Vijfde voortgangsbrief Masterplan basisvaardigheden
Primair Onderwijs
Brief regering
Nummer: 2024D47664, datum: 2024-12-04, bijgewerkt: 2024-12-09 11:10, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit VVD kamerlid)
- Monitor Basisvaardigheden 2024
- Sardes SEO eindmeting tranche 1 subsidie verbetering basisvaardigheden
- Sardes SEO case studies tranche 1 subsidie verbetering basisvaardigheden
- NCO Beleidsrapport Basisvaardigheden 2024
- IEA De digitale geletterdheid van Nederlandse leerlingen in het voortgezet onderwijs (ICILS) 2023
- IEA Trends in leerlingprestaties in de exacte vakken in groep 6 van het basisonderwijs (TIMSS) 2023
- Cito Leervertraging in het voortgezet onderwijs 2024
- Inspectie Peil rekenenwiskunde bo sbo en so 2023
- Beslisnota bij Kamerbrief over vijfde voortgangsbrief Masterplan basisvaardigheden
Onderdeel van kamerstukdossier 31293 -775 Primair Onderwijs.
Onderdeel van zaak 2024Z20154:
- Indiener: M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-12-05 14:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-12-12 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2025-01-21 14:00: Vijfde voortgangsbrief Masterplan basisvaardigheden (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Preview document (🔗 origineel)
31 293 Primair Onderwijs
Nr. 775 Brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 december 2024
In deze brief informeer ik uw Kamer over de voortgang van het Masterplan basisvaardigheden. Met het Masterplan werken we sinds 2022 samen met scholen aan een duurzame verbetering van de leerprestaties op lezen, schrijven en rekenen. Ook wordt er gewerkt aan burgerschap en digitale geletterdheid. Het gaat om een integrale en langjarige aanpak waarmee we in vijf jaar tijd willen zorgen voor een grote verbetering in de leerprestaties, zodat leerlingen met een stevige basis het funderend onderwijs verlaten en de aansluiting met het vervolgonderwijs op orde is.
Bijna twee jaar geleden is de eerste grote groep scholen van start gegaan met de subsidie Verbetering basisvaardigheden. Op deze 650 scholen is de subsidieperiode inmiddels afgelopen. Een zeer groot deel van deze scholen is positief over het effect van hun extra inzet op de basisvaardigheden op de leerprestaties van hun leerlingen. Er vindt op deze scholen echt een trendbreuk in de aanpak plaats. Dat biedt hoop dat ook een trendbreuk in de onderwijsprestaties in het verschiet ligt. Een kwantitatief onderzoek hiernaar zal volgend jaar worden afgerond.
Er wordt hard gewerkt aan het op peil brengen van de basisvaardigheden: de beweging is ingezet en het is zaak hierop voort te bouwen. In het kader van het Herstelplan kwaliteit funderend onderwijs krijgt deze beweging nog een extra impuls. Hiermee wordt de komende jaren verder gewerkt om de basis op orde te brengen, met een focus op lezen, schrijven en rekenen. Uw Kamer is op 12 november jl. geïnformeerd over de hoofdlijnen van het Herstelplan.1 Het volledige Herstelplan ontvangt u in het voorjaar van 2025.
Alle leerlingen hebben een solide basis nodig om hun verdere leven op voort te kunnen bouwen. Of het nou gaat om een vervolgopleiding, een plek vinden op de arbeidsmarkt, of meedoen in de samenleving: goed kunnen lezen, schrijven en rekenen is cruciaal. Het is de taak van het onderwijs – en bij uitstek ook mijn taak – om ervoor te zorgen dat iedere leerling die basis meekrijgt.
Leeswijzer
In deze brief zal eerst worden ingegaan op de uitvoering van het Masterplan door de scholen die eind 2022 subsidie hebben gekregen en de resultaten die zij zien. Ten tweede wordt aandacht gegeven aan de Monitor basisvaardigheden en het beeld van de landelijke prestaties op de basisvaardigheden dat daaruit voortkomt. De volledige monitor ontvangt u als bijlage bij deze brief. Ten slotte wordt ingegaan op de voortgang van de verschillende beleidstrajecten die tezamen de vijf pijlers van het Masterplan basisvaardigheden vormen, waaronder de curriculumherziening.
I. Voortgang uitvoering Masterplan door scholen
Sinds de start van het Masterplan in 2022 is een groeiende groep scholen aan de slag met de verbetering van de basisvaardigheden. Inmiddels zijn er drie jaarlijkse tranches van de subsidieregeling Verbetering basisvaardigheden geweest, waarvan de derde dit schooljaar begonnen is. In totaal heeft daarmee ruim 60 procent van de scholen de subsidie gekregen. Scholen die de subsidie ontvangen kunnen ook ondersteuning krijgen van de onderwijscoördinatoren van OCW.
Op koers voor het tussendoel
Eind 2022 is de eerste tranche van de subsidieregeling, een groep van bijna 650 scholen, begonnen met de activiteiten. Voor deze scholen is de subsidieperiode inmiddels afgelopen en zij zijn in september jl. bevraagd over de ervaren effecten.
In de Kamerbrief van 16 mei 2023 is het volgende tussendoel geformuleerd:2
Op alle scholen die gebruik maken van de eerste tranche van de subsidieregeling Verbetering basisvaardigheden zien we aan het einde van het schooljaar 2023/2024 een verbetering van de prestaties op taal en rekenen ten opzichte van de prestaties voor (het gebruik van) de subsidieregeling.
Zoals destijds ook al is gezegd, is dit een ambitieus doel. Verandering teweegbrengen op een school kost tijd. Om die reden verheugt het mij des te meer om te kunnen melden dat een groot deel van de scholen duidelijk vooruitgang ziet.
Zoals gezegd zijn scholen merendeels positief over de vooruitgang die ze na bijna twee jaar bij hun leerlingen zien. Met name in het primair onderwijs (po) zijn de effecten op taal en rekenen-wiskunde duidelijk zichtbaar: ruim 80 procent van de scholen geeft aan duidelijk vooruitgang te zien. In het voortgezet onderwijs (vo) geeft 60 procent aan die vooruitgang duidelijk te zien. Dit schrijven scholen dan ook veelal toe aan de investeringen die ze gedaan hebben met het geld uit de subsidieregeling. Ook op andere vlakken zien scholen uit de eerste tranche positieve effecten in hun school. Zo ziet 90 procent van de scholen een (zeer) positief effect op de expertise binnen de school op het gebied van taal en rekenen-wiskunde. Ook de professionaliteit en de functiedifferentiatie binnen het team zijn merkbaar verbeterd. Dit krijgt in de praktijk bijvoorbeeld vorm door een intern aangestelde taal- of rekencoördinator, zoals ook in de verdiepende case studies te lezen is.3 De trendbreuk in de aanpak op scholen, die ik in mijn vorige voortgangsbrief al benoemde, zie ik met deze resultaten bevestigd worden.4
Stevige inzet op taal en rekenen
Een voorwaarde van de subsidieregeling is dat scholen de middelen tenminste voor taal óf rekenen-wiskunde benutten. Uit de monitor blijkt dat veel scholen op taal én rekenen-wiskunde hebben ingezet: nagenoeg alle scholen hebben ingezet op taal, en een ruime meerderheid van de scholen heeft ingezet op rekenen-wiskunde. Scholen hebben het geld voornamelijk ingezet om de slagkracht van hun personeel te vergroten. Zo geeft 80 procent van de scholen in zowel het po als het vo aan geïnvesteerd te hebben in de deskundigheid van het schoolteam op het gebied van taal. Verder zetten scholen in op extra uren voor het bestaande personeel: in het vo heeft 96 procent van de scholen ruimte vrijgemaakt voor extra inzet van het eigen personeel voor taal en rekenen-wiskunde. Ook investeert rond de 75 procent van de scholen in nieuwe leermiddelen voor taal en rekenen-wiskunde.
