[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Lijst van vragen en antwoorden over de Najaarsnota 2024 (Kamerstuk 36625-1)

Najaarsnota 2024

Lijst van vragen en antwoorden

Nummer: 2024D48957, datum: 2024-12-10, bijgewerkt: 2024-12-19 09:57, versie: 2

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36625 -2 Najaarsnota 2024.

Onderdeel van zaak 2024Z20729:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


36 625 Najaarsnota 2024

Nr. 2 Lijst van vragen en antwoorden

Vastgesteld 10 december 2024

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Financiën over de brief van 29 november 2024 inzake de Najaarsnota 2024 (Kamerstuk 36 6235, nr. 1).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 10 december 2024. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Nijhof-Leeuw

Adjunct-griffier van de commissie,

Van der Steur


Vragen en antwoorden

Vraag 1

Vraag 1

Kan een toelichting gegeven worden op het feit dat minister Bruins heeft gezegd dat de langstudeermaatregel pas in 2028 wordt ingevoerd? Klopt het dat dit 400 miljoen euro kost? Hoe gaat dit gedekt worden? Gaat deze mogelijke tegenvaller conform de begrotingsregels gedekt worden binnen de begroting OCW?

Antwoord op vraag 1

Op het moment van schrijven vinden gesprekken plaats over aanpassing van de OCW-begroting. Voor de langstudeermaatregel zoals beschreven in het Hoofdlijnenakkoord is een wetswijziging nodig. Een eventueel besparingsverlies bij invoering van de maatregel moet conform begrotingsregels inderdaad worden gedekt binnen de OCW-begroting.

Vraag 2

Vraag 2

Kan er, gelet op het feit dat de inflatie in november 2024 uit op vier procent en dat is hoger dan in de meeste andere EU- landen, een overzicht van de inflatie in andere EU-landen worden verstrekt en een analyse van de oorzaken van de hoge inflatie in Nederland?

Antwoord op vraag 2

De inflatie in Nederland, gemeten als de HICP volgens de Europese maatstaf, was in november 3,8% op jaarbasis, tegen 2,3% in de eurozone. De Nederlandse inflatie op basis van de consumentenprijsindex (CPI) was 4%. Het CPB raamt dat de inflatie langzaam afneemt richting de 2%, met een HICP van 2,8% voor 2025.

Figuur 1 Overzicht inflatie (HICP) eurozone november 2024

Figuur 2 Vergelijking ontwikkeling inflatie Nederland en eurozone (01-2019 t/m 11-2024)

De oorzaken van de Nederlandse inflatie zijn breed en divers. In oktober leverden diensten de grootste bijdrage aan de CPI met 1,58%-punt, gevolgd door huren (1,18%-punt) en voedingsmiddelen (0,86%-punt). Voor november zijn de CPI-bijdragen nog niet beschikbaar. De inflatie wordt grotendeels verklaard door de sterke inhaalgroei van de lonen1 en de huurprijsstijgingen die gekoppeld zijn aan de loonontwikkeling. De CAO-loonstijging was in het derde kwartaal van 2024 6,8%.2 De gemiddelde contractloonstijging van nieuw afgesloten CAO’s ligt rond de 4,5%.3 De loonstijging is in lijn met de ramingen van het Centraal Planbureau (CPB). Het CPB raamde in september een loonstijging van 6,6% voor 2024.4  De loonstijging in Nederland is hoger dan het Europees gemiddelde, wat deels verklaard kan worden door de krappe arbeidsmarkt. De werkloosheid in Nederland ligt met 3,7% lager dan het Eurozone gemiddelde van 6,3%.5

Hoewel de energieprijzen in oktober 2024 nog een dempend effect hadden op de inflatie (-2,7%), waren deze in november slechts 0,1% goedkoper dan een jaar eerder. Daarnaast spelen productgebonden belastingen, zoals BTW en accijnzen, een rol in de inflatie. Zo heeft de verhoging van de tabaksaccijns per april 2024 geleid tot een merkbare stijging van tabaksprijzen in de daaropvolgende maanden. Het is belangrijk op te merken dat dergelijke belastingverhogingen na een jaar niet langer bijdragen aan het inflatiecijfer.

Vraag 3

Vraag 3

Welke intensiveringen worden er gedaan in deze Najaarsnota?

Antwoord op vraag 3

In totaal is ruim 190 miljoen euro aan intensiveringen verwerkt in de Najaarsnota. In onderstaande tabel zijn deze weergegeven. De intensiveringen worden toegelicht in de Verticale Toelichting (bijlage 2 van de Najaarsnota).

Tabel 1
Intensiveringen Najaarsnota
in duizenden euro 2024
Totaal 190.412
Buitenlandse Zaken 1.057
Nabetaling Invoerrechten TEM 1.057
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 114.665
Transformatiefaciliteit 2024 70.000
Volkshuisvestingsfonds 33.105
Studentenhuisvesting 11.560
Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur 74.690
Bijstellingen Wageningen University & Research (WUR) 15.616
Extra uitvoeringskosten Lbv en Lbv-plus 5.848
Ophoging budget EG-regeling 12.700
Tariefdemping NVWA 5.800
Overige intensiveringen 34.726

Vraag 4

Vraag 4

Kunt u een overzicht maken van alle kasschuiven in het kader van realistisch ramen?

Antwoord op vraag 4

Het kabinet heeft besloten 750 miljoen euro uit 2024 door te schuiven. De Najaarsnota en de daarmee samenhangende tweede suppletoire begrotingen zijn enkeljarig, waardoor daarin alleen de afboeking in 2024 verwerkt kan worden. De middelen zijn met een Nota van Wijziging toegevoegd aan de Defensiebegroting van 2025.

Vraag 5

Vraag 5

Hoe groot is de onderuitputting op de verschillende fondsen? Wordt de volledige eindejaarsmarge gebruikt?

Antwoord op vraag 5

In de Najaarsnota is geen onderuitputting op begrotingsfondsen gemeld. Voor begrotingsfondsen geldt 100% eindejaarsmarge, waardoor de volledige onderuitputting aan het volgende begrotingsjaar kan worden toegevoegd. Het besluit hierover maakt onderdeel uit van de Voorjaarsnota 2025.

Vraag 6

Vraag 6

Voor welke mijlpalen loopt het kabinet niet op schema voor het Herstel- en Veerkrachtplan (HVP)? Wat zouden de mogelijke budgettaire consequenties zijn?

Antwoord op vraag 6

In de Kamerbrief van 20 september jl.6 Is aangegeven dat enkele maatregelen in het HVP onder druk staat, te weten: European Rail Traffic Management System (ERTMS), Energiebelasting, Autobelasting, de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering (wetsvoorstel BAZ), aanpak schijnzelfstandigheid (wetsvoorstel VBAR), Ground Breaking IT (GrIT) en de Limiet op contante betalingen. Het kabinet werkt hard met betrokken partijen om per maatregel oplossingsrichtingen voor deze uitdagingen te verkennen. Het kabinet is gemotiveerd om het volledige HVP uit te voeren en daarmee alle beschikbare middelen voor Nederland binnen te halen. Mocht blijken dat een korting onvermijdelijk is, dan is dat een tegenvaller voor de begroting. De Europese Commissie bepaalt de korting volgens een vastgestelde methodologie. Naar verwachting kan de korting voor NL oplopen tot 600 miljoen euro per mijlpaal of doelstelling. Bij een eventuele korting zal dat gat moeten worden gedekt. Meer specifiek leidt dit tot een tegenvaller op de ontvangstenreeks op de begroting van Buitenlandse Zaken. Binnen de begrotingsregels geldt dit als een generale tegenvaller die ingepast moet worden onder het uitgavenkader. Dit zal dan meelopen in de begrotingscyclus. Dit is een kabinetsbrede verantwoordelijkheid. Hoe dit budgettaire probleem nationaal opgelost dient te worden, zal dan worden bekeken.

Vraag 7

Vraag 7

Waarom wordt in de Najaarsnota en verticale toelichting geen aandacht besteed aan relevante verplichtingenmutaties? Wat kan worden gedaan om dit te verbeteren?

Antwoord op vraag 7

Zoals in artikel 2.26 van de Comptabiliteitswet 2016 staat voorgeschreven is de Najaarsnota een overkoepelende nota die op geaggregeerd niveau de wijzigingen van het budgettaire totaalbeeld en een overzicht van de nadere wijzigingen in de uitgaven en de ontvangsten in de begrotingen voor het begrotingsjaar weergeeft. De bijlage verticale toelichting bij de Najaarsnota beoogt ook een totaalbeeld te bieden.

In de suppletoire begrotingen bij de individuele begrotingshoofdstukken gaan vakministers in meer detail in op de mutaties in zowel uitgaven, verplichtingen als ontvangsten in het onderdeel budgettaire gevolgen van beleid. Door dit onderscheid in karakter en detailniveau te handhaven blijven de stukken toegankelijk. Daarnaast sluit deze inrichting van de begrotingsstukken aan op de respectievelijke ministeriele verantwoordelijkheden.

Vraag 8

Vraag 8

Kan het kabinet specificeren welke concrete stappen worden ondernomen om de resterende taakstelling van € 5,2 miljard aan onderuitputting in 2024 te realiseren? Welke risico’s voorziet het kabinet als deze taakstelling niet wordt gehaald?

Antwoord op vraag 8

In totaal zal nog 5,2 miljard aan onderuitputting in 2024 ingevuld moeten worden. Deze onderuitputting kan alleen bij het Financieel Jaarverslag Rijk worden ingevuld wanneer voldoende onderuitputting op departementale begrotingen en overige per saldo meevallers optreden. Het is mogelijk dat er minder onderuitputting plaatsvindt dan het kabinet heeft ingeschat. In dat geval leidt dit tot een verslechtering van het EMU-saldo 2024. In de Najaarsnota wordt het EMU-saldo 2024 geraamd op ‒ 1,5% bbp. In het voorjaar van 2025 wordt het Financieel Jaarverslag Rijk over 2024 gepubliceerd. In het Financieel Jaarverslag Rijk staat de eerste, voorlopig geschatte realisatie van het EMU-saldo 2024 conform de cijfers van het CBS.

Vraag 9

Vraag 9

Welke oorzaken liggen ten grondslag aan de structurele onderuitputting binnen departementen zoals Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (€ 552 miljoen) en Economische Zaken en Klimaat (€ 450 miljoen)? Hoe wil het kabinet dit structureel aanpakken?

Antwoord op vraag 9

De Najaarsnota doet enkel verslag over de uitvoering van de lopende Rijksbegroting. Op dit moment is dat dus over het huidige begrotingsjaar 2024. De meevallers zijn daarom alleen incidenteel afgeboekt. Voor een overzicht van de meevallers op de begroting van OCW en EZK en een toelichting wordt verwezen naar de verticale toelichting OCW en EZK in de Najaarsnota.

In het voorjaar wordt gekeken of sprake is van incidentele of structurele onderuitputting. Indien sprake is van structurele onderuitputting zullen ramingen worden bijgesteld.

Vraag 10

Vraag 10

Hoe waarborgt het kabinet dat doorgeschoven budgetten uit fondsen zoals het Klimaatfonds en Nationaal Groeifonds behouden blijven voor deze specifieke doelen?

Antwoord op vraag 10

Budgetten die vanuit het fonds zijn overgeheveld naar departementale begrotingen zijn overgeheveld met de voorwaarde dat de middelen alleen voor dit specifieke doel mogen worden ingezet.

Vraag 11

Vraag 11

Hoe vertaalt de lastenverlichting vanaf 2025, zoals afgesproken in het Hoofdlijnenakkoord, zich naar concrete beleidsvoorstellen in de komende begrotingen? Hoe zorgt het kabinet ervoor dat middeninkomens hier merkbaar van profiteren?

