevordert deze transformatie.
Kan de staatssecretaris al bemoedigende resultaten hiervan terug
melden?
Voorzitter. Ten slotte wil ik markeren dat december, wat al volgende
week is, een belangrijke maand is, waarin we verschillende rapporten,
tussenevaluaties en een brief van de staatssecretaris tegemoet mogen
zien. Wij kijken hier uiteraard naar uit, en zullen alle mooie intenties
kritisch blijven volgen.
Dank, voorzitter.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank aan de heer Thiadens, die hier toch een persoonlijk verhaal
neerlegt, wat heel moeilijk is. Mevrouw Van der Plas deed dat ook, en
dat maakt het toch wel een heel bijzonder en mooi debat wat we voeren
vandaag, met heel veel overeenstemming.
Ik wilde toch even doorvragen op de budgetplafonds. Daar is het
inderdaad al veel over gegaan, en gelukkig is er ook heel veel
overeenstemming over dat die er zeker in de palliatieve zorg niet zouden
moeten zijn; al vinden wij dat dit geldt voor de hele zorg. Maar in
hoeverre vindt de PVV dat het vrijblijvend zou moeten zijn dat die
budgetplafonds verdwijnen? Als een zorgverzekeraar aangeeft dat hij dat
niet meer wil, dat hij dat wil uitbannen, en de hoop wordt uitgesproken
dat anderen dat ook doen, moeten we dan niet gewoon allemaal zeggen "weg
daarmee, uit de palliatieve zorg"?
De heer Thiadens (PVV):
Volgens mij heeft de Kamer zich er al in 2017 over uitgesproken: weg met
de budgetplafonds. Ik vraag me dan ook serieus af waarom dat zeven jaar
later nog steeds niet is gebeurd. Het is natuurlijk van de zotte dat je,
als je in september, oktober of november palliatieve zorg nodig hebt en
daarvoor aanklopt, te horen krijgt dat de budgetten op zijn, terwijl je,
als je daar in januari, februari of maart voor aanklopt, een grote kans
hebt om in de prijzen te vallen en palliatieve zorg te ontvangen. Dat is
natuurlijk van de zotte in een land als Nederland; dat ben ik helemaal
met mevrouw Dobbe eens.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dat is heel goed om te horen. Dan hoop ik dat we inderdaad vanavond nog
de aansporing kunnen doen dat we echt van de budgetplafonds af
willen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we verder met de volgende spreker. Dat is mevrouw
Dobbe, maar nu vanachter het spreekgestoelte.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ik zei het net al: wij voeren vandaag een heel
bijzonder en belangrijk debat over een heel bijzondere vorm van zorg.
Wij willen volgens mij allemaal dat die vorm van zorg goed is geregeld
voor iedereen, maar wij zien ook allemaal dat het nog heel veel beter
kan. Dat willen wij ook allemaal.
In de afgelopen maanden alleen al — eigenlijk al sinds 2017 — hebben we
een aantal alarmerende berichten over de palliatieve zorg gezien. We
zagen de blokkade in de Amsterdamse zorgketens door de omzetplafonds,
waardoor de palliatieve zorg in de knel kwam. RTL beschreef hoe
Natasja's terminale vader nachtzorg misliep op zijn sterfbed door een
omzetplafond. Daar willen wij hier volgens mij allemaal van af. Je kunt
beter niet doodgaan in november of december, of zelfs al in september,
omdat dan het budgetplafond van de zorgverzekeraar misschien op is. Je
kunt dan geen zorg of plek krijgen, niet omdat die er niet zijn, maar
omdat de zorg vanwege het bereiken van een budgetplafond niet mag worden
ingezet door de zorgverzekeraar. Ik vind dat heel pijnlijk, verdrietig
en schrijnend, net als iedereen hier. Het mag denk ik niemand overkomen
dat je in je laatste levensdagen verstrikt raakt in een
budgetteringssysteem van een zorgverzekeraar. De staatssecretaris weet
dat budgetplafonds sowieso niet thuishoren in de zorg, en zeker niet in
de palliatieve zorg. Ik ben dus heel benieuwd naar het antwoord van de
staatssecretaris op alle vragen die daar vandaag over zijn
gesteld.
Is de staatssecretaris het ook met ons eens dat het niet moet uitmaken
waar je verzekerd bent om goede palliatieve zorg te kunnen krijgen? We
horen nu verhalen dat aanbieders patiënten van bepaalde zorgverzekeraars
weigeren, bijvoorbeeld vanwege financiële of administratieve eisen, of
dat het lastiger is om contact te leggen met die zorgverzekeraar. Als
dat bij meerdere zorginstellingen in de regio bij dezelfde
zorgverzekeraar gebeurt, kan iemand misschien helemaal nergens terecht.
Ongeacht waar je verzekerd bent, moet volgens mij iedereen dezelfde
toegang hebben tot noodzakelijke palliatieve zorg. Is de
staatssecretaris het daarmee eens en wil zij de bestaande knelpunten
oplossen?
Het zou ook niet mogen dat de zorg in de laatste weken of dagen van je
leven afhangt van waar je woont, of van hoe sterk de thuiszorg daar
georganiseerd is. Maar er blijken toch nog grote regionale verschillen
te zijn. Sander de Hosson van het Expertisecentrum Palliatieve Zorg zegt
daarover dat je het geluk moet hebben dat bij jou de zorg beter is dan
elders. Hoe kijkt de staatssecretaris daarnaar? Kan zij ervoor zorgen
dat de regionale verschillen worden opgelost?
Dan het tekort aan hospicebeddden; de voorgaande sprekers hebben daar
ook al een aantal dingen over gezegd. Vorig jaar konden 7.500 mensen
niet terecht in een hospice, terwijl zij dat wel zouden hebben gewild.
Dat is heel verdrietig. In Nijmegen moest een hospice bijna sluiten
vanwege de financiële druk. Nu begrijpen wij dat de NZa de tarieven voor
hospices heeft opgehoogd, maar het lijkt erop dat zorgverzekeraars
regelmatig toch nog lagere tarieven bieden dan nodig is, waardoor de
financiële druk blijft. Herkent de staatssecretaris dit en wil zij aan
de slag gaan om dit ook op te lossen?
Tot slot. Ik wil mijn waardering uitspreken voor alle zorgverleners in
de palliatieve zorg, die met zo veel liefde, zo veel geduld en zo veel
deskundigheid zorg verlenen in de laatste dagen en momenten van iemands
leven. Dat is zó ontzettend belangrijk werk, niet alleen voor de mensen
die de zorg ontvangen, maar ook voor de familie eromheen ...
Ik word er zelf een beetje emotioneel van. Dat was ik niet van plan,
maar ik doe het toch even. Kijk er allemaal maar even doorheen.
... en iedereen die erbij betrokken is. Wat dit allemaal betekent voor
de mensen in die laatste fase, is heel bijzonder. Tegelijkertijd zie je
dat een op de vijf zorgverleners in de palliatieve zorg burn-outklachten
ervaart. Zij hebben dus ook te maken met dat verlies van de mensen die
zij verzorgen. Het is zó belangrijk dat we deze groep zorgverleners, die
zulk belangrijk werk doen, goed kunnen ondersteunen.
Ik begrijp dat het LUMC en het Integraal Kankercentrum Nederland
onderzoek hebben gedaan naar de emotionele impact van het verlenen van
palliatieve zorg op zorgverleners. Zij hebben aanbevelingen gedaan,
zodat er meer aandacht voor komt, naast begeleiding en
crisisinterventie. Hoe kijkt de staatssecretaris naar deze
aanbevelingen? Wat kan zij doen om te zorgen dat deze groep
zorgverleners goed wordt ondersteund?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, Mevrouw Dobbe. Dan gaan we naar de laatste spreker in de
eerste termijn van de Kamer en dat is de heer Krul van het CDA.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter. Ik wil toch beginnen met het uitspreken van mijn waardering
voor mijn collega's. Het is een waardig debat. Het is een beetje stil in
de zaal en dat komt ook door de persoonlijke verhalen die mensen delen.
Ik denk dat dat goed is.
Voorzitter. Het is goed dat we vanavond over palliatieve zorg spreken,
want het zal steeds belangrijker worden. De vergrijzingsgolf die op ons
af dendert, legt nu al steeds grotere druk op de zorg, zowel op de
professionele zorg als op de mantelzorgers. Ik heb een eerste vraag aan
de staatssecretaris: hoelang gaat het nog duren voordat wij de
toekomstverkenning palliatieve zorg van het RIVM krijgen?
Voorzitter, door de vorige sprekers is al heel veel gezegd en ik zal
daarom proberen om hier en daar wat van mijn spreektekst af te halen.
Herhaling is niet per se nodig.
Palliatieve zorg wordt verleend en georganiseerd op heel veel plekken en
door heel veel mensen. Dat laat de kracht van de samenleving zien:
mensen die naar elkaar omzien op momenten dat het er echt toe doet;
vrijwilligers die hun tijd en energie inzetten om medemensen in hun
laatste levensfase nabijheid, troost en waardigheid te bieden, thuis, in
een hospice of in een zorginstelling. Ik wil mijn waardering voor hen
uitspreken en dat kan ik ook doen met een gezicht erbij, omdat deze
staatssecretaris zo'n vrijwilliger was.
Voorzitter. De andere kant van de medaille is dat de palliatieve zorg
versnipperd is. Het overstijgt verschillende zorgdomeinen en dat leidt
tot vraagstukken rond de bekostiging en de samenwerking. Bovendien zien
we veel verschillen tussen regio's. Ik heb een aantal vragen over de
palliatieve zorg in hospices, thuis en bij instellingen. Hospices zijn
veelal via particuliere initiatieven ontwikkeld en drijven op de steun
van het maatschappelijk middenveld. Wij zien in verschillende regio's
mooie initiatieven tot bloei komen, maar we merken ook dat er veel
verschillen zijn. We zouden graag meer inzicht krijgen in de behoefte
aan hospicezorg per regio. Kan er een onderbouwde inschatting gemaakt
worden van wat er de komende vier jaar nodig is aan palliatieve zorg
thuis en aan palliatieve zorg in hospices?
Voorzitter. De ondersteuning van vrijwilligers aan mensen in de laatste
levensfase is van onschatbaar belang, thuis, in hospices en in
instellingen. Maar de financiële ondersteuning groeit niet mee met de
groeiende vraag. Het budgetplafond in de subsidieregeling betekent dat
organisaties per geholpen inwoner een lager bedrag ontvangen, sec
gezegd. Dat vrijwilligersorganisaties op deze manier in de knel komen,
is een zorgelijk signaal. Sterker nog, het brengt het voortbestaan van
deze organisaties in gevaar. Steeds meer mensen zullen in de laatste
levensfase ondersteund worden door vrijwilligers en hier moet dus een
structurele oplossing voor komen. Ik sluit me daarom aan bij de bijna
Kamerbrede oproep hiertoe.
Voorzitter. Er zijn ook uitdagingen rondom de bekostiging van de
palliatieve zorg. We lopen tegen schotten aan. Het komt voor dat het
ziekenhuis en de samenleving geld besparen, als iemand in de wijk wordt
ingestuurd naar het ziekenhuis, maar dat je in de wijk daardoor wel weer
duurder uit bent. Kunnen nieuwe bekostigingsvormen en experimenten
daartoe dan ook een oplossing bieden? Ik ben heel erg benieuwd hoe het
met die NZa-experimenten staat.
Voorzitter. Er was een voorbeeld waarvan het persbericht al twee keer
aangehaald is. Ik zal proberen daar ook een kort, persoonlijk voorbeeld
bij te geven. Dat stond niet eens in mijn spreektekst, maar omdat mijn
collega's dat doen, ga ik dat ook maar proberen.
Ik was zelf 12 toen mijn vader een agressieve vorm van kanker kreeg. Ik
kan me daar niet zo heel veel van herinneren, want zo werkt het
puberbrein. Maar ik weet nog wel dat ik dat ziekenhuis erg beangstigend
vond. De laatste fase in het hospice was voor ons en voor mij heel
prettig. Maar de enige reden dat mijn vader daarheen kon, is omdat daar
een verpleegkundige was die gecompliceerde zorg kon leveren.
Nu dreigt er een korting op de dagprijzen bij hospices, vanwege de
kortingen die de zorgverzekeringen doorvoeren. Wij hebben signalen gehad
dat dit ervoor zal zorgen dat juist de duurdere verpleegkundige zorg in
zo'n hospice komt te vervallen, want die is duur. Dan kunnen mensen met
een gecompliceerde zorgvraag niet langer in zo'n hospice verblijven. Dat
zou ontzettend verdrietig zijn, want juist mensen met een gecompliceerde
zorgvraag verdienen ook een waardig einde van hun leven. Dat kan in die
hospices. Ik heb dat gezien.
Voorzitter. We leven in een maakbare samenleving, maar niet alles is
maakbaar. Dat geldt bij uitstek voor leven en sterven. Oud worden of
ongeneeslijk ziek zijn, brengt vragen met zich mee over de laatste
levensfase en het sterven. We moeten hierover als samenleving in
gesprek, ook over de vraag of alles moet wat nog kan en over iemands
wensen. Meestal wil iemand thuisblijven met de goede mensen om zich
heen, zonder medicalisering, maar met zo min mogelijk pijn.
We hebben hiervoor proactieve zorgplanning ingevoerd. Ik vind dat een
verschrikkelijk term. Dat betekent eigenlijk dat zorgverleners in
gesprek gaan met de patiënt en naasten over iemands doelen en keuzes,
ter voorbereiding op wat mogelijk komen gaat. Alleen al dat gesprek
vinden wij het goede samenleven. Maar het gaat verder: zo'n gesprek kan
onnodige bezoeken aan de spoedeisende hulp of klinische opnames nog
voorkomen. Er valt met name bij palliatieve thuiszorg nog veel te
halen.
