[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Voortgang van het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK) en nationale energieprojecten

Industriebeleid

Brief regering

Nummer: 2024D48781, datum: 2024-12-10, bijgewerkt: 2024-12-13 08:56, versie: 2

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 29826 -217 Industriebeleid.

Onderdeel van zaak 2024Z20658:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


29826 Industriebeleid

31239 Stimulering duurzame energieproductie

30196 Duurzame ontwikkeling en beleid

Nr. 217 Brief van de minister van Klimaat en Groene Groei

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 december 2024

Met het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK) werkt het kabinet aan een energiesysteem waarin de juiste energie-infrastructuur aanwezig is. Met deze energie-infrastructuur verbinden we de groeiende vraag naar duurzame energie met het toenemende aanbod en maken we groene groei mogelijk. Nederland heeft deze duurzame energie nodig voor het aansluiten van nieuwe woningen, voor elektrisch rijden en voor het behouden en verduurzamen van onze industrie. In de eerder met u gedeelde Klimaatnota en Energienota en de bijbehorende Beleidsagenda1 staan de stappen om dit nieuwe energiesysteem te realiseren.

Op basis van het regeerprogramma voert het kabinet stevig regie op de aanpak van netcongestie en het toekomstbestending maken van het elektriciteitsnet. Met het Landelijke Actieprogramma Netcongestie (LAN) richten we ons op het verhelpen en voorkomen van netcongestie op de korte termijn. De Kamer wordt halfjaarlijks, in september en maart, over de algehele voortgang van het LAN geïnformeerd2. Voor de langere termijn is het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) opgesteld. Het NPE beschrijft de langetermijnvisie op het energiesysteem tot 2050.

In het Programma Energiehoofdstructuur (PEH) is in kaart gebracht welke infrastructuur van nationaal belang voor dat energiesysteem van de toekomst nodig is en wat dit ruimtelijk betekent. De ambitie van het PEH is dat er tijdig voldoende ruimte is voor de nationale energiehoofdstructuur. Het PEH vormt een belangrijke bouwsteen binnen het programma NOVEX en de nieuwe Nota Ruimte. Met het MIEK geeft het kabinet concrete invulling aan de tijdige realisatie van de maatschappelijk belangrijkste energie-infrastructuurprojecten. Voor de ruimtelijke inpassing van projecten van nationaal belang wordt hierbij de projectprocedure onder de Omgevingswet gevolgd.

We staan bij de realisatie van energieprojecten voor een enorme uitdaging gezien de complexe ruimtelijke inpassing, afnemend draagvlak in de regio, beperkte personele capaciteit, geringe stikstofruimte en schaarste aan materialen. Tegelijkertijd neemt het aantal projecten toe, ontvangen we meer zienswijzen en is er ook ruimte nodig voor andere prioriteiten, zoals de bouw van meer passende en betaalbare woningen. In dit verband wordt er een verkenning gedaan naar gebiedsinvesteringen, ter behoud van het draagvlak voor de inpassing van nationale energie-infrastructuurprojecten. Zoals ook beschreven in de Kamerbrief over de Klimaat- en Energienota d.d. 24 oktober 20243, wordt deze verkenning in de komende maanden in samenspraak met de netbeheerders uitgevoerd.

Er lopen momenteel ruim zestig nationale energie-infrastructuurprojecten. Dit jaar zijn er vier nieuwe projecten aan het nationale MIEK (nMIEK) toegevoegd en is één nMIEK-project op verzoek van de indieners ontheven van de MIEK-status. Deze brief beschrijft welke nieuwe projecten in 2024 zijn toegevoegd aan het MIEK, geeft een update over de voortgang van de bestaande nationale energie-infrastructuurprojecten, benoemt welke knelpunten daarbij spelen en welke maatregelen worden genomen om die knelpunten te verhelpen en/of projecten te versnellen.

Overzicht en voortgang nationale projecten

Er wordt volop gewerkt aan de ruimtelijke inpassing van nieuwe grootschalige energie-infrastructuur om het elektriciteitsnet uit te breiden. Zo is afgelopen jaar bij meerdere projecten de concept- of definitieve Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) gepubliceerd. In de NRD staat beschreven welke routes of locaties voor een project worden onderzocht en op welke manier dit onderzoek zal plaatsvinden. Ook bij de nationale CO2-opslagprojecten zijn belangrijke mijlpalen bereikt. Zo is begin 2024 begonnen met de aanleg van de infrastructuur voor het Porthos-project en zijn voor het Aramis-project het ontwerpprojectbesluit, een aantal ontwerpbesluiten en het milieueffectrapport (MER) gepubliceerd.

Een ander project waarin het afgelopen jaar belangrijke stappen zijn gemaakt, is het project ‘Warmtesysteem Zuid-Holland’. Dit warmtesysteem in de provincie Zuid-Holland is van groot belang voor de verduurzaming van de gebouwde omgeving. Voor de efficiënte realisatie van energie-infrastructuur is het essentieel dat het warmtesysteem op een integrale manier wordt geprogrammeerd met andere energiemodaliteiten, zoals elektriciteit en duurzame gassen. Daarom blijft het warmtesysteem Zuid-Holland onderdeel van het nMIEK, met de bijbehorende ondersteuning. Samen met de provincie Zuid-Holland stel ik een projectdirecteur aan die samen met stakeholders zorgt dat het warmtesysteem goed wordt geïntegreerd binnen het bredere provinciale energiesysteem. Daarnaast wordt dit project gebruikt om van te leren voor nationaal beleid en de realisatie van warmteprojecten in andere provincies en regio’s4.

Het is ook realiteit dat we vertraging oplopen in de voortgang van sommige nMIEK-projecten als gevolg van knelpunten in de voorbereiding en realisatie van deze projecten. Later in deze brief wordt toegelicht aan welke oplossingen we werken om deze knelpunten te verhelpen. In de Kamerbrief over de investeringsplannen van de netbeheerders d.d. 21 mei 20245 staat vermeld dat 10 nMIEK-projecten, ondanks de prioritaire status, zijn vertraagd ten opzichte van het investeringsplan (IP) van 2022. In deze Kamerbrief is ook het ACM-verbetertraject van de investeringsplannen aangekondigd richting het IP van 2026. De netbeheerders hebben in september hun verbeterplannen opgeleverd aan de ACM. In het aankomende IP van 2026 zullen deze verbeteringen moeten worden verwerkt. Dit heeft met name betrekking op transparantie en navolgbaarheid. Specifiek op het gebied van prioritering van investeringen.

Na afstemming in het Bestuurlijk Overleg MIEK op 27 november 2024 heb ik besloten om de volgende projecten nieuw op te nemen in het nMIEK als onderzoeksproject:

  • Delta Schelde Connection: een CO2-buisleiding tussen Antwerpen, Moerdijk en Rotterdam;

  • Multi-Utiliteiten Kruising Westerschelde: een project met meerdere buisleidingen onder de Westerschelde door tussen de Kanaalzone (Zeeuws-Vlaanderen) en het Sloegebied (Midden-Zeeland);

  • Doorontwikkeling CO2-netwerk Noordzeekanaalgebied: een CO2-netwerk ten behoeve van transport en gebruik van CO2 in het Noordzeekanaalgebied.

En het volgende project als verkenningsproject:

  • Pocket Noordoost-Brabant: het vormen van een nieuw deelnet in het hoogspanningsnet van TenneT bij Wijchen en Oss.

De opzet van deze nieuwe projecten en een toelichting op de fase waarin ze zich bevinden, wordt samen met alle bestaande projecten in meer detail beschreven in het projectenboek dat is bijgevoegd bij deze brief.