Antwoord op vraag 11

Het kabinet heeft in het hoofdlijnenakkoord aangekondigd structureel 7 miljard euro te willen inzetten voor lastenverlichting. Hierbij stonden verschillende doelen centraal, waaronder het niet verder laten oplopen van de armoedecijfers onder personen en kinderen en het meer laten lonen van werk. In de Miljoenennota heeft het kabinet aangegeven op welke manier deze middelen worden besteed. Zo wordt lastenverlichting met name verzorgd door een aanpassing in de tarieven in de inkomstenbelasting – stapsgewijs over de gehele kabinetsperiode -. Ook worden het kindgebonden budget en de huurtoeslag geïntensiveerd. Laatstgenoemde wordt per 2026 vereenvoudigd. Door deze maatregelen gaat een mediaan Nederlands huishouden er volgend jaar met +0,7% op vooruit. Armoede neemt in de komende jaren niet toe. Lage middeninkomens en middeninkomens gaan er respectievelijk 1,1% en 0,7% op vooruit. Voor deze groep geldt ook dat de gemiddelde marginale druk per 2025 iets afneemt.

Vraag 12

Vraag 12

Wat zijn de gevolgen van de halvering van het eigen risico in de zorg voor de uitgavenkaders van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in 2024 en 2025?

Antwoord op vraag 12

Het kabinet kiest voor halvering van het eigen risico per 2027. Daarmee heeft het geen effect op de verwachte zorguitgaven en de verwachte ontvangsten aan eigen risico in 2024 en 2025.

Vraag 13

Vraag 13

Kan het kabinet aangeven welke maatregelen worden getroffen om de toegankelijkheid van schuldhulpverlening te verbeteren, conform de afspraken in het Hoofdlijnenakkoord?

Antwoord op vraag 13

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de verbetering van de (gemeentelijke) schuldhulpverlening wordt doorgezet met focus op de aanpak van problematiek bij de bron.

Het kabinet heeft daarom samen met de VNG, NVVK en Divosa bestuurlijke afspraken gemaakt over de basisdienstverlening voor schuldhulpverlening. Het zonder drempels faciliteren van schuldhulpverlening aan mensen met problematische schulden is in de afspraken opgenomen. Gemeenten zijn onlangs middels het actieplan van de basisdienstverlening geïnformeerd over de wijze waarop zij deze toegang op een laagdrempelige wijze kunnen aanbieden aan hun inwoners.

Ook is in de afspraken basisdienstverlening opgenomen dat de gemeente de inwoner kan ontzorgen bij de informatieverstrekking die noodzakelijk is om iemand met schulden verder te helpen. Samen met uitvoeringspartijen werkt het kabinet aan de optimalisatie hiervan.

Om schulden eerder aan te pakken investeert het kabinet daarnaast extra in vroegsignalering door gemeenten: hier is structureel 20 miljoen euro voor gereserveerd. Het kabinet werkt bovendien samen met betrokken partijen aan een verbeterplan vroegsignalering, aan de hand van het recente onderzoek van de Nationale Ombudsman en de evaluatie van de wetswijziging van de Wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening (Wgs) die momenteel loopt.

Vraag 14

Vraag 14

Hoe wordt de in het Hoofdlijnenakkoord genoemde versterking van de positie van boeren en vissers geborgd binnen de begroting van 2024? Welke specifieke middelen zijn hiervoor gereserveerd?

Antwoord op vraag 14

In het hoofdlijnenakkoord is vanaf 2026 vijf keer één miljard euro incidenteel en structureel 500 miljoen euro vrijgemaakt voor de agrarische sector (inclusief visserij). Omdat dit budget pas vanaf 2026 gereserveerd is heeft dit geen gevolgen voor de LVVN begroting van 2024. Bij Voorjaarsnota volgend jaar zal besluitvorming plaatsvinden over verdeling van de middelen, bijvoorbeeld voor de versterking van de positie van boeren en vissers.

Vraag 15

Vraag 15

Op welke manier ondersteunt het kabinet boeren bij verduurzaming zonder extra financiële lasten, in lijn met de ambitie om economische haalbaarheid te waarborgen?

Antwoord op vraag 15

Het kabinet heeft zich gecommitteerd aan verschillende (wettelijke) natuur-, biodiversiteit en klimaatdoelen die raken aan de agrarische sector, zoals ook in het regeerprogramma is opgenomen. In de Voorjaarsnota en eerste suppletoire begroting van LVVN zal toegelicht worden met welk beleid het kabinet dat gaat doen.

Vraag 16

Vraag 16

Hoe verklaart het kabinet de onderuitputting van 78 miljoen euro op het Klimaatfonds, en welke stappen worden gezet om investeringen in verduurzaming te versnellen?

Antwoord op vraag 16

De onderuitputting op de Klimaatfondsmiddelen op de EZK-begroting wordt onder andere veroorzaakt door onderuitputting op de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE, ‒ 38 miljoen euro) en de subsidie Versnelde klimaatinvesteringen industrie (VEKI, ‒ 10 miljoen euro). De onderuitputting op het Klimaatfondsdeel van de ISDE wordt veroorzaakt doordat er dit jaar minder aanvragen zijn gedaan dan oorspronkelijk werd verwacht. De onderuitputting op de VEKI komt doordat er een project is uitgevallen bij deze regeling.

In hoeverre de overheid verduurzaming kan versnellen is mede afhankelijk van de uitvoeringscapaciteit bij zowel de overheid als in de markt. Hier wordt in de raming van de uitgavenreeksen op de Rijksbegroting zo goed als mogelijk rekening mee gehouden. Om de verduurzaming te versnellen lopen er verschillende programma’s, zoals het Actieplan groene en digitale banen en het Landelijk actieprogramma netcongestie (LAN). Eventuele aanvullende maatregelen om verder te versnellen worden momenteel geïnventariseerd en lopen mee in de besluitvorming in het voorjaar.

Vraag 17

Vraag 17

Hoe wordt in de begroting rekening gehouden met het risico op stijgende energiekosten voor burgers en bedrijven?

Antwoord op vraag 17

Het kabinet maakt op besluitvormingsmomenten een integrale afweging van de effecten van maatregelen op de koopkracht van huishoudens, waarbij evenwichtigheid wordt nagestreefd, ook met het oog op de lastendruk voor bedrijven. Via deze periodieke koopkrachtanalyse worden de effecten van beleid en economische ontwikkelingen in de gaten gehouden. Energiekosten zijn verwerkt in het inflatiecijfer, wat als input wordt meegewogen in de bepaling van de hoogte van de koopkracht.

Vraag 18

Vraag 18

Welke effecten verwacht het kabinet van de hervorming van het asielbeleid, zoals beschreven in het Hoofdlijnenakkoord, op de begroting van 2024 en latere jaren? Zijn er al ramingen gemaakt van de kostenbesparingen of investeringen?

Antwoord op vraag 18

De minister van Asiel en Migratie is bezig met het uitwerken van diverse wetsvoorstellen om de asielinstroom te beperken. Op 14 november jl. informeerde zij uw Kamer over de planning van de wetgevingstrajecten die volgen uit hoofdstuk 2 van het Regeerprogramma7. In haar brief aan uw Kamer van 2 december jl.8 beschrijft zij de verwachte effecten van het asielbeleid.

Vraag 19

Vraag 19

Hoe wordt de lagere instroom van asielzoekers in 2024 (een meevaller van € 221 miljoen) structureel vertaald naar begrotingsvoorstellen voor 2025?

Antwoord op vraag 19

Bij het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) is een incidentele meevaller in 2024 van circa 221 miljoen euro, omdat de asielinstroom lager bleek dan geraamd bij Voorjaarsnota 2024. Deze meevaller volgt onder andere uit de meest recente Meerjaren Productie Prognose, waarover de minister van Asiel en Migratie uw Kamer op 5 november jl. informeerde9. Bij Voorjaarsnota 2025 beziet het kabinet, zoals gebruikelijk, of budgettaire bijstellingen van de begroting van Asiel en Migratie noodzakelijk zijn.

Vraag 20

Vraag 20

Hoe gaat het kabinet om met de negatieve beoordeling van de Europese Commissie over de Nederlandse begrotingsplannen en welke maatregelen worden voorbereid om de EMU-tekortnorm van drie procent in 2025 te respecteren?

Antwoord op vraag 20

Het kabinet heeft kennisgenomen van de beoordeling van de Europese Commissie (Commissie) van het budgettair-structureel plan van Nederland en de Opinie van de Commissie ten aanzien van de ontwerpbegroting 2025 (Draft Budgetary Plan) en heeft op 3 december jl. hierover Kamervragen beantwoord10. Het kabinet heeft reeds bij de aanbiedingsbrief van het budgettair-structureel plan en de ontwerpbegroting op 17 september jl. de Kamers geïnformeerd over de inschatting dat Nederland zonder aanvullende begrotingsopgave niet zal voldoen aan de vereisten die de Europese regels stellen aan het uitgavenpad in het budgettair-structureel plan. Door de vergrijzingskosten en de oplopende rente-uitgaven lopen het tekort en de schuld na de kabinetsperiode zonder aanvullend beleid op boven de Europese referentiewaarden voor het tekort (-3% bbp) en de schuld (60% bbp). Daarmee voldoet Nederland niet aan de eis om zonder aanvullend beleid het tekort en de schuld op middellange termijn (tot 2038) binnen de Europese referentiewaarden te houden. De beoordeling van de Europese Commissie is zodoende in lijn met de eerder met uw Kamer gedeelde inschatting.

Het kabinet hecht grote waarde aan de Europese begrotingsregels en gezonde overheidsfinanciën. Het kabinet zet belangrijke stappen om het tekort tijdens de kabinetsperiode onder de 3% bbp te houden, op een incidentele overschrijding in 2026 na als gevolg van het affinancieren van militaire pensioenen. Voor 2025 is het saldo zoals geraamd in de Miljoenennota ‒ 2,8% bbp. Gedurende de kabinetsperiode blijft de schuld onder 60% bbp. Zolang lidstaten binnen de Europese referentiewaarden blijven, kunnen de Commissie en de Raad geen handhavingsmaatregelen opleggen. Indien het tekort oploopt naar boven de 3% kan de Commissie overwegen de Raad te adviseren om een buitensporigtekortprocedure te openen.

Aanvullende maatregelen voor de uitgaven– mede in het licht van de vergrijzing – die verder gaan dan de Miljoenennota zijn nu niet aan de orde. Het kabinet heeft wel afgesproken, zoals vastgelegd in het Hoofdlijnenakkoord en de Miljoenennota, om maatregelen te nemen als het tekort tijdens de kabinetsperiode dreigt op te lopen tot boven de 3% bbp.

Vraag 21

Vraag 21

Wat is de visie van het kabinet op de houdbaarheid van de staatsschuld, gegeven de structurele overschrijding van de 60%-norm op middellange termijn? Welke maatregelen staan op de planning om dit te adresseren?

Antwoord op vraag 21

De schuldquote is momenteel nog relatief laag, maar het begrotingssaldo en de daaruitvolgende stijging van de schuld op de middellange termijn zijn inderdaad punten van zorg. Daarom neemt dit kabinet maatregelen om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te verbeteren, zodat geen additionele rekeningen worden doorgeschoven naar volgende generaties. Concreet beperkt het kabinet de groei van de structurele uitgaven, waardoor de overheidsuitgaven vanaf 2027 worden verlaagd ten opzichte van het basispad. Verder is terugkeer naar begrotingsdiscipline van essentieel belang. Dit betekent dat naast het beperken van de uitgavengroei onvoorziene tegenvallers worden voorzien van budgettaire deking. Herstel van begrotingsdiscipline is een belangrijk speerpunt en dit kabinet zet een eerste stap. Ook in de toekomst zullen maatregelen moeten worden genomen om de overheidsfinanciën op de (middel)lange termijn houdbaar te houden en de schuld en het begrotingstekort binnen de Europese referentiewaarden te houden.

Vraag 22

Vraag 22

Op welke manier is de toezegging nagekomen dat de Kamer inzicht blijft houden in hoe de uitgaven die voorheen onder de deelplafonds vielen zich ontwikkelen? Kunt u hier overzicht in geven? Op welke wijze bent u van plan hier in het vervolg inzicht in te geven?

