Kabinetsreactie AIV briefadvies ‘Naar een nieuwe koers voor Nederland in het Israëlisch-Palestijnse conflict’
De situatie in het Midden-Oosten
Brief regering
Nummer: 2024D48707, datum: 2024-12-09, bijgewerkt: 2024-12-11 15:37, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit Nieuw Sociaal Contract kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 23432 -544 De situatie in het Midden-Oosten.
Onderdeel van zaak 2024Z20624:
- Indiener: C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2024-12-11 13:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-12-18 17:00: Midden-Oosten (Commissiedebat), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2024-12-19 12:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2025-01-14 18:30: Commissiedebat Midden-Oosten (voortzetting van het commissiedebat van 18 december 2024) (Commissiedebat), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
Preview document (🔗 origineel)
23432 De situatie in het Midden-Oosten
Nr. 544 Brief van de minister van Buitenlandse Zaken
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 december 2024
Hierbij bied ik u de kabinetsreactie aan op het briefadvies van de
Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) over het Nederlandse beleid
inzake Israël en de Palestijnse Gebieden: ‘Naar een nieuwe koers voor
Nederland in het Israëlisch-Palestijnse conflict.’ De AIV publiceerde
dit advies op 23 oktober 2024. In deze reactie gaat het kabinet tevens
in op het advies van het Internationaal Gerechtshof (IGH) ten aanzien
van de Israëlische bezetting van de Palestijnse Gebieden (zie Kamerbrief
van 10 september jl.) (Kamerstuk 23 432, nr. 537).
Ten aanzien van het Israëlisch-Palestijns conflict blijft het kabinet streven naar een duurzame oplossing die door beide partijen wordt gedragen, waarbij het uitgangspunt de tweestatenoplossing blijft. De oorlog in de Gazastrook heeft eens te meer duidelijk gemaakt dat een duurzame oplossing onontbeerlijk is, en nog ver verwijderd. Het kabinet is de AIV erkentelijk voor dit advies, dat goed aansluit bij het kabinetsstandpunt over het belang van een door beide partijen gedragen tweestatenoplossing.
Het kabinet veroordeelt de terroristische aanvallen van Hamas op 7 oktober 2023 ten stelligste en steunt het zelfverdedigingsrecht van Israël, in overeenstemming met het internationaal recht. Er worden tot op de dag van vandaag meer dan honderd Israëlische gijzelaars vastgehouden en Hamas vormt nog altijd een dreiging voor Israël. De geweldsspiraal die op 7 oktober 2023 werd ontketend heeft een nauwelijks te bevatten impact op Israël, de Palestijnse Gebieden en de regio gehad. Het kabinet maakt zich, net als de Adviesraad, ernstige zorgen over de humanitaire situatie, de militaire inzet door Israël en de schaal van de vijandelijkheden in de Gazastrook. Het kabinet ziet de catastrofale humanitaire situatie, het grote aantal burgerslachtoffers, gewonden en ontheemden. De Gazastrook ligt grotendeels in puin en mensen in Gaza zullen voor een aanzienlijke periode afhankelijk zijn van humanitaire hulp. Tot op heden is het leveren van adequate humanitaire hulp zeer lastig, waarbij structureel onvoldoende hulp de Gazastrook binnen komt, en hulp binnen Gaza nauwelijks gedistribueerd kan worden. Het kabinet blijft oproepen tot een onmiddellijk staakt-het-vuren in de Gazastrook, in lijn met resolutie 2735 van de VN-Veiligheidsraad, en steunt de niet-aflatende inspanningen van partners als de VS, Egypte en Qatar die bemiddelen tussen Israël en Hamas.
Het kabinet zet zich – met partners en naar vermogen – in om de situatie in Israël, de Palestijnse Gebieden en de bredere regio te de-escaleren en te verbeteren. Het kabinet benut daarvoor de goede relaties die Nederland heeft met zowel Israël als de Palestijnse Autoriteit, en staat in nauw en intensief contact met landen in de regio: om regionale spanningen te verlagen, humanitaire hulp te bieden, onmiddellijke vrijlating van de gijzelaars te bewerkstelligen1 en een veilig vertrek van de Nederlandse consulaire doelgroep mogelijk te maken. Zowel voor als achter de schermen is het kabinet actief om invloed uit te oefenen. De Nederlandse inzet heeft onder meer bijgedragen aan de opening van de Kerem Shalom-grensovergang, alsook geholpen bij de totstandkoming van humanitaire airdrops en ervoor gezorgd dat meer dan negentig mensen van de Nederlandse consulaire lijst Gaza veilig hebben kunnen verlaten. Nederland was daarnaast mede-initiatiefnemer van twee sanctiepakketten die zich richten op mensenrechtenschendingen begaan door gewelddadige kolonisten onder het EU-mensenrechtensanctieregime. Het kabinet maakt zich daarnaast sterk om Hamas en aanverwante groepen verder te sanctioneren.