Tot slot is daarom mijn vraag aan de staatssecretaris: hoe gaat zij
ervoor zorgen dat de gezamenlijke verantwoordelijkheid van
zorgverleners, zoals de wijkverpleegkundigen, de huisarts en de POH,
gezamenlijk goed wordt belegd, en dat alle informatie op tijd gedeeld
wordt met alle betrokkenen? Daarbij is ook nog een wereld te
winnen.
Tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel. We hebben nu de eerste termijn van de Kamer gehad. We gaan
voor vijftien minuten schorsen, tot 21.05 uur. De staatssecretaris zal
dan met haar eerste termijn starten en ruim 30 vragen van de leden gaan
beantwoorden.
De vergadering wordt van 20.48 uur tot 21.08 uur geschorst.
De voorzitter:
We starten met de eerste termijn van de kant van de staatssecretaris. Ik
zal overigens maximaal vier interrupties per lid toestaan.
Staatssecretaris Maeijer:
Voorzitter. Ik wil de leden van uw Kamer bedanken voor de inbreng in
eerste termijn, met name ook voor de persoonlijke verhalen en ervaringen
die hier vanavond zijn gedeeld.
Voorzitter. Vanavond hebben we het over palliatieve zorg en
stervensbegeleiding. Palliatieve zorg kan soms maanden of zelfs jaren
duren. Stervensbegeleiding vindt plaats in de allerlaatste, terminale
fase, die veelal een aantal weken en soms een aantal maanden duurt.
Terminale zorg en stervensbegeleiding zijn onderdeel van palliatieve
zorg. Palliatieve zorg vind ik een belangrijk onderwerp, want de dood
hoort bij het leven. Ik ben ontzettend blij dat wij er vanavond met
elkaar over spreken.
Ook ik wil mijn diepe respect uitspreken voor het werk dat de
verschillende zorgprofessionals en vrijwilligers doen in de palliatieve
zorg. Ik kwam daarmee in aanraking toen mijn oma in haar laatste
levensfase terechtkwam in een hospice. Zelf leerde ik daar pas heel
bewust hoe waardevol zo'n liefdevolle plek kan zijn voor de gasten, maar
zeer zeker ook voor de naasten. Dat heeft mij geïnspireerd om dat op een
later moment ook zelf te gaan doen. Het gaf mij een heel klein stukje
inzicht in het verschil dat mensen op het laatst voor elkaar kunnen
maken. Mijn persoonlijke ervaringen als vrijwilliger en mijn
werkbezoeken en gesprekken in de afgelopen tijd zijn mijn motivatie. Ik
hoor de intrinsieke motivatie ook in uw Kamer.
Voorzitter. Goed opgeleide zorgprofessionals zijn in de gehele
palliatieve fase belangrijk. In de terminale fase spelen opgeleide en
deskundige vrijwilligers thuis of in een hospice een onmisbare rol.
Mensen moeten goede zorg kunnen ontvangen als zij die nodig hebben. Die
zorg moet bij hen en hun situatie passen, zeker als mensen de boodschap
hebben gekregen dat zij niet meer beter zullen worden. Dat kunnen mensen
zijn van alle leeftijden, van jong tot oud: kinderen, volwassenen of
ouderen. Dan is palliatieve zorg beschikbaar en zijn er keuzes voor
behandelingen mogelijk. Dan moet er aandacht zijn voor persoonlijke
wensen ten aanzien van de kwaliteit van leven. Het is belangrijk dat
mensen van deze mogelijkheden weten en hier zelf over nadenken. Dan komt
er ook ruimte voor een proces van zinvol afscheid nemen, zoals de heer
Bevers in zijn beschouwing zo mooi verwoordde.
Voorzitter. Sterven hoort erbij. Het einde van het leven moet onderdeel
van de normale setting van het leven worden. Zorgverleners moeten met
hun patiënten het goede gesprek kunnen voeren. Hiervoor zijn inmiddels
mogelijkheden in de bekostiging. Het moet voor professionals in de zorg
makkelijk, behapbaar en comfortabel worden om palliatieve zorg te
verlenen. Ik zie dat patiënten soms iets willen, maar dat het niet
altijd kan. Ik zie dat zorgverleners het soms moeilijk vinden om het
gesprek hierover te voeren. Dit kan komen doordat zij het niet geleerd
hebben of doordat het niet gestimuleerd wordt. Ik wil dit graag
verbeteren door mensen bewust te maken van de mogelijkheden die er zijn,
zodat patiënten en hun naasten weten wat palliatieve zorg is en wat die
voor hen kan betekenen.
Het is heel belangrijk dat ook naasten bij dat soort gesprekken worden
betrokken, want daarmee verkleinen we ook de kans op onrust rond een
sterfbed.
Ik wil graag zorgverleners bewustmaken van het belang van het goede
gesprek over alle mogelijkheden en palliatieve zorg verankeren in de
opleidingen en bij- en nascholingen. Palliatieve en terminale zorg moet
een vanzelfsprekend onderdeel worden van reguliere zorg, want
palliatieve zorg zou net zo gewoon en belangrijk moeten zijn als
geboortezorg. We moeten ook verder werken aan alternatieve vormen van
bekostiging die aansluiten bij het beleid, zodat meer mensen de
palliatieve zorg kunnen krijgen die ze nodig hebben. Veel wordt
momenteel opgepakt in het kader van lopende programma's en projecten.
Hier wil ik graag op gaan versnellen.
Voorzitter. Volgende week ontvang ik de Toekomstverkenning palliatieve
zorg 2050, opgesteld door het RIVM, samen met experts. De
tussenevaluatie van het Nationaal Programma Palliatieve Zorg door een
extern bureau ontvang ik ook volgende week en een tussenevaluatie van
het onderzoeksprogramma Palliantie II ligt er net. Deze drie rapporten
zullen samen met mijn beleidsreactie worden meegestuurd met de
Kamerbrief die voor half december aan de Kamer is toegezegd, evenals nog
niet beantwoorde vragen uit het schriftelijk overleg van oktober.
Op basis van de geschetste scenario's uit de toekomstverkenning en de
uitkomsten van de tussenevaluaties wil ik vanaf januari met alle
partijen een visie en een agenda voor de komende jaren opstellen. Ook de
inbreng van uw Kamer vind ik daarbij belangrijk. Zo kan de ingezette
versnelling doorgezet worden en kan palliatieve zorg een vanzelfsprekend
onderdeel worden van de reguliere zorg, met specialistische zorg waar
nodig, met als doel dat iedereen kan sterven waar hij of zij dat
wil.
Voorzitter. Voordat ik overga naar mijn beantwoording van de vragen, zou
ik de Kamer een klein citaat willen voorhouden, zoals een aantal leden
dat ook al hebben gedaan. Ik las het boek Leven toevoegen aan de dagen
van Sander de Hosson. Daarin schrijft hij het volgende: "Je wordt pas
laat stervende en daar is ook zeker iets voor te zeggen. Er zit ook
zeker iets in, want zo leuk is het niet. Maar ik denk dat het naast
elkaar kan bestaan, dat je stervende kan zijn terwijl je je richt op het
leven. Als je er maar over praat, want sterven is niet alleen afscheid
nemen van anderen, het is ook afscheid nemen van jezelf."
Voorzitter. Dat brengt mij bij de beantwoording van de vragen. Het is
heel stil nu.
Allereerst de omzetplafonds. Ik denk dat er door alle leden van uw Kamer
vandaag wel in meer of mindere mate iets over is gezegd. Ik ben het met
de leden eens die zeggen dat mensen hier niet mee te maken moeten
krijgen op een zo kwetsbaar moment in hun leven. Uit recente informatie
van zorgverzekeraars blijkt dat de meeste zorgverzekeraars met
gecontracteerde zorgaanbieders afspraken hebben gemaakt over de
omzetplafonds. Dan komt het beeld naar voren dat er over de gehele lijn
geen structurele problemen zijn ten aanzien van de toegankelijkheid van
de palliatieve zorg door het gebruik van die plafonds.
Zo komen er sinds de oprichting in 2016 van het praktijkteam palliatieve
zorg per jaar een of twee meldingen binnen in verband met omzetplafonds.
Dat zijn er natuurlijk een of twee te veel; begrijp mij niet verkeerd.
Een zorgaanbieder moet het uiteraard tijdig melden wanneer een
omzetplafond bereikt dreigt te worden. Daarbij is het beeld dat het
gesprek tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars over omzetplafonds, en
indien nodig mogelijke budgetophogingen, voortvarend en constructief
verloopt.
Ik ga met verzekeraars verder in gesprek, verdiepend onderzoeken en
indien nodig goede afspraken maken, zodat die omzetplafonds er niet toe
leiden dat mensen die palliatieve zorg nodig hebben, geen zorg kunnen
krijgen. Dit zou goed passen in het zorg- en welzijnsakkoord dat het
kabinet wil sluiten. Bij een melding over het vastlopen van palliatieve
zorg wordt met de zorgverzekeraar bekeken wat er speelt en hoe dit snel
opgelost kan worden. Hiervan ontvangt u in het voorjaar van 2025 de
uitkomsten.
Voorzitter. Er was een vraag van onder anderen mevrouw Slagt-Tichelman
over de omzetplafonds.
De voorzitter:
Een interruptie van mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik had er vier, begreep ik, dus ik ga ze toch maar opmaken. Ik begin met
mijn waardering uit te spreken voor de staatssecretaris. Ze is enorm
betrokken en bevlogen op dit onderwerp. Dat zien wij hier in de Kamer,
maar dat zien de mensen daarbuiten ook, dus dank daarvoor. De
staatssecretaris had het over de omzetplafonds en de zorgverzekeraars.
Ik denk ook dat het echt niet alleen aan de zorgverzekeraars ligt. Er
zijn ook organisatorische problemen bij aanbieders en er gaan ook dingen
mis met de indicatie. Ik waardeer het dat de staatssecretaris — volgens
mij zei ze: in het voorjaar — met een reactie gaat komen. Maar wat doen
we met de mensen die nú in deze fase zitten, die nu ergens tegenaan
lopen en die nu niet de juiste zorg krijgen op de juiste plek?
Staatssecretaris Maeijer:
Het gesprek voer ik niet pas volgend jaar. Daar ben ik nu over in
gesprek. Als er op dit moment signalen zijn, moeten die ook nu opgepakt
worden. Dat ben ik volledig met mevrouw Paulusma eens, en met iedereen
in de Kamer die de wens uitspreekt dat het niet mag gebeuren dat
terminaal zieke mensen niet de zorg krijgen die zij nodig hebben. Ik ben
het dus ook met u eens dat we moeten handelen als er signalen komen dat
er nu iets misgaat. Uit de gesprekken die tot op heden zijn gevoerd,
blijkt gelukkig dat het niet gaat om tientallen maar om een of twee
gevallen. Dat zijn er nog steeds een à twee te veel en daar moeten we
wat mee, maar ik wil de komende tijd goed in gesprek over het hoe en
over wat we daar precies mee moeten. Daarover zal ik u in het voorjaar
informeren.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik bedoelde ook niet te zeggen dat de staatssecretaris nu niet in
gesprek is, maar dat de terugkoppeling dus volgend jaar is. Stel nou dat
ik thuis ben en dat dit mijn situatie is. Misschien is het ook goed om
te melden hoe mensen kunnen handelen en waar ze terechtkunnen als ze
hier tegenaan lopen, ook al gaat het maar om enkele gevallen.
Staatssecretaris Maeijer:
Ik denk dat het allereerst goed is als zij in contact treden met de
zorgverzekeraar en de zorgaanbieder, zodat er tijdig melding van kan
worden gemaakt. Dat geldt natuurlijk ook voor de zorgaanbieder. Op het
moment dat zij de indruk krijgen tegen een plafond aan te lopen, moeten
zij daar heel rap melding van maken, zodat daarop kan worden geacteerd
en het gesprek kan worden gevoerd tussen de aanbieder en de
zorgverzekeraars. Gelukkig is het beeld dat er vrijwel altijd een
oplossing wordt gevonden op het moment dat dat wordt gedaan. Maar ik ben
het volledig met u eens dat we alles op alles moeten zetten om te
bekijken hoe we dit in de toekomst kunnen voorkomen. Dat wil ik ook doen
in de gesprekken en in het verdiepend onderzoek dat we uitvoeren.
Voorzitter. Mevrouw Van der Plas vroeg welke mogelijkheden de
staatssecretaris ziet om de regie over palliatieve zorg weg te halen bij
de zorgverzekeraars en die weer terug te leggen bij de professionals.
Voor mij staat voorop dat mensen in de meest kwetsbare fase van het
leven geen last mogen hebben van de omzetplafonds. Het is aan
zorgprofessionals om invulling te geven aan de zorgvraag die patiënten
hebben. Het is aan de zorgverzekeraar om te bepalen of de gedeclareerde
zorg daadwerkelijk binnen de Zorgverzekeringswet valt en dus vergoed mag
worden, maar daarnaast hebben de zorgverzekeraars een zorgplicht en deze
zorgplicht geldt uiteraard ook voor mensen in hun laatste levensfase. Om
te kunnen voldoen aan de zorgplicht, kopen de zorgverzekeraars zorg in.
Gelukkig gaat dit in veel regio's al goed, maar niet altijd en niet
overal. Daarom ga ik, zoals ik net ook aangaf richting mevrouw Paulusma
en anderen, verder met de zorgverzekeraars in gesprek om het probleem
scherp te krijgen voor de gevallen die er nu zijn, en om goede afspraken
te maken zodat alle mensen die palliatieve zorg nodig hebben deze ook
krijgen.
De voorzitter:
Ik zag een interruptie van mevrouw Dobbe. Wilt u die nog plaatsen?
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik was even aan het afwachten, want ik dacht dat het blokje
budgetplafonds al voorbij was. Maar als het nog niet voorbij is, dan
wacht ik dat blokje even af.
Staatssecretaris Maeijer:
Ik heb een groot aantal dezelfde vragen gekregen en ik heb geprobeerd om
die net te beantwoorden in een, eh, een inleidende tekst — ik kwam even
niet op het woord — en in reactie op de vragen van mevrouw Paulusma.
Maar er liggen nog enkele vragen onder die ook onder dit blokje vallen,
bijvoorbeeld van de heer Ceder en de heer Van Dijk. Er zijn dus nog een
paar vragen open.
De voorzitter:
Zullen we die dan eerst even afronden of wilt u nu toch eerst een vraag
stellen, mevrouw Van der Plas?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Misschien zit het in de beantwoording. Dan ga ik
zo weer zitten, want dan wacht ik het af. Ik was benieuwd wat er met de
motie-Van der Staaij c.s. is gebeurd waar de heer Van Dijk ook op
doelde. Ik heb even gekeken naar die motie uit 2017, die breed
ondersteund werd, om een einde te maken aan die zorgplafonds. Er zijn
wat rapporten gekomen daarna, met wat aanbevelingen. Het is mij niet
duidelijk hoe die motie dan verder is uitgevoerd, behalve dat er
rapporten zijn gemaakt en aanbevelingen zijn gedaan. Ik zou wel graag
willen weten wat er met die aanbevelingen is gedaan, want uiteindelijk
zitten we nu in 2024 en bestaan die plafonds nog steeds.
Staatssecretaris Maeijer:
Een terechte vraag. Ik denk dat het recht doet aan de vraag als ik het
even laat uitzoeken en daar in tweede termijn zorgvuldig op terugkom.
Dan kan ik de aanbevelingen die daarover zijn gedaan even met u
langslopen.
Voorzitter. Dan heb ik een vraag van de heer Ceder over de
omzetplafonds. De heer Ceder zei dat de Vrijwilligers Palliatieve
Terminale Zorg vandaag bekend maakten dat uit hun enquête blijkt dat
bijna alle zorgverzekeraars bezuinigen op het aantal uren dat een
thuiszorgorganisatie kan inzetten in een Bijna Thuis Huis. Is de
staatssecretaris hiervan op de hoogte en vindt zij dat ook kwalijk? We
kunnen toch niet zomaar alles op vrijwilligers afschuiven? Dat laatste
kunnen we inderdaad niet. Ik heb net als de heer Ceder vandaag
kennisgenomen van het persbericht dat de tarieven voor
thuiszorgorganisaties in hospices naar verluidt deels naar beneden
worden aangepast, waardoor minder thuiszorg kan worden ingezet. Het
lijkt — dat ben ik met de heer Ceder eens — een heel zorgelijk bericht,
vanwege de extra druk die hiermee op vrijwilligers lijkt te worden
gelegd. Ik wil benadrukken dat zorgverzekeraars op basis van de
Zorgverzekeringswet een zorgplicht hebben ten aanzien van hun
verzekerden. Zij moeten voldoende zorg van goede kwaliteit inkopen,
tegen redelijke prijzen. Het is aan de zorgaanbieders en
zorgverzekeraars om samen tot een redelijke prijs te komen. Dat geldt
natuurlijk ook voor de palliatieve zorg. De NZa ziet hierop toe. Dit
soort signalen neem ik natuurlijk heel serieus en om meer te weten te
komen over de achtergrond van dit mogelijke probleem ga ik op korte
termijn in gesprek met zowel VPTZ als de zorgverzekeraars.
De voorzitter:
De heer Ceder heeft daar nog een vraag over.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Fijn dat de staatssecretaris daadkrachtig zegt "ik ga in gesprek", want
volgens mij willen we dit allemaal niet. De staatssecretaris geeft ook
aan dat er een zorgplicht is, dus volgens mij hoor ik haar ook heel
voorzichtig zeggen: als dit al een voornemen is, dan zou het ook niet
mogen. Toch maak ik mij zorgen dat dit toch volgend jaar, op welke wijze
dan ook, een realiteit zal zijn, juist voor de meest kwetsbare mensen
voor wie we het allemaal doen vandaag. Mijn vraag is dus of de
staatssecretaris kan toezeggen dat er een overleg komt, maar of zij
daarna ook kan terugkoppelen aan de Kamer wat daar de uitkomst van is.
Mocht het zo zijn dat zorgverzekeraars dit echt voornemens zijn ... Ik
weet even niet hoe het precies werkt, of het nou de staatssecretaris is
die daar bevoegdheden in heeft of de NZa, of waar het dan precies ligt.
Want ik hoop wel, als blijkt dat zorgverzekeraars dit niet alleen willen
maar ook doorzetten, dat wij als Kamer ook in beeld krijgen wat ons
instrumentarium is om daar nog iets van te vinden, juist voor de meest
kwetsbare mensen. Kan de staatssecretaris dat in ieder geval
toezeggen?
Staatssecretaris Maeijer:
Ik vind dit een hele terechte vraag. Ik deel de zorgen, maar nogmaals,
ik heb ook vandaag pas kennisgenomen van dit bericht. Ik denk dat het
wel goed is als ik gewoon even goed ga uitzoeken wat hier precies aan de
hand is. Daarvoor is dat gesprek ook heel belangrijk. Ik ben zeer bereid
om daarna op korte termijn terugkoppeling te geven aan de Kamer over wat
de uitkomsten van dat gesprek zijn, wat dat betekent en wat de
instrumenten van de Kamer zijn in dezen.
De voorzitter:
Dat is een toezegging. Die zal genoteerd worden. Gaat u verder.
Staatssecretaris Maeijer:
De heer Van Dijk vroeg naar de beschikbare middelen van zorgverzekeraars
voor palliatieve zorg ... O, nee, de vraag was of ik een reflectie kan
geven op een aantal zorgverzekeraars dat aangeeft volgend jaar minder
geld beschikbaar te hebben voor palliatieve zorg. Ik moet bekennen dat
dat een nieuw signaal voor mij is. Zoals ik al aangaf, ga ik al in
gesprek met de zorgverzekeraars en daar zal ik dit signaal ook bij
betrekken. Mijn voorstel is dat ik begin volgend jaar het resultaat
daarvan aan uw Kamer zal toezenden.
De voorzitter:
Dat vraagt om een reactie of vraag van mevrouw Slagt-Tichelman.
Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):
Meer een aanvullende vraag. Wij krijgen ook signalen dat organisaties
een grotere druk ervaren door doelmatigheidseisen. Mijn vraag is
eigenlijk: in hoeverre zijn die voor de palliatieve zorg, als die onder
de Zorgverzekeringswet valt, van kracht? De doelmatigheidseisen zorgen
ervoor dat je als organisatie de opdracht krijgt om een gemiddeld aantal
uur per cliënt te besteden. Als je daaronder blijft, krijg je een
financiële beloning, maar als je eroverheen gaat, krijg je een boete.
Dit heeft soms tot gevolg dat organisaties worden ontmoedigd om cliënten
met een grote zorgvraag te helpen. Maar ik weet niet in hoeverre dat
binnen de palliatieve zorg speelt. Zou de staatssecretaris daar ook in
de tweede termijn op terug kunnen komen?
Staatssecretaris Maeijer:
Ik denk dat wij een goede poging gaan doen om dat in tweede termijn te
doen, zeker.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik vermoed dat het blokje omzetplafonds nu wel ongeveer voorbij is. Ik
ga daar toch nog iets over vragen, als het mag. De staatssecretaris
zegt: er zijn eigenlijk maar weinig signalen dat het omzetplafond niet
werkt. Nu wil ik toch benadrukken dat we signalen hebben gekregen of
hebben vernomen via de media dit jaar, over best een fors aantal.
Inderdaad, een of twee is al te veel — daar ben ik het helemaal mee eens
— maar het lijkt erop dat het toch op meerdere plekken spaak loopt. Ik
wil ook benadrukken dat het er niet alleen om gaat dat iemand zorg
krijgt van een zorgverlener, maar ook dat het echt van grote invloed is
als jij in je laatste fase zit, al een tijd vertrouwde zorgverleners om
je heen hebt die voor je zorgen en dat je dan toch iemand anders aan je
bed krijgt in je laatste fase, iemand die je niet kent en met wie je
niet die vertrouwde band hebt, omdat het budgetplafond van je
zorgaanbieder is verlopen. Dat is ook belangrijk. Daar zit ook het
budgetplafond in de weg. Daarom wil ik toch vragen aan de
staatssecretaris: als zij in gesprek gaat met de zorgverzekeraars, met
welk doel doet ze dat dan? Is het doel het doel waartoe in 2017 in de
motie wordt opgeroepen, namelijk dat er geen budgetplafonds meer worden
gehanteerd bij de zorginkoop? Of is het doel iets anders?
Staatssecretaris Maeijer:
Om met het eerste punt te beginnen, uit de gesprekken die tot nu toe
zijn gevoerd op mijn ministerie, komt naar voren dat de problemen niet
structureel zijn, dat het gaat om een à twee meldingen per jaar. Dat
zijn er inderdaad twee te veel — als u er meer heeft; ik hou me
aanbevolen — dus daar moeten we wat aan doen. De zorgaanbieder moet het
tijdig melden als het plafond wordt bereikt. Het beeld is dat de
gesprekken die zorgaanbieders en zorgverzekeraars daar vervolgens over
voeren, veelal constructief zijn en tot mogelijke budgetophogingen
kunnen leiden. De situatie zoals u die schetst, komt gelukkig niet
altijd voor; er worden ook oplossingen gevonden als men signaleert dat
men tegen problemen aan loopt. Daar ben ik ook blij om. De motie ligt
er. De motie ligt er al heel lang. Ik zit hier nog niet sinds 2017, maar
mijn intentie is dat mensen die in zo'n kwetsbare fase van hun leven
zitten, niet tegen een budgetplafond aan lopen. Dat zou niet moeten
kunnen. Daarom is het heel goed en heel belangrijk om met de
verzekeraars in gesprek te gaan en goed te onderzoeken waar precies het
knelpunt zit, waar het probleem zit, en daar afspraken over te maken,
zodat die gevallen, zoals die een of twee meldingen, niet meer
voorkomen.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank voor dit antwoord, maar even om het heel scherp te krijgen. Wat is
het doel van het gesprek dat de staatssecretaris gaat voeren? Zit het
knelpunt in het niet kunnen uitbannen van de zorgplafonds of is het doel
iets anders? Omdat deze Kamer heel breed uitspreekt dat we af willen van
die zorgplafonds, zou het heel mooi zijn als die motie van 2017
uitgevoerd wordt. Dan is het doel echt dat er geen budgetplafonds meer
worden gehanteerd bij de zorginkoop. Dus is dan het doel om daarin de
knelpunten te onderzoeken, te bekijken waarom er nog steeds
budgetplafonds worden gehanteerd en die uit te bannen of is er een ander
doel?
Staatssecretaris Maeijer:
Het doel is om ervoor te zorgen dat mensen ook in hun laatste fase niet
tegen een budgetplafond aan lopen. Ik wil goed bekijken wat er nodig is
om ervoor te zorgen dat dat niet gebeurt. Volgens mij is het doel van
het gesprek dat we het knelpunt daar waar het zit, oplossen. Daar wil ik
een goed en verdiepend gesprek over voeren met de zorgverzekeraars, ook
omdat uit de gesprekken die wij tot nu toe hebben gevoerd naar voren
komt dat het mogelijk geen structureel probleem is. Dus we moeten goed
bekijken waar het probleem dan wel zit en dat punt moeten we aanpassen,
zodat ook de mensen die dit probleem nog wel ervaren, dat niet meer
ervaren. Want die twee, één of vier zijn er gewoon te veel.
Mevrouw Dobbe (SP):
Maar om het scherp te krijgen, heb ik dan toch nog de vraag. Kan er om
ervoor te zorgen dat mensen in hun laatste fase niet meer tegen een
budgetplafond aan lopen, volgens deze staatssecretaris een andere
uitkomst zijn dan het schrappen van die budgetplafonds? Of is er volgens
deze staatssecretaris ook een andere uitkomst van die gesprekken
mogelijk? Ik heb het even nodig om het scherp te hebben, omdat ik wil
weten of dit wel de uitkomst is waar deze staatssecretaris op inzet of
dat ik nog een aansporing vanuit de Kamer moet doen.