Antwoord op vraag 22

Het advies van de Studiegroep Begrotingsruimte om te werken met één uitgavenkader is overgenomen in het Hoofdlijnenakkoord. Vanaf de Startnota van dit kabinet is gewerkt met één uitgavenkader. Conform de regels budgetdiscipline is en blijft iedere minister verantwoordelijk voor een goede beheersing van de departementale begroting. Dit kabinet informeert gedurende de kabinetsperiode de Kamer aan de hand van één kadertoets. Aan de hand hiervan toets het kabinet of het verwachte uitgavenniveau binnen het vastgestelde uitgavenkader blijft. De informatie over de voormalige deelkaders blijft terug te vinden op de begrotingen van de individuele departementen en fondsen. De informatie uit de deelkaders is niet verloren gegaan. In de meerjarige budgettaire nota’s is aan aandacht besteed aan SZW en VWS en wordt in de horizontale ontwikkeling getoond.

Vraag 23

Vraag 23

Kunt u een totaaloverzicht geven van hoeveel geld er in 2024 al is besteed uit het Gemeente-, Provincie-, Mobiliteits-, Delta- en Klimaatfonds en Nationaal Groeifonds (graag per fonds uitsplitsen)? Kunt u tevens per fonds aangeven hoeveel er nog te besteden is?

Antwoord op vraag 23

In de tweede suppletoire begrotingen van de genoemde fondsen is de actuele verwachting van het uitgavenniveau voor heel 2024 opgenomen. Deze raming is op basis van de reeds gedane uitgaven en de uitgaven die nog in 2024 worden verwacht. In het Jaarverslag van de genoemde fondsen worden de gerealiseerde uitgaven verantwoord.

Vraag 24

Vraag 24

Met hoeveel stijgt de boodschappenrekening in 2024 en 2025 ten opzichte van 2023?

Antwoord op vraag 24

De prijzen van voedingsmiddelen zijn tussen december 2023 en oktober 2024 gestegen met 1,5%. Dit betekent echter niet dat mensen minder boodschappen kunnen kopen. Het CPB raamt dat de koopkracht in 2024 stijgt met 2,5%. In 2025 stijgt de koopkracht opnieuw met 0,7%. De raming voor de algemene inflatie in 2025 is 3,2%.11

Vraag 25

Vraag 25

Met hoeveel stijgt de energierekening in 2024 en 2025 (ten opzichte van 2023)?

Antwoord op vraag 25

De hoogte van de energierekening hangt onder andere af van gebruik, aanbieder en contractsoort. De gemiddelde energietarieven voor consumenten voor elektriciteit zijn gestegen van 342 euro per jaar in 2023 naar 416 in 2024. Voor aardgas is prijs gestegen van 218 euro per jaar naar 232 euro per jaar.12 Er zijn geen ramingen voor de energierekening van 2025.  De Autoriteit Consument en Markt heeft de tarieven van regionale netbeheerders en TenneT voor 2025 vastgesteld. De tarieven die bedrijven en huishoudens in 2025 betalen voor het transport van elektriciteit en gas stijgen met ongeveer 11%. Voor een gemiddeld huishouden stijgt de energierekening met 60 euro per jaar inclusief btw.13

Vraag 26

Vraag 26

Hoe komt het dat bij de Najaarsnota geen inzicht gegeven wordt in de budgetflexibiliteit? En waarom wordt dit inzicht ook niet gegeven bij de Voorjaarsnota? Kan de minister daar voortaan voor zorg dragen, met tabellen die analoog zijn aan de tabellen die in de departementale begrotingen staan?

Antwoord op vraag 26

De Najaarsnota geeft de laatste stand van zaken van de uitgaven en inkomsten voor het begrotingsjaar 2024. Het gaat hierbij om de wijzigingen die zich hebben voorgedaan in 2024 na de Miljoenennota 2025. Met het oog op het autorisatierecht van de Staten-Generaal is het van belang dat alle wijzigingen die voortvloeien uit beleidsmatige beslissingen in een suppletoire begroting worden opgenomen. Het streven is erop gericht ook mutaties als gevolg van autonome uitvoeringsontwikkelingen (bijvoorbeeld een groter dan eerder geraamd gebruik dat van een openeinderegeling wordt gemaakt) zoveel mogelijk in – in dit geval – de tweede suppletoire begrotingen te verwerken. De toegevoegde waarde van inzicht in de budgetflexibiliteit bij Najaarsnota/tweede suppletoire begrotingen, d.w.z. in de laatste maand van het uitvoeringsjaar, is in dit licht zeer gering en daarom ook niet voorgeschreven in de comptabele wet- en regelgeving.

Wat betreft het inzicht in de budgetflexibiliteit ten tijde van de Voorjaarsnota geldt dat ik deze wens betrek bij de overwegingen voor de verbetering, modernisering en vereenvoudiging van het begrotings- en verantwoordingsproces en de financiële informatievoorziening. In dit verband verwijs ik naar mijn brief van 8 oktober 202414 over de Agenda voor toekomstbestendig begroten en verantwoorden en het daarover nog met uw Kamer te voeren overleg.

Vraag 27

Vraag 27

Kan bij het weergeven van de budgetflexibiliteit de categorie «beleidsmatig belegd» aangegeven worden welk deel met betrekking tot de rest van het uitvoeringsjaar van de begroting of het beleid niet uitgevoerd zouden worden bij een andere bestemming? En kan er bij de categorie beleidsmatig belegd aangeven worden welk deel vermoedelijk niet uitgegeven zal worden? En kan dit ook gedaan worden bij de categorie «bestuurlijk afgesproken»? En kan bij de categorie «juridisch verplicht» ook aangegeven worden welke delen gedecommiteerd worden, of al gedecommiteerd zijn? Kunnen alle vrijgevallen middelen voortaan maandelijks aan de Kamer worden gerapporteerd, en zonder dat er al een alternatieve bestemming voor geregeld is, zodat de Kamer hierover kan meebeslissen?   

Antwoord op vraag 27

De wijze waarop de begrotings- en verantwoordingsstukken zijn ingericht is vastgelegd in de comptabele wet- en regelgeving. In de agenda Toekomstbestendig begroten en Verantwoorden15 die ik op 8 oktober jl. aan uw Kamer heb gestuurd ga ik in op verbetering, modernisering en vereenvoudiging van het begrotings- en verantwoordingsproces en de financiële informatievoorziening. De drie doelen daarin met acties voor de komende jaren om te borgen dat ons begrotings- en verantwoordingsproces bij de tijd kan blijven en uw Kamer op het juiste moment van de juiste informatie kan blijven voorzien vragen een inspanning bovenop al lopende initiatieven. Dit vergt keuzes in wat wel en niet wordt gedaan. Ik ga hier graag met uw Kamer over in gesprek.

Vraag 28

Vraag 28

Klopt het dat er bij de suppletoire begroting van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport staat dat er voor ca. 22 miljard euro aan nieuwe verplichtingen worden aangegaan? Zijn deze verplichtingen reeds aangegaan, al dan niet onder de ontbindende voorwaarde van parlementaire goedkeuring? Of worden deze verplichtingen pas aangegaan nadat de suppletoire begroting VWS is aangenomen?

Antwoord op vraag 28

Via de in de 2e Suppletoire begroting van VWS opgenomen ophoging van de verplichtingenruimte wordt de Kamer om autorisatie gevraagd om de in 2024 aan te gane verplichtingen met betrekking tot uitgaven in 2025 vast te mogen leggen.

De verhoging van het verplichtingenbudget op de VWS-begroting heeft grotendeels betrekking op het eind 2024 aangaan van verplichtingen voor de verschillende rijksbijdragen in 2025. Dit is nodig om de rijksbijdragen aan het Zorgverzekeringsfonds en het Fonds langdurige zorg voor het jaar 2025 vanaf januari maandelijks uit te kunnen betalen. Het betreft de Rijksbijdrage voor kinderen tot 18 jaar in de Zvw en de Bijdrage in de kosten van kortingen (BIKK) en de Rijksbijdrage Wlz in de Wlz.

De huidige systematiek voor het aangaan van deze verplichtingen voor komende jaar (t+1) in het lopende begrotingsjaar (t) brengt met zich mee dat het benodigde verplichtingenbudget een jaar naar voren wordt verschoven. Vervolgens wordt in het voorjaar van jaar (t+1) het verplichtingenbudget overeenkomstig verlaagd omdat de verplichting al in jaar (t) is vastgelegd.  Dit is ongewenst en ik werk dan ook samen met het ministerie van VWS aan een nieuwe systematiek die voor een stabieler verplichtingenbudget voor de rijksbijdragen moet zorgen. Ik zal u hierover in 2025 nader informeren.

Vraag 29

Vraag 29

De Wet Houdbare Overheidsfinanciën is nog niet aangepast aan het nieuwe EMU-kader van het SCP: wanneer komt deze naar de Kamer? Wat is het voordeel van het verruilen van de «midterm objective» voor het «uitgavenpad» in de preventieve arm? Bij welk percentage begrotingstekort gaat de preventieve arm in?

Antwoord op vraag 29

De herziening van het Europese begrotingsraamwerk heeft geleid tot aanpassing van de EU-richtlijn (2024/1265) betreffende voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten. Lidstaten dienen de aangepaste richtlijn uiterlijk 31 december 2025 te implementeren in nationale wetgeving. De Wet Houdbare Overheidsfinanciën (HOF) wordt op dit moment herzien om de vereisten die volgen uit de aangepaste richtlijn te verankeren in het nationale begrotingsraamwerk. Het wetsvoorstel zal ter behandeling worden aangeboden aan uw Kamer.

In het herziene Europese begrotingsraamwerk komt de middellangetermijndoelstelling voor het structureel saldo (medium term objective) MTO te vervallen. De groei van de netto-primaire uitgaven, geformuleerd als een meerjarig uitgavenpad, wordt de enige sturingsvariabele in het nieuwe raamwerk. De Raad van de Europese Unie zal voor elke lidstaat – ongeacht de uitgangspositie van het tekort en/of de schuld – een landspecifiek uitgavenpad aanbevelen. Zolang het tekort en de schuld binnen de Europese referentiewaarden blijven (resp. 3% bbp en 60% bbp) blijven, kunnen de Commissie en de Raad van de Europese Unie echter geen handhavingsmaatregelen opleggen. Zie de desbetreffende Kamerbrieven voor een gedetailleerde inhoud van het herziene Europese begrotingsraamwerk en een appreciatie.1617

Vraag 30

Vraag 30

Klopt het dat Nederland een soort gele kaart heeft gekregen voor het meerjarenbegrotingsplan? Komt dit omdat bij ongewijzigd beleid zowel de tekortnorm van 3% als de schuldnorm van 60% overschreden gaan worden? Wat gaat de Europese Commissie doen als het tekort al in 2025 boven de drie procent uitkomt?

Antwoord op vraag 30

Zie antwoord op vraag 20.

Vraag 31

Vraag 31

Waarom heffen we 45% of 110% op elkaars markten binnen de EU in de vorm van non-tariff barriers? Klopt het dat dit obstakels zijn die veroorzaakt worden door de onvoltooide Kapitaalmarktunie en Bankenunie? Klopt het dat dit veel meer is dan de 10% of 25% die Trump noemt? Waarom heeft de vervolmaking van de interne markt dan zo weinig urgentie?

Antwoord op vraag 31

Zoals aangegeven in de kabinetsreactie op het rapport van Draghi is de interne markt met een gelijk speelveld het fundament van de Europese economie en het concurrentievermogen van Europa. Voor een open economie als Nederland biedt de interne markt bij uitstek economische kansen en voordelen. Het verdiepen van de interne markt en kapitaalmarktunie vormt een kernonderdeel van de Nederlandse inzet ten aanzien van het verhogen van de concurrentiekracht en productiviteitsgroei van de Europese Unie, en is voor het kabinet dan ook belangrijk en urgent. 