Nederland draagt actief bij aan het versterken van de internationale rechtsorde en multilaterale samenwerking. Het kabinet zal bindende internationaalrechtelijke en verdragsmatige verplichtingen te goeder trouw nakomen. Als gastland van zowel het IGH als het International Strafhof (ISH), spant Nederland zich tot het uiterste in om beide hoven veilig, ongestoord en onafhankelijk hun werk te kunnen laten doen. Het kabinet acht het van groot belang dat potentieel bewijsmateriaal van vermeende schendingen van humanitair oorlogsrecht en internationale misdrijven wordt onderzocht en beschikbaar blijft voor vervolging. De primaire verantwoordelijkheid voor het onderzoek en de vervolging ligt bij de bevoegde nationale autoriteiten. Daarnaast is het van belang dat de internationale instanties die verantwoordelijk zijn voor het doen van onafhankelijk onderzoek ook in staat zijn om dit naar behoren te doen. Om deze reden heeft Nederland eind 2023 een extra vrijwillige bijdrage van 3 miljoen euro aan het ISH overgemaakt. Deze extra vrijwillige bijdrage komt de algehele onderzoekscapaciteit van het Strafhof ten goede. Daarnaast heeft Nederland 1 miljoen dollar extra ter beschikking gesteld aan het kantoor van de VN Hoge Vertegenwoordiger voor de Mensenrechten (OHCHR), ter ondersteuning van onderzoekwerkzaamheden van het landenkantoor in de Palestijnse Gebieden. Mensenrechten zijn integraal onderdeel van de internationale rechtsorde.
Met betrekking tot het conflict in de Gazastrook roept het kabinet alle partijen, inclusief Israël, op zich aan het humanitair oorlogsrecht te houden en benadrukt het kabinet dat burgerslachtoffers zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Daarnaast roept het kabinet de betrokken partijen op zich te houden aan de voorlopige maatregelen, zoals bepaald door het IGH in de zaak die door Zuid-Afrika is aangespannen. Middels een eerdere brief (Kamerstukken II, 2023/2024, 23 432, nr. 537) kwam u een eerste juridische appreciatie tegemoet van het advies van het IGH ten aanzien van de Israëlische bezetting van de Palestijnse Gebieden. In het advies stelt het IGH vast dat de aanwezigheid van Israël in de Palestijnse Gebieden onrechtmatig is. Het kabinet respecteert deze conclusie en draagt deze uit. In voornoemde brief staat dat ik uw Kamer op een later tijdstip zou informeren over eventuele aanpassingen aan het huidige beleidskader naar aanleiding van deze conclusie. Dat doe ik middels deze brief, onder aanbeveling 3.
Het kabinet is zich ervan bewust dat de situatie in het Midden-Oosten en de hartverscheurende beelden, uit Gaza in het bijzonder, ook in Nederland diepe indruk maken. Het kabinet respecteert de verschillende opvattingen in de samenleving over het Israëlisch-Palestijns conflict, maar wil voorkomen dat polarisatie hierover de Nederlandse diplomatieke inzet verlamt. Het is zaak dat ook vanuit Nederland blijft worden nagedacht, gesproken en bijgedragen aan het verlichten van leed en conflictoplossing.
Hieronder volgt een appreciatie van het AIV-advies per aanbeveling:
Aanbeveling 1
Draag actief – bij voorkeur in Europees kader en met gelijkgezinden – bij aan het voorkomen van het risico op een regionale oorlog in het Midden-Oosten enerzijds en het creëren van duurzame stabiliteit anderzijds. Benoem daarbij ook de grote strategische, politieke, internationaalrechtelijke en humanitaire belangen van de EU die daarbij op het spel staan. Erken daarbij het belang van de effectieve combinatie van druk en diplomatie waar mogelijk in samenwerking met de VS en de regio en zoals beschreven in dit briefadvies. Leg daarbij de nadruk op uitvoering van aangenomen VN-resoluties om allereerst te komen tot een staakt-het-vuren in Gaza en in Libanon.
De Adviesraad adviseert het kabinet om in te zetten op regionale de-escalatie en langetermijnstabiliteit in de regio, met als eerste stap een staakt-het-vuren in Gaza. Het kabinet onderschrijft deze aanbeveling en blijft onverminderd oproepen tot een onmiddellijk staakt-het-vuren in de Gazastrook, zoals eerder geschetst. Het voorkomen van verdere regionale escalatie is een kernbelang voor Nederland en de EU, waarvoor dit kabinet zich actief diplomatiek, publiekelijk en achter de schermen, heeft ingezet en dat zal blijven inzetten.