Veel scholen werken bij de uitvoering van hun plannen samen met externe partijen. In de meeste gevallen gaat dit om aanbieders van trainingen die ingeschakeld worden voor professionalisering, maar ook de bibliotheek wordt vaak genoemd. Verder valt op dat alle scholen werken aan het duurzaam borgen van de activiteiten uit de subsidieperiode. Dat duidt erop dat de beweging die in gang is gezet ook na afloop van de subsidieperiode door zal zetten. Zoals gezegd kost het tijd om veranderingen teweeg te brengen op een school: met de subsidie en ondersteuning van het Masterplan is die verandering begonnen, maar het is en blijft aan scholen om deze door te zetten in de komende jaren.
Een mooi resultaat met ruimte voor verbetering
Over het geheel zijn deze uitkomsten positief. De leraren en schoolleiders van deze eerste groep scholen zijn in 2022 snel aan de slag gegaan. Daar heb ik grote bewondering voor. Het feit dat alle scholen werken aan duurzame borging van de activiteiten laat zien dat ook zij zich bewust zijn van de noodzaak om in de komende jaren te blijven werken aan de basisvaardigheden.
Het Masterplan basisvaardigheden ligt hiermee op koers om het eerste tussendoel te behalen.5 Kanttekening hierbij is dat het hier gaat om een kwalitatief beeld van de ervaren effecten en niet om een harde kwantitatieve vergelijking. Het CPB onderzoekt het kwantitatieve effect van de subsidie door de prestaties van scholen met en zonder subsidie met elkaar te vergelijken.6 Dat rapport wordt naar verwachting in het najaar van 2025 opgeleverd. Pas zodra de uitkomsten van dat onderzoek bekend zijn, zal ik een uitspraak kunnen doen over het wel of niet behalen van de beleidsdoelen.
Het implementatieonderzoek toont ook dat er in de vormgeving van de subsidieregeling nog winst te behalen valt. Zo zijn niet alle scholen erin geslaagd om al het geld in de subsidieperiode te benutten, met name in het vo. Dit is deels te wijten aan het feit dat het subsidiebedrag per leerling in de eerste subsidietranche hoger lag in het vo.7 De volgende subsidietranches is hier rekening mee gehouden door de bedragen per leerling gelijk te trekken voor het po en vo en de subsidieperiode te verlengen.
Van subsidie naar gerichte bekostiging
Inmiddels zijn er met de drie tranches van de subsidieregeling Verbetering basisvaardigheden circa 5.100 scholen bereikt met samen bijna 1,5 miljoen leerlingen, wat meer dan 60 procent van het totale aantal leerlingen in Nederland is. In 2025 zal er nog een subsidietranche volgen, zodat nog meer scholen aan de slag kunnen met het verbeteren van de basisvaardigheden. De vorm van de subsidieregeling blijft hetzelfde. Zo zal de looptijd weer twee jaar zijn en komen prioriteitsscholen – scholen met een oordeel ‘zeer zwak’ of onvoldoende van de inspectie – in aanmerking voor een aparte regeling. De nieuwe regelingen voor het verbeteren van basisvaardigheden zullen begin 2025 worden gepubliceerd. Vanaf 2027 zullen alle scholen extra middelen ontvangen voor basisvaardigheden middels de gerichte bekostiging. Hiermee ontstaat er structureel zicht voor scholen op het beschikbare budget en verminderen we het aantal subsidies.
In het commissiedebat op 16 oktober jl. is toegezegd om in deze brief in te gaan op de mogelijkheden om alle scholen die in de subsidietranche 2024 geen subsidie hebben ontvangen in aanmerking te laten komen voor de nieuwe tranche in 2025.8 Het is technisch mogelijk om alle scholen die in de laatste tranche in 2024 zijn afgewezen te subsidiëren. Wel zal het bedrag per leerling dan lager zijn, en kan het voorkomen dat scholen die vorig jaar – om wat voor reden dan ook – geen aanvraag hebben gedaan, niet in aanmerking komen voor subsidie en dus naderhand in het nadeel blijken te zijn. Op dit moment wordt de regeling voor 2025 uitgewerkt, waarbij ook wordt afgewogen in hoeverre het wenselijk is om scholen die eerder een afwijzing kregen voorrang te geven.
Naar aanleiding van gedane toezegging, aan Kamerlid Soepboer, in het begrotingsdebat over het naar voren halen van de gerichte bekostiging wil ik het volgende aangeven. We zijn bezig om tijdelijke subsidies om te zetten in structurele bekostiging. Dit is een grote wijziging, en dat vraagt zorgvuldige voorbereiding en implementatie vanuit zowel de uitvoeringsorganisaties als de scholen. Om dit te regelen werken we aan het wetsvoorstel gerichte bekostiging dat begin 2025 in internetconsultatie gaat.
Met gerichte bekostiging worden er verplichtingen verbonden aan deze bekostiging. Dat betekent concreet voor de verbetering van de basisvaardigheden dat we scholen verplichten om een activiteitenplan aan te leveren. Om dit goed te doen is het belangrijk om scholen de tijd te geven om zich hier op voor te bereiden, wat de kwaliteit van de activiteitenplannen ten goede komt. Dit is ook gebruikelijk bij een dermate grote wijziging. Daarnaast kost het tijd voor de uitvoering om controle van verplichtingen mogelijk te maken. Daarom is gerichte bekostiging niet eerder dan kalenderjaar 2027 uitvoerbaar.
II. Monitor basisvaardigheden: het landelijke beeld
De Monitor basisvaardigheden 2024, die u tegelijk met deze brief ontvangt, geeft een landelijk beeld van prestaties op de basisvaardigheden. We zien aan de ene kant dat er in het po herstel heeft plaatsgevonden na de coronapandemie, maar aan de andere kant dat de dalende trend in de onderbouw van het vo doorzet. Samen met de hoopvolle signalen uit het implementatieonderzoek naar de subsidieregeling geeft dat een tweeledig beeld. Er is nog veel werk te verzetten, maar tegelijk geloof ik dat we met de aanpak van het Masterplan basisvaardigheden op de goede weg zijn. Om die reden wil ik koers houden met de inzet van het Masterplan, en hier met het Herstelplan de komende tijd op voortbouwen en een extra impuls aan geven. Goed zicht op de landelijke prestaties van leerlingen blijft daarbij cruciaal.
Herstel in het po na corona
Voor de start van de coronapandemie was al sprake van een dalende trend in de leerprestaties. Die negatieve trend werd versterkt na het begin van de pandemie. Het is daarom hoopgevend dat het herstel na de coronapandemie in het po duidelijk doorzet. Het lijkt alweer lang geleden, maar een paar jaar geleden zagen we dat de impact van corona op de prestaties, ook in het po, groot was.