Het IMF heeft recent een studie uitgebracht waarin het kwantificeert dat er nog veel kansen zijn voor productiviteitsgroei via verdere verdieping van de interne markt. Het IMF berekent dat barrières op de interne markt ongeveer het equivalent zouden zijn van een tarief van 45% (goederen) en 110% (diensten). Het gaat om barrières die bedrijven kunnen ondervinden in het doen van zaken tussen lidstaten in de Europese Unie, zoals het verschil in (implementatie van) wetgeving. Het gaat hier niet om handelstarieven: op de interne markt worden geen tarieven geheven voor handel in goederen of diensten tussen lidstaten.

Mogelijke tarieven ingesteld door derde landen zoals de Verenigde Staten zouden wel formele tarieven betreffen. De IMF-studie suggereert dat de resterende barrières op de interne markt grotere kosten met zich meebrengen dan de in de vraag genoemde tarieven. De berekeningen van het IMF benadrukken het belang en de urgentie van het verder versterken van de interne markt. Temeer daar Nederland in 2022 ongeveer 8,5 keer meer naar EU-landen exporteerde dan naar de VS.

Vraag 32

Vraag 32

Waarom zijn de deelplafonds voor Zorg, Sociale Zaken en Investeringen afgeschaft? Gaat deze afschaffing in per 1 januari 2025? Welk doel hadden deze plafonds eigenlijk, nu zij op ieder moment dat het kabinet dit wilde verhoogd of verlaagd konden worden? Het kader voor Investeringen is toch juist recent ingevoerd? Waarom wordt het dan nu al weer afgeschaft?

Antwoord op vraag 32

Zie het antwoord op vraag 22.

Vraag 33

Vraag 33

Klopt het dat door het afschaffen van de budgettaire kaders de informatie over Zorg, Sociale Zaken en Investeringen beperkter is dan voorheen?

Antwoord op vraag 33

Zie het antwoord op vraag 22.

Vraag 34

Vraag 34

Klopt het dat het volgen van de Investeringen puzzelwerk vereist? Hoe kan het kabinet hier meer duidelijkheid in verschaffen, nu de Kamer immers geen detectivebureau is?

Antwoord op vraag 34

In de budgettaire nota’s en begrotingen van de individuele departementen en fondsen wordt aandacht besteed aan de investeringsmiddelen. U kunt daarnaast in de bijlage van de Voorjaarsnota en Miljoenennota de monitor investeringen terugvinden. In deze monitor worden de ontwikkelingen van de coalitieakkoordmiddelen op de investeringsfondsen bijgehouden.

Vraag 35

Vraag 35

Waarom bevat de Najaarsnota 2024, i.t.t. de Najaarsnota 2023, geen afzonderlijke bijlagen met verdiepende informatie over Groningen, Oekraïne en Herstel Toeslagen?

Antwoord op vraag 35

De Najaarsnota is een technische nota over het lopende jaar en geeft een actualisatie van de begroting ten opzichte van Miljoenennota 2025. Er was sinds de Miljoenenota 2025 geen aanleiding tot het opnemen van afzonderlijke bijlagen.

Vraag 36

Vraag 36

Klopt het dat er een meevaller is bij de specifieke uitkeringen (SPUK’s) van 2 tot 3 miljard? Wat is de oorzaak hiervan, en is deze structureel? Kan deze uitgavenmeevaller gebruikt worden om het structurele tekort bij de gemeenten van ca. 3 miljard euro te compenseren?

Antwoord op vraag 36

Het beeld dat er een meevaller is bij de specifieke uitkeringen van 2 tot 3 miljard wordt niet herkend.

Vraag 37

Vraag 37

Komen de overgehevelde middelen uit het Klimaatfonds te vervallen of blijven zij beschikbaar voor het fonds?

Antwoord op vraag 37

Voor de middelen op departementale begrotingen geldt dat maximaal 1% van de onderuitputting meegenomen kan worden naar het volgende begrotingsjaar. Dit geldt ook voor Klimaatfondsmiddelen op departementale begrotingen. Het kabinet besluit bij het hoofdbesluitvormingsmoment in het voorjaar over het al dan niet uitkeren van de eindejaarsmarge.

Vraag 38

Vraag 38

Blijft de onderuitputting in het Nationaal Groeifonds behouden voor dit fonds of komt deze te vervallen?

Antwoord op vraag 38

Onderuitputting op het Nationaal Groeifonds wordt middels de 100% eindejaarsmarge doorgeschoven naar het volgende jaar. Het kabinet besluit bij het hoofdbesluitvormingsmoment in het voorjaar over het al dan niet uitkeren van de eindejaarsmarge.

Vraag 39

Vraag 39

Waarom wordt er 750 miljoen euro aan hulp voor Oekraïne doorgeschoven naar 2025? Klopt het dat dit buiten de kaders valt, maar wel het EMU-Saldo voor 2025 verslechtert?

Antwoord op vraag 39

Het 750 miljoen euro over te hevelen budget betreft projecten in de uitvoeringsfase waarvan werd verwacht dat de betalingen in 2024 konden plaatsvinden. Het gaat daarbij bijvoorbeeld over CV-90’s, en intelligence, surveillance, and reconnaissance (ISR) drones. Zo is Defensie nog in overleg met de Zweedse CV-90 producent over het produceren van componenten in Nederland, en kampen andere producenten met vertraging in de productieketen of nemen contractonderhandelingen meer tijd in beslag dan verwacht. Door een kasschuif toe te passen blijft het oorspronkelijke budget behouden voor de steun aan Oekraïne.

Het kabinet heeft besloten Oekraïnesteun buiten het uitgavenkader te plaatsen. Daarmee zijn de Oekraïnemiddelen niet relevant voor het uitgavenkader, maar deze blijven wel relevant voor het EMU-saldo. Het doorschuiven van de 750 miljoen euro is saldo-verbeterend in 2024 en saldo-verslechterend in 2025.

Vraag 40

Vraag 40

Waarom wordt in de Najaarsnota zelf niet ingegaan op de verplichtingenmutaties, maar alleen in de suppletoire begrotingen?                            

Antwoord op vraag 40

Zie het antwoord op vraag 7.

Vraag 41

Vraag 41

Zijn de Najaarsnota 2024 en de suppletoire begrotingen beleidsarm, of zijn hier toch beleidswijzigingen in opgenomen? Zo ja, welke?     

Antwoord op vraag 41

Voor zover er beleidswijzigingen zijn, zijn deze opgenomen in de tweede suppletoire begrotingen van de departementen.

Vraag 42

Vraag 42

Klopt het dat er in 2024 102 miljoen euro meer aan boetes wordt binnengehaald dan oorspronkelijk begroot? Is dit een positieve of negatieve ontwikkeling?

Antwoord op vraag 42

Het klopt dat de verwachting is dat er 102 miljoen euro meer aan boetes wordt ontvangen dan bij Voorjaarsnota 2024 geraamd. Dit betekent een incidentele meevaller op het Rijksbrede beeld. Zoals in de Najaarsnota beschreven is de verwachting dat dit komt doordat relatief meer boetes worden uitgedeeld waarvoor een hoger boetebedrag geldt. Deze ontwikkeling kan beter worden geduid zodra de nadere analyse beschikbaar is. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 56.

Vraag 43

Vraag 43

Kan een toelichting worden gegeven op de onderschrijding met 135 miljoen euro als gevolg van de vertraging bij de afhandeling van de toeslagen?

Antwoord op vraag 43

De onderschrijding van 135 miljoen euro heeft meerdere oorzaken. Door de vertraagde herstart van de Stichting Gelijkwaardig Herstel (SGH)-route blijft het aantal aangeleverde dossiers achter op de eerdere raming. Ook blijkt er meer tijd nodig om, na goedkeuring, tot uitbetaling te komen (37 miljoen euro). De livegang van de Digitale route is door vertraging in de ontwikkeling t.o.v. de verwachtingen bij augustusbesluitvorming naar achteren geschoven en wordt nu in de vorm van een beperkte pilot uitgevoerd (38 miljoen euro). Het gemiddeld uitbetaalde bedrag vanuit de Commissie Werkelijke Schade (CWS) valt vooralsnog lager uit dan geraamd bij de Nota van Wijziging op de 1e supp. (15 miljoen euro). De uitgaven t.b.v. het kwijtschelden van private schulden vallen lager uit dan verwacht, met name door vertraging in de uitvoering van de ex-partnerregeling (45 miljoen euro).

Vraag 44

Vraag 44

Is de lagere EU-afdracht van 608 miljoen euro structureel? Is hiermee voldaan aan een deel van het HLA, waarin ook naar een verlaging van de EU-afdracht gestreefd wordt?

Antwoord op vraag 44

Nee, de lagere EU-afdracht in 2024 van 608 miljoen euro is incidenteel. De maatregel uit het HLA is vanaf 2028 opgenomen. Deze twee zaken staan dus los van elkaar. Het behalen van deze budgettaire doelstelling uit het HLA is afhankelijk van de uitkomst van de onderhandelingen over het volgend Meerjarig Financieel Kader (MFK) en het Eigenmiddelenbesluit (EMB). De Europese Commissie publiceert een voorstel hiervoor in 2025.

Vraag 45

Vraag 45

Waarom staat in de Najaarsnota dat er in 2025 423,4 miljard euro uitgegeven gaat worden, terwijl in de Miljoenennota een bedrag van 457,0 miljard euro aan rijksuitgaven stond?

Antwoord op vraag 45

Bij Miljoenennota 2025 was het EMU-saldo collectieve sector voor 2024 ‒ 18,5 miljard euro. Bij Najaarsnota 2024 is het EMU-saldo collectieve sector voor 2024 ‒ 17,0 miljard euro. Bij Miljoenennota 2025 waren de totale netto-uitgaven die relevant zijn voor het EMU-saldo 423,4 miljard euro. Bij Najaarsnota 2024 waren de totale netto-uitgaven die relevant zijn voor het EMU-saldo 421,8 miljard euro.

De ontwikkeling van het EMU-saldo vindt u in paragraaf 1.4 Overheidssaldo en overheidsschuld van de Najaarsnota 2024.

Vraag 46

Vraag 46

Hoe groot is de onderuitputting die bij Defensie verwacht wordt en bij welke andere begrotingen worden er onderuitputting verwacht?

Antwoord op vraag 46

Zie het antwoord op vraag 67.

De onderuitputting bij andere begrotingen wordt toegelicht in de Verticale Toelichting in de Najaarsnota en de tweede suppletoire begrotingen van de departementen.

Vraag 47

Vraag 47

Er moet in 2024 nog 5,2 miljard euro bij jaarverslag worden ingevuld, is dat realistisch? Indien dit onverhoopt niet lukt, wat wordt dan het EMU- saldo en de EMU-schuld?

Antwoord op vraag 47

Zie antwoord vraag 8.

Vraag 48

Vraag 48

Welk deel van de onbenutte middelen van de EU-begroting zullen naar verwachting doorgeschoven worden naar latere jaren?

Antwoord op vraag 48

Een deel van de onbenutte middelen kan door de Europese Commissie worden overgeheveld naar latere jaren binnen het huidige Meerjarig Financieel Kader (MFK) (tot en met 2027). Dit gebeurt jaarlijks via de technische aanpassing die in juli wordt gepubliceerd, o.a. via het Enkelvoudige Marge-Instrument (Single Margin Instrument; SMI). Dit instrument maakt het mogelijk om onbenutte vastleggingen en betalingen onder het uitgavenplafond door te schuiven naar toekomstige jaren binnen het huidige MFK. Hierbij geldt echter een maximumbedrag. In de raming van de Nederlandse afdrachten is al rekening gehouden met het maximale gebruik van het SMI. Daarnaast kunnen ook de niet-gebruikte middelen uit andere speciale instrumenten worden doorgeschoven, zoals uit het Flexibiliteitsinstrument en het EURI-instrument. In juli 2025 kan een inschatting gemaakt worden welk deel van de onbenutte middelen worden doorgeschoven en het effect daarvan op de Nederlandse raming van de EU-afdrachten.

Vraag 49

Vraag 49

De hogere uitgaven aan de WW worden onder andere veroorzaakt door een hoger dan verwachte instroom, hoe is dat mogelijk in een tijd met zulke arbeidstekorten en zo’n lage werkloosheid?