Naast dat er projecten zijn toegevoegd aan het nMIEK, is er dit jaar ook een project ontheven van de nMIEK-status. Het H-vision waterstofproject is op verzoek van de initiatiefnemers uit het nMIEK gehaald, met als reden dat er voor de verdere ontwikkeling van het project geen MIEK-status nodig is.

CES en reflectie kennisinstellingen

De nieuwe nMIEK-projecten volgen voornamelijk uit de Cluster Energie Strategieën (CES’en) die de industrieclusters dit jaar hebben opgeleverd. De CES’en bevatten de verwachte vraag en aanbod van duurzame energie(dragers) van elk industriecluster en beschrijven de energie-infrastructuur die nodig is om te verduurzamen. Ik heb kennisinstellingen PBL, TNO en RVO gevraagd om een reflectie te doen op de opgeleverde CES’en. Het resultaat van de reflectie vindt u in de bijlage bij deze brief.

De reflectie van de kennisinstellingen laat onder andere zien dat het opstellen van de CES’en 3.0 heeft geleid tot een verbetering van de dialoog tussen bedrijven, netbeheerders en overheden en dat de kwaliteit van de data in de CES 3.0 in het algemeen is verbeterd ten opzichte van de vorige CES-rondes. Ondanks dat het Data Safe House (DSH) nog niet in alle clusters een volwaardige rol heeft, zijn zowel de bedrijven als de netbeheerders positief over de potentie van het DSH als centrale plek waar vertrouwelijke data kan worden gedeeld.

De aangeleverde data over de verduurzamingsplannen van bedrijven laat zien dat ruim 60% van de beoogde emissiereductie in 2030 bereikt wordt door projecten die zich nog in een beginnende fase bevinden. De kennisinstellingen stellen dat de plannen uit de CES’en 3.0 waarschijnlijk niet voldoende zijn om de klimaatdoelstellingen voor de industrie in 2030 te halen. De voorziene CO­2- reductie in de CES’en 3.0 is ook aanzienlijk minder dan in de CES’en 2.0 (7 megaton minder). Dit sluit aan bij het beeld dat naar voren komt in de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) 2024 die het Planbureau voor de Leefomgeving onlangs heeft gepubliceerd6. Verder wordt de behoefte naar energie-infrastructuur in de CES 3.0 herbevestigd en adviseren de kennisinstellingen om een volgende CES-ronde voor de bedrijven lichter in te steken om het draagvlak voor het proces te behouden.

De aanbevelingen van de kennisinstellingen worden momenteel geanalyseerd. De Kamer wordt voor de zomer van 2025 geïnformeerd over of er een volgende CES-ronde zal plaatsvinden en, zo ja, hoe dit proces eruit zal zien.

Tijdige realisatie van energie-infrastructuur met het MIEK

Met het MIEK voeren we als kabinet regie op de tijdige realisatie van de energie-infrastructuur die nodig is voor een duurzaam en welvarend Nederland. Het MIEK programmeert projecten die van groot maatschappelijk belang zijn voor de energietransitie en draagt bij aan tijdige realisatie door vroegtijdig te starten en knelpunten weg te nemen. De beschikbare instrumenten die ingezet kunnen worden voor tijdige realisatie van MIEK-projecten zullen worden vastgelegd in de update van de MIEK-handleiding die begin 2025 wordt gepubliceerd. Om de voortgang van projecten bij te houden, is afgelopen jaar een monitoringsaanpak ontwikkeld. Met deze aanpak detecteren we vroegtijdig knelpunten in de realisatie en kunnen we werken aan passende oplossingen.

In het MIEK werken we samen met onze partners. Om deze samenwerking en de werkwijze van het MIEK te bekrachtigen, is 24 juni 2024 een samenwerkingsovereenkomst gepubliceerd7, die is ondertekend door de ministeries van BZK en IenW, het IPO en de VNG, en netbeheerders Gasunie en TenneT. In het najaar van 2024 zijn ook de regionale netbeheerders toegetreden tot de samenwerkingsovereenkomst. Tegelijkertijd is gewerkt aan de vernieuwde handleiding voor het nMIEK, de CES’en8 en voor het provinciale MIEK (pMIEK)9.

