Reactie op de motie van het lid Van der Wal over inventariseren hoeveel objecten er nu in depots van de Nederlandse musea liggen en uitwerken hoe musea die kunst extern en internationaal kunnen aanbieden (Kamerstuk 36600-VIII-27)
Nieuwe visie cultuurbeleid
Brief regering
Nummer: 2024D50748, datum: 2024-12-18, bijgewerkt: 2024-12-18 13:52, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit ChristenUnie kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 32820 -531 Nieuwe visie cultuurbeleid.
Onderdeel van zaak 2024Z21493:
- Indiener: E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-12-19 14:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-01-23 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Preview document (🔗 origineel)
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG |
---|
Datum | 18 december 2024 |
---|---|
Betreft | Kamerbrief naar aanleiding van de motie Van der Wal |
Erfgoed en Kunsten Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl |
Onze referentie 49347505 |
Bijlagen |
De Kamer heeft mij door middel van de motie Van der Wal verzocht te inventariseren hoeveel (kunst)objecten er op dit moment in depots van de Nederlandse musea liggen. Daarnaast verzocht de Kamer mij om uit te werken hoe musea opgeslagen dan wel tijdelijk onbeschikbare kunst extern en internationaal kunnen aanbieden en op welke wijze musea hierbij geholpen kunnen worden.
Bij de beantwoording van het eerste deel van de motie, de inventarisering van objecten in depots van Nederlandse musea, betrek ik ook mijn toezegging over dit onderwerp. Ik zal daarom zowel ingaan op de aantallen bij de Rijksmusea, als het aantal kunstobjecten in Nederlandse musea. De gegevens die ik hiervoor gebruik zijn afkomstig van de Erfgoedmonitor. Op deze website worden de meest actuele museumdata gepubliceerd. Dankzij de cijfers die musea hiervoor elk jaar aandragen bestaat een goed beeld van waar collecties zich bevinden.
Het tweede deel van de motie verzoekt in kaart te brengen hoe collectiemobiliteit kan worden gestimuleerd. Op dit gebied gebeurt al veel door de musea zelf, waar nodig ondersteund door overheidsmaatregelen. Ik zie enkele mogelijkheden om dit verder te ondersteunen. Ik zal het Mondriaan Fonds en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) vragen om respectievelijk de beschikbare regelingen die bijdragen aan collectiemobiliteit en de Code Bruikleenverkeer op de werking te bezien. Daarnaast vraag ik de RCE om ervaringen met het stimuleren van bruikleenverkeer met de sector te blijven delen.
Overzicht museale objecten op zaal
Het ministerie van OCW, Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) en de Museumvereniging, werken samen aan het verzamelen van museumdata. De cijfers over musea die hiermee worden opgehaald, maakt mijn ministerie openbaar via de Erfgoedmonitor van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.1 Voor deze museumdata wordt jaarlijks uitgevraagd hoeveel objecten musea beheren, welk percentage in het eigen museum te zien is, welk percentage zich in het depot bevindt en welk percentage in bruikleen is bij een ander museum, zowel nationaal als internationaal. De meest recente cijfers zijn van het jaar 2022.
Uit de museumdata blijkt dat de Rijksmusea in 2022, 60.005.800 objecten beheren.2 Hiertoe behoren enkele zeer omvangrijke collecties en (audiovisuele) archieven. Zoals de collectie van Naturalis, bestaande uit 43 miljoen objecten, van kleine insecten tot botten en fossielen. Ook het Fotomuseum beheert een grote collectie van zo’n 6,5 miljoen objecten waaronder veel negatieven. Dat wil zeggen dat ruim tachtig procent van alle museale collecties wordt beheerd door deze twee instellingen. Tien procent hiervan is in de zalen van de Rijksmusea te zien, 89 procent bevindt zich in depots en één procent is bij binnenlandse bruikleennemers tentoongesteld. De Rijksmusea geven ook werken in bruikleen aan buitenlandse musea. Doordat het hierbij gaat om minder dan één procent van de totale collectie zijn deze gegevens niet terug te zien in de data. Hierbij merk ik op dat niet alle collecties zich lenen voor presentatie op zaal. De collectie van Naturalis heeft ook een wetenschappelijk belang en wordt voor onderzoek veel geraadpleegd. Ook de (audiovisuele) archieven worden opgevraagd en hergebruikt, zonder dat ze permanent te zien zijn.
