Verslag van de Landbouw- en Visserijraad 9-10 december 2024 te Brussel
Brief regering
Nummer: 2024D50823, datum: 2024-12-18, bijgewerkt: 2024-12-19 14:16, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Mede ondertekenaar: J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 32-1688 Landbouw- en Visserijraad.
Onderdeel van zaak 2024Z21527:
- Indiener: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Medeindiener: J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2025-01-21 17:00: Landbouw- en Visserijraad (Commissiedebat), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2025-01-22 11:15: Procedurevergadering LVVN (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Preview document (🔗 origineel)
21501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1688 Brief van de minister en staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 december 2024
Met deze brief informeren wij de Kamer over de Landbouw- en Visserijraad (hierna: de Raad) die 9-10 december jl. plaatsvond te Brussel. Daarbij geven we met deze brief ook uitvoering aan de motie Van der Plas (BBB) die verzoekt te streven naar eenduidige regels voor dierenwelzijn en ervoor te pleiten dat er geen producten worden geïmporteerd van buiten de EU die niet aan deze regels voldoen (Kamerstuk 28 286, nr. 1281) en de motie van de leden Beckerman (SP) en Grinwis (CU) die verzoekt in te blijven zetten op maatregelen in Europees verband waarmee de import van landbouwproducten met lagere dierenwelzijnsstandaarden dan waaraan Nederlandse veehouders moeten voldoen, zoveel mogelijk worden beperkt (Kamerstuk 35 746, nr. 39).
Verslag Landbouw- en Visserijraad te Brussel, 9-10 december 2024
Vangstmogelijkheden voor de Noordzee en de Atlantische Oceaan en voor de Middellandse Zee
De Raad heeft met unanimiteit een politiek akkoord bereikt over de vangstmogelijkheden voor 2025. In zijn inleiding blikte Eurocommissaris van Visserij en Oceanen Kadis terug op de onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk (VK) en Noorwegen, die moeizaam zijn verlopen maar mede door de constructieve inzet van de lidstaten tijdig tot een goed einde zijn gebracht. De commissaris gaf aan dat er een mooi evenwicht is bereikt tussen duurzaamheid en de sociaaleconomische impact.
Voor de meeste visbestanden die voor Nederland relevant zijn, worden in deze onderhandelingen afspraken over onder andere de vangstmogelijkheden gemaakt. Op 29 november jl. zijn de trilaterale onderhandelingen met het VK en Noorwegen afgerond, op 5 december jl. zijn de onderhandelingen van de Europese Unie (EU) en Noorwegen ten aanzien van de ruilbalans afgerond en tot slot op 6 december jl. zijn de bilaterale onderhandelingen tussen de EU en het VK afgerond.
In de onderhandelingen met Noorwegen zijn nog enkele openstaande punten, die verder worden opgepakt in de High Level Dialogue die commissaris Šefčovič heeft met de Noorse minister van Buitenlandse Zaken. Dit ziet vooral op beperkingen die Noorwegen oplegt aan toegang tot Noorse wateren voor Europese vissers. Hierdoor heeft een groot deel van de Europese vissers, zolang er geen akkoord is vanaf 2025, geen toegang tot reguliere visgebieden. Ook verwees de commissaris naar zorgelijke ontwikkelingen binnen de multilaterale North East Atlantic Fisheries Organisation (NEAFC) met betrekking tot de samenwerking met Noorwegen. De commissaris gaf hierbij aan dat er verbanden nodig zijn tussen verschillende dossiers, zoals visserij en markttoegang.
Nederland heeft zich tijdens de Raad ingezet voor een gebalanceerd akkoord, waarin naast de milieudoelstellingen voldoende oog is voor de sociaal-economische doelstellingen van het Gemeenschappelijke Visserijbeleid (GVB). Eveneens heeft de staatssecretaris zich hard gemaakt voor een evaluatie van het adviseringsproces, omdat er grote fluctuaties zijn van jaar op jaar in de wetenschappelijke vangstadviezen die nu leiden tot grote schommelingen in vangstmogelijkheden. Het is belangrijk meer stabiliteit te creëren voor een betere bedrijfsvoering van vissers. Hierover hebben België, Nederland, Spanje en Frankrijk gezamenlijk een verklaring afgegeven.