De ontwikkeling van de prestaties van leerlingen in het po kunnen we gedetailleerd van jaar op jaar volgen aan de hand van de analyses door het Nationaal Cohortonderzoek Onderwijs van leerlingvolgsysteemtoetsen van groep 3 tot en met 7.9 Daaruit blijkt dat de leergroei van leerlingen in het afgelopen schooljaar bij lezen en rekenen-wiskunde groter was dan voor de pandemie. Per leerjaar en vaardigheid verschilt het wel of de prestaties weer helemaal op het niveau zijn van voor corona. Soms zijn de prestaties nog steeds wat lager, soms iets hoger dan voor corona.
Het beeld van herstel na corona wordt voor rekenen-wiskunde nog eens onderstreept door twee rapporten die vandaag zijn verschenen: Trends in International Mathematics and Science Study (TIMSS) en Peil.rekenen-wiskunde van de inspectie. Beide rapporten laten zien dat leerlingen in 2023 een vergelijkbaar niveau behaalden voor rekenen-wiskunde als bij de vorige meting in 2019.10 We zien in deze onderzoeken dus geen dip na corona en dat is echt goed nieuws. TIMSS laat daarnaast zien dat iets meer leerlingen het hoogste niveau behalen. Het gaat om 8 procent van de leerlingen, in 2019 was dat 5 procent. Beide rapporten zijn bijgevoegd bij deze brief.
Over het geheel kan ik voor het po concluderen dat het herstel na corona afgelopen schooljaar verder is doorgezet. Daarbij is het ook belangrijk om te vermelden dat er geen sprake meer is van grotere vertragingen bij leerlingen uit een minder kansrijk milieu. Daarop is ingezet met het Nationaal Programma Onderwijs, waarover uw Kamer vandaag geïnformeerd wordt via de zesde voortgangsrapportage. Dat het herstel na de coronapandemie in het po doorzet, is mooi. Maar mijn ambitie reikt verder. Met name voor rekenen-wiskunde geldt dat te veel leerlingen onvoldoende voorbereid aan het vmbo-t, havo en vwo beginnen. Zij beheersen wel het fundamentele niveau, maar het is belangrijk dat zij ook kunnen rekenen op het hogere streefniveau om echt een goede start te maken.
Beeld in (onderbouw) vo minder positief
In het vo is het beeld minder rooskleurig. Ook daar was voor de coronapandemie sprake van een dalende trend in de prestaties, gevolgd door een sterkere daling tijdens de pandemie. Daarbij geldt dat de impact van corona in het vo groter was dan in het po, doordat scholen in het vo veel langer gesloten waren dan in het po. In de onderbouw van het vo zien we dat de prestaties sinds de start van de pandemie van jaar op jaar zijn blijven dalen. Dat was ook vorig schooljaar (2023/2024) weer het geval, weten we op basis van leerlingvolgsysteemdata.11 Die daling is op het vlak van Nederlandse taal duidelijk groter dan bij rekenen-wiskunde en geldt voor alle schooltypen, van vwo tot en met vmbo. In leerjaar drie is de daling het grootst. Het gaat hier om de leerlingen die in groep 7 zaten bij de start van de pandemie.
De examenresultaten van 2024 laten op het eerste oog een ander beeld zien. Sinds 2023 is er geen sprake meer van aangepaste examens of maatregelen die het makkelijker maken om te slagen. De exameneisen liggen dus weer op het niveau van voor corona en dat is goed. Dit jaar zien we dat de slagingspercentages bijna weer op het niveau van voor corona zijn. Ook de cijfers die leerlingen behalen zijn vergelijkbaar. Wat deze cijfers niet laten zien, is dat een jaar eerder in het voorexamenjaar – met name in havo 4 – meer leerlingen zijn blijven zitten en er ook wat meer eindexamenkandidaten zijn teruggetrokken voor het examen. Mogelijk verklaart dat in enige mate waarom de dalende prestaties in de onderbouw niet direct doorwerken in slechtere eindexamencijfers. Het toont in ieder geval aan hoe belangrijk de examens aan het einde van het vo zijn om een duidelijke lat voor leerlingen te leggen.
Twee peilingsonderzoeken die vorige maand zijn uitgekomen geven meer verdiepend inzicht in de prestaties van leerlingen in de tweede klas van het vo. Het gaat om de eerste Peil.leesvaardigheid van de inspectie en de International Computer and Information Literacy Study (ICILS). Beide onderzoeken werden begin 2023 uitgevoerd. Peil.leesvaardigheid bevestigt het beeld van eerdere nationale en internationale peilingen en onderzoeken: de leesvaardigheid en het leesplezier van leerlingen in de tweede klas van het vo zijn niet op orde.12 Volgens dit onderzoek lopen met name leerlingen in het vmbo-bb en kb het risico dat zij zich later niet goed in de maatschappij kunnen redden. Een vergelijking met eerdere jaren kan niet worden gemaakt, omdat de inspectie dit onderzoek voor het eerst deed.
ICILS laat zien dat meer dan de helft van de leerlingen in de tweede klas van het vo nog niet het niveau heeft om digitaal mee te kunnen komen in de samenleving. Een derde van de leerlingen beschikt niet over de basisvaardigheden om een computer te kunnen bedienen. De verschillen tussen de onderwijstypen zijn overigens groot. Leerlingen op het vwo scoren beduidend hoger. Het onderzoek toont aan dat het goed is dat scholen in het kader van het Masterplan ook in de gelegenheid worden gesteld om met digitale geletterdheid aan de slag te gaan. Een groot deel van de scholen, ruim 60 procent in het vo, benut die mogelijkheid ook. Het is ook goed dat er inmiddels duidelijke conceptkerndoelen digitale geletterdheid zijn geformuleerd. Op dit moment ligt er namelijk geen heldere opdracht voor digitale geletterdheid voor scholen. Digitale geletterdheid staat niet op zichzelf: het is juist zaak dit slim te integreren in andere vakken. Zo kunnen leerlingen bijvoorbeeld tijdens wiskunde ICT-toepassingen gebruiken. Dat voorkomt ook dat het programma op school nog meer overladen wordt.
III. Voortgang vijf beleidspijlers Masterplan basisvaardigheden
In het kader van het Masterplan basisvaardigheden is er een pakket van beleidsmaatregelen ingezet om het onderwijs duurzaam te versterken. Dit kabinet gaat daar voortvarend mee door om de basis in het onderwijs weer op orde te krijgen, met de prestaties op lezen, schrijven en rekenen als prioriteit. Deze aanpak bestaat uit de volgende vijf pijlers:
duidelijke opdracht aan het funderend onderwijs;
beter zicht op basisvaardigheden;
breder gebruik van bewezen aanpakken;
versterken van de taal- en leeromgeving;
extra tijd en ruimte voor kwalitatief goede leraren.
Pijler 1: Duidelijke opdracht aan het funderend onderwijs
De omslag naar betere prestaties op lezen, schrijven en rekenen begint bij een duidelijke opdracht aan het onderwijs. Om deze opdracht aan het onderwijs duidelijk te maken heeft SLO in het kader van de curriculumherziening inmiddels veel kerndoelen en examenprogramma’s geactualiseerd en geconcretiseerd.
SLO heeft hiervoor samen met docenten, curriculum- en vakexperts en veel andere betrokkenen uit het onderwijsveld goed en grondig werk geleverd. Er is echter nog een stap nodig om de volledige focus te krijgen op lezen, schrijven en rekenen in het gehele curriculum. Deze basisvaardigheden moeten niet alleen terugkomen bij de vakken Nederlands en rekenen-wiskunde, maar ook in de overige leergebieden. Zo kan bijvoorbeeld schrijven een plek krijgen bij geschiedenis door een opstel te schrijven over Willem van Oranje en kan rekenen terugkomen bij economie door de prijselasticiteit te berekenen.
