Conceptverslag Terrorisme/extremisme
Verslag van een commissiedebat
Nummer: 2024D51222, datum: 2024-12-17, bijgewerkt: 2024-12-19 14:57, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2024-12-17 16:30: Terrorisme/extremisme (Commissiedebat), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Terrorisme/extremisme
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Concept
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 17 december 2024 overleg gevoerd met de heer Van Weel, minister van Justitie en Veiligheid, over:
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 25 juni 2024 inzake Trendanalyse Nationale Veiligheid (30821, nr. 231);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 27 juni 2024 inzake rapport Universiteit Leiden over intergenerationele overdracht van extremistisch gedachtegoed (29754, nr. 726);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 8 augustus 2024 inzake onderzoek Inspectie Justitie en Veiligheid naar vroegsignalering van radicalisering in het lokale domein (29754, nr. 728);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 4 september 2024 inzake WODC-onderzoek Radicale reclame op sociale media (29754, nr. 729);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 16 september 2024 inzake Harbersbrief: periodieke rapportage nationale veiligheid - contraterrorisme (CT) (30821, nr. 237);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 16 september 2024 inzake beleidsreactie WODC-rapport Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding (29754, nr. 730);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 27 september 2024 inzake tijdelijke wijziging verwerking Passenger Name Record-gegevens (34861, nr. 41);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 9 oktober 2024 inzake beleidsreactie inspectierapport Vroegsignalering van radicalisering in het lokale domein (29754, nr. 731);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 12 november 2024 inzake rapport Nationale ombudsman "Blind vertrouwen? Een onderzoek naar CTER-registraties en de impact ervan op het leven van burgers" (29754, nr. 732);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 18 november 2024 inzake beleidsreactie op het rapport van de Nationale ombudsman "Blind vertrouwen?" (29754, nr. 733);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 3 december 2024 inzake reactie op verzoek commissie over dreigingsbeeld van rechts-extremisme en -terrorisme en de rol en invloed van onlineradicalisering (29754, nr. 734);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 11 december 2024 inzake ontwerpbesluit coördinatie terrorismebestrijding en nationale veiligheid (35958, nr. 21);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 13 december 2024 inzake kabinetsreactie op ADR-onderzoeksrapport Beveiligingsproces van staatsgeheime/vertrouwelijke informatie bij NCTV en politie (36600-VI, nr. 123);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 16 december 2024 inzake nadere uitwerking van de Versterkte Aanpak Online inzake extremistische en terroristische content (29754, nr. 735).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en
Veiligheid,
Pool
De griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid,
Brood
Voorzitter: Pool
Griffier: Paauwe
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Boswijk, Diederik van Dijk, Emiel van Dijk, Eerdmans, Helder, Koops, Michon-Derkzen, Mutluer, Pool en Van der Werf,
en de heer Van Weel, minister van Justitie en Veiligheid.
Aanvang 16.30 uur.
De voorzitter:
Dames en heren, het is 16.30 uur op 17 december. Ik open bij dezen het
commissiedebat Terrorisme/extremisme van de vaste Kamercommissie voor
Justitie en Veiligheid. Allereerst een hartelijk woord van welkom aan de
minister. Fijn dat u bij ons bent. Het is ook fijn dat er mensen op de
publieke tribune zitten. Ik hoop dat u een interessant debat
tegemoetgaat. Natuurlijk ook een woord van welkom aan onze leden. U
heeft vandaag vier minuten spreektijd in de eerste termijn. Daar horen
drie interrupties bij.
Ik geef de heer Boswijk als eerste het woord. Het woord is aan u.
De heer Boswijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Veel dank. Ik zeg er meteen bij: ik heb over een
halfuur een andere bijeenkomst, die ik moet voorzitten. Ik ben er dus
helaas maar kort. Maar omdat vandaag het dreigingsbeeld werd
gepubliceerd, vond ik het te belangrijk om het helemaal te laten lopen.
Excuus aan mijn collega's en aan de minister dat ik eerder weg
moet.
Voorzitter. Deze middag heeft de NCTV het nieuwe Dreigingsbeeld
Terrorisme gepubliceerd. Het dreigingsbeeld geeft reden tot veel zorgen.
Er is een reële kans dat er in Nederland een aanslag wordt gepleegd. Er
zijn netwerken van IS in Europa actief die zich bezighouden met het
werven van terroristen. De NCTV vreest zelfs voor een nieuwe
jihadistische aanslagengolf zoals we ook hebben gezien in 2014. Onze
veiligheidsdiensten zitten er gelukkig bovenop, in Nederland en in
Europa. Er zijn vermoedelijke terroristen opgepakt en aanslagen
verijdeld. Wij willen de diensten de ruimte geven om hun belangrijke
werk voort te zetten. Dit kan pas als zij de juiste instrumenten
hebben.
Voorzitter. Een van de grootste punten van zorg is de
onlineradicalisering van jongeren. Het gaat zelfs om kinderen vanaf 12
jaar. In Nederland zijn honderden jongeren actief in
rechts-terroristische of jihadistische onlinemilieus. Wat het moeilijk
maakt, is dat er weinig zicht is op deze onlineradicalisering en dat het
landsgrenzen te buiten gaat. Er is samenwerking nodig tussen landen,
maar ook met de socialmediaplatforms. TikTok moet bijvoorbeeld veel meer
verantwoordelijkheid nemen om terroristische content te verwijderen. Hoe
wordt er met andere landen opgetrokken om deze platforms hiertoe te
dwingen? Wat gebeurt er als ze dat niet doen?
Voorzitter. In het licht hiervan wil ik mijn complimenten overbrengen
aan D66, dat vandaag een voorstel hiervoor heeft gelanceerd. Dat kan
zeker op sympathie van het CDA rekenen. In 2022 is er een motie van het
CDA aangenomen waarin wordt opgeroepen om te starten met een pilot om
gebruikers die online dreigen te radicaliseren, automatisch naar
anti-extremistische video's te leiden. Dit initiatief is niet nieuw. Dit
gebeurt al in andere landen. Het heeft ook al zijn vruchten afgeworpen.
Het is goed om te horen dat de minister hiermee aan de slag gaat,
aangezien zijn voorganger de motie die de Kamer daarna nog een keer
heeft ingediend, heeft ontraden. Het heeft wel wat lang geduurd, want we
zijn inmiddels twee jaar verder. Kan de minister iets zeggen over de
start van deze pilot?
Voorzitter. In Engeland is het strafbaar om terroristische content,
zoals bomhandleidingen, in bezit te hebben. Hoe kijkt de minister
hiernaar?
Hoe gaat de minister om met nieuwe Syrische vluchtelingen die aanhanger
zijn geweest van Assad? Kan dat botsen met Syriërs die hier nu al zijn
en die geen aanhanger zijn van het regime of juist gevlucht zijn voor
het regime, zoals we eerder hebben gezien bij de rellen tussen
vluchtelingen uit Eritrea, die compleet geëscaleerd zijn?
Voorzitter. Europese veiligheidsdiensten hebben hun zorgen geuit over de
aanstaande vrijlating van veroordeelde jihadisten in 2025. Er komen
gedetineerden vrij die een hoog dreigingsprofiel hebben, maar deze
personen gaan uit het zicht raken wanneer ze hun Nederlanderschap
verliezen als zij een dubbele nationaliteit hebben. Vervolgens zwerven
ze in Nederland rond en kunnen de diensten deze mensen nauwelijks in de
gaten houden. Eerder hebben we voorgesteld deze ex-terroristen zonder
Nederlanderschap een soort tijdelijke status te geven, zodat ze volledig
in de gaten kunnen worden gehouden totdat ze vertrekken. Eerder konden
we niet rekenen op steun voor dit voorstel, maar toch vraag ik de
minister of hij na de waarschuwing van de NCTV hier opnieuw een reactie
op kan geven. Wat is het plan om dit gevaar in te dammen en om te
voorkomen dat deze veroordeelden die hun straf hebben uitgezeten,
opnieuw in de luwte gaan radicaliseren?
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u hartelijk. Heeft u nog een interruptie? Ja, dat is het geval.
U heeft een interruptie van de heer Van Dijk van de PVV.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Ik hoor dat de collega van het CDA zich zorgen maakt over veroordeelde
jihadisten die na denaturalisatie wellicht uit het oog zouden
verdwijnen. Dat valt natuurlijk heel makkelijk te ondervangen door die
mensen ongewenst vreemdeling te verklaren en in alle systemen te laten
registeren, het Visa Information System, het Schengen Information System
en noem het allemaal maar op. De Europese Unie heeft die allemaal
opgetuigd. Daar kunnen die mensen allemaal in gezet worden. We kunnen
vingerafdrukjes afnemen, ze het land uitknikkeren en ze niet meer naar
binnen laten. Daarmee is het probleem toch opgelost, of zou dat iets te
simpel gedacht zijn voor de heer Boswijk?
De heer Boswijk (CDA):
Dat is te simpel gedacht. Ik wou dat het zo makkelijk kon, maar helaas
gaat dat niet zo. "Want?" wordt mij gevraagd. Helaas. Ik snap de emotie.
Ik zou het ook graag willen. Ik zou wel willen weten in welk land we die
mensen moeten knikkeren, aangezien de landen deze mensen helaas vaak
niet accepteren. Deze zorg is niet alleen mijn zorg, maar het is ook de
zorg van de NCTV, al langere tijd, en van meerdere specialisten die
hiermee bezig zijn. Ik ben er dus erg voor om deze mensen een aparte
status te geven, zodat de mogelijkheid ontstaat om ze beter te kunnen
volgen, waardoor we Nederland veilig kunnen houden, en om er ondertussen
alles aan te doen om ervoor te zorgen dat ze uiteindelijk het land
uitgezet worden. Maar helaas is dat niet zo makkelijk als we allemaal
zouden denken.
De voorzitter:
Is dat voldoende voor de heer Emiel van Dijk? Oké. Mevrouw Van der Werf,
u bent aan de beurt voor uw spreektijd.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank, voorzitter. De kans op een terroristische aanslag in Nederland is
de afgelopen jaren onveranderd hoog. Dat is zorgwekkend. De
terroristische dreiging komt niet alleen uit de hoek van het jihadisme
en de radicale islam. Ook rechts en anti-institutioneel extremisme
zorgen inmiddels voor substantiële dreigingen. Radicalisering vindt
steeds vaker online plaats, met name onder jonge jongens. Door social
media is het buitengewoon makkelijk geworden om je radicale ideeën op
een ander over te brengen, zo ook op kinderen, die soms pas 12 jaar oud
zijn als ze die radicale ideeën gaan verspreiden. Ze hebben onvoldoende
mediawijsheid om de gevaren van apps en extremistische ideeën in te
zien. Het bekijken of liken van één verkeerde video kan je al in een
gevaarlijke fuik met dit soort ideeën trekken. Ook het leggen van
contact met leden van groeperingen blijkt helemaal niet zo moeilijk te
zijn. Kortom, de aanpak van radicalisering op internet schiet tekort.
Zojuist werd ook bekend dat de NCTV zich grote zorgen maakt over de
snelheid waarmee dit op internet gebeurt. Jongerenwerkers, straatwerkers
en gemeenten leggen de focus op de offlinewereld, terwijl de
radicalisering juist online begint. Daar ligt de sleutel van het
probleem. Ik vraag dan ook aan de minister hoe hij ervoor gaat zorgen
dat er voldoende zicht komt op de radicalisering die daar plaatsvindt en
wat hij gaat doen om de toename van onlineradicalisering op social media
terug te dringen.
Voorzitter. Natuurlijk moet terrorisme hard worden aangepakt, zowel in
de opsporing als in de rechtbank, maar ook hierbij geldt: voorkomen is
beter dan genezen. Er zijn niet alleen kwetsbaarheden in de samenleving,
maar ook in het beleid. Het voorkomen van radicalisering begint met het
dichten van die gaten. Daarbij gaat het onder andere om het investeren
in onderwijs, in het verkleinen van armoedeproblematiek en in leefbare
buurten. Lokale overheden spelen hierin met hun kennis een cruciale rol.
Zij zijn onze ogen en oren. De taakstelling waarmee gemeenten worden
geconfronteerd, baart mij dan ook grote zorgen. Hebben zij de aankomende
jaren nog voldoende middelen om radicalisering effectief te signaleren
en te voorkomen? Graag een reflectie van de minister.
In het laatste dreigingsbeeld wordt nogmaals gewaarschuwd voor de
dreiging van soevereinen, personen die denken dat de overheid geen
enkele macht over hen heeft en die zich ook niet aan onze wetten houden.
Eerder zagen we al een toename van deze groep in Nederland en nu is ook
bekend geworden dat er voor het eerst soevereinen zijn vervolgd voor
terroristische misdrijven. Kan de minister aangeven of en hoe hij de
aanpak van anti-institutioneel extremisme gaat intensiveren naar
aanleiding van deze terroristische dreiging?
Tot slot, voorzitter. Een effectieve aanpak van terrorisme vraagt om
goede monitoring en evaluatie. We moeten scherp krijgen welke aanpak het
beste werkt en vooral welke aanpak het beste werkt voor specifieke
dreigingen. De aanpak van het jihadisme vereist immers een andere aanpak
dan het voorkomen van anti-institutioneel extremisme. Kan de minister
toelichten hoe die aanpak van terrorisme momenteel wordt geëvalueerd en
in hoeverre hierbij onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende
dreigingen?
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
U bedankt. Ook welkom aan de leden die net zijn aangeschoven, te weten
mevrouw Helder, mevrouw Mutluer en mevrouw Michon-Derkzen. U heeft vier
minuten spreektijd en drie interrupties. Wilt u uw microfoontje
uitzetten, mevrouw Van der Werf? Het woord is aan de heer
Eerdmans.
De heer Eerdmans (JA21):
Dank u wel. Ik zit met enige overlap tussen dit commissiedebat en een
ander debat, plenair, dus ik houd het kort. Het gaat mij met name om één
punt. Dat zijn de antwoorden die wij vanochtend ontvingen op de vragen
van mij en mevrouw Bikker over Samidoun. Mijn buurman hier, Diederik van
Dijk, en ik hebben een motie ingediend voor het verbod van deze club. Om
het nog maar eens duidelijk te maken: Samidoun legitimeert, vergoelijkt
en verheerlijkt geweld tegen de staat Israël, waaronder geweld door
organisaties die op de terreursanctielijst van de Europese Unie staan.
We hebben natuurlijk de heer Khatib op bezoek gehad. Die is gelukkig
geweigerd, offline tenminste, want online heeft hij zijn boodschap nog
kunnen verkopen aan de universiteit van Nijmegen. Gelukkig heeft het
kabinet besloten tot weigering, maar ik schrik van de beantwoording van
de Kamervragen. Ik heb samen met de SGP een motie ingediend om die
organisatie dus op de nationale sanctielijst te krijgen en in het
CTER-register te laten plaatsen, en gevraagd of de minister of het
kabinet zo spoedig mogelijk met het OM in gesprek wil gaan over het
verbieden van Samidoun in Nederland.
Nou citeer ik het antwoord uit de brief van het kabinet: "Het gesprek
heeft op vrijdag 29 november plaatsgevonden. Het Openbaar Ministerie gaf
daarbij aan geen aanknopingspunten te hebben voor strafrechtelijke
verdenkingen ten aanzien van Samidoun in Nederland." Daar schrik ik van.
Wij vinden vanuit JA21 absoluut niet dat Samidoun een plek moet hebben
om in Nederland te opereren. Het is een terroristische organisatie en
die moet zo snel mogelijk verboden worden. En dat vinden wij niet
alleen, maar dat vinden ook de Verenigde Staten, Canada en Duitsland.
Die hebben Samidoun wel verboden. De minister van Binnenlandse Zaken van
Duitsland Nancy Faeser zei het treffend: in Duitsland wordt geen enkele
vorm van verheerlijking van of steun aan barbaarse terreur van Hamas
tegen Israël getolereerd.
Ik heb daarover drie vragen. Is het gesprek van 29 november voor de
minister een afsluiting of biedt het nog een opening? Zijn er nog
vervolggesprekken mogelijk met het OM over wat wel kan in het strafbaar
stellen en, zo ja, wat kunnen we daarvan verwachten? Wat is er juridisch
mogelijk? Kan de minister dan geen aanwijzing geven — in sporadische
gevallen gebeurt dat — aan het OM met een duidelijke boodschap? Wat JA21
en ik denk ook de SGP betreft is dat: het maakt niet uit hoe jullie het
regelen, maar Samidoun wordt verboden en komt op de nationale
sanctielijst. Ik wil daar heel graag een antwoord op hebben, want ik
schrok gewoon van de beantwoording, zeker als je het in relatie ziet tot
andere landen in Europa.
Tot slot heb ik nog één ander punt, voorzitter. Hoeveel tijd had ik
nog?
De voorzitter:
1 minuut 30.
De heer Eerdmans (JA21):
Ja, precies. Dit is ook iets wat mij vanochtend ter ore kwam. Het gaat
over extreem geweld met een religieus motief. Daar heb ik bij de
regeling een debat over aangevraagd, vanwege de Franse ontwikkelingen.
Daar is het religieus geweld echt een probleem aan het worden onder
jongeren. Ik heb gevraagd om een brief om dat eens te duiden in
Nederland: hoe zit het met religieus geweld onder jongeren in Nederland?
Daar is op geantwoord door de minister dat geweld met een religieus
motief niet wordt geregistreerd, zodat we ook geen cijfers hebben over
geweld met een religieus motief, en dat er ook geen signalen bekend zijn
dat dit fenomeen zich voordoet. Dat lijkt mij logisch als je het niet
registreert. Dan weet je het ook niet. Dus eerlijk gezegd vind ik dat
zeer onvoldoende. We weten dat een meisje in Joure, Ryan, van slechts 18
jaar werd vermoord, omdat haar broers en vader vonden dat ze zich te
westers kleedde en te westers gedroeg. Dat vind ik zeer pijnlijk en
zorgelijk. Ik leid nu af uit de reactie van de minister dat er geen
verdere stappen worden ondernomen. Ik ben daar echt even van
geschrokken, dus ik wil graag nog een reactie daarop en ik overweeg ook
om er na dit debat nog een vervolg aan te geven.
Dank je wel.
De voorzitter:
Ik dank u hartelijk. Dan is het woord aan de heer Van Dijk van de
SGP.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Zoals we in het vandaag verschenen
Dreigingsbeeld Terrorisme kunnen lezen, zien we na de brute inval van
Hamas in Israël de sympathie voor deze terreurorganisatie groeien. In
recente rapporten van onder andere ELNET lezen we ook dat er diverse
groeperingen in Europa actief zijn die gelieerd zijn aan Hamas. Het is
een zorgelijke ontwikkeling dat deze clubs blijkbaar onder de radar
kunnen blijven opereren. En niet alleen kunnen ze voortbestaan. Ze mogen
ook bijeenkomsten organiseren waarbij opgeroepen wordt tot een intifada
en de terreuraanval op Israël verheerlijkt wordt, en het OM legt ze geen
strobreed in de weg. Onverteerbaar. De minister geeft aan — collega
Eerdmans refereerde er ook aan — dat het OM geen aanknopingspunten heeft
voor strafrechtelijke verdenkingen ten aanzien van Samidoun. Voorman
Khatib kon wel uit Nederland worden geweerd. Waarom kan die wettelijke
basis niet worden gebruikt voor het weren van zijn organisatie? Kiest
het OM niet te vaak voor de weg van de minste weerstand ten koste van de
bescherming van de Joodse gemeenschap? Via organisaties als Samidoun
wordt het Hamasgedachtegoed verspreid op universiteiten en wordt de
antisemitische voedingsbodem verder gevoed. Daarnaast wordt via
zogenaamde liefdadigheidsorganisaties geld weggesluisd om de terreur
verder op te schroeven. De aanpak van deze constructies verloopt traag
en ineffectief. Een verbod kan gemakkelijk omzeild worden door het
oprichten van een nieuwe club. Welke stappen gaat de minister nemen om
deze constructies adequaat en effectief aan banden te leggen?
Voorzitter. Niet alleen het OM lijkt vaker te maken te hebben met
handelingsverlegenheid. Ook de politie greep niet in toen bij een
pro-Palestijnse demonstratie op station Leiden beveiligers van Protest
Alliance Watch een eigen weerkorps vormden. Dit vormt een gevaar voor de
openbare orde en veiligheid in Nederland en het schaadt het vertrouwen
in de politie. Is de minister bereid om de zwaardmacht van de overheid
nadrukkelijker te bewaken en hoe voorkomt hij dat dit soort clubs zich
boven de wet stellen?
Voorzitter. We mogen nooit normaal vinden wat niet normaal is. Een
videospel waarbij je in de huid van een Hamasstrijder kruipt en zo veel
mogelijk Israëli's moet afschieten, was vrij te koop in Nederland. Ik
mis urgentie bij de minister om hier ook zonder aandringen van de Kamer
tegen op te treden. Te vaak, ook bij haatpredikers op universiteiten,
moet de Kamer de minister wijzen op zijn verantwoordelijkheid om in te
grijpen. Welke maatregelen gaat hij hiertoe nemen? Wat kunnen wij
proeven van die urgentie?
