Voortgang notificatie bijmengverplichting groen gas
Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Brief regering
Nummer: 2024D48557, datum: 2024-12-09, bijgewerkt: 2024-12-12 15:26, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 32813 -1433 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid.
Onderdeel van zaak 2024Z20579:
- Indiener: S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
- 2024-12-10 15:40: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-12-17 16:45: Procedurevergadering vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei (Procedurevergadering), vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
- 2025-01-16 14:00: Waterstof, groen gas en andere energiedragers (Commissiedebat), vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
Preview document (🔗 origineel)
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 1433 Brief van de minister van Klimaat en Groene Groei
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 december 2024
Het kabinet heeft op 8 mei 2024 het wetsvoorstel bijmengverplichting bij de Europese Commissie (hierna: Commissie) genotificeerd vanwege in het wetsvoorstel opgenomen technische voorschriften. Middels deze brief informeert het kabinet de Kamer over de voortgang op dit onderwerp.
Op 12 augustus 2024 heeft de Commissie op deze notificatie gereageerd middels een uitvoerig gemotiveerde mening (hierna: UGM)1. De UGM richt zich op de voorwaarde dat enkel groen gas dat is geproduceerd met een productie-installatie die zich in Nederland bevindt, kan meetellen in de bijmengverplichting2. Deze eis wordt door de Commissie in de UGM beschouwd als een niet-gerechtvaardigde inbreuk op het vrije verkeer van goederen, zoals dat geldt op grond van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
De onderbouwing van het kabinet was dat een dergelijke beperking tot in Nederland geproduceerd groen gas te rechtvaardigen is met het oog op dwingende redenen van algemeen belang, waaronder de noodzaak voor iedere lidstaat tot een energietransitie. Tegelijkertijd blijkt op basis van het eerste ambtelijke contact met de diensten van de Commissie dat de Commissie in haar oordeelsvorming niet ontvankelijk is voor deze onderbouwing. Het kabinet kiest er daarom voor om samen met de Commissie te zoeken naar een wederzijds acceptabel alternatief.
Alternatief wetsvoorstel
Het kabinet zet naar aanleiding van de UGM in op een aangepast conceptwetsvoorstel, waarbij al het groene gas dat in Nederland in het gasnet wordt ingevoed kan meetellen onder de bijmengverplichting. Naast groen gas dat in Nederland wordt geproduceerd en ingevoed is het dan ook mogelijk om groen gas in fysiek gescheiden stromen (als bio-LNG of bio-CNG) te importeren en in het Nederlandse gasnet te voeden via daartoe geschikte installaties. Deze fysieke importstromen kunnen, in tegenstelling tot het gemengde gas dat via het gasnet van het buitenland naar Nederland stroomt, worden meegeteld in de energie- en emissieregistraties3. Op deze manier wordt gewaarborgd dat al het gas onder de bijmengverplichting meetelt voor de doelen onder de Klimaatwet en de Nederlandse bindende bijdrage aan de doelen in Europa, zoals in de Renewable Energy Directive (RED), of de Effort Sharing Regulation (ESR). Met dit aangepaste wetsvoorstel beoogt het kabinet bij te dragen aan de opbouw van een Europese interne markt voor groen gas, ten eerste omdat er de mogelijkheid ontstaat voor buitenlands groen gas om bij te dragen en ten tweede omdat überhaupt de overstap wordt gemaakt van een nationale subsidie naar een vraaginstrument dat op termijn flexibiliteit biedt voor een grotere rol voor buitenlands groen gas.
Deze beoogde aanpassing kan tot gevolg hebben dat er minder groen gas productie plaatsvindt op Nederlands grondgebied omdat een gedeelte van de verplichting ingevuld wordt met buitenlands groen gas dat fysiek naar Nederland wordt getransporteerd. Aangezien de prikkel voor nationale opschaling met dit voorstel nog steeds hoog zal zijn, draagt het wetsvoorstel onverminderd bij aan een meer autonome, robuuste, stabiele en duurzame energievoorziening in Nederland. Het voordeel van het toestaan van deze vorm van import is daarnaast dat het kan zorgen voor meer aanbod en concurrentie, en daardoor voor lagere prijzen en dus een minder grote impact van de bijmengverplichting op consumenten.
Planning en proces bijmengverplichting
Momenteel vindt ambtelijk dialoog plaats met de diensten van de Europese Commissie over bovengenoemde aangepaste voorstel in voorbereiding op een formele reactie op de UGM. De Kamer zal naar verwachting in het eerste kwartaal van 2025 nader geïnformeerd worden over de uitkomst hiervan en over het verdere traject inzake de aanpassing van het wetsvoorstel. Na goedkeuring door de Europese Commissie zal de Raad van State haar advisering op het wetsvoorstel kunnen afronden. Parallel loopt er nog een discussie over de reikwijdte van de bijmengverplichting groen gas4. Als beide punten zijn afgerond dan kan het wetsvoorstel worden aangeboden aan de Kamer.
De minister van Klimaat en Groene Groei,
S.T.M. Hermans
https://technical-regulation-information-system.ec.europa.eu/en/notification/25868↩︎
Artikel 9.9.4.1., eerste lid en onder a, van het wetsvoorstel↩︎
In de emissieregistratie wordt jaarlijks de emissies van alle Nederlands bronnen geregistreerd. Hierin telt, conform regels gesteld door het IPCC, alle import en consumptie van gas uit het gasnet als 100% aardgas. De hoeveelheid groen gas consumptie via het gasnet wordt bepaald door de invoeding van groen gas in het gasnet te meten, dit wordt afgetrokken van het aardgas totaal. Hierbij geldt dus dat al het groen gas dat in een lidstaat wordt ingevoed, automatisch als geconsumeerd in die lidstaat wordt beschouwd. Daarom kan er voor de statistiek geen groen gas via het gasnet worden geïmporteerd.↩︎
Zie Kamerstuk 32813-1413↩︎