[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de voorhang Subsidieregeling School en Omgeving 2025-2028 (Kamerstuk 31293, nr. 764)

Primair Onderwijs

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2024D50856, datum: 2024-12-18, bijgewerkt: 2024-12-18 15:40, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2024Z18942:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


31 293 Primair Onderwijs

31 289 Voortgezet Onderwijs

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg

Vastgesteld d.d. …

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 20 november 2024 inzake de voorhang van de Subsidieregeling School en Omgeving 2025-2028 (Kamerstuk 31 293, nr. 764).

Bij brief van ... heeft de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie

Bromet

Adjunct-griffier van de commissie

Arends

Inhoud

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

  • Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

  • Inbreng van de leden van de VVD-fractie

  • Inbreng van de leden van de NSC-fractie

  • Inbreng van de leden van de BBB-fractie

II Reactie van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met wrevel kennisgenomen van de onderhavige brief en de subsidieregeling.

De Subsidieregeling School en Omgeving 2023 – 2025 schiep in artikel 6 nog duidelijkheid met de vermelding van een beschikbaar totaalbedrag van € 563.103.423,- en een verdeling hiervan over categorie A- en B-vestigingen en eenmalige subsidies voor de kosten van een lerende aanpak. Ditmaal volstaat de staatssecretaris in artikel 6 met bedragen die telkens worden aangeduid met “€ -,-“. Kan de staatssecretaris verhelderen waar de Kamer precies “Ja” op zegt, als zij instemt met de subsidieregeling? Deze leden vrezen dat de vaagheid over de bedragen betekent dat scholen veel kwetsbare kinderen en jongeren straks ernstig in de steek moeten laten nu een Kamermeerderheid het amendement van het lid Stultiens cum suis over middelen voor het terugdraaien van voorgenomen bezuinigingen1 heeft afgewezen en daarmee heeft ingestemd met een drastische korting van € 115 miljoen op deze subsidieregeling. Het is met reden dat de leden van de zwaar tillen aan deze bezuiniging. Zij constateerden afgelopen jaren met waardering dat in verschillende regio’s rijke schooldagen werden ingevoerd om de kansen van kwetsbare kinderen en jongeren te vergroten: deze kregen daar een rijk programma met sport, dans, cultuur, techniek, natuur, begeleiding en nabije zorg met een goede balans tussen inspanning en ontspanning. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zouden juist in het belang van kwetsbare kinderen en jongeren willen dat deze ontwikkeling van rijke schooldagen op volle kracht zou doorzetten en op termijn verder zou uitbreiden in de rest van het land. Deze leden begrijpen dat de staatssecretaris zich nu gesteund weet door een Kamermeerderheid van de regeringscoalitie aangevuld met de christelijke fracties, die het overgrote deel van de bezuiniging overeind laat. Welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris nog om binnen de grenzen van het fors beknotte totaalbedrag, de schade te beperken voor betrokken kinderen en jongeren, die straks niet langer met een rijke schooldag hun kansen vergroten?

De staatssecretaris verandert de doelgroep van de subsidieregeling van schoolvestigingen met 10 % van de leerlingen met de hoogste relatieve achterstandsscores in schoolvestigingen met 5 % van de leerlingen met de hoogste relatieve achterstandsscores. Kan de staatssecretaris toelichten wat deze wijziging naar verwachting betekent voor de omvang van de doelgroep in termen van aantal schoolvestigingen en aantallen leerlingen met de hoogste relatieve achterstandsscores die met het programma School en Omgeving worden bereikt?

Het regeerprogramma kondigt aan dat het programma School en Omgeving vanaf 2028 duurzaam wordt en structureel wordt gefinancierd. De manier van financieren zou nog worden uitgewerkt.2 Ook belooft het regeerprogramma het onderwijsveld duidelijkheid met lange termijndoelen, consistente sturing en structurele financiering voor structurele taken. Begrijpen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie het goed dat de staatssecretaris het programma School en Omgeving erkent als een structurele taak? Betekent dit dat de structurele financiering voor het programma dan gaat vallen onder de aanvullende bekostiging, met lage administratieve lasten en gemiddelde uitvoeringskosten en het dus niet een zogenoemde gerichte bekostiging wordt, met gemiddelde administratieve lasten en hoge uitvoeringskosten?

In de subsidieregeling zijn de bijlagen 1, 2, 3 en 4 bij artikel 3 vooralsnog helemaal blanco gebleven. Wat is de reden hiervoor, wanneer zullen deze bijlagen nader worden ingevuld en van welke aard zal dan per bijlage de inhoud zijn?