Belangrijk discussiepunt voor Nederland tijdens deze Raad was dat de zogenoemde ‘Haagse preferenties’, die Ierland bedongen heeft in zijn toetredingsakkoord, door Ierland voor steeds meer visbestanden worden ingeroepen. Gevolg hiervan is dat Ierland, bij verlies van quotum tot onder een bepaalde waarde, hiervoor gecompenseerd wordt ten koste van andere lidstaten. Dit jaar heeft dit voor Nederland met name effect gehad op de hoogte van de vangstmogelijkheden voor makreel in de westelijke wateren. Nederland heeft zich, net als andere jaren, samen met België en Frankrijk uitgesproken tegen deze preferenties. Nederland wil het komende jaar bezien welke mogelijkheden er zijn om hier sterker tegen op te treden.
Voor aal zijn de voorwaarden voor de gesloten periode gelijk gebleven. Wel is bij wijze van compromis, in reactie op een verzoek tot versoepeling voor de glasaalvisserij, een versoepeling van de administratieve procedure voor het notificeren van de gesloten periode voor aal-visserij doorgevoerd.
Voor de visserij op tong in het Kattegat had de Commissie een voorstel gedaan voor toepassing van de 5%-regel uit het meerjarenplan, ondanks dat er binnen de Raad breed verzet is tegen de toepassing van deze maatregel. Dit in verband met de juridische onduidelijkheid over de toepassing en de grote sociaaleconomische impact van deze maatregel. De 5%-regel houdt in dat de kans dat een visbestand in het opvolgende jaar onder biologisch veilige grenzen komt, kleiner moet zijn dan 5%. De toepassing van deze maatregel kan in sommige gevallen betekenen dat een visserij geheel gesloten moet worden, ondanks dat het wetenschappelijk advies een vangstadvies geeft. Het meerjarenplan biedt ook mogelijkheden om andere maatregelen te treffen. Uiteindelijk is een compromis gevonden om de vangstmogelijkheden hoger vast te stellen dan de inzet van de Commissie. Hiertoe is een sluiting van de gerichte tongvisserij tijdens de paaiperiode van tong (15 mei – 15 juni) vastgesteld. Nederland vist in deze periode in dit gebied niet gericht op tong.
Denemarken, Estland, Polen, Zweden, Duitsland, Finland, Litouwen, Letland, Nederland en Spanje hebben de Commissie in een statement opgeroepen een nieuw voorstel voor aanpassing van deze 5%-regel te doen. Omdat een eerder voorstel was afgewezen door het Europees Parlement is met het statement ook verzocht het voorstel te voorzien van een impactassessment om tegemoet te komen aan de zorg van het Europees Parlement.
Het zwaartepunt van de onderhandelingen lag dit jaar bij de Middellandse Zee. Door middel van aanvullende selectiviteitsmaatregelen is voorkomen dat ingrijpende kortingen moesten worden doorgevoerd in het aantal dagen dat gevist mag worden. Hiermee is een balans gezocht tussen de milieudoelstellingen en de sociaaleconomische doelstellingen van het GVB. Nederland heeft geen directe belangen in de Middellandse Zee, maar onderschrijft het principe van een goede balans tussen de milieudoelstellingen enerzijds en het verdienmodel van de vissers anderzijds.
Ten slotte is het tijdens de Raad gelukt overeenstemming te bereiken over een verdeelsleutel voor de heropende visserij op kabeljauw in het gebied van Noordelijke Atlantische Visserij Organisatie. Deze visserij was sinds de jaren ‘90 gesloten en sindsdien is de EU uitgebreid met nieuwe lidstaten en heeft het VK de EU verlaten. Frankrijk, Spanje en Portugal hebben in een verklaring aangegeven dat deze verdeling een aantasting is van de relatieve stabiliteit en geen precedent vormt voor de toekomst. Nederland heeft geen historische visserijactiviteiten op dit bestand, en komt daarmee niet in aanmerking voor een aandeel.
Achtergrond van onderhandelingen met derde landen
De staatssecretaris hecht er waarde aan om de achtergrond van de diverse onderhandelingen met derde landen nader toe te lichten. Deze werden onder andere bemoeilijkt doordat enkele adviezen gedurende de onderhandelingen herzien moesten worden.
