Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda JBZ-Raad 12-13 december 2024 (Kamerstuk 32317-907)
JBZ-Raad
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2024D48583, datum: 2024-12-09, bijgewerkt: 2024-12-16 16:52, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2024D48583).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J. Pool, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid (PVV)
- Mede ondertekenaar: B.A. Paauwe, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2024Z20118:
- Indiener: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
- Medeindiener: M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie
- Medeindiener: T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Asiel en Migratie
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-12-05 14:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-12-09 10:00: JBZ-Raad van 12 en 13 December in Brussel (algemeen) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-12-11 10:00: JBZ-Raad van 12 en 13 December in Brussel (algemeen) (is omgezet in een schriftelijk overleg op 9 december 2024) (Commissiedebat), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-12-11 12:00: JBZ-Raad van 12 en 13 December in Brussel (vreemdelingen- en asielbeleid) (Commissiedebat), vaste commissie voor Asiel en Migratie
- 2024-12-12 12:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-12-19 12:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (🔗 origineel)
2024D48583 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd over de volgende brieven:
• Verslag van de JBZ-Raad van 10 en 11 oktober 2024 (Kamerstuk 32 317, nr. 903);
• Ontwikkelingen CSAM-Verordening en de uitvoering van de motie van het lid Kathmann c.s. over zich uitspreken tegen een detectiebevel op privécommunicatie van burgers en komen tot gezamenlijke uitgangspunten voor het tegengaan van verspreiding van beeldmateriaal van onlinekindermisbruik (Kamerstuk 32 317, nr. 891) (Kamerstuk 32 317, nr. 906)
• Geannoteerde agenda JBZ-Raad 12–13 december 2024 (Kamerstuk 32 317, nr. 907)
De voorzitter van de commissie,
Pool
Adjunct-griffier van de commissie,
Paauwe
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
II Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Met betrekking tot de mogelijke agendering van de EU-verordening ter bestrijding van online seksueel kindermisbruik (hierna: CSAM-verordening) willen de leden van de PVV-fractie dat er niet zonder steun van de Kamer wordt afgeweken van het eerder door het kabinet ingenomen standpunt waarmee Nederland tot de groep landen blijft behoren die de algemene oriëntatie op dit onderwerp niet steunt. Graag ontvangen deze leden een toezegging van de Minister.
Wat betreft de aanpak van mensensmokkel zijn de leden van de PVV-fractie teleurgesteld dat het kabinet geen steun heeft verleend aan het voorstel van de Europese Commissie tot het strafbaar stellen van «het publiekelijk aanzetten tot illegale binnenkomst, doortocht of verblijf». Dit is een gemiste kans van het kabinet om illegale migratie en alle ondermijnende criminele organisaties die hierbij betrokken zijn, een slag toe te brengen. Deze leden vragen de Minister zich in te spannen om alsnog tot een werkbare definitie te komen, zodat het aansporen tot illegale binnenkomst, doortocht of verblijf strafbaar kan worden gesteld.
De leden van de PVV-fractie zijn verbolgen over het feit dat de EU voorstelt om in de aanpak van mensensmokkel de minimumnorm voor strafmaxima te verlagen. Voor mensensmokkel met de dood tot gevolg wordt deze verlaagd van vijftien jaar naar maximaal tien jaar en voor overige zwaardere gevallen wordt deze verlaagd van tien jaar naar maximaal acht jaar. De EU geeft hiermee het signaal af dat het wel wat minder kan met het bestraffen van mensensmokkelaars en dat ze vooral niet te hard moeten worden aangepakt. Een heel verkeerd signaal, vinden deze leden. Dit is ook niet in lijn met de afspraken in het Hoofdlijnenakkoord waar wordt ingezet op zwaarder bestraffen van zware misdrijven.
Deelt de Minister deze mening van deze leden en kan hij toezeggen dat deze Europese oriëntatie niet tot gevolg zal hebben dat in Nederland de straffen worden verlicht voor betreffende zware misdrijven? Hoe gaat hij dit bewerkstelligen?