Voorzitter. Niet alleen krijgen organisaties die Hamasgedachtegoed
aanhangen steeds meer voet aan de grond. Recent signaleerden omringende
lidstaten ook wapenopslagen van Hamas om aanslagen te kunnen plegen op
westerse en joods-christelijke doelwitten. Hierbij werd ook een
Nederlandse verdachte aangehouden. Heeft de minister aanwijzingen dat
deze wapenopslagen ook in Nederland liggen? Zijn de veiligheidsdiensten
voldoende wettelijk uitgerust om dit tijdig te voorkomen?
Voorzitter. De SGP maakt zich zorgen om het vandaag verschenen
dreigingsbeeld, waarin ook gewaarschuwd wordt voor mensen met een hoog
dreigingsprofiel die volgend jaar vrijkomen na een veroordeling voor
terrorisme. Hoe blijft de minister dit monitoren en onze samenleving
daartegen beschermen?
Voorzitter. Tot slot. De veelheid van onderwerpen die in dit debat
besproken zijn, zou de indruk kunnen wekken dat er vandaag de dag alleen
maar duisternis is. Daarom wil ik toch graag wijzen op de
adventsperiode. We zitten in de week voor kerst en gedenken de geboorte
van de Here Jezus in de kerstnacht. Jezus zegt zelf: "Ik ben het licht
der wereld; die Mij volgt, zal in de duisternis niet wandelen, maar zal
het licht des levens hebben." Ik wens u en iedereen hier gezegende
kerstdagen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u hartelijk voor de mooie wensen. U heeft nog een interruptie
van mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik zou mijn collega van de SGP willen bevragen over het laatste
dreigingsbeeld van de NCTV, waarin staat dat rechts-extremistisch
gedachtegoed genormaliseerd raakt en dat het de democratische rechtsorde
zou kunnen bedreigen. Steeds meer mensen schamen zich er niet eens meer
voor om vrouwen weg te zetten als minderwaardig aan mannen, om
bestuurders te bedreigen of om de legitimiteit van de rechtsspraak te
bedreigen, aldus de NCTV. Wil mijn collega daar een reflectie op geven,
of kan hij daar in ieder geval een standpunt of mening over uiten?
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Rechts-extremisme, de democratie en vrouwen wegzetten ... Mevrouw
Mutluer weet als geen ander hoe wij juist opkomen voor vrouwen, zeker
als ze kwetsbaar zijn. Denk aan de prostitutie et cetera. Als het gaat
over dat soort gedachtegoed: daar hebben wij helemaal niks van. Vrouwen
zijn er vooral om lief te hebben, zou ik zeggen.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Welke mogelijkheden ziet mijn collega om het normaliseren van
rechts-extremistisch gedachtegoed een halt toe te roepen?
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Voor een deel zitten we daarvoor natuurlijk bij dit debat. We kijken
daarbij naar de overheid, maar het allerbelangrijkste — ook dat zal
mevrouw Mutluer niet verbazen — is opvoeding. Daarin geef je hopelijk
ook mee dat onze democratische rechtsstaat niet vanzelf spreekt, dat we
daar heel zuinig op moeten zijn, dat we met heel verschillende mensen
samenleven en dat je faliekant van mening kunt verschillen, maar dat je
nooit naar geweld zou moeten grijpen. U heeft het geregeld over vrouwen.
Je moet je kinderen, en zeker ook je jongens, leren dat je altijd met
respect zult omgaan met vrouwen en meisjes. Daar begint het.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dat is voldoende voor u?
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Eigenlijk niet, maar ...
De voorzitter:
Dan is de heer Van Dijk van de PVV aan het woord.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Voorzitter. Uit een vernietigend rapport dat vorige week is verschenen,
blijkt dat het een puinzooi is bij de NCTV. De NCTV is niet bestand
tegen aanvallen van binnenuit. Zo had een Marokkaanse spion jarenlang
toegang tot staatsgeheimen en vertrouwelijke informatie. Ook zijn er 200
USB-sticks met vertrouwelijke informatie bij de NCTV spoorloos
verdwenen. Ondertussen maakt de NCTV zich druk over zogenaamd
gevaarlijke memes, zoals deze die ik nu omhooghoud, van Donald Trump
afgebeeld als een kikker, of deze over D66-rechters: "Wil je rechter
worden? Stem dan D66." Het gaat om prioriteiten. Terwijl de NCTV zich
druk maakt over dit soort plaatjes online, loopt er een Marokkaan met
staatsgeheimen recht onder hun neus de deur uit. Dit soort naïviteit is
levensgevaarlijk. Mijn vraag aan de minister is dan ook: hoe is het
mogelijk dat medewerkers van de NCTV zo makkelijk staatsgeheimen kunnen
downloaden en uitprinten, en vertrouwelijke informatie jarenlang kunnen
lekken? Is de beveiliging inmiddels wel op orde?
Het dreigingsniveau is sinds juni dit jaar toegenomen naar 4+,
substantieel. Dat betekent dat de NCTV de kans op een aanslag in
Nederland reëel vindt. Die dreiging wordt er niet kleiner op, nu uit het
vandaag gepubliceerde dreigingsbeeld blijkt dat er in 2025 verschillende
terroristen vrijkomen. Wanneer en hoe gaat de minister de Nederlandse
nationaliteit van deze voor terreur veroordeelde criminelen afnemen? Dit
kan immers op basis van de Rijkswet op het Nederlanderschap.
De PVV vindt dat de bestrijding van islamitisch terrorisme de hoogste
prioriteit moet hebben van de veiligheidsdiensten. Hoe gaat Nederland
zich wapenen tegen deze substantiële en steeds groter wordende dreiging
en welke concrete stappen gaat de minister nemen?
In het hoofdlijnenakkoord hebben we afgesproken dat de strafbaarstelling
van terrorisme wordt verruimd. Het verheerlijken van en steun betuigen
aan terrorisme wordt strafbaar, maar nog steeds ligt er geen
wetsvoorstel van de minister om dit te regelen. De minister zit gewoon
te slapen op dit dossier. Het is vijf over twaalf en we hebben nog
steeds niets. De PVV wil van de minister duidelijkheid wanneer dit
voorstel eindelijk eens naar de Kamer komt. Een concrete datum
a.u.b.
De veiligheid van Nederlanders is door het toenemende jihadisme namelijk
steeds meer in gevaar. Ik vraag de minister dus ook hoe hij ervoor gaat
zorgen dat rechters daadwerkelijk hoger gaan straffen, want te vaak
komen daders weg met een te lage straf. De gemiddelde opgelegde celstraf
voor terrorisme was in 2023 slechts tweeënhalf jaar.
Dit geldt natuurlijk ook voor het Openbaar Ministerie, dat extreem lage
straffen eist voor terrorisme. In sommige gevallen gaat het OM niet eens
over tot vervolging voor terrorisme, zoals vorige maand in Amsterdam.
Volgens de hoofdofficier van justitie was het frustratie die de
Jodenjagers aanzette tot het opjagen van grote groepen Joden in onze
hoofdstad. Wat is dit voor een waanzin? Natuurlijk had het OM moeten
vervolgen voor terrorisme. Waarom laat de minister dit varen? Waarom
heeft de minister geen aanwijzing gegeven? Het is voor het eerst sinds
de Tweede Wereldoorlog dat er een pogrom heeft plaatsgevonden. Onze
minister huilt krokodillentranen, maar actie ondernemen, ho maar! Dus
toch weer de vraag: deelt de minister de mening dat als grote groepen
Joden worden opgejaagd, puur en enkel om het feit dat zij Joods zijn, er
dan sprake is van terreur? Waarom berust hij erin dat het OM weigert
hier serieus werk van te maken? Is hij het met de PVV eens dat de daders
van deze terreurdaden heel lang de cel in moeten en na het uitzitten van
hun straf gedenaturaliseerd moeten worden, als zij ook de Nederlandse
nationaliteit hebben? Graag een reactie.
Tot slot, voorzitter. Het is algemeen bekend dat terroristen de
vluchtelingenstroom naar Europa gebruiken om hier vervolgens aanslagen
te plegen. Afgelopen zomer is er vlak over de grens in Solingen,
Duitsland nog een aanslag gepleegd door een afgewezen asielzoeker en
twee weken geleden is er in Duitsland een asielzoeker opgepakt die een
aanslag op een kerstmarkt wilde plegen. Ook in Nederland zijn de
afgelopen jaren meerdere asielzoekers opgepakt die banden hadden met
terroristische organisaties. Het is daarom belangrijk dat we alle
mogelijke manieren van infiltratie door terroristen tegengaan, goed
opletten en onderzoek doen naar mogelijke extremistische achtergronden
van asielzoekers. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat dit ook
daadwerkelijk gebeurt?
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
U bedankt voor de bijdrage. U heeft nog een interruptie van de heer
Eerdmans.
De heer Eerdmans (JA21):
Ik luister ook wel met enige verbazing naar de heer Van Dijk. Het is
bijna meer een lid van de oppositie dan van de coalitie, zou je zeggen.
Misschien is dat een voorbereiding op wat wij allemaal nog niet weten
wat komen gaat. Ik hoor hem een aantal verstandige dingen zeggen, maar
tegelijkertijd denk ik: een eigen PVV-staatssecretaris kan de gevangenen
die we nu hebben nog niet eens binnenhouden; die worden namelijk eerder
losgelaten. Is het de PVV ook bekend dat de eigen staatssecretaris
gewoon moet zeggen: we laten gevangenen eerder vrij, want we hebben
gewoon de capaciteit niet? Ze is, geloof ik, in Estland nog aan het
zoeken naar wat cellen, maar voor de rest is het gewoon een puinhoop in
ons gevangeniswezen. Hoe kan de heer Van Dijk zo'n grote broek
aantrekken richting deze minister, als zijn eigen staatssecretaris de
boel niet op orde heeft?
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Dat kan de heer Van Dijk heel goed, omdat we hier in het debat over
terrorisme en extremisme zitten. Ik bevraag de minister daarop, want er
gaat enorm veel fout. Ik heb dat net duidelijk uiteengezet in mijn
bijdrage. Binnenkort krijgen we een debat over het gevangeniswezen.
Morgenochtend hebben we zelfs een prachtig debat. De staatssecretaris
kan de borst natmaken, als ze niet met serieuze oplossingen komt.
De voorzitter:
De heer Eerdmans met een vervolgvraag.
De heer Eerdmans (JA21):
Hij is op ramkoers vandaag, geloof ik. Of misschien is het een
aankondiging. Dan nog is het vrij duidelijk dat de PVV allerlei hogere
straffen wenst, maar dat we de huidige straffen niet kunnen uitvoeren.
Laten we dan bij de Voorjaarsnota met elkaar zaken doen. JA21 is van
mening dat je niet alleen moet klagen tegen de Klaagmuur of waar dan
ook, maar dat er gewoon boter bij de vis moet. Dan gaan we het regelen.
Dan komt er meer geld voor alle problemen bij de AIVD en de NCTV, prima.
Dan gaan we gevangenissen uitbreiden en personeel erbij halen. Dat zal
geld kosten. Dat zie ik de PVV nu niet doen, behalve oppositietaal tegen
een VVD-minister van een kabinet waar jullie zelf in zitten. Ik verbaas
me over de toon, de hardheid ervan. Ik verbaas me ook over het feit dat
het alleen heel veel dreigtaal is: hij zal eens moeten luisteren en de
borst moeten natmaken. Maar waar is dan de boter bij de vis?
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Ik hoorde niet echt een vraag, behalve een voorschot op onderhandelingen
over weer meer geld. De heer Eerdmans moet toch ook begrijpen dat hij
niet overal zomaar een zak geld tegenaan kan gooien om problemen op te
lossen. Ik denk dat er veel creatievere oplossingen mogelijk zijn. U
zult die nog van mij horen bij het volgende debat.
De voorzitter:
De heer Eerdmans voor zijn derde interruptie.
De heer Eerdmans (JA21):
Mevrouw Michon zegt "we kunnen niet wachten", maar meneer Van Dijk, u
bent niet lid van de oppositie. Uw partij zit in het kabinet. Dan moet
je dingen voor elkaar boksen. Soms moet je dan dingen een beetje achter
de schermen gaan regelen. Dan heb je mensen en contacten nodig. U kunt
hier wel allerlei oppositietaal gaan zitten uitkramen, maar wat hebben
we daaraan? We willen gewoon dat er dingen worden geregeld. Als er geen
gevangenissen zijn, dan moeten we die gaan regelen. Als er problemen
zijn bij de AIVD of de NCTV, dan moeten we dat gaan regelen. U kunt hier
wel een soort oppositiebehang gaan neerzetten, maar daar kopen we toch
niets voor? U zit in de regering. U doet mee! Het is even schakelen voor
de PVV, maar er wordt nu echt iets van u verwacht. Dat zijn daden en
resultaten en niet alleen maar klagen.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Ik vind het heel vervelend voor de heer Eerdmans dat hij zo'n grote
moeite heeft met onze constructieve opstelling om tot oplossingen te
komen. Maar goed, als die oplossingen er straks liggen, dan verwacht ik
ook wel steun van JA21. Ik verwacht dat hij zich dan niet bij de linkse
oppositie gaat scharen, zoals hij de laatste tijd regelmatig doet.
De voorzitter:
Wilt u een persoonlijk feit maken na deze opmerking? Dat mag,
hoor.
De heer Eerdmans (JA21):
Nee, hoor, die kan ik zeker incasseren, maar ik vraag me even af waar ik
ben geweest. Ik geloof niet dat ik mij op het aspect van terreur,
gevangenissen of veiligheid bij de linkse horde aansluit. Dat is juist
niet het geval. Ik probeer wel dingen voor elkaar te krijgen en dat lukt
mij in mijn eentje, zeg ik er maar bij, ook best vaak. Daar zou u
misschien een voorbeeld aan kunnen nemen.
De voorzitter:
Nou, dat was dan uw weerwoord. De heer Boswijk heeft ook nog een vraag
voor de heer Van Dijk.
De heer Boswijk (CDA):
Ik wil hier collega Eerdmans bijvallen. Ik moet toch wel concluderen dat
de heer Eerdmans met 1 zetel helaas veel meer voor elkaar krijgt dan de
PVV met 37 zetels. De PVV is nu de grootste partij. Die levert zelfs een
staatssecretaris op dit onderwerp. De tijd om vanaf de zijlijn maar te
roepen wat er allemaal fout is en te constateren wat we allemaal
constateren, is voorbij. Ik heb dus de volgende vragen aan de heer Van
Dijk. Wanneer gaat u het regelen? Wanneer komt u met voorstellen
waarover wij kunnen zeggen: goed idee, u krijgt onze steun? U heeft
gezien dat het CDA een constructieve partij is. Als het kan, dan zullen
wij u steunen. U lacht, maar we hebben uw begroting op het vlak van
Onderwijs toch iets minder slecht gemaakt en gered? Wellicht kunt u hier
ook met voorstellen komen. Dan zullen wij daar constructief naar kijken.
Wanneer stopt de PVV met van de zijlijn roepen, zoals ze de afgelopen
twintig jaar heeft gedaan? Wanneer gaat ze nou een keertje doen wat de
kiezer verdient?
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Dat was weer een mooie dooddoener van het CDA. Het is hetzelfde
riedeltje als iedere keer: vanaf de zijlijn roepen. Wij nemen deel aan
het kabinet. Wij controleren de minister die hier zit. Wij zitten hier
in een debat over terreur en extremisme en we hebben het hier over het
Dreigingsbeeld 2025 en de NCTV. U kunt hoog en laag springen, heel hard
roepen en uw best doen om te proberen om hier een gevangeniswezendebat
van te maken, maar u moet daar gewoon geduld voor hebben. Ik ga hier
niet een gevangenisdebat voeren, terwijl onze staatssecretaris er niet
bij zit. U weet donders goed wat er op de agenda staat. U loopt ook al
langer dan deze termijn mee. Daar hou ik het bij, voorzitter.
De voorzitter:
En even via de voorzitter. Elkaar dus niet direct aanspreken, graag! De
heer Boswijk heeft nog een vraag.
De heer Boswijk (CDA):
Zeker, voorzitter. In het vorige debat heb ik in mijn eigen inbreng een
aantal voorstellen gedaan in verband met problemen die de NCTV een
halfjaar geleden constateerde en nu ook weer constateert. Collega Van
Dijk kan mij veel verwijten, maar niet dat ik vanaf de zijlijn roep. Wij
hebben voorstellen gedaan en daarom doe ik nu nog een keer een appel op
de PVV. De PVV heeft 37 zetels. Dat schept een grote verantwoording om
meer te leveren dan alleen oneliners.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
De heer Boswijk is Oost-Indisch doof, voorzitter. Ik heb hem niet
verweten dat hij aan de zijlijn staat te roepen. Ik maak hem het verwijt
dat hij met dooddoeners komt zoals dat wij aan de zijlijn zouden staan
en een roepende in de woestijn zijn. Het is goed, voorzitter. Ik heb
hier verder geen opmerking over.
De voorzitter:
Oké. De heer Boswijk, ook voldoende zo? Geen andere interrupties op dit
vlak? Dan zijn we gekomen aan de spreektijd van de heer Koops. Het woord
is aan hem.
De heer Koops (NSC):
Dank u, meneer de voorzitter. In normale omstandigheden zou mijn collega
Jesse Six Dijkstra hier gezeten hebben. Ik vervang hem, omdat hij elders
verplichtingen heeft, die hij per se moet nakomen. Wat heeft de heer Six
Dijkstra wel gedaan ter voorbereiding op dit debat? Hij heeft een
plenair debat aangevraagd over het rapport dat afgelopen vrijdag
uitkwam, waar inderdaad buitengewoon ernstige, doodernstige, conclusies
in staan over het lekken van staatsgeheimen vanuit de NCTV. Die zijn
dusdanig verontrustend dat die inderdaad een plenair debat
rechtvaardigen. Ik ga daar dus op dit moment, in dit debat, niets over
zeggen. Dat laat ik aan de heer Six Dijkstra.
Ik ga mij beperken tot andere onderwerpen. Ik heb zojuist vijf van mijn
collega-Kamerleden horen benadrukken hoe ernstig de dreigingen zijn die
samenhangen met terreur, radicaliseren en extremisme. Die lijn wordt ook
ondersteund door Nieuw Sociaal Contract. Het is gewoon een heel
belangrijke en moeilijke taak van deze regering om zo veel mogelijk te
doen om te voorkomen dat terrorisme, extremisme de vorm krijgt van
daadwerkelijke misdaden. Dat is omdat terrorisme mikt op het aanbrengen
van zo veel mogelijk schade en angst. Alleen al daarom is het zo
belangrijk dat de regering er veel aan doet. In de stukken die ons zijn
toegezonden en ter inzage zijn gelegd in Parlis, zie ik heel veel
aandacht voor vroegsignalering en heel veel aandacht voor de
ontwikkelingen van extremisme via internetplatformen, dus online. Dan
hebben we het dus over het bestrijden en voorkomen van vormen van
extremisme en terreur door in een zo vroeg mogelijk stadium in te
grijpen.
Ik benadruk dat zo, omdat ik zojuist eigenlijk vooral heb gehoord dat de
oplossing zou kunnen liggen in het niet naar huis sturen van mensen die
een straf hebben gekregen dan wel in het nog zwaarder straffen van de
mensen die al zijn gepakt. Ik hoor de collega naast mij benadrukken dat
de straffen die door rechters zijn opgelegd, niet hoog genoeg zouden
zijn. Ik zeg daar direct op terug dat ik geen enkele van die casussen
ken. Ik wil wel zo'n casus kennen om te weten hoe een rechter tot zijn
oordeel komt, voordat ik ga zeggen dat de straf überhaupt te laag was.
Mijn persoonlijke overtuiging is dat alleen het zwaarder en langer
bestraffen van incidenten die je daadwerkelijk voor een rechter weet te
krijgen, absoluut niet genoeg is om een serieus verschil te maken bij
het bestrijden van de terrorismedreiging. Dat even als start. Ik kom zo
aan mijn vragen.
Ik wijs op twee dingen. Op het moment dat in een samenleving het
veiligheidsdenken zo'n grote vlucht neemt, het veiligheidsdenken zoals
dat ook door de Nationale ombudsman centraal is gesteld in het rapport
dat wij hebben ontvangen, moeten we goed bedenken wat dat
veiligheidsdenken nou eigenlijk is. Dat houdt in dat het grotere goed
van de veiligheid van onze maatschappij zo zwaar weegt dat individuele
rechten gemakkelijker worden gepasseerd om te voorkomen dat er
daadwerkelijk ergens een bom afgaat. Die manier van denken, dat
veiligheidsdenken, is iets waar Nieuw Sociaal Contract zich eveneens in
kan vinden. Er is alleen een hele belangrijke caveat, een belangrijke
waarschuwing. Die heeft betrekking op de rechten van de individuen over
wie informatie wordt verzameld. De NCTV en alle diensten die betrokken
zijn bij het bestrijden van terreur, opereren namelijk in het diepste
geheim, en een burger komt er niet zo heel snel achter wat over hem is
opgeslagen in de systemen. De minister heeft daar oog voor gehad, want
hij heeft gereageerd op het onderzoek van de Ombudsman.
Daarmee kom ik bij mijn concrete vragen. Er is te weinig
rechtsbescherming van de individuele burger. Daar moet iets aan worden
gedaan. Een klassiek voorbeeld luidt als volgt. Daar zijn Kamervragen
over gesteld en daar heeft Follow the Money ook over gepubliceerd. Het
betreft een man die ten onrechte in verband werd gebracht met
terroristische groepen en wiens leven naar de filistijnen ging, omdat
hij niet wist wat er over hem aan informatie was opgenomen en hoe hij
die informatie kon corrigeren.
De voorzitter:
Komt u tot een afronding? Want u zit in de rode cijfers.
De heer Koops (NSC):
Neemt u me niet kwalijk, meneer de voorzitter. Ik zwaai naar de minister
met zijn handreiking. Deze handreiking acht Nieuw Sociaal Contract als
volstrekt ontoereikend om de burger de kansen te geven te herstellen wat
er per ongeluk misgaat, want waar gehakt wordt vallen spaanders. Mijn
vraag is dus wat de minister nog meer van plan is om hieraan te gaan
doen.
De voorzitter:
Oké. Hartelijk dank voor uw bijdrage. Dan zijn we toegekomen aan de
spreektijd van mevrouw Helder. Aan u het woord.
Mevrouw Helder (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Excuus dat ik wat later was. Dat was om in de
plenaire zaal een debatverzoek van collega Six Dijkstra, dat hij mede
namens mij heeft gedaan, te steunen, om te spreken over de
kabinetsreactie die de minister vrijdag naar de Kamer heeft gestuurd op
het rapport van de Auditdienst Rijk over het beschermen van
staatsgeheimen en vertrouwelijke informatie bij de NCTV en de politie.
Want dat rechtvaardigt echt wel een grondig en plenair debat waarin je
echt alleen op dit onderwerp ingaat. Dat wordt hopelijk gehouden voor
het kerstreces ... Ik bedoel uiteraard het voorjaarsreces, dus zo snel
mogelijk. Voor het kerstreces zat er helaas niet meer in,
voorzitter!
Dan kom ik bij wat er vandaag op de agenda staat. Ik verwijs naar het
vorige terrorismedebat, waarin ik heb gevraagd om de Tijdelijke wet
bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding permanent te maken. De
vorige minister zei toen dat ze dat aan haar opvolger wilde overlaten,
maar zei daar wel bij: het is niet aan mij om dat te beoordelen, maar ik
vind het terecht dat er veel vragen over worden gesteld hoe we
veroordeelde terroristen goed in de gaten kunnen houden. Welke
instrumenten hebben we daarvoor nodig? Dan is het fijn als er vanuit de
politiek ook steun is voor de maatregelen die we daarvoor nodig hebben.
Dit is er absoluut een van, aldus de vorige minister. Dan is mijn vraag
aan deze minister of hij bereid is om van de Tijdelijke wet bestuurlijke
maatregelen terrorismebestrijding een permanente wet te maken. Want ik
vrees dat terrorisme geen tijdelijk verschijnsel zal zijn, helaas.
De voorzitter:
U heeft een vraag van mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik worstel hiermee. Er liggen twee hele kritische evaluaties, een uit
2020 en een van recenter datum. De conclusie luidt: de wet wordt
nauwelijks gebruikt en er zijn betere alternatieven. Voor mij was dat de
reden om te denken: op een gegeven moment moet je conclusies trekken. Ik
ben benieuwd hoe mijn collega tegen die worsteling aankijkt.
Mevrouw Helder (BBB):
Op zich snap ik dat heel goed. Ik heb ook niet gezegd dat je van die
tijdelijke wet dan maar gewoon het tijdelijke eraf fietst om vervolgens
te proberen eenzelfde versie permanent te maken. Je moet die evaluatie
wel meenemen. Bij mijn weten stond daar ook in waarom er weinig gebruik
van werd gemaakt. Je moet daar wel mee aan de slag gaan en vervolgens
bekijken of er een mogelijkheid is om er een permanente wet van te
maken, zodat je bestuursrechtelijke maatregelen kunt nemen in het kader
van terrorismebestrijding. Dat is mijn bedoeling.
De heer Koops (NSC):
Ik ben toch eventjes gaan kijken naar de kritische evaluatie. Ik vraag
me af of iedereen hier zich realiseert dat die wet überhaupt niet
gebruikt is. De felle kritiek komt erop neer dat er in negen gevallen in
zeven jaar tijd gebruik is gemaakt van een bestuursrechtelijke
maatregel. Dan denk ik: zo'n wet is overbodig, want hij is zeven jaar
lang niet ingezet, ondanks alle kansen om hem in te zetten. In verwacht
geen enkel heil van het omzetten van zo'n hele wet. De vraag is of mijn
collega daarop wil reageren.
Mevrouw Helder (BBB):
Dat heb ik net gedaan door te zeggen dat we hem niet een-op-een moeten
overnemen. Er worden ook redenen genoemd waarom die wet nauwelijks is
ingezet. Daar kun je ook mee aan de slag gaan. Mijn fractie vindt gewoon
dat je alle maatregelen moet kunnen aangrijpen om terrorisme te
bestrijden, ook bestuursrechtelijke. Dat is de aanleiding voor die
vraag. Je kunt zeggen: maak er andersoortige maatregelen van. Wij vinden
dat er in ieder geval wel een reden is om ook naar bestuursrechtelijke
maatregelen te kijken.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Voldoende zo? Dan heeft mevrouw Helder nog tweeënhalve
minuut voor de rest van haar betoog.
Mevrouw Helder (BBB):
Dat klopt, voorzitter. Ik ga gelijk naar een ander punt, namelijk het
intrekken van paspoorten van mensen met een dubbele nationaliteit. In
het debat over — ik noem het toch — de Jodenjacht in Amsterdam is dit
ook aan de orde geweest en toen heeft de minister gezegd te zoeken naar
een route om geweld bij antisemitsme als denaturalisatiegrond in te
stellen. Daar is mijn fractie het zeer mee eens. Dat leidt wel tot de
vraag of de minister van mening is dat er ook wel wat zwaardere delicten
zijn, levensdelicten, moord en doodslag, waarbij denaturalisatie
gerechtvaardigd zou kunnen zijn. Ik vraag het maar in dit debat. Het kan
nodig zijn om daar eens beter over na te denken, want dit zijn ernstige
misdrijven en je wilt niet dat mensen hier blijven en nog een keer
recidive kunnen plegen, om het maar even netjes te zeggen. Als de
minister dit dan toch aan het bestuderen is, kan hij deze delicten daar
dan in meenemen?
Voorzitter. Dan de onlinewereld. Terrorisme en extremisme doen zich daar
natuurlijk ook voor, zoals recente arrestaties ook laten zien. Dat is
een serieus gevaar. Mijn fractie is blij dat de minister de
aanbevelingen van het WODC-onderzoek meeneemt in de Versterkte Aanpak
Online. Maar mijn fractie zou breder willen kijken. Dan denk ik aan een
online gebiedsverbod voor mensen die online terroristisch gedrag
vertonen of verheerlijken. Ik heb een aangehouden motie liggen die de
regering verzoekt om een wettelijke regeling in de Gemeentewet te
creëren om preventief te kunnen optreden tegen online-oproepen die
kunnen leiden tot een verstoring van de openbare orde. Een wettelijke
regeling zoals deze zou mijn fractie ook graag zien voor mensen die zich
online op een terroristische manier uiten of terrorisme daar
verheerlijken. Is de minister bereid om dat te onderzoeken en de
benodigde wettelijke regeling hiervoor mee te nemen in de nieuwe
strafbaarstelling van verheerlijking van terrorisme, waar de minister
dus wel mee aan de slag gaat? Anders heb ik daarvoor een motie
klaarliggen die ik mogelijk indien in een tweeminutendebat op
donderdag.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u hartelijk voor uw bijdrage. Dan is het woord aan mevrouw
Mutluer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik wil eigenlijk beginnen met de NCTV. Ik wil twee punten
over de NCTV maken. In de eerste plaats noem ik de manier waarop de NCTV
vertrouwelijke informatie heeft beschermd of, beter gezegd, niet heeft
beschermd: 14 miljard A4'tjes zijn in de handen van andere mogendheden
beland. Het rapport van de Auditdienst Rijk vind ik ook ontluisterend.
We gaan er hier een debat over voeren, maar ik zeg nu alvast dat de
fouten die gemaakt zijn voor mij blijk geven van een dermate groot
tekortschietend bewustzijn, naïviteit en amateurisme dat ik er niet op
vertrouw dat de NCTV alleen en op eigen kracht in staat is om orde op
zaken te stellen. Ik zit zeker te overwegen om ze onder curatele te
stellen. Dat zijn wellicht grote woorden, maar ik benoem het wel. In het
debat gaan we verder en dieper hierop in, maar ik heb hiermee wel een
voorschot genomen.
Dan het tweede punt. Onlangs was de Nationale ombudsman kritisch op hoe
de NCTV omgaat met gegevens over mensen die gesignaleerd staan als
mogelijk geradicaliseerd, het CTER. De gevolgen van plaatsing op zo'n
lijst zijn groot; daar had mijn collega van D66 het net ook over. Dan
moet je van tevoren wel heel zorgvuldig omgaan met de informatie die je
krijgt. De zorg voor burgers die onterecht staan gesignaleerd, is
beneden de maat. De Ombudsman vraagt om aangescherpt toezicht. Ik ben
het daar volledig mee eens. Wat mij betreft moet er een toezichthouder
komen met een wettelijke bevoegdheid om met de NCTV mee te kijken en
deze terug te fluiten, eigenlijk een beetje vergelijkbaar met de CTIVD.
De minister kwam in zijn reactie op de aanbeveling van de Ombudsman niet
verder dan dat hij dat gaat verkennen en dat hij er later op terugkomt.
Ik vond de reactie op de Ombudsman sowieso vaag. Ik wil dat de minister
wat concreter wordt in dezen.
Dan de vroegsignalering en radicalisering. De inspectie geeft aan dat
dit te wensen overlaat, zeg ik even in mijn bewoordingen, of niet overal
op een goede en eenduidige wijze kan worden opgepakt. De inspectie
constateert ook dat men wel let op islamitische radicalisering, maar
minder op andere signalen zoals rechts-extremisten die een gevaar kunnen
gaan vormen voor onze veiligheid of zelfs voor de rechtsorde. Dan doel
ik met name op het laatste dreigingsbeeld. De dreiging vanuit die hoek
is reëel. Ik moest zelf gelijk denken aan de arrestatie van een aantal
leden van The Base. De minister wijst erop dat er twee dingen worden
aangeboden voor professionals om rechts-extreem gedachtegoed te
herkennen, en er is een symbolenbank met rechts-extremistische symbolen.
Allemaal prima, maar krijg je daarmee het rechts-extremisme wel echt op
het netvlies van iedereen die nu in de haarvaten nog vooral gewend is op
islamitisch extremisme te letten? Dat zegt de inspectie eigenlijk ook.
Hebben de jongerenwerkers en de wijkagenten wel genoeg voeling met
rechts-extremisten? Zeker als het gaat om onlinegevallen zijn er nu al
wijkagenten en jongerenwerkers online actief, maar hoe structureel
gebeurt dat? Gemeenten geven aan dat een eenmalige training gewoon niet
voldoende is; dat moet je veel structureler doen. De gemeenten zeggen
ook dat de kennis en capaciteit soms ontbreekt om het goed op te pakken.
Hoe kijkt de minister aan tegen het oprichten van een ondersteuningsteam
om met name kleine gemeenten hierbij ten minste op weg te helpen?
Hoeveel minuten heb ik eigenlijk nog, voorzitter?
De voorzitter:
U hebt nog zo'n twintig seconden, maar mevrouw Michon-Derkzen gaat u een
vraag stellen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Het is altijd goed om van mevrouw Mutluer te horen dat de overheid haar
werk op een goede manier moet doen. Daar zal niemand het mee oneens
zijn. En ze moet dat op een effectieve manier doen. Een effectieve
manier is ook ervoor zorgen dat de informatie bij de verschillende
betrokken organisaties voorhanden is. Elke keer als het hier over
informatiedeling gaat, wat ik maar keer op keer op de agenda zet, is de
fractie van mevrouw Mutluer daar toch zeer terughoudend in. Een
ondersteuningsteam klinkt sympathiek, maar wat kan dat team ondersteunen
als we vervolgens met elkaar in al die verschillende kokers blijven
werken?
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat informatiedeling op de meest zorgvuldige wijze cruciaal is
om aan vroegsignalering te doen. In het rapport van de inspectie over
vroegsignalering staan een paar aanbevelingen. Een van de aanbevelingen
gaat over de gegevensdeling tussen de partners in het veiligheidsdomein.
Met name de Wet gegevensverwerking PGA ligt nu bij de Eerste Kamer. Ik
ga ervan uit dat die wat meer mogelijkheden gaat bieden, maar in mijn
beleving is dat niet voldoende. Vandaar mijn verzoek of vraag aan de
minister om eventueel nog na te denken over een dergelijk
ondersteuningsteam. Het viel mij op dat in het inspectierapport
nadrukkelijk wordt gezegd dat sommige gemeenten het best wel op orde
hebben met hun weegploegen, maar dat een aantal kleine gemeenten geen
geld en geen capaciteit hebben om dit voor elkaar te krijgen. Ik vind
dat best ernstig, zeker als je kijkt naar het laatste dreigingsbeeld en
ziet dat er online veel gebeurt en dat jongeren radicaliseren. Ik wil
gewoon de helpende hand reiken aan die gemeenten om dat veel beter op te
pakken. Ik geloof echt dat de PGA-wet, die nu in de Eerste Kamer ligt,
gaat helpen om een aantal stappen te zetten in het kader van
gegevensuitwisseling.
De voorzitter:
Toch nog een vervolgvraag.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Het is goed om te horen dat mevrouw Mutluer zo lovend is over de
PGA-wet, omdat dit ook in het debat hier nog best moeizaam ging. Ik kijk
dan ook uit naar de reactie van haar collega's in de Eerste Kamer,
alhoewel ik daar geen spreekwoordelijke goede fles op zou inzetten,
eerlijk gezegd. Het punt is hier juist de vroegsignalering. Als je
eenmaal in de PGA zit, ben je echt al een eind geradicaliseerd. Voor
vroegsignalering is de PGA dus helemaal niet geschikt. In het kader van
vroegsignalering zou je wellicht ook al informatie moeten uitwisselen.
Mevrouw Mutluer citeert ook dat dit wenselijk zou zijn. Maar als er iets
misgaat of iemand er onterecht in zit, wordt er tegelijkertijd ook moord
en brand geschreeuwd. Ik daag mevrouw Mutluer uit, als zij het met mij
eens is dat je moet zorgen voor het delen van informatie tussen
betrokken partijen vanaf vroegsignalering. Je moet dat natuurlijk wel
met waarborgen doen. Als dat de agenda is, dan weten we elkaar te
vinden. Als zij dat bevestigt, zal ik daar ook nog eens op terugkomen
als we weer de degens kruisen. Anders praten we wel erg in cirkeltjes
met elkaar.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik kan natuurlijk niet voorspellen hoe de Eerste Kamerleden gaan
stemmen. Zij kijken gewoon of de wet klopt en goed is. Dat is aan hen.
Dan de informatiedeling. Volgens mij is er een modelconvenant opgesteld,
ik dacht door de NCTV, om gemeenten te helpen om informatie beter uit te
wisselen. Maar in de praktijk werkt dat niet goed. Mijn vraag zou dus
ook zijn welke mogelijkheden er binnen de kaders van de wet zijn om de
convenanten om gegevens uit te wisselen, te optimaliseren. Zo komen
mensen niet onterecht op zo'n lijst te staan, maar weet je de signalen
die er zijn wel op te pikken. Het is ingewikkeld, maar ik stel die vraag
ook gelet op het laatste dreigingsbeeld van de NCTV ten aanzien van
onlineradicalisering, waar ik mij enorme zorgen over maak. Ik denk dat
menig gemeente daar allesbehalve zicht op heeft.
De voorzitter:
De laatste vraag van mevrouw Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ja, tot slot. Aan het begin van haar betoog hoor ik mevrouw Mutluer
zeggen dat ze de NCTV onder curatele plaatst. Een paar minuten later is
het modelconvenant van de NCTV zo gek nog niet, maar moet dat beter
toegepast worden. Je kan niet alleen maar met de zon op je gezicht en
met de wind in je rug fietsen. De keuzes die je maakt, maak je
natuurlijk zo goed mogelijk en je kleedt ze zo goed mogelijk in. Maar
het kan niet zo zijn dat je informatie wilt delen én dat je enorm boos
wordt als informatie niet goed wordt gedeeld én dat je van de NCTV
afhankelijk bent maar tegelijkertijd ook de boel onder curatele plaatst.
Mevrouw Mutluer gaat over haar eigen woorden, maar ik hecht eraan om dat
hier wel op te merken.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Het wordt op deze wijze wel een hele bijzondere uitwisseling van
woorden. Ik kan, denk ik, een heel goed onderscheid maken. Aan de ene
kant is er het amateurisme dat ik bij de NCTV heb gezien ten aanzien van
het lekken van 14 miljard A4'tjes aan staatsgeheimen. Mijn conclusie
naar aanleiding daarvan is: als dit gebeurt, houd ik mijn hart vast en
overweeg ik om straks aan de minister te vragen of ze, op welke manier
dan ook, onder toezicht kunnen worden geplaatst. Ik vind het niet oké.
Maar ik moet het aan de andere kant ook doen met het modelconvenant dat
ze hebben opgesteld. Dat werkt volgens de inspectie niet altijd
optimaal, of wordt in de uitvoering niet altijd goed opgepakt. Ik vraag
de minister wat hij daarmee gaat doen. Ten aanzien van
informatie-uitwisseling weet mijn collega dat we altijd zorgvuldig zijn,
zeker omdat het om privacygevoelige info gaat. Daar moet je gewoon
zorgvuldig mee omgaan. Maar zij vindt mij wel aan haar zijde wanneer we
binnen de kaders van de wet nagaan wat er wel mogelijk is. Ik hoop dat
de minister daarop ook adequaat antwoord kan geven.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Was er nog een andere interruptie? Mevrouw Helder.
Mevrouw Helder (BBB):
Ik heb proberen te onthouden wat er in deze hele lange uitwisseling van
argumenten is gezegd. Ik deel het standpunt van collega Michon dat
mensen bij vroegsignalering op een lijst komen te staan. Daar ontkom je
niet aan. Dat kan op een gegeven moment wel onterecht blijken te zijn,
maar dat is met de kennis van dan. Dan gaat het erom dat je niet op een
lijst blijft staan. Maar het kan toch niet zo zijn dat op een lijst
terechtkomen al verkeerd zou zijn? Want dan kunnen we nooit aan
vroegsignalering doen.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Volgens mij heb je weegploegen, die dat op een objectieve wijze kunnen
beoordelen. Als je ze voldoende handvatten geeft — ik denk dat de ene
gemeente dat beter doet dan de andere — dan kan dat op een zorgvuldige
manier plaatsvinden.
De voorzitter:
De heer Koops heeft nog een vraag.
De heer Koops (NSC):
Dat gaat eerst over de opmerking dat ik een collega van D66 werd
genoemd.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
O ja, sorry!
De heer Koops (NSC):
Ja, dat mag u wel zeggen. Dank u wel. Haha. De opmerkingen die ik heb
gemaakt rechtvaardigden die veronderstelling eigenlijk ook niet, moet ik
u bekennen.
Maar mijn vraag is een andere. Die gaat over het delen van informatie.
Ik heb heel goed gehoord wat daar de vraag in was. Ter verduidelijking
dan, bedoelt u daarmee ook dat vastgelegd wordt dat die informatie wordt
gedeeld tussen de verschillende instanties?
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Eerst mijn oprechte excuses aan de nieuwe collega van NSC. Dat was een
verspreking. Ik werd in de war gebracht door de bijdrage van de PVV; dat
snapt u.
Dat gezegd hebbende, er zijn convenanten waar het een en ander in is
vastgelegd. Daar doelde ik op. Dat is volgens mij mijn antwoord.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik hoor mevrouw Mutluer heel veel aandacht wijden aan rechts-extremisme.