Ten aanzien van de situatie in Libanon verwelkomt het kabinet het hoognodige staakt-het-vuren met betrekking tot dat land. Indien dit standhoudt, biedt het de mogelijkheid voor ontheemden om op termijn aan beide zijden van de grens terug te keren en te werken aan duurzame vrede. Nu is het zaak dat alle partijen zich strikt houden aan de afspraken in de overeenkomst. Het kabinet blijft, naar vermogen en met partners, initiatieven steunen die bijdragen aan het naleven van dit staakt-het-vuren en het bereiken van een duurzame diplomatieke oplossing. Deze boodschap brengt het kabinet consequent en onverkort over in contacten met alle partijen. Ook blijft het kabinet steun verlenen aan de VN-vredesmissie UNIFIL en werkt het samen met internationale partners aan ondersteuning van de Libanese strijdkrachten.
De situatie in Libanon dient ook in de bredere regionale context bezien te worden. De belangrijkste steunpillaar van Hezbollah is Iran. Dat land speelt een destabiliserende rol en poogt de regionale status-quo te herzien via Hezbollah, maar ook via andere vazallen en bondgenoten, waaronder Hamas, de Houthi’s in Jemen en de pro-Iraanse milities in Irak en Syrië. Ten aanzien van de destabiliserende rol van Iran in de regio en andere thema’s, zoals het Iraanse nucleaire programma en de levering van ballistische raketten aan Rusland, blijft het kabinet samen met Europese en trans-Atlantische bondgenoten inzetten op een combinatie van stevige internationale druk (onder meer via sancties) en diplomatieke contacten. De ontwrichtende rol van Iran in de regio en de mensonterende situatie in het land zelf, blijven voor het kabinet een groot punt van zorg. Nederland blijft in EU-verband voorstander van het op de sanctielijst plaatsen van de Iraanse Revolutionaire Garde (IRGC), in aanvulling op de reeds vergaande sanctieruk op Iran.
Het staakt-het-vuren tussen Israël en Hezbollah vormt een belangrijke stap die noodzakelijk is voor regionale de-escalatie. Dit jaar was de wereld getuige van directe aanvallen tussen Iran en Israël, hetgeen de regionale spanningen op gevaarlijke hoogte brengt. In directe diplomatieke kanalen met zowel Israël als Iran, onderstreept het kabinet met klem bij beide partijen de noodzaak van terughoudendheid en dat de cyclus van geweld moet worden doorbroken.
Met het doel om regionale de-escalatie te bevorderen, heeft de EU op 19 januari jl. een nieuw sanctieregime opgericht gericht op personen en entiteiten die gewelddadige acties door Hamas en de Palestijnse Islamitische Jihad (PIJ) ondersteunen, faciliteren of mogelijk maken. Nederland heeft actief bijgedragen aan de totstandkoming en invulling van dit sanctieraamwerk.
Aanbeveling 2
Zet met urgentie middels een beleid van diplomatie en druk in op een staakt-het-vuren in Gaza, verdere de-escalatie en humanitaire toegang en het effectief bevorderen van een duurzame tweestatenoplossing.
Om tot een staakt-het-vuren in Gaza, verdere de-escalatie en humanitaire toegang te komen, roept de Adviesraad op om op zoek te gaan naar coalities van gelijkgezinde partners, binnen en buiten de EU. Deze aanbeveling sluit aan bij het kabinetsbeleid. Tevens wordt overlegd met spelers die niet als gelijkgezind kunnen worden beschouwd, maar wel een rol in de regio spelen, zoals Egypte, Qatar en Turkije. Nederland is ondertussen een actieve speler in multilateraal verband, ook in relatie tot Israël en de Palestijnse Gebieden. Niet alleen in EU-verband, maar ook door samenwerking met gelijkgestemden en regionale partners, bijvoorbeeld op humanitair vlak.