Tot slot hechten de leden van de PVV-fractie eraan te melden dat deze leden graag zien dat mensensmokkel te allen tijde strafbaar wordt gesteld, ongeacht of dit onder de vlag van een ngo gebeurt of niet. Het gaat niet om de intentie, maar om de strafbaarheid van het feit. Deelt de Minister dit standpunt? Of mag iedereen met goede bedoelingen voortaan misdrijven begaan? Graag ontvangen deze leden een reflectie van de Minister.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de agenda van de JBZ-Raad op 12 en 13 december 2024. Deze leden zien dat de CSAM-verordening weer op tafel ligt en hebben hierover vragen en opmerkingen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse gelezen hoe de motie-Kathmann c.s. (Kamerstuk 32 317, nr. 891) is uitgevoerd. Deze leden constateren dat voorstellen die alleen mogelijk zijn met client side scanning en voorstellen die een detectiebevel bevatten, nu principieel worden uitgesloten door het kabinet. Klopt deze constatering? Heeft de Minister nog aan andere scenario’s gedacht over hoe deze motie uit te voeren? Zo ja, waarom zijn deze denkrichtingen niet verder uitgewerkt?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn blij met de degelijke uitwerking, maar verwachten dat er zonder grondige aanpassingen van het voorstel te veel bezwaren blijven bestaan die effectieve wetgeving op de korte termijn in de weg blijven staan. Heeft de Minister ten tijde van het schrijven nieuwe tekstwijzigingen ontvangen van het Hongaarse voorzitterschap? Waren deze gewijzigd ten opzichte van eerder ontvangen voorstellen? Bovendien hebben deze leden begrepen dat er vrijdag een aanvullende bijeenkomst is geweest van het Coreper II-vooroverleg. Deze leden zijn benieuwd waarom deze is geagendeerd en wat hier besproken is. Kan de Minister dit toelichten?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen wat de toekomst is van de derogatie voor detectie voor techbedrijven, die nu in 2026 afloopt. Zet deze naderende deadline de onderhandelingen in de Raad te veel onder druk? Acht de Minister het wenselijk en aannemelijk dat de derogatie verlengd wordt als lidstaten niet snel tot een akkoord komen? Kan hij bovendien iets meer zeggen over welke lidstaten nu twijfelen over hun positie en welke bezwaren zij hebben? Richt het Hongaarse voorzitterschap zich nu tot de blokkerende minderheid of de meerderheid bij het verder afstemmen van de tekst van de verordening? Met welke lidstaten trekt de Minister nu samen op om richting te geven aan de onderhandelingen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zouden graag zien dat de strekking van de CSAM-verordening verandert en de principiële bezwaren van de blokkerende minderheid wegneemt. Alleen op die manier hangt effectieve wetgeving die kan rekenen op brede steun, niet langer af van voorstellen die volgens deze leden leiden tot onacceptabele schendingen van digitale grondrechten. Zij pleiten voor een verordening met een beter afgebakend doel: om beelden van seksueel kindermisbruik te verwijderen van het internet. De vervlechting met het strafrecht en de onzekere technologie die dit mogelijk moet maken, achten zij als een te grote inbreuk op de privacy en cyberveiligheid van alle Europeanen. Dat laat onverlet dat een stevige Europese aanpak van onlinekindermisbruik bittere noodzaak is, mits deze uitgaat van bewezen effectieve maatregelen en Europese grondrechten respecteert.
Onder welke voorwaarden zou de Minister een gewijzigd voorstel van deze strekking steunen? Verandert de positie van de Minister als client side scanning niet meer in het voorstel staat en er geen sprake meer is van detectiebevelen op versleutelde een-op-eenchatdiensten? Heeft de Minister zijn voorwaarden kenbaar gemaakt aan het Hongaarse voorzitterschap?