Antwoord op vraag 49

De totale uitgaven aan de Werkloosheidswet (WW) zijn historisch gezien nog steeds laag. De bijstelling van uitgaven aan de WW in de Najaarsnota komt doordat er in 2024 een hogere WW-instroom is dan bij Miljoenennota 2025 werd verwacht.

Vraag 50

Vraag 50

Kunt u de meevaller van 700 mln. op EU-afdrachten en invoerrechten nader toelichten? Kunt u tevens nader toelichten waarom de actualisatie op basis van het betalingenniveau uit DAB5 leidt tot een verlaging van de Nederlandse BNI-afdracht in 2024 met 437,9 mln.?

Antwoord op vraag 50

De meevaller van 675,5 miljoen euro op de EU-afdrachten en invoerrechten in 2024 is een optelling van drie afzonderlijke ontwikkelingen, namelijk:

Lagere Nederlandse bni-afdracht (170,3 miljoen euro): de Commissie maakte in DAB5 kenbaar dat inkomsten uit boetes en strafbetalingen zijn gestegen (2,8 miljard euro). De toename aan de inkomstenzijde door definitieve boetes en strafbetalingen, leiden tot lagere bni-afdrachten voor de lidstaten.

Ramingsbijstelling betalingsniveau (437,9 miljoen euro): de Nederlandse raming van de afdrachten is normaliter gebaseerd op het maximale jaarlijkse betalingenplafond zoals vastgelegd in het Meerjarig Financieel Kader (MFK), plus de inzet van de speciale instrumenten bij het MFK. DAB5 is de laatste aanvullende begroting van dit jaar zijn. Hiermee biedt DAB5 meer inzicht in het te verwachten Europese betalingsniveau in 2024, dat momenteel op 149,7 miljard euro ligt. Dit betalingsniveau ligt aanzienlijk lager dan het maximale jaarlijkse plafond uit het Meerjarig Financieel Kader. Nederland stelt daarom de ramingen bij naar het betalingsniveau dat de Commissie voorstelt in DAB5. Dit vormt op dit moment de meest realistische inschatting van de Europese uitgaven en daarmee van de uitputting van de EU-begroting voor 2024.

Hogere perceptiekostenvergoeding (67,3 miljoen euro): op basis van de laatste economische inzichten zijn de geraamde inkomsten uit de invoerrechten naar boven bijgesteld. Aangezien lidstaten een perceptiekostenvergoeding van 25% ontvangen voor de kosten die gemaakt worden bij de inning van de douanerechten, leidt een toename van invoerrechten ook tot een toename van de perceptiekostenvergoeding.

Vraag 51

Vraag 51

Met hoeveel kunnen de Nederlandse afdrachten aan de EU eventueel stijgen in de periode 2025-2027?

Antwoord op vraag 51

De huidige Nederlandse raming van de afdrachten aan de EU in de periode 2025-2027 is gebaseerd op het maximale jaarlijkse betalingenplafond zoals vastgelegd in het Meerjarig Financieel Kader (MFK), plus de inzet van de speciale instrumenten bij het MFK. De hoogte en ontwikkeling van de Nederlandse afdrachten is afhankelijk van factoren zoals de verwachte (relatieve) groeicijfers van de economie, de ontwikkeling van de invoerrechten en de overige inkomsten van de EU. Met verwijzing naar het antwoord op vraag 48 kan pas in juli 2025 een nieuwe inschatting gemaakt worden van de Nederlandse raming van de EU-afdrachten voor 2025-2027.

Vraag 52

Vraag 52

Kunt u nader toelichten waarom de ontvangsten uit het HVP in 2024 met 118 miljoen naar beneden worden bijgesteld?

Antwoord op vraag 52

Dit betreft een technische bijstelling van het totaal aan ontvangsten van het Herstel en Veerkrachtplan (HVP) voor 2024. Bij de wijziging van het HVP in oktober 2023 is het totaal gereserveerde bedrag voor Nederland toegenomen met 735 miljoen euro, naar 5,4 miljard euro18. Dit aanvullende bedrag is in september 2023, een maand eerder, opgenomen in de begroting van 2024, door de ontvangsten in 2026 op te hogen met 735 miljoen euro. Deze ophoging loopt echter niet gelijk met de omvang van de individuele betaalverzoeken, die in het in 2023 gewijzigde plan ook zijn aangepast. Om dit gelijk te stellen wordt de stand van 2024 met 118 miljoen euro naar beneden bijgesteld. Bij de Voorjaarsnota 2025 zullen de resterende technische bijstellingen worden gemaakt voor de jaren na 2024. De totale verwachte ontvangsten uit het HVP over de jaren heen blijven gelijk.[1]

Vraag 53

Vraag 53

Wat is de reden voor de lagere instroom van asielzoekers, waardoor er een meevaller is van 221 miljoen euro?

Antwoord op vraag 53

De meest recente Meerjaren Productie Prognose (MPP 2024-2) laat lagere instroomcijfers zien. Dit komt vooral door een bijstelling van de asielinstroom op basis van realisatiecijfers. Daarnaast heeft het ministerie van Asiel en Migratie (inter)nationale ontwikkelingen geanalyseerd. Hieruit wordt geconcludeerd dat er geen duidelijke verklaring is voor de lagere gerealiseerde asielinstroom.

Vraag 54

Vraag 54

Kan een toelichting gegeven worden op de onderschrijding met 221 miljoen euro bij het COA, als gevolg van een lagere asielinstroom? Blijft dit bedrag wel behouden voor het COA, dat met steeds wisselende hoeveelheden asielzoekers te maken heeft?

Antwoord op vraag 54

Bij het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) is een incidentele meevaller van circa 221 miljoen euro, omdat de asielinstroom lager bleek dan geraamd bij Voorjaarsnota 2024. Dit blijkt uit de meest recente Meerjaren Productie Prognose (MPP2024-2), waarover de minister van Asiel en Migratie uw Kamer op 5 november jl. informeerde19. Omdat het COA deze middelen niet nodig heeft in 2024 voor de asielopvang, komt de meevaller ten gunste van het Rijksbrede beeld.

Vraag 55

Vraag 55

Wanneer kan het team bewaken en beveiligen wel op voldoende sterkte zijn en wat is daarvoor nodig?

Antwoord op vraag 55

Het ministerie van Justitie en Veiligheid verwacht dat het opleiden van nieuw personeel voor de inrichting van het team bewaken en beveiligen bij de Koninklijke Marechaussee in 2025 zo volledig mogelijk doorgang vindt. De minister van Justitie en Veiligheid informeert uw Kamer periodiek over de gerealiseerde sterkte.

Vraag 56

Vraag 56

Wanneer zal de Kamer de nadere analyse naar de oorzaak van de hogere ontvangsten van boetes en transacties ontvangen?

Antwoord op vraag 56

De uitkomsten van deze analyse worden in het eerste kwartaal 2025 verwacht door het ministerie van Justitie en Veiligheid. Dit wordt betrokken bij de actualisatie van de boeteraming bij Voorjaarsnota 2025. Dit is dan ook het moment waarop uw Kamer wordt geïnformeerd.

Vraag 57

Vraag 57

Klopt het dat de onderuitputting in 2024 tot nu toe slechts 3,2 miljard euro bedraagt volgens de NJN? Waarom is dit zo substantieel veel lager dan de 18 miljard euro (4% BBP) van de afgelopen jaren? Is er echt substantieel minder onderuitputting of is deze nog niet gerapporteerd aan het departement aan Financiën? Klopt het dat bij het FJR ineens toch weer hogere bedragen aan onderuitputtingen te zien zullen zijn?

Antwoord op vraag 57

Bij Najaarsnota is tot nu tot 2,1 miljard euro aan onderuitputting op departementale begrotingen is geboekt. Ook is er 1,2 miljard euro aan meevallers bij Najaarsnota. Daarnaast is er nog 5,2 miljard euro aan nog in te vullen onderuitputting (zie vraag 8). Bij Voorjaarsnota 2024 en Miljoenennota 2025 is bovendien in totaal 12,3 miljard euro via kasschuiven doorgeschoven vanuit 2024 naar latere jaren om de begroting realistischer te maken. Bij het Financieel Jaarverslag Rijk rapporteert het kabinet over het definitieve beeld.

Vraag 58

Vraag 58

Hoe verhoudt deze 3,2 miljard euro zich tot de bijna 12 miljard euro aan netto-uitgaven die niet wordt gerealiseerd?

Antwoord op vraag 58

De 3,2 miljard euro in de Najaarsnota waarmee de in=uittaakstelling bij Najaarsnota bestaat uit 2,1 miljard euro onderuitputting op departementale begrotingen en 1,2 miljard euro aan generale mee- en tegenvallers. Bij Voorjaarsnota 2024 en Miljoenennota 2025 is in totaal ca. 12,3 miljard euro via kasschuiven doorgeschoven vanuit 2024 naar latere jaren. Het verschil tussen onderuitputting en kasschuiven is dat bij onderuitputting het geld niet meer wordt besteed aan het beleidsdoel waarvoor het begroot was, terwijl kasschuiven middelen voor hetzelfde beleidsdoel naar een ander begrotingsjaar overhevelen. De kasschuiven tellen niet mee voor de invulling van de in=uittaakstelling.

Vraag 59

Vraag 59

Kan het kabinet per mee- en tegenvaller in de Zvw aangeven wat de oorzaak van de bijstelling is?

Antwoord op vraag 59

De mee- en tegenvallers in de Zvw komen uit de verwerking van de actuele verwachtingen van verzekeraars over de uitgaven voor 2024. Naarmate het jaar vordert kunnen verzekeraars hun uitgavenverwachting aanscherpen, omdat zij deze voor een groter deel baseren op realisaties in plaats van schattingen van nog te realiseren uitgaven. De bijstellingen in de Najaarsnota volgen uit de derde kwartaalrapportage van het Zorginstituut.

Vraag 60

Vraag 60

Kan er een uitgebreide toelichting worden gegeven of de meevallers bij «uitvoeringsinformatie VWS» incidenteel of structureel is, graag per meevaller (apotheekzorg, wijkverpleging, etc.)?

Antwoord op vraag 60

De mee- en tegenvallers in de Zvw komen uit de verwerking van de actuele verwachtingen van verzekeraars over de uitgaven voor 2024. Naarmate het jaar vordert kunnen verzekeraars hun uitgavenverwachting aanscherpen, omdat zij deze voor een groter deel baseren op realisaties in plaats van schattingen van nog te realiseren uitgaven. De bijstellingen in de Najaarsnota volgen uit de derde kwartaalrapportage van het Zorginstituut.

De Najaarsnota heeft alleen betrekking op het lopende jaar en daarom wordt deze uitvoeringsinformatie incidenteel verwerkt. In aankomende Voorjaarsnota wordt nieuwe informatie over incidentele of structurele doorwerking van de uitvoeringsinformatie VWS gepubliceerd. Dan is er nieuwere informatie beschikbaar van het Zorginstituut op basis waarvan een inschatting wordt gemaakt over de incidentele of structurele doorwerking in 2025 en verdere jaren.

Vraag 61

Vraag 61

Wat is de historische reden ervan dat de eindejaarsmarge op 1% is gesteld? Klopt het dat de reden dat er een eindejaarsmarge is, is dat de prikkel voor departementen minder wordt om aan het einde van jaar nog snel allerlei uitgaven te doen? Als dat zo is, waarom wordt de eindejaarsmarge niet op een hoger niveau vastgesteld? Bijvoorbeeld op 2% of 5%?

Antwoord op vraag 61

De eindejaarsmarge is bedoeld om ondoelmatige besteding van middelen aan het einde van het jaar te voorkomen. Hiervoor geldt een maximum van 1,0% van de totale begroting, uitgezonderd de begrotingsfondsen, die een 100% eindejaarsmarge hebben. De eindejaarsmarge is met ingang van begrotingsjaar 1993 ingevoerd. Bij invoering gold een maximum van 0,25% van het (gecorrigeerde) departementale begrotingstotaal. In de Miljoenennota van 1996 is de maximale eindejaarsmarge verhoogd naar 1,0% van het (gecorrigeerde) begrotingstotaal.