Staatssecretaris Maeijer:
Het staat u natuurlijk altijd vrij om aansporingen te doen, maar mijn
intentie is wel indachtig de motie. Maar ik ben wel echt op zoek naar
waar het probleem nu precies ligt en daarom ga ik in gesprek met de
zorgverzekeraars. Het daadwerkelijk afschaffen van een omzetplafond
levert ook weer andere juridische vraagstukken op. Maar als wij de
gesprekken goed voeren, blijkt het knelpunt misschien wel ergens anders
te zitten en kunnen we daarover misschien gewoon goede afspraken met
elkaar maken, bijvoorbeeld in dat aanvullende zorg- en
welzijnsakkoord.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dan concludeer ik dat ik die gesprekken met de zorgverzekeraars graag
wat scherper gevoerd zou willen zien om die budgetplafonds echt uit te
bannen. Daar zullen wij dan een aansporing voor bedenken. Ik zou over
die één of twee gevallen nog wel willen meegeven dat dit, volgens mij,
buiten de gevallen rekent waarin iemand in een palliatieve zorgfase zit,
waarbij het zorgplafond is bereikt, en waarbij het ook als acceptabele
oplossing wordt gezien dat die persoon overgaat naar een andere
zorgaanbieder en daarmee dus zijn vertrouwde zorgverleners verliest. Dan
is het wel geborgd. Dan krijgt die persoon zorg. Dan wordt dat misschien
niet geregistreerd als een probleem. Maar voor die persoon is dat
natuurlijk wel enorm ingrijpend. Ik vraag mij af of dat ook in die
problemen zit die de staatssecretaris heeft geïdentificeerd, of dat het
daarbuiten valt.
Staatssecretaris Maeijer:
Ik denk dat het goed is dat ik in de gesprekken navraag hoe breed dat
gaat.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik wil de leden vragen om de vragen "kort en puntig" te
stellen, zoals sommige voorzitters dat hier zeggen. Mevrouw Dobbe kan
niet laten zien dat zij haar vragen korter kan stellen, want die is
klaar nu. Maar ik wil de heer Van Dijk toch enige druk opleggen om dit
te proberen.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dat is u goed gelukt, voorzitter. Ik kwam namelijk juist naar voren
omdat ik dacht: misschien kan de discussie iets verkort worden en kunnen
we vooral ook voorkomen dat we ruis krijgen rond de intentie van de
staatssecretaris. Ik citeer nog even letterlijk uit de schriftelijke
beantwoording tijdens de begroting. De staatssecretaris zegt daarin
letterlijk: mensen mogen in de meest kwetsbare fase van het leven geen
last hebben van de gevolgen van omzetplafonds. Hoe je het ook wilt
formuleren, dat is toch de doelstelling, de intentie, van de
staatssecretaris? Zo gaat zij dus de gesprekken in.
Staatssecretaris Maeijer:
Zo heb ik dat net volgens mij ook uitgesproken.
Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):
Dan heb ik een nog net iets andere invalshoek, waarover ik nog niets
gehoord heb. Het gaat namelijk over de verzekeraars ten opzichte van de
niet-gecontracteerde zorgverlenersorganisaties. Soms horen we daarvan
verhalen dat het wat moeizamer loopt. De niet-gecontracteerde
zorgorganisaties hebben het idee dat ze strenger beoordeeld worden. Dat
is voor mensen in de palliatieve zorg natuurlijk heel erg vervelend. Dus
wat gaat de staatssecretaris voor de niet-gecontracteerde zorgverleners
doen en meenemen in die gesprekken?
Staatssecretaris Maeijer:
Mevrouw Slagt-Tichelman brengt nu een nieuw thema op, misschien een heel
terecht thema, maar ik denk dat het wel goed is als ik even concreet
navraag op welk probleem u doelt. Dan kijken we of dat bij deze
gesprekken past of dat we u op een andere manier van een antwoord kunnen
voorzien.
De voorzitter:
Dan had ik nog een vraag aan de staatssecretaris. U heeft het nu vooral
over de budgetplafonds gehad. Heeft zij nog ...
Staatssecretaris Maeijer:
Ja, ik ben nu toe aan mijn volgende blok.
De voorzitter:
Wat zijn de blokken die u nog gaat behandelen? Dat vraag ik zodat de
leden weten of ze een vraag moeten stellen of niet.
Staatssecretaris Maeijer:
Excuus, voorzitter. Ik heb de omzetplafonds, de hospices en de
vrijwilligers, en dan nog een blokje IZA, strategie, beleid en een
blokje varia.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Maeijer:
Ik kan me heel veel voorstellen bij de wens van mevrouw Paulusma, maar
ook van andere sprekers, om ook voor 2026 de subsidieregeling zo aan te
passen dat deze meegroeit met het aantal vrijwilligers en het aantal
palliatief terminale patiënten. Ik gaf in mijn inleiding al aan dat ik
vrijwilligers, zeker ook in de palliatieve zorg, van onschatbare waarde
vind. Dat zeg ik niet alleen omdat ik er zelf heb mogen rondlopen maar
ook omdat ik heb gezien wat zij kunnen doen voor gasten in een hospice,
maar zeker ook voor hun naasten, en hoe waardevol die zorg is als extra
toevoeging aan het mooie werk dat de zorgprofessionals al kunnen
leveren. Dat blijkt denk ik ook uit de ondersteuning die wij geven aan
de regeling. Door de groei wordt de financiële vergoeding per
vrijwilliger echter minder, en dat vind ik ook pijnlijk.
Ik ben dan ook blij dat we voor 2025 een amendement met deze strekking
van dekking hebben kunnen voorzien, waarmee dit ook oordeel Kamer heeft
gekregen. We konden deze regeling bij de subsidietaakstelling die wij
hebben moeten uitvoeren op het ministerie van VWS, gelukkig ontzien.
Daar ben ik zelf erg blij mee. Maar in alle eerlijkheid kan ik ook geen
keiharde toezeggingen doen dat er extra geld bij komt. In het voorjaar
besluit het kabinet, zoals gebruikelijk, over de financiën voor 2026 en
verder. Daar kan ik niet op vooruitlopen. Gelet op het belang van de
inzet van vrijwilligers wil ik mevrouw Paulusma en anderen natuurlijk
graag toezeggen dat ik mijn uiterste best daarvoor zal doen, maar ik kan
daar in alle eerlijkheid gewoon niet op vooruitlopen. Dat is hoe het
proces werkt.
Voorzitter. Daar was ook een vraag over van mevrouw Slagt-Tichelman en
van de heer Van Dijk. Die ging ook over het subsidieplafond. Wat wordt
er gedaan om dit voor 2026 en daaropvolgende jaren te volgen, te
realiseren en mee te laten stijgen? Dat sluit eigenlijk aan bij wat ik
eerder al zei. Ik vind het natuurlijk zeer belangrijk dat het budget
toereikend is, maar de financiële mogelijkheden zijn ook begrensd.
Tijdens de begrotingsbehandeling heb ik die winstwaarschuwing ook
gegeven. Ik heb die ook niet voor niets gegeven. Ik wil hospices ook
echt op het hart drukken om zelf te onderzoeken welke aanvullende
fondsen zij kunnen krijgen. Er zal begin 2026 een evaluatie van deze
subsidieregeling plaatsvinden, waarbij ook de uitvoering en de
doelmatigheid van de subsidieregeling over de periode van 2021 tot 2025
worden beoordeeld. Maar op dit moment kan ik geen toezeggingen doen over
de jaren 2026 en verder.
De voorzitter:
De heer Van Dijk heeft hier een vraag over.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Het is bijna lastig om te interrumperen. Ik heb namelijk inderdaad de
indruk dat wij deze staatssecretaris echt niet hoeven aan te sporen,
maar dat zij hier de belangen heel goed inziet. Misschien is mijn
interruptie dan toch ten overvloede. We verwezen niet voor niets naar
het onderzoek van de VPTZ en het persbericht. We zien daar hoe een
tekort aan toereikende financiering al een schaduw vooruitloopt, hoe
ingrijpend dat kan zijn en dat er inderdaad zelfs over wordt gesproken
dat het voortbestaan van ruim 120 hospices op het spel kan staan. Zie
het alstublieft als nog een extra aansporing; het gaat echt ergens over.
Laten we toch alsjeblieft een hele goede afweging maken en niet gaan
bezuinigen op deze ontzettend waardevolle en onmisbare vorm van zorg,
zoals we hier allemaal in de Kamer vinden.
De voorzitter:
Ik hoor geen vraag, maar een aansporing.
Staatssecretaris Maeijer:
Die neem ik ter harte, meneer Van Dijk. Dank u wel.
De heer Ceder stelde een tweetal concrete vragen. De vrijwilligers en de
hospices maken zich nog zorgen, ook al hebben we het amendement voorzien
van oordeel Kamer. Zij willen graag spoedig bericht. Als het amendement
door uw Kamer wordt aangenomen, zal ik zo spoedig mogelijk een
wijzigingsregeling voorbereiden om het subsidieplafond te verhogen. In
dat geval ga ik ervan uit dat subsidieaanvragers in het eerste kwartaal
van 2025 een herziene beschikking kunnen ontvangen.
De heer Ceder vroeg ook nog of een andere bekostigingssystematiek beter
zou zijn. Het klopt inderdaad dat op dit moment wordt gekeken naar het
aantal cliënten in de afgelopen drie jaar. Indertijd is juist gekozen
voor die referentieperiode van drie jaar om fluctuaties in de hoogte van
de subsidie als gevolg van het wisselend aantal cliënten te dempen, maar
zoals ik eerder al aangaf, zal er begin 2026 een evaluatie van de
subsidieregeling plaatsvinden. Signalen over de bekostigingssystematiek
zullen daar ook in worden meegenomen. Ik ben ook bereid om de suggestie
die de heer Ceder deed daarbij te betrekken. Ik geloof dat de heer Van
Dijk die suggestie ook deed.
Mevrouw Paulusma vroeg ook hoe de staatssecretaris urgente problemen in
de hospicezorg gaat oplossen op de korte en lange termijn. Nogmaals,
misschien ten overvloede, maar volgens mij kun je het niet vaak genoeg
zeggen: ik sluit mij volledig aan bij mevrouw Paulusma, die zei dat
hospices zeer waardevol werk verrichten. Binnen het Nationaal Programma
Palliatieve Zorg II is eind 2023 samen met de hospiceskoppels gestart
met het project Versterken Hospicezorg. Het doel van het project is het
realiseren van voldoende beschikbare en kwalitatief goede hospicezorg,
die aansluit bij de vraag. Dit project loopt tot eind 2024. Op basis van
de resultaten daarvan zal dan ook het vervolg worden bepaald. Dat maakt
het lastig voor mij om daarop vooruit te lopen. Ik denk dat het goed is
om de resultaten af te wachten, maar ik kan u wel zeggen dat de eerste
signalen die ik vanuit het veld krijg, positief en goed zijn. Daarbij
vind ik het ook belangrijk dat het budget dat voor de subsidieregeling
beschikbaar is, toereikend is. Maar goed, daar hebben we het net al over
gehad.
Voorzitter. Dan kom ik toe aan een blokje dat hier "organisatie, het
aanvullend zorg- en welzijnsakkoord en bekostiging" heet. Een ander
blokje heet "varia", maar dit had volgens mij dus ook "varia" kunnen
heten, als ik het zo zie.
De voorzitter:
Uiteindelijk is alles varia.
Staatssecretaris Maeijer:
Ja, zo kun je het ook zeggen. Mevrouw Van der Plas had een vraag over
complexe palliatieve zorg: hoe verwacht de staatssecretaris dat de
strategische agenda daar concreet verandering in gaat brengen? Met de
Strategische agenda Transformatie palliatieve zorg zet ik in op
integratie van palliatieve zorg binnen de reguliere zorg, een integrale
aanpak vanuit alle partijen én proactieve zorgplanning. Een onderdeel
hiervan is zorgen dat bij complexe palliatieve zorg voldoende
specialisten palliatieve zorg beschikbaar zijn. Ik wil deze beweging
graag versnellen door belangrijke elementen van het Kwaliteitskader
palliatieve zorg te implementeren met behulp van concrete afspraken per
regio tussen ziekenhuizen, hospices, artsen, de zorgverzekeraars et
cetera, onder andere over de markering — wanneer start die palliatieve
fase exact? — maar ook over de proactieve zorgplanning en over de
transmurale samenwerking: wie doet wat? Door die proactieve zorgplanning
en die intramurale samenwerking kunnen de teams palliatieve zorg
vroegtijdig worden ingeschakeld en kan in de laatste levensfase de zorg
worden gegeven die past bij de wensen en de behoeften van
patiënten.
Dan vroeg mevrouw Van der Plas ook nog: erkent de staatssecretaris dat
veel patiënten in het ziekenhuis buiten de boot vallen? Helaas bereikt
palliatieve zorg nu inderdaad niet altijd zijn potentieel, waardoor
patiënten en hun naasten in de laatste levensfase niet de ondersteuning
krijgen die ze op dat moment nodig hebben. Recent onderzoek uit november
2024 geeft aan dat de positie van de teams palliatieve zorg geleidelijk
sterker wordt en dat deze teams ook steeds vaker geconsulteerd worden.
Meer dan de helft van de teams palliatieve zorg heeft inmiddels een
poliklinisch spreekuur en er wordt ook samengewerkt met de eerste lijn.
Dit zijn natuurlijk mooie ontwikkelingen, maar het bereik moet beter.
Daarom zet ik ook via Strategische agenda Transformatie palliatieve zorg
in op de integratie van palliatieve zorg binnen de reguliere zorg, op
een integrale aanpak vanuit alle partijen en op proactieve
zorgplanning.
Dan vroeg mevrouw Van der Plas ook nog: kan de staatssecretaris aangeven
welke regio's het slechtst scoren op palliatieve zorg en
stervensbegeleiding, en wat de redenen hiervoor zijn? Ik heb daar geen
beeld van. Er spelen heel veel factoren een rol. Relevant zijn
bijvoorbeeld de factoren bevolkingsdichtheid, geografie en hoe regio's
op vergrijzing inspelen. Ook zijn er regionale verschillen als het gaat
om gemeenschapszin. In sommige delen van het land zie je bijvoorbeeld
dat er meer dan elders binnen de eigen sociale omgeving zorgvragen
worden opgevangen. Ook speelt natuurlijk de beschikbare zorg een rol.