Tot slot zijn de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie benieuwd naar de planning de komende tijd. Als bij de JBZ-Raad een algemene oriëntatie wordt aangenomen, welke acties en onderhandelingen volgen hier dan op? Acht de Minister het huidige voorstel kansrijk in de triloogfase, gezien de kritische houding van het Europees Parlement? Als het Hongaarse voorzitterschap er niet in slaagt met een gerechtvaardigde meerderheid tot een oriëntatie te komen, hoe zal het Poolse voorzitterschap de onderhandelingen verder brengen? Behorende tot de blokkerende minderheid, is het aannemelijk dat Polen concessies doet richting andere kritische lidstaten? Is hierover al gesproken en wat was de strekking van dit contact? Welke rol gaat de Minister spelen als bewindspersoon van een kritische lidstaat om de zorgen en bezwaren zo veel mogelijk weg te nemen in de gewijzigde tekst?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de eerstvolgende JBZ-Raad. Deze leden stellen daar nog enkele vragen over.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet zich positief heeft opgesteld over het meenemen van kindersekspoppen in het voorstel voor de richtlijn ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen. Hoe groot is de kans dat dit onderdeel wordt van de richtlijn en hoe staat het met de inwerkingtreding van het Nederlandse verbod op kindersekspoppen? Is dat al genotificeerd bij de Europese Commissie? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie hebben gezien dat er aarzelingen waren over de voorgestelde verplichting voor werkgevers en vrijwilligersorganisaties om informatie op te vragen over het bestaan van strafrechtelijke veroordelingen, omdat niet geheel duidelijk was hoe die verplichting zich verhoudt tot de Nederlandse VOG-systematiek. Kan de Minister dit nader toelichten? Welke exacte verplichtingen vloeien voort uit de algemene oriëntatie en welke daarvan vergen aanpassing van wet- en regelgeving, ervan uitgaande dat de algemene oriëntatie wordt bereikt deze JBZ-Raad? Graag ontvangen deze leden ook een analyse wat het richtlijnvoorstel voor de Nederlandse VOG-systematiek en praktijk betekent.
De leden van de VVD-fractie vragen, met betrekking tot de richtlijn tot harmonisatie van bepaalde aspecten van het insolventierecht, in hoeverre er in het kader van het bereiken van een (gedeeltelijke) algemene oriëntatie ook is gesproken over nut en noodzaak van harmonisering van de procedures van de Wet homologatie onderhands akkoord (Whoa-procedures).
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister kan expliciteren dat Nederland ten aanzien van de positie over herziening van de EOM-verordening (Europees Openbaar Ministerie) de uitkomst van de evaluatie zal afwachten. Ook vragen deze leden of het kabinet bereid is te handelen naar de letter en geest van de motie Kamerstuk 35 429, nr. 8 waarin de Kamer heeft gevraagd te waken voor een verdere uitbreiding van het EOM-mandaat en in ieder geval niet zonder expliciet voorafgaand overleg met de Kamer hierin stappen te zetten. Is het kabinet bereid in 2026 in een zo vroeg mogelijk stadium de evaluatie van de EOM-verordening te delen met de Kamer en geen positie in te nemen zonder overleg met de Kamer over de evaluatie van de EOM-verordening?
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de ontwikkelingen inzake de CSAM-verordening. Deze leden onderschrijven met het kabinet de noodzaak dat Europese landen beter moeten samenwerken bij het voorkomen en tegengaan van onlinekindermisbruik. Als last resort bij een effectieve aanpak van online kinderpornografisch materiaal is het wat deze leden betreft wenselijk om nader te bezien onder welke voorwaarden en adequate waarborgen voor privacy en digitale veiligheid een verplichtend detectiebevel vorm kan krijgen. Staat de Minister open als landen die duidelijk voorstander zijn van een vorm van een verplichtend detectiebevel, met Nederland in gesprek willen om tegemoet te komen aan de zorgen van de Minister? Is de Minister ook bereid om actief het gesprek aan te gaan met voorstanders om een poging te wagen uit de huidige impasse te raken?
