Debat over dakloosheid (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2024D51828, datum: 2024-12-19, bijgewerkt: 2024-12-20 16:21, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2024-12-19 14:31: Debat over dakloosheid (Plenair debat (debat)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Dakloosheid
Dakloosheid
Aan de orde is het debat over
dakloosheid.
De voorzitter:
Dan is nu aan de orde het debat over dakloosheid. Ik heet van harte
welkom de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en de
staatssecretaris Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De eerste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Beckerman, die al
enthousiast bij het spreekgestoelte staat.
Mevrouw Beckerman (SP):
Goedemiddag. Het is de laatste dag voor het kerstreces. Dit debat heb ik
samen met Lisa Westerveld aangevraagd. Waar het "'t kwam op de aarde en
't had er geen huis" door de speakers schalt, zijn er 2024 jaar later
nog steeds vele mensen zonder huis. Waren het toen Jozef en Maria, nu
heten ze Robert en Lin en hun kindeke Aimee. Lin was zwanger terwijl ze
met Robert in een tent woonde. Ze kregen geen urgentie voor een woning.
Omdat we dakloosheid nog steeds als een zorgprobleem zien, gaat het voor
hen mis. Lin en Robert waren niet verslaafd en hadden geen psychische
klachten. Dan moet je in het huidige systeem jezelf maar zien te
redden.
Dit is geen uniek verhaal. Nederland heeft beloofd dakloosheid in 2030
uit te bannen, maar het aantal dakloze mensen neemt alleen maar toe.
Ruim 40% van de getelde dakloze mensen is jonger dan 27 jaar. Een op de
vijf is kind. Dit is echt schandalig. De huidige aanpak schiet tekort.
Daarom is het heel goed dat de minister van Wonen vandaag aanwezig is.
We gaan dakloosheid namelijk alleen maar oplossen met daken. Eerst een
dak. Het kabinet zégt wel dat dakloosheid voor alles een
huisvestingsprobleem is en geen zorgprobleem, maar het dóét nog vaak
iets anders. De brieven die deze week naar de Kamer zijn gestuurd, zijn
weer ondertekend door het ministerie van VWS, niet door het ministerie
van Wonen. Waarom?
Onze inzet is de volgende. Een: meer bouwen voor dakloze mensen. Herkent
de minister dat de aanpak van dakloosheid alleen gaat werken als we
zorgen voor voldoende woningen en zij de regie moet nemen? Herkent de
minister dat een analyse van belangenorganisaties laat zien dat in
slechts 10 van de 36 gemeentelijke en regionale plannen enkele concrete
acties zitten voor de omslag van opvang naar wonen? Wat gaat de minister
doen?
Twee: urgentie voor daklozen en dreigend dakloze mensen. Met de nieuwe
Wet versterking regie volkshuisvesting krijgen dakloze mensen urgentie.
Alle dakloze mensen? Nee. Mensen als Robert en Lin die zwanger in een
tent wonen, komen met de nieuwe regels daar ook niet voor in aanmerking
omdat ze zelfredzaam zijn. Vindt de minister dit net als wij
onwenselijk? Zwanger in een tent, maar geen recht op wat dan ook.
Drie: pak leegstand aan. Zolang als wij in dit gebouw zitten, staat een
gebouw tegenover dit gebouw leeg. Daarachter begint het Haagse Bos, waar
dakloze mensen slapen. Er is dus sprake van langdurige leegstand,
terwijl zo veel mensen dakloos zijn of dreigen te worden. Elke keer als
we dit aankaarten, zegt de minister: ik verwacht uw Kamer voor het einde
van het jaar te kunnen informeren. Nou, dat scheelt, want het is nu het
einde van het jaar, dus wij horen graag van de minister hoe zij
leegstand harder wil gaan aanpakken.
Vier: tel juist en maak tellingen leidend voor beleid. De nieuwe
ETHOS-telling laat zien hoe groot het probleem is. Nu wil het kabinet na
één keer juist tellen alweer stoppen met ETHOS Light. Gewoon niet meer
tellen hoe groot het probleem is, is toch geen oplossing?
Vijf: maak huren betaalbaar. We kunnen lang en kort praten over hoe erg
we dakloosheid allemaal vinden, maar gisteren maakte het kabinet bekend
dat de huren tot 7,7% mogen stijgen volgend jaar. Herkent het kabinet
dat als wonen niet betaalbaar is, het probleem van dakloosheid niet
opgelost gaat worden?
Zes: geef dakloze mensen een briefadres. Heel veel dakloze mensen lopen
vast in een soort bizarre bureaucratie. In het vorige debat deden we een
heel concreet voorstel: geef elke dakloze binnen drie dagen een
briefadres. Waarom kost het eindeloos veel tijd om zoiets simpels op te
lossen?
Tot slot. Het is vandaag 6 graden en het regent. Dat betekent dat de
winteropvang dicht is. Zou je vandaag buiten willen slapen? Nee? Dan is
dit het moment om in te grijpen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Veel dank. Ik zie een interruptie van mevrouw Van den Hil van de VVD en
van mevrouw Bruyning van Nieuw Sociaal Contract. Mevrouw Wijen-Nass van
de BBB?
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Hoeveel interrupties hebben we?
De voorzitter:
Zullen we vier interrupties doen, dus vier keer naar de
interruptiemicrofoon?
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Dat was een vurig pleidooi van mevrouw Beckerman. Zo kennen we haar ook.
Misschien zijn we het nog nooit zo eens geweest in deze zaal als
vandaag. Dat is een goed begin. Maar ik heb even een vraag over die
ETHOS Light-telling. Ik ben er een groot voorstander van. Ik heb er ook
samen met mevrouw Westerveld toe opgeroepen in een debat. Maar gaat het
vooral om de uitkomst of om de naam ETHOS Light? Daar zoek ik even
naar.
Mevrouw Beckerman (SP):
Goede vraag. Die ETHOS Light wordt nu in een paar regio's uitgevoerd.
ETHOS Light laat ons eigenlijk zien dat het probleem groter maar ook
diverser is dan vooraf werd gedacht. Een van de dingen die we nu weten,
is dat het aantal jongeren hoger is dan we dachten. 40% blijkt jonger
dan 27 jaar en een op de vijf is kind. Dat wisten we eerder niet. We
hebben er heel vaak op gewezen dat de CBS-telling hele grote groepen
buiten beschouwing liet, zoals vrouwen en kinderen. Waarschijnlijk heeft
u het daar in zorgdebatten vaker over gehad. Nu zie ik eigenlijk twee
dingen. Ten eerste zegt het kabinet dat ze het voor elke regio één keer
aanbieden en daarna niet meer. Mijn ideale situatie zou als volgt zijn.
Laten we Nederland in vieren opknippen — het maakt eigenlijk niet uit in
hoeveel partjes — en laten we dan zorgen dