36450 Tweede nota van wijziging inzake Regels omtrent de instelling van het Adviescollege toetsing regeldruk (Instellingswet Adviescollege toetsing regeldruk)
Nota van wijziging
Nummer: 2024D48665, datum: 2024-12-09, bijgewerkt: 2024-12-09 17:38, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D.S. Beljaarts, minister van Economische Zaken
- Aanbiedingsbrief
- Beslisnota bij 36450 Tweede nota van wijziging inzake Regels omtrent de instelling van het Adviescollege toetsing regeldruk (Instellingswet Adviescollege toetsing regeldruk)
Onderdeel van zaak 2024Z20611:
- Indiener: D.S. Beljaarts, minister van Economische Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken
- 2024-12-17 17:30: Procedurevergadering vast commissie voor Economische Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken
Preview document (🔗 origineel)
Regels omtrent de instelling van het Adviescollege toetsing regeldruk (Instellingswet Adviescollege toetsing regeldruk)
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3, zesde lid, komt te luiden:
6. Onze Minister die het aangaat verzoekt bij het voorbereiden van wet- en regelgeving het adviescollege om ondersteuning bij het in kaart brengen en analyseren van regeldrukeffecten van wet- en regelgeving die naar verwachting substantiële regeldrukeffecten heeft, tenzij in overleg met het adviescollege wordt besloten dat sprake is van een uitzonderlijk geval waarin spoedige inwerkingtreding van de voorgenomen regelgeving nodig is.
B
In artikel 5, vierde lid, wordt “het tweede lid, onderdeel c, of het derde lid,” vervangen door: “het tweede lid, onderdeel c, het derde lid, of artikel 3, zesde lid,”.
TOELICHTING
Deze nota van wijziging geeft invulling aan het regeerprogramma. Het kabinet wil het vestigingsklimaat verbeteren, onder andere door regeldruk te verminderen. Blijkens het regeerprogramma moet regeldruk worden tegengegaan door het Adviescollege toetsing regeldruk (hierna: het adviescollege) “structureel
en vroegtijdig bij de voorbereiding van nieuwe regelgevingsvoorstellen, die naar verwachting grote gevolgen voor de regeldruk hebben, te betrekken”.1 De verplichting om het adviescollege vroegtijdig te betrekken bij voorgenomen wet- en regelgeving waarbij sprake is van substantiële regeldrukeffecten, is opgenomen in artikel 3, dat de kerntaken van het adviescollege bevat.
Onderdeel A (artikel 3)
Met de wijziging van het zesde lid wordt de mogelijkheid van ministers om het adviescollege vroegtijdig om ondersteuning te vragen bij het voorbereiden van wet- en regelgeving (de zogenoemde preconsultatie) omgezet in een verplichting. Deze verplichting geldt voor wet- en regelgeving die naar verwachting substantiële regeldrukeffecten heeft. In artikel 5, vierde lid, is bepaald dat van substantiële regeldrukeffecten in ieder geval sprake is indien er substantiële wijzigingen zijn te verwachten in het bedrijfsproces, die tot extra inhoudelijke nalevingskosten zullen leiden, of indien er forse extra regeldrukkosten verwacht mogen worden. Het is belangrijk dat de verantwoordelijke minister in een zo vroeg mogelijke fase bij de totstandkoming van nieuwe regelgevingsvoorstellen, vanaf het moment dat het Beleidskompas wordt toegepast, goed nadenkt over nut en noodzaak van verplichtingen, maar ook over de bedrijfseffecten en mogelijke lastenluwe alternatieve maatregelen of verplichtingen. Het adviescollege bepaalt in gesprek met de desbetreffende minister of er naar verwachting sprake is van substantiële regeldrukeffecten en of het adviescollege wel of niet betrokken moet blijven bij de voorbereiding van wet- en regelgeving om te helpen bij het minimaliseren van de regeldruklasten voor het bedrijfsleven. Het adviescollege beoordeelt dat op basis van informatie die de verantwoordelijke minister aan het adviescollege voorlegt. Dat kan bijvoorbeeld een (eerste) analyse op grond van het Beleidskompas zijn, maar ook een startnotitie. Het gaat erom dat de minister voldoende informatie verschaft op basis waarvan het adviescollege samen met de minister kan beoordelen of sprake is van substantiële regeldrukeffecten. Hoe dit gebeurt is onderwerp van nog te maken werkafspraken tussen het adviescollege en de ministers. Het ligt voor de hand een periodiek gesprek in te plannen waarin de voorgenomen regelgeving wordt besproken en afspraken te maken over het contact over tussentijds opkomende regelgevingsvoornemens. Daarbij kan ook worden bepaald of de voornemens open aan het adviescollege worden voorgelegd of voorzien van een eerste eigen inschatting van de regeldrukeffecten door de desbetreffende minister. Indien het adviescollege nadere betrokkenheid noodzakelijk acht, biedt het in de fase waarin het regelgevingsvoorstel nader wordt uitgewerkt ondersteuning aan in de vorm van expertise. Het adviescollege kan helpen bij het zoeken naar alternatieven die beperktere regeldrukeffecten hebben en bij het in kaart brengen van de regeldrukkosten.
