[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Fiscale knelpunten Wet toekomst pensioenen

Wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met herziening van het pensioenstelsel, standaardisering van het nabestaandenpensioen, aanpassing van de fiscale behandeling van pensioen en enige andere wijzigingen ten aanzien van pensioen (Wet toekomst pensioenen)

Brief regering

Nummer: 2024D50672, datum: 2024-12-18, bijgewerkt: 2024-12-18 13:48, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36067 -200 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met herziening van het pensioenstelsel, standaardisering van het nabestaandenpensioen, aanpassing van de fiscale behandeling van pensioen en enige andere wijzigingen ten aanzien van pensioen (Wet toekomst pensioenen).

Onderdeel van zaak 2024Z21450:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Geachte voorzitter,

Met deze brief informeer ik uw Kamer dat ik voornemens ben om een regeling te treffen door middel van een goedkeurend beleidsbesluit vooruitlopend op wetgeving betreffende technische fiscale knelpunten volgend uit de Wet toekomst pensioenen. Conform het hierover met uw Kamer afgestemde afwegingskader stuur ik u deze brief.1

De Wet toekomst pensioenen is per 1 juli 2023 in werking getreden. Als gevolg van de stelselwijziging moeten bestaande pensioenovereenkomsten (pensioenregelingen) aangepast worden aan deze wet. Ook worden opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten via een interne collectieve waardeoverdracht2 ingebracht in een gewijzigde regeling conform de Wet toekomst pensioenen, ook wel invaren genoemd. De eerste pensioenfondsen willen per 1 januari 2025 gaan invaren. Recentelijk zijn drie technische fiscale knelpunten bij invaren geconstateerd. Deze technische fiscale knelpunten wil ik oplossen.

Technische fiscale knelpunten bij invaren

De knelpunten zien op het invaren van ingegane prepensioenen, ingegane tijdelijke overbruggingspensioenen en ingegane wezenpensioenen.

Ingegane prepensioenen en ingegane tijdelijke overbruggingspensioenen

Als gevolg van toepassing van het nieuwe fiscale kader en overgangsrecht voor pensioenregelingen uit de Wet op de loonbelasting 19643 (hierna: nieuwe fiscale kader) moeten prepensioenen en tijdelijke overbruggingspensioenen bij invaren worden omgevormd naar een levenslang ouderdomspensioen. De waarde van het prepensioen of tijdelijk overbruggingspensioen wordt hierbij omgezet in levenslang ouderdomspensioen. (Gewezen) deelnemers kunnen het levenslange ouderdomspensioen eventueel vervroegen en kiezen voor hoog-laag pensioen (als het levenslange ouderdomspensioen nog niet is ingegaan. Hierdoor hebben (gewezen) deelnemers de mogelijkheid te kiezen voor tijdelijk eerder ingaand hoger pensioen vergelijkbaar met het prepensioen of tijdelijk overbruggingspensioen. Het omzetten van een ingegaan prepensioen of een ingegaan tijdelijk overbruggingspensioen in levenslang ouderdomspensioen kan echter leiden tot andere uitkomsten in de hoogte van de pensioenuitkeringen dan waarmee is gerekend bij het laten ingaan van het prepensioen of tijdelijk overbruggingspensioen. Bijvoorbeeld omdat het niet meer mogelijk is om te vervroegen en te kiezen voor hoog-laag pensioen omdat het levenslange ouderdomspensioen al is ingegaan of omdat het prepensioen of tijdelijk overbruggingspensioen een andere looptijd hebben (bijvoorbeeld van 62 tot 65 jaar) dan kan worden bereikt met het vervroegen van het levenslang ouderdomspensioen. De Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet voorzien wel in het behouden van prepensioen en tijdelijk overbruggingspensioen bij invaren.4

Ingegaan wezenpensioen

Voor het wezenpensioen geldt dat dit voor invoering van de Wet toekomst pensioenen tot uiterlijk de 30-jarige leeftijd van het kind kon worden uitgekeerd. Met de Wet toekomst pensioenen is dit teruggebracht naar 25 jaar. Voor reeds ingegane wezenpensioenen die worden ingevaren betekent dit dat deze op grond van het nieuwe fiscale kader moeten eindigen op de 25-jarige leeftijd van het kind. Dit kan onwenselijke financiële gevolgen hebben. Het wezenpensioen wordt dan namelijk korter uitgekeerd dan waarvan bij de ingang van het wezenpensioen kon worden uitgegaan. In de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling is hiervoor wel overgangsrecht opgenomen.

Reparatiewetgeving en beleidsbesluit vooruitlopend op wetgeving

Het op korte termijn oplossen van deze knelpunten heeft een zwaarwegend maatschappelijk belang. Op 1 januari a.s. zijn er drie pensioenfondsen die invaren en met verschillende van deze knelpunten te maken hebben (afhankelijk per pensioenfonds). Het is niet redelijk om vanwege deze technische fiscale punten te verlangen dat het invaren wordt uitgesteld in afwachting van een wetswijziging. Het invaren vraagt veel uitvoeringscapaciteit van pensioenuitvoerders en betrokken partijen. Vandaar dat ik voornemens ben in het eerste kwartaal 2025 een beleidsbesluit te publiceren waarin een goedkeuring vooruitlopend op wetgeving is opgenomen. Het beleidsbesluit zal de dag na publicatie in de Staatscourant in werking treden met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2025. Uiterlijk op 1 januari 2026 zal de goedkeuring zoals opgenomen in het hiervoor genoemde beleidsbesluit worden omgezet in wetgeving. Er zijn geen budgettaire consequenties verbonden aan deze maatregelen.

Hoogachtend,

De staatssecretaris van Financiën





T. van Oostenbruggen

  1. Kamerstukken II 2023/24, 31066, nr. 1329.↩︎

  2. Artikel 150m Pensioenwet en artikel 145l Wet verplichte beroepspensioenregeling.↩︎

  3. Met de Wet toekomst pensioenen is het fiscale kader en overgangsrecht voor pensioenregelingen in de Wet op de loonbelasting 1964 aangepast.↩︎

  4. Artikel 15 Pensioenwet, artikel 31 Wet verplichte beroepspensioenregeling en artikel 15 Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet.↩︎