Dat kan op zichzelf. Tegelijkertijd vroeg ik me daarbij wel af: heeft
mevrouw Mutluer ook oog voor de dreiging van jihadisme, aanslagen op
westerse doelen, wat ook uit de rapporten tot ons komt? Daar lijkt
mevrouw Mutluer overheen te stappen in haar bijdrage.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Nee, totaal niet. Ik vind dat net zo ernstig. We moeten daar enorm,
enorm alert op zijn. We zien een gepolariseerde samenleving, gelet op de
geopolitieke spanningen. Het dreigingsbeeld vanuit het jihadisme kennen
we. Daar wordt in mijn beleving op zich redelijk op gelet, maar dat mag
nog sterker en strenger. Maar wat ik uit het inspectierapport haal, is
dat ze zeggen: prima dat je je focust op het jihadisme, ook lokaal, maar
er is nog een andere dreiging. Die komt namelijk vanuit het
rechts-extremisme. Je merkt dat gemeenten de signalen daarvan iets
minder kunnen oppikken, ook gelet op capaciteit en kennis. Ik wil dat de
minister mogelijkheden biedt aan met name de lokale overheden om daar
veel beter op te kunnen acteren. Dus het is en-en wat mij betreft. Ze
zijn allebei een dreiging. Dat moeten we zien te voorkomen.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Er zijn geen verdere vragen. U heeft nog een ruime
twintig seconden de tijd voor uw slotbetoog.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Hartstikke fijn, voorzitter. Dan heb ik twee punten. Het eerste is de
Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding. We hadden
net een discussie of een gesprek daarover met de collega van de BBB.
Mijn vraag aan de minister is de volgende. Zou je, gezien die twee
slechte evaluaties en het feit dat het om ingrijpende maatregelen gaat,
niet moeten zeggen: dan verlengen we hem niet, maar dan gaan we kijken
hoe we die alternatieven beter kunnen stutten of verbeteren?
Mijn laatste punt — dat zal mijn VVD-collega leuk vinden — is een vraag
over de demonstranten van XR. Ik ben erg voor het demonstratierecht,
maar ik was zelf erg verrast dat ze zomaar door de beveiliging op
Schiphol konden komen, in de hallen achter de securitycheck. Als zij dat
al kunnen, wie dan nog meer en wat voor onheil kan dan worden
aangericht? Ik wil dat de minister daar ook een reactie op geeft.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan zijn we aangekomen bij de laatste spreker aan deze
zijde in de eerste termijn van de Kamer. Dat is mevrouw
Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb net ook het verzoek om een plenair debat
over de NCTV gesteund. Het zijn zeer zorgelijke berichten. Ik vind dat
we daar een apart debat over moeten voeren. We hebben een club als de
NCTV juist nodig om ons veilig te houden. Ik hoop dat de minister, nu
het stof hopelijk is neergedaald, in dit debat iets kan zeggen over hoe
we de kerntaak van de NCTV, het bewaken en beveiligen van zovelen, op
een goede wijze kunnen blijven vervullen.
Voorzitter. Ik wil het hebben over een aantal onderwerpen. Ten eerste
online-extremisme en -radicalisering. Het is al eerder gezegd hier
vanmiddag, maar de VVD maakt zich ook grote zorgen over de groei van
online-extremisme, waaronder rechts-extremistische netwerken en
complottheorieën. Deze groepen zitten bijna altijd in besloten
onlinefora. Ze radicaliseren snel. Hebben wij grip op deze netwerken?
Wie staat hiervoor aan de lat? Dat is mij onvoldoende helder. Als ik de
stukken van vandaag lees, dan zie ik: strategie, analyse, strategie,
analyse, strategie, analyse. Ik zie veel dikke rapporten en onderzoek op
onderzoek. Als ik die onderzoeken lees, wil ik vooral weten: wie staat
hier nou voor aan de lat?
In de reactie op de radicale reclame op sociale media staan bijvoorbeeld
drie aanbevelingen. Ik vond ze alle drie prachtig. De onlineweerbaarheid
vergroten: prachtig, moeten we doen. Maar wie doet dat? Online
tegengeluiden organiseren: idem. Tot slot ging het over
contentmoderatie. Ik denk echt dat we de bakens moeten gaan verzetten
als het gaat om contentmoderatie. De DSA is alleen gericht op de
platforms, die dat zelf doen. Doen zij dat wel of niet voldoende? We
hebben de ATKM. Die doet dat als het gaat om terroristische content.
Maar wat doet de ATKM nou bij radicalisering en bij de voortrajecten?
Hoe gaan we ervoor zorgen dat we meer grip hebben op die kwalijke
content?
Voorzitter. In dit kader zou ik ook graag aandacht willen vragen voor de
rol van de gemeenten, bijvoorbeeld de burgemeester. Die heeft vanuit
zijn verantwoordelijkheid voor openbare orde en veiligheid natuurlijk
geen grip op wat er online gebeurt. Pas als iemand eenmaal in de
persoonsgerichte aanpak radicalisering terechtkomt, is iedereen aan
boord. Maar een burgemeester heeft geen zicht op dat hele voortraject
dat online gebeurt. Dat is zorgelijk. Ik heb de beleidsreactie gelezen
op het rapport Vroegsignalering van radicalisering in het lokale domein.
Ik had het net ook even over de rol van de burgemeester daarin. Daarin
wordt het punt genoemd dat ik altijd maak, namelijk informatiedeling.
Waar blijft de Wet gegevensverwerking persoonsgerichte aanpak
radicalisering en terroristische activiteiten? Die ligt in de Eerste
Kamer. Ik was benieuwd of er al zicht is op wanneer die wordt behandeld.
In hoeverre wordt dat modelconvenant nou toegepast? Mevrouw Mutluer had
het daar ook over.
Voorzitter. Dan wil ik het graag over de haatpredikers hebben. We hebben
ons Kamerbreed enorm sterk gemaakt voor het weren van een haatprediker
van de Radboud Universiteit. Dat is gelukt, ook met dank aan deze
minister. Maar vervolgens geeft de universiteit ruimte om online naar
het gif van deze figuur te luisteren. Wat kunnen we hieraan doen? Hoe
kunnen we dit voorkomen? In dit kader wil ik vragen of het wetsvoorstel
Strafbaarstelling van de verheelijking van terrorisme hier soelaas voor
zou bieden en wanneer we dat wetsvoorstel tegemoet kunnen zien.
Tot slot sluit ik gemakshalve aan bij de vragen over Samidoun die eerder
door de heer Eerdmans zijn gesteld. Wat betreft alle
pro-Palestinademonstraties: ik vind dat iedereen mag demonstreren, zeg
ik tegen mevrouw Mutluer, en dat je je aan de wet moet houden. Daar zijn
we het hier volgens mij van links tot rechts over eens. Ik wil me ook
niet laten aanpraten dat ik wel of niet voor een club ben. Ik ben voor
iedereen die protesteert en demonstreert, als je dat maar binnen de
grenzen van de wet doet. Ik vind het heel irritant en ergerlijk dat de
leuzen en vlaggen bij de pro-Palestinademonstraties door het OM continu
in de context worden gezien, waardoor ze gewoon niet strafbaar zijn. Kan
de minister ook daar een reflectie op geven?
Voorzitter, ik rond af. Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u hartelijk voor uw bijdrage. Daarmee zijn we aan het einde
gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Er zijn flink
wat vragen aan de minister gesteld. Ik kijk even naar hem. Hij heeft 25
minuten nodig. Dan schors ik tot 17.55 uur. Tot dan.
De vergadering wordt van 17.29 uur tot 17.56 uur geschorst.
De voorzitter:
Dames en heren, het is 17.55 uur geweest. Ik heropen dit commissiedebat.
Aan de orde is de eerste termijn van de minister. De leden hebben drie
interrupties in deze termijn. Minister, aan u het woord.
Minister Van Weel:
Voorzitter, dank. Dank aan de leden voor hun inbreng in de eerste
termijn in dit volgens mij zeer tijdige debat over dit belangrijke
onderwerp, namelijk terrorismebestrijding. In september werd Nederland
opgeschrikt door de mesaanval bij de Erasmusbrug in Rotterdam. Inmiddels
is bekend dat het Openbaar Ministerie de verdachte verdenkt van moord en
poging tot moord met een terroristisch oogmerk. Het aantal
terroristische aanslagen en arrestaties in Europa is in 2024 toegenomen.
De verdachten van deze daden worden ook steeds jonger. Het net
gepubliceerde Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland, waar velen van u aan
hebben gerefereerd, onderstreept dit. Het actuele dreigingsniveau staat
daarmee nog steeds op 4. Dat betekent dat er een reële kans is op een
aanslag in Nederland. Dat is natuurlijk een zorgelijke
ontwikkeling.
Mensen in de samenleving ervaren sterk onbehagen bij de ontwikkelingen
in de wereld, zoals in het Midden-Oosten. Het ervaren onbehagen wordt
gericht gevoed door extremistische en terroristische organisaties die
gebeurtenissen gebruiken om op te roepen tot vijandigheid tegen het
Westen en tegen onze samenleving. Er groeit ook een zorgelijke dreiging
vanuit ISIS door professionalisering en decentralisering van
verschillende ISIS-provincies.
Daarnaast ben ik ook bezorgd over de polarisatie in Nederland. Dat zeg
ik niet omdat we het altijd met elkaar eens moeten zijn. Dat zeg ik wel
omdat er in een gepolariseerde samenleving, zonder ruimte voor nuances
of grijstinten in het debat, een grotere voedingsbodem is voor
extremisme en in het ergste geval terrorisme. Wij blijven ons samen met
alle partners inspannen voor het voorkomen van aanslagen en het
aanpakken van alle andere vormen van extremisme en terrorisme. We kijken
voortdurend of we het goede doen of dat de aanpak beter kan. Daarnaast
hebben we allemaal, als maatschappij gezamenlijk, de
verantwoordelijkheid om de verbinding in de samenleving te versterken en
de voedingsbodem voor extremisme en terrorisme tegen te gaan. Dat was
mijn algemene inleiding. Ik zal zo meteen in de blokjes terrorisme,
online, preventie en overig antwoorden geven op uw vragen.
Ik wil beginnen door kort stil te staan bij het ADR-rapport, dat ik
afgelopen vrijdag samen met de beleidsreactie naar uw Kamer heb
gestuurd. Zoals ik heb gezegd, vind ik het een zeer zorgelijk rapport.
Ik ben dan ook blij dat er vandaag door uw Kamer een plenair debat is
aangevraagd dat we hopelijk op korte termijn met elkaar kunnen hebben om
hier uitvoerig bij stil te staan. Dit debat is daar immers te kort voor.
Ik wil wel kort zeggen dat, naar aanleiding van de bevindingen van de
ADR en ook al na het oppakken van de twee verdachten vorig jaar in
oktober, er wel al veel maatregelen genomen zijn bij de NCTV om de acute
risico's, waar de ADR ook terecht op wijst, weg te nemen. Ook na mijn
aantreden begin juli heb ik me laten briefen over de stand van zaken.
Daarna heb ik een aantal aanvullende maatregelen genomen om de
veiligheid beter te borgen. Daarom kan ik u wel zeggen dat ik op dit
moment vertrouwen heb in de wijze waarop er omgegaan wordt met
gerubriceerde informatie bij de NCTV. Er moet echter nog veel gebeuren.
Daar gaan we in dit debat ook verder over praten. Ik wenste u echter wel
enigszins gerust te stellen, want we hebben natuurlijk niet stilgezeten
sinds oktober vorig jaar en het ontdekken van deze zaak.
Dan het kopje terrorisme en extremisme. Ik begin met het antwoord op de
vraag van de heer Boswijk, die daar helaas geen plezier van zal hebben,
in ieder geval niet live. Hij vroeg hoe we kijken naar de nieuwe
Syrische vluchtelingen die mogelijk aanhanger zijn van Assad en zich nu
hier in Nederland vermengen met de andere vluchtelingen. Ook vroeg hij
of dat spanningen oplevert. Wij kijken van alle kanten naar de situatie
in Syrië. We bekijken wat er ter plekke gebeurt. Er zijn Nederlanders
actief in het gebied van HTS. Dat is de partij die nu de overhand heeft
in Syrië. Dat is één van onze aandachtspunten. Daarnaast zitten er nog
Nederlanders gevangen in de kampen van de SDF in Oost-Syrië, bewaakt
door de Koerden. We kijken ook nauwlettend naar de ontwikkelingen daar
en wat die betekenen voor de mensen die daar nog vastzitten. We kijken
ook naar de vluchtelingenstromen die mogelijk op gang komen. We willen
natuurlijk voorkomen dat er extra spanningen ontstaan in onze
samenleving. De medewerkers uit de vreemdelingenketen zijn getraind op
het herkennen van signalen die kunnen raken aan de nationale veiligheid.
Er zijn voldoende mogelijkheden om die signalen te onderkennen en dan
ook te zorgen voor passende opvolging daarvan.
De heer Van Dijk vroeg of er in Nederland asielzoekers zijn die banden
hebben met terroristische organisaties. Nogmaals, er is ons alles aan
gelegen om te voorkomen dat individuen met terroristische intenties zich
hier kunnen vestigen. In het asielproces wordt een vreemdeling onder
meer geïdentificeerd, geregistreerd en gecontroleerd in de relevante
nationale en internationale systemen. Daarnaast is het asielproces
zodanig ingericht dat op verschillende momenten signalen die relevant
zijn voor de nationale veiligheid, onderkend kunnen worden. Is dat
systeem honderd procent waterdicht, zo was uw vraag. Nee, dat is ook
niet realistisch om te veronderstellen. Een andere vraag zou kunnen zijn
of het dan beter kan. Het antwoord op die vraag is: ja, dit is geen
stilstaand proces. Er wordt continu geleerd en continu bezien of
instrumenten of procedures moeten worden aangepast aan nieuwe situaties.
Een recent voorbeeld hiervan is het versterken van openbronnenonderzoek
door de IND tijdens de screeningsfase in de asiel- en nareisprocedure,
waarmee er meer aandacht is geweest voor het vergroten van de expertise
van de screeners die dat werk doen. Het is een ongoing proces.
Mevrouw Van der Werf vroeg hoe de minister de aanpak van
anti-institutioneel extremisme gaat intensiveren. Dit is een zeer
zorgelijke nieuwe stroming. We hebben inderdaad een zaak gehad waarbij
er ook mogelijk sprake was van een intentie tot geweldpleging. Dat zijn
natuurlijk de zorgelijke aspecten hiervan. Op de schaal van
radicalisering hebben we het dan over een redelijk grote groep mensen
die inmiddels openstaat voor dit gedachtegoed. "Online" speelt daar
natuurlijk ook een rol in. We zien wel een heleboel overeenkomsten
tussen deze vorm van anti-institutioneel extremisme en in de ergste
gevallen terrorisme, en de andere gevallen van extremisme en terrorisme.
In die zin zijn de instrumenten, zoals die zijn ontwikkeld voor
terrorisme, zonder meer ook toepasbaar op anti-institutioneel
extremisme. Dat geldt voor de diensten maar ook voor gemeenten en
anderen in de keten. Vroegsignalering en informatie-uitwisseling op
lokaal niveau zijn daarbij heel belangrijke elementen, waardoor mensen
die radicaliseren kunnen worden besproken in het lokale casusoverleg. Op
vroegsignalering en preventie kom ik nog terug, maar uiteindelijk is dat
natuurlijk de plek waar we willen zitten, om te voorkomen dat we aan de
achterkant de brokstukken moeten oprapen.
Ook wordt er gekeken of er een aanvullende aanpak en maatregelen nodig
zijn, ook om te zien hoe zich dit verder ontwikkelt. Daarbij zeg ik dat
een van de ontwikkelingen bijvoorbeeld is dat het aantal mensen dat
afscheid neemt van de overheid en dus geen belasting meer betaalt et
cetera, juist weer afneemt, omdat mensen ook zien en leren dat dit een
weg is die uiteindelijk tot meer problemen leidt. Dat heeft dan ook weer
z'n uitwerking op de ontwikkeling hiervan. Daarentegen hebben we ook een
casus gehad waarbij er een intentie was tot het gebruik van geweld. Dat
is weer een ontwikkeling de andere kant op. Dit fenomeen ontwikkelt zich
dus en wij moeten zorgen dat we daarbij zitten.
Er wordt in de CT-strategie geen onderscheid gemaakt tussen de
verschillende ideologieën. De aanpak op lokaal niveau is ook
ideologieneutraal en richt zich op een specifieke casus met de
bijbehorende maatregelen. Op dit moment wordt de gehele CT-strategie
geëvalueerd als onderdeel van de Strategische Evaluatie Agenda, die u
ontvangt na de zomer van 2025.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Ik hoor de minister zeggen dat de strategie neutraal is, dus dat er niet
specifiek wordt bekeken waar de terroristische dreiging vandaan komt,
maar of er überhaupt een terroristische dreiging is. Ik heb in mijn
eerste termijn twee plaatjes laten zien waarvan de NCTV denkt dat dat
kwaadaardige rechtsextremistische plaatjes zijn. Het gaat om een kikker
met een Trumptoupet, die bij de grens staat. En het gaat om een plaatje
met de tekst: "Wil je rechter worden? Stem D66". Is de minister het met
mij eens dat als er niet wordt gekeken naar waar de dreiging van terreur
vandaan komt, je je tijd weleens zou kunnen verdoen met online naar dit
soort plaatjes kijken in plaats van te kijken naar onthoofdingsvideo's,
video's met mensen die in kooien in het water worden gegooid en al die
andere verschrikkelijke dingen? Want daar gaat overduidelijk een
gewelddadige en kwaadaardige dreiging van uit. Als de NCTV dit soort
plaatjes op die manier kwalificeert, dan denk ik dat zij echt op het
verkeerde spoor zitten. Ik denk dat dat gevaarlijk is. Hoe ziet de
minister dat?
Minister Van Weel:
Het feit dat we in de aanpak geen onderscheid maken tussen de
verschillende ideologieën, wil natuurlijk niet zeggen dat we niet
bekijken waar de dreiging vandaan komt. Natuurlijk wordt er dus wel
degelijk gekeken naar de hoeken van waaruit er een dreiging tegen de
nationale veiligheid bestaat. Ik ga niet op individuele plaatjes
reageren, maar u kunt ervan overtuigd zijn dat de beelden die u noemt en
die in ISIS-tijd rondgingen, natuurlijk absoluut vallen onder
"terroristisch oogmerk". Er kan geen twijfel over bestaan dat de NCTV
daar geen aandacht voor zou hebben.
De voorzitter:
De heer Van Dijk, nog een vraag.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Ik zie dat er door het Openbaar Ministerie en dergelijke wel naar
kwetsende, satirische of wat voor plaatjes dan ook wordt gekeken, maar
dat de aanslagpleger bij de Erasmusbrug tegelijkertijd blijkbaar wel is
weggekomen met allerlei IS-propaganda op zijn telefoon. Dan liggen de
prioriteiten toch echt wel verkeerd, want daar hebben we geweld en een
terroristische aanslag niet kunnen voorkomen terwijl alle signalen op
rood stonden. Vervolgens krijgen we wel rapportjes over allerlei
spotprenten en satire online. Ik vind dat toch echt verkeerde
prioriteiten.
Minister Van Weel:
Er lopen een aantal dingen door elkaar. De vraag is natuurlijk wat er
gebeurt na een aanslag, op het moment dat je een pleger hebt. Dan ga je
bekijken wat de motivatie van deze pleger was. Dan kun je bepaalde
rechtsmiddelen inzetten om bijvoorbeeld een telefoon uit te lezen en te
kijken in iemands laptop of tablet. Zo kun je je een beeld vormen van
waar die persoon heeft rondgehangen. Dat soort bevoegdheden kun je niet
zomaar continu op alle burgers inzetten. Dan zouden we toch wel tegen de
grenzen van de privacywetgeving aanlopen. Dat dit materiaal is
aangetroffen, wil dus niet zeggen dat er niet tegen was opgetreden als
het vooraf online was gezien. Dat is nou precies wat de ATKM nu ook
doet. Dat is ook, zeg ik alvast in reactie daarop, gebeurd na het online
komen van 7 Oktober, de game. We hebben nu dus mogelijkheden,
maatregelen om te zorgen dat dit soort content wordt verwijderd. Ik
bestrijd dus de gedachte dat de NCTV niet gericht zou zijn op
islamistisch of jihadistisch terroristisch gedachtegoed en het
verspreiden daarvan maar op andere zaken.
De voorzitter:
Dat was voldoende voor de heer Van Dijk. Dan heeft mevrouw Van der Werf
ook nog een interruptie.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank voor de beantwoording van de minister. Hij gaf aan dat er eenzelfde
aanpak bestaat voor verschillende vormen van terrorisme. In alle
eerlijkheid is dat niet helemaal mijn beeld, bijvoorbeeld als het gaat
om het verschil tussen jihadisme en soevereinen of anti-institutioneel
extremisme. Ik weet nog heel goed dat er, toen dat jihadisme opkwam in
2014, 2015, op lokaal niveau heel veel tijd en moeite werd gestoken in
oren en ogen hebben in lokale netwerken et cetera. En terecht.