Voor het selecteren van nieuwe MIEK-projecten wordt gebruik gemaakt van een afwegingskader. In de vorige Kamerbrief over het MIEK10 is onderzoek aangekondigd naar het meewegen van het criterium ‘maatschappelijk nut’ in het afwegingskader. Afgelopen jaar is het afwegingskader herzien en zijn nieuwe criteria vastgesteld, te weten: maatschappelijk(e) doel en effecten, toekomstig energiesysteem, inpassing in de fysieke leefomgeving, urgentie en schaalniveau. Met dit nieuwe afwegingskader kan de toegevoegde waarde van een project aan brede welvaart beter worden afgewogen. Het nieuwe afwegingskader geldt voor zowel het pMIEK als het nMIEK.

Het MIEK, inclusief de ontwikkeling van de CES’en, is hiermee onderdeel van het uitrolplan voor de energie-infrastructuur van Nederland. Dit uitrolplan wordt gevormd door verschillende onderdelen die samen integraal richting geven aan de ontwikkeling van de infrastructuur voor elektriciteit, duurzame energiedragers en CO2. Waar het MIEK breed naar de sectoren kijkt, biedt de Routekaart NPVI een helder overzicht van de mijlpalen en tijdlijnen specifiek voor het verduurzamen van de Nederlandse industrie. Daarnaast is op initiatief van de LAN-actielijn “Slimmer Inzicht” gewerkt aan het uitbreiden van de capaciteitskaart van de netbeheerders11. De kaart bevat nu informatie over waar er sprake is van congestie, de aanwezige en benodigde transportcapaciteit, het aantal partijen in de wachtrij en hoeveel vermogen er is aangevraagd. Ook geeft de kaart aan waar en wanneer uitbreidingen van het stroomnet gepland zijn. Momenteel wordt gewerkt aan een functionaliteit om aan te geven wanneer er hoeveel transportvermogen bij komt zodra de netuitbreiding is afgerond. Hiermee kom ik tegemoet aan een toezegging aan het lid Thijssen tijdens het commissiedebat Verduurzaming Industrie van 17 oktober 2024 (Kamerstuk 29 826, nr. 215).

Uitdagingen en versnellingsmaatregelen

Bij de realisatie van energie-infrastructuurprojecten, waaronder MIEK-projecten, zien we verschillende knelpunten ten aanzien van vergunningsverlening en ruimtelijke inpassing. Samen met netbeheerders en decentrale overheden wordt gewerkt aan verschillende mogelijkheden voor versnelling, zoals juridische versnellingsmaatregelen en een verkenning naar een bredere aanpak op stikstof en energie-infrastructuurprojecten.

Aanpak stikstof voor energie-infrastructuurprojecten

Energie-infrastructuurprojecten zijn randvoorwaardelijk voor de verduurzaming van de industrie en zorgen daarmee voor het structureel verminderen van CO2 en stikstofoxiden. Dit blijkt uit het door mijn ambtsvoorganger gedeelde OSES-onderzoek12. Door de huidige staat van de natuur is het verkrijgen van een (natuur)vergunning voor deze energie-infrastructuurprojecten echter (juridisch) onzeker en kost het veel geld en tijd. Hierdoor staat de uitvoering onder druk.

De afgelopen periode zijn, mede n.a.v. de motie Flach c.s.13, de juridisch bruikbare routes voor versnelde stikstofvergunningen voor nationale energie-infrastructuur en zo mogelijk voor andere energie-infrastructuur met het oog op netcongestie onderzocht. De voorlopige resultaten van de verkenning, uitgevoerd samen met IPO en LVVN, geven genoeg aanleiding tot het verder uitwerken van één van de verkende opties, te weten een programma met toepassing van adc14. De adc-toets wordt ook nu al toegepast voor projecten met een dwingende reden van groot openbaar belang.

