Moties (en daarbij behorende
toezeggingen)
Betreft |
Reactie |
De motie van het lid Van Nispen c.s. van 28 oktober 2020 verzoekt
de regering de Gedragscode Behandeling Letselschade wettelijk te
verankeren.
Kamerstukken II 2020-2021, 33552, nr. 74. |
De staatssecretaris Rechtsbescherming heeft tijdens het
tweeminutendebat over slachtofferbeleid van 6 november 2024 laten weten
dat het ministerie van Financiƫn het advies van de Afdeling advisering
van de Raad van State (Afdeling) bestudeert over de wettelijke
verankering van de Gedragscode Behandeling Letselschade (GBL), zoals
onderdeel van het ontwerp-Wijzigingsbesluit Financiƫle Markten 2024
(B24), en dat ik hierover nog in 2024 duidelijkheid zal geven.
Aan het advies van de Afdeling is gevolg gegeven door in de
toelichting bij B24 nader tot uitdrukking te brengen waarom de
verankering van procedurele regels uit de GBL wordt voorgesteld in het
Besluit Gedragstoezicht financiƫle ondernemingen Wft. Hierdoor worden de
termijnen uit de GBL die geen inhoudelijk oordeel vergen, onderdeel van
het toezicht van de Autoriteit Financiƫle Markten op de bedrijfsvoering
van verzekeraars. De toezichthouder kan indien nodig sancties treffen,
waaronder het opleggen van bestuurlijke boetes. Het besluit zal naar
verwachting op korte termijn worden gepubliceerd en zal voor wat betreft
de verankering van de GBL in werking treden per 1 juli 2025. |
De motie van het lid Heinen c.s. van 27 januari 2022 verzoekt de
regering voorstellen te doen om de transparantie van financiƫle
producten, waaronder beleggingsverzekeringen, in de toekomst te
verbeteren zodat deze leiden tot beter inzicht voor de consument en op
een manier die ook uitvoerbaar is voor de sector.
Kamerstukken II 2021-2022, 35 862, nr. 2
De minister zegt toe om:
- te kijken welke elementen van artikel 73 van het Besluit
Gedragstoezicht financiƫle ondernemingen aangepast moet worden om
optimaal recht te doen aan de transparantieplicht richting de
consument.
- een vervolggesprek aan te gaan met de aanbieders van al deze
producten om te kijken hoe zij deze verantwoordelijkheid zelf al op een
snelle manier kunnen nemen.
- in gesprek te gaan met aanbieders om te kijken naar het
begrijpelijk maken van polissen.
- met de verzekeraars te kijken wat ze vrijwillig nog verder kunnen
doen om meer klanten te bereiken in het kader van de wettelijke
verplichte activering.
- uit te zoeken wat er in andere landen, zoals Scandinaviƫ gedaan is
aan het transparant maken van kosten.
- bij de toegezegde brief in te gaan op de naleving van art. 73 BGfo
en het toezicht.
Plenair debat van 27 januari 2022 over Burgerinitiatief āTijd voor
transparantieā. |
Vanaf 2006 kwam de problematiek rondom verborgen hoge kosten bij
beleggingsverzekeringen aan het licht (de āwoekerpolisaffaireā). In 2020
dienden enkele initiatiefnemers het Burgerinitiatief āTijd voor
transparantieā in, dat opriep tot verbeterde kostentransparantie bij
dergelijke verzekeringen.
Ter uitwerking van dit burgerinitiatief, de motie Heinen c.s. uit
2022 en een aantal toezeggingen aan de Kamer, zijn gesprekken gestart
met de initiatiefnemers van het burgerinitiatief en het Verbond van
Verzekeraars. Deze gesprekken verliepen constructief en naar
tevredenheid van alle betrokkenen. Terwijl dit proces liep, publiceerde
de Europese Commissie in mei 2023 het Retail Investment Package (het
āRIPā), dat eveneens voorstellen bevat om transparantie van financiĆ«le
producten te verbeteren. Het RIP overlapt met de bedachte oplossingen
van zelfregulering. Het is momenteel nog niet duidelijk waar de
onderhandelingen over het RIP precies zullen eindigen wat betreft
(precontractuele) transparantieverplichtingen voor financiƫle producten,
waaronder beleggingsverzekeringen. Ik vind het onwenselijk om middels
zelfregulering op het RIP vooruit te lopen. Het is immers aannemelijk
dat eenmaal doorgevoerde zelfregulering kort na doorvoering zou moeten
worden herzien wegens de inwerkingtreding van het RIP. Het opvolgen van
het burgerinitiatief en de motie Heinen c.s. wil ik daarom verder
oppakken in het kader van de implementatie van het RIP. Deze route is
besproken met de initiatiefnemers en het Verbond van Verzekeraars. Zij
kunnen zich hierin vinden. |
De motie van het lid Van der Lee van 27 mei 2024 verzoekt het
kabinet om dit jaar alle implicaties van het uitkeren door de AFM van
tipgeld ter voorkoming van marktmisbruik in kaart te brengen, hierop een
regeling te ontwerpen en deze nog in 2024 in consultatie te brengen, en
daarna te bezien of dit in wetgeving aan de Tweede Kamer kan worden
voorgelegd.