Anti-institutioneel extremisme speelt nu al een paar jaar. We zien dat
keer op keer groeien. Wie gaat hier nou op lokaal niveau mee aan de
slag? Tegen deze groepen staan helemaal geen predikers of anderen aan,
logischerwijs, omdat het gaat om losse individuen. Structuren vormen
daar niet de basis voor. Daar ben ik dus wel benieuwd naar.
Minister Van Weel:
We zien dat deze groepen zich wel organiseren, in verschillende mate.
The Base werd al genoemd. Dat is een van die organisaties. Ze verzamelen
zich dus wel. Dat maakt het voor ons mogelijk om er zicht op te krijgen.
Dat kun je dan weer gebruiken om vroegtijdig te onderkennen welke mensen
zich voor zo'n groep of dit gedachtegoed interesseren. Dat stelt
gemeenten dan weer in staat om mensen lokaal, het liefst in een heel
vroeg stadium, te bezoeken en het gesprek aan te gaan over de heilloze
weg waarop ze zich bevinden. Dit speelt zich inderdaad niet af in
religieuze instellingen. Er zijn dus geen predikers. De overheid is ook
niet altijd de beste brenger van boodschappen naar deze mensen. Maar we
hebben wel degelijk zicht op waar dit plaatsvindt en hoe die dynamiek
werkt. Daar is dus aandacht voor, ook lokaal.
De voorzitter:
Dat was voldoende. Dan een vraag van mevrouw Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Even doorgaand op het antwoord van de minister. Mag het iets preciezer?
Wie heeft daar dan zicht op? Ik denk namelijk oprecht dat er in de
gemeenten geen zicht op is. Wellicht dat er binnen de NCTV zicht op is.
De minister noemde The Base als een groep waar zicht op is. Zicht hebben
is één, maar wat gebeurt er vervolgens? Wie doet dan wat met dat zicht,
of wat is dan de aanpak?
Minister Van Weel:
Zoals ik zei, verschilt de aanpak daarin niet afhankelijk van de
ideologie. Dus je hebt je casusoverleg op lokaal niveau. Dit soort
mensen komt lokaal … Dat kan via een wijkagent zijn of een melding van
een bezorgde burger, maar het kan ook een overheidsinstantie zijn die
merkt dat iemand dit gedachtegoed begint aan te hangen. Het kan ook de
NCTV zijn. Het kunnen ook de inlichtingendiensten zijn. Dus vanuit
verschillende plekken komen signalen over een individu. In die lokale
casusoverleggen, waar dus ook klassieke terrorismegevallen langskomen,
worden ook deze gevallen besproken. Dan wordt er bekeken wat de beste
aanpak is, waarbij de aanjagers van dit soort stromingen de grootste
aandacht hebben, omdat die natuurlijk ook min of meer de rekrutering van
de nieuwe aanwas voor hun rekening nemen. Dus die hebben de hoogste
prioriteit.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Een vervolgvraag hierop. Nu ben ik heel diep aan het graven, maar toen
het ging over het wetsvoorstel en die persoonsgerichte aanpak voor die
terroristische activiteiten hadden we het ook over aantallen, want het
is best een grof middel dat je inzet als je iemand zo multidisciplinair
volgt. Dat waren geen grote aantallen. Dat waren er tientallen, zeg ik
uit mijn hoofd, maar ik weet het gewoon niet meer precies. Hoe kan de
minister dan zeggen dat die in een lokaal casusoverleg komen? Als je
ziet wat er allemaal online gebeurt, dan is het aantal mensen dat in een
casusoverleg zit, toch geen fractie van wat er allemaal online aan
ellende wordt gedaan door een vrij grote groep mensen?
Minister Van Weel:
Nee, maar daar zit dus ook een onderscheid tussen. Als je kijkt naar de
hele grote groep mensen die tot op zekere hoogte sympathie hebben voor
dit gedachtegoed, dan wil je die niet allemaal in een casusoverleg
hebben. Dan zijn mensen dag en nacht bezig met het bespreken van dit
soort mensen, maar daar gaat ook niet direct een dreiging van uit. Dan
heb je een groep die daar fanatieker in wordt. Ik noemde al even een
stroming die een tijdje populair was: mensen die brieven gingen sturen
naar overheidsinstanties omdat ze zich geen burger meer voelden van dit
land of geen belasting meer wilden betalen et cetera, et cetera. Dan
wordt het al problematischer, vooral omdat die mensen vaak zelf
persoonlijk in de problemen komen. Omdat ze de overheid al wantrouwen,
wordt dat een soort vicieuze cirkel, dus daar ontstaat al een gevaar
voor verdergaande radicalisering. En dan heb je een nog kleinere groep,
die punt van de piramide. Dat zijn mensen die daadwerkelijk overgaan tot
plannen maken om burgemeesters te ontvoeren en wapens op te slaan. Dat
zijn natuurlijk de gevallen waar we met de zwaarste middelen, dus ook
met de diensten en anderszins, bovenop zitten. Dus er is een gradatie
van die duizenden mensen tot die enkelingen, die tientallen, zoals u dat
ook kent van wat ik dan maar het "klassieke terrorisme" noem.
De voorzitter:
Ja, voldoende? Mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Nee, ik wil hier eigenlijk nog even op doorgaan. In hoeverre moet ik dit
antwoord zien in het licht van de conclusie van de inspectie dat het
aantal signalen steeds minder werd, waarmee je dus ook minder zicht hebt
op radicalisering, ook op dit soort groepen? Een van de vragen die ik
daaromtrent stelde was: als die signalen niet meer binnenkomen omdat men
ze niet tijdig kan herkennen, dan heb je wel een issue. Met alleen maar
één traininkje kom je er dan niet. Dat vraagt ook om iets structureels.
Wellicht kan de minister daar ook nog even op ingaan. Dat staat mij in
ieder geval nog bij van het inspectierapport. Dus terechte opmerkingen
van de overige collega's.
Minister Van Weel:
Ik kom er nog op terug, maar een van de uitdagingen die we hebben, is de
onlineradicalisering. Ik noemde in mijn inleiding al het gegeven dat
mensen steeds jonger worden, dat het steeds sneller gaat en steeds vaker
ook in isolement kan zijn. Dan is het opvangen van signalen ontzettend
lastig. Als iemand in z'n eentje op zijn zolderkamer binnen een week of
soms zelfs korter radicaliseert en bereid is om over te gaan tot geweld,
dan zijn de signalen zeer beperkt. Hoe los je dat op? Je hoopt dat in
verbanden om mensen heen, of dat nu ouders of leraren op school zijn,
signalen worden opgepikt en gemeld, zodat je dit soort gevallen wel in
casusoverleggen tegenkomt. Vanuit de overheid is het heel moeilijk om
iets in te richten waarbij je dat soort zwakke signalen tijdig kunt
opvangen. Dat moeten we echt met z'n allen doen. Daarbij kunnen we
natuurlijk wel helpen, bijvoorbeeld in bewustwording op scholen in de
zin van: waar moet je op letten en hoe herken je iemand die in rap tempo
radicaliseert?
De voorzitter:
Dat is voldoende voor nu, dus gaat u vooral verder met uw
beantwoording.
Minister Van Weel:
Dan kom ik op een serie vragen die raken aan de opmerking van de NCTV
dat een aantal mensen vrijkomt in 2025 waar een hoger risicoprofiel aan
hangt, in combinatie met het intrekken van het Nederlanderschap in zijn
algemeenheid voor terroristische motieven maar ook voor andere misdaden.
Ik neem die allemaal even tezamen.
De gedachte achter het intrekken van het Nederlanderschap bij het
onherroepelijk veroordeeld zijn voor een terroristisch misdrijf, was
natuurlijk dat deze mensen niet langer een gevaar zouden vormen voor
onze nationale veiligheid omdat ze zouden vertrekken uit Nederland omdat
ze geen recht meer hebben om hier te zijn. Dat is in sommige gevallen
ook daadwerkelijk zo gebeurd, maar in sommige gevallen is dat lastig
gebleken, ofwel omdat het land waarvan de betrokkenen nog wel over de
nationaliteit beschikken, ze niet wil terugnemen ofwel om andere
redenen. Het blijft wel mijn insteek om uitvoering te geven aan de wet
zoals die bedoeld was. Daarover ben ik ook in gesprek met de minister
van Asiel en Migratie. Dus de mensen wiens Nederlanderschap is
ingetrokken, dienen het land te verlaten. Waar dat niet gebeurt,
constateert de NCTV dat het soms lastiger is om zicht te houden op die
mensen op het moment dat ze niet in structuren ingebed zijn omdat ze
feitelijk illegaal in Nederland zijn.
Dat raakt aan de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen
terrorismebestrijding. Een aantal van u heeft al gezegd dat er kritische
evaluaties zijn geweest en toch wil ik die wet voorlopig handhaven. Het
aantal keren dat die is ingezet, is voor mij geen maatstaf voor het
succes. Als ik met die zeven tot negen keer daadwerkelijk terroristische
aanslagen heb kunnen voorkomen in ons land die ik wettelijk niet op een
andere manier had kunnen stoppen, dan is één in de afgelopen tien jaar
al een succes geweest. Dus de frequentie is voor mij geen maatstaf, maar
wel de vraag: heb ik hier een middel waarmee we, op het moment dat ik
weinig anders kan, toch nog ofwel zicht houden ofwel invloed hebben op
iemand die een gevaar vormt voor onze nationale veiligheid? Dat zijn
precies van die gevallen waar die tijdelijke wet in helpt.
Het is een tijdelijke wet. Ik heb hem ook verlengd. Ik heb hem nog niet
omgezet in iets structureels. Ook dat komt weer door de kritiek die er
natuurlijk wel op geweest is. Dus ik blijf me wel bezinnen op de vraag
of dit de maatregel is voor de langere termijn, maar ik ben blij dat ik
hem heb, ook in dit geval. Dus het is niet zo dat we helemaal niets
kunnen ten aanzien van deze mensen, die zich hier illegaal ophouden. De
diensten maar ook de lokale overleggen die we hebben, houden zich wel
degelijk bezig met deze mensen.
Het zorgt er wel voor dat we nog heel even wachten met de uitbreiding
die genoemd is in het regeerprogramma om het Nederlanderschap ook in te
trekken bij andere misdrijven dan terroristische misdrijven, totdat we
meer zicht hebben op een structurele oplossing voor deze uitdaging.
Nogmaals, dat gaat niet om de uitreizigers waarvan we het paspoort
hebben afgenomen en die niet meer terugkomen. Dat systeem functioneert.
Het gaat om mensen die hier in Nederland zitten, die in Nederland hun
straf hebben uitgezeten en vervolgens hun nationaliteit kwijtraken. De
ambitie uit het regeerprogramma hebben we niet losgelaten, maar we
kijken wel even naar deze specifieke casus, ook in het licht van de
uitbreiding daarvan.
Daarbij zeg ik wel dat ik niet in het debat heb gezegd dat antisemitisme
als zodanig kan leiden tot intrekking van het Nederlanderschap. Dat zou
wel erg kort door de bocht zijn. We hebben een Europees Verdrag inzake
nationaliteit. Dat schrijft voor voor welke misdrijven je daadwerkelijk
de nationaliteit kunt intrekken. Dat moeten ernstige misdrijven zijn of
ernstige bedreigingen van de nationale veiligheid. Dan kan dat. Dat
hoeft dus niet alleen maar terrorisme te zijn. Dat kan ook iets zijn als
moord bijvoorbeeld.
De voorzitter:
Ik zag mevrouw Mutluer voor een interruptie.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik vroeg me af of de minister nog ingaat op mijn vraag ten aanzien van
het stutten van de alternatieven die beter blijken te werken dan deze
tijdelijke wet. Wellicht kan de minister daar nog even op ingaan. Anders
ga ik het aan het einde vragen, maar nu doe ik het even hierbij.
Minister Van Weel:
Doelt u daarbij op de preventieve sfeer? Daar kom ik nog op terug. De
tijdelijke wet is voor mij een instrument waarvan ik het nut inzie,
bijvoorbeeld voor deze casus. Voor deze mensen hoef je preventief niet
zo heel veel meer te doen. Dat gedachtegoed zit vrij stevig verankerd in
hen. Maar dat geldt natuurlijk niet voor alle gevallen. De tijdelijke
wet is destijds in het leven geroepen als een soort noodgreep. Wat
konden we, toen we zagen dat we al die uitreizigers hadden, doen om dat
een halt toe te roepen? Ik zeg dat dit instrument nog steeds zijn nut
heeft, maar het is zeker niet het enige of zaligmakende. Dat zou ik er
niet van willen maken. Op preventie kom ik nog terug.
De voorzitter:
Ja. Helder. Mevrouw Helder!
Mevrouw Helder (BBB):
Het blijft toch leuk. Ik hoorde de minister zeggen: als de nationaliteit
is ingetrokken, is het doel natuurlijk het vertrek uit Nederland. Even
gechargeerd gezegd, zei de NCTV vandaag bij de persconferentie ook dat
dat nog niet helemaal lukt. Waardoor lukt het niet? Kunnen we ze niet
meer vinden? Kunnen we ze niet opbergen? Ik weet dat er voor
vreemdelingendetentie twee afdelingen op Schiphol zijn. Dat zijn cellen
die de staatssecretaris volgens mij heel graag zou willen gebruiken. Als
die leeg blijven staan, omdat we ze niet kunnen vinden, dan kunnen we
daar misschien nog iets voor bedenken. Mijn vraag is dus waarom het niet
lukt om deze mensen in ieder geval te vinden, op te pakken, vast te
zetten en uit te zetten.
Minister Van Weel:
Het heeft in dit geval vooral te maken met de welwillendheid van het
land waarvan deze mensen nog een nationaliteit hebben, om ze terug te
nemen. Dat vereist nader overleg. Ik snap dat ook. Dit zijn niet de
staatsburgers die je heel graag importeert. Dat is waarom wij ze graag
terug zien gaan. Dat vereist dus overleg. Maar daar zit de crux. Het is
niet dat we ze niet kunnen vinden. In sommige gevallen willen deze
mensen graag vertrekken en hebben ze dus ook gewoon de medewerking van
de overheid nodig om dat te kunnen doen. Maar het is: to be
continued!
De voorzitter:
Oké. Gaat u verder.
Minister Van Weel:
Ik denk dat ik dan alle vragen over de nationaliteit heb behandeld en
zijdelings ook de tijdelijke wet ben langsgelopen. Ik heb nog de
concrete vraag van de heer Diederik van Dijk of we in Nederland
wapendepots van Hamas hebben. Hij verwijst naar een strafrechtelijk
onderzoek in Duitsland. Over dat onderzoek kan ik geen mededelingen
doen, maar weet dat onze diensten daar uiteraard ook kennis van hebben
genomen. Zij zijn alert op dit soort zaken. Over lopende onderzoeken kan
ik in de openbaarheid geen uitspraken doen.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Mijn aanvullende vraag daarbij is: zijn de wettelijke bevoegdheden van
de veiligheidsdiensten inderdaad afdoende of zijn die ook nog een
aandachtspunt?
Minister Van Weel:
Die zijn in dit geval afdoende. De dienst doet ook onderzoek naar de
invloed van Hamas in Nederland in al zijn breedte. Dat kan ik u in dit
gremium wel vertellen.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Het woord is weer aan u.
Minister Van Weel:
Dat brengt mij bij het onlinedomein. Van terrorisme gaan we dus naar
online. Laat ik beginnen met te zeggen dat het mij oprecht zorgen baart
dat kinderen, voornamelijk jongens, op zeer jonge leeftijd in staat zijn
om te radicaliseren op socialmediaplatforms. Ik zei dat al even en ik
zeg het ook tegen mevrouw Van der Werf naar aanleiding van een uitspraak
van D66 vandaag over een socialmediaverbod. Ik wil bij dezen mijn
sympathie uitspreken voor de gedachte om daar grenzen aan op te leggen,
zeker voor jonge kinderen. We laten ze fysiek niet overal rondlopen en
zo zouden we ze ook niet online moeten laten rondlopen in een jungle van
ellende. En dat zijn sommige van deze socialmediaplatforms. We kunnen
het niet alleen aan de platforms overlaten om daar adequate maatregelen
voor te nemen.
De heer Boswijk vroeg heel specifiek naar de Redirect-methode, die we
inmiddels hebben omarmd. Ik verwacht dat de pilot hiervoor begin volgend
jaar, dus begin 2025, van start kan gaan. Het doel daarvan is dat mensen
die bewust op zoek gaan naar terroristische of extremistische content,
worden doorgeleid naar een onlinehulpaanbod. Natuurlijk moeten we wel
bekijken of dat doeltreffend is of dat we hiermee een witte olifant
optuigen. We doen de pilot dus om daar ervaring mee op te doen.
Mevrouw Van der Werf vroeg hoe we ervoor gaan zorgen dat we voldoende
zicht hebben op radicalisering online. Hoe kunnen we radicalisering via
social media terugdringen? Ik sprak net al mijn sympathie uit voor het
voorstel van D66. De AIVD en de politie hebben binnen hun wettelijk
kader speciale bevoegdheden om toezicht te houden in gesloten
chatgroepen of netwerken. De AIVD staat hiervoor aan de lat. Over de
manier waarop ze dat exact doen, kan ik hier verder niet al te veel in
detail treden. Als er een verdenking is van een strafbaar feit, kan de
politie ook nu al in besloten groepen optreden en toegang verkrijgen.
Maar ik ben, ook naar aanleiding van de gebeurtenissen in Amsterdam en
de motie die daarover is aangenomen van mevrouw Yeşilgöz, op zoek naar
een bredere wettelijke bevoegdheid voor de politie om ook in het kader
van openbareordehandhaving, dus nog zonder dat er een verdenking is,
deel te kunnen nemen aan onder andere besloten maar ook open
chatgroepen. U weet ook dat er op Europees niveau een discussie heeft
gelopen over het automatisch scannen van chats uit besloten appgroepen.
In dat geval was dat gericht op kindermisbruik. De Kamer heeft een
aantal moties aangenomen die in ieder geval dat deel nog niet mogelijk
maken binnen de huidige technieken. Dat geldt dan dus niet alleen voor
kinderporno maar ook voor extremistische content.
Als je op dit moment in Telegram in een besloten groep komt waar
terroristisch materiaal rondgaat, dan moet de politie er maar een voor
een achter komen waar die chatgroepen zijn, om dan op basis van een
verdenking van strafbare feiten toegang te krijgen. Ik kan u vertellen
dat die platforms zo wijdverspreid zijn dat dat bijna niet te doen is.
En om alleen maar te vertrouwen op de platformen om dit soort content te
verwijderen … We weten allemaal dat de een daar wat actiever en
meewerkender mee is dan de ander. Ik vind dat geen waterdicht systeem.
Dit is wat mij betreft to be continued. Ik snap de zorgen over de
privacy en de digitale weerbaarheid, die daar natuurlijk een rol bij
spelen. Aan de andere kant snap ik de vurige wens van de diensten en
opsporing van de politie om op een wat effectievere en grootschaligere
manier een halt toe te roepen aan het ongebreidelde verspreiden van dit
materiaal.
De voorzitter:
De heer Van Dijk van de PVV heeft een laatste interruptie.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Het is een beetje een zijstroom maar de minister begint er zelf over.
Wat is nou het nut ervan om je in allerlei bochten te wringen om
vervolgens aan te tonen dat in die besloten appgroepen materiaal met
kindermisbruik wordt getoond, terwijl de politie een week of twee
geleden bij 150 man aan de deur heeft geklopt en 20 gigabyte aan
kindermisbruikmateriaal bij die mensen heeft opgehaald, en vervolgens
tegen die mensen heeft gezegd: als u dit nog een keer doet, dan moeten
we u misschien gaan arresteren? Ik snap dat echt niet. Het moet keihard
aangepakt worden, maar waarom gebeurt dat niet al bij de mensen waarvan
je al weet dat het gebeurt?
Minister Van Weel:
Het reikt een beetje te ver voor dit debat om een heel groot exposé op
te zetten, maar ik ben op werkbezoek geweest bij het Team Bestrijding
Kinderporno. Ik heb gezien hoe ze daar te werk gaan en waar ze tegenaan
lopen in hun werk. Er is een enorme proliferatie door dit soort
chatgroepen van het aantal mensen die kinderpornografisch materiaal
delen en bekijken, maar die proliferatie zorgt ook daadwerkelijk voor
misbruik van kinderen. Dat is enorm en zorgwekkend. Die enorme aantallen
… Blijkbaar wordt de drempel lager voor mensen om dit soort materiaal te
gaan kijken, mensen die daar, als ze die mogelijkheid niet hadden gehad,
misschien helemaal nooit waren gekomen. Daar kan zo'n stopgesprek wel
een blijvend effect hebben, omdat mensen toch ervan schrikken dat
datgene wat ze daar dachten te doen in de volledige beslotenheid van een
heel duister groepje op het internet, gezien wordt. De recidivecijfers
daarvan zijn uiterst hoopvol. Daarom steun ik de politie dat ze dat,
niet in alle gevallen maar wel in de lichtste gevallen, op die manier
kan doen.