De Adviesraad pleit ervoor te blijven inzetten op humanitaire hulp en toegang voor de hulpbehoevende bevolking in Gaza en Libanon. Dit zal het kabinet blijven doen. De humanitaire situatie in de hele Gazastrook is catastrofaal. Met name in Noord-Gaza lijdt de bevolking ernstig onder het oorlogsgeweld en kan al geruime tijd vrijwel geen humanitaire hulp geleverd worden. Het staat voor het kabinet buiten kijf dat er veel meer moet gebeuren om de burgerbevolking te helpen en te beschermen. Nederland heeft sinds 7 oktober 2023, bovenop de reguliere bijdrage, 71,7 miljoen euro additionele financiering vrijgemaakt ten bate van hulp in Gaza. Het kabinet blijft onverkort bij de Israëlische autoriteiten aandringen op het verbeteren van humanitaire toegang, in lijn met motie Bamenga c.s. (Kamerstuk 36 600 XVII, nr. 43). Onlangs hebben Nederland en gelijkgezinde landen, onder leiding van Frankrijk, via een humanitaire demarche wederom zorgen onder de aandacht gebracht van Israël en opgeroepen tot het onmiddellijk en aanzienlijk verbeteren van humanitaire toegang tot mensen in nood in Gaza. Eerder heeft een vergelijkbare groep landen dit herhaaldelijk gedaan op initiatief van Nederland. Het kabinet benadrukt dat Israël op basis van het bezettingsrecht de plicht heeft de bevolking van de Palestijnse Gebieden te voorzien van noodzakelijke levensmiddelen en andere noodzakelijke voorzieningen. Om de humanitaire situatie te verbeteren is een onmiddellijk staakt-het-vuren essentieel.
Het kabinet dringt al langer binnen de EU en bij de verschillende partijen aan op het bijeenkomen van de Associatieraad tussen de EU en Israël, omdat het een belangrijk kanaal vormt om het gesprek met Israël te voeren – ook over zorgen omtrent de oorlog in de Gazastrook. Het kabinet is geen voorstander van opschorting van het Associatieakkoord. Hoewel het kabinet het teleurstellend vindt dat de Associatieraad nog niet heeft plaatsgevonden, blijft het belangrijk dat een serieuze dialoog in dit verband zo snel mogelijk plaatsvindt. Hiervoor zet het kabinet zich actief in richting Israël, de EU Hoge Vertegenwoordiger en het EU-voorzitterschap.
In EU-verband heeft het kabinet actief bijgedragen aan de totstandkoming en invulling van een nieuw sanctieregime dat gericht is op personen en entiteiten die gewelddadige acties door Hamas en de Palestijnse Islamitische Jihad (PIJ) ondersteunen, faciliteren of mogelijk maken. Ook op het vlak van sancties tegen Israëlische gewelddadige kolonisten op de bezette Westelijke Jordaanoever speelde Nederland een voortrekkersrol. In lijn met de moties van het lid Piri c.s. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2870, Kamerstuk 36 600 V, nr. 22 ) en op basis van de motie van Piri/Paternotte (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2945) is het de inzet van het kabinet om maatregelen te nemen tegen kolonistengeweld. Daarbij wordt aangesloten op het ambitieniveau van gelijkgezinde landen. Op 19 april jl. heeft de EU een eerste sanctiepakket aangenomen tegen vier personen en twee entiteiten, gevolgd door een tweede pakket op 15 juli jl. tegen vijf personen en drie entiteiten.
De Adviesraad adviseert het kabinet bovendien bilaterale militaire samenwerking met en leveranties aan Israël stop te zetten ‘waar deze worden ingezet voor handelingen die een schending vormen voor het internationale humanitaire recht’. Dit voorstel is in lijn met staand beleid. Het kabinet benadrukt dat de defensiesamenwerking tussen Israël en Nederland – met het oog op respect voor het internationaal recht, met inbegrip van de mensenrechten – gebonden is aan strenge voorwaarden. Eventuele samenwerking vindt altijd plaats binnen de internationaal erkende grenzen van voor 4 juni 1967. Dat wil zeggen dat op geen enkele manier wordt samengewerkt in de door Israël bezette gebieden. Daarnaast zijn gezamenlijke Nederlands-Israëlische trainingen in gevechtshandelingen expliciet uitgesloten. Dit is vastgelegd in verschillende Kamerstukken aangaande de defensiesamenwerking met Israël (Kamerstukken II 2021/22, 36 021, nr.6; I 2022/23, 36 021, B). Toekomstige militaire samenwerkingsactiviteiten worden, zoals te doen gebruikelijk, per activiteit zorgvuldig en afzonderlijk bezien. Voor de goede orde wijst het kabinet erop dat het ‘bilateraal defensieverdrag’ waaraan de Adviesraad refereert een zogenaamd statusverdrag is, een bilaterale overeenkomst waarmee de juridische status van in dit geval Nederlands respectievelijk Israëlisch defensiepersoneel op het grondgebied van de ontvangende staat wordt geborgd. Statusverdragen gaan niet over de inhoudelijke samenwerking en behelzen geen verplichting tot militaire samenwerking.