Kamerstukken II 2023-2024, 36442, nr. 12 |
Effectief toezicht op marktmisbruik is van groot belang. Ik ben met
de AFM en andere stakeholders in overleg over de vormgeving van een
tipgeldregeling. De uitvoering hiervan is juridisch complex. Zo is het -
met het oog op de effectiviteit van de regeling - de vraag op welke
wijze de bescherming van de identiteit van de tipgever het beste kan
worden geborgd, waarbij tegelijkertijd de belangen van de vermeende
overtreder om zich adequaat te kunnen verweren in afdoende mate worden
gerespecteerd. Daarnaast vergen andere aspecten met het oog op de
effectiviteit nader onderzoek, zoals de (lange) duur van de procedure
totdat het tot uitkering van tipgeld kan komen. Dit vraagt om een
zorgvuldig proces. Een tipgeldregeling voor marktmisbruik is uniek in
Europa, waardoor er geen precedenten zijn waarbij kan worden
aangesloten. Het is daarom niet haalbaar gebleken om al in 2024 een
regeling in consultatie te brengen. Ik streef ernaar om in het voorjaar
van 2025 de consultatie te starten. |
Toezeggingen
Betreft |
Reactie |
De minister zegt toe de resultaten van de evaluatie van de Wet
bekostiging financieel toezicht 2019 voor het eind van 2024 met de Kamer
te delen.
Kamerstukken 2023-2024, 32545, nr. 197 |
De Wet bekostiging financieel toezicht 2019 wordt op dit moment
geƫvalueerd. Er is meer tijd nodig om de evaluatie zorgvuldig af te
ronden. Ik zal de resultaten van de evaluatie en mijn reactie daarop in
het eerste kwartaal van 2025 met uw Kamer delen. |
De minister zegt toe om uw Kamer tenminste voor het einde van
2024 te informeren over de uitkomsten van stap 1 van beleidscyclus
vitaal (het identificeren van vitale processen en de aanbieders
daarbinnen).
Kamerstukken 2023-2024 30821, nr. 207 |
Mijn ambtsvoorganger heeft uw Kamer op 26 maart 2024 geĆÆnformeerd
over het versneld uitvoeren van stap 1 uit de beleidscyclus vitaal (het
identificeren van vitale processen en aanbieders daarbinnen). Er is meer
tijd nodig om deze eerste stap nauwkeurig af te ronden. Dit komt mede
doordat informatie rondom vitale instellingen en criteria voor het
aanwijzen van vitale instellingen gevoelige en vertrouwelijke informatie
is. Het streven is om de resultaten van de beleidscyclus in het eerste
kwartaal van 2025 met uw Kamer te delen. |
De minister zegt toe een brief te sturen naar de Eurocommissaris
over de stand van dit dossier (over de ingewikkelde spagaat dat de
toezichthouder geen praktische mogelijkheid heeft om testaankopen te
doen) en stuurt een afschrift van deze brief en van de reactie van de
Eurocommissaris naar de Kamer. Hij doet dat vĆ³Ć³r 1 januari 2025. Ook zal
de Kamer worden geĆÆnformeerd of er uit de gesprekken met toezichthouders
nog meer oplossingen zijn aangedragen.