Uitkomsten bilaterale onderhandelingen met het Verenigd
Koninkrijk
Tijdens de onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk, is er met
name gesproken over de vast te stellen vangstmogelijkheden. Deze worden
middels een vaste verdeelsleutel vervolgens gesplitst tussen het
Verenigd Koninkrijk en de EU. Daarnaast zijn afspraken gemaakt over
verdere samenwerkingen op het gebied van bestandsbeheer in het
Gespecialiseerd Comité voor Visserij dat valt onder de Handels- en
Samenwerkingsovereenkomst (HSO).
Voor Nederland waren met name de gesprekken over Noordzeetong en de Noordzee horsmakreel van belang. Voor tong moest lopende de onderhandelingen het advies herzien worden en dit herziene advies (191%) kwam pas laat beschikbaar. Als gevolg van de onderhandelingen met het VK zijn de vangstmogelijkheden uiteindelijk op +172% vastgesteld. Na de pijn van de grote kortingen op deze vangstmogelijkheden van de afgelopen jaren geeft deze toename weer meer ruimte voor tongvissers.
De vangstmogelijkheden die voor Nederland verder belangrijk zijn, zijn voor het merendeel vastgesteld volgens het MSY advies. Zoals voor zeeduivel in de Noordzee (+172%) en Noorse kreeft in de Noordzee (-25%) ten opzichte van de maximaal toegestane vangsten (TAC) voor 2024. Voor Westelijke horsmakreel zijn, nadat hier voor 2024 enkel vangstmogelijkheden voor bijvangsten waren, weer vangstmogelijkheden vastgesteld (+392%). Daarentegen zijn voor Noordzee horsmakreel, mede op basis van het nul-vangstadvies, voor 2025 de vangstmogelijkheden enkel voor bijvangsten vastgesteld. Wel is, mede op verzoek van Nederland, opgenomen dat advies zal worden gevraagd of alsnog vangstmogelijkheden ten behoeve van bestandsmonitoring vastgesteld dienen te worden.
Tijdens het Commissiedebat Landbouw- en Visserijraad van 5 december jl. heeft de Kamer vragen gesteld over hoe Nederland omgaat met de bestanden waarvoor enkel vangstmogelijkheden voor bijvangst gelden zoals nu voor Noordzee horsmakreel het geval is. Ik zal u hier op korte termijn over informeren.
Voor zeebaars zijn de vangstmogelijkheden toegenomen voor de métiers haken en lijnen (6,8 ton per schip per jaar) en staandwant (1,8 ton per schip per jaar) en zijn de vangstlimieten per visreis verruimt voor zegens en trawls van 5% naar 10%.
Uitkomsten trilaterale onderhandelingen met het VK en
Noorwegen
In het akkoord tussen de EU, het VK en Noorwegen zijn
vangstmogelijkheden vastgesteld voor Noordzeeharing, schol, zwarte
koolvis, wijting, schelvis en kabeljauw. Voor Noordzeeharing (-23.9%),
schol (+14,2%), schelvis (-25% ) en zwarte koolvis (+7%) zijn
vangstmogelijkheden vastgesteld op het MSY-niveau overeenkomstig de
ICES-adviezen. Voor Noordzeeharing wordt de discussie over een revisie
van huidige managementbeheer begin 2025 voortgezet.
Voor kabeljauw heeft ICES net als vorig jaar geadviseerd voor een MSY-advies in combinatie met voorzorgsoverwegingen. Deze overwegingen zijn niet gelijk aan het voorzorgsbeginsel en zijn zodoende ook juridisch niet-bindend. In lijn met de Nederlandse inzet om bij de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor kabeljauw naast de wetenschappelijke adviezen ook economische en maatschappelijke effecten mee te nemen, heeft de staatssecretaris dan ook ingestemd met een reductie van -20% t.o.v. de TACs van 2024 voor de drie subbestanden. Hiermee wordt voor het kwetsbare zuidelijk bestand het MSY-advies in combinatie met voorzorgsoverwegingen gevolgd, en het MSY-niveau voor de Noordwestelijke en Viking subbestanden. Dit resulteert in een minder grote afname van de vangstmogelijkheden dan wanneer de voorzorgsoverwegingen volledig zouden worden toegepast op alle drie de subbestanden (-50%), zoals ICES heeft geadviseerd. Daarnaast hebben de EU, het VK en Noorwegen besloten om lopend wetenschappelijk onderzoek voort te zetten om zo meer inzicht in de staat van de diverse kabeljauw-subbestanden te verkrijgen.