Daarom heeft SLO een spoedopdracht gekregen om in lijn met het hoofdlijnenakkoord en de motie Soepboer het aantal kerndoelen te verminderen en de kerndoelen meer in samenhang te presenteren.13 Daarnaast vraag ik SLO om meer focus te leggen op lezen, schrijven en rekenen. Daarbij vraag ik SLO de door het onderwijsveld gewenste concrete uitwerking te behouden. Want die uitwerking gaat duidelijkheid in het curriculum geven, zodat we overladenheid terugdringen en de kwaliteit van het onderwijs verbeteren. De fase van beproeven voor de kerndoelen van burgerschap, digitale geletterdheid en de overige leergebieden wordt zo goed als mogelijk benut om nogmaals kritisch te kijken welke doelen essentieel zijn voor de toekomst van leerlingen en welke niet, inclusief de concrete uitwerkingen.
SLO richt hier met spoed een efficiënt proces voor in waarbij de oorspronkelijke kerndoelenteams en advieskringen worden betrokken. In het voorjaar van 2025 worden de aangescherpte kerndoelen voor Nederlands en rekenen-wiskunde opgeleverd en voor de zomer van 2025 worden ook de aangescherpte kerndoelen voor digitale geletterdheid en burgerschap opgeleverd.14 Bij het maken van de plannen omtrent de implementatie van het nieuwe curriculum, waar bij- en nascholing van leraren onderdeel van uitmaakt, wordt de motie Pijpelink over voldoende tijd en ondersteuning voor leraren meegenomen.15
Systeem van periodiek onderhoud
Er is door uw Kamer ook gevraagd om een systeem van periodieke herijking van het curriculum voor de toekomst te ontwikkelen. Op dit moment werkt SLO aan het actualiseren van kerndoelen en examenprogramma’s uit 2004 en 2006 en één van de redenen dat dit nu pas gebeurt, is omdat er geen systematische methode is voor curriculumonderhoud. Uw Kamer heeft aangegeven de stap naar het ontwikkelen van een structuur voor permanente curriculumherziening te willen zetten nadat de nieuwe kerndoelen Nederlands en rekenen-wiskunde medio 2024 zijn ingediend en deze herziening is geëvalueerd.16 Uw Kamer heeft deze kerndoelen ontvangen en SLO heeft gereflecteerd op de huidige herziening. Zo zorgen we ervoor dat we de lessen van de huidige herziening meenemen richting een structuur voor permanente curriculumontwikkeling. Om ervoor te zorgen dat curriculumonderhoud na afronding van de huidige actualisatie voorspelbaar en minder schoksgewijs verloopt, ontwikkel ik nu samen met SLO dit systeem.
Dit doen we middels een onderhoudskalender waarop curriculumonderhoud gepland wordt. Zo is voor iedereen inzichtelijk welk leergebied wanneer aan onderhoud toe is. Het is belangrijk dat aspecten omtrent het curriculum die goed of juist minder goed lopen hun weg vinden naar het systeem van periodiek onderhoud. Hiertoe wordt een loket voor curriculumsignalen ingericht. Bij dit loket komen allerlei signalen omtrent het curriculum binnen. Nu komen signalen op verschillende plaatsen terecht, maar door hier één plek voor in te richten verzamelen we al deze signalen en worden ze op één plek zorgvuldig gewogen en meegenomen in het onderhoud. Volgend jaar wil ik een pilot draaien voor dit loket. In de komende voortgangsrapportages van het Masterplan basisvaardigheden wordt uw Kamer zoals toegezegd op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen omtrent het systeem van periodiek onderhoud.17
Advies wetenschappelijke Curriculumcommissie
De wetenschappelijke Curriculumcommissie heeft recentelijk tussenadvies 5C ‘Reflectie traject conceptkerndoelen digitale geletterdheid en burgerschap’ uitgebracht.18 Ik dank de commissie voor dit advies, dat een wetenschappelijk perspectief biedt op de geactualiseerde kerndoelen. Dit advies wordt meegenomen in de aanscherping van de kerndoelen digitale geletterdheid en burgerschap, gecombineerd met de inzichten die de beproeving oplevert. Eind 2024 brengt de wetenschappelijke Curriculumcommissie haar eindadvies uit.
Referentiekader
SLO heeft de opdracht gekregen om een advies met een aantal scenario’s uit te werken voor de actualisatie van het Referentiekader Taal en Rekenen. Het Referentiekader beschrijft wat leerlingen moeten kennen en kunnen op het gebied van taal en rekenen aan het einde van het primair onderwijs en de verschillende richtingen van het voortgezet onderwijs. Het uitgangspunt bij de actualisatie is de evaluatie van het Referentiekader uit 2022.19 Het is met name belangrijk dat de referentieniveaus aansluiten bij de geactualiseerde kerndoelen en examenprogramma’s en de doorlopende leerlijn po-vo-mbo wordt geborgd. In het advies zal ook worden meegenomen in hoeverre het mogelijk is het streefniveau als uitgangspunt te nemen, waarbij in acht wordt genomen dat het streefniveau niet voor alle doelgroepen realistisch is, zoals ook uit de evaluatie van het Referentiekader blijkt.20 Het advies zal medio 2025 worden opgeleverd en met uw Kamer worden gedeeld.21 We streven ernaar om aan het begin van schooljaar 2025/2026 met de daadwerkelijke actualisatie te starten.
Ontwerpruimte en brede verkenning inrichting bovenbouw vo
In het commissiedebat over de voortgang van het Masterplan basisvaardigheden en de herziening van het curriculum van het funderend onderwijs heb ik toegezegd om in deze voortgangsrapportage van het Masterplan basisvaardigheden in te gaan op een onderzoek naar de profielstructuur in de huidige vorm.22
Het uitgangspunt bij deze curriculumherziening was dat de huidige profielstructuur in de bovenbouw van het vo niet ter discussie zou staan. Reden daarvoor was dat dit een ingrijpende stelselwijziging zou betekenen. De huidige curriculumherziening lijkt echter een goede aanleiding om te onderzoeken of een stelselwijziging toch nodig is. Er komen namelijk nieuwe onderwijsinhouden bij zoals digitale geletterdheid en burgerschap, en meer aandacht voor lezen, schrijven en rekenen. Om leraren en leerlingen niet onbeperkt te belasten moeten er keuzes gemaakt worden in het curriculum. Als er op de ene plek in het curriculum ‘iets bij’ komt, moet er elders ‘iets af’. Via het kader ontwerpruimte is daarvoor ruimte vrijgemaakt binnen de huidige vakken in de huidige profielstructuur. Dat heeft bij sommigen geleid tot kritiek en zorgen, bijvoorbeeld bij vertegenwoordigers van vakken als biologie en natuurkunde.