Een sterke thuiszorg in de regio draagt bij aan goede palliatieve zorg.
Dat stelt ook Sander de Hosson. Maar ook de capaciteit aan
hospiceplekken is relevant.
Het is belangrijk dat in alle regio's palliatieve terminale zorg een
vanzelfsprekend onderdeel is van de reguliere zorg. Maar het vraagt ook,
juist vanwege de verschillen per regio, bij uitstek om inzichten op
kleinere schaal en op afstemming op de behoeften per regio. In het kader
van het IZA wordt gewerkt aan transformaties die afgestemd zijn op de
verschillende behoeften per regio, om te zorgen voor de zorg in de
laatste levensfase die past bij de wensen en behoeften van de
patiënten.
Voorzitter. Dan vroeg de heer Van Dijk mij nog wat ik precies verwacht
van mijn eigen visie en agenda. Dat vond ik een mooie vraag. Hij vroeg
ook welke aspecten ik wil betrekken bij het IZA en of er concrete acties
in worden opgenomen. Die vragen dus! Ik gaf in mijn inleidend betoog al
aan dat er volgende maand een aantal rapporten met een beleidsreactie
naar uw Kamer worden gestuurd, met de Kamerbrief die voor half december
is toegezegd. Op basis van de geschetste scenario's die uit die
toekomstverkenning naar voren komen en de uitkomsten van de
tussenevaluaties wil ik graag vanaf januari met alle partijen om de
tafel om een visie en een agenda voor de komende jaren op te stellen. De
inbreng van uw Kamer vind ik daarbij heel belangrijk. Ik ben dus
eigenlijk heel blij dat we op de valreep dit debat toch nog konden
voeren. Ik denk dat die gewenste versnelling daarmee een onderdeel kan
worden van de reguliere zorg, met specialistische zorg waar nodig.
Ik gaf in mijn inleiding aan dat mijn inzet daarbij ook gericht zal zijn
op meer bewustwording bij patiënten, en daarmee ook bewustwording en
comfort — misschien is dat een beter woord — voor naasten, zodat zij
weten wat ze kunnen verwachten als ze bij iemand zijn in de laatste fase
van het leven. Ik weet uit eigen ervaring dat dat toch best ingewikkeld
kan zijn als men je niet heeft voorbereid op hoe dat mogelijk kan
gaan.
Zoals een brede wens in de Kamer is, zet ik daarbij ook in op de
verankering in de opleiding. Het uiteindelijk doel is dat het gewoon een
vanzelfsprekend onderdeel van de zorg wordt. Daarnaast werk ik aan
alternatieve vormen van bekostiging. Ik ben daarnaast aan het kijken …
Ik snap de vraag over de versnippering wel, want het gaat nu weer over
verschillende schijven. Ik denk dat het juist goed is om het over
verschillende schijven, met mogelijk weer net andere partijen, te laten
lopen. Zo kunnen we het de aandacht geven die het verdient, zodat het op
alle plekken kan landen waar het zou moeten landen.
Ik ben dus ook wel aan het kijken welke aspecten hiervan zouden kunnen
worden opgenomen in dat aanvullende zorg- en welzijnsakkoord. Dat kunnen
misschien ook wel afspraken zijn over basisopleidingen en bij- en
nascholing, over proactieve zorgplanning en over de omzetplafonds. Dat
is een beetje hoe ik het voor me zie. Ik hoop daarmee enigszins de
vragen van de heer Van Dijk te hebben beantwoord.
Dan had ik een vraag van mevrouw Slagt-Tichelman over de "advance care
planning"-gesprekken, die heel waardevol zijn. Wat gaat het kabinet doen
om afstemming over deze gesprekken tussen partijen goed vorm te geven?
Ik ben het helemaal met mevrouw Slagt-Tichelman eens over de waarde van
deze gesprekken. Zorgverleners moeten met patiënten het goede gesprek
kunnen voeren. Ik denk dat advance care planning hierbij cruciaal is,
zodat mensen zorg en steun kunnen krijgen in de laatste levensfase. Het
is mijn wens om zorgverleners bewust te maken van het belang van het
goede gesprek over alle mogelijkheden, voor zover ze dat nog niet
zijn.
Daarnaast willen we inzetten op het verankeren van de palliatieve zorg
in de opleiding en de bij- en nascholing, indachtig ook de motie van
mevrouw Paulusma. Een goede samenwerking tussen zorgverleners is hierbij
nodig. Met de Strategische agenda Transformatie palliatieve zorg zet ik
in op integratie van palliatieve zorg binnen de reguliere zorg en op een
integrale aanpak van alle partijen. Door de proactieve zorgplanning en
intramurale samenwerking kunnen de teams palliatieve zorg vroegtijdig
worden ingeschakeld en kan in de laatste fase zorg worden gegeven die
past bij de wensen en behoeften van patiënten.
Voorzitter. Dan een vraag van de heer Dijk over de rol van de huisarts.
Is de staatssecretaris bereid om te kijken of het behandelwens- of
levenseindegesprek door de huisarts ook vergoed kan worden?
De voorzitter:
Maakt u dat eerst maar even af, als u wilt.
Staatssecretaris Maeijer:
Proactieve zorgplanning is een belangrijk onderdeel van goede zorg in de
laatste levensfase. Uit onderzoek van de NZa blijkt dat dit nog niet
landelijk goed georganiseerd en bekostigd is. De NZa werkt daarom nu aan
verbeteringen in de bekostiging. De bekostiging van de huisartsenzorg
biedt al ruimte voor verzekeraars en huisartsen om hierover afspraken te
maken. Zorgverzekeraars maken die afspraken ook al, maar dat gebeurt nog
onvoldoende. De NZa gaat daarom proactieve zorgplanning per 2027 opnemen
in de basisbekostiging van de huisartsenzorg. In de tussentijd
stimuleert de NZa maatwerkafspraken tussen verzekeraars en huisartsen.
Voor de medisch-specialistische zorg werkt de NZa toe naar een
aanpassing van de bekostiging per 2025, want deze bekostiging is nu nog
te veel gericht op diagnostiek en behandeling en te weinig op langere
gesprekken in het kader van de proactieve zorgplanning.
De voorzitter:
Dan mevrouw Slagt-Tichelman met een vraag.
Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):
De staatssecretaris gaf al heel mooi het belang aan van de "advanced
care"-gesprekken, maar de vraag was ook hoe wordt geborgd dat goede
informatieoverdracht plaatsvindt tussen de verschillende beroepsgroepen,
en dan niet qua opleidingsniveau. Stel dat een patiënt in de palliatieve
zorgfase toch vanuit de thuissituatie naar het ziekenhuis wordt
verwezen, hoe verloopt dan de informatieoverdracht, omdat die niet
standaard in een verwijsbrief kan? Hoe gaat die informatieoverdracht
geborgd worden?
Staatssecretaris Maeijer:
Ik ben het met mevrouw Slagt-Tichelman eens dat een goede samenwerking
tussen alle zorgverleners cruciaal is. Dat zit uiteraard niet alleen in
het verankeren van palliatieve zorg in opleidingen en bij- en
nascholingen. In de Strategische agenda Transformatie palliatieve zorg
zetten we in op de integratie van de palliatieve zorg binnen de
reguliere zorg, met een integrale aanpak vanuit alle partijen. Ik denk
dat door de proactieve zorgplanning en de samenwerking de teams
palliatieve zorg vroegtijdig kunnen worden ingeschakeld en dat zij juist
door die cruciale samenwerking de zorg in de laatste levensfase kunnen
geven die past bij de wensen en behoeften van de patiënten.
Voorzitter. Dan was er een vraag van de heer Thiadens. Hij zei dat de
staatssecretaris bezig is met transformatie om over de schotten heen te
kunnen werken en vroeg of de staatssecretaris hierover al voortgang kan
delen. Zoals zal blijken uit de tussenevaluatie van het Nationaal
Programma Palliatieve Zorg, die u bij de Kamerbrief van half december
zult ontvangen, verloopt deze transformatie positief en wordt die breed
gedragen. Het animo vanuit de regio's is groot. Meer regio's dan was
voorzien hebben transformatieplannen opgesteld.
Voorzitter. Dan kom ik toe aan het blokje varia. Mevrouw Paulusma stelde
dat opleidingen er alleen zijn voor nieuwe zorgprofessionals. Wat wordt
er gedaan om de huidige zorgprofessionals bij te scholen? Om te bereiken
dat overal in de zorg bewustzijn en kennis over palliatieve zorg
verbreed wordt en daadwerkelijk wordt toegepast, is ook scholing van de
huidige zorgprofessionals heel belangrijk, want zij zijn degenen die nu
de zorg verlenen. Zij zijn ook de opleiders en de
stagebegeleiders.
Er is al veel gebeurd op het gebied van bij- en nascholing. Zo is er
door het programma Scholing Palliatieve Zorg, mede mogelijk gemaakt door
KWF, een landelijk uniforme bij- en nascholing palliatieve zorg bij
ongeneeslijke kanker ontwikkeld voor zittende zorgverleners. Deze is in
heel Nederland beschikbaar gesteld. Ook is het docentenprofiel
palliatieve zorg 2.0 opgesteld als kader waaraan een docent palliatieve
zorg zou moeten voldoen. Het is heel belangrijk dat deze opgebouwde
kennis en ervaring ook worden geborgd. Hier zal ik de komende tijd aan
werken, samen met partijen in de zorg en in het onderwijs.
Voorzitter. In het verlengde daarvan heb ik over opleiding en scholing
nog wat vragen ...
De voorzitter:
Had u ook nog de vraag van mevrouw Joseph daarbij betrokken?
Staatssecretaris Maeijer:
Ja, die wilde ik eigenlijk nu beantwoorden.
De voorzitter:
Misschien kan dat eerst even, voordat mevrouw Paulusma een vraag
stelt.
Staatssecretaris Maeijer:
Mevrouw Joseph en mevrouw Paulusma verwezen naar de eerder ingediende
motie. Waarom is palliatieve zorg nog niet verankerd in zorgopleidingen
en wat zijn de belemmerende factoren, vroeg mevrouw Joseph. Om invulling
te geven aan de motie-Hermans/Paulusma heb ik in kaart gebracht wat er
tot nu toe allemaal is gedaan om palliatieve en levenseindezorg op te
nemen in zorgopleidingen en in bij- en nascholingen. Hiervoor is, zoals
de motie al aangaf, veel ontwikkeld door het programma O2PZ
en ook door het programma Scholing Palliatieve Zorg. Vervolgens heb ik
met vertegenwoordigers van bestaande zorgopleidingen en het zorgveld
verkend wat de knelpunten zijn, om dit daadwerkelijk in de praktijk vorm
te geven. Er is ook verkend wat de juridische mogelijkheden zijn om
palliatieve zorg onderdeel te maken van zorgopleidingen en wat de
aangrijpingspunten zijn voor de verankering. In de toegezegde brief van
half december ga ik u nader informeren over deze verkenning. Ik zal
daarbij uitgebreid aangeven welke aangrijpingspunten ik zie en welke
vervolgacties ik wil nemen om palliatieve en levenseindezorg te
verankeren in de zorgopleidingen en in de bij- en nascholingen.
De voorzitter:
Daar is toch nog een vraag over. Mevrouw Paulusma was het eerst, dacht
ik.
Mevrouw Paulusma (D66):
Het gaat me vooral om die bij- en nascholing. Ik denk dat een heleboel
professionals die al lang in de zorg werken, worstelen met het gebrek
aan kennis. Ik hoor uit het veld dat een aantal regelingen verlopen. De
staatssecretaris had het daar zelf net ook over. Ik ben vooral op zoek
naar de vraag of er niet een gat ontstaat. Het zou zonde zijn als we dat
moeten inlopen. Kan de staatssecretaris iets meer zeggen over planning,
termijn, hoe we ervoor zorgen dat er geen gat ontstaat tussen de ene en
de andere regeling? Zo weten ook zorgverleners die betrokken zijn bij
dit soort initiatieven waar ze aan toe zijn.
Staatssecretaris Maeijer:
Ik ben het met mevrouw Paulusma eens dat we moeten voorkomen dat een
regeling verloopt en er vervolgens een gat ontstaat. Dan schieten we het
doel voorbij dat we voor ogen hebben. Mijn inzet zal er in ieder geval
op gericht zijn om dat te voorkomen. Ik snap dat dit misschien enigszins
teleurstelt, aangezien we nu het debat voeren, maar ik moet mevrouw
Paulusma zeggen dat we hebben gekoerst op een goede brief. Daarin
beschrijf ik de verkenning die is gedaan naar aanleiding van de motie.
In de brief wordt beschreven wat er is opgehaald, waar het knelt, maar
ook waar de aangrijpingspunten zijn en welk vervolg eraan wordt gegeven.
Er komt dus echt een brief over naar de Kamer. Wat zegt u? Een goede
brief? Ik zal mijn best doen. Ik word van alle kanten aangespoord.
De voorzitter:
Het is niet mis wat er hier allemaal gevraagd wordt.
Mevrouw Joseph (NSC):
Dank voor alle goede intenties. Ik ben ook heel benieuwd naar de brief
in december. De staatssecretaris zou ook overleggen met de minister van
OCW. Wordt dat ook al meegenomen in de brief, of staat dat later in de
planning?
Staatssecretaris Maeijer:
Die gesprekken met OCW worden gevoerd, die zijn gevoerd. Er is een
heldere motie aangenomen door de Kamer, die vraagt om het een en ander
te doen. Daar hebben we het ministerie van OCW keihard voor nodig.