Ook roept de Adviesraad het kabinet op om toe te zien op strikte naleving van wapenexportcriteria. Ten aanzien van wapenexport is het kabinet helder: zoals de situatie in Gaza nu is, is het onwaarschijnlijk dat een vergunning wordt verleend voor de uitvoer naar Israël van wapens die kunnen bijdragen aan de activiteiten van de Israëlische krijgsmacht in de Gazastrook of op de Westelijke Jordaanoever. Tegelijkertijd erkent het kabinet het Israëlische recht op zelfverdediging in overeenstemming met het internationaal recht. Daarbinnen is in de huidige omstandigheden uitvoer mogelijk van bijvoorbeeld onderdelen voor een luchtverdedigingssysteem, zodat Israël zich kan verdedigen tegen regionale dreiging. Zoals de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp tijdens het Commissiedebat Wapenexportbeleid op 26 november jl. heeft toegelicht, heeft het kabinet sinds de aanval van Hamas op Israël twee vergunningen afgegeven en zeven vergunningen afgewezen voor militaire goederen met eindgebruik in Israël. Per vergunningaanvraag wordt zorgvuldig getoetst aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport. Daar waar een duidelijk risico bestaat dat goederen worden gebruikt voor ernstige schendingen van de mensenrechten of het humanitair oorlogsrecht, wordt een aanvraag afgewezen. Datzelfde geldt voor de beoordeling van vergunningaanvragen voor de export van dual use-goederen. Ook hier vindt per aanvraag een risicobeoordeling plaats waarbij wordt gekeken naar de aard van het goed, eindgebruik, eindgebruiker en land van bestemming. Het kabinet ziet daarmee al toe op strikte naleving van wapenexportcriteria waartoe in het AIV-advies wordt opgeroepen.
Daar waar het gaat om de uitvoer van F-35-onderdelen naar Israël handelt het kabinet conform het arrest van het Hof. Dat is ook in juli 2024 nog in kort geding bevestigd door de voorzieningenrechter. Uitvoer en doorvoer van F-35-onderdelen vanuit Nederland naar Israël is sinds het arrest niet langer toegestaan. Daartoe zijn de van toepassing zijnde algemene vergunningen aangepast. Zoals bekend is bij uw Kamer, heeft de Staat in deze zaak cassatie ingesteld.
Tot slot adviseert de Adviesraad om wapenimport te koppelen aan dezelfde strikte criteria als wapenexport. Er is er een fundamenteel verschil tussen export en import. Bij het toetsen van wapenexport wordt onder meer gekeken naar de eindgebruiker en het voorziene eindgebruik. Bij wapenimport geldt dat Nederland zelf de eindgebruiker is. Daarnaast heeft Defensie, vanwege de toegenomen dreiging en de veroudering van het huidige materieel, op zeer korte termijn behoefte aan het beste materieel om de taken van de krijgsmacht te kunnen blijven uitvoeren. Het kabinet steunt een koppeling niet. Vanwege de toegenomen dreiging en de veroudering van het huidige materieel heeft Defensie op zeer korte termijn behoefte aan het beste materieel om de taken van de krijgsmacht te kunnen blijven uitvoeren. Dit is noodzakelijk voor de veiligheid van Nederland en Europa. Voor bepaalde capaciteiten komt het beste materieel uit Israël. Het tijdig kunnen leveren van materieel is hierbij een belangrijke eis. Uitstel van aanschaf van voor Defensie kritische systemen is een onaanvaardbaar risico in de huidige onzekere geopolitieke wereld.
Aanbeveling 3
Pleit zowel in binnen- als buitenland voor het naleven van de internationaalrechtelijke verplichtingen die voortvloeien uit onder andere de recente Advisory Opinion van het Internationaal Gerechtshof (19 juli 2024) en onderken dat het naleven en beschermen van het internationaal recht ook van geopolitiek belang is.
Op grond van artikel 90 van de Grondwet bevordert het kabinet de ontwikkeling van de internationale rechtsorde. Alle staten moeten zich houden aan het internationaal recht, en Nederland roept hiertoe dan ook consequent op, waaronder in multilaterale fora zoals de VN.
Zoals eerder onderstreept, erkent het kabinet in navolging van het IGH-advies dat de Israëlische bezetting van de Palestijnse Gebieden onrechtmatig is. Dit is aanvullend op de reeds jarenlang bestaande kabinetspositie dat uitbreidingen van nederzettingen, vernielingen of uithuisplaatsingen in de bezette gebieden in strijd zijn met internationaal recht. Het kabinet schaart zich eveneens achter de oproep de bezetting zo spoedig mogelijk te beëindigen, met inachtneming van de legitieme veiligheidsbelangen van Israël. Deze positie draagt Nederland uit in relevante internationale fora en in bilateraal verband. Het kabinet zal zich hiertegen blijven uitspreken.