Deze signalen neem ik serieus. Voor nu houd ik koers en wordt de ingezette curriculumherziening ongewijzigd doorgezet, in lijn met het hoofdlijnenakkoord. Ik ben echter wel voornemens de huidige profielstructuur in de bovenbouw van het vo tegen het licht te houden. Heroverweging van die structuur en de invulling daarvan zou wenselijk of zelfs noodzakelijk kunnen zijn om het curriculum van de bovenbouw van het vo bij de tijd én uitvoerbaar te houden. Ook de VO-raad heeft namens de sector gepleit voor een brede verkenning van de inrichting van de bovenbouw van het vo. De komende periode wordt daarom een opdracht ontwikkeld om zo’n verkenning uit te voeren. Daarbij zullen professionals uit zowel het vo (waaronder (vertegenwoordigers van) leraren) als uit het vervolgonderwijs betrokken worden. Uw Kamer zal worden geïnformeerd over de opdracht en de voortgang daarvan.
Ten slotte heb ik met uw Kamer gesproken over de studielasturen. Studielasturen worden bij AMvB geregeld. Ik kom hier in 2026 bij uw Kamer op terug.23
Standaard Basisvaardigheden van de Inspectie van het Onderwijs
Sinds 1 augustus 2023 is het toezicht op de basisvaardigheden aangescherpt. Een zelfstandige standaard waarmee de inspectie gericht kijkt naar de basisvaardigheden is onderdeel geworden van het onderzoekskader van de Inspectie van het Onderwijs. Hierdoor krijgt de inspectie beter zicht op het aanbod in de basisvaardigheden en wordt voor scholen ook sneller duidelijk waar zij aan moeten werken. Over de weging van deze standaard in het oordeel over scholen door de inspectie wordt u binnenkort geïnformeerd in de volgende voortgangsbrief toezicht.
Pijler 2: Beter zicht op basisvaardigheden
Om de basisvaardigheden van hun leerlingen te verbeteren, is het belangrijk dat leraren weten hoe de leerlingen ervoor staan en wat ze nodig hebben. Op landelijk niveau geldt hetzelfde en moet er goed zicht zijn op de prestaties van leerlingen op de basisvaardigheden en de trends daarin.
Verbeteren landelijk beeld basisvaardigheden
Er is de afgelopen jaren stevig geïnvesteerd in het uitbreiden van de verschillende onderzoeken naar de prestaties van leerlingen op de basisvaardigheden. Die investering begint vruchten af te werpen: zo geeft ICILS 2023, dat afgelopen maand is verschenen, meer inzicht in digitale geletterdheid. De afgelopen jaren is ook geïnvesteerd in de uitbreiding van de peilingsonderzoeken van de inspectie in het vo. Ook hiermee is het zicht op de prestaties verder verbeterd. De eerste rapporten over leesvaardigheid en rekenen-wiskunde zijn inmiddels uitgebracht. In de Monitor basisvaardigheden, waarbij eerder in deze brief al uitgebreider is stilgestaan, worden deze en andere bronnen bij elkaar gebracht om tot een samenhangend en overkoepelend beeld van de actuele prestaties van leerlingen te komen.
Verder geven deze rapporten niet alleen inzicht in de kale prestaties, maar zorgen ze ook voor verdiepend inzicht. Zo blijkt uit Peil.rekenen-wiskunde dat leerlingen in het vo bij rekenen-wiskunde het beste presteren op het domein ‘getallen’ en het minste presteren op het domein ‘wiskundig probleemoplossen’. Dit soort inzichten helpt zowel OCW als scholen zelf om in te zetten op de juiste maatregelen. Daarnaast is een belangrijke meerwaarde van dit type onderzoek dat om de drie jaar op dezelfde manier wordt gemeten en dat de resultaten straks goed te vergelijken zijn over de jaren heen. Dat geeft goed zicht op de ontwikkeling van de prestaties en in hoeverre landelijk beleid en maatregelen op scholen het beoogde effect hebben.
Beter zicht op basisvaardigheden in het po: verbeteringen doorstroomtoets
In het afgelopen schooljaar is voor het eerst gewerkt conform het nieuwe stelsel van doorstroomtoetsen en een nieuwe normering, waarbij zoals eerder gemeld sprake is van een nieuwe nulmeting voor het zicht op de basisvaardigheden.24 Dankzij de nieuwe normering is het ook beter mogelijk om verschillen tussen doorstroomtoetsen te zien. Daar is in de afgelopen maanden veel om te doen geweest. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, voldoen alle doorstroomtoetsen aan de kwaliteitseisen waardoor de toetsadviezen een betrouwbaar beeld geven van de prestaties die leerlingen hebben laten zien op taal en rekenen. Gezien de diverse leerlingpopulaties van basisscholen is het te verwachten dat de resultaten van individuele leerlingen ook een divers beeld laten zien, omdat zij verschillend zullen hebben gepresteerd en het toetsadvies daar een betrouwbare reflectie van is. Het College voor Toetsen en Examens (CvTE) onderzoekt dit en kijkt ook of er nog andere oorzaken zijn voor onderlinge verschillen tussen de doorstroomtoetsen. Dit onderzoek is complex en vergt een lange adem, omdat resultaten van meerdere jaren nodig zijn om de analyses te maken. Waar mogelijk worden resultaten direct gebruikt ter verbetering van de toetsen.
Uw Kamer heeft d.d. 3 december 2024 twee moties aangenomen die relevant zijn voor de doorstroomtoets: de motie-Rooderkerk verzoekt om te verkennen wat er nodig is om te komen tot één doorstroomtoets en een mogelijk tijdpad voor de invoering daarvan, en de motie van de leden Stoffer en Ceder die verzoekt de doorstroomtoets verder te ontwikkelen tot een instrument dat weer primair ten dienst staat aan de ontwikkeling van de leerling en de ondersteuning van de leerkracht.25 In het voorjaar van 2025 informeer ik de Tweede Kamer over de stand van zaken van schooladvisering en doorstroomtoetsen in het po. In die brief zal ik ingaan op de wijze waarop ik uitvoering geef aan deze moties.
Beter zicht op basisvaardigheden in het vo: verplichting leerlingvolgsystemen in de onderbouw vo
Onder meer in de vierde voortgangsbrief van het Masterplan basisvaardigheden d.d. 30 mei 202426 is het voornemen uitgesproken om ook in de onderbouw van het vo het gebruik van een leerlingvolgsysteem (lvs) te verplichten. Daarom heeft OCW een consortium, bestaande uit onderzoekers van de Universiteit Twente, Stichting Cito en Oberon, opdracht gegeven om een ontwerpstudie uit te voeren naar kwaliteitseisen en gebruikscriteria voor een lvs in (de onderbouw van) het vo. De eindrapportage van de ontwerpstudie wordt in het voorjaar van 2025 verwacht.
Pijler 3: Breder gebruik van bewezen effectieve aanpakken
Bij het verbeteren van de basisvaardigheden is het belangrijk dat scholen gebruikmaken van bewezen effectieve aanpakken en methoden en evidence-informed werken. Kennis uit (wetenschappelijk) onderzoek, uit de praktijk en over de context van de school staat daarbij centraal.
Wettelijke eisen voor evidence-informed werken
In het wetstraject deugdelijkheidseisen concretiseren we een aantal deugdelijkheidseisen met betrekking tot de onderwijskwaliteit. Een van de eisen die hierin geconcretiseerd wordt is het stelsel van kwaliteitszorg, onder andere door evidence-informed werken als onderdeel van het stelsel van kwaliteitszorg op te nemen. Dit maakt duidelijk wat verwacht wordt van scholen met betrekking tot het evidence-informed werken.