Vanwege de interactie met kabeljauw, hebben de EU, het VK en Noorwegen besloten om lagere vangstmogelijkheden dan het door ICES geadviseerde MSY-niveau vast te stellen voor wijting. De EU, het VK en Noorwegen hebben voor wijting een toename van +46% vastgesteld ten opzichte van de TACs voor 2024.
Uitkomsten bilaterale onderhandelingen met Noorwegen
In het akkoord met Noorwegen zijn de onderlinge ruilen (‘de
balans’) bepaald. Het gaat hier om Groenlandse, Arctische, Atlantische
en Noordzee-bestanden. Over de balans van quotumruilen ben ik tevreden,
temeer daar ook de kabeljauw-ontvangende lidstaten extra hebben
bijgedragen om onder meer het Nederlands aandeel in de overdracht van
blauwe wijting aan Noorwegen te kunnen verlagen.
De onderzoekspilot voor precisie-visserij met de boomkor in Noorse
wateren is bekrachtigd. Deze zal door België, in samenspraak met
Nederland, verder worden uitgewerkt. Groot pijnpunt is het uitblijven
van een akkoord op de toegang voor EU-vissers tot de Noorse wateren voor
Atlanto-Scandian haring. De onderhandelingen hierover worden begin
volgend jaar voortgezet. De wederzijdse toegang tot de Noordzee en
Skagerrak/Kattegat is wel in het akkoord opgenomen. Deze is met name
voor Denemarken en Zweden van groot belang.
Raadsconclusies voor een op landbouwers gericht Gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2027
Tijdens de Raad zijn Raadsconclusies aangenomen voor een op landbouwers gericht Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) na 2027. Tijdens de Raad van oktober jl. kon er geen akkoord worden bereikt tussen alle lidstaten en werden hierover voorzitterschapsconclusies aangenomen. De minister heeft wederom steun voor de Raadsconclusies uitgesproken en daarbij een stemverklaring afgegeven over externe convergentie. In deze stemverklaring heeft Nederland samen met Denemarken benadrukt dat de discussie over externe convergentie niet vooruit mag lopen op de besluitvorming over de Europese Meerjarenbegroting en dat bij de verdeling van gelden ook rekening gehouden moet worden met verschillen in (milieu)uitdagingen en productiekosten tussen lidstaten. De minister herhaalde ook de prioriteiten voor Nederland, zoals concurrentievermogen, marktoriëntatie van het GLB, jonge boeren, doelsturing, innovatie, lange termijn weerbaarheid, het beter belonen van publieke diensten, agrarisch natuurbeheer en een vitaal platteland. Verder werd in de Raad wederom het belang benadrukt van een autonoom GLB met twee pijlers en gaven de lidstaten een toelichting op hun prioriteiten (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1679). Tijdens dit agendapunt gaf ook de nieuwe Eurocommissaris voor Landbouw en Voedsel Hansen zijn visie op het nieuwe GLB. Duidelijk werd dat de Commissie zoekt naar meer verbinding en consensus door middel van dialoog. Daarbij gaf commissaris Hansen aan dat in de toekomst het GLB moet bijdragen aan de klimaat- en milieudoelstellingen, en dat er echt perspectief geboden moet worden aan de nieuwe generatie. Daarbij onderstreepte de commissaris ook het belang van een specifieke GLB-begroting en een structuur van twee pijlers, ook voor plattelandsgebieden. Ook moet volgens de commissaris rekening gehouden worden met de diversiteit van landbouwstelsels in alle lidstaten. De Commissie heeft aangekondigd in 2025 met een beperkt pakket aan maatregelen te komen om de administratieve lasten verder te verminderen. Daarnaast kondigde de Commissie ook aan om snel met voorstellen te komen om het concurrentievermogen van boeren te versterken.
