Gevolgen van de gewijzigde motie van het lid Inge van Dijk c.s. over in overleg met de Kamer een alternatieve invulling voor de afschaffing van verlaagde btw-tarieven presenteren (Kamerstuk 36602-140)
Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025)
Brief regering
Nummer: 2024D49762, datum: 2024-12-13, bijgewerkt: 2024-12-18 16:19, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën (Ooit Nieuw Sociaal Contract kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 36602 -150 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025).
Onderdeel van zaak 2024Z21118:
- Indiener: T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2024-12-17 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-12-19 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2025-02-13 09:30: Btw-onderwerpen (Commissiedebat), vaste commissie voor Financiën
Preview document (🔗 origineel)
36 602 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025)
Nr. 150 Brief van de staatssecretaris van Financiën
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 december 2024
Tijdens de parlementaire behandeling van het Belastingplan is de motie Van Dijk c.s. ingediend. De motie is op 14 november door de Tweede Kamer aangenomen en verzoekt de regering om voor de Voorjaarsnota in overleg met de Kamer een alternatieve invulling voor de afschaffing van verlaagde btw-tarieven te presenteren.1 De motie verzoekt de regering daarbij gebruik te maken van het ‘handboek Omzetbelasting’, willekeurige aanpassingen daarbij te voorkomen en te streven naar vereenvoudiging.
In deze brief behandelen wij de gevolgen van de motie Van Dijk c.s. voor het overgangsrecht bij de wettelijk vastgelegde btw-verhoging op media, cultuur en sport (hierna: cultuur) dat in het Belastingplan is opgenomen. Het overgangsrecht heeft als doel om de volledige ingeboekte budgettaire opbrengst in 2026 te realiseren. Het regelt dat vanaf 1 januari 2025 vooruitbetalingen en tickets voor culturele activiteiten die vanaf 2026 of later plaatsvinden, worden belast met het algemene btw-tarief (21%). Te denken valt bijvoorbeeld aan een muziekfestival dat in 2026 plaatsvindt, maar waarvan de tickets al in 2025 worden verkocht.
Het kabinet acht het niet in lijn met de motie Van Dijk om dit overgangsrecht onverkort toe te passen. Als we niets zouden doen, dan zou bijvoorbeeld in 2025 voor voorverkoop van tickets het algemene btw-tarief (21%) worden geheven, terwijl – er van uitgaande dat er overeenstemming wordt gevonden over alternatieve invulling - in 2026 bij verkoop van tickets het verlaagde tarief van toepassing is. Deze situatie is moeilijk uit te leggen, kan zorgen voor veel onduidelijkheid bij ondernemers en consumenten en kan ook leiden tot onnodige administratieve lasten. Daarnaast leidt deze situatie tot een groot beslag op de capaciteit bij de Belastingdienst. De Belastingdienst verwacht namelijk een toename van vooroverlegverzoeken, een toename van de druk op de BelastingTelefoon, een toename van bezwaar, beroep en suppleties en een risico op onjuiste aangiftes.
Het kabinet wil daarom het overgangsrecht bij de btw-verhoging op cultuur voor een afgebakende periode opschorten door middel van een beleidsbesluit. Hiermee is het overgangsrecht niet meer van toepassing op cultuur in de periode 1 januari 2025 tot 1 juli 2025. Het wettelijke overgangsrecht blijft onderdeel van het Belastingplan 2025, maar in een beleidsbesluit van de staatssecretaris wordt - vooruitlopend op wetgeving (bijvoorbeeld het Belastingplan 2026) - goedgekeurd dat het verlaagde btw-tarief, in tegenstelling tot wat er in de wet staat, mag worden toegepast op vooruitbetalingen en de verkoop van tickets voor culturele prestaties die plaatsvinden in 2026. Met een termijn van een half jaar wordt geborgd dat het kabinet voldoende tijd heeft om in overleg met de Tweede Kamer tot een alternatief dekkingsvoorstel te komen.
Het opschorten van het overgangsrecht gaat gepaard met een incidentele budgettaire derving van € 135 miljoen. Het kabinet acht het van belang dat er geen gat in de begroting ontstaat. Daarom wordt deze derving – conform de begrotingsregels – gedekt via het verhogen van het tarief van de eerste en tweede schijf in de inkomstenbelasting voor één jaar met 0,03%-punt in het jaar 2026.
Met deze brief wil het kabinet transparant zijn over hoe het om wil gaan met het overgangsrecht. Het beleidsbesluit zal op korte termijn in de Staatscourant worden gepubliceerd. Na publicatie in de Staatscourant zullen ondernemers via de reguliere kanalen van de Belastingdienst, zoals de website, worden geïnformeerd.
De staatssecretaris van Financiën,
T. van Oostenbruggen
Kamerstukken II, 2024/2025, Kamerstuk 36 602, nr. 140.↩︎