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief dat nieuwe technologische ontwikkelingen of andere relevante inzichten aanleiding kunnen geven om bestaande standpunten opnieuw te bekijken. Indien dergelijke technieken of omstandigheden zich voordoen, zal de regering deze nader onderzoeken en de Kamer hierover informeren. Vooralsnog bestaat volgens het kabinet te weinig zekerheid om te kunnen concluderen dat een voldoende veilige manier beschikbaar is om vorm te geven aan alternatieve mogelijkheden. Kan de Minister concretiseren welke technologische ontwikkelingen en relevante inzichten aanleiding kunnen geven om het bestaande standpunt van het kabinet opnieuw te bekijken? Ook wordt een aantal keren verwezen dat nader onderzoek nodig is, onder andere naar aanleiding van het advies van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD). Kan de Minister aangeven wanneer de Kamer nader wordt geïnformeerd over deze onderzoeken?
De leden van de VVD-fractie vragen of het in de lijn der verwachting ligt dat het voorstel de komende maanden zal worden gewijzigd. In hoeverre bestaat de inschatting dat onder het inkomend Pools voorzitterschap een nieuw compromisvoorstel zal worden geagendeerd in Coreper en in de Raad?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie lezen op de agenda voor de JBZ-Raad dat in 2021 een EU-strategie is ontwikkeld met betrekking tot het bestrijden van antisemitisme, welke nadruk legt op preventie, bescherming van Joodse gemeenschappen en bevordering van Holocausteducatie. Hierna hebben meerdere lidstaten zelf strategieën geïntroduceerd. Het kabinet heeft op 22 november 2024 een nieuwe antisemitismestrategie 2024–2030 gepresenteerd. Deze leden vragen naar de verschillen en overeenkomsten in antisemitismestrategieën tussen lidstaten.
De leden van de NSC-fractie vragen het kabinet om tijdens de JBZ-Raad te vragen welke verschillen en overeenkomsten in antisemitismestrategieën er zijn tussen lidstaten en of Nederland nog kan leren van antisemitismestrategieën van andere lidstaten. Deze leden vragen de Minister om hierover een brief te sturen naar de Kamer.
De leden van de NSC-fractie zien op de agenda een stand van zaken-bespreking over het EOM. In de geannoteerde agenda staat dat Nederland van mening blijft dat er geen directe aanleiding is het mandaat van het EOM uit te breiden tot bijvoorbeeld de strafrechtelijke handhaving van EU-sancties. Nederland staat wel open voor een discussie over een beperkte aanpassing van de EOM-verordening indien een dergelijke aanpassing het EOM in staat zou stellen zijn werkzaamheden binnen het huidige mandaat, dat zich richt op de bestrijding van EU-fraude, effectiever te vervullen. Nederland wacht de uitkomsten van de evaluatie van de EOM-verordening, die is voorzien voor 2026, met belangstelling af om dan nader een positie in te kunnen nemen over de rol en mandaat van het EOM. Deze leden kunnen zich daar op zich in vinden. Zij hebben wel een aantal vragen over het EOM. Het EOM is sinds 2021 operationeel en heeft als bevoegdheid strafbare feiten die de financiële belangen van de EU schaden te onderzoeken en vervolgen. Reden van de oprichting is: de EU-landen zijn in 2018 naar schatting € 140 miljard aan btw-inkomsten misgelopen als gevolg van grensoverschrijdende fraude. Kan het kabinet, vooruitlopend op de evaluatie, alvast wat zeggen over de werking van het EOM en de resultaten tot nu toe? En is de Minister tevreden met de huidige prestaties? Waar ziet de Minister verbeterpunten? Heeft de Minister al ideeën over manieren waarop kan worden gewerkt aan een effectievere vervulling van de werkzaamheden?
Ook zien de leden van de NSC-fractie op de agenda dat de Minister tijdens de lunchbespreking over het gebruik van kunstmatige intelligentie op het gebied van justitie zal benadrukken dat kunstmatige intelligentie mogelijkheden biedt op het justitieterrein, zoals op het gebied van rechtsbescherming, rechtspraak en rechtshandhaving, maar dat dit gepaard moet gaan met inachtneming van randvoorwaarden, zoals respect voor grondrechten, gegevensbescherming en de blijvende centrale rol van de mens in het nemen van juridische beslissingen. Deze leden vinden deze randvoorwaarden van groot belang. Zij vragen wat de plannen zijn met betrekking tot het gebruik van kunstmatige intelligentie in de rechtspraak. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat de hiervoor genoemde randvoorwaarden in acht worden genomen in het geval kunstmatige intelligentie binnen de rechtspraak zal worden ingezet? En welke winst is er te behalen qua doorlooptijden, capaciteitsproblemen en toegang tot de rechter als kunstmatige intelligentie wordt ingezet binnen de rechtspraak?