Toekomstkansen voor de bio-economie (incl. diversenpunten van het voorzitterschap over de BIOEAST-conferentie en de Raadsconclusies over een initiatief om het bio-economische potentieel van Centraal- en Oost-Europa te benutten en een diversenpunt van Finland over biogas)
In de Raad vond een gedachtewisseling plaats over de kansen van de bio-economie aan de hand van twee vragen: 1. de rol van het nieuwe GLB voor het versterken van de bio-economie, en 2. welke regelgeving en beleid bijdraagt aan een betere concurrentiepositie voor bio-based producten. Alle lidstaten, inclusief Nederland, benadrukten dat de bio-economie voordelen en kansen biedt. Daarbij wees Nederland, samen met veel andere lidstaten, op het feit dat de bio-economie kan leiden tot nieuwe bronnen van inkomsten voor landbouwers en bosbouwers en op lange termijn het duurzaam concurrentievermogen van boeren kan versterken. Ook werd gezien door een aantal lidstaten dat de bio-economie kan helpen om producten op basis van fossiele brandstoffen uit te faseren en te vervangen. Lidstaten vroegen de Commissie verder om rekening te houden met eventuele aanvullende administratieve lasten bij het creëren van nieuwe regelgeving.
De staatssecretaris bracht in dat het Europees Innovatie Partnerschap kansen biedt om innovatieve projecten te ondersteunen die de bio-economie in de landbouw kunnen stimuleren en voordelig zijn voor primaire producenten. Ook onderstreepte de staatssecretaris dat het gebruik van biobased grondstoffen zo hoogwaardig mogelijk moet geschieden en marktcreatie nodig is voor hoogwaardige toepassingen, zoals de bouw en de chemie.
De Commissie zal in 2025 een update van de bio-economie strategie presenteren en erkende de kansen die door de lidstaten genoemd werden en benoemde nog aanvullend, net zoals de staatssecretaris, dat de bio-economie geen risico mag vormen voor de voedselzekerheid in de EU. De Commissie gaf aan dat voedselzekerheid altijd prioriteit moet hebben.
Onder dit agendapunt werd verder als diversenpunten een terugkoppeling gegeven door het voorzitterschap over de BIOEAST-bijeenkomst en een toelichting gegeven op de Raadconclusies over het potentieel van de bio-economie in Centraal- en Oost-Europa, aangenomen in de Raad voor Concurrentievermogen. Daarnaast riep Finland, ook als diversenpunt, de Raad op tot het erkennen van biogas als een oplossing voor een duurzamer Europa. Nederland heeft onder dit punt ook het belang van nutriëntenrecycling onderstreept en RENURE genoemd als voorbeeld van gerecyclede meststoffen. Dit werd ook door de Commissie en enkele lidstaten gezien als kans.
Voortgangsrapportage monitoringkader voor veerkrachtige Europese bossen
Onder dit agendapunt gaf het voorzitterschap een stand van zaken met betrekking tot het voorstel tot een monitoringskader voor de Europese bossen. De Commissie gaf aan dat bossen van cruciaal belang zijn in de strijd tegen biodiversiteitsverlies en klimaatverandering. Daarom onderstreepte zij de noodzaak om de veerkracht van bossen te versterken door beter in beeld te brengen wat de drukpunten zijn. Specifiek werd remote sensing genoemd als technologie met veel potentieel. De lidstaten reageerden overwegend kritisch, waarbij met name de bosrijke lidstaten wezen op het subsidiariteitsbeginsel. Daarnaast gaf een grote groep lidstaten aan al een goed werkend monitoringskader op nationaal niveau te hebben. Ook vrezen lidstaten voor hoge administratieve en financiële lasten en zij vroegen zich af of een verordening wel het juiste instrument is. De staatssecretaris onderstreepte de noodzaak voor een coherent en effectief bosbeleid, waarbij hij aangaf dat het voorstel van de Commissie bijdraagt aan betrouwbare, vergelijkbare en kosteneffectieve bosmonitoring. De staatssecretaris maakte ook duidelijk de uitdagingen en zorgen van andere lidstaten serieus te nemen en riep op tot een effectieve en werkbare verordening voor iedereen.