Wat nieuw is in de voorkeursoptie is dat projecten gezamenlijk een programma vormen en de compensatie ook programmatisch toegepast wordt, gericht op zekere depositiereductie in de toekomst. Deze samenhang van een maatregel die positief uitwerkt voor de natuur, een gezamenlijke beoordeling in een programma en ecologische beoordeling met adc-toets biedt voldoende aanknopingspunten voor het verder onderzoeken van deze optie. Mocht uit de onderzoeken blijken dat deze vorm juridisch haalbaar, praktisch uitvoerbaar en bestuurlijk wenselijk is, dan voorzie ik minder stikstofproblemen voor energie-infrastructuurprojecten en wordt het risico op vertraging bij deze projecten kleiner.

Om de potentie van de voorkeursoptie te onderzoeken, is gestart met een actualisatie van het OSES-onderzoek in samenwerking met netbeheerders en wordt binnenkort een onderzoek gestart naar de ecologische impact van cumulatieve stikstofemissies van de energie-infrastructuurprojecten.

Uit de verkenning blijkt daarnaast dat een vrijstelling, waar de motie Flach c.s. om vraagt, juridisch niet haalbaar is. De huidige verkenning geeft geen aanknopingspunten om ook energie-opwekprojecten, zoals gevraagd in de motie, mee te nemen in een dergelijk programma. Dit komt omdat de locaties van die projecten en daarmee de locaties van de eventuele negatieve effecten voor Natura 2000-gebieden onvoldoende te voorspellen zijn. Voldoende zekerheid daarover is nodig voor het kunnen onderbouwen van een vrijstelling aan de hand van getroffen mitigerende of compenserende maatregelen. Het maakt bijvoorbeeld veel verschil voor de depositie of de emissie op de Maasvlakte of juist in de Eemshaven wordt gereduceerd. Hiermee doe ik de toezegging af die de minister van LVVN heeft gedaan in het commissiedebat Stikstof, NPLG en natuur op 4 september 2024 (Kamerstuk 30 252, nr. 172) om de Kamer te informeren over de mogelijkheden en de houdbaarheid van de vrijstelling natuurvergunning en energieprojecten15.

Implementatie REDIII - vergunningen

De Renewable Energy Directive (REDIII) bevat een maatregelenpakket dat kan helpen in het vergroten van de realisatiekracht voor de energietransitie. Een deel van de REDIII gaat over natuur- en milieuvergunningen. Zo worden projecten die zich richten op hernieuwbare energie geacht van hoger openbaar belang te zijn. Er wordt momenteel gewerkt aan de implementatie van de REDIII, waarbij wordt ingezet op het maximaal benutten van de mogelijkheden die deze richtlijn biedt. Het wetsvoorstel om de richtlijn te implementeren wordt uitgewerkt en zal in het eerste kwartaal van 2025 ter internetconsultatie worden voorgelegd.

Eén van de mogelijkheden binnen de REDIII is het aanwijzen van zogenaamde versnellingsgebieden, waar hernieuwbare-energieprojecten versneld gerealiseerd kunnen worden door vereenvoudigde vergunningsprocedures. Dit is een optie als uit de plan-milieueffectrapportage van een betreffend gebied blijkt dat er geen significant negatieve milieueffecten te verwachten zijn. De eerste inventarisatie van mogelijke gebieden waarvoor het voornemen is ze aan te wijzen als versnellingsgebieden onder REDIII moet eind mei 2025 worden aangeboden aan de Europese Commissie. De Tweede Kamer zal hiervan op de hoogte gehouden worden. Gemeenten, provincies en andere bevoegde gezagen hadden tot 1 november 2024 om hiervoor gebieden aan te dragen.