Een hogere eindejaarsmarge is niet in lijn met de wens van de Kamer en het kabinet om meer realistisch te ramen. Een realistische raming leidt immers tot lagere onderuitputting en daarmee een lagere eindejaarsmarge.

Vraag 62

Vraag 62

Welk deel van de onderuitputting valt vrij en welk deel wordt doorgeschoven naar 2025?

Antwoord op vraag 62

Om te voorkomen dat onderuitputting aan het einde van het jaar leidt tot ondoelmatige uitgaven bestaat de eindejaarsmarge. Met de eindejaarsmarge kunnen middelen, tot een maximum van 1% van de totale begroting, naar het volgende jaar doorschuiven. Begrotingsfondsen zoals het Mobiliteitsfonds hebben 100% eindejaarsmarge.

De eindejaarsmarge wordt in de Voorjaarsnota 2025 toegevoegd aan de begroting. Pas op dat moment is duidelijk welk deel van de onderuitputting wordt doorgeschoven naar 2025.

Vraag 63

Vraag 63

Kunt u een overzicht maken van de in=uittaakstellingen en taakstellende onderuitputting die dit jaar openstond en daarbij betrekken waar deze vandaan komen en hoe deze zijn ingevuld?

Antwoord op vraag 63

Onderstaande tabel geeft de ingeboekte in=uittaakstelling en aanvullende onderuitputting weer.

Bij Miljoenennota 2025 is 0,1 miljard euro ingevuld met onderuitputting. Bij Najaarsnota 2024 is 3,2 miljard euro ingevuld. De 3,2 miljard euro bestaat uit onderuitputting op departementale begrotingen (2,1 miljard euro) en generale mee- en tegenvallers (1,2 miljard euro).

Tabel 2
In miljoenen euro, + is saldo belastend 2024
1. Ingeboekte in=uittaakstelling ‒ 5.019
2. Aanvullende onderuitputting Miljoenennota 2023 ‒ 500
3. Aanvullende onderuitputting Voorjaarsnota 2023 ‒ 1.500
4. Aanvullende onderuitputting Miljoenennota 2024 ‒ 1.500
5. Totaal ingeboekte onderuitputting ‒ 8.519
6. Ingevuld bij Miljoenennota 2025 86
7. Ingevuld bij Najaarsnota 2024 3.242
waarvan onderuitputting op departementale begrotingen 2.090
waarvan generale mee- en tegenvallers 1.153
8. Resterende ingeboekte onderuitputting bij Najaarsnota 2024 ‒ 5.191

Vraag 64

Vraag 64

Hoe groot is de kans dat in 2024 nog 5,2 mld. aan meevallers en onderuitputting zal optreden?

Antwoord op vraag 64

Zie antwoord vraag 8.

Vraag 65

Vraag 65

Kan er een uitgebreide toelichting worden gegeven of de meevallers bij OCW incidenteel of structureel is, graag per meevaller?

Antwoord op vraag 65

De Najaarsnota doet enkel verslag over de uitvoering van de lopende Rijksbegroting. Op dit moment is dat dus over het huidige begrotingsjaar 2024. De meevallers zijn daarom alleen incidenteel afgeboekt. Bij Voorjaarsnota zullen mee- en tegenvallers voor 2025 en verder (zowel incidenteel als structureel) worden verwerkt op de begroting van OCW. Daarover wordt uw Kamer bij Voorjaarsnota geïnformeerd.

Voor een overzicht van de meevallers op de begroting van OCW en een toelichting wordt verwezen naar de verticale toelichting OCW in de Najaarsnota.

Vraag 66

Vraag 66

Kunt u nader toelichten wat er met de onbenutte middelen uit het Nationaal Groeifonds en het Klimaatfonds zal gebeuren?

Antwoord op vraag 66

Er zijn drie indieningsrondes van het Nationaal Groeifonds geweest, waarbij over 50 projecten positief is besloten. Hiermee zijn de middelen die resteren in het Nationaal Groeifonds bestemd. Het is mogelijk dat in de toekomst eerder toegekende bedragen (gedeeltelijk) niet tot uitkering komen indien NGF-projecten bijvoorbeeld tussentijds worden gewijzigd of wanneer de adviescommissie negatief adviseert over de omzetting van voorwaardelijke toekenningen of over het (voorwaardelijk) toekennen van reserveringen. Op dit moment kan nog niet concreet worden aangegeven of en voor welk bedrag dat het geval zal zijn. Indien dit het geval is wordt over de inzet van deze middelen besloten bij de reguliere besluitvormingsmomenten.

Van de middelen die op dit moment nog beschikbaar zijn binnen het Klimaatfonds, is een groot deel voorwaardelijk toegekend of beleidsmatig gereserveerd. Het kabinet zal bij de voorjaarsbesluitvorming 2025 en het opstellen van het ontwerp-Meerjarenprogramma 2026 besluiten over de toekenning van deze middelen.

Vraag 67

Vraag 67

Hoeveel zal de «forse onderuitputting» bij Defensie bedragen? Hoe kan het dat in de beslisnota erover wordt getwijfeld of de informatie vanuit de departementen wel juist is? Op welk moment leveren de departementen de begrotingsinformatie aan bij Financiën?

Antwoord op vraag 67

Defensie heeft in de Najaarsnota voor 201 miljoen euro aan onderuitputting gemeld. Alle departementen leveren maandelijks realisatiestanden van de afgelopen maand op aan het Ministerie van Financiën. Voorafgaand aan de Najaarsnota hebben departementen aanpassingen op de begroting doorgevoerd in overleg met het Ministerie van Financiën. In aanloop naar het Financieel Jaarverslag Rijk (FJR) en bijbehorende departementale jaarverslagen zullen de eindrealisaties in beeld gebracht worden.

De afgelopen jaren is bij het FJR rijksbreed aanzienlijke additionele onderuitputting geboekt. De verwachting op basis van historische analyse van onderuitputting en realisatievermogen is dat ook dit FJR additionele onderuitputting geboekt zal worden. Tegelijkertijd zijn bij de Voorjaarsnota 2024 en Miljoenennota 2025 door verscheidene departementen al middelen weggeschoven uit 2024.

Vraag 68

Vraag 68

Waarom is er een onderschrijding van 158 miljoen euro op de Subsidieregeling School en Omgeving?

Antwoord op vraag 68

De middelen voor School en Omgeving zijn niet volledig besteed omdat er minder aanvragen zijn ingediend dan waar budget beschikbaar voor was. In 2023 en 2024 konden scholen subsidie aanvragen voor de regeling School en Omgeving 2023-2025. Scholen hebben hierin terughoudend aangevraagd, onder andere omdat er onduidelijkheid was over de vraag of de middelen structureel of incidenteel waren. Daarnaast speelde ook de complexiteit van de regeling een rol in het lagere aantal aanvragen. Inmiddels is de regeling herzien en vereenvoudigd en is er vanuit scholen meer belangstelling om mee te doen.

Vraag 69

Vraag 69

De onderuitputting bij Defensie zou slechts 115 miljoen euro bedragen? Klopt dit? Wordt de rest van de ca. 20 miljard euro op Defensie dan wel uitgegeven?

Antwoord op vraag 69

Zie het antwoord op vraag 67.

Vraag 70

Vraag 70

Welke zaken van de PEGA maatregelen gaan niet door waardoor een meevaller is ontstaan?

Antwoord op vraag 70

De PEGA-maatregelen gaan door zoals gepland, maar de raming en het kasritme valt anders uit dan in eerste instantie gedacht.

Vraag 71

Vraag 71

Wat zijn de gevolgen van de onderuitputting op de aanpak van ondermijning op de doelen die op dat thema gesteld zijn?

Antwoord op vraag 71

Door arbeidsmarktproblematiek en de vertraagde behandeling van wetsvoorstellen is de inwerkingtreding van het voorgenomen beleid vertraagd. De effecten hiervan laten zich op dit moment lastig inschatten. De huidige inspanningen van de minister van Justitie en Veiligheid zijn gericht op het op peil brengen van de bezetting. Daarnaast zet hij in op innovatieve maatregelen en alternatieve interventies in de brede aanpak tegen de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. Om zo, ondanks de arbeidsmarktkrapte, toch de beoogde resultaten te behalen.

Vraag 72

Vraag 72

Welk deel van de onderuitputting op de begroting LVVN is al ingezet voor tegenvallers elders op de begroting?

Antwoord op vraag 72

LVVN heeft 175,0 miljoen euro aan onderuitputting gerealiseerd bij Najaarsnota en 24,3 miljoen euro aan meerontvangsten gerealiseerd dan begroot. Hiervan is 64,5 miljoen euro ingezet om tegenvallers elders op de begroting op te vangen. Daarnaast is 31,0 miljoen euro aan onderuitputting in de begrotingsreserve apurement, die bestemd is voor het betalen van financiële correcties die door de Europese Commissie worden opgelegd, gestort. Per saldo is bij Najaarsnota 103,9 miljoen euro door LVVN teruggegeven aan he generale beeld.

Een toelichting op deze mee- en tegenvallers is te lezen in de verticale toelichting van de Najaarsnota. Per abuis is in de verticale toelichting een bedrag van 76 miljoen euro aan tegenvallers genoemd, dat moet 65 miljoen euro zijn zoals hierboven ook vermeld staat.

Vraag 73

Vraag 73

Wat zijn de oorzaken van de financiële meevaller bij de aanpak ondermijnende criminaliteit en hoe kan dit worden opgelost?

Antwoord op vraag 73

Zie het antwoord op vraag 71.

Vraag 74

Vraag 74

Welke deel van de onderuitputting wordt ingezet voor tegenvallers op de begroting LVVN en waarvoor wordt dit ingezet?

Antwoord op vraag 74

Zie antwoord vraag 72.

Vraag 75

Vraag 75

Wat is de reden dat het aantal aanvragen van huishoudens voor het Noodfonds Energie lager zijn dan verwacht?

Antwoord op vraag 75

In de Najaarsnota is abusievelijk vermeld dat de onderuitputting op het Tijdelijk Noodfonds Energie is ontstaan door een lager aantal aanvragen dan verwacht. De onderuitputting is echter ontstaan omdat er onvoldoende private cofinanciering is gevonden om het gehele bedrag beschikbaar te kunnen stellen vanuit het Rijk. Private partijen hebben in 2024 28 miljoen euro beschikbaar gesteld. Het uitgangspunt was 1/3 private cofinanciering en 2/3 bijdrage vanuit het Rijk. Daarom heeft het Rijk uiteindelijk 56 miljoen euro beschikbaar gesteld. Aangezien er een reservering was getroffen van 60 miljoen euro in de begroting van 2024, is er 4 miljoen euro vrijval ontstaan.

Vraag 76

Vraag 76

Er zijn tegenvallers op de regeling onverzekerde vreemdelingen: kan er uitgebreid aangegeven worden wat daarvan de reden is? Waarom zijn de gemiddelde zorgkosten per ontheemde hoger dan eerder ingeschat?

Antwoord op vraag 76

De tegenvaller op de subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden (SOV) heeft meerdere oorzaken. Ten eerste heeft er een stijging plaatsgevonden van de kosten als gevolg van meer zorgbehoevende onverzekerden. De raming die het CAK hiervoor aanlevert is onzeker. Deze is afhankelijk van het aantal onverzekerden in Nederland en dat is moeilijk te ramen. Daarnaast zijn er in 2024 GGZ-declaraties uit voorgaande jaren ingeleverd, omdat in 2022 en 2023 de nieuwe ICT (i.v.m. het nieuwe Zorgprestatiemodel) om te declareren nog niet gereed was. Ten slotte hebben er nabetalingen plaatsgevonden in verband met de verhoogde vergoeding van indirecte tijd voor deze doelgroep binnen de GGZ. De tweede vraag heeft betrekking op de zorgkosten onder de Regeling Medische zorg Ontheemden uit Oekraïne (RMO). Zie hiervoor het antwoord op vraag 78.