Dan vroeg de heer Ceder nog welke ideeën er zijn om bij de jongere
generatie het bewustzijn te vergroten. Ik vond dat een heel mooie vraag.
Ik was niet bekend met het voorbeeld van de scholieren die op bezoek
zijn geweest bij een hospice, zoals in Hoofddorp. Ik denk dat het heel
belangrijk is dat eenieder bekend is met palliatieve zorg, ook jongeren
en kinderen. Je weet nooit in welke fase van je leven je ermee te maken
krijgt. Dan is het goed als je er bekend mee bent. Ik denk dat het
bezoek aan het hospice een mooi voorbeeld is. Ik wil dit soort lokale
initiatieven bij dezen van harte aanmoedigen. De primaire doelgroep in
de campagnes die wij draaien, zijn wel mensen van 60 jaar en ouder. Ik
vind de campagnes mooi. Ik denk dat ze een goed instrument zijn om
palliatieve zorg onder de aandacht te brengen bij een breder publiek.
Voor 2025 wordt ook overwogen om de campagnes uit te breiden naar andere
platforms. Via Instagram of TikTok bereik je ook weer een andere
doelgroep.
Voorzitter. Mevrouw Dobbe vroeg ook nog naar een onderzoek van het LUMC.
Ik moet u bekennen dat dat onderzoek mij niet bekend is, en ik zou
mevrouw Dobbe graag toezeggen om daar bij uw Kamer op terug te komen. Ik
hoor mevrouw Dobbe vragen: wanneer? In december zal dat zijn. Dat wordt
een goede maand, jongens. Ik zeg niet in welk jaar, hè. Nee hoor,
grapje.
Mevrouw Slagt vroeg nog het volgende. Wat gaat u doen zodat bepaalde
medicatie die nu nodig is gegarandeerd leverbaar is? U had het over de
spierverslappende medicatie. Het staat hier nu heel staccato, maar ik
voelde de emotie en lading in uw stem. Om te beginnen zeg ik: ik hoor
dat en ik voel dat. Daar zijn natuurlijk geen woorden voor. Dat is niet
alleen heel vervelend, maar dat is natuurlijk cruciaal in de laatste
levensfase. Het kabinet doet er alles aan om de tekorten waar mogelijk
op te lossen of liever te voorkomen. Maar dat is geen garantie dat alles
goed gaat, natuurlijk.
De voorzitter:
Mevrouw Slagt-Tichelman heeft daar nog een vraag over.
Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):
Ja, dat is mijn laatste interruptie, voorzitter.
De voorzitter:
Dat heeft u goed bijgehouden.
Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):
Ja. Dit betreft inderdaad een middel dat soms samen met een slaapmiddel
gegeven wordt, een spierverslappende medicatie. Maar het baart mij
zorgen dat er nu als het nodig is soms tien apotheken gebeld moeten
worden om de medicatie te krijgen. In het licht van de
geneesmiddelentekorten wil ik de geneesmiddelen tekorten in de
palliatieve zorg extra onder de aandacht brengen. Omdat u de palliatieve
zorg in de stervensfase ook onder uw hoede heeft, zou ik u willen vragen
om hier heel veel aandacht voor te hebben.
Staatssecretaris Maeijer:
Ik hoor uw oproep. Het baart mij ook zorgen. Het is een probleem dat
volgens mij heel veel mensen zorgen baart. Het kabinet en de minister
doen er alles aan om die tekorten waar mogelijk op te lossen, of nog
liever te voorkomen. Het kabinet heeft ondanks de bezuinigingen de
komende jaren 20 tot 30 miljoen vrijgemaakt om de beschikbaarheid van
geneesmiddelen te verbeteren. Maar ik hoor uw hartenkreet, mevrouw
Slagt.
Mevrouw Joseph van NSC had een vraag. Via VPTZ krijgen vrijwilligers een
opleiding. Er is extra geld voor de academy. Hoeveel geld gaat u
hiervoor vrijmaken? Voor de VPTZ Academie is 203.000 euro extra
vrijgemaakt voor 2025, en vanaf 2026 is dat 59.000 euro extra.
Voorzitter. Dan heb ik nóg een deel varia, zie ik. Hoe lang gaat het
duren voordat wij de Toekomstverkenning palliatieve zorg van het RIVM
krijgen, vroeg de heer Krul. Deze toekomstverkenning zal de Kamer met de
toegezegde brief van half december ontvangen.
Mevrouw Joseph wees op het belang van nazorg. Die vraag begrijp ik heel
goed. Binnen de Zorgverzekeringswet is het niet mogelijk om na het
overlijden van de patiënt nog zorguren te declareren. Maar in de
wijkverpleging wordt bij de meeste gecontracteerde aanbieders gewerkt
met een integraal tarief voor verpleging en verzorging. Dat kan ook met
een week- of maandtarief. Daarbinnen is ook ruimte voor de zorgaanbieder
om de zorg zelf in te delen. Dit biedt ook enige ruimte voor nazorg,
waar u op wees.
De heer Ceder vroeg nog naar het kinderhospice, Binnenveld. Kan de
staatssecretaris over haar ideeën vertellen? Ik heb een ontzettend mooi
bezoek gebracht aan het hospice Binnenveld in Barneveld. Ik kan iedereen
aanraden om eens te gaan kijken naar het mooie werk dat daar wordt
gedaan voor deze bijzondere, kwetsbare groep kinderen. Ik vind het ook
belangrijk om deze zeer kwetsbare groep kinderen, hun ouders en naasten
te helpen. Via het programmadeel van NPPZ II Kind en Jongere laat ik ook
verschillende projecten uitvoeren. Dat is gebaseerd op aanbevelingen uit
de herziene richtlijn Palliatieve zorg voor kinderen en onderzoeken naar
ervaringen van kind, gezin en zorgverleners binnen de medische kindzorg
en het sociaal domein. Er zijn acht projecten en twee richtlijnen. Maar
goed, ik heb ook de knelpunten gehoord van een moeder van een jongen die
de leeftijd van 18 had bereikt, die op dat moment voor een heel ander
zorgprobleem kwam te staan dan toen hij daar binnenkwam. Dus het signaal
dat de heer Ceder hier opnieuw afgeeft om daar goed naar te kijken, neem
ik ter harte. Ik heb dat de vorige keer ook tegen zijn collega mevrouw
Bikker gezegd. Wij zijn goed aan het kijken wat wij op dit punt kunnen
doen. Dat zal niet makkelijk zijn, maar daar wil ik mij wel hard voor
inzetten. Ik had uw collega ook al bereid gevonden om daar misschien met
mij over mee te denken.
Mevrouw Dobbe vroeg naar de grote regionale verschillen. Volgens mij heb
ik die vraag al beantwoord.
Mevrouw Dobbe sprak ook over de tarieven. De NZa heeft de tarieven
opgehoogd, maar zorginstellingen krijgen soms toch een lager tarief
aangeboden dan nodig, waardoor de financiële druk aanwezig blijft. Zij
vroeg of de staatssecretaris dit herkent. De NZa heeft de
maximumtarieven voor elv palliatieve zorg per 1 januari 2025 opgehoogd,
van afgerond €410 naar afgerond €589. Dit is wel het maximumtarief.
Verzekeraars mogen een lager tarief bieden. Door het kostenonderzoek en
een verhoging van het maximumtarief is er wel een duidelijker richtsnoer
voor de onderhandelingen over het tarief. Natuurlijk hoeft niet altijd
het maximumtarief geboden te worden. Ik heb na bekendmaking van de
nieuwe tarieven geen concrete signalen ontvangen over problemen die
moeten worden opgelost naar aanleiding van deze ophoging.
Voorzitter, tot slot. De heer Krul had een vraag over de bekostiging die
kosten bespaart in het ziekenhuis, maar in de wijk meer geld kost. Hij
vroeg of nieuwe bekostigingsvormen en experimentprestaties hiervoor
oplossingen kunnen bieden. Ik ben heel benieuwd hoe het met de
NZa-experimenten staat. De NZa is in opdracht van mijn ministerie
gestart met voorbereidingen voor de experimenten alternatieve
bekostiging palliatieve zorg. Dit doet de NZa in nauwe afstemming met de
Stichting Palliatieve Zorg Nederland en ZonMw; de experimenten
alternatieve bekostiging en de doelen van NPPZ II zijn tenslotte erg met
elkaar verweven. Er is tot 2026 ruimte om op kleine schaal te
onderzoeken welk bekostigingsmodel het meest passend is voor palliatieve
zorg.
Ten tweede inventariseert en analyseert de Stichting PZNL knelpunten op
het gebied van bekostiging en contractering. Daar worden oplossingen
gevonden in de bestaande bekostiging en via experimenten met
alternatieve vormen van bekostiging. Ook zijn de integrale dagtarieven
voor eerstelijnsverblijf palliatieve terminale zorg per 1 januari 2025
door de NZa herijkt. De experimenten zijn bedoeld om inzicht te krijgen
in de mogelijkheden en de werking van alternatieve bekostiging.
Palliatieve zorg gaat over zo goed mogelijke kwaliteit van leven in de
laatste levensfase. Als vroegtijdig het gesprek aangegaan wordt over wat
de patiënt belangrijk vindt, waarbij niet alles wat kan ook
daadwerkelijk moet gebeuren, kan daarmee een verschuiving plaatsvinden
van zorg die gericht is op doorbehandelen naar zorg die gericht is op
kwaliteit van leven. De verwachting is dat hiermee de kosten in ieder
geval gelijk blijven en wellicht lager zullen uitvallen.
Voorzitter, daarmee ben ik door de vragen heen.
De heer Bevers (VVD):
Ik heb kort gesproken over de verklaring die verzekerden soms moeten
hebben om palliatieve zorg te krijgen. Ik heb daarover geen directe
vraag gesteld, dus ik snap dat die niet in de beantwoording is
meegenomen. Die verklaring was een signaal dat ook bij mij nieuw
binnenkwam. De staatssecretaris heeft al aangegeven dat zij een aantal
gesprekken voert met zorgverzekeraars. Ik zou mij kunnen voorstellen dat
zij mijn opmerkingen over dit punt meeneemt in die gesprekken en daar
dan later op terugkomt. Ik zou het op prijs stellen als zij mijn
opmerking over die terminaliteitsverklaring — ik vind het een vreselijke
term — mee zou willen nemen.
Staatssecretaris Maeijer:
Ja, dat zal ik doen.
De heer Krul (CDA):
Ik had even beter op moeten letten, want ik dacht dat het in het
interruptiedebatje met de heer Ceder ook over mijn punt ging. Maar de
heer Ceder vroeg specifiek naar de thuiszorg, terwijl ik een punt maakte
van de zorgverzekeraars die van plan zouden zijn om bij de hospisces te
korten op de dagprijzen. Dat zijn althans de signalen die wij krijgen.
De hospices hebben ons verder ook het signaal gegeven dat dat
waarschijnlijk betekent dat ze zullen moeten korten op gecompliceerde
zorg, op verpleegkundige zorg.
Ik ben ook maar gewoon even heel transparant in dezen: het signaal dat
wij kregen, is dat er €90 tot €200 gekort gaat worden op de dagprijs.
Dat is ongeveer 25% tot 40% en dat zal ertoe leiden dat ... Ik wil de
staatssecretaris vragen om dat ook mee te nemen in de gesprekken met de
zorgverzekeraars en in de terugkoppeling. Heeft zij die signalen
overigens zelf ook ontvangen? Dat kan natuurlijk in tweede termijn of
later.
Staatssecretaris Maeijer:
Ik kom daar graag in tweede termijn even op terug.
De heer Thiadens (PVV):
Ik heb de beantwoording van een van mijn vragen gemist. Het zou kunnen
zijn dat dat aan mij ligt, maar die vraag ging dus over de betaaltitel
voor proactieve zorgplanning in ziekenhuizen vanaf 2025. Ik geef de
staatssecretaris graag even de gelegenheid om het antwoord op te
zoeken.
Staatssecretaris Maeijer:
Voorzitter, staat u me toe daar even in tweede termijn op terug te
komen. Het antwoord is mij ongetwijfeld aangereikt, maar in mijn stapel
stukken zie ik 'm zo snel niet zitten.
De heer Thiadens (PVV):
Ik zal hier voor de volledigheid aan toevoegen dat mijn vraag was: hoe
gaat zo'n betaaltitel in ziekenhuizen eruitzien? Het is overigens wel
goed dat die er komt, want dit geeft het belang aan van proactieve
zorgplanning, oftewel het in gesprek gaan met cliënten over hun wensen
voor de laatste levensfase. Maar hoe gaat het eruitzien? En vooral ook:
wie gaat dat dan toepassen?
Staatssecretaris Maeijer:
Ik herinner me de vraag, voorzitter. Ik kom er straks op terug.
De voorzitter:
U komt daar in de tweede termijn op terug. De heer Ceder heeft nog een
vraag.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Volgens mij is mijn vraag over het bericht van vandaag over de sarcofaag
niet beantwoord. Ik heb de staatssecretaris gevraagd aan te geven dat
het evident is dat dat onder het Wetboek van Strafrecht verboden zou
moeten zijn. Ik heb het antwoord daarop volgens mij niet voorbij horen
komen. Ik zou daar toch iets van de staatssecretaris over willen
horen.
De voorzitter:
Dat klopt. Die vraag had ik ook nog openstaan; daar is geen antwoord op
gegeven.
Staatssecretaris Maeijer:
Voorzitter, ik kom ook daar graag in de tweede termijn op terug.