Ook bevat de REDIII de mogelijkheid tot het bieden van financiële compensatie bij infrastructuurprojecten die natuur- of milieueffecten hebben die niet gemitigeerd kunnen worden. Dit najaar wordt onderzocht hoe die financiële compensatie vorm zou moeten krijgen. Voor de zomer van 2025 worden de resultaten verwacht.

Juridisch versnellingspakket - procedures

De Kamer is in het voorjaar van 2023 geïnformeerd over de versnellingsaanpak energietransitie met daarin aandacht voor juridisch instrumentarium16. Hiervoor is een verkenning gedaan naar welke wettelijke aanpassingen er mogelijk zijn om procedures te versnellen, en daarmee doorlooptijden te verkorten en/of vertraging te voorkomen, voor energie-infrastructuurprojecten (waaronder MIEK-projecten). De meest kansrijke opties zijn opgenomen in een juridisch versnellingspakket en worden uitgewerkt in verschillende wet- en regelgevingstrajecten.

De juridische maatregelen zijn gericht op structurele en procedurele versnelling van verschillende energiemodaliteiten, type projecten en projectfases. Hieronder worden de opties en ook de voortgang in de analyse dan wel uitwerking hiervan toegelicht.

Versnelde procedure vanwege zwaarwegend maatschappelijk belang

Voor de procedurele versnelling van regionale elektriciteitsprojecten wordt gewerkt aan de algemene maatregel van bestuur Besluit procedurele versnellingen elektriciteitsprojecten. Dit besluit is gebaseerd op het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting, waarin een grondslag is opgenomen voor aanwijzing van besluiten voor categorieën projecten waarvan de versnelde uitvoering noodzakelijk is vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen. Dit wetsvoorstel ligt ter behandeling bij de Tweede Kamer. Het Besluit procedurele versnelling elektriciteitsprojecten wijst besluiten voor bepaalde energie-infrastructuurprojecten aan waarvoor een aantal versnellingen in de beroepsprocedure geldt, zoals beroep in eerste en enige aanleg bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Een aanwijzing kan leiden tot een versnelling van 1,5 jaar, door beroepsmogelijkheden bij één instantie te leggen met verkorte termijnen. De internetconsultatie voor deze maatregel is afgelopen zomer afgerond. Een belangrijke uitkomst hiervan is dat de grenswaarde voor projecten die in aanmerking komen is verlaagd van 25kV naar 21kV. Op deze manier komen vergelijkbare projecten op locaties waar netbeheerders dit lagere spanningsniveau hanteren ook in aanmerking. De algemene maatregel van bestuur Besluit procedurele versnellingen elektriciteitsprojecten wordt bij beide Kamers der Staten-Generaal voorgehangen zodra het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting17 is aangenomen door de Tweede Kamer.

Wijziging van gedoogplicht in de ontwerpfase

Om de voorbereidingen van energieprojecten sneller uit te voeren, wordt gewerkt aan de wijziging van de gedoogplicht in de ontwerpfase. Onder de Omgevingswet moet ook voor werkzaamheden in de ontwerpfase een gedoogplichtbeschikking aangevraagd worden bij de minister van Infrastructuur en Waterstaat; een aanvraagprocedure die openstaat voor bezwaar en beroep. Door een (her-)invoering van de gedoogplicht van rechtswege wordt de doorlooptijd voor het kunnen uitvoeren van ontwerpwerkzaamheden in de gevallen dat er geen overeenstemming kan worden bereikt met grondeigenaren aanzienlijk verkort met 8 weken tot 1,5 jaar, afhankelijk van of in de huidige situatie bezwaar en/of beroep wordt ingesteld. De internetconsultatie van de Verzamelwet KGG waarin deze optie wordt meegenomen is in oktober afgerond. Momenteel worden de reacties verwerkt. Het streven is om deze wijziging per 1 juli 2026 in werking te laten treden.

