Toelichting over het instellen van hoger beroep door het IMG tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland
Gaswinning
Brief regering
Nummer: 2024D46768, datum: 2024-11-28, bijgewerkt: 2024-12-02 11:19, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E. van Marum, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Onderdeel van kamerstukdossier 33529 -1263 Gaswinning.
Onderdeel van zaak 2024Z19741:
- Indiener: E. van Marum, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2024-12-03 15:50: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-12-12 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
Preview document (🔗 origineel)
33 529 Gaswinning
Nr. 1263 Brief van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 november 2024
In het Wetgevingsoverleg Herstel Groningen op maandag 18 november jl., heb ik aan uw Kamer toegezegd om voor de tweede termijn van dit debat uw Kamer uitgebreider te informeren over de achtergrond van het recent door het IMG ingestelde hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland.1 In deze brief ga ik in op de afweging die het IMG in dit verband gemaakt heeft en hoe dit zich verhoudt tot het onder mijn ambtsvoorganger ingezette beleid om juridificering in de schadeafhandeling een halt toe te roepen. Als staatssecretaris kan ik hier niet dieper ingaan op individuele casuïstiek, maar het mag duidelijk zijn dat de kwestie mij aan het hart gaat en ik de situatie die zich nu voordoet zeer graag voorkomen had gezien. Voor een ondernemer die jarenlang heeft gevochten voor zijn zaak en dacht eindelijk verder te kunnen, is nieuwe onzekerheid een hard gelag. Ik ben me bewust van de impact die dat heeft op een bedrijf en op de mensen erachter.
Op 6 maart 2023 heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer medegedeeld dat het IMG in principe niet langer in hoger beroep zal gaan tegen bewoners.2 Het IMG heeft toen ook alle op dat moment lopende hoger beroepen ingetrokken. De brief vermeldde verder dat alleen in de uitzonderlijke situatie dat “de uitspraken bredere consequenties hebben voor de schadeafhandeling en het voorkomen van verschillen tussen bewoners”, het IMG het instellen van een hoger beroep nog zal overwegen. Deze situatie is nu voor het eerst aan de orde.
Betekenis van de uitspraak
De uitspraak die het betreft3 is uitzonderlijk en kan grote gevolgen hebben voor de bredere schadeafhandeling. De uitspraak bevat namelijk fundamentele overwegingen4 die betrekking hebben op het beoordelingskader dat het IMG hanteert bij de afhandeling van fysieke schade via een maatwerkprocedure. Dit beoordelingskader past het IMG toe in iedere maatwerkbeoordeling en dient om de uniformiteit en voortgang in de schadeafhandeling te waarborgen. De uitspraak van de rechtbank hieromtrent verhoudt zich naar het oordeel van het IMG niet met de toepassing van het beoordelingskader zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) dit in eerdere uitspraken heeft beoordeeld en onderschreven.5
Bij instandhouding zou de uitspraak daarmee leiden tot onduidelijkheid en een precedent scheppen voor toekomstige rechtszaken, wat een wezenlijk risico vormt voor de uniformiteit en uitvoerbaarheid van de schadeafhandeling. Als het IMG naar aanleiding daarvan zijn werkwijze zou moeten herzien, zou de schadeafhandeling bij een maatwerkprocedure vrijwel alleen nog gebaseerd kunnen zijn op een individueel deskundigenoordeel, met het risico van willekeur en een toename van onuitlegbare verschillen tot gevolg. Het effect hiervan op de uitvoering van de schadeafhandeling kan bovendien verdergaande nadelige gevolgen hebben voor bewoners in het gehele effectgebied van het IMG, dat meer dan 300.000 adressen beslaat.
De afweging die het IMG heeft gemaakt is er daarmee een tussen de belangen van een individuele gedupeerde enerzijds en het waarborgen van een uitvoerbare, transparante en gelijke schadeafhandeling voor alle inwoners van het effectgebied anderzijds.
De mogelijkheid tot het stellen van prejudiciële vragen
In de hiervoor genoemde Kamerbrief heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven dat het IMG waar mogelijk gebruik maakt van de mogelijkheid6 om de rechtbank te verzoeken prejudiciële vragen te stellen, om een hoger beroep te voorkomen. Het is nu echter niet meer mogelijk om prejudiciële vragen te stellen, omdat de rechtbank al een uitspraak heeft gedaan. Het IMG heeft mij laten weten hier tijdens de procedure niet om te hebben gevraagd, omdat daar geen aanleiding voor was. Dat de uiteindelijke uitspraak zo verstrekkend zou zijn, was niet voorzien. Dit ook omdat het onafhankelijk advies van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak, dat de rechtbank zelf heeft ingewonnen, de conclusie van het IMG onderschreef. Nu de uitspraak van de rechtbank er ligt, is een oordeel van de Afdeling alleen nog te verkrijgen via het ingestelde hoger beroep.
Tot slot
De beslissing om een hoger beroep in te stellen kan het IMG als zelfstandig bestuursorgaan eigenstandig nemen. Het IMG heeft deze afweging dan ook zelfstandig gemaakt. Ik kan het IMG geen aanwijzingen geven over de omgang met individuele zaken. Dit maakt de aard van het dilemma echter niet anders: ook het kabinet heeft het bredere belang van een goede schadeafhandeling voor bewoners in het hele effectgebied in het oog te houden. Mede op mijn verzoek is er grondig gekeken naar alternatieven voor het instellen van hoger beroep. Het IMG ziet zich echter, juist in het belang van een gelijke en voortvarende schadeafhandeling voor alle inwoners van het effectgebied, genoodzaakt om deze stappen te ondernemen.
Op de uitkomst van het hoger beroep kan ik niet vooruitlopen. Ten algemene wil ik benadrukken dat ik het belangrijk vind dat de gedupeerde hierdoor zo min mogelijk wordt benadeeld. Ik heb ook het IMG gevraagd om hier aandacht voor te houden en ga daarnaast in gesprek met het IMG over hoe dit soort situaties in de toekomst kan worden voorkomen.
De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
E. van Marum
IMG in hoger beroep om verschillen in schadeafhandeling te voorkomen (schadedoormijnbouw.nl)↩︎
Kamerstuk 33529, nr. 1121↩︎
ECLI:NL:RBNNE:2024:3817↩︎
Zie rechtsoverweging 9.2.↩︎
Onder meer ABRvS 8 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1631, r.o. 30-41 en 61-72 en 75-88.↩︎
Op grond van artikel 16 van de Tijdelijke wet Groningen.↩︎