De voorzitter:
Volgens mij was er ook nog iets van de heer Krul. Hij vroeg naar inzicht
in de hospicezorg en de zorg thuis in de komende vier jaar. Volgens mij
hebben we die vraag ook nog niet aan de orde gehad. Ik weet niet of u
dat in de tweede termijn wilt doen of dat dat er nog ergens tussen
zit.
Staatssecretaris Maeijer:
Ik herinner me de vraag niet, maar ik heb het wel gehad over hospicezorg
en de inzichten. Dus volgens mij ...
De voorzitter:
Oké. We hebben de heer Krul er verder niet over gehoord. Het zal dus wel
akkoord zijn.
Staatssecretaris Maeijer:
Ik had zelf het idee dat die beantwoord was.
De voorzitter:
Dan sluit ik graag de termijn van de staatssecretaris af. We gaan verder
met de tweede termijn van de Kamer. Ik geef daarvoor graag het woord aan
mevrouw Paulusma. De maximale spreektijd is 1 minuut en 40 seconden.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik ga mijn best doen, voorzitter. Ik wil graag al mijn collega's
bedanken voor dit waardevolle debat en alle persoonlijke verhalen. Zoals
ik al zei in mijn woordvoering: we kunnen niet vaak genoeg over dit
onderwerp praten. En wat fijn dat we dat vanavond zo hebben kunnen doen!
Ik wil ook de staatssecretaris in het bijzonder bedanken voor haar
bevlogenheid. Dat wordt door velen gezien.
Ik heb nog twee korte vragen en een motie. Mijn zorgen over de
opleidingen zijn nog niet weggenomen. Er is veel versnippering en ik
denk dat het goed zou zijn als het een wat bondiger pakket zou kunnen
worden. Ik heb verder zorgen over de borging van de kennis over
palliatieve zorg bij medisch specialisten. Wellicht kan de
staatssecretaris daarop terugkomen.
Ik heb dus ook nog een motie. Ik heb goed geluisterd naar de
staatssecretaris en ik zou daarom willen zeggen: omarm deze motie als
een aanmoediging. Ik bedacht mij net: volgens mij zitten we nog in een
soort extraparlementaire status met dit hele kabinet en de Kamer.
Wellicht kunnen we dus ook samen toewerken naar een oplossing voor de
hospices.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er een stijgende zorgvraag is voor hospicezorg en er
steeds vaker een beroep moet worden gedaan op vrijwilligers;
constaterende dat het plafond op de subsidie vanuit de Regeling
palliatieve terminale zorg en geestelijke verzorging thuis niet
meegroeit met de stijgende zorgvraag, waardoor de toegankelijkheid van
hospicezorg in de knel komt;
verzoekt de regering met een duurzame oplossing te komen om hospicezorg
toegankelijk te houden, en de Kamer hierover voorafgaand aan de
Voorjaarsnota te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Paulusma, Dobbe,
Slagt-Tichelman, Krul, Diederik van Dijk, Koekkoek, Kostić en
Ceder.
Zij krijgt nr. 86 (29509).
Mevrouw Paulusma (D66):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Slagt-Tichelman voor
haar tweede termijn.
Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Dank voor de motie die we zojuist hebben ingediend met net
niet de gehele Kamer, maar wel met velen. Ik dien ook een motie in over
de nazorg voor nabestaanden.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er momenteel geen structurele financiering voor nazorg
is;
overwegende dat veel nabestaanden baat zouden kunnen hebben bij nazorg
nadat zij een naaste hebben verloren;
overwegende dat nazorg voor nabestaanden van de patiënt palliatieve zorg
noodzakelijk is, zoals ook benoemd wordt in de opleiding voor
palliatieve zorgverleners;
verzoekt de regering om nazorg voor nabestaanden van patiënten binnen de
palliatieve zorg structureel in te bedden waar dat nodig is,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Slagt-Tichelman.
Zij krijgt nr. 87 (29509).
Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de staatssecretaris voor de antwoorden
en de toezeggingen. Ik wil ook mevrouw Paulusma bedanken voor het
aanvragen van dit debat, want dit is echt een heel belangrijk onderwerp.
Ik wil ook de Kamerleden vanavond bedanken voor de waardigheid van dit
debat. Ik zou de NPO willen oproepen om dit debat integraal uit te
zenden, de komende weken, en een heleboel herhalingen te doen, zodat
mensen in Nederland ook zien dat wij hier goed en constructief met
elkaar debatteren. De waardigheid van het debat doet ook recht aan alle
mensen die te maken hebben met palliatieve zorg. Dat wil ik daarbij ook
nog graag opmerken. Dus alle dank daarvoor.
Voorzitter. Ik heb dan nog één motie. Die luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de huidige budgetplafonds in de palliatieve zorg ertoe
leiden dat patiënten niet altijd thuis kunnen sterven;
overwegende dat dit leidt tot situaties waarin kwetsbare mensen hun
laatste levensfase moeten doorbrengen in een ziekenhuis in plaats van
thuis;
van mening dat dit zowel traumatisch is voor de nabestaanden als
kostbaarder voor de maatschappij;
verzoekt de regering de NZa een analyse te laten maken van de
toegankelijkheid van palliatieve zorg in relatie tot budgetplafonds en
indicatiestelling, en indien daar aanleiding voor blijkt, deze waar
mogelijk op te heffen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Plas, Paulusma, Krul,
Diederik van Dijk en Joseph.
Zij krijgt nr. 88 (29509).
Mevrouw Van der Plas (BBB):
De NZa is onze Nederlandse Zorgautoriteit.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Ceder van de
ChristenUnie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil de staatssecretaris bedanken voor de
beantwoording in een volgens mij waardig debat. Ik ben blij met de
toezegging die gedaan is, namelijk dat de staatssecretaris gaat
terugkoppelen aan de Kamer, na een gesprek met de zorgverzekeraars om
uit te vogelen wat er precies waar is van het bericht dat vandaag naar
buiten is gekomen. Dat hoor ik dus ook graag.
Wij stonden onder de motie van mevrouw Paulusma. Dat is een extra
onderstreping van het feit dat we deze bekostiging en de borging daarvan
belangrijk vinden.
Voorzitter. Ik heb zelf geen motie, dus ik wil het hierbij laten. Ik wil
ook eenieder bedanken voor dit debat.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Joseph van Nieuw
Sociaal Contract.
Mevrouw Joseph (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan alle collega's en de staatssecretaris
voor dit in mijn ogen heel erg mooie debat.
Ik heb een motie, in aanvulling op de motie van mevrouw Van der Plas,
die ik heb medeondertekend.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er nog steeds zorgaanbieders zijn die in de knel komen
door het contracteerbeleid, waaronder budgetplafonds en
doelmatigheidseisen, vanuit de zorgverzekeraars, met zeer onwenselijke
gevolgen voor mensen in de meest kwetsbare fase van hun leven die
palliatieve zorg nodig hebben;
verzoekt de regering om via de NZa zorgverzekeraars te verplichten om
structureel de knelpunten in de beschikbaarheid en kwaliteit van
palliatieve zorg en nazorg in beeld te brengen, hierop gerichte acties
te formuleren, deze acties periodiek te evalueren en waar nodig bij te
stellen, en hierover jaarlijks transparant te rapporteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Joseph.
Zij krijgt nr. 89 (29509).
Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de heer Bevers van de VVD.
De heer Bevers (VVD):
Voorzitter. Dank, natuurlijk, aan de staatssecretaris voor de
beantwoording, maar vooral ook voor haar grote persoonlijke
betrokkenheid.
Voorzitter. Ik dien geen motie in. Dat doe ik bewust. Dat zegt niks over
alle andere moties. Daar ga ik met heel veel belangstelling naar kijken.
Ik heb het in mijn bijdrage vooral over de inhoud van palliatieve zorg
gehad. Dat betekent dat ik daar even op deze manier mee omga. Het is ook
een blijk van vertrouwen in het verhaal van de staatssecretaris. Ik
vertrouw erop dat zij hier op een hele betrokken wijze mee verder zal
gaan.
Daarnaast kijk ik uit naar alles wat er nog in december komt. Volgens
mij komt er één hele lange brief en komen er een aantal andere brieven,
maar dat komt vast goed.
Dank aan de collega's voor een waardevol en respectvol debat. Ik sluit
mij aan bij collega Van der Plas. We zullen morgen waarschijnlijk niet
de voorpagina van de kranten halen, maar eigenlijk zou dat wel
moeten.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. We hebben nog niet alle sprekers gehad, dus u weet maar
nooit, want de heer Van Dijk van de SGP kan er wat van!
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Ik ga u teleurstellen, want ik ga beginnen met
het uitspreken van het volgende. Wat mooi dat de Tweede Kamer ook zo
sereen — ik wou dat woord altijd al graag hier een keer gebruiken — kan
debatteren, gezamenlijk het beste zoekend op een heel teer thema. En we
zijn toch allemaal heel open vandaag. Ik ben ook wel best opgelegd dat
dit debat niet is belast met al die andere bekende politieke issues rond
het levenseinde; iedereen weet waar ik het over heb. Dat komt later. Het
is ook heel goed om het daarover te hebben, maar vandaag even niet. We
hadden het over een andere insteek. Dat is heel erg mooi.
Als het gaat over palliatieve zorg, heb ik veel vertrouwen in de inzet
van de staatssecretaris. Om dat vertrouwen te onderstrepen heb ik geen
aansporende moties op dat terrein. Ik heb slechts één bescheiden motie,
die betrekking heeft op de vergoeding voor huisartsen. De
staatssecretaris heeft daar best wat mooie woorden over gezegd en ook
openingen voor geboden. Mijn motie is er vooral op gericht om ook als
Kamer de vinger aan de pols te kunnen houden rond de voortgang. Vandaar
de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat huisartsen veel gesprekken voeren met patiënten over
(behandel)wensen en verwachtingen rondom het levenseinde;
overwegende dat vergelijkbare gesprekken in de medisch-specialistische
zorg per 2024 worden vergoed;
verzoekt de regering te bezien hoe ook huisartsen een vergoeding kunnen
krijgen voor de behandelwens- en levenseindegesprekken die zij voeren en
de Kamer van de voortgang hiervan op de hoogte te houden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Diederik van Dijk.
Zij krijgt nr. 90 (29509).
Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de heer Thiadens van de PVV. Die ziet af van zijn spreektijd. Dan ga ik verder naar mevrouw Dobbe van de SP.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ook ik vind het mooi hoe we dit debat op deze
manier vandaag hebben kunnen voeren. Desalniettemin heb ik toch twee
moties; het komt uit een goed hart. Ik denk dat het goed is dat wij hier
in de Kamer over de budgetplafonds hebben gesproken. Ik heb de motie van
mevrouw Van der Plas gezien. Ik denk dat het een goede stap is, maar wij
zouden het iets scherper willen stellen en een scherpere aansporing aan
deze staatssecretaris willen doen om geen afbreuk te willen doen aan de
motie die al in 2017 is aangenomen, en omdat wij vinden dat er voor
omzetplafonds geen plek is in de palliatieve zorg.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat niemand die palliatieve zorg nodig heeft hierin
belemmerd moet worden door een budgetplafond;
overwegende dat budgetplafonds ertoe kunnen leiden dat mensen minder
toegang hebben tot palliatieve zorg of moeten veranderen van
zorgaanbieder en hun vertrouwde zorgverlener verliezen;
overwegende dat de Tweede Kamer al in 2017 de motie-Van der Staaij c.s.
heeft aangenomen, waarmee werd opgeroepen om in de palliatieve terminale
zorg te stoppen met budgetplafonds;
verzoekt de regering om ervoor te zorgen dat er geen omzetplafonds meer
worden ingezet in de palliatieve zorg,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dobbe.
Zij krijgt nr. 91 (29509).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er in de praktijk nu vaak verschillen zijn als het
gaat om de toegang tot palliatieve zorg, doordat aanbieders vaak
patiënten van een bepaalde zorgverzekeraar weigeren;
overwegende dat het ook regelmatig voorkomt dat patiënten van een
bepaalde verzekeraar bij meerdere aanbieders in dezelfde regio geweigerd
worden, waardoor zij veel vaker geen toegang hebben tot palliatieve zorg
thuis;
verzoekt de regering om met een plan van aanpak te komen om ervoor te
zorgen dat iedereen gelijke toegang heeft tot de noodzakelijke
palliatieve zorg, ongeacht bij welke zorgverzekeraar iemand verzekerd
is,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dobbe.
Zij krijgt nr. 92 (29509).
Mevrouw Dobbe (SP):
Tot slot wil ik de staatssecretaris danken dat zij wil kijken naar het
onderzoek dat is gedaan onder de zorgverleners die palliatieve zorg
verlenen. Wij zien de terugkoppeling daarvan graag tegemoet. Dank u
wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Tot slot de heer Krul van het CDA.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter. Dan moet ik het nu wel heel bont maken, maar ik mag geen
motie indienen van mijn fractievoorzitter.
Voorzitter. Ik wil de staatssecretaris bedanken en ik wil ook de
collega's bedanken voor een waardig debat. Ik sluit me aan bij de
woorden van mevrouw Van der Plas. Zij heeft me ook wel een beetje aan
het denken gezet. Ik doe elke dinsdag de Regeling van werkzaamheden, en
vaak zijn dit soort debatten juist de debatten die dan ondersneeuwen.
Maar hoe mooi was het eigenlijk om een keer de inhoud in te gaan bij
zo'n belangrijk thema, dat niet gekoppeld is aan de rel van de dag. Ik
denk dat we dat vaker moeten doen.