Vraag 77

Vraag 77

Wat kost de opvang van één Oekraïner?

Antwoord op vraag 77

Het Rijk maakt onderscheid tussen gemeentelijke opvang (GOO) en de particuliere opvang (POO). De Bekostigingsregeling Oekraïense ontheemden (BooO) regelt de vergoeding van de kosten van gemeenten voor de opvang van de ontheemden. De normbedragen die in deze regelingen worden gehanteerd geven inzicht in wat de opvang van één ontheemde gemiddeld kost. In de praktijk kunnen de opvangkosten per persoon sterk variëren.

In 2024 wordt een normbedrag voor de gemeentelijke opvangplekken (GOO) van 61 euro per gerealiseerde plek per dag en 92 euro voor de particuliere opvang (POO) per persoon per maand gehanteerd. Deze normbedragen worden jaarlijks herijkt op basis van een onafhankelijk kostprijsonderzoek. Zo wordt het normbedrag in 2025 bijgesteld naar 44 euro per dag voor de GOO en 48 euro per maand voor de POO.

Vraag 78

Vraag 78

Hoe kan het dat er minder ontheemden Oekraïne in de opvang zijn, terwijl de zorgkosten wel hoger uitvallen?

Antwoord op vraag 78

Hoewel het gemiddeld aantal Oekraïense ontheemden in Nederland over 2024 naar beneden is bijgesteld, zijn de zorgkosten onder de Regeling Medische zorg Ontheemden uit Oekraïne (RMO) gestegen. Deze zorgkosten zijn geraamd op basis van inkomende facturen en ervaringscijfers. De toegenomen zorgkosten zijn deels te verklaren door vertraagde facturering. Daarnaast weten Oekraïense ontheemden mogelijk de zorg beter te vinden doordat ze al langer in Nederland zijn.

Vraag 79

Vraag 79

Bedraagt de meevaller door minder ontheemden Oekraïne in de opvang 793 miljoen euro. of 701 miljoen euro., zoals in de verticale toelichting vermeld staat? Kunt u dit verschil verklaren?

Antwoord op vraag 79

Het verschil tussen de bedragen wordt verklaard doordat in de hoofdtekst (op pagina 11) de uitgaven en ontvangsten samen worden genomen en deze in de verticale toelichting worden uitgesplitst. Het verschil wordt vooral verklaard door een meevaller op de ontvangsten van 84 miljoen euro doordat gemeenten in 2023 een te hoog voorschot voor de opvang van Oekraïense ontheemden hebben aangevraagd en dit in 2024 terugbetalen.

Vraag 80

Vraag 80

Wat zijn volgens het kabinet de oorzaken van de hoge tegenvaller in de vennootschapsbelasting en de meevaller in de dividendbelasting en welke relatie hebben deze mee- en tegenvaller met elkaar?

Antwoord op vraag 80

Alle bijstellingen in de verwachte belasting- en premieontvangsten in de Najaarsnota ten opzichte van de Miljoenennota 2025 zijn gebaseerd op gerealiseerde kasontvangsten over de periode augustus tot en met oktober. Hierbij geldt dat de verwachtingen voor de belastingontvangsten altijd onzeker zijn omdat de feitelijke ontvangsten afhankelijk zijn van verschillende economische ontwikkelingen. Bij de vennootschapsbelasting liggen de ontvangsten in deze maanden iets onder het verwachte niveau. Dit heeft betrekking op verschillende belastingjaren. Het gaat dus zowel om betalingen over de winst in 2024 als om aangiften over eerdere jaren. Gegeven de onzekerheid inherent aan deze ramingen, kunnen uit de kasontvangsten geen specifiekere oorzaken worden toegewezen. Dit geldt ook voor de dividendbelasting.

Vraag 81

Vraag 81

Er is 130 miljoen euro minder tabaksaccijns binnen gekomen dan verwacht: graag een uitgebreide toelichting wat de oorzaken hiervan zijn?

Antwoord op vraag 81

Alle bijstellingen in de verwachte belasting- en premieontvangsten in de Najaarsnota ten opzichte van de Miljoenennota 2025 zijn gebaseerd op gerealiseerde kasontvangsten over de periode augustus tot en met oktober. Uit aangifte-informatie blijkt dat het volume tabaksproducten waarover aangifte wordt gedaan gedaald is ten opzichte van vorig jaar. Hierbij is van belang dat de tarieven per 1 april 2024 gestegen zijn. Op basis van enkel deze informatie is het echter niet mogelijk conclusies te trekken over de onderliggende oorzaak. De opbrengst van de tabaksaccijns fluctueert de afgelopen jaren namelijk relatief veel van jaar tot jaar. De effecten van de verhoging van de tabaksaccijns per 1 april 2024 worden weer gemonitord door het RIVM en de Douane. De resultaten van de onderzoeken zullen in het voorjaar van 2025 beschikbaar zijn.

Vraag 82

Vraag 82

Wat is de reden en oorzaak van de 100 miljoen minder overdrachtsbelasting?

Antwoord op vraag 82

Alle bijstellingen in de verwachte belasting- en premieontvangsten in de Najaarsnota ten opzichte van de Miljoenennota 2025 zijn gebaseerd op gerealiseerde kasontvangsten over de periode augustus tot en met oktober. Gegeven de onzekerheid inherent aan ramingen, kunnen uit enkel de kasontvangsten geen specifieke oorzaken worden toegewezen.

Vraag 83

Vraag 83

Wat is de precieze oorzaak van een lagere opbrengst in de energiebelasting?

Antwoord op vraag 83

Alle bijstellingen in de verwachte belasting- en premieontvangsten in de Najaarsnota ten opzichte van de Miljoenennota 2025 zijn gebaseerd op gerealiseerde kasontvangsten over de periode augustus tot en met oktober. Gegeven de onzekerheid inherent aan ramingen, kunnen uit enkel de kasontvangsten geen specifieke oorzaken worden toegewezen.

Vraag 84

Vraag 84

Wat is de precieze oorzaak van een lagere opbrengst in de vpb?

Antwoord op vraag 84

Zie het antwoord op vraag 80.

Vraag 85

Vraag 85

Wat is de precieze oorzaak van een hogere opbrengst in de schenk- en erfbelasting?

Antwoord op vraag 85

Alle bijstellingen in de verwachte belasting- en premieontvangsten in de Najaarsnota ten opzichte van de Miljoenennota 2025 zijn gebaseerd op gerealiseerde kasontvangsten over de periode augustus tot en met oktober. Gegeven de onzekerheid inherent aan ramingen, kunnen uit enkel de kasontvangsten geen specifieke oorzaken worden toegewezen.

Vraag 86

Vraag 86

Wat is de precieze oorzaak van een hogere opbrengst in de loon- en inkomensheffing?

Antwoord op vraag 86

Alle bijstellingen in de verwachte belasting- en premieontvangsten in de Najaarsnota ten opzichte van de Miljoenennota 2025 zijn gebaseerd op gerealiseerde kasontvangsten over de periode augustus tot en met oktober. Gegeven de onzekerheid inherent aan ramingen, kunnen uit enkel de kasontvangsten geen specifieke oorzaken worden toegewezen.

Vraag 87

Vraag 87

Klopt het dat er vooralsnog niet of nauwelijks inkomstenmeevallers zijn? Hoe verhoudt dit zich met het overschot over de eerste helft van 2024 van acht miljard euro, die het CBS begin oktober meldde? Waarom staat, gezien de cijfers van het CBS, het tekort dan bij het CPB dan nog steeds op ‒ 1,5 procent voor 2024?

Antwoord op vraag 87

De raming van belasting- en premieontvangsten in de Najaarsnota is gebaseerd op de meest actuele kasinformatie. De cijfers van het CBS hebben betrekking op kwartalen, terwijl de cijfers in de Najaarsnota en het genoemde getal van CPB cijfers op jaarbasis zijn. Deze kunnen niet 1-op-1 worden vergeleken.

Vraag 88

Vraag 88

Wat is de oorzaak en de verklaring van het grote verschil in onderuitputting bij najaarsnota en jaarverslag in de afgelopen jaren?

Antwoord op vraag 88

In de afgelopen jaren is de onderuitputting toegenomen. Een belangrijke oorzaak en verklaring zijn de toegenomen investeringen die niet volledig zijn gerealiseerd in het jaar waarin deze oorspronkelijk waren begroot. Ook decentrale overheden lukt het niet om budgetten volledig uit te geven in het vooraf verwachte jaar. Voorgaande kabinetten en ook het huidige kabinet hebben ervoor gekozen fors meer te investeren in bijvoorbeeld Defensie, (klimaat)infrastructuur en woningbouw. Het realiseren van investeringen blijft achter door bijvoorbeeld tekorten op de arbeidsmarkt en marktcapaciteit. In het aankomende Financieel Jaarverslag Rijk over 2024 wordt daarom de focus gelegd op het prioriteren van beleid met aandacht voor de uitvoering en arbeidsmarkt.

Vraag 89

Vraag 89

Kunt u nader toelichten waarom het EMU-saldo voor 2024 bij de Miljoenennota nog werd geraamd op ‒ 30,6 miljard euro en dat het nu geraamd wordt op ‒ 16,3 miljard euro?

Antwoord op vraag 89

Zie het antwoord op vraag 45.

Vraag 90

Vraag 90

Wat is op grond van het beeld dat in de Najaarsnota is gepresenteerd de geactualiseerde raming van het EMU-tekort voor 2025? Kunt u dit nader verklaren/ specificeren?

Antwoord op vraag 90

De Najaarsnota bevat enkel een actualisatie van het lopend jaar. De benodigde informatie voor een meerjarige actualisatie volgt in het voorjaar en wordt gepresenteerd in de Voorjaarsnota 2025.

Vraag 91

Vraag 91

Hoe kan het dat er in de eerste helft van 2024 sprake is van een overschot van 8 mld., terwijl in de raming van de Najaarsnota het EMU-saldo uitkomt op een tekort van ‒ 16,3 miljard euro over heel 2024? Kunt u dit nader verklaren/specificeren?

Antwoord op vraag 91

Het kabinet heeft het overschot van 8 miljard niet gecommuniceerd. Het CBS raamt dit overschot op een andere manier dan het kabinet.

Vraag 92

Vraag 92

Als de 6,4 miljard euro van het box 3-herstel door het CBS en Eurostat niet aan 2024, maar aan 2025, wordt toegekend, klopt het dan dat Nederland in 2025 door de grens van drie procent van het SGP heen gaat? Klopt het dat Nederland in een buitensporig tekortprocedure terecht zou kunnen komen? En dat dit zou kunnen leiden tot nieuwe bezuinigingen? Wat doet het kabinet eraan om de Herstelwet box 3 nog dit jaar aangenomen te krijgen om de box 3-herstelkosten in het saldo van 2024 te laten lopen?

Antwoord op vraag 92

Het kabinet rekent de genoemde geraamde kosten voor box 3-herstel voor de belastingjaren 2017-2024 toe aan 2024, omdat dit het jaar is waarin de Hoge Raad het arrest heeft gewezen. De precieze toepassing van de richtlijnen rondom de vaststelling van het EMU-saldo is aan CBS en Eurostat. Indien zij tot een andere conclusie komen, heeft dit gevolgen voor het EMU-saldo van 2024 en 2025. Dit betekent niet dat Nederland automatisch in een buitensporig tekortprocedure terechtkomt. Dit is afhankelijk van overige ontwikkelingen in het saldo en van feiten en omstandigheden die de Europese Commissie bij haar analyse over een buitensporigtekortprocedure meeweegt.

Het is niet mogelijk om de Wet tegenbewijsregeling box 3 eerder vast te stellen dan de planning die het kabinet op 18 juli 2024 (Kamerstuk 32140, nr. 204) en op 17 september 2024 (Kamerstuk 32140, nr. 205) heeft gedeeld. Op 5 december 2024 is het wetsvoorstel Wet tegenbewijsregeling box 3 voor advies aangeboden aan de Raad van State. De planning is om in het eerste kwartaal van 2025 het wetsvoorstel aanhangig te maken bij de Tweede Kamer, waarbij gekoerst wordt op inwerkingtreding per 1 juni 2025. Deze planning betreft al een spoedtraject.