Tot slot willen de leden van de NSC-fractie deze inbreng gebruiken om in te gaan op onlinekindermisbruik en de bescherming van kinderen tegen onlinekindermisbruik. Deze leden vragen hoe de regering aankijkt in het licht van bestrijding van onlinekindermisbruik tegen het op Europees niveau vaststellen van verplichte «safety by design»-standaarden die op het niveau besturingssysteem geïmplementeerd zouden moeten worden. Hierbij denken deze leden aan iets als de Harmblock-oplossing van het Britse SafeToNet, waarbij kinderpornografisch materiaal op apparaten geblokkeerd wordt met een accuratesse van boven de 95%, maar alles volledig lokaal plaatsvindt en er dus geen rapporteringslijn richting een instantie als Interpol ingebouwd wordt. Hiermee doorbreekt men wel de enorme verspreiding van onlinekindermisbruik en kinderen worden aan de voorkant beschermd, maar wordt er geen systeem opgetuigd van massasurveillance. Hoewel deze leden nog kritische kanttekeningen hebben bij de praktische uitvoerbaarheid, is dit wel een richting die wat deze leden betreft serieus verkend zou moeten worden. Is de Minister bereid dat te doen en met een kabinetsstandpunt op safety by design te komen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben de geannoteerde agenda voor de JBZ-Raad gelezen. Deze leden hebben hier nog een aantal vragen over.
De leden van de SP-fractie hebben consequent de kritiek vanuit deskundigen, organisaties en andere Kamerfracties op de CSAM-verordening gesteund, omdat deze leden constateerden dat de verordening een bijzonder grote inbreuk maakt op de privacy op het internet en niet bijdraagt aan het doel dat wij met zijn allen nastreven: het effectief bestrijden van kinderporno. Tegelijkertijd zijn deze leden niet ongevoelig voor de wens om een aanpak op Europees niveau voor deze bestrijding, waar ook veel maatschappelijke organisaties in dit land recent een oproep voor hebben gedaan in de vorm van een brief van twaalf kinderrechtenorganisaties. Dat uiteindelijk privacy en bescherming geen tegenpolen hoeven te zijn, delen deze leden met de organisaties. Deze leden vragen de Minister concreet hoe hij momenteel deze belangen afweegt. Deze leden hebben de sterke wens dat Nederland de koploper blijft in de bestrijding van kinderporno en zij vragen de Minister dan ook naar alternatieve manieren waarop dit ook zonder de huidige voorliggende versie van de CSAM-verordening nog kan worden verbeterd. Hoe kijkt de Minister specifiek aan tegen hash matching? Hoe kijkt hij naar het enkel detecteren en het blokkeren van het doorsturen van kindermisbruikmateriaal, gecombineerd met het versturen van een melding naar de gebruiker die hem waarschuwt of doorverwijst? Zijn dit nog verbeteringen die de CSAM-verordening meer in balans kunnen brengen en die op draagvlak kunnen rekenen?
De leden van de SP-fractie zien dat er gesproken wordt over de bestrijding van mensensmokkel. Deze leden zien inderdaad het nut van Europese afspraken, omdat deze onvermijdelijk ook op Europees niveau moeten plaatsvinden. De gevoeligheid zit momenteel in de bestrijding van mensensmokkel gecombineerd met humanitaire hulp op zee bijvoorbeeld. Evident zou dit niet moeten worden gezien als mensensmokkel, maar er zijn geluiden dat partijen in Europa dit zien als een mogelijkheid om humanitaire hulp van mensenrechtenorganisaties die levens op zee redden, te gaan bestempelen als mensensmokkel. Er lijken verbeteringen in het voorstel te zijn aangebracht, maar deze leden hebben nog een aantal zorgen.