Met recht verwijst de Adviesraad naar de conclusie van het IGH-advies over de verplichting voor derde landen om op geen enkele wijze bij te dragen aan de instandhouding van de onrechtmatigheid van de bezetting. Juridisch wordt hier door het IGH verder geen nadere invulling aan gegeven of worden hier voorwaarden aan gesteld. In de brief die uw Kamer eerder toeging werd al geconstateerd dat het advies van het IGH de instandhouding van het huidige Nederlandse beleid rechtvaardigt.
Het kabinet geeft, onder meer via het ontmoedigingsbeleid ten aanzien van activiteiten die Nederlandse bedrijven ontplooien in of ten behoeve van Israëlische nederzettingen in bezet gebieden en het beleid ten aanzien van implementatie van bilaterale verdragen tussen Israël en Nederland in de bezette gebieden, invulling aan de juridische verplichtingen die voortvloeien uit het advies. Aanvullende maatregelen, bijvoorbeeld die raken aan import van producten uit nederzettingen, betreffen in beginsel een EU-competentie. De gesprekken over de juridische implicaties van het IGH-advies zijn recent begonnen in de Raad Buitenlandse Zaken.2 In lijn met motie Van Baarle (21 501-02, nr. 2943) zal het kabinet pleiten om dit gesprek voort te zetten en samen met andere lidstaten de Juridische Dienst van de Raad van de EU (JDR) vragen om een gedegen analyse. Dit kan de basis zijn voor een verdere discussie in Europees verband en eventuele aanvullende maatregelen.
Daarnaast deelt het kabinet de analyse van de Adviesraad en het IGH-advies dat de situatie in de bezette gebieden, ook op de Westelijke Jordaanoever, zorgelijk is en verder verslechtert. Het kabinet spreekt zich uit tegen het Israëlische nederzettingenbeleid en kolonistengeweld. Zoals opgemerkt onder aanbeveling 2, zet het kabinet de ingezette koers op het gebied van sancties tegen gewelddadige kolonisten voort. Hierbij komt er naast op gewelddadige kolonisten ook meer nadruk te liggen op organisaties die kolonistengeweld faciliteren.
Als hierboven beschreven zal het kabinet het huidige nationale beleid nadrukkelijk blijven uitvoeren naar aanleiding van het IGH-advies en zal het in Europees verband de gesprekken voortzetten over juridische implicaties en eventuele aanvullende maatregelen op Europees niveau.
Aanbeveling 4
Draag waar mogelijk constructief bij aan het monitoren van een staakt-het-vuren, ‘early recovery’, wederopbouw van de Gazastrook en de hereniging van Gaza en de Westelijke Jordaanoever
Hoewel een staakt-het-vuren met Hamas op moment van schrijven van deze brief nog buiten bereik ligt, richt het kabinet zich op de situatie na de oorlog in de Gazastrook, de zogenaamde Day After. Voor het kabinet zijn de G7-principes3 leidend voor de toekomstige situatie in de Gazastrook en de terugkeer van de Palestijnse Autoriteit naar Gaza, waardoor Gaza, de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem effectief met elkaar verbonden worden. Het kabinet neemt stellig afstand van uitspraken van Israëlische ministers die spreken over een herbezetting van de Gazastrook en het daarin (her)bouwen van Joodse nederzettingen en spreekt de Israëlische regering hier ook op aan.
De veiligheid en stabiliteit van Israël en de Palestijnse Gebieden zijn
onlosmakelijk met elkaar verbonden. Een sterke en hervormde Palestijnse Autoriteit vormt hiervoor een noodzakelijke voorwaarde. Om deze reden steunt Nederland het Europese noodsteunpakket voor de Palestijnse Autoriteit en de meerjarige strategie voor de stabiliteit van de Palestijnse Autoriteit. Ook richt de bilaterale Nederlandse ontwikkelingshulp zich op het versterken van een toekomstig levensvatbare Palestijnse staat (zie aanbeveling 5). Nederland draagt daarnaast bij aan drie internationale missies ter versterking van de Palestijnse veiligheidssector: 1) de United States Security Coordinator for Israel and the Palestinian Territory (USSC), een Amerikaans-geleid samenwerkingsverband dat zich richt op het ondersteunen van de Palestijnse veiligheidssector en coördinatie tussen de Palestijnse en de Israëlische veiligheidssectoren, 2) het EU Coordinating Office for Palestinian Police Support (EUPOL COPPS), die zich richt op training en advisering van de Palestijnse politie en detentieketen en 3) de European Border Assistance Mission (EUBAM) Rafah. EUBAM Rafah ondersteunt de Palestijnse Autoriteit bij het zelfstandig uitvoeren van grensbewakingstaken door het toezichthouden op en adviseren van het Palestijnse Grensagentschap (GABC). Nederland levert momenteel een (civiele, politie en militaire) bijdrage van maximaal zeven personen aan USSC, maximaal vijf Nederlanders (civiel en politie) aan EUPOL COPPS en één civiel expert aan EUBAM Rafah. Ook levert Nederland een civiel expert bij het UNDP-programma voor het bevorderen van toegang tot recht in de Palestijnse Gebieden. Het kabinet blijft mogelijkheden bezien om middels bijdragen aan deze missies stabiliteit en de-escalatie verder te ondersteunen.