TZ202406-006
Wetgevingsoverleg Wijzigingswet financiƫle markten 2024, 27 mei 2024
(Kamerstuk 36 442, nr. 14). |
U bent op 10 juni 2024 geĆÆnformeerd over de brief die aan
Eurocommissaris McGuinness is gestuurd. In
de bijgevoegde reactie geeft de Europese Commissie aan dat zij voorlopig
geen aanleiding ziet om de anti-witwasregelgeving aan te passen om het
mogelijk te maken voor toezichthouders om anonieme aankopen te doen
(bijlage 1). Mijn ministerie voert, samen met het ministerie van
Economische Zaken, binnenkort verder overleg met de toezichthouders en
banken om het probleem nader te definiƫren en te bekijken welke
praktische oplossingen mogelijk zijn, gegeven deze reactie. |
De minister zegt toe om de Kamer eind dit jaar te informeren over
de voortgang van de opvolging van de aanbevelingen van de kwartiermakers
toekomst accountancysector.
Kamerstukken II 2023-2024, 33977, Nr. 47 |
De Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants
(NBA) heeftĀ als publiekrechtelijke beroepsorganisatie de
verantwoordelijkheid genomen om de opvolging van een groot aantal
aanbevelingen van de kwartiermakers aan te jagen. Daarnaast is ook onder
meer de NBA door de kwartiermakers genoemd om de voortgang van de
aanbevelingen en aanmoedigingen levend te houden. Ik voer dan ook
periodieke gesprekken met de NBA en andere partijen over de voortgang
van de opvolging van deze aanbevelingen. De accountancysector is
weliswaar bezig met de uitvoering van de aanbevelingen, maar het is nog
te vroeg om uitspraken te doen over concrete resultaten. De
aanbevelingen richten zich op langdurige verandertrajecten, waaronder
het versterken van de kwaliteitsgerichte cultuur binnen de sector, het
bevorderen van een professioneel-kritische houding bij accountants
(bijvoorbeeld ten aanzien van frauderisicoās en continuĆÆteit) en het
opvolgen van de adviezen van de Expertgroep Educatie.
Op het gebied van educatie heeft de NBA een Kernteam Herijking
Beroepsprofiel ingesteld. Het kernteam richt zich op de herziening van
het huidige beroepsprofiel van de accountant en kijkt daarbij naar de
toekomstbestendigheid, haalbaarheid, uitvoerbaarheid en de
aantrekkelijkheid van het beroep. Daarnaast heeft de Commissie
Eindtermen Accountancysector een Kerngroep Herziening Eindtermen heeft
ingesteld. Die richt zich op de herziening van de eindtermen voor de
accountantsopleidingen. Hiervoor stellen zij een vernieuwd raamwerk voor
de eindtermen op dat rekening houdt met ontwikkelingen op het gebied van
onder andere duurzaamheid, fraude, ICT, data-analyse, kunstmatige
intelligentie en de herziening van de beroepsprofielen voor de
accountants. Ik voer gesprekken met beide partijen over de voortgang van
deze trajecten.
Ik ben voornemens om te onderzoeken of de kwaliteit van het huidige
stelsel van beroepsreglementering voldoende geborgd is. Zo niet, dan zal
ik bezien wat nodig is om dit te verbeteren. Ik ben hierover in gesprek
met de NBA zelf en met betrokken stakeholders. Naar verwachting start
het onderzoek in 2025. |
De minister zegt toe te kijken naar de uitvoerbaarheid van het
aanstellen van een onafhankelijke procescoƶrdinator, het opstellen van
een procesreglement en het beter aansluiten van buitengerechtelijke op
gerechtelijk procedures. de Tweede Kamer voor het einde van 2024 te
informeren over de op dat moment gemaakte voortgang over de opvolging
van het evaluatierapport over collectief schadeherstel.
Kamerstukken II 2023-2024, 29507, nr. 162 |
Mijn ministerie is in gesprek gegaan met betrokken partijen om te
kijken naar de uitvoerbaarheid van de opties die geschetst zijn in de
Kamerbrief van 16 mei jl. Hun kennis van de praktijk en bereidheid om
deel te nemen is een essentieel vereiste voor het succesvol
implementeren van versterkingen in buitengerechtelijke trajecten.
Sindsdien is gesproken met zowel vertegenwoordiging vanuit de financiƫle
ondernemingen als partijen die consumentenbelangen behartigen. Met deze
partijen wordt overlegd over de mogelijke rol en taak van de coƶrdinator
collectieve schade financiƫle sector. Ook de institutionele inbedding is
een aspect dat hierbij wordt bekeken. Deze gesprekken zijn nog niet
afgerond en worden de komende periode voortgezet. Ik informeer uw Kamer
op een later moment nader. |
De minister zegt toe om in gesprek met het BKR over de perceptie
dat op dit moment verwijderingsverzoeken altijd worden afgewezen, en of
het BKR bijvoorbeeld mogelijkheden ziet om haar dienstverlening ten
aanzien van de verwijderingsverzoeken te verbeteren.