Een uitzondering op de verplichting geldt als er sprake is van regelgeving die zodanig spoedeisend is dat het betrekken van het adviescollege in de voorbereiding niet goed mogelijk is. Te denken valt aan noodregelgeving zoals in de coronaperiode. In dat geval kan in onderling overleg tussen de minister en het adviescollege worden afgezien van het inschakelen van het adviescollege.
De voorgestelde bepaling heeft tot gevolg dat de focus van het adviescollege in de vroege fase van de totstandkoming van wet- en regelgeving ligt op voorstellen die veel impact kunnen hebben op de regeldruk. Vroegtijdige betrokkenheid van het adviescollege is niet zinvol bij voorstellen voor nieuwe of gewijzigde regelgeving die geen substantiële regeldrukeffecten kunnen hebben. Dit zou ook een te groot beslag op de capaciteit van het adviescollege leggen. In het tweede lid van artikel 3 zijn, en op basis van dat lid worden, categorieën van wet- en regelgeving die geen substantiële regeldrukeffecten hebben al uitgezonderd van de formele adviesverplichting. Alle andere wetsvoorstellen, ontwerp algemene maatregelen van bestuur en ontwerp ministeriële regelingen moeten wel voor een formele toets aan het adviescollege worden voorgelegd, ook als deze naar verwachting geen substantiële regeldrukgevolgen zullen hebben.
In lijn met het hoofdlijnenakkoord wordt de verplichting om al in de voorbereidingsfase ondersteuning van het adviescollege te vragen bij verwachte substantiële regeldrukeffecten opgelegd aan de verantwoordelijke minister. De minister die beleidsverantwoordelijk is voor het voorstel voor wet- of regelgeving kan dus worden aangesproken op het nakomen van die verplichting.
De in het zesde lid voorgestelde verplichting geldt alleen bij de voorbereiding van nationale wet- en regelgeving. Voor de beoordeling van een ontwerp van een EU-wetgevingshandeling die van belang is voor Nederland voorziet het wetsvoorstel al in advisering door het adviescollege in een vroege fase. In artikel 8, vierde lid, is immers bepaald dat de minister die het aangaat zowel het ontwerp van een EU-wetgevingshandeling als de beoordeling daarvan voor advies voorlegt aan het adviescollege. In een ministeriële regeling worden termijnen opgenomen voor het voorleggen van stukken en de advisering daarover. Het voornemen is om in die regeling te bepalen dat de verantwoordelijke minister een ontwerp voor een EU-wetgevingshandeling zo spoedig mogelijk na ontvangst van dat ontwerp aan het adviescollege voorlegt.
Ook voor beleidsvisies regelt het wetsvoorstel al vroegtijdige betrokkenheid van het adviescollege. De verantwoordelijke minister kan een beleidsvisie voorafgaand aan besluitvorming voor advies voorleggen aan het adviescollege (artikel 3, vijfde lid). Het adviescollege kan dan een rol vervullen om een toets uit te voeren op (aspecten van) potentiële regeldruk, waarbij bijvoorbeeld ook werkbaarheid wordt meegenomen.
Onderdeel B (artikel 5)
In artikel 5, vierde lid, is aangegeven wat onder substantiële regeldrukeffecten wordt verstaan. Aan dit artikellid is een verwijzing naar artikel 3, zesde lid, toegevoegd.
Uitvoeringstoets
De wijzigingen zijn uitvoerbaar, zo blijkt uit de uitvoeringstoets op deze tweede nota van wijziging van het adviescollege. Voorts geeft het adviescollege daarin aan dat het in deze nota van wijziging leest dat het adviescollege pas nadat de keuze voor wetgeving is gemaakt betrokken zou worden. Dit is echter niet hoe dit gelezen dient te worden. Zoals eerder in deze toelichting is beschreven, is het belangrijk dat de verantwoordelijke minister in een zo vroeg mogelijke fase bij de totstandkoming van nieuwe regelgevingsvoorstellen, vanaf het moment dat het Beleidskompas wordt toegepast, goed nadenkt over nut en noodzaak van verplichtingen, maar ook over de bedrijfseffecten en mogelijke lastenluwe alternatieve maatregelen of verplichtingen. In die interne voorbereidingsfase ligt de (definitieve) keuze voor het al dan niet opstellen van regelgeving en de inhoud daarvan, nog open. Het adviescollege kan hier ook een (eerste) analyse op grond van het Beleidskompas voor gebruiken. Op basis hiervan kan het adviescollege vroegtijdig adviseren over andere lastenluwe opties om te voorkomen dat voor wet- en regelgeving wordt gekozen als dat niet de meest lastenluwe optie blijkt te zijn. Deze invulling van de opdracht uit het Hoofdlijnenakkoord 2024 – 2028 van PVV, VVD, NSC en BBB om het adviescollege van meet af aan te betrekken bij het bedenken van beleid en wetgeving past goed binnen de taak van het adviescollege om de overheid te adviseren over het voorkomen van onnodige regeldruk.
Deze toelichting wordt ondertekend mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
De Minister van Economische Zaken,
Bijlage bij Kamerstukken II 2024/25, 36471, nr. 69, p.119.↩︎