Voor de wederopbouw van Gaza zal veel afhangen van het verdere verloop van het conflict. Het kabinet houdt goed zicht op inventarisaties die worden gemaakt van de noden, door bijvoorbeeld de Wereldbank, en ondersteunt het werk en mandaat van de VN Senior Coördinator voor Humanitaire Hulp en Wederopbouw voor Gaza. Het is nu nog te vroeg om de precieze inzet voor wederopbouw van Nederland te bepalen. Wel is door de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp voor 2025 20 miljoen euro voor wederopbouw gereserveerd. Zoals voortvloeit uit de G7-principes, is nauwe betrokkenheid van de Palestijnse Autoriteit bij early recovery en wederopbouw van groot belang.
De Adviesraad schrijft tevens over het belang van adequate ondersteuning van het werk van UNRWA. UNRWA verleent humanitaire hulp en essentiële basisdiensten, waaronder onderwijs en gezondheidszorg, in afwachting van een duurzame politieke oplossing en in afwezigheid van een goed functionerende overheid die zorg kan dragen voor alle Palestijnse vluchtelingen. UNRWA draagt daarmee bij aan het creëren van de juiste condities voor voortgang op de tweestatenoplossing. Het kabinet blijft het mandaat van UNRWA steunen en onderkent daarbij het belang van toezicht op de scherpe naleving van de aanbevelingen uit met name het rapport-Colonna, waaraan UNRWA zich heeft gecommitteerd. Conform de wens van uw Kamer wil het kabinet bijdragen aan diversificatie van hulpkanalen, in lijn met de motie Tuinman c.s. (Kamerstuk 36 410 V, nr. 61).
Aanbeveling 5
Ga over tot zo spoedig mogelijke erkenning van de Palestijnse Staat bij voorkeur in een initiatief met andere landen. Benoem daarbij het belang van erkenning voor het in stand houden van de tweestatenoplossing. Maak deze erkenning niet afhankelijk van een vredesovereenkomst, maar stel wel voorwaarden, te weten een nieuw gekozen en breed gedragen Palestijns leiderschap, ontwapening van Hamas en erkenning van de staat Israël.
De Adviesraad adviseert het kabinet zo spoedig mogelijk over te gaan tot het erkennen van de Palestijnse staat. De Adviesraad stelt hierbij als voorwaarden een nieuw gekozen en breed gedragen Palestijns leiderschap, ontwapening van Hamas en erkenning van de staat Israël. Naast de voorwaarden die de Adviesraad hiervoor stelt – waarvan momenteel nog geen sprake is – maakt het kabinet nog een verdere eigenstandige afweging. Het kabinet kijkt namelijk ook naar de feitelijke situatie op de grond, waarbij Hamas de facto nog gezag uitoefent in delen van Gaza. Doorslaggevend voor de Nederlandse positie is echter vooral dat erkenning van een Palestijnse staat een vredesproces op dit moment niet dichterbij brengt. De uiteindelijke erkenning van de Palestijnse staat moet voor Nederland onderdeel zijn van het politieke proces dat leidt tot een duurzame oplossing die door beide partijen wordt gedragen. Dit vergt een zorgvuldige afweging gezien de complexiteit, de politieke en veiligheidsontwikkelingen in de regio, en de daarmee samenhangende brede Nederlandse belangen.
De Adviesraad roept het kabinet op aansluiting te zoeken bij de nieuwe internationale coalitie voor de tweestatenoplossing, die mede namens de EU in september is gelanceerd. Nederland onderkent het belang van het gezamenlijk met andere landen optrekken om een tweestatenoplossing te bevorderen. In lijn met motie Paternotte (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2940) en motie Ceder (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2967) heeft Nederland zich om deze reden ook actief aangesloten bij het initiatief van de EU en Saudi-Arabië: de Global Alliance for the Implementation of the Two-State Solution. Na lancering hiervan in New York, heeft Nederland deelgenomen aan recente bijeenkomsten hiervan in Riyad en Brussel.