De voorzitter:
Dank voor de beantwoording. Gaat u vooral verder.
Minister Van Weel:
Ik heb het al even gehad over de game 7 Oktober. De bijkomende vraag
was: waarom heeft de minister hier geen urgentie? Zodra ik dat zag — dat
was ongeveer gelijktijdig met u — had ik precies dezelfde gedachte en
hebben we gekeken wat we hiertegen kunnen doen. We hebben gelukkig de
ATKM. En nog beter, we hebben ook op Europees niveau een hoop
collega-diensten van de ATKM. In dit geval bevond de main host zich in
Frankrijk. De Franse evenknie van de ATKM heeft binnen enkele uren
ervoor gezorgd dat deze game niet meer binnen Europa beschikbaar was. Ik
denk dat het een voorbeeld is van: ja, we kunnen hier wel wat tegen doen
en nee, we tolereren de verspreiding van dit soort content niet.
Dan waren er vragen over de strafbaarstelling van het verheerlijken van
terrorisme. Er lag een initiatiefwet van het CDA. Die heeft een tijd
stilgelegen. Tijdens het debat over de rellen in Amsterdam hebben we
gezegd dat we deze wet graag naar ons toetrekken. Dat betekent dat we
dus zelf komen met een wetsvoorstel. Dat zal in eerste helft van 2025 in
consultatie gaan. Tegen mevrouw Helder zeg ik dat ik die even lostrek
van het online gebiedsverbod, omdat we het wel over twee verschillende
domeinen hebben. Als algemene regel geldt dat wat in reallife strafbaar
is, dat in de onlinewereld ook is. Wat op straat verheerlijking van
terrorisme is, is dat in uitingen online ook. Dus in die zin zal die wet
zeker ook effect hebben op de verspreiding van de verheerlijking van
terrorisme online. Maar dat is wat anders dan een online gebiedsverbod.
De landsadvocaat heeft ons daarover een advies gegeven. Dat is ook met u
gedeeld. Er zijn toch wel wat complicaties op het punt van de verwachte
toepasbaarheid van een online gebiedsverbod versus de vrijheid van
meningsuiting. De vraag is in hoeverre je bezig bent met censuur op
voorhand. Ik zeg niet dat er helemaal nooit of helemaal niks mogelijk is
op dat punt, maar ik geef het om die reden op dit moment niet de hoogste
prioriteit.
Dat brengt mij op online en offline. We hebben natuurlijk ook de spreker
gehad die vanuit België naar ons land wilde komen, meneer Khatib. Ja,
die hebben we tot nu toe in twee gevallen waarin hij zou spreken
succesvol geweerd, in Nijmegen en in Wageningen. Ik zeg daar wel bij dat
hij beroep heeft aangetekend tegen het besluit. Aangezien hij in België
een asielstatus heeft en de grens voor mensen met een
Schengenverblijfsstatus hoog ligt, moeten we zien hoe dat loopt. In
ieder geval was ons signaal helder, namelijk dat er voor deze man en
zijn boodschap geen plek is in Nederland. Het is wel gecompliceerder om
onlinesprekers te weren. Maar laat ik in algemene zin ook hier een
oproep doen. Op het moment dat wij met z'n allen vinden dat deze man
geweerd zou moeten worden, moet je als organisator ook wel van bijzonder
pokhout zijn als je zo iemand dan alsnog als spreker wilt uitnodigen op
je instelling of je universiteit.
De voorzitter:
De heer Eerdmans heeft een vraag.
De heer Eerdmans (JA21):
Eigenlijk heb ik er twee. Ik begin met het laatste. Ik lees in de
antwoorden van de minister, mede namens de minister van OCW, dat de heer
Bruins geen trek had in een gesprek met de universiteit van Nijmegen.
Dan verbazen deze woorden mij dus. Er is blijkbaar geen aanleiding voor
het kabinet om te zeggen dat het eens gaat praten met de universiteit
over de vraag waarom die deze idioot uitnodigt.
Minister Van Weel:
Uiteindelijk heeft hij in Nijmegen dus niet gesproken in de
universiteit, maar in een weiland daarvoor. De universiteit heeft
uiteindelijk geen ruimte meer beschikbaar gesteld voor deze spreker. Ik
denk dat dit het positieve was. In Wageningen heeft hij daarentegen wel
weer gesproken. Ik vind het zeker een gesprek waard. Zoals ik zeg: ik
doe hier de oproep. Het is niet voor niks dat wij deze man willen weren
vanwege zijn haatdragende uitspraken. Als universiteit zou je die geen
podium moeten willen bieden.
De heer Eerdmans (JA21):
Misschien komt de minister daar nu mee, maar het verzoek van meerdere
collega's is om tot een verbod te komen van Samidoun. Dan hebben we ook
geen last meer van universiteiten. Daar komt u nu op. Dat zou ik
namelijk graag horen. Volgens mij is dat meer het probleem hier.
Minister Van Weel:
Ik kom nu op het verbod van Samidoun. Uw Kamer is duidelijk geweest en
ik heb toegezegd met het OM in gesprek te gaan. Het gesprek van 29
november is wat mij betreft niet het einde van dit verhaal, zeg ik tegen
de heer Eerdmans. Wat dat gesprek heeft opgeleverd, heeft u kunnen lezen
in de brief. In die zin zegt het OM dus ook dat het wel iets van
strafbare verdenkingen moet hebben om bij de rechter de case te kunnen
maken dat die organisatie verboden zou moeten worden. Dat is echter een
van de routes die bewandeld kunnen worden. We hebben ook nog de Europese
sanctielijsten. Er is op dit moment ook een lijst voor organisaties die
verdacht worden van banden met Hamas en de PLF. Dit soort organisaties
kunnen daarop komen. In Europees verband kijken we dus zeker naar de
mogelijkheden. Die hebben dan ook direct een uitwerking op de status van
zo'n organisatie in Nederland.
Ik heb ook informatie opgevraagd bij de landen die die organisatie wel
hebben verboden, waaronder Duitsland, Canada en de VS, zoals al werd
opgemerkt. Ik zit daar dus zeker achteraan. Het is wel zo dat elk land
dit net anders heeft geregeld. In Duitsland neemt een minister
discretionair het besluit om een organisatie met een bestuurlijke
maatregel te verbieden. In Nederland heb ik die mogelijkheden op dit
moment niet. Het is aan het OM om bij de rechter te vragen om een verbod
van een dergelijke organisatie. In Duitsland werkt het andersom. Daar
wordt het besluit genomen. Dat kan dan voor de rechter worden
aangevochten. Hier moeten we het verbod bij de rechter
bewerkstelligen.
Er zijn een hoop wetsvoorstellen. Die zijn in behandeling bij een van uw
Kamers, die komen nog of die zijn aangekondigd. De wet Strafbaarstelling
van de verheerlijking van terrorisme is er daar een van. We hebben ook
de wet over de financiering van maatschappelijke organisaties. Daar
praten we op korte termijn over. Dat is er eentje die hieraan raakt. Zo
zijn er, denk ik, zeker acht, negen wetsvoorstellen die ergens een
raakvlak hebben met de casus die we nu met Samidoun zien. Dat beeld ben
ik in kaart aan het brengen, om dan te kijken welke lacunes we nog zien
en wat we nog meer zouden moeten doen. Daar hou ik uw Kamer van op de
hoogte. To be continued, zou ik zeggen.
De heer Eerdmans (JA21):
Samenvattend betekent dat dus dat het OM werkt aan een onderbouwing van
een mogelijk verbod van Samidoun in Nederland. Op welke manier dat
gebeurt, zal mij eerlijk gezegd worst zijn. Een sanctielijst kan
natuurlijk heel verschillend zijn in Europa. Hoe je het ook wendt of
keert, wij willen gewoon geen Samidoun of sprekers daarvan meer in
Nederland zien. Wij willen die club gewoon niet meer online zien. Wij
willen hem gewoon niet meer zien. Het is een terreurclub. Die heeft
banden met allerlei verboden instellingen en organisaties. Daar willen
wij gewoon niets meer van zien. In die zin hoop ik dat ik de minister
goed begrijp. Het OM werkt nu in samenspraak met de minister aan een
verbod, althans een poging daartoe. Dat zal uiteindelijk voor de rechter
moeten worden gebracht.
Minister Van Weel:
Een kleine nuancering daarop: ik werk aan de mogelijkheden om Samidoun
te verbieden. De route via artikel 2:20 van het Burgerlijk Wetboek
vereist strafrechtelijke verdenkingen. Die heeft het OM op dit moment
niet van Samidoun in Nederland. Ik ben nu dus even aan zet. Dat doe ik
via het Europese spoor, maar ook bilateraal met de andere landen, om te
kijken welke informatie we kunnen ophalen.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Om het even heel scherp te hebben: de minister is bezig ons naar een
situatie te brengen waarin hij in staat is om Samidoun te verbieden. De
minister ziet het dus ook wel als een soort lakmoesproef. Mag ik het zo
samenvatten? Hij heeft hele stevige woorden gebruikt, "de aanpak van
terrorisme" en dergelijke. Als we het echt serieus nemen, als we
terreurverheerlijking willen bestrijden et cetera, dan kan het dus
gewoon echt niet dat zo'n organisatie hier vrijuit haar boodschap kan
verkondigen. Mag ik het zo samenvatten?
Minister Van Weel:
Ik weet niet of het een lakmoesproef is, maar het is wel een casus die,
zoals ik zei, een heleboel verschillende aspecten van hetzelfde
blootlegt. In die zin grijp ik die wel aan om te bezien of we de goede
instrumenten hebben, of we die op de goede manier inzetten en of we
daarmee het gewenste resultaat bereiken. Zo gemotiveerd zit ik er wel
in.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik heb misschien nog één informatieve vraag. Dat is waarschijnlijk ook
mijn laatste vraag, vrees ik. Het volgende triggert me toch een beetje.
Er is dus een wettelijke basis om de voorman van deze club te weren uit
Nederland. Hoe kan het dan dat die wettelijke basis nu tekortschiet,
waardoor de organisatie, die precies dezelfde boodschap uitdraagt,
vrijuit gaat? Zou de minister dat nog nader kunnen uitleggen?
Minister Van Weel:
Ik ben geen jurist, zoals u weet. Dat is mij al aangewreven. Het zijn
echt twee verschillende entiteiten. Je kunt tegen een persoon andere
zaken doen als het gaat om toegang verlenen tot je land, wat we in dit
geval dus hebben geweigerd, dan tegen een organisatie. Dat vereist een
andere onderbouwing en een ander traject. Vandaar dat er een verschil
zit in de aanpak van beide. Ik denk dat we met het weigeren van de heer
Khatib duidelijk het signaal hebben afgegeven dat we het gedachtegoed
van hem, maar dus ook van de organisatie, niet delen en hier niet
wensen. Maar dat maakt het nog niet meteen realiteit op alle
fronten.
De voorzitter:
De minister continueert.
Minister Van Weel:
Mevrouw Michon-Derkzen vroeg hoe we aan de slag gaan met de online
radicalisering en de aanbevelingen uit het WODC-onderzoek. Op die drie
vlakken, online weerbaarheid, tegengeluiden en contentmoderatie, zal ik
kort ingaan.
Allereerst de online weerbaarheid. Het is heel belangrijk om daarin te
investeren en dat doen we dan ook volop. Voorbeelden hiervan zijn de
digitaleweerbaarheidsprojecten, die gefinancierd worden vanuit
gemeentelijke versterkingsgelden. Een voorbeeld is het project Under
Pressure, dat jongeren leert om online desinformatie beter te herkennen.
Dat is toch waar het begint als je mensen weerbaar wilt maken tegen
desinformatie en beïnvloeding.
Dan de tweede categorie: de online tegengeluiden. We hebben vooralsnog
niet gezien dat deze een heel effectief middel zijn. Dat geven de
onderzoekers van het WODC zelf ook aan. Tot nader order zetten we daar
zelf dus niet op in, maar we houden de ontwikkelingen wel in de gaten.
Mocht dat leiden tot andere inzichten, dan zal ik de Kamer daarvan op de
hoogte stellen. We zetten ons wel in voor het opwerpen van barrières in
het online zoekproces naar extremistische en terroristische content. Ik
noemde eerder de Redirect-methode; dat is een van de mogelijkheden
daarvoor. Ik ben nu bezig met een online platform om daarover te
onderhandelen.
Ten slotte contentmoderatie. Dat is een zeer belangrijk punt. Ik noemde
al dat sommige providers of platforms daar beter mee omgaan dan andere,
maar het is absoluut iets waar we achteraan moeten zitten.
Gamingplatformen vormen daarvoor een belangrijk aanknopingspunt. We
wijzen hen erop dat zij gezien de grootte van hun platformen veel meer
kunnen investeren in contentmoderatie. Ook daar zitten onze kinderen —
terwijl je denkt dat ze aan het gamen zijn — ondertussen gewoon teksten
tot zich te nemen waar we op moeten letten. We zijn ook actief bezig met
het uitwisselen van meer informatie over borderline content. Er wordt in
Europees verband gewerkt aan richtlijnen voor internetbedrijven om met
borderline content om te gaan. Ook daarin vervullen wij als Nederland
een voortrekkersrol.
Ik heb al even gesproken over het online weren van sprekers, waar
mevrouw Michon-Derkzen ook naar vroeg. Dat is dus lastiger. Ik betrek
het wel weer bij het in kaart brengen van wat we allemaal doen en wat we
nog missen. Bij het weren van de heer Khatib heb ik ook gezegd dat hij
wat ons betreft niet alleen offline maar ook online niet welkom was. Dus
los van het beroep op organisaties om dit soort mensen niet uit te
nodigen, zal ik dit ook betrekken bij welke instrumenten we hebben en
welke nog niet.
Dan ga ik door naar preventie van online …
De voorzitter:
Ja, maar mag mevrouw Michon-Derkzen u eerst nog een vraag stellen?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
We hebben vier vragen en dit is mijn derde, toch?
De voorzitter:
Nee, we hanteren drie interrupties in deze termijn. Dit zou uw derde
worden, mocht u dat believen. Keuzes, keuzes.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik doe het gewoon. Precies wat de minister zelf zegt, dat het online
weren van de haatprediker eigenlijk niet lukt — laten we het ook maar
gewoon zo zeggen — geeft toch aan dat we online eigenlijk gewoon niks
kunnen en met de rug tegen de muur staan, tenzij het echt strak
terrorisme is? Fysiek kunnen we behoorlijk wat en voor online
terroristisch geluid hebben we nu gelukkig de ATKM. Dat lukt met de DSA.
Maar als zelfs het weren van zo'n haatprediker niet lukt, dan zit er nog
zo veel meer dat eigenlijk onschuldiger lijkt en dat lukt dan al
helemaal niet. Het stemt mij wel zorgelijk. Dan hoor ik de minister
zeggen: misschien kan het via gaming en het modereren van borderline
content loopt via de EU. Daar is op korte termijn dan ook geen doorbraak
in te verwachten. Kan de minister iets van mijn zorg daarover
wegnemen?
Minister Van Weel:
Op dat eerste punt: het is niet zo dat je niks kan online. Ik zei al:
wat strafbaar is offline, is ook strafbaar online. Als iemand opruit of
terrorisme verheerlijkt, dan is dat met het nieuwe wetsvoorstel online
net zo strafbaar en kun je iemand daar ook voor vervolgen. Ik zei dat we
nu een lacune hebben; dat betreft dat preventieve deel. Kun je iemand
preventief dichtzetten op het internet? Daarover zijn verschillende
uitspraken van rechters geweest, onder andere eentje in september 2023.
Daarbij werd gezegd dat je daar terughoudender in moet zijn dan je in de
offlinewereld zou kunnen zijn. Laat ik eerlijk zijn: het was ook weer
anders geweest als de heer Khatib gewoon een Nederlander was geweest en
hier had gewoond; dan kan ik hem ook niet de toegang tot Nederland
ontzeggen, wat in dit geval het middel is dat we hebben gebruikt om te
voorkomen dat hij hier kwam spreken. Dus het is more complicated dan
dat. Dus er kunnen echt wel dingen, maar het is niet eenvoudig om
online-uitingen preventief tegen te gaan.
Die gamingplatforms kennen echt meerdere smaken. Sommige werken goed
mee. Gamingplatforms zijn op zich niet onwelwillend. Het is niet hun
verdienmodel om terroristische of radicale content te verspreiden. Dus
daar gaat het gewoon om een inspanning, en die kost ze geld. Dat is al
een veel gemakkelijker gesprek dan met organisaties waarvan we
betwijfelen of ze wel het goede willen doen. Telegram is daar natuurlijk
een voorbeeld van geweest in recente tijden. We hopen dat daar nu, met
de aanhouding van de CEO daarvan in Frankrijk, ook wat meer beweging in
komt. Maar die platforms hebben echt een rol te spelen. Ze kunnen dat
niet alleen maar afwentelen op de overheid.
Mevrouw Helder (BBB):
Daarop voortbordurend het volgende. De minister zei terecht dat wat
offline strafbaar is, dat online ook is. Maar het is blijkbaar wel
moeilijker om daartegen op te treden. Er wordt ook verwezen naar het
advies van de landsadvocaat over wat de burgemeesters van de vier grote
gemeentes hebben gevraagd: geef ons nou een wettelijke grondslag om
online preventief te kunnen optreden bij openbareordeverstoringen. Ik
heb mijn motie daarover aangehouden, want daar zou naar gekeken worden.
De reactie van het kabinet op dat advies van de landsadvocaat was als
volgt. De landsadvocaat heeft gezegd: de grens is de vrijheid van
meningsuiting; nu is het in strijd met artikel 7 van de Grondwet; alleen
lid 3 biedt in uitzonderlijke omstandigheden een mogelijkheid. Toen
heeft het kabinet gezegd: en daarom zien we nu geen reden om daarmee
verder te gaan. Maar dat is wel iets heel anders natuurlijk dan wat we
vandaag horen. Je kunt er verschillend over denken. Mijn fractie denkt
dat die reden om ermee door te gaan, er wel degelijk is. Ik wil dus toch
even het volgende signaleren. Het kan online of offline net zo strafbaar
zijn, maar er is wel degelijk een verschil als het erom gaat of ertegen
opgetreden kan worden. Dus zegt mijn fractie nog steeds dat er wel een
wettelijke grondslag moet komen voor de openbare orde, en eventueel
daarop voortbordurend zou mijn fractie dat ook graag zien voor
terroristische uitingen.
De voorzitter:
En uw vraag?
Mevrouw Helder (BBB):
Dat heb ik ook in de eerste termijn gevraagd: is de minister bereid om
de mogelijkheden verder te onderzoeken? Het kabinet ziet daar nu geen
reden toe en vindt dat artikel 7 van de Grondwet voldoende mogelijkheden
biedt voor uitzonderlijke omstandigheden. Nou, blijkbaar niet. Dus kan
de minister dat verder onderzoeken, en dan het liefst in het kader van
dat wetsvoorstel dat er komt voor de strafbaarstelling van de
verheerlijking van terrorisme?
Minister Van Weel:
Zoals ik zei, gaat dat strafvoorstel ook impact hebben op online. Dat
heeft dan te maken met sneller kunnen optreden. Ook ben ik bezig om naar
aanleiding van de gebeurtenissen in Amsterdam ervoor te zorgen dat de
politie al preventief, bij verwachte verstoringen van de openbare orde,
toegang kan verkrijgen tot dit soort gesloten chatgroepen. Zoals we nu
hebben gezien, gebeurde het daar. Daar werd gecoördineerd, geregisseerd.
Als de politie daar eerder in had gezeten, hadden ze mogelijk preventief
een aantal van de gebeurtenissen van die nacht kunnen voorkomen. Dus dat
wil ik mogelijk maken. Dat raakt hier ook aan. In de hele specifieke
casus van een online gebiedsverbod wil ik op dit moment, gelet op de
vele voetangels, nog even niet te veel effort stoppen, omdat de
haalbaarheid daarvan klein wordt geacht. Maar ik denk dat je met die
flankerende maatregelen uiteindelijk een heel eind komt. In ieder geval
kun je heel snel reageren maar ook zien aankomen wat er gebeurt.
Hopelijk kun je daarmee ook de verstoring van de openbare orde
voorkomen.
De voorzitter:
Gaat u vooral verder.
Minister Van Weel:
Dan ga ik door naar preventie. Welke rol spelen gemeenten bij preventie?