Aanhangsel Handelingen II 2023/24, nr. 2348 |
In november 2024 vond een gesprek plaats tussen het ministerie en
het BKR. Hierin heeft het BKR aangegeven dat de strekking van de
berichtgeving in de media feitelijk onjuist was, omdat het BKR verzoeken
tot verwijdering van registraties niet standaard afwijst. In 2024 zijn
tot op heden 33% van de verwijderingsverzoeken toegekend en vond
vervolgens verwijdering van een registratie of een deel daarvan plaats.
De beoordelingswijze van het BKR verschilt niet wezenlijk van de wijze
waarop kredietverstrekkers oordelen over een bezwaar. Het enige verschil
is dat behandeling vaak langer duurt omdat het BKR veel informatie moet
opvragen bij de betreffende kredietverstrekker, terwijl de
kredietverstrekkers deze tussenstap niet zetten en dus spoediger kunnen
overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van het bezwaar. Op de website
van BKR is een online formulier beschikbaar waarmee de consument
laagdrempelig een verwijderverzoek kan indienen, en hierbij stap voor
stap wordt geholpen in dit proces. |
Periodieke rapportage Financiƫle Markten
Kamerstukken II 2022-2023, 31935, nr. 81. |
Al het beleid wordt periodiek geƫvalueerd om inzicht te
verkrijgen in de
doeltreffendheid en doelmatigheid ervan en om te bezien welke
mogelijkheden er zijn
om de kans op doeltreffendheid en doelmatigheid te vergroten. De
afgelopen periode is artikel 2 van de begroting van Financiƫn
geƫvalueerd. Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 5 juli 2023 was het
streven om de stukken uiterlijk 1 december 2024 aan de Tweede Kamer aan
te bieden. De verzending zal echter iets later plaatsvinden. De
verwachting is dat de periodieke rapportage begin 2025 aan uw Kamer zal
worden aangeboden. |
Overig
Betreft |
Reactie |
Wetsvoorstel Implementatiewet richtlijn kredietservicers en
kredietkopers
Brief van de Vaste Commissie Financiƫn uit de Tweede Kamer van 1
maart 2024, betreffende Verzoek spoedige implementatie Richtlijn (EU)
2021/2167
Kamerstuk 21109, nr. 264/2024D07509 |
Het wetsvoorstel Implementatiewet richtlijn kredietservicers en
kredietkopers is recent met het advies van de Raad van State ter zake en
het Nader Rapport ingediend bij de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel
implementeert de richtlijn (EU) 2021/2167 van het Europees Parlement en
de Raad van 24 november 2021 inzake kredietservicers en kredietkopers
(richtlijn) in de Wet op het financieel toezicht en Boek 7 van het
Burgerlijk Wetboek.
De richtlijn biedt een regelgevend kader voor (i) de overdracht door
banken van niet-renderende kredietovereenkomsten (non-performing
loans: NPLās) in de zin van de richtlijn of van de rechten
voortvloeiende uit dergelijke overeenkomsten alsmede voor (ii) het
beheer van dergelijke overeenkomsten en rechten door zogenoemde
kredietservicers. De richtlijn beoogt een bijdrage te leveren aan de
strategie van de Europese Unie om het volume aan NPLās op bankbalansen
te verlagen.
Omdat de uiterste implementatiedatum van de richtlijn, 29 december
2023, en de datum waarop lidstaten de bepalingen uit de richtlijn moeten
toepassen, 30 december 2023, zijn verstreken, is Nederland door de
Europese Commissie in gebreke gesteld vanwege de te late implementatie
van de richtlijn.
Gelet op de brief van de Commissie van Financiƫn uit de Tweede Kamer
van 1 maart 2024, waarin wordt verzocht om een spoedige implementatie
van de richtlijn, hoopt het kabinet op een spoedige parlementaire
behandeling van het wetsvoorstel.
De algemene maatregel van bestuur die eveneens strekt tot
implementatie van de richtlijn, die momenteel wordt voorbereid, zal zo
spoedig mogelijk ter advisering worden voorgelegd aan de Raad van
State. |
|
|