Vraag 93

Vraag 93

Klopt het dat er in 2026 een storting van acht miljard euro in het militaire pensioenfonds voorzien is? En dat daardoor het EMU-tekort in 2026 boven de drie procent dreigt te komen? Kan deze acht miljard euro niet twee jaar naar voren worden gehaald via realistisch ramen (intertemporeel begroten, zoals het kabinet regelmatig toepast) en zo meegenomen worden in het saldo van 2024? Klopt het dat er anders bezuinigd moet worden in 2026?

Antwoord op vraag 93

De begrotingsgefinancierde militaire pensioenen die zijn opgebouwd vóór 1 juni 2001 moeten voor overgang van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) naar het nieuwe pensioenstelsel op 1 januari 2027 kapitaalgedekt worden gemaakt. Hiervoor is een eenmalige affinanciering van circa 8,5 miljard euro nodig. Het exacte bedrag is afhankelijk van de rentestand en de dekkingsgraad van het ABP op het moment van de affinanciering welk is voorzien eind 2026.

Het is momenteel niet aan de orde om separaat van de overgang naar de nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2027 (invaren) de begrotingsgefinancierde militaire pensioenen eerder kapitaalgedekt te maken door de affinanciering in 2024 plaats te laten vinden. Overigens zou het eerder affinancieren van de begrotingsgefinancierde pensioenen ook meer financiële ruimte vergen, omdat dan ook de jaren voorafgaand aan de ingangsdatum van de nieuwe pensioenregeling moeten worden afgefinancierd.

De incidentele affinanciering wordt als niet-kaderrelevante mutatie verwerkt buiten het uitgavenkader waardoor ook bij het verschuiven van het moment van affinanciering er geen aanvullende ruimte in het begrotingsjaar 2026 wordt gecreëerd binnen het uitgavenkader. In het jaar van omzetting heeft het affinancieren een eenmalige EMU-saldo effect.

Vraag 94

Vraag 94

Wordt de onderuitputting van 85 miljoen euro op de aanpak van ondermijning doorgeschoven naar volgende jaren (zo ja, naar welke jaren en hoeveel) of valt dit bedrag vrij naar de algemene middelen?

Antwoord op vraag 94

Dit bedrag hoeft niet te worden doorgeschoven naar volgende jaren omdat er structureel middelen voor ondermijning beschikbaar zijn. Het bedrag valt daarom vrij ten gunste van het Rijksbrede beeld.

Vraag 95

Vraag 95

Kan het kabinet schetsen aan welke voorwaarden zoal niet is voldaan, waardoor budget uit woningbouwregelingen is teruggestort?

Antwoord op vraag 95

Voor de verschillende woningbouwregelingen zijn middelen teruggevorderd van een aantal projecten omdat deze niet meer voldeden aan alle voorwaarden van de regeling. Bij deze projecten werd niet voldaan aan bijvoorbeeld het minimale aantal te bouwen woningen, het minimale aandeel betaalbare woningen, tijdige startbouw of tijdige realisatie.

Vraag 96

Vraag 96

Voor welke staatsdeelnemingen zijn de dividenduitkeringen hoger en voor welke lager dan geraamd?

Antwoord op vraag 96

De positieve bijtelling van de dividendraming van de staatsdeelnemingen voor het jaar 2024 bestaat uit een saldo van plussen en minnen die samen optellen tot een verwachte dividenduitkering van 38 miljoen euro positief over 2024. Substantiële wijzigingen in dividenduitkeringen staan weergegeven in onderstaande tabel.

Tabel 3
Staatsdeelneming Verschil met raming
Tennet plus 30 miljoen euro
ABN-AMRO plus 24 miljoen euro
BNG min 15 miljoen euro
Overig min 1 miljoen euro

Vraag 97

Vraag 97

Wordt de onderuitputting van 76 miljoen euro op de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv) en de Lbv-plus doorgeschoven naar volgende jaren (zo ja, naar welke jaren en hoeveel) of valt dit bedrag vrij naar de algemene middelen?

Antwoord op vraag 97

Het budget voor deze beëindigingsregelingen is vrijgevallen naar de algemene middelen. Bij Voorjaarsnota wordt besloten of en hoeveel eindejaarsmarge wordt toegekend aan alle departementen, en hoe zij dit budget inzetten.

Vraag 98

Vraag 98

Wat is de reden voor minder trajecten inburgering bij gemeenten?

Antwoord op vraag 98

Dit betreft de terugvordering van middelen voor het jaar 2023. De bevoorschotting voor 2023 heeft plaatsgevonden in 2022. Het is gemeenten niet gelukt om deze middelen in 2023 uit te geven. In 2024 wordt de bevoorschotting verrekend en alles wat niet uitgeven is, wordt teruggevorderd van gemeenten. Dat het gemeenten niet is gelukt deze middelen uit te geven in 2023 kan verschillende oorzaken hebben. Het kabinet heeft geen zicht op de exacte oorzaken hiervan.

Vraag 99

Vraag 99

Wat is de reden en oorzaak van de hogere terugontvangsten kindgebonden budget, want dit wordt toch automatisch toegekend?

Antwoord op vraag 99

Ouders die al recht hebben op een andere toeslag en recht hebben op kinderbijslag, krijgen automatisch kindgebonden budget toegekend als zij verder ook aan de andere voorwaarden van de regeling voldoen. De hoogte van het kindgebonden budget is echter afhankelijk van het inkomen. De Belastingdienst maakt ieder jaar een inschatting van de verwachte inkomensontwikkeling van de toeslaggerechtigden op basis van gegevens van het voorgaande jaar. Als het inkomen achteraf tijdens het definitief toekennen hoger blijkt te zijn dan vooraf geschat, moet de toeslag (gedeeltelijk) terugbetaald worden.

Vraag 100

Vraag 100

Kan er een nadere uitleg gegeven worden van de stijging van zowel de ontvangsten als uitgaven met 681 miljoen euro bij de zorgtoeslag?

Antwoord op vraag 100

De zorgtoeslag wordt als voorschot uitgekeerd. Door deze voorschotsystematiek volgen er na een toeslagjaar terugvorderingen en nabetalingen De gehanteerde systematiek is dat in de ontwerpbegroting van VWS de netto uitgaven aan zorgtoeslag worden weergegeven. Dat wil zeggen het saldo van de verwachte uitgaven aan zorgtoeslag en ontvangsten vanwege terugvorderingen. Op basis van de tot en met september gerealiseerde ontvangsten aan zorgtoeslag worden de ontvangsten in 2024 geraamd op 681 miljoen euro. Er wordt vanuit gegaan dat de nabetalingen over eerdere toeslagjaren van een vergelijkbare omvang zijn. Om bovenstaande reden en ten behoeve voldoende uitgavenruimte worden de verwachte uitgaven in 2024 nu ook met 681 miljoen euro bijgesteld. Hierdoor veranderen de netto uitgaven aan zorgtoeslag niet. In het Jaarverslag worden de uitgaven en de ontvangsten daarentegen afzonderlijk gepresenteerd. Momenteel wordt onderzocht of de ramingen aanpast kunnen worden, zodat we de uitgaven en ontvangsten ook in de Ontwerpbegroting apart kunnen presenteren.

Vraag 101

Vraag 101

Welk deel van de in=uittaakstelling wordt ingevuld met middelen van de aanvullende post? Welke middelen/reeksen betreft dit? Kunt u per reeks op de aanvullende post toelichten hoe hoog deze reeks was en wat er resteert.

Antwoord op vraag 101

Op de Aanvullende Post is bij de Najaarsnota 247 miljoen euro onderuitputting afgeboekt. Dit bedrag wordt ingezet om de in=uittaakstelling te vullen. Het betreft onder andere onderuitputting bij de reservering Traditioneel Eigen Middelen (TEM), de reservering Parlementaire Enquête Groningen Aardgaswinning (PEGA) en middelen klimaatakkoord. Dit wordt uitgebreider beschreven in de Verticale Toelichting van de Aanvullende Post. Op de Aanvullende Post resteert in 2024 nog 25 miljoen euro als stelpost voor de uitwerking van de asielmaatregelen uit het Hoofdlijnenakkoord.

Vraag 102

Vraag 102

Waar zijn de middelen die resteren op de aanvullende post voor bedoeld? Kunt u hiervan een overzicht geven per post?

Antwoord op vraag 102

Op de Aanvullende Post resteert in 2024 nog 25 miljoen euro als stelpost voor de uitwerking van de asielmaatregelen uit het Hoofdlijnenakkoord.

Vraag 103

Vraag 103

Kunt u de meevallers op de aanvullende post per meevaller toelichten?

Antwoord op vraag 103

Op de Aanvullende Post is 247 miljoen euro aan onderuitputting ingeboekt. Dit bedrag wordt voornamelijk veroorzaakt door onderuitputting bij de reservering Traditioneel Eigen Middelen (TEM) (90 miljoen euro), de reservering Parlementaire Enquête Groningen Aardgaswinning (PEGA) (45 miljoen euro) en middelen klimaatakkoord (34 miljoen euro). Dit wordt verder toegelicht in de Verticale Toelichting van de Aanvullende Post.

Vraag 104

Vraag 104

Kunt u per departementale begroting aangeven hoeveel onverdeelde middelen er zijn op de verschillende verdeelartikelen?

Antwoord op vraag 104

In de tweede suppletoire begrotingen van de departementen is opgenomen hoeveel onverdeelde middelen er zijn op de verschillende verdeelartikelen.


  1. __Prijzen worden bepaald door winsten en lonen. Waar winsten sneller reageren op de stand van de conjunctuur, reageren lonen door vaste cao-afspraken vertraagd op economische ontwikkelingen.↩︎

  2. __CBS (2024) Ontwikkeling CAO-lonen (Ontwikkeling cao-lonen | CBS)↩︎

  3. __AWVN (2024) CAO kijker (AWVN Cao-kijker)↩︎

  4. __CPB (2024) Macro-economische Verkenning 2025 (Macro Economische Verkenning (MEV) 2025 | CPB.nl)↩︎

  5. __Eurostat (2024) Unemployment by sex and age – monthly data (Statistics | Eurostat)↩︎

  6. __Kamerstuk 21 501-07, nr. 2064↩︎

  7. __Kamerstuk 36 600-X, nr. 52. Planning wetgeving hoofdstuk 2 Regeerprogramma.↩︎

  8. __Kamerstuk 19 367, nr. 3320. Actuele situatie asielketen en Oekraïense ontheemden.↩︎

  9. __Kamerstuk 19367, nr. 3310. Meerjaren Productie Prognose 2024-2.↩︎

  10. __Beantwoording schriftelijke vragen leden Vijlbrief, Grinwis, van Dijk over het bericht ‘Kabinet krijgt tik op de vingers uit Brussel’(Aanhangsel Handelingen II 2024/25, nr. 728)↩︎

  11. __CPB (2024) Macro-economische Verkenning 2025 (Macro Economische Verkenning (MEV) 2025 | CPB.nl)↩︎

  12. __Gemiddelde energietarieven voor consumenten | CBS↩︎

  13. __ACM stelt tarieven 2025 regionale netbeheerders en TenneT vast | ACM.nl↩︎

  14. __Kamerstuk 33670, nr. 18↩︎

  15. __Kamerstuk 33670, nr. 18↩︎

  16. __Kamerstuk 21501-07, nr. 2004↩︎

  17. __Kamerstuk 21501-07, nr. 2009↩︎

  18. __Deze 735 miljoen euro is afkomstig uit REPowerEU (455 miljoen euro) en overheveling uit de Brexit Adjustment Reserve (280 miljoen euro (Kamerstuk 22 112, nr. 3669)↩︎

  19. __Kamerstuk 19367, nr. 3310. Meerjaren Productie Prognose 2024-2.↩︎