OCW ondersteunt evidence-informed werken in het onderwijs
Evidence-informed werken moet in de praktijk de norm worden op scholen. Om dit voor elkaar te krijgen zijn er vanuit OCW verschillende initiatieven. Zo krijgen de scholen die de subsidie Verbetering basisvaardigheden ontvangen ondersteuning van de onderwijscoördinatoren van OCW om evidence-informed te werk te gaan. Scholen met een inspectieoordeel ‘zeer zwak’ of ‘onvoldoende’ krijgen individuele begeleiding van de onderwijscoördinatoren, waarin ook de link gelegd wordt met de verbeterprogramma’s van Goed Worden, Goed Blijven en Leren Verbeteren. De overige subsidiescholen bieden we de gelegenheid om deel te nemen aan begeleide leernetwerken, waarin zij gedurende twee jaar onder begeleiding van een onderwijscoördinator optrekken met andere scholen, met en van elkaar leren en gezamenlijk tot duurzame onderwijsverbeteringen kunnen komen. De onderwijscoördinatoren hebben een ondersteunende rol: de regie en de vraag van het ‘hoe’ in de klas liggen uitsluitend bij de scholen zelf.
Ook voor scholen die de subsidie Verbetering basisvaardigheden (nog) niet hebben ontvangen zet OCW in op het evidence-informed werken. Via onder meer het Nationaal Groeifonds (NGF) programma Ontwikkelkracht wordt er aan zowel de onderzoeks- en verbetercultuur als de ontwikkeling van nieuwe kennis gewerkt. Hieraan doen al rond de 300 scholen actief mee en dat worden er ieder jaar meer.
Doorontwikkeling NRO naar landelijk kennisinstituut
Daarnaast ontwikkelt het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) zich door tot een landelijk kennisinstituut voor het onderwijs, waar alle kennis over kansrijke en effectieve aanpakken vindbaar is op een plek. Ook wordt het bewijs van kansrijke aanpakken uitgebreid. De komende jaren wordt een overzicht opgebouwd van uitkomsten uit onderzoek in o.a. de co-creatielabs van Ontwikkelkracht en de Effectmeting Kansrijke Interventies Basisvaardigheden, waarbinnen de effectiviteit van interventies wordt onderzocht.
Gelijktijdig is onder leraren, schoolleiders en intern begeleiders onderzocht wat de kansen, knelpunten en kennisbehoeften zijn om het evidence-informed werken op alle scholen te bevorderen. Dit onderzoek biedt waardevolle aanknopingspunten om met het ondersteuningsaanbod beter in te kunnen spelen op de behoeften die er zijn.27 Zo blijkt dat het evidence-informed werken in het hele funderend onderwijs (voorzichtig) voet aan de grond krijgt. Toch is er meer inzet nodig om ervoor te zorgen dat alle scholen evidence-informed te werk gaan. We zien bijvoorbeeld dat in het po meer evidence-informed wordt gewerkt dan in het vo. Daarnaast moeten de randvoorwaarden op orde zijn, zoals goede toegang tot kennis en voldoende tijd en ruimte om met die kennis te werken. Ook is het van belang dat op scholen een onderzoeks- en verbetercultuur aanwezig is. Ik blijf me dan ook de komende jaren inzetten om het evidence-informed werken te verankeren in het funderend onderwijs.
Effectief lesmateriaal
In de Kamerbrief over de hoofdlijnen van het Herstelplan staat dat ik onder meer wil inzetten op beter onderwijs in lezen, schrijven en rekenen in de klas. Om effectieve lessen te verzorgen moeten leraren kunnen kiezen uit een breed scala aan kwalitatief goed lesmateriaal dat aansluit op de kerndoelen en de behoeften van zowel leraren als leerlingen. Zoals aangegeven in eerdere voortgangsrapportages van het Masterplan basisvaardigheden en de Kamerbrief ‘Digitalisering en leermiddelen in het funderend onderwijs’ van 22 november, heeft OCW een brede leermiddelenaanpak in gang gezet.28 Deze aanpak richt zich op het ontwikkelen en inzetten van bewezen effectieve leermiddelen via een landelijke kwaliteitsalliantie en een kwaliteitskader. Daarnaast waarborgt OCW de betaalbaarheid en keuzevrijheid van leermiddelen.
De kwaliteitsalliantie, waarin leraren, schoolleiders, bestuurders en leermiddelenmakers samenwerken, ontwikkelt praktische handvatten om kwalitatief sterke en doelgerichte leermiddelen te waarborgen. Een kwartiermaker gaat tot de zomer van 2025 met alle betrokken partijen aan de slag om de alliantie vorm te geven.
Ondersteuningsstructuur en expertisepunten basisvaardigheden
Ook op dit moment wordt er al veel gedaan om scholen te ondersteunen. Zo zijn er drie expertisepunten voor de basisvaardigheden rekenen-wiskunde, burgerschap en digitale geletterdheid. Een expertisepunt taal is momenteel in ontwikkeling.29 Deze expertisepunten bieden kennis, en scholen kunnen bij ze terecht met vragen. Uit het implementatieonderzoek van de eerste tranche van de subsidieregeling Verbetering basisvaardigheden blijkt dat scholen de expertisepunten in toenemende mate weten te vinden: met name in het vo maken scholen relatief veel gebruik van de expertisepunten.
Er is bewust gekozen voor aparte expertisepunten in plaats van één centraal punt, omdat elke basisvaardigheid een specifieke expertise en aanpak vereist. De expertisepunten werken nauw met elkaar samen, zodat scholen ook met vragen over de integratie van bijvoorbeeld taal en burgerschap of rekenen-wiskunde en digitale geletterdheid bij de expertisepunten terechtkunnen.
Ten slotte worden momenteel, zoals in de vorige voortgangsrapportage is aangekondigd, gesprekken gevoerd over de mogelijkheden die er zijn om een duurzame ondersteuningsstructuur in te richten voor het onderwijs. Hierin wordt zowel de inrichting van de onderwijsadviesmarkt als de inrichting van (semi-) overheidsaanbod meegenomen. Dit zal ook handvatten bieden voor de toekomst van de expertisepunten en de onderwijscoördinatoren. Hier ontvangt u op korte termijn een separate brief over.
Pijler 4: Versterken van de taal- en leeromgeving
Niet alleen de school, maar ook de omgeving van het kind speelt een centrale rol in de ontwikkeling van leerlingen op het gebied van de basisvaardigheden, en dan met name op het gebied van taal. Er ligt dus ook een grote opgave om de taal- en leeromgeving van leerlingen in brede zin te versterken.
De Bibliotheek op school en BoekStart
Scholen hebben de belangrijke opdracht om leerlingen te leren lezen en schrijven, maar zij staan er niet alleen voor. Bibliotheken zijn als bevorderaars van geletterdheid en leesplezier een waardevolle partner van het onderwijs. Scholen werken dan ook veel samen met bibliotheken aan leesbevordering, zoals ook blijkt uit het implementatieonderzoek van de subsidieregeling Verbetering basisvaardigheden.
In het kader van het Masterplan basisvaardigheden is eind 2023 74 miljoen euro geïnvesteerd in BoekStart in de kinderopvang (BS) en de Bibliotheek op school (dBos) voor de jaren 2023 tot en met 2025. BS en dBos zijn leesbevorderingsprogramma’s voor respectievelijk de kinderopvang en het funderend onderwijs, waarin scholen en instellingen voor kindervang samenwerken met bibliotheken. De bibliotheek ondersteunt de school met een passende collectie boeken, een uitleensysteem en een leesconsulent met kennis van jeugdboeken en leesbevordering. In totaal kunnen ruim 3.000 kinderopvanginstellingen en scholen in het po, vmbo, praktijkonderwijs (pro) en beroepsonderwijs starten met BS en dBos. Daarbij kunnen ongeveer 4.000 scholen en kinderopvanginstellingen die al eerder samenwerkten met de bibliotheek de samenwerking voortzetten.