Voortgangsrapportage plantaardig uitgangsmateriaal (PRM) en bosbouwkundig uitgangsmateriaal (FRM)
Nog steeds is er veel steun voor de doelstellingen van de voorstellen plantaardig uitgangsmateriaal (PRM) en bosbouwkundig uitgangsmateriaal (FRM). Voor wat betreft FRM waren de meeste lidstaten tevreden met de voortgang. Voornamelijk over het PRM-voorstel gaven lidstaten, waaronder Nederland, aan nog zorgen te hebben en zij benoemden een mogelijke toename van de administratieve lasten. De staatssecretaris, samen met enkele andere lidstaten, vroeg specifiek de bepaling met betrekking tot groente en fruit nog een keer op technisch niveau tegen het licht te houden. Ook was er discussie in de Raad over de hoe de voedselveiligheid bij het PRM-voorstel wordt nageleefd via officiële controles. Veel lidstaten waren ook tegen het opnemen van de voorwaarde voor PRM in de officiële controleverordening, die voorschriften bevat voor officiële controles in de EU die worden uitgevoerd door nationale handhavingsautoriteiten.
Voortgangsrapportage Verordening over de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten
De lidstaten gaven aan dat het voorstel tot een dierentransportverordening een belangrijke rol kan spelen in het verbeteren van dierenwelzijn in de EU. Enkele lidstaten brachten echter ook duidelijk naar voren dat er goed rekening gehouden moet worden met de kenmerken van regio’s en dat daarbij ook aandacht moet zijn voor verschillende weersomstandigheden in die gebieden, die een effect kunnen hebben op de transportmogelijkheden onder de verordening. Meerdere lidstaten benadrukten wederom dat er ook goed rekening gehouden moet worden met de effecten op de administratieve lasten, de wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen, het concurrentievermogen van de lidstaten en de sociaaleconomische gevolgen. Nederland gaf aan zich in te blijven zetten om het welzijn van dieren te verbeteren en dat het beëindigen van langeafstandstransporten, zeker voor kwetsbare dieren zoals einde-carrière dieren en ongespeende dieren een belangrijk onderwerp is.
Diversenpunt Hongaars voorzitterschap over Nieuwe genomische technieken
De Raad is op dit moment nog verdeeld over het voorstel met betrekking tot Nieuwe genomische technieken voor de plantveredeling (hierna: NGT-voorstel). Onder het Hongaars voorzitterschap is weinig voortgang geboekt. Het aankomend Pools voorzitterschap gaf aan zich actief in te willen zetten om tot een Raadspositie te komen.
De Commissie benadrukte nogmaals het NGT-voorstel echt te zien als kans om veerkrachtiger en duurzamer te werk te gaan in de landbouw en gaf aan dat landbouwers nieuwe instrumenten nodig hebben om competitief te blijven. Daarbij wees de Commissie ook specifiek naar het advies van de European Food and Safety Authority (EFSA) waarin duidelijk is gemaakt dat er met dit voorstel geen extra risico’s zijn in vergelijking tot conventionele veredelingstechnieken en de huidige situatie.
Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, riepen op om zo snel mogelijk tot een Raadspositie te komen. De staatssecretaris bracht in dat het NGT-voorstel een cruciale rol kan spelen in onze ambitie voor duurzame voedselproductie, voedselzekerheid en het versterken van onze strategische autonomie en concurrentiepositie.
Diversenpunt Denemarken over bereikt akkoord voor een groen Denemarken
Denemarken gaf een toelichting over het door haar bereikte akkoord tussen de regering, de landbouwsector en natuurorganisaties, met brede politieke steun, waarin onder andere is afgesproken om vanaf 2030 een CO2-belasting te gaan heffen op emissies in de landbouw. Andere elementen zijn meer bosaanplanting, het uit productie nemen van laaggelegen landbouwgronden en de afstand van landbouwgrond tot oppervlaktewater te vergroten. Volgens Denemarken leveren de maatregelen een lange-termijn oplossing voor de klimaat- en milieu-uitdagingen. Denemarken kwam tot dit akkoord door met veel stakeholders te spreken en onderstreepte het belang van dialoog. Daarbij gaf de Deense minister aan geen demonstraties van landbouwers gehad te hebben.
Een aantal lidstaten reageerde dat dit geen precedent moet scheppen voor de EU als een geheel en dat elk land zijn eigen keuzes hierin moet kunnen maken. De Commissie erkende dit ook en gaf aan dat een ‘one size fits all’ niet werkt en elke lidstaat een andere landbouwstructuur heeft. Wel was de Commissie erg te spreken over de dialoog die heeft plaatsgevonden en noemde het akkoord een goed voorbeeld voor de toekomst, waarbij de maatregelen goed zijn afgestemd op de nationale omstandigheden.