Hebben ze in de toekomst voldoende capaciteit en middelen? Het kwam al
even ter sprake in het kader van de casusoverleggen, maar het veld is
natuurlijk breder. Gemeenten en lokale partners uit het sociaal domein,
onderwijs- en zorgdomein spelen een cruciale rol bij de preventie tegen
radicalisering, zoals ook is beschreven in de handreiking Lokale Aanpak
die recent is herzien. Die preventieve aanpak bestaat uit het bevorderen
van de veerkracht en weerbaarheid om radicalisering te voorkomen. Bij
signalen van radicalisering is er de persoonsgerichte aanpak. De
gemeenten ontvangen jaarlijks financiële ondersteuning van het Rijk voor
hun lokale aanpak van radicalisering, extremisme en terrorisme. Zoals
generiek is gebeurd, hebben ook deze gelden vanaf 2026 te maken met een
korting. Ik heb eerder in het kader van mijn begrotingsbehandeling
gezegd dat ik ga kijken hoe we dat specifiek gaan invullen, om niet
alles generiek te laten. Maar linksom of rechtsom zullen we de
financiële taakstelling moeten behouden. Ik zal er dus wel heel kritisch
naar kijken. Die korting betreft in 2026 overigens €600.000. Het is geen
wereldbedrag. Then again, als we dat op alle individuele uitkeringen
doen, telt het wel op. We moeten daar selectief in zijn. Ik kan daar nu
dus nog geen toezeggingen over doen. Er wordt wel gekeken naar
alternatieve vormen van financiering voor de periode na 2026, omdat het
middel van een specifieke uitkering natuurlijk grotendeels ophoudt te
bestaan.
Zijn de Symbolenbank en de trainingen die worden georganiseerd voldoende
om zicht te hebben op rechts-extremisme en rechts-terrorisme? Dat was
een vraag van mevrouw Mutluer. Deels heb ik er al aan geraakt toen ik
inging op de aanpak van zij die radicaliseren. Vanuit het ministerie van
SZW worden jeugdprofessionals, gemeenschappen en lokale overheden
ondersteund bij de preventie van en het omgaan met maatschappelijke
spanningen, polarisatie en radicalisering. Daarnaast is er extra ingezet
op het tegengaan van online radicalisering door een jonger wordende
doelgroep en het trainen van eerstelijnsprofessionals in het herkennen
van rechts-extremisme. Aanvullend hebben de NCTV en de nationale politie
een online Symbolenbank ontwikkeld. Professionals kunnen deze
Symbolenbank gebruiken om rechts-extremistische en rechts-terroristische
verschijningsvormen te herkennen. Aanvullend maak ik nog een handreiking
voor gemeenten over hun handelingsmogelijkheden in het onlinedomein voor
de lokale aanpak van extremisme, radicalisering en terrorisme. Die
verwacht ik in het tweede kwartaal van het komende jaar te kunnen
versturen.
Dan was er een aanvullende vraag of jongerenwerkers en wijkagenten wel
voldoende feeling hebben met rechts-extremisme. In aanvulling op wat ik
net heb gezegd, bestaat de lokale aanpak in de basis uit drie
onderdelen: kennis en vaardigheden, het onderhouden van een netwerk en
het doen van interventies. De eerdergenoemde versterkingsgelden van het
Rijk dragen ook bij aan deze aanpak. Zoals ik ook al zei, worden
jongerenwerkers getraind door het Rijksopleidingsinstituut tegengaan
Radicalisering om hun kennis en vaardigheden op dit gebied te vergroten.
Daarbij kunnen ze ook nog ondersteuning krijgen van het Landelijk
Steunpunt Extremisme.
De voorzitter:
Mevrouw Mutluer heeft nog een vraag voor u. Dit is haar laatste
interruptie.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Dat andere was meer een vraag, namelijk of mijn vraag was beantwoord.
Maar wellicht heeft u die als een interruptie gezien.
De voorzitter:
Nee, voor deze ene keer dan.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Oké, dank u. Even terug. Ik snap de opsomming van de minister, maar als
je naar de praktijk kijkt, zie je die mooie opsomming niet altijd terug.
Dat zegt de inspectie eigenlijk ook in haar rapport. Ik pak dat er
gewoon bij. Op pagina 4 zegt de inspectie over de rollen, taken en
verantwoordelijkheden dat de onderzochte regio's zich in verschillende
ontwikkelingsstadia bevinden en dat de gemeenten in al die regio's best
wel afhankelijk zijn van de signalen die professionals uit het werkveld
aanleveren, zoals jongerenwerkers of mensen in het zorgdomein. Er blijkt
dat het aantal signalen dat binnenkomt bij de gemeentelijke meldpunten
de laatste jaren erg is afgenomen. Als er geen signalen binnenkomen, kun
je allerlei handreikingen maken en mooie dingen op papier hebben, maar
werkt er dus iets niet. Hoe ziet de minister dat anders? Wat moet er dus
gebeuren om de zorgprofessionals en jeugdwerkers binnen een regio, of
het nou gaat om een kleine of grote gemeente, zodanig te equiperen dat
zij die signalen veel beter kunnen herkennen? Als daar hulp bij nodig
is, heb ik een suggestie gedaan over een soort team dat kan worden
ingevlogen. Wil de minister daar ook even op ingaan?
Minister Van Weel:
Wat ik wel wil toezeggen... Er kunnen een heleboel redenen zijn waarom
het aantal signalen afneemt. Ik heb aan het begin van mijn betoog
bijvoorbeeld als reden genoemd dat er soms ook minder signalen zijn.
Zoals in het geval van het incident in Rotterdam, kan er sprake zijn van
radicalisering in een heel kleine omgeving en in een heel korte periode.
Dan is het voor jongerenwerkers, leraren of anderen moeilijk te
onderkennen. Een deel van de problematiek zal er dus ook in zitten dat
je gewoon minder signalen kunt oppikken. Ik wil dit aspect nadrukkelijk
aandacht geven in de volgende rapportage die we hierover sturen, en ook
bekijken waarom we minder signalen hebben, hoe we dat duiden en wat we
daaraan gaan doen. Daarin neem ik uw suggestie mee. Zoals ik net zei,
lopen de trainingen. Daarvoor nemen onze inspanningen dus niet af. We
bewegen mee met de ontwikkelingen als het gaat om de verschillende
vormen van extremisme en terrorisme. Daar zit het dus ook niet in. Dat
we minder signalen oppikken, heeft dus andere oorzaken.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Echt uw laatste.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Is dit een toezegging?
De voorzitter:
Ik heb dit als een toezegging gehoord. Wij zullen die dientengevolge ook
opschrijven.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Dan hoef ik geen motie in te dienen, voorzitter. Dat scheelt.
Minister Van Weel:
Zo heb ik het ook bedoeld.
De voorzitter:
Nou, een tevreden mevrouw Mutluer. Gaat u dan vooral verder.
Minister Van Weel:
Dan de vraag van mevrouw Michon-Derkzen over het rapport over
vroegsignalering. Zij stelde dat er onduidelijkheid is over de
informatiedeling. Waar hangt de Wet gegevensverwerking persoonsgerichte
aanpak radicalisering en terroristische activiteiten nu uit? Die hangt
uit in de Eerste Kamer. Daar is een nieuwe ronde van schriftelijke
vragen gedaan. Er komt ook een derde ronde, is in de
procedurevergadering van 3 december besloten. Daarna volgt de plenaire
behandeling. Ik hoop dus dat we daar op korte termijn voortgang in
zien.
Dan kom ik bij het kopje overig. Ik heb Samidoun uitgebreid
behandeld.
Mevrouw Van der Werf (D66):
We hebben gevraagd naar de taakstelling. De minister heeft het daarover
gehad. Ik ben eigenlijk ook wel benieuwd naar de verdeling van de
versterkingsgelden voor 2025 en 2026. Bij mijn weten is er door de
gemeenten in totaal ongeveer 2 miljoen euro per jaar meer aangevraagd
dan er beschikbaar is. Dus even los van de korting van 10% die in het
regeerprogramma staat, is er volgens mij ook overvraagd uit het potje
dat er überhaupt is. Ik begrijp dat je kritisch bekijkt hoe je dat
verdeelt, maar dan zullen er dus aanvragen zijn die nul op het rekest
krijgen. Kan de minister daar iets meer over zeggen?
Minister Van Weel:
Het klopt dat de gemeenten hebben overvraagd. Er was inderdaad voor
ongeveer 2 miljoen aan verzoeken gedaan. Er is voor €600.000
gehonoreerd. Ook dat is keuzes maken in schaarste. Dit is er toegekend
tot en met het jaar 2026. Daar komt die generieke korting nog overheen.
Het laatste woord is daar natuurlijk nog niet over gezegd, zoals ik al
zei. Maar het zal aan alle kanten herprioritering vereisen om de
financiële doelstellingen van deze taakstelling te halen, ook op dit
vlak.
Mevrouw Van der Werf (D66):
...
De voorzitter:
U heeft uw microfoon helemaal niet aanstaan, mevrouw Van der Werf. Wilt
u even opnieuw beginnen voor de kijkers thuis?
Mevrouw Van der Werf (D66):
Excuses. Heel scherp. Ook dank aan mijn collega's. Ik dacht al: wat zijn
ze toch aan het kletsen? Maar ze waren gewoon tegen mij aan het zeggen
dat ik mijn microfoon uit had staan. Ik ben de wakkerste niet vandaag,
voorzitter.
Ik wil even een checkvraag stellen aan de minister. Klopt het nou dat,
even los van de vraag of die 10% nou wordt teruggedraaid of niet, dus
maar een kwart van de aanvragen door de gemeenten gehonoreerd is? U had
het er, geloof ik, over dat €600.000 is toegekend en er voor 2 miljoen
is aangevraagd. Wat is dan precies de verhouding tussen aanvragen en
toekenning? Daar ben ik even benieuwd naar.
Minister Van Weel:
Ik kom daar even exact op terug. De €600.000 die ik noemde, is de
korting. Dat is dus grofweg 10% van het totaal. Dat is de generieke
korting die over alle budgetten heen gaat. Er is nu volgens mij op
jaarbasis een kleine 7 miljoen beschikbaar. Daarbovenop is er overvraagd
door gemeentes. Of dat 2 miljoen is of niet, heb ik niet scherp. Daar
kan ik in de tweede termijn op terugkomen. In dat geval gaat het dus
niet om een kwart dat is toegekend, maar om ongeveer om een kwart dat
niet is toegewezen.
De voorzitter:
Dan zijn we bij het kopje overig van de minister aanbeland.
Minister Van Weel:
Ik had nog een vraag van de heer Van Dijk over de ordediensten bij de
pro-Palestinaprotesten in Leiden. Ik heb daarover al Kamervragen
beantwoord van de heer Van Dijk. In algemene zin: het geweldsmonopolie
ligt bij de overheid, dus het bestaan van weerkorpsen of iets wat daar
maar op lijkt, is zeer onwenselijk en ook illegaal. Zo heb ik dat ook in
de antwoorden aangegeven. Wat wel vaker gebeurt bij demonstraties, is
dat organisatoren zelf zorgen voor een ordedienst, maar dat is dan
voornamelijk om ervoor te zorgen dat de eigen demonstratie ordelijk
verloopt. Dat helpt natuurlijk wel, want het zijn mensen uit de eigen
gemeenschap, die ervoor kunnen zorgen dat, in overleg met het lokale
gezag, de aanwijzingen et cetera worden opgevolgd. Dat is natuurlijk van
een totaal andere orde dan hier werd gesuggereerd. Dus we zullen daar
scherp op zijn. In die vorm, namelijk een interne ordedienst die het
lokale gezag ondersteunt, is het prima. Heel graag zelfs. Een soort
weerkorps, dat zich zou verzetten tegen onze zwaardmacht: absoluut
niet.
Mevrouw Michon-Derkzen stelde een vraag over leuzen en vlaggen. Ook die
discussie is natuurlijk al vaak gevoerd hier in uw Kamer. Er zijn
verschillende regels en wetten in verschillende landen. In Duitsland
bijvoorbeeld worden leuzen expliciet verboden. In Nederland doen we dat
niet. Ik ben ook niet voornemens om generiek taal te verbieden, want dan
verander je een woordje in een leus en dan beginnen we weer opnieuw. In
die specificiteit zie ik niet de problemen. Wat het OM wel kan doen en
ook doet, is kijken naar uitspraken die gebezigd worden in de context.
Op het moment dat die een strafbare lading hebben, kan daar wel degelijk
tegen worden opgetreden.
Amsterdam. De heer Van Dijk van de PVV vroeg hoe we daarnaar kijken, of
er moet worden overgegaan op vervolging wegens terrorisme of niet en of
er zwaardere straffen zouden moeten worden uitgedeeld. In de nasleep van
Amsterdam zien we dat het OM zeer snel heeft gereageerd, samen met de
politie, om ervoor te zorgen dat daders van het meest extreme geweld van
die nacht snel zijn opgespoord, vastgezet en berecht. Ik denk dat het
een heel goed signaal is naar de samenleving dat we dit niet accepteren
en dat de mensen die dit doen ook gepakt kunnen worden. Ik heb zelf al
gezegd: het is 2024, je komt hier niet mee weg en je wordt gevonden. Het
is een heel belangrijk signaal dat we dit niet zullen tolereren. Daar
ben ik het OM en de politie dan ook zeer dankbaar voor. Het is
uiteindelijk altijd wel aan het OM welke daden zij bewijsbaar achten en
voor welke daden zij de verdachte uiteindelijk willen aanklagen. In dit
geval heeft het OM echt geen lichte maatregelen genomen. Er zijn
verdachten beschuldigd van poging tot doodslag. Dat is echt een forse
aantijging, die zij bewijsbaar achten. Ik denk dat ik daar als minister
niet verder in hoef te treden. Zij hebben de keuze gemaakt om in dit
geval niet te vervolgen voor een terroristisch oogmerk. Dat kunnen ze
wel, maar ze hebben besloten dat dit hier niet opportuun is. Daar ga ik
me niet in mengen.
Een aantal van u heeft vragen gesteld over CTER en het rapport van de
Ombudsman. Laat ik vooropstellen: ik vind het dramatisch voor iedereen
die onterecht op een lijst heeft gestaan en daarvan last heeft
ondervonden in zijn persoonlijke leven. Je moet er niet aan denken dat
dit je overkomt. In die zin deel ik de conclusie van de Ombudsman dat,
waar het tot schrijnende gevallen heeft geleid, dit moeilijk te verteren
is voor deze mensen die dit hebben moeten ondervinden. We moeten het wel
een klein beetje in de context plaatsen. Deze signaleringen werden in
het leven geroepen in 2016, 2017, toen we grote groepen hadden die ons
land verlieten om te gaan vechten in Syrië. In die situatie was het zeer
gewenst dat deze mensen gesignaleerd werden op het moment dat er tekenen
waren van uitreizen, maar ook dat er internationaal werd samengewerkt om
dat een halt toe te kunnen roepen. Er is toen dus informatie gedeeld.
Daar zal ook zeker informatie tussen hebben gezeten over signalen die er
achteraf gezien niet toe hadden moeten leiden dat iemand permanent
gesignaleerd zou staan. Het lastige is — dat hebben we ook gezegd — dat
achteraf moeilijk te achterhalen is waar die signalering vandaan kwam,
dus of die gedaan is door een Nederlandse dienst of door een
buitenlandse dienst, want dat kon ook. Niet al die gegevens zijn bewaard
gebleven. De FBI of andere diensten konden er dus ook aanleiding toe
hebben gezien. Daar heb je dan dus ook last van. We hebben met de
handreiking geprobeerd om mensen die er last van hebben te helpen om aan
te kloppen bij de verschillende loketten waar de oorsprong kan liggen,
zodat zij kunnen zien wat daar bekend is en wat daaraan gedaan kan
worden. De werkwijze zoals die er toen was, zullen we in ieder geval
niet meer hanteren. We zullen zorgen dat mensen daar in de toekomst niet
op deze wijze mee te maken krijgen.
De heer Koops (NSC):
Ik sla even aan op twee woorden, namelijk dat we zijn gekomen bij het
"kopje overig". We hebben een uur lang de toelichting van de minister
gehoord in antwoord op de vragen die hier zijn gesteld. De
rechtsbescherming die moet worden geboden aan de Nederlandse individuele
burger moet dan niet verworden tot een voetnoot. Dat lijkt hier nu wel
bijna zo te zijn.
De reden om met de handreiking te zwaaien, is dat in het rapport van de
Ombudsman staat dat de politie haar eigen informatiehuishouding over
individuele burgers niet goed op orde had. Dat heeft twee redenen. De
informatie is over en weer, binnen stukjes van de politie, niet goed
bereikbaar. Dat is één ding dat de Ombudsman heeft geconstateerd. De
politie heeft dat ook zelf verklaard. Het tweede ding is dat informatie
na het delen ervan om privacyredenen vrij snel, binnen een jaar, wordt
vernietigd. Er wordt gewoon praktisch geconstateerd dat een heel
belangrijk overheidslichaam, namelijk de politie en de KMar, hier intern
zelf echt heel veel moeite mee hebben. Dat is natuurlijk geen vorm van
kwaadwillendheid van de politie, helemaal niet. Het is alleen intern
niet goed op orde. De Ombudsman constateert daarnaast dat alle
opmerkingen die in deze handreiking staan, niet genoeg zijn. De
inzagebevoegdheden die keurig netjes zijn verzameld in een vijf pagina's
tellend, piepklein dingetje, zijn niet het antwoord op de serieuze
kritieken die de Ombudsman heeft verwoord in zijn rapport. Daarom vraag
ik … ga ik de minister vragen — ik moet er even in komen — wat hij nog
meer gaat doen behalve het verzamelen van deze ingangen. Heel in het
bijzonder gaat het er mij om dat een burger kan overgaan tot herstel van
de situatie waarin hij zit, tot herstel van foutieve informatie die over
hem is opgenomen, als die informatie op zo'n manier bewaard blijft dat
hij er nog iets aan kan doen, dus dat er geen signaal wordt gegeven en
daarna alles in de prullenbak wordt gegooid. Kan de minister op dit
onderwerp ingaan?
De voorzitter:
Het kopje overig doet nooit wat af aan het belang van de vragen. Dat
gaat meer om de volgorde.
Minister Van Weel:
In aansluiting daarop: formeel heet mijn kopje ook "overige belangrijke
zaken". Ik spreek dat soms niet uit, maar dat bedoel ik wel. Het is meer
zo dat ik sommige dingen niet goed in de andere blokjes kan plaatsen.
Dat wil zeker niet zeggen dat dit de restcategorie is. Het krijgt
allemaal de aandacht die het verdient.
Wat u zegt is waar, maar heeft ook betrekking op de situatie zoals die
toen was. Dat is de enige verzachtende omstandigheid die ik wil
aanvoeren, naast het begrip dat ik heb voor de burgers die er last van
hebben gehad. We zaten toen in een hectische periode, met mensen die
uitreisden. We probeerden te voorkomen dat zij over landsgrenzen gingen
en Syrië wisten te bereiken, want dat ging soms heel snel. Voorkomen is
beter dan genezen. Dat zien we, want er zitten nog steeds landgenoten in
kampen in Oost-Syrië. Dat is een levensgroot dilemma. Omwille van de
snelheid is daarover toen informatie gedeeld waarvan we achteraf
constateren dat die informatie is vernietigd. Dat maakt het nu moeilijk,
maar was toen juist goed bedoeld vanuit het oogpunt van privacy, dus om
ons te houden aan de wet. Dat maakt het nu enorm lastig voor mensen om
nog te kunnen achterhalen of wij hen überhaupt op een lijst hebben gezet
of niet. Dat kan enorm frustrerend zijn. Maar ik kan dat ook niet meer
repareren, want wat weg is, is weg. Ik kan alleen maar zeggen dat dat nu
niet meer zo zou gebeuren, dat er nu waarborgen zijn om de situatie uit
het rapport van de Ombudsman te voorkomen, dat er verzachtende
omstandigheden waren voor de manier waarop er toen in snelheid is
gehandeld en dat die handreiking is bedoeld om in ieder geval een
helpende hand te kunnen bieden aan de mensen die nu nog last hebben van
de situatie van toen. Mijn handen zijn ook deels gebonden, want ik kan
bijvoorbeeld niet de archieven van de FBI opvragen om te kijken wie zij
op de lijst hebben gezet. Daar heb ik de bevoegdheden niet voor en daar
heb ik de mogelijkheden niet toe. We kunnen de burgers wel helpen om dat
rechtsherstel te krijgen.
De voorzitter:
De heer Koops heeft een vervolgvraag.