Leesbevordering
Het lid Krul (CDA) informeerde in het wetgevingsoverleg cultuur naar de middelen voor leesbevordering op artikel 14 van de rijksbegroting. Hierbij geef ik invulling aan de toezegging uit het wetgevingsoverleg cultuur om de Kamer te informeren over leesbevorderingsmiddelen.30 De tabel in de rijksbegroting voor artikel 14 laat een aflopende reeks zien. Dit komt vooral door een overboeking vanuit middelen uit de onderwijsbegroting. De financiering van de Bibliotheek op school en BoekStart vanuit onderwijsmiddelen loopt tot en met schooljaar 2025/2026. Vandaar dat er ook in 2026 nog budget staat op artikel 14 en het budget daarna nog niet zichtbaar is.
Ook voor de jaren na 2026 zijn middelen voor leesbevordering beschikbaar. Op dit moment onderzoek ik samen met de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hoe we op leesbevordering zullen inzetten na schooljaar 2025/2026. Daar dragen de nieuwe kerndoelen Nederlands ook aan bij, waarin onder meer is opgenomen dat scholen rijke teksten aanbieden, dat er aandacht is voor jeugdliteratuur en dat lezen wordt geïntegreerd in andere leergebieden. Het is belangrijk dat we kunnen verduurzamen wat er in de afgelopen jaren is opgebouwd op leesbevordering, maar ook dat scholen de vrijheid behouden in hoe zij hun leesonderwijs en leesomgeving invullen.
Over de precieze invulling zullen wij u begin volgend jaar informeren. Daarbij zullen we ook ingaan op het vervolg van de Bibliotheek op school en BoekStart. Dat doen we in contact met het veld in het kader van het Herstelplan, en mede aan de hand van het onderzoek van de KWINK groep naar voorwaarden voor duurzame verankering van de Bibliotheek op school na 2025. In het regeerprogramma (bijlage bij Kamerstuk 36471, nr. 96) is afgesproken dat bibliotheken onmisbaar zijn in de bestrijding van laaggeletterdheid en in de bevordering van leesvaardigheid, leesplezier en digitale geletterdheid. We versterken het bibliotheeknetwerk en de samenwerking tussen onder meer bibliotheken en onderwijs. Het onderzoek van de KWINK groep is gedaan naar aanleiding van een motie van het lid Mohandis (GroenLinks-PvdA) c.s., waarin de regering is gevraagd om een langetermijnvisie op dBos te formuleren.31 De beleidsreactie hierop volgt in het eerste kwartaal van 2025.
Ook buiten de post ’Programma leesbevordering’ zijn vanuit de cultuurbegroting middelen beschikbaar. Zo financiert het ministerie in het kader van de culturele basisinfrastructuur 2025-2028 een aantal organisaties die leesplezier en leesvaardigheid, vooral van kinderen en jongeren, vergroten. Het gaat om:
Stichting Lezen. Kernactiviteit: de landelijke coördinatie van de leesbevordering en literatuureducatie. Voor die kerntaak ontvangt Stichting Lezen in 2025-2028 3.530.600 euro.
De Schoolschrijver. Kernactiviteit: lettereneducatie voor leerlingen in het primair onderwijs. Voor die kerntaak ontvangt De Schoolschrijver in 2025-2028 625.200 euro.
De Schrijverscentrale. Kernactiviteit: de landelijke bemiddeling tussen schrijvers, scholen en bibliotheken voor het geven van lezingen over en rond het werk van die schrijvers ter bevordering van het lezen. Voor die kerntaak ontvangt De Schrijverscentrale in 2025-2028 1.110.300 euro.
Deze organisaties richten zich op inspiratie, plezier en motivatie als de belangrijkste vertrekpunten voor lees- en schrijfbevordering. Dat doen deze instellingen nadrukkelijk met een culturele insteek, gericht op leesplezier, verbeelding, de kracht van verhalen, de ontdekking van boeken en literatuur.
Ook het Nederlands Letterenfonds kent als cultuurfonds van het rijk een regeling voor leesbevordering. De activiteiten en publicaties die het Nederlands Letterenfonds met deze en andere regelingen mogelijk maakt of uitvoert, richten zich niet grotendeels op leerlingen. Wel zullen veel kinderen met plezier een kinderboek in de hand nemen dat door het Nederlands Letterenfonds mogelijk is gemaakt. Het fonds is er immers ook voor kinder- en jeugdliteratuur. Aan het budget van het fonds is in de periode 2025-2028 2 miljoen euro toegevoegd voor leesbevordering. Over de besluiten van de culturele basisinfrastructuur heeft de minister van OCW de Kamer geïnformeerd in de Kamerbrief ‘Besluiten culturele basisinfrastructuur 2025-2028’ van 17 september.32 In de Antwoorden op feitelijke vragen ontwerpbegroting OCW 2025 is de post ‘Programma leesbevordering’ uitgesplitst t/m 2029.33
Voor- en vroegschoolse educatie (vve) en het jonge kind
Voor- en vroegschoolse educatie (vve) is er voor de kinderen die van huis uit minder meekrijgen, waardoor zij een risico lopen op achterstand. In de vierde voortgangsrapportage van het Masterplan basisvaardigheden werd het belang van vve al benadrukt.34 In sommige wijken is echter meer nodig. In juli 2023 kondigde ik de start van het Programma Ontwikkeling Jonge Kind aan, waarvoor de 19 gemeenten die deelnemen aan het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid, onder andere extra middelen hebben ontvangen tot en met 2025. De gemeenten hebben plannen gemaakt en zijn dit schooljaar gestart met de uitvoering. In 2025 zal een verdiepend onderzoek worden uitgevoerd naar de versterkte inzet voor de ontwikkeling van het jonge kind in de deelnemende gemeenten. De Kamer zal daarover te zijner tijd geïnformeerd worden.
School en Omgeving
Met het programma School en Omgeving geven we de leerlingen die dat het hardste nodig hebben extra leer- en ontwikkeltijd. Vanuit de huidige subsidieregeling bieden circa 900 scholen een extra ontwikkelaanbod aan voor ongeveer 140.000 leerlingen. Deze leerlingen krijgen meer tijd om zich te ontwikkelen op de basisvaardigheden en krijgen veel extra activiteiten aangeboden die hen extra motiveren en betrokken laten voelen bij school.35 Tegelijkertijd verbreden zij met het extra aanbod hun belevingswereld en daarmee ook hun taalvermogen. Ook zijn er opbrengsten die per regio verschillen, afhankelijk van de lokale context. Zo leidt het aanbod in de provincie Groningen met extra vakmanschap ertoe dat kinderen meer vertrouwen hebben in hun toekomst en hun arbeidsmarktperspectief wordt verbreed.36 Scholen met de hoogste relatieve onderwijsachterstandsscores kunnen hier in het voorjaar van 2025 weer subsidie voor aanvragen. Ondertussen wordt een duurzame manier van financiering uitgewerkt.