Diversenpunt Hongaars voorzitterschap over zijn werkzaamheden op veterinair gebied (incl. diversenpunt Duitsland en Italië over de gevolgen van uitbraken op het gebied van Blauwtong en Afrikaanse Varkenspest)
Het Hongaars voorzitterschap blikte terug op hetgeen is bereikt op veterinair gebied. Daarnaast werd een diversenpunt besproken van Duitsland en Italië over de gevolgen van uitbraken op het gebied van Blauwtong en Afrikaanse Varkenspest (AVP). Veel lidstaten brachten in dat preventie op het gebied van dierziekten beter is dan genezen. Echter bij de huidige uitbraken in Europa op het gebied van Blauwtong en AVP waren lidstaten, waaronder Nederland, het erover eens dat de economische schade zoveel mogelijk beperkt moet worden, voornamelijk door blokkades van derde landen op gevaccineerde producten weg te nemen. Ook gaven veel lidstaten aan dat er meer vaccins beschikbaar gesteld moeten worden binnen de EU en een gecoördineerde aanpak nodig is.
Diversenpunt Duitsland en Denemarken over de definitie van biocontrol
Duitsland en Denemarken riepen de Raad op voor harmonisatie van de term ‘biologische bestrijdingsmiddelen’, als eerste stap naar meer duurzame alternatieven voor telers. Nederland bracht in dat toelating van biologische gewasbeschermingsmiddelen in de EU versneld moet worden, zodat er meer (duurzame) alternatieven beschikbaar komen voor telers om hun gewassen te beschermen, veelal ook met minder risico’s voor mens, dier en milieu. In de Raad was steun voor het voorstel, maar ook nog veel onduidelijkheden omtrent de definitie biologische bestrijdingsmiddelen. De Commissie gaf aan de kansen te zien en onderstreepte de noodzaak tot meer alternatieve duurzame gewasbeschermingsmiddelen. Ook gaf de Commissie aan dat dit is benoemd in de strategisch dialoog met de sector.
Diversenpunt Portugal over het gebruik van Drones voor gewasbeschermingsmiddelen
Portugal wees de Raad op het belang van digitalisering en de noodzaak om boeren toegang te geven tot technologieën, zoals drones om gewasbeschermingsmiddelen toe te passen. Portugal gaf aan dat er op dit moment geen duidelijk rechtskader is voor innovatie, waardoor het gebruik van nieuwe technologieën beperkt wordt. Veel steun in de Raad voor dit diversenpunt van Portugal. De meeste lidstaten onderstreepten het belang van technologische ontwikkeling in de EU om de concurrentiepositie van boeren te versterken en duurzaamheids- en milieudoelen te behalen. De staatssecretaris gaf aan een groot voorstander te zijn van innovatieve technieken voor de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen. Daarbij riep hij op de reikwijdte van het voorstel te verbreden naar alle innovatieve toepassingstechnieken, zoals ook spuitrobots.
Diversenpunt Roemenië over investeringsmogelijkheden binnen het GLB voor aankoop van fokdieren
Roemenië heeft opnieuw de Commissie verzocht om gebruik te kunnen maken van investeringsmogelijkheden binnen het GLB voor de aankoop van fokdieren. Op deze manier kan het overschot van Roemeens graan binnenlands ingezet worden als veevoer voor de fokdierhouderij. Een beperkt aantal lidstaten, waaronder Nederland, steunde het voorstel van Roemenië. De staatssecretaris gaf aan zich bewust te zijn van de gevolgen van de oorlog in Oekraïne voor de Roemeense boeren en toonde begrip om via het GLB naar praktische oplossingen te zoeken.