Wijziging van het bevoegd gezag voor het landelijke waterstofnet

Ook de aanleg van het landelijke waterstofnetwerk is gebaat bij snelheid en daarom werkt het kabinet aan coördinatie vanuit het Rijk op de vergunningsprocedures bij natuuraspecten. Hiervoor wordt een wijziging van het Omgevingsbesluit (een algemene maatregel onder de Omgevingswet) voorbereid waarmee het landelijk transportnet voor waterstof wordt aangewezen als object waarbij sprake kan zijn van een Natura 2000-activiteit of flora- en fauna-activiteit van nationaal belang. De staatssecretaris van LVVN wordt daarmee het bevoegd gezag voor het afgeven van omgevingsvergunningen voor het natuurgedeelte in deze gevallen. Op dit moment zijn de Gedeputeerde Staten hiervoor het bevoegd gezag. Met de verschuiving van de bevoegdheid voor het landelijk transportnet voor waterstof wordt dit gelijkgesteld aan de huidige bevoegdheid voor het landelijk aardgasnetwerk en de hoogspanningsnetwerken. Het streven is om deze wijziging per 1 juli 2025 in werking te laten treden.

Versnellingsopties binnen de projectprocedure

Voor energieprojecten van nationaal belang biedt de Omgevingswet al het instrument van de projectprocedure. De projectprocedure biedt versnelling met onder andere het bevoegd gezag bij de minister van KGG, in overeenstemming met de minister van VRO, en beroep in eerste en enige aanleg bij de Raad van State. In het juridische versnellingspakket zit een aantal opties voor het verder versnellen van de projectprocedure. Deze worden momenteel nader onderzocht. Hierbij gaat het bijvoorbeeld over de procedurele stappen in de verkenningsfase in relatie tot participatie en de rol van onafhankelijk advies. Doorgaans wordt voor projecten die de projectprocedure volgen al in een vroege fase participatie georganiseerd en enkele alternatieven getrechterd, waardoor meer maatwerk mogelijk kan zijn. Naast het versnellen van de verkenningsfase wordt verkend hoe het verlengen van de termijn van het voorbereidingsbesluit kan helpen in het voorkomen van vertraging in energie-infrastructuurprojecten, doordat anders conflicterende ruimtelijke ontwikkelingen tot stand kunnen komen op de betreffende (project)locatie.

Convenant met TenneT

Het voornemen is om begin 2025 een uitkoopbeleid vanuit het Rijk vast te stellen over het bieden van keuzevrijheid aan omwonenden om de realisatie van nieuwe hoogspanningslijnen te versnellen. De komende jaren zal een groot aantal nieuwe 380 kV-hoogspanningslijnen aangelegd moeten worden om de capaciteit van het elektriciteitsnet te vergroten. Dit kan leiden tot zorgen en weerstand bij omwonenden, met eventuele vertraging van de projecten tot gevolg. Met netbeheerder TenneT is afgesproken dat zij de uitvoering van dit uitkoopbeleid op zich neemt. Daartoe wordt met netbeheerder TenneT een convenant afgesloten.

Door het invoeren van dit uitkoopbeleid en de afspraken in het convenant, krijgen bewoners van woningen in de nabijheid van nieuw te realiseren bovengrondse hoogspanningslijnen de mogelijkheid om zelf te kiezen of zij hier willen blijven wonen of niet. Woningeigenaren die niet in de nabijheid van een nieuwe hoogspanningslijn willen wonen, krijgen een aanbod om hun (bedrijfs)woning aan TenneT te verkopen tegen de actuele marktprijs (waarbij de geplande hoogspanningslijn niet wordt meegewogen). Huurders ontvangen een verhuiskostenvergoeding van TenneT als zij besluiten te verhuizen. Met TenneT is besproken dat zij in beginsel de aangekochte woningen doorverkoopt op de vrije markt, aan kopers die er geen moeite mee hebben in de nabijheid van een bovengrondse hoogspanningslijn te wonen. Zo wordt voorkomen dat een substantieel deel van de woningen aan de woningmarkt wordt onttrokken.