Pijler 5: Extra tijd en ruimte voor kwalitatief goede leraren
Iedere aanpak voor het versterken van de basisvaardigheden valt of staat met de leraar. Zonder inzet op voldoende en goed onderwijspersoneel, lukt het niet om te zorgen voor een basis die op orde is. De aanpakken op voldoende en goed onderwijspersoneel en de verbetering op lezen, schrijven en rekenen dienen we in onderlinge samenhang te bezien.
Voor de hoofdlijnen van het Herstelplan kwaliteit funderend onderwijs vormt het verhogen van de kwaliteit van het onderwijs het uitgangspunt.37 Ook het bieden van een aantrekkelijke werkomgeving binnen het onderwijs voor alle betrokken professionals is van groot belang. Voor het goed toerusten van leraren, schoolleiders en andere professionals binnen scholen wordt ingezet op de vorming van beroepsgroepen voor leraren en schoolleiders. Ook zullen we kijken naar het doorlopend professionaliseren van alle betrokkenen, naast het bevorderen van goed werkgeverschap en de voortzetting van de Nationale Aanpak Professionalisering van Leraren (NAPL), met het oog op het verbeteren van het ontwikkel- en loopbaanperspectief van leraren. Ook is de inzet gericht op het brengen van focus in de kwaliteitseisen van lerarenopleidingen. De komende tijd werken we samen met het veld aan concrete maatregelen op deze thema’s.
Professionalisering in het kader van de basisvaardigheden en de
curriculumherziening
Met het veld ga ik in gesprek over de vormgeving van professionalisering, toetsen en leermiddelen bij de implementatie van het nieuwe curriculum. Daarnaast is er in het Onderwijsakkoord 2022 extra ruimte en tijd gerealiseerd voor leraren om zich te professionaliseren op het punt van basisvaardigheden en de curriculumherziening. Het beschikbare budget voor professionalisering in het kader van de implementatie van het nieuwe curriculum zal op verschillende manieren worden ingezet. Daarbij gaat het om onder meer de bevordering van het curriculumbewust handelen binnen scholen en bij- en nascholing op vakinhoud en -didactiek.
Voortgang Lerarenstrategie
Zoals gebruikelijk ontvangt u binnenkort een Kamerbrief voortgang Lerarenstrategie, waarin de relevante ontwikkelingen rondom het lerarenbeleid worden toegelicht. Hierin ga ik in op de stand van zaken met betrekking tot de tekorten in onderwijspersoneel en de inzet op beleid voor kwalitatief goed onderwijspersoneel.
Tot slot
Het is cruciaal dat leerlingen het funderend onderwijs verlaten met een solide basis. Daarom moeten we blijven inzetten op de basisvaardigheden lezen, schrijven en rekenen. In het kader van het Masterplan basisvaardigheden is in de afgelopen twee jaar de beweging ingezet in het onderwijsveld. Met een continuering van de huidige aanpak en een verdere versterking in het Herstelplan kwaliteit onderwijs zullen we, samen met de leraren, schoolleiders en andere onderwijsprofessionals, die beweging voortzetten en versterken.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M.L.J. Paul
Kamerstukken II, 2024-2025, 31293, nr. 762.↩︎
Kamerstukken II, 2022-2023, 31293, nr. 670.↩︎
Sardes, SEO. Addendum bij implementatieonderzoek subsidieregeling ‘Verbetering basisvaardigheden’, tranche 1, eindmeting, oktober 2024.↩︎
Kamerstukken II, 2023–2024, 31 293, nr. 732.↩︎
Het einddoel van het Masterplan basisvaardigheden is dat vijf jaar na de start van het Masterplan – aan het einde van het schooljaar 2027/2028 – de basis op orde is, en dat de aansluiting van het po op het vo op orde is. Het volgende tussendoel is om drie jaar na de start van het Masterplan – aan het einde van het schooljaar 2025/2026 – het gat dat er is voordat de basis op orde is, voor de helft kunnen dichten.↩︎
https://www.cpb.nl/haalbaarheidsstudie-evaluatie-van-de-subsidieregeling-verbetering-basisvaardigheden↩︎
De basissubsidie bestond uit een bedrag van 961 euro per leerling in het po, en 1.202 per leerling in het vo. De aanvullende subsidie bestond uit een bedrag van 366 euro per leerling in het po, en 430 euro per leerling in het vo. Meer informatie hierover kunt u vinden in de kamerbrief van 21 oktober 2022: Kamerbrief over scholen aan de slag met subsidie basisvaardigheden | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, TZ202410123, nr. 121.↩︎
NCO. 2e meting Masterplan basisvaardigheden t/m schooljaar 2023/2024, beleidsrapport, december 2024.↩︎
TIMSS is afgenomen groep 6 van het po, Peil.rekenen-wiskunde is afgenomen in groep 8 van het po.↩︎
Stichting Cito. Leervertraging in het voortgezet onderwijs 2024.↩︎
Peil.Leesvaardigheid einde leerjaar 2 voortgezet (speciaal) onderwijs 2022-2023 | Peil.onderwijs | Inspectie van het onderwijs (onderwijsinspectie.nl)↩︎
Kamerstukken II 2024-25, 31 293, nr. 766.↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, TZ202410, nr. 121.↩︎
Kamerstukken II 2024-25, 31 293, nr. 768.↩︎
Kamerstukken II, 2022-2023, 31 293, nr. 684.↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, TZ202410, nr. 122.↩︎
Wetenschappelijke curriculum commissie (2024). Kerndoelen in ontwikkeling. Reflecties bij de leergebieden Burgerschap en Digitale geletterdheid. (de92a5_d648bfb1b48e4c29a0c0f8655f98bd8b.pdf (curriculumcommissie.nl)).↩︎
Kamerstukken II, 2021-2022, 2022D18486.↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, TZ202410, nr. 125.↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, TZ202410, nr. 120.↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, TZ202410, nr. 119.↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, TZ202410, nr. 126.↩︎
Kamerstukken II 2022-2023, 31 293, nr. 666; Kamerstukken II 2023-2024, 31 293, nr. 720; Kamerstukken II 2023-2024, 31 293, nr. 729.↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, 31 293, nr. 770; Kamerstukken II, 2024-2025, 31 293, nr. 771.↩︎
Kamerstukken II, 2023–2024, 31 293, nr. 732.↩︎
Sardes, SEO. Onderzoek naar evidence-informed werken in het funderend onderwijs, 2024.↩︎
Kamerstukken II 2024-2025, 32034, nr. 54↩︎
Er bestaat al veel expertise en ondersteuning op het gebied van taal. Om die reden is er eerst een behoeftepeiling uitgevoerd onder scholen, waaruit gebleken is dat er wel behoefte is aan één vindplaats voor taal. Daarom is besloten om de bestaande expertise en ondersteuning te bundelen in een expertisepunt taal.↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, TZ202411, nr. 49.↩︎
Kamerstukken II, 2022-2023, 36200-VIII, nr. 43.↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, 32 820, nr. 526.↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, 2024D43005.↩︎
Kamerstukken II, 2023–2024, 31 293, nr. 732.↩︎
Risbo Research. Zelfde doel, anders geleerd, april 2024; Hanzehogeschool Groningen. Rapportage Tijd voor Toekomst, februari 2024.↩︎
Hanzehogeschool Groningen. Rapportage Tijd voor Toekomst, februari 2024.↩︎
Kamerstukken II, 2024/25, 31293, nr. 762.↩︎