Diversenpunt Zweden over herzieningen van de dierenwelzijnswetgeving
Zweden riep met steun van een aantal andere lidstaten de Commissie op om zo snel mogelijk met de toegezegd dierenwelzijnsvoorstellen te komen. Nederland bracht in dat dierenwelzijn belangrijk is en een thema is dat leeft in onze samenlevingen, dat gaven veel lidstaten ook aan. Nederland bracht ook in dat de EU oog moet houden voor de positie van de boeren, omdat zij de ruggengraat vormen van onze voedselvoorziening en daarom een eerlijke kans verdienen om concurrerend te blijven. Daarbij onderstreepte Nederland ook dat een gelijk speelveld van cruciaal belang is, zowel binnen de interne markt als in de handel met derde landen. Dit kon op veel steun rekenen van de andere lidstaten. Nederland riep de Commissie daarbij expliciet op om bij de herziening van de EU-dierenwelzijnswetgeving ook nadrukkelijk te kijken naar welke – ten minste gelijkwaardige – eisen kunnen worden gesteld aan geïmporteerde producten uit derde landen, met inachtneming van de regels van de WTO. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie Van der Plas (BBB) die verzoekt te streven naar eenduidige regels voor dierenwelzijn en ervoor te pleiten dat er geen producten worden geïmporteerd van buiten de EU die niet aan deze regels voldoen (Kamerstuk 28 286, nr. 1281) en de motie van de leden Beckerman (SP) en Grinwis (CU) die verzoekt in te blijven zetten op maatregelen in Europees verband waarmee de import van landbouwproducten met lagere dierenwelzijnsstandaarden dan waaraan Nederlandse veehouders moeten voldoen, zoveel mogelijk worden beperkt (Kamerstuk 35 746, nr. 39). Ook in de toekomst zullen we waar dat aan de orde is inzet blijven plegen conform deze moties. Deoproep weerklonk wederom in de inbreng van een aantal andere lidstaten. Uiteindelijk werd de Commissie door het grootste gedeelte van de Raad, waaronder ook Nederland, opgeroepen zo snel mogelijk met aanvullende dierenwelzijnsvoorstellen te komen.
Diversenpunt Denemarken en Spanje over biotechnologie
Denemarken en Spanje onderstreepten de noodzaak voor een holistische aanpak op het gebied van biotechnologie om te komen tot een innovatief en veerkrachtig model van landbouw en voedsel. Dit werd gesteund door Nederland. In de Raad werd verder het brede belang van biotechnologie benadrukt. Daarbij legde Nederland, samen met enkele andere lidstaten, de nadruk op het feit dat Europa competitief moet blijven en mee moet blijven ontwikkelen in deze innovatieve sector. De meeste lidstaten, samen met Nederland, onderstreepten daarbij dat een belangrijke voorwaarde voor biotechnologie een goede, proportionele, toekomstbestendige en veilige wetgeving is. De Commissie wees op het concurrentievermogen van de boeren en de noodzaak daarvoor om biotechnologie verder te ontwikkelen. De Commissie noemde, net zoals Nederland, hierbij het NGT-voorstel als belangrijk voorbeeld. Daarbij gaf de Commissie wederom aan dat innovaties kunnen bijdragen aan duurzaamheid en het versterken van het inkomen van de boer.
Diversenpunt Hongaars voorzitterschap over een conferentie over de toekomst van de bijenteeltsector
Verschillende lidstaten gaven aan zorgen te hebben over de toekomst van de bijenteeltsector. Daarom onderschreven zij het belang van de bijeenkomst. De Commissie benoemde de New Deal voor Bestuivers en verwees ook naar het belang van de natuurherstelwet om de bijenpopulatie te versterken. Daarnaast wees de Commissie op het belang van het aanpakken van fraude in de keten en gaf aan dat gekeken moet worden naar mogelijkheden binnen het GLB voor steun aan de sector.
Diversenpunt Duitsland over het tegengaan van voedselverspilling
Duitsland stelde voor om het doneren van voedsel aan goede doelen te vereenvoudigen om zo voedselverspilling tegen te gaan. Volgens Duitsland is het nodig de levensmiddelenwetgeving op EU-niveau aan te passen om juridische obstakels weg te nemen. Veel lidstaten spraken zich uit tegen voedselverspilling en riepen de Commissie op de wet- en regelgeving te vereenvoudigen. De Commissie gaf aan dat er trilogen lopen met het Europees Parlement en de Raad om tot bindende voedselreductiedoelstelling te komen voor 2030. De Commissie wil dit dossier snel finaliseren en implementeren.
Voor wat betreft het doneren van voedsel gaf de Commissie aan eerst meer zicht te willen krijgen op wat specifiek het probleem is en bereid is barrières weg te nemen. Nederland heeft op dit punt niet geïntervenieerd.
De minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,
F.M. Wiersma
De staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,
J.F. Rummenie