Figuur 1. bron: Erfgoedmonitor
Een deel van de Rijkscollectie wordt niet door musea beheerd maar door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Zonder eigen museumzaal zet de Rijksdienst zich er voor in om zo veel mogelijk van de collectie in (langdurige) bruiklenen zichtbaar te maken in binnen- en buitenland, waaronder in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Gemiddeld lukt het om een derde van de collectie publiek toegankelijk te maken.
In 2022 hebben 123 kunstmusea museumcijfers aangeleverd. Gezamenlijk beheren zij ruim 8,5 miljoen objecten. Daarvan was 27 procent zichtbaar in de eigen instelling, en twee procent bij binnenlandse bruikleennemers. Zeventig procent bevindt zich in depots.
Figuur 2. Bron: Erfgoedmonitor
Collectiemobiliteit
Net als de Kamer hecht ik veel waarde aan collectiemobiliteit. Door
collectiestukken te bruiklenen aan andere instellingen zijn deze vaker
en op verschillende plekken toegankelijk. Hierbij informeer ik u over
collectiemobiliteit in de museumsector en de wijze van ondersteuning
vanuit het Rijk.
Nederlandse musea zetten zich veelvuldig voor in voor collectiemobiliteit. Een goed voorbeeld is het project “Schatten uit het Rijks”. Een zestal musea uit verschillende regio’s bundelen kennis en expertise om reizende tentoonstellingen te maken met stukken uit het Rijksmuseum Amsterdam. Dit betreft niet alleen werken die anders in het depot zouden blijven, maar ook topstukken uit de eregalerij zijn dankzij deze samenwerking buiten Amsterdam te zien. De tentoonstellingen zorgen voor een toename in de bezoekersaantallen en stimuleren daarmee de lokale economie en gemeenschapszin. Voor het Rijksmuseum is deze samenwerking eveneens van meerwaarde. Het schept een mogelijkheid om lokale perspectieven toe te voegen aan nationale kunstschatten en de toegankelijkheid van de collectie in heel Nederland te vergroten.
Een ander mooi voorbeeld van een museum dat inzichtelijk maakt wat collectiemobiliteit kan betekenen voor een hele regio is het Fries Museum. Middels een kaartje op de website is te zien waar de collectie is tentoongesteld. Zo’n 1.800 objecten zijn langdurig in bruikleen bij musea, staten en stinzen, archeologische steunpunten, archieven en andere instellingen. Daarnaast geeft het museum jaarlijks nog eens drie- tot vierhonderd objecten voor een kortere periode in bruikleen.
Met bruikleenmiddagen en inhoudelijke begeleiding van conservatoren, zet de RCE zich er voor in dat de collectie die het beheert op zo veel mogelijk plekken tentoongesteld wordt. In de erfgoedsector zijn veel kleine instellingen afhankelijk van vrijwilligers. De begeleiding die de RCE kan bieden maakt dat ook zij bruiklenen kunnen ontvangen. Via presentaties op niet-museale plekken, zoals bijvoorbeeld ziekenhuizen of een dierenpark, wordt de collectie nog toegankelijker voor een deels nieuw publiek. Niet alle werken uit de collectie zijn hiervoor geschikt, maar de RCE zoekt actief naar de balans tussen verantwoord behoud en een zo groot mogelijke toegankelijkheid van de collectie.
Deze voorbeelden laten zien dat de onderlinge collegialiteit groot is, evenals de motivatie om collecties op andere plekken dan binnen de eigen instelling toegankelijk te maken. Het realiseren van bruiklenen in binnen- en buitenland vergt echter veel van musea. De administratieve lasten, kosten voor transport, verpakkingen, verzekeringen en presentatie, maken dat een bruikleen een behoorlijke druk op de organisatie en het beschikbare budget kan leggen.
Om musea te ondersteunen hun collecties optimaal te benutten, is bij het Mondriaan Fonds de doorlopende regeling collectiemobiliteit beschikbaar. Musea kunnen een bijdrage aanvragen voor een herwaarderingstraject van de eigen collectie of het herplaatsen van een collectieonderdeel dat in een andere instelling beter tot zijn recht komt. Daarnaast kunnen instellingen subsidie aanvragen voor het realiseren van tentoonstellingen, waar bruiklenen onderdeel van kunnen uitmaken. Ook via private fondsen vinden musea financieringsmogelijkheden die collectiemobiliteit ten goede komen.