Wij hebben twee moties medeondertekend, van mevrouw Paulusma en mevrouw
Van der Plas. We hebben veel vertrouwen in de aanpak van de
staatssecretaris en wensen haar veel wijsheid toe op dit dossier. Daar
ga ik het bij laten.
De voorzitter:
Dank u wel. Hiermee komt er een einde aan de tweede termijn van de
Kamer. De staatssecretaris heeft aangegeven tien minuten nodig hebben.
Om 22.35 uur gaan we verder met de tweede en afsluitende termijn van de
staatssecretaris.
De vergadering wordt van 22.25 uur tot 22.35 uur geschorst.
De voorzitter:
We hervatten de vergadering met de tweede termijn van de
staatssecretaris. Ga uw gang.
Staatssecretaris Maeijer:
Voorzitter. Ook van mijn kant dank voor het mooie debat. Het was eerst
uitgesteld en ik ben blij dat het alsnog dit jaar door kon gaan. Ik vind
het mooi dat het de plenaire zaal heeft gehaald. Ik zou zeggen: dat
moeten we vaker doen.
De motie op stuk nr. 86 wil ik ontraden. Ik wil daarbij wel verwijzen
naar mijn toezegging om mijn uiterste best te doen, maar ik kan niet
vooruitlopen op de Voorjaarsnota.
De motie op stuk nr. 87: ontraden. Ik begrijp de behoefte goed, maar
vanuit de Zvw is dit niet mogelijk bij de thuiszorg. Mensen kunnen
uiteraard wel bij hun huisarts terecht, en bij de geestelijk
verzorger.
De motie op stuk nr. 88, van mevrouw Van der Plas, gaat over de
budgetplafonds. Die zou ik graag oordeel Kamer willen geven.
De motie op stuk nr. 89, van mevrouw Joseph: ontraden, onder verwijzing
naar mijn appreciatie oordeel Kamer van de motie op stuk nr. 88.
De motie op stuk nr. 90, van de heer Van Dijk, zou ik graag oordeel
Kamer willen geven.
De motie op stuk nr. 91, van mevrouw Dobbe: ontraden. Hiervoor is een
goede onderbouwing nodig en ook hierbij verwijs ik naar de appreciatie
oordeel Kamer van de motie op stuk nr. 88.
De motie op stuk nr. 92, van mevrouw Dobbe: ontraden. Zoals aangekondigd
loopt er al heel veel. Daarmee gaan we juist ook de samenwerking in de
regio verbeteren, voor iedereen, ongeacht de verzekeraar. Het zit nou
eenmaal in het basispakket en het moet voldoen aan de
kwaliteitseisen.
Dan heb ik nog een vraag van de heer Krul.
De voorzitter:
Ik geloof dat de heer Krul eerst nog een vraag heeft over de moties.
De heer Krul (CDA):
En dan heb ik zelf niet eens een motie ingediend!
De voorzitter:
Dat is extra knap.
De heer Krul (CDA):
Ja! Ik vond de motie van mevrouw Joseph eigenlijk wel een goeie. Ik
begrijp dat de staatssecretaris zegt: ik heb de motie van mevrouw Van
der Plas al gedaan. Maar met name wat betreft nazorg zie ik toch echt
wel iets anders staan in de motie van mevrouw Joseph. Is het niet een
mogelijkheid dat ze de additionele punten uit de motie-Joseph betrekt
bij de motie-Van der Plas c.s.? Is dat een optie? Want anders zou ik het
heel zonde vinden. Het is namelijk echt niet hetzelfde, zeg maar.
Staatssecretaris Maeijer:
Ik zit even te kijken wat precies het verschil is. De motie van mevrouw
Joseph heb ik ontraden onder verwijzing naar mijn oordeel van de motie
op stuk nr. 88. Eerst is er het onderzoek door de NZa. De NZa heeft de
rol om toe te zien op de toegankelijkheid. Ik snap de oproep, maar ik
zou wel vast willen houden aan die volgorde.
De voorzitter:
Dan nog een vraag van mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik moest het even laten bezinken. Ik was er een beetje verbaasd over dat
de staatssecretaris de motie heeft ontraden. We verzoeken breed vanuit
de Kamer om met een duurzame oplossing te komen om de hospicezorg
toegankelijk te houden. Dat zou ook in andere dingen kunnen zitten dan
in geld. Dat zeggen wij hier met elkaar ook niet expliciet. Het verzoek
is ook om ons voor de Voorjaarsnota hierover te informeren. Daarna
hebben we het debat over wat wel of niet kan. Dus ik hoopte eigenlijk
een beetje op wat toenadering, want volgens mij zijn we allemaal heel
erg gedreven en gezind om hier samen met de staatssecretaris met elkaar
uit te komen.
Staatssecretaris Maeijer:
Zeker. Dat laatste onderstreep ik zeer. Alleen deze motie, "gehoord de
beraadslaging": de beraadslaging ging over het plafond op de subsidie.
Zo staat het ook in de constatering. De duurzame oplossing heb ik daar
in mijn lezing aan gekoppeld en ik heb daar in het debat over gezegd dat
ik wil toezeggen om me uiterst in te spannen, maar dat ik niet vooruit
kan lopen op de voorjaarsbesluitvorming. Dus in die zin sluit het
oordeel dat ik hier nu uitspreek aan bij wat ik daar eerder over heb
gezegd in het debat.
De voorzitter:
Mevrouw Paulusma kan zich er niet helemaal bij neerleggen, geloof ik. Ze
heeft nog één afsluitende vraag hierover.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ja. Ik blijf altijd strijdbaar op dit onderwerp, voorzitter. Dan
begrijpen we elkaar misschien niet goed. Ik zou me heel goed kunnen
voorstellen dat er een aantal varianten zijn als het gaat om een
duurzame oplossing. Die kunnen zitten in geld, maar die zouden ook in
andere oplossingen kunnen zitten. Ik zoek dus een beetje ruimte om te
kijken of de staatssecretaris niet met een voorstel kan komen dat
wellicht iets doet aan die budgetplafonds, maar dat vooral iets doet aan
die toegankelijkheid. Daar zitten denk ik meer oplossingen dan waar de
staatssecretaris nu aan denkt.
Staatssecretaris Maeijer:
Dat laatste ben ik wel met u eens, dat er misschien meerdere oplossingen
zijn. Alleen nu haalt mevrouw Paulusma ook de budgetplafonds erbij, waar
ik bij de motie op stuk nr. 88 oordeel Kamer heb op gegeven. Dus u
brengt me nu een beetje in verwarring.
Mevrouw Paulusma (D66):
Nee, dat is mijn spraakverwarring. Excuus.
Staatssecretaris Maeijer:
Ik begrijp de oproep en ik zie ook de brede wens vanuit de Kamer. Ik
deel die zorg ook, maar "gehoord de beraadslaging": de discussie ging
over het plafond. Zo heb ik 'm wel gelezen en geïnterpreteerd en zo
staat het volgens mij in de motie: constaterende het plafond op de
subsidie. Ik koppel het verzoek om een duurzame oplossing dan daaraan.
Dat is hoe ik 'm uitleg en ik dat licht kan ik u toezeggen dat ik mijn
uiterste best zal doen, maar ik kan daar niet op vooruitlopen.
De voorzitter:
Ja. Gaat u verder. U zou nog een aantal vragen beantwoorden in tweede
termijn.
Staatssecretaris Maeijer:
Ik had een vraag van mevrouw Slagt-Tichelman: krijg je een beloning van
de zorgverzekeraar als je minder uren levert en een boete als je meer
uren levert? Ik heb in het kader van mijn decemberbrief navraag hierover
gedaan ten aanzien van palliatieve zorg bij ZN en de zorgverzekeraars.
Zij herkennen dit knelpunt niet ten aanzien van de palliatieve zorg. Er
is geen sprake van een beloning bij minder uren zorglevering en er is
ook geen sprake van een boete als het aantal uren overschreden wordt.
Daarnaast blijkt dat in ieder geval vier grote zorgverzekeraars
palliatieve zorg uit de benchmark halen en ook apart beoordelen. Dat wil
zeggen dat deze niet wordt meegenomen in de totale
doelmatigheidsafspraken.
Dan een vraag van de heer Ceder over de zelfdodingscapsule. Net als de
heer Ceder vind ik het gebruik van een zelfdodingscapsule onwenselijk.
Het kabinet wil juist het aantal suïcides terugdringen. In Nederland is
het strafbaar om een ander behulpzaam te zijn bij zelfdoding of die
ander daartoe middelen te verstrekken indien de zelfdoding slaagt. Het
verstrekken van een zelfdodingscapsule aan iemand die daarmee zijn eigen
leven beëindigt, valt onder die strafbaarstelling.
Voorzitter. Dan een vraag van mevrouw Paulusma over het borgen van
kennis, specifiek in de opleiding van medisch specialisten. Zoals ik
eerder ook in het debat heb toegezegd komen we in december terug op de
uitvoering, de uitwerking, van de eerder ingediende motie. Dit onderdeel
zal daarbij betrokken worden.
Tot slot de vraag van de heer Thiadens over de bekostiging. Per 2025 zit
dit in de bekostiging. De NZa werkt daaraan, samen met de partijen. Hij
overvraagt mij enigszins als hij vraagt hoe dat er precies uit gaat
zien. Wanneer er meer bekend is over hoe dat eruit gaat zien, zal ik uw
Kamer informeren.
Dan ben ik door mijn vragen heen.
De voorzitter:
Een aantal leden heeft toch nog een vraag. Mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik had ook iets over de versnippering van het aanbod gevraagd, maar ik
zou me kunnen voorstellen dat de staatssecretaris daar ook op terugkomt
in die hele lange goede brief in december.
Staatssecretaris Maeijer:
Ik kan me die vraag oprecht niet herinneren. Volgens mij heb ik het in
eerste termijn wel gehad over versnippering, maar dan in de richting van
de heer Van Dijk. Ik denk dat mijn gedachte was dat uw vraag daarmee ook
beantwoord was.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik had in mijn tweede termijn heel expliciet twee vragen gesteld: een
over de versnippering van het scholingsaanbod en een over medisch
specialisten.
Staatssecretaris Maeijer:
Ja. In december.
De voorzitter:
Ja, kunt u die alsnog beantwoorden of …
Staatssecretaris Maeijer:
Nee, daarvan en ook van het borgen van de kennis in de opleiding van
medisch specialisten heb ik net aangegeven dat dat in de brief van
december zal worden meegenomen.
De voorzitter:
Oké. Dank u wel. Mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik had in de eerste termijn ook nog een vraag gesteld waar de
staatssecretaris op zou proberen terug te komen in de tweede
termijn.
Staatssecretaris Maeijer:
Nou is mij die weer ontschoten. Excuus. Welke vraag was dat?
Mevrouw Dobbe (SP):
Het ging over de effecten van de budgetplafonds en het signaleren van
problemen. De staatssecretaris gaf aan dat er ongeveer een à twee
problemen per jaar worden gesignaleerd als het gaat over budgetplafonds.
Toen gaf ik aan: het zou ook kunnen dat je je vertrouwde zorgverlener
verliest omdat je moet veranderen van zorgaanbieder door het
budgetplafond. Wordt daar ook naar gekeken en hoe vaak komt dat voor als
effect van het budgetplafond? Daar zou de staatssecretaris nog naar
kijken.
Staatssecretaris Maeijer:
Daar heeft u helemaal gelijk in. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen
dat ik dat in de tweede termijn niet besproken heb. Het lijkt mij fair
dat wij daar dan later bij u op terugkomen, want ik heb dat zo niet
paraat. Sorry.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dat snap ik, hoor. Ik snap dat de staatssecretaris dat nu niet kan doen.
Maar hoe komt zij daar dan op terug en wanneer?
De voorzitter:
Kan dat ook in die brief die toch al gestuurd wordt?
Staatssecretaris Maeijer:
Ik zie dat er een gebaar met de handen gemaakt wordt, maar ik weet niet
wat het betekent. Mijn kinderen doen dat thuis ook weleens, maar ik weet
niet wat het betekent. O, er komt een blaadje aan. Dat was het dus. Het
betekent dat ik ga praten. Mevrouw Paulusma kent de codewoorden wel.
De voorzitter:
In tijden van moderne communicatiemiddelen wordt er papier gebracht.
Staatssecretaris Maeijer:
Er staat hier op het blaadje dat ik dat ik dat meeneem in mijn
gesprekken met de zorgverzekeraars, dus dat ik ga praten.
Mevrouw Dobbe (SP):
Maar krijgen wij daar dan ook een terugkoppeling van?
Staatssecretaris Maeijer:
Ja, maar die terugkoppeling had ik al toegezegd aan een andere
collega.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ook over dit specifieke punt, namelijk hoe vaak dit voorkomt?
De voorzitter:
Nee, er was een toezegging dat er over het gesprek met de
zorgverzekeraars teruggekoppeld zou worden. Volgens mij zijn we aan het
einde van dit debat gekomen. Er komt echt minimaal één brief, maar ik
denk zelfs meerdere.
Staatssecretaris Maeijer:
Een heleboel.
De voorzitter:
Die komen in december. We weten niet in welk jaar, maar we nemen
eigenlijk aan dat dit 2024 is. Ik wil de staatssecretaris die hier te
gast was bedanken, en ook de Kamerleden en alle medewerkers. We hebben
vanavond geen tijd aan het leven kunnen toevoegen, maar we hebben
hopelijk wel een bijdrage kunnen leveren aan leven tot het laatst. Ik
dank iedereen voor de bijdragen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Sluiting
Sluiting 22.47 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden
ontleend. |
---|