Ook de Nederlandse ontwikkelingshulp-inzet (in 2023 ca. 51 miljoen euro) is gericht op het bevorderen van een tweestatenoplossing door het versterken van de Palestijnse Autoriteit in het toewerken naar een toekomstige levensvatbare Palestijnse staat, zonder daarbij directe begrotingssteun te leveren. Met de Nederlandse financiering voeren de Verenigde Naties, maatschappelijke organisaties en bedrijven projecten uit op het gebied van water, voedsel, veiligheid en rechtsorde, landrechten, onderwijs en andere sectoren. Nederland steunt ook het EU-steunpakket voor de Palestijnse Autoriteit. Nederland heeft daarnaast ook een voortrekkersrol op het gebied van verzoeningsprojecten-track 2 projecten. Het kabinet ondersteunt bovendien het versterken van de Palestijnse Autoriteit door de versterking van de Palestijnse veiligheidssector. In 2024 heeft het kabinet het partnerschap tussen het Palestijnse ministerie van Binnenlandse Zaken en het Nederlandse ministerie van Defensie geformaliseerd door de ondertekening van een Memorandum of Understanding (MoU).
Aanbeveling 6
Doe wat in het vermogen ligt van de regering om de negatieve gevolgen van het conflict in ons land, zoals ook in dit advies beschreven, waaronder de alarmerende groei van antisemitisme, polarisatie en islamofobie tegen te gaan. Presenteer daartoe een uitgebreid en landelijk actieplan, zowel voor de korte- als de lange termijn.
Het kabinet maakt zich zorgen over de toegenomen polarisatie, antisemitisme en islamofobie in de samenleving. Een brede en gecoördineerde (Europese) aanpak is nodig, gericht op het bevorderen van meer religieuze tolerantie, het tegengaan van polarisatie en het bestrijden van racisme en discriminatie.
Het kabinet heeft de afgelopen jaren meerdere initiatieven genomen om vormen van haat tegen te gaan en vreedzaam samenleven te bevorderen. Op 22 november jl. heeft de minister van Justitie en Veiligheid de Nationale Strategie Bestrijding Antisemitisme voor de periode 2024-2030 aan uw Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2024/25, 30 950, nr. 429). In deze strategie zijn concrete maatregelen opgenomen, waaronder beveiliging van Joodse instellingen, strafrechtelijke aanpak, onderwijs en preventie, aanpak van antisemitisme in het voetbal, en herdenken en vieren. Het werkplan van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding is reeds door het vorige kabinet aan uw Kamer gestuurd. Dit werkplan is gegroepeerd rond de pijlers ‘monitoren en opvolgen’, ‘onderwijs en preventie’ en ‘herdenken en vieren’. Daarnaast heeft de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme op 30 augustus 2022 het ‘Nationaal Programma tegen Discriminatie en Racisme’ gepubliceerd en op 20 november jl. een conferentie georganiseerd ‘Combatting Anti-Muslim hatred and discrimination in Europe’ samen met de coördinator voor de bestrijding van anti-Moslimhaat van de Europese Commissie.
Naar aanleiding van de gebeurtenissen in Amsterdam heeft het kabinet het belang van bestrijding van antisemitisme ook opgebracht tijdens de EU Raad Buitenlandse Zaken (18 november jl.) en de Raad Algemene Zaken (19 november jl.), waarbij tevens door Frankrijk en Nederland in een ontbijtsessie hierover was voorzien. Ook in de OVSE-ministeriële conferentie in Malta op 5 december jl. heeft Nederland de bestrijding van antisemitisme opgebracht alsook het belang dat alle groepen in vrijheid kunnen leven en bescherming hoeven.
De minister van Buitenlandse Zaken,
C.C.J. Veldkamp
conform de motie-Veldkamp/Brekelmans (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2877) en motie Eerdmans (Kamerstuk 22 054, nr. 430)↩︎
Kamerstuk 21 501-02, nr. 2979↩︎
G7-principes voor de toekomst van Gaza:
Geen gedwongen verplaatsing van Palestijnen uit Gaza;
Geen herbezetting of blokkade van Gaza na einde conflict;
Geen deelname van Hamas (of andere gewelddadige groeperingen) aan toekomstig bestuur van Gaza;
Geen reductie van grondgebied van Gaza;
Steun aan democratisch Palestijns-geleid bestuur (hervormde PA);
Steun aan duurzaam mechanisme voor wederopbouw van Gaza;
Werken aan realistisch politiek proces naar tweestatenoplossing (waarbij een toekomstige Palestijnse staat bestaat uit Gaza, West Bank en Oost-Jeruzalem).↩︎