De leden van de SP-fractie zien dat er in de afgelopen jaren steeds meer hulpverleners in diverse landen binnen de EU vervolgd worden of dat hiertoe gedreigd wordt, zoals omschreven in het rapport1 van het Platform for International Cooperation on Undocumented Migrants (PICUM). Zowel humanitaire en vluchtelingenorganisaties als de Meijers Committee2 benadrukken het belang van het opnemen van een juridisch bindende humanitaire uitzonderingsclausule in de wettekst zelf, en niet alleen in de overwegingen van de richtlijn, om te zorgen dat humanitaire hulpverlening niet strafbaar wordt gesteld. Het kabinet heeft eerder uitgesproken dat het niet de intentie heeft om humanitaire hulpverleners te vervolgen. Waarom steunt de Minister het compromisvoorstel van het Hongaarse voorzitterschap waarin alleen in de overwegingen is opgenomen dat humanitaire hulp niet strafbaar wordt gesteld, waardoor lidstaten de ruimte houden om strafrechtelijk onderzoek te starten naar hulpverleners?
De leden van de SP-fractie merken op dat het kabinet aangeeft strafrechtelijke aansprakelijkheid niet expliciet bij wet te willen uitsluiten, omdat de beslissing over vervolging gemaakt moet worden op basis van omstandigheden. Is de Minister het ermee eens dat de bewijslast dan bij de hulpverlener komt te liggen? Deelt de Minister de mening dat het risico op strafbaarstelling een ontmoedigend effect heeft op de bereidheid tot het uitvoeren van reddingen op zee en hulpverlening over land aan kwetsbare personen die bescherming zoeken in EU-landen?
De leden van de SP-fractie merken op dat in het voorstel van de Europese Commissie staat dat de definitie van mensensmokkel is gespecificeerd tot gevallen waarin dit gebeurt ten behoeve van financieel of materieel gewin. Is de Minister het ermee eens dat dit een positieve aanpassing is, omdat hiermee de strafbaarstelling duidelijk gericht wordt aan mensen en groepen die profiteren van de kwetsbaarheid van migranten, en omdat dit de wetgeving in lijn brengt met het VN-Protocol tegen de smokkel van migranten? Klopt het dat in het compromisvoorstel van het Hongaars voorzitterschap wordt gesteld dat lidstaten alsnog activiteiten mogen criminaliseren waar geen financieel of materieel gewin is bewezen? Is de Minister het ermee eens dat dit ongewenst is, omdat dit een belangrijke waarborg is om humanitaire hulpverleners vrij te stellen van strafbaarstelling?
De leden van de SP-fractie constateren dat er nieuwe eurocommissarissen zijn benoemd op het gebied van justitie en veiligheid met een nieuw werkplan. Deze leden zijn benieuwd welke wetgevende initiatieven op dit gebied de Minister verwacht in 2025–2026. Kan de Minister reflecteren op de grotere ambities van de inzet van Europol en deze leden garanderen dat het doel blijft dat Europol enkel ondersteunend is en niet op eigen initiatief onderzoeken kan starten?
De leden van de SP-fractie willen aandacht vragen voor de discussie omtrent het Europees verbod op zwaar vuurwerk, dit ook ter onderstreping van de motie-Mutluer/Michon-Derkzen over met kracht inzetten op een Europees verbod op zwaar vuurwerk (Kamerstuk 29 911, nr. 445). Deze leden vragen welke inzet de Minister concreet heeft gepleegd sinds de aanname van deze motie. Kan de Minister hierop reflecteren? Welke andere landen hebben zich aangesloten of staan open voor het verbod? Is er ook concreet gesproken over het schrijven van een non-paper over dit onderwerp? Wat zijn volgens de Minister goede redenen voor andere landen om vast te blijven houden aan de vrije verkoop van zwaar vuurwerk zoals cobra’s? Zijn zij hierop aanspreekbaar? Verwacht de Minister draagvlak voor zijn inspanningen? Welke successen verwacht hij te kunnen boeken?