Reactie op het verzoek van het lid Sneller, gedaan tijdens de Regelingen van Werkzaamheden van 5 en 12 november 2024, over de omgang met de financiële en zakelijke belangen van (aantredende) bewindspersonen
Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie
Brief regering
Nummer: 2024D48368, datum: 2024-12-06, bijgewerkt: 2024-12-10 16:26, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H.W.M. Schoof, minister-president
Onderdeel van kamerstukdossier 28844 -278 Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie.
Onderdeel van zaak 2024Z20509:
- Indiener: H.W.M. Schoof, minister van Algemene Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2024-12-11 13:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-12-12 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2025-03-12 17:30: Integriteit openbaar bestuur (Commissiedebat), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
Preview document (🔗 origineel)
28 844 Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie
Nr. 278 Brief van de Minister-President, minister van Algemene Zaken
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 december 2024
Tijdens de regeling van werkzaamheden van 5 en 12 november jl. is
verzocht om een brief inzake de omgang met de financiële en zakelijke
belangen van (aantredende) bewindspersonen. In de kabinetsformatie en
bij het aantreden van nieuwe bewindspersonen is het voorkomen van de
schijn van niet-objectieve besluitvorming, ook in relatie tot zakelijke
en financiële belangen van cruciaal belang. Het kader hiervoor dateert
uit 2002, en is nadien, ook op initiatief van de Tweede Kamer, in 2021
aangevuld. De door uw Kamer gestelde vragen zijn voor het kabinet
aanleiding om het bestaande kader opnieuw tegen het licht te houden en
waar nodig voorafgaand aan een volgende formatie te herzien. In deze
brief licht ik dit besluit nader toe.
In het gesprek tussen formateur en kandidaat wordt, om iedere schijn van niet-objectieve besluitvorming te vermijden, systematisch nagegaan of betrokkene zeggenschapsrechten heeft inzake relevante financiële of zakelijke belangen. Waar dat het geval is dient betrokkene ofwel volledig afstand te doen van deze belangen, ofwel een regeling te treffen waarbij hij/zij de zeggenschapsrechten gedurende de ambtsperiode niet kan of zal uitoefenen. In 2021 heeft mijn voorganger de Kamer voorafgaande aan de vorige formatie en naar aanleiding van een motie, gemeld dat bewindspersonen na hun benoeming verplicht zijn om de Kamer zelf te informeren over wijzigingen in hun zakelijke en financiële belangen die zij door omstandigheden, zoals een erfenis, hebben verkregen.
De bovenstaande procedure is ook in de formatie van 2024 zorgvuldig doorlopen en alle bewindspersonen hebben bezien of zij relevante belangen bezitten, hiervoor zo nodig een regeling voor getroffen en, voor zover nodig deze aan de orde gesteld in het gesprek met de formateur, in aanwezigheid van de aantredend Minister-President. Hierover is de Tweede Kamer ook na afloop van de formatie geïnformeerd. Hiermee is zeker gesteld dat er geen sprake is van een geobjectiveerd risico van de schijn van belangenverstrengeling bij de huidige bewindspersonen. Dit geldt ook voor een tussentijdse benoeming, zoals deze onlangs aan de orde is geweest.
In de afgelopen weken zijn verschillende schriftelijke vragen gesteld aan enkele bewindspersonen over hun financiële en zakelijke belangen, die beantwoord zullen worden met inachtneming van het vorenstaande. Daarenboven is in diverse regelingen van werkzaamheden verzocht om openbaarmaking van hun financiële en zakelijke belangen. Dit raakt aan alle bewindspersonen, die onder het hiervoor genoemde beleid zijn toegetreden tot dit kabinet.
Laat ik voorop stellen dat ik het bestaande kader evenwichtig acht en dat het tot stand is gekomen in overeenstemming met uw Kamer. Het berust in essentie op een balans in verschillende uitgangspunten waarbij naast de belangen van transparantie en het voorkomen van de schijn van vooringenomenheid ook recht wordt gedaan aan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, met inbegrip van die van derden zoals partner, gezin en familie, en een gelijke benoembaarheid in de openbare dienst, inclusief de aantrekkelijkheid van de openbare dienst.
De integriteit van besluitvorming, en de daarbij horende balans, acht ik overigens te allen tijde van cruciaal belang wanneer het gaat om besluitvormingsprocessen die raken aan het openbaar bestuur en de publieke zaak. Dit geldt niet alleen voor bewindspersonen, maar voor alle politieke betrokkenen bij deze besluitvorming.
Voor het bieden van transparantie ten aanzien van alle zakelijke en financiële belangen is vereist dat hier een zorgvuldige weging aan voorafgaat. Gelet op het feit dat de laatste integrale weging van het bestaande kader plaatsvond in 2002, gelet op bredere ontwikkelingen, zoals de aanbevelingen van GRECO en civielrechtelijke ontwikkelingen, de introductie van hoorzittingen voor aantredend bewindspersonen, én gelet op het bestaande maatschappelijke debat over de transparantie zoals dit in de afgelopen periode ook in de Tweede Kamer heeft plaatsgevonden, zie ik aanleiding om het bestaande kader tegen het licht te houden, ten behoeve van een volgende formatie. Ik zal uw Kamer tijdig en voorafgaand aan een volgende formatie over de uitkomsten hiervan informeren en we gaan hierover graag met de Kamer in gesprek.
De Minister-President, minister van Algemene Zaken,
H.W.M. Schoof