De staatssecretaris schrijft dat zij voor Caribisch Nederland ook voor de periode 2025-2028 inzet op het programma School en Omgeving en de reeds gehanteerde aanpak voortzet die aansluit bij de specifieke situatie op de eilanden. Kan de staatssecretaris verhelderen welke specifieke elementen de situatie op de eilanden specifiek maken en op welke wijzen de gehanteerde aanpak hiermee rekening houdt?

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

Doelgroep

De leden van de VVD-fractie lezen dat de subsidieregeling School en Omgeving vernieuwd is waarbij er prioriteit wordt gegeven aan de scholen met 5% van de leerlingen met de hoogste relatieve onderwijsachterstandsscores. Deze leden vragen om hoeveel scholen het dan gaat en wat deze prioriteit concreet inhoudt. Geldt die prioritering alleen in gevallen van overvraging van de regeling? Is het relatief aantal leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond een grond voor prioriteit op zichzelf of komt deze boven op de achterstandsscores? Zij vragen tevens in hoeverre scholen met hoge achterstandsscores met de voorgaande subsidieregelingen bereikt zijn en of daar voortgang is geboekt in het wegwerken van achterstand. Heeft de staatssecretaris het idee dat met deze eerdere regelingen de kansengelijkheid onder kinderen is vergroot?

Verminderen complexiteit

De leden van de VVD-fractie lezen dat de regeling op een aantal punten is gewijzigd om de complexiteit en administratieve lasten te verminderen. Deze leden vragen of de staatssecretaris kan aangeven waarom de vorige regeling moeilijk uitvoerbaar was. Was het lagere aantal aanvragen in de regeling 2023-2025 hier een resultaat van? Zij vragen de staatssecretaris te duiden wat er nu precies is veranderd waardoor deze regeling beter uitvoerbaar is geworden. Verwacht de staatssecretaris dat er door het vergemakkelijken van de regeling nu meer aanvragen gedaan gaan worden?

Inzet subsidie

De leden van de VVD-fractie lezen dat gemeenten een belangrijke ondersteunende rol vervullen bij het programma School en Omgeving. Deze leden vragen hoe deze ondersteuning er concreet uitziet. Wordt er van deze gemeenten een actieve rol verwacht of is deze vrijblijvend? De leden vragen voorts of de ervaringen van gemeenten en lokale partners met vorige regelingen zijn geëvalueerd en wat hiervan de uitkomsten waren. Zijn deze ervaringen meegenomen in het opstellen van de nieuwe regeling?

De leden van de VVD-fractie lezen dat scholen een voorschot ontvangen op de subsidie. Deze leden vragen waarom voor deze nieuwe systematiek gekozen is. Zij constateren voorts dat er gekozen is voor een correctie achteraf. Houdt de staatssecretaris er rekening mee dat er sprake zal zijn van een onderuitputting van de middelen? De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd waarom wel of niet. Wat waren de redenen voor onderuitputting in de vorige regelingen en hoe is daarop geanticipeerd in deze nieuwe regeling? Deze leden vragen tot slot of en welke mogelijkheden de staatssecretaris heeft om tussentijds te sturen op resultaten.

Inbreng van de leden van de NSC-fractie

De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de voorhang van de Subsidieregeling School en Omgeving 2025-2028 en hebben hierover een aantal opmerkingen en vragen.

De leden van de NSC-fractie zien het als een goede zaak wanneer subsidiepotjes worden omgezet naar structurele financiering voor het onderwijs. Deze leden zijn dan ook blij met het besluit van de staatssecretaris om de Subsidieregeling School en Omgeving vanaf 2028 om te zetten in een structurele financiering. Wel zijn zij benieuwd hoe de staatssecretaris van plan is hieraan invulling te geven. Overweegt de staatssecretaris de subsidiemiddelen aan de lumpsum toe te voegen, zodat scholen over de besteding ervan vrij kunnen beschikken of is haar voornemen juist om aan de in haar toelichting genoemde oorspronkelijke twee bestemmingen van deze middelen vast te houden?

Het is wat de leden van de NSC-fractie betreft belangrijk dat de middelen die structureel naar het onderwijs gaan vooraleerst ten goede komen aan de kwaliteit van het primaire onderwijsproces. Dat biedt ook de beste garantie voor een optimale kansengelijkheid onder onze jongeren. Deze leden willen daarom weten welke maatregelen de staatssecretaris neemt zodat deze extra structurele investeringen inderdaad aan de kwaliteit van het primaire onderwijsproces ten goede zullen komen en niets anders.