De heer Koops (NSC):
Ik heb de minister hoog zitten, maar ik begrijp ook dat hij de FBI niet
aan een touwtje heeft. Het gaat mij om het woord "waarborgen", dat u
zojuist gebruikte. Ik zie die waarborgen namelijk niet terug in de
beantwoording in de brief in reactie op het rapport van de Ombudsman. Ik
zie enkel staan dat die waarborgen worden gezocht en worden
geïmplementeerd. Ik zie ze ook niet terug in de handreiking. In de
combinatie van die waarborgen is het van het grootste belang dat er een
grondhouding is die, om even bij het voorbeeld van de politie te
blijven, uitgaat van het belang voor de burger om in ieder geval in te
kunnen zien wat er nog is of hoe dat nu wordt verzameld. Ik kan zelf
niet bedenken welke waarborgen er nu bestaan die in 2016 niet bestonden.
Kan de minister daar een toelichting op geven?
Minister Van Weel:
Die waarborgen zijn er. De processen zijn anders. Ik zal daar in het
volgende halfjaarbericht politie aandacht aan besteden. Ik zal dan ook
aandacht besteden aan het kopje follow-up van de Ombudsman, zodat we
helder genoteerd hebben dat dit daaraan te relateren is en dat we daarin
opvolging geven aan die aanbevelingen. Ik garandeer u wel dat dat nu
niet zou gebeuren zoals dat toen is gebeurd. Dat zullen we daarin ook
meenemen.
De voorzitter:
Dank. Mevrouw Mutluer, dit is echt uw allerlaatste vraag.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik wil ook even ingaan op die waarborgen. De reactie van de minister
klinkt met name als: waar gehakt wordt, vallen spaanders. Ik snap dat de
minister, wanneer andere landen aan de haal gaan met de Nederlandse
signalering, zegt: daar kan ik niet zo heel veel aan doen; kijk maar of
het consulaat je kan helpen. In de praktijk gebeurt dat niet. Ik begrijp
dat er een handreiking is waarin je kunt zien op welke wijze je een
verzoek tot rectificatie kunt indienen. Alleen, dat is achteraf. Een van
de waarborgen — dat is ook gelijk mijn vraag — kan zijn om een
onafhankelijk en goed toezicht te regelen op het niveau van de CTIVD. In
de reactie op de Ombudsman in de brief zegt de minister: ik ga een
verkenning doen op een verkenning; ik ga verkennen of we moeten
verkennen of er toezicht moet komen. Of je verkent het, of niet. Je gaat
niet eerst onderzoeken of er een verkenning moet komen. Wellicht kan de
minister dat verduidelijken. Anders moet ik zelf met een voorstel
komen.
Minister Van Weel:
Ik verken dat. We nemen die aanbeveling natuurlijk serieus. Ook daar kom
ik in het halfjaarbericht politie op terug. De vraag is nog even: als je
dat doet, bij wie beleg je dat dan? Dat kan bijvoorbeeld ook de
Autoriteit Persoonsgegevens zijn. Hebben die daar capaciteit voor? Er
zijn een aantal vragen die we daarin moeten meenemen. Het instrument van
internationaal samenwerken en kunnen signaleren willen we echt niet
kwijt. Dat heeft zo ontzettend veel ellende voorkomen over de jaren
heen, omdat terroristen zich nu eenmaal niet aan landsgrenzen houden.
Tegelijkertijd willen we de situatie die hier is ontstaan niet meer op
deze manier zien. "Waar gehakt wordt, vallen spaanders." Daarmee zou ik
het willen bagatelliseren. Dat wil ik helemaal niet. Alleen, ik ben wel
realistisch. Ik kan niet repareren wat kapot is. We hebben informatie
niet bewaard, waardoor we nu niet eens meer weten of er een Nederlandse
dienst ten grondslag heeft gelegen aan de signalering. Dat is helaas een
situatie die ontstaan is door de acties die genomen zijn. Die kan ik
niet meer 100% terugdraaien, helaas. I wish I could.
De voorzitter:
Had u nog andere punten?
Minister Van Weel:
De laatste vraag gaat over de recente demonstratie van Extinction
Rebellion op Schiphol. Nog niet alle feiten zijn bekend, dus ik wil nu
niet alles in beton gieten, maar het moet nog blijken hoe degenen die
door de poorten zijn gekomen dat gedaan hebben. Het moet nog blijken of
ze daarvoor vliegtickets hadden gekocht of dat ze elkaar op een andere
manier hebben doorgelaten. Dat zullen we nog zien. Daar kijkt Schiphol
zelf ook naar. Iedereen is wel door de securitycheck heen gegaan. De
mensen die belandden op airsides, zoals die heten, zijn erdoorheen
gekomen zoals elke andere passagier, dus zonder verboden middelen. Ze
zijn wel heel creatief geweest met vloeistoffen en anderszins, om
vervolgens de troep te creëren die daar is achtergelaten. Ook daar zal
wel naar gekeken worden. Maar ik wil alvast wel de boodschap meegeven
dat er strikt gezien dus geen securitygevaar was. Dus als we het hebben
over de vraag of terroristen ditzelfde kunnen doen: dat kan. Terroristen
kunnen ook vliegtickets kopen. Dan komen ze ook door de poortjes op
Schiphol. Maar dan moeten ze alsnog door de securitycheck, om te zorgen
dat ze geen veiligheidsrisico vormen. Voordat iemand met een vliegtuig
vertrekt, is er natuurlijk een check van de identiteit, gecombineerd met
de boardingpass.
Dat brengt me aan het einde van de vragen, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u hartelijk, minister. Dat geeft ons nog ongeveer tien minuten
voor de gehele tweede termijn. Ik geef de leden dus één minuut
spreektijd, met één onderlinge interruptie, die dan kort en bondig is.
Daarna gaan we over naar de minister. Mevrouw Van der Werf, aan u het
woord.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank, voorzitter. Ook veel dank aan de minister voor de complimenten
voor mijn voorstel over de minimumleeftijd. U stipte net ook een heel
belangrijk onderwerp aan dat daar zeer mee te maken heeft.
Ik wil nog even kort vragen naar de kampen in Noordoost-Syrië en de
onveiligheid die daaruit voortvloeit. De minister gaf al aan dat het
onwenselijk is dat de SDF daar aan kracht verliezen. Ik ben dit weekend
toevallig met de commissie voor Defensie op bezoek geweest in dat
gebied. Ook door de internationale coalitie wordt geconstateerd dat het
heel belangrijk is dat Turkije met deze aanvallen stopt. Ik ben benieuwd
wat er vanuit het kabinet wordt gedaan richting Turkije op dat
punt.
Hoe zit het nou precies met de aanvragen voor lokale middelen? Er is dus
7 miljoen beschikbaar, maar er is voor 9 miljoen aangevraagd. Er hangt
ook een korting in de lucht. Hoe strookt dat nou met het beleid om
anti-institutioneel extremisme steviger aan te pakken? Als de gemeenten
dat niet kunnen doen omdat ze van u minder budget krijgen, dan gaat dat
er dus op achteruit.
Dat is ook een mooi bruggetje naar mijn verzoek om een tweeminutendebat,
voorzitter. Mijn inbreng daarin zal ik op dit punt toespitsen.
De voorzitter:
Ja, dat zullen we noteren. Dan de heer Van Dijk.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de minister voor de gegeven antwoorden.
Een opmerking: de minister heeft uitgebreid gereflecteerd op de
wenselijkheid van een verbod op Samidoun. Ik heb geen twijfel over de
intenties van de minister, die absoluut goed zijn. Maar het is gewoon
schrijnend dat het zo ontzettend lang duurt, zeker als je ziet dat
andere EU-landen allang tot zo'n verbod zijn overgegaan. Erkent de
minister — kan hij daar nog een streep onder zetten? — dat die slepende
traagheid ook wel afbreuk doet aan het antiterrorismebeleid dat we
nastreven?
Tot slot. Ik dank de minister voor zijn reactie over de zogenaamde
pro-Palestijnse beveiligers, weerkorpsen et cetera. Het is goed om
daarbovenop te blijven zitten, inderdaad om te voorkomen dat er zomaar
clubs groeien die menen dat ze zich boven onze wetten mogen
stellen.
Dank u wel.
De voorzitter:
U bedankt. De andere heer Van Dijk ziet af van zijn inbreng. Dan is de
heer Koops aan het woord.
De heer Koops (NSC):
Dank u, voorzitter. Om te beginnen is het erg fijn om te horen wat de
minister hier vandaag allemaal aan toelichting heeft gegeven. Over een
halfjaar wordt in het halfjaarbericht op de waarborgen ingegaan. Ik heb
dat als een toezegging verstaan, dus dat die waarborgen daarin worden
opgesomd. Als daarover van mening wordt verschild, dan hoop ik dat daar
helderheid over bestaat.
Het tweede ding is mijn verzoek aan de minister om ook een toelichting
te geven op de maatregelen die worden genomen om relevante
overheidsorganen intrinsiek te bewegen invulling te geven aan de rechten
tot inzage zoals die al in de wet zijn geformuleerd, dus op de
werkvloer. Hoe gaat de werkvloer hiermee om? Dat was mijn vraag.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Kunt u tot slot uw microfoontje nog uitdoen? Dan mevrouw
Helder.
Mevrouw Helder (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ten aanzien van het online gebiedsverbod voor
verstoring van de openbare orde heb ik een motie ingediend met collega
Van der Plas, die ik heb aangehouden. Omdat er een tweeminutendebat is
aangevraagd, wil ik denk ik toch een motie indienen over het
verheerlijken van terrorisme, die ik dan misschien ook wel aanhoud. Ik
zeg altijd: je hebt de drie o's, namelijk opvoeding, onderwijs en
overheid, in die volgorde. Maar als de overheid aan de lat staat, moet
je wel kunnen acteren. De minister zegt er nu niet veel effort in te
willen steken. Dat vind ik toch wel jammer. Uit het dreigingsbeeld van
de NCTV van heden blijkt namelijk dat met name jongeren sneller online
radicaliseren en dat online juist ook veel wordt gebruikt om ze te laten
radicaliseren. Ik vind het natuurlijk heel fijn als de politie sneller
zicht kan krijgen op dit soort zaken en niet meer afhankelijk is van een
machtiging van de rechter-commissaris. Dat moet zich nog allemaal
uitkristalliseren. Maar feit blijft dan wel dat je bij recidivisten niet
preventief kunt optreden, en die heb je gewoon. Dus ik zie nog altijd
mogelijkheden die we wettelijk wel moeten borgen. Daar laat ik het bij.
In het tweeminutendebat zal ik daar een motie over indienen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik dank de minister in ieder geval voor twee toezeggingen, in de eerste
plaats over vroegsignalering, over nagaan hoe het komt dat signalen over
radicalisering de lokale overheden niet voldoende bereiken en hoe dit
moet worden geduid, inclusief nagaan in hoeverre de oprichting van
ondersteuningsteams met name kleinere gemeenten op weg kan helpen om
vroegsignalering beter in te richten.
Daarnaast heb ik hem de volgende toezegging horen doen. Het was
verwarrend, maar in reactie op de Ombudsman en de CTER-registraties zei
hij: nee, ik ga niet onderzoeken of verkennen, maar ik doe een
verkenning naar toezicht op die registraties, bijvoorbeeld door de AP of
een toezichthouder als de CTIVD. Als ik dat correct heb begrepen, dan
hoor ik dat. Dan kan de voorzitter die zo herhalen. Maar daar ben ik in
ieder geval blij mee.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan mevrouw Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Voorzitter, dank. Ik heb drie punten. Ik las dat we een jaarverslag
krijgen van de ATKM begin 2025. Kunnen daar vanuit de ATKM aanbevelingen
bij? Zij zien online meer dan wij hier bij elkaar. Kan er een beeld bij
van wat zij zien, met hopelijk aanbevelingen of suggesties?
Mijn tweede punt gaat over Samidoun. Ik vind die beantwoording eigenlijk
echt absurd, maar ik zal me netjes uitdrukken. Het OM heeft een
strafbare verdenking nodig. Ik heb een oprechte vraag: waarom is die er
niet? Wat betekent dat, dat het niet strafbaar is of dat er geen
verdenking is? De minister had het over een alternatief: de
EU-sanctielijst. Ik denk dat hij de EU-terreurlijst bedoelt. Waarom
staat deze club dan niet op de Europese terreurlijst?
Het derde punt betreft het modereren van borderline content. In de
stukken staat dan tussen haakjes — sorry dat het allemaal Engels is —
"legal, yet harmful". De minister zei dat dit via een Europees traject
wordt aangepakt. Kunnen we daar meer over horen? Dat kan schriftelijk,
op een later moment.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan de minister. Gezien de tijd, nog vijf minuutjes,
krijgt u één interruptie als u nog een vraag heeft over de antwoorden
van de minister. De minister.
Minister Van Weel:
Dank u, voorzitter. Ik zal proberen mezelf ook binnen die vijf minuten
te houden. Natuurlijk houden we de situatie in Noordoost-Syrië scherp in
de gaten, zeg ik via u tegen mevrouw Van der Werf. Dat geldt ook voor de
intenties van Turkije. Uw vraag om u te berichten over welke acties we
richting Turkije ondernemen, zal ik doorgeleiden naar de minister van
Buitenlandse Zaken, die daarvoor primair verantwoordelijk is. Maar u
kunt er van opaan dat uiteraard dit aspect, namelijk de posities van de
SDF en de kampen die zij bewaken, nadrukkelijk onderdeel is van onze
afwegingen voor onze opstelling daaromtrent.
Dan het overvragen van het budget. Het is niet vreemd dat gemeenten meer
vragen dan ze krijgen. Dat merk ik bij mijn kinderen thuis ook. Je zult
daar altijd keuzes in moeten maken. Die keuzes toetsen we dan aan de
scope en de reikwijdte van de verzoeken, en we kijken of die passen
binnen de doelen die we hebben gesteld voor de versterkingsgelden. Dus
ik schrik niet van dit percentage. Er is ruim 6 miljoen beschikbaar. Er
is voor 1,5 miljoen overvraagd. Dat zijn de cijfers die ik heb gekregen.
Dat is geen vreemd overvragingspercentage, noch een vreemd
afwijzingspercentage dat we daar zien.
Dan de heer Koops. Ja, ik heb toegezegd dat ik in het volgende
Halfjaarbericht politie terugkom op het kopje Ombudsman en de
aanbevelingen. Dan zeg ik tegen mevrouw Mutluer dat daar die verkenning
naar toezicht bij hoort, inclusief de vraag waar je dat belegt. Daarbij
wil ik wel zeggen dat de CTIVD echt geen optie is, omdat die alleen ziet
op de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Dat is in ieder
geval niet een van de avenues die we zullen bewandelen. We zullen dat in
den breedte doen. Waar mogelijk zullen we daar de informatie die andere
overheidsorganen betreft in verwerken, maar het kan ook zijn dat dat
niet altijd mogelijk is. Dan denk ik aan de aard en classificatie van
bepaalde organisaties. Maar dan doen we dat via de geëigende
kanalen.
De voorzitter:
U heeft nog een vraag van mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Goed dat de minister wat realiteitszin op tafel gooit, niet alleen voor
de gemeenten, maar ook voor onze kinderen thuis. Het gaat me natuurlijk
niet om het feit dat het niet normaal zou zijn dat er bij dit soort
regelingen overvraagd wordt. Het gaat me meer om het feit dat wij hier
allen constateren dat dit prioriteit behoeft en de gemeenten dé plek
zijn waar dit zou moeten worden aangepakt, en u vervolgens én geld
tekortkomt én met een korting te maken heeft. Dus mijn vraag was: waar
komt die dan terecht en zou u die niet eigenlijk willen voorkomen?
Tegelijkertijd hecht u namelijk ook zeer groot belang aan de aanpak van
deze specifieke soort terrorisme die in opkomst is.
Minister Van Weel:
De realiteitszin zit 'm er niet in dat je automatisch niet krijgt wat je
vraagt, maar ook dat we dat natuurlijk beoordelen. We doen dat echt
inhoudelijk: welke voorstellen honoreren we en welke niet? Bij de ene
gemeente is dat wat meer dan bij de andere. Dat ligt dan aan de aard van
de voorstellen. Het wordt dus echt op de inhoud gewogen. Het is niet zo
dat als je zegt "geef die anderhalf miljoen ook maar weer", we dan
automatisch een beter resultaat hebben. Daar geloof ik ook niet in,
zeker niet waar het gaat om subsidies of doeluitkeringen. Dus ik denk
dat daar een goede, inhoudelijke keuze is gemaakt. Daarbovenop komt wel
die korting van €600.000, dus die 10%, die generiek voor alle subsidies
geldt. Ik zou die taakstelling liever ook niet hebben. Maar als ik de
omvang van de financiële problematiek zie, die we toch ook zien
aankomen, dan zijn er keuzes gemaakt. Daar hoort die taakstelling op
subsidies bij. Dan is het vervolgens nu in eerste instantie aan de
gemeentes om ons aan te geven hoe ze op een andere wijze zorgen dat de
interne doelstellingen die we hier met z'n allen hebben gesteld, wel
behaald worden. Dat is een gesprek dat we aangaan met gemeenten. We
laten ze niet los daarin; laat ik het zo zeggen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Van Weel:
Dan de vraag van mevrouw Mutluer. Ik zei net al: we gaan nader toezicht
verkennen. Dat is één. De andere toezegging heeft u ook goed
gehoord.
Het jaarverslag van de ATKM. Ik ga er voetstoots van uit dat de ATKM
daar dan ook haar bevindingen in algemene zin in meeneemt, naast de
statistieken. Zo niet, dan zal ik ze dat vragen en dat verzoek
doorgeleiden, want we willen natuurlijk leren van wat zij in hun eerste
jaar van oprichting hebben gedaan. Waar zijn ze tegenaan gelopen, maar
ook: waar zien zij nu de gevallen komen?
Samidoun. Ik heb gezegd waar ik tegenaan loop. Ik heb gezegd dat ik
erbovenop zit. Het EU-spoor loopt zeker. Maar ook daarvoor geldt dat we
dan wel alle landen mee moeten krijgen. Wat betreft "geen strafbare
verdenking in Nederland": die organisatie kan ook in verschillende
landen en in verschillende vormen opduiken. Het kan dus best zo zijn dat
die organisatie in Canada daadwerkelijk verdacht wordt van financiering
van Hamas, waar dat in de Nederlandse organisatie niet het geval zou
zijn. Daar heeft het Nederlandse OM dan wel mee te maken, want dat moet
wel de Nederlandse organisatie op een lijst kunnen zetten. Daarom helpt
het EU-spoor, omdat je dan wat breder kunt kijken. Zoals ik zei, moeten
we dan wel met z'n allen daar overeenstemming over krijgen. Ik zit erop
en snap dat dat niet geheel bevredigend is, maar dat is voor nu wat ik
kan doen.
Dan meteen de laatste. We komen graag schriftelijk, op een geijkt
moment, terug op de borderline content.
De voorzitter:
Mevrouw Michon-Derkzen, had u nog een vraag?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ja, ik had een vraag over de unanimiteit van die EU-lijsten. Kan de
minister zeggen waar dan de problemen zitten met unanimiteit? Welk land
gooit de loper uit voor een terroristische organisatie of een
organisatie met dit soort denkbeelden? Waar zit dan binnen de EU de
crux?
Minister Van Weel:
Ik weet dat, maar daar doen wij in algemene zin geen uitspraken over,
want ons doel is natuurlijk om te komen tot unanimiteit. Naming en
shaming in aanloop naar dit soort processen helpen in het diplomatieke
verkeer niet. Conform de geldende richtlijn doe ik geen uitspraken,
totdat het tot een stemming zou komen. Dan wordt het natuurlijk
openbaar, zoals we dat hebben gezien bij de CSAM-richtlijn vorige week
in Brussel. In dit geval zitten we erachteraan, maar zijn we er nog
niet.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Daarmee bent u aan het einde van uw tweede termijn. Zijn
er nog onbeantwoorde, urgente vragen?
De heer Koops (NSC):
Eén kleine, meneer de voorzitter, over die toezegging. Ik vroeg of er
ook onderzoek wordt gedaan naar, of inzicht wordt gegeven in, hoe die
waarborgen op de werkvloer worden vormgegeven, dus niet alleen in een
wettelijk kader. Daar hoorde ik de minister nog niet expliciet op
ingaan.
Minister Van Weel:
Wat mij betreft is dat onderdeel van de reactie op de Ombudsman. Dat
heeft niet alleen te maken met hoe je je processen inricht, maar ook met
hoe het nageleefd wordt. Ik zie dat dus als integraal onderdeel
daarvan.
De voorzitter:
Dan dank ik de minister voor zijn tijd en de leden voor hun inbreng. De
toezeggingen zoals gevraagd door de leden zijn duidelijk bevestigd door
de minister. Vanwege de tijd zullen we die registreren in het
toezeggingenregister. Mevrouw Van der Werf heeft een tweeminutendebat
aangevraagd. Wij zullen haar noteren als de eerste spreker. Daarmee
sluit ik dit commissiedebat. Hartelijk dank.
Sluiting 19.33 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |
---|