Tot slot

Er is afgelopen jaar met alle stakeholders hard gewerkt aan de realisatie van nationale energieprojecten. Het is en blijft een complexe opgave waar we als maatschappij voor staan. Doorlooptijden van projecten zijn lang doordat nieuwe grootschalige energieprojecten een samenhangende ruimtelijke weging vergen, waarbij recht wordt gedaan aan de geldende (milieu)regelgeving. Oftewel, dit moet zorgvuldig én voortvarend, in afstemming met de medeoverheden gedaan worden, met voldoende oog voor de leefomgeving. Daarbij blijft het kabinet volop sturen op het oplossen van knelpunten om de noodzakelijke energieprojecten in Nederland tijdig te realiseren.

Zo start komend jaar het milieuonderzoek dat nodig is om een locatiebesluit te kunnen nemen voor de bouw van nieuwe kerncentrales, wordt de verkenningsfase van een aantal belangrijke uitbreidingen van het hoogspanningsnet afgerond en zullen enkele nieuwe hoogspanningsprojecten starten met de procedure. Verder zal het project voor de realisatie van het waterstofnetwerk Limburg worden opgestart.

Ook wordt er door de provincies hard gewerkt aan de pMIEK’s 2.0, die begin 2025 opgeleverd worden. In de pMIEK’s selecteren de provincies, in samenwerking met onder andere gemeenten en netbeheerders, nieuwe energieprojecten die op regionaal schaalniveau van groot maatschappelijk belang zijn. Hiermee zorgen we ervoor dat de belangrijkste energie-infrastructuur in de regio ook met prioriteit wordt gerealiseerd. Zo werken we op nationaal en regionaal niveau samen aan een duurzaam energiesysteem dat groene groei mogelijk maakt.

De minister van Klimaat en Groene Groei,

S.T.M. Hermans


  1. Kamerstukken II, 2024 – 2025, 32 813, nr. 1416.↩︎

  2. Kamerstukken II, 2023 – 2024, 29 023, nr. 515.↩︎

  3. Kamerstukken II, 2024 – 2025, 32 813, nr. 1416.↩︎

  4. Met de Kamerbrief over het Ontwikkelperspectief Duurzame Warmtebronnen die voor het kerstreces wordt verstuurd, wordt de Kamer nader geïnformeerd over het MIEK-advies voor het warmtesysteem Zuid-Holland.↩︎

  5. Kamerstukken II, 2023 - 2024, 29 023, nr. 514.↩︎

  6. Kamerstukken II, 2023 – 2024, 32 813, nr. 1416.↩︎

  7. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2024/02/09/handleiding-en-samenwerkingsovereenkomst-miek↩︎

  8. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2024/02/09/handleiding-en-samenwerkingsovereenkomst-miek↩︎

  9. https://www.rvo.nl/sites/default/files/2024-06/Handleiding-pMIEK.pdf↩︎

  10. Kamerstukken II, 2023-2024, 29 826, nr. 201.↩︎

  11. Zie https://capaciteitskaart.netbeheernederland.nl/↩︎

  12. Kamerstukken II, 2023-2024, 29 826, nr. 201.↩︎

  13. Kamerstukken II, 2023-2024, 32 813, nr. 1340.↩︎

  14. Adc staat voor drie eisen die artikel 6 lid 4 van de Habitatrichtlijn stelt om toch toestemming te kunnen verlenen voor plannen en projecten als uit een passende beoordeling geen zekerheid is verkregen dat de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000-gebied niet worden aangetast, namelijk: het ontbreken van reële Alternatieven, het met het plan of project gemoeid zijn van een Dwingende reden van openbaar belang, en het verzekerd zijn van adequate Compensatie van de aangetaste natuur, zodanig dat de algehele samenhang van Natura 2000 bewaard blijft.↩︎

  15. TZ202409-026.↩︎

  16. Kamerstukken II, 2023-2024, 32 813, nr. 1193.↩︎

  17. Kamerstukken II, 36 512.↩︎