De Subsidieregeling School en Omgeving zal tot 2028 doorlopen. De leden van de NSC-fractie merken daarbij op dat in de voorgestelde regeling een prioritering is aangebracht met betrekking tot de doelgroep die op de regeling aanspraak kan maken en dat, als gevolg hiervan, scholen die nu de subsidie ontvangen deze in de toekomst mogelijk niet meer zullen ontvangen. In de beslisnota wordt gewezen op de nadelige risico’s die dit laatste met zich meebrengt. In deze nota wordt het risico genoemd dat reeds gedane investeringen en opgebouwde ervaring door het wegvallen van de subsidiestroom teniet worden gedaan. Hierbij wordt tevens opgemerkt dat het overgrote deel van de scholen in Limburg, Flevoland, Groningen, Drenthe en Friesland, die ook het overgrote deel van de scholen vormt waarmee het ministerie in het kader van de subsidieregeling al vanaf het begin samenwerkt, buiten de nieuwe doelgroep vallen. Deze leden vragen hoe de staatssecretaris deze risico’s in haar uiteindelijke besluitvorming heeft meegewogen. Ook vragen zij of de staatssecretaris maatregelen overweegt zodat reeds gedane investeringen en opgebouwde ervaring van scholen niet verloren gaan als gevolg van de aanscherping van de doelgroep.

Tot slot, de leden van de NSC-fractie staan pal achter het bevorderen van de kansengelijkheid van jongeren met een achterstandspositie. Wel vragen deze leden of het verdelen van middelen op basis van relatieve achterstandsscores daarvoor het meest geschikte middel is.

Jongeren met een onderwijsachterstand zouden allemaal een gelijke kans moeten hebben om de voordelen te genieten van een verrijkte schooldag. Dat is het idee van kansengelijkheid. Echter, door in de verdeling van de middelen te selecteren op relatieve achterstandsscores op schoolniveau, wordt deze kans afhankelijk van de school waarop de jongere zit en andere factoren waar hij weinig invloed op heeft (zoals het aantal leerlingen op de school en het aandeel daarvan dat ook een voldoende onderwijsachterstand heeft). Daarmee werkt deze manier van verdelen toch een belangrijke vorm van kansenongelijkheid in de hand. Iets dat haaks staat op hetgeen de subsidie School en Omgeving beoogt. Deze leden vragen hoe de staatssecretaris tegen deze spanning aankijkt en of zij mogelijkheden ziet tot een alternatieve prioritering te komen, een die meer recht doet aan de kansengelijkheid die de subsidieregeling beoogt te bevorderen.

Inbreng van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de voorhang Subsidieregeling School en Omgeving 2025-2028. Deze leden hebben hier enkele vragen en opmerkingen over.

De leden van de BBB-fractie zijn bekend met de Subsidieregeling School en Omgeving 2025-2028 die zich richt zich op het bevorderen van kansengelijkheid door het ondersteunen van scholen bij het aanbieden van een verrijkte schooldag; een programma bedoeld voor scholen met relatief veel leerlingen met een onderwijsachterstand of een niet-Nederlandse culturele achtergrond. Deze leden lezen dat iedere aanvrager, indien het subsidieplafond, bedoeld in het eerste lid, toereikend is, de mogelijkheid krijgt om in maart 2026 het aantal aangevraagde klokuren of het aantal aangevraagde leerlingen eenmalig tussentijds naar boven bij te stellen. Zij vragen hoeveel klokuren ontwikkelaanbod scholen maximaal per week mogen aanbieden onder deze regeling. Daarnaast vragen deze leden wat er gebeurt als een school minder dan 75% van de aangevraagde klokuren realiseert.

De leden van de BBB-fractie lezen dat activiteiten van de verrijkte schooldag extra activiteiten zijn die gericht zijn op het compenseren van wat de doelgroep leerlingen niet vanuit hun omgeving aangeboden krijgen. Activiteiten die niet structureel gericht zijn op brede talentontwikkeling zijn uitgesloten van deze regeling. Deze leden vinden deze omschrijving te vaag. Kan nader worden toegelicht wat niet is toegestaan om te financieren met deze subsidie en hoe dit wordt gemonitord en geëvalueerd?

Tot slot vragen de leden van de BBB-fractie wat de belangrijkste wijzigingen zijn ten opzichte van de regeling 2023-2025 met betrekking tot de vereenvoudiging. Eerder bleken administratieve lasten en verantwoordingsvereisten een punt van zorg, vooral voor kleinere scholen en coalities. Deze leden vragen of kan worden toegelicht in hoeverre aanvragen en rapportages aanzienlijke tijdsinvesteringen vereisen.

II Reactie van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap


  1. Kamerstuk 36 600 VIII, nr. 60.↩︎

  2. Regeerprogramma. Uitwerking van het hoofdlijnenakkoord door het kabinet, 13 september 2024, p. 77.↩︎