Daarnaast zet ik me met de sector en andere overheden in voor het verlagen van drempels voor bruikleenverkeer. Dit doen we door de Code Bruikleenverkeer op te nemen in het Cultuurconvenant waarin OCW met provincie en gemeenten afspraken maakt over gezamenlijke beleidsdoelen. De Code Bruikleenverkeer3 en de richtlijnen Slimmer Lenen4, verschaffen duidelijkheid over zaken als aansprakelijkheid en het doorbelasten van kosten, waardoor het voor musea makkelijker wordt om aanvragen te honoreren. In lijn met de codes is een subsidievoorwaarde van het Mondriaan Fonds dat instellingen handelen vanuit wederkerigheid en dat aan Nederlandse musea daarom geen kosten voor bruikleen in rekening worden gebracht. Overige directe kosten zoals voor transport, verzekering en bekisting (handling fee) moeten zo laag mogelijk worden gehouden. Het meeste internationale bruikleenverkeer verloopt volgens dezelfde principes. In het algemeen wordt alleen voor de allergrootste topstukken, aan internationale bruikleennemers een aanvullende vergoeding gevraagd.
Hoewel collectiemobiliteit hoog gewaardeerd wordt, zijn er ook risico’s aan verbonden. Niet alle objecten zijn geschikt om permanent tentoon te stellen of om te reizen. In het depot zijn de bewaaromstandigheden stabieler dan in een museumzaal. Daarnaast brengt elk transport ondanks veiligheidsmaatregelen ook risico’s met zich mee. Musea moeten daarom zorgvuldig afwegen hoe vaak en hoe lang een museumobject tentoongesteld kan worden. Het is immers ook de taak van musea om ons erfgoed veilig door te geven aan toekomstige generaties. Voor sommige wetenschappelijke en natuurhistorische collecties geldt daarnaast dat ze niet verzameld zijn met het doel tentoongesteld te worden. Sommige verzamelingen dienen als referentiecollectie. Bijvoorbeeld ten behoeve van onderzoek dat bijdraagt aan actuele vraagstukken als klimaatverandering en het verdwijnen van soorten. Hoewel ik collectiemobiliteit waar mogelijk wil stimuleren, moet er ook voor worden gewaakt dat goed collectiebeheer niet in het geding komt.
Om deze reden vind ik het belangrijk vooral ook in te zetten op digitalisering. Onlangs verscheen een nieuwe versie van de Nationale Strategie Digitaal Erfgoed. Dankzij deze strategie worden collecties overal in Nederland online steeds beter vindbaar. Niet alleen het publiek profiteert hiervan, het geeft ook een impuls aan bruikleenverkeer. Goede digitale vindbaarheid van de collectie, zoals op collectienederland.nl, stimuleert namelijk ook de vraag naar bruiklenen door collega-instellingen.
Dankzij bovengenoemde inzet concludeer ik dat musea in staat worden gesteld hun collecties toegankelijk te maken buiten de muren van de eigen instelling. Zij doen dit zowel digitaal als via bruiklenen in het binnen- en buitenland. Gelet op de organisatorische impact van bruikleenverkeer op musea en daaraan verbonden kosten, is het opvallend dat het bruikleenverkeer reeds omvangrijk is. Musea maken daarbij een zorgvuldige afweging tussen verantwoord collectiebeheer en het publieke belang van toegankelijkheid.
Om musea in deze verantwoordelijkheid verder te ondersteunen vraag ik het Mondriaan Fonds te bezien of bestaande regelingen die bijdragen aan bruikleenverkeer voldoende aansluiten bij de behoeften in het veld. De Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed vraag ik ervaring met het stimuleren van bruikleenverkeer te blijven delen met de sector en daarnaast te bezien of aanpassing van de Code Bruikleenverkeer wenselijk is.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Eppo Bruins
Erfgoedmonitor - Dashboard - Musea - Nederland (cultureelerfgoed.nl)↩︎
2. In 2022 namen 28 Rijksmusea deel aan de Museumcijfers. Batavialand werd pas in de loop van 2022 aangewezen als beheerder van rijkscollectie en RKD – Nederlands instituut voor kunstgeschiedenis is geen museum en daarom niet meegenomen in deze telling.↩︎
Code bruikleenverkeer 2017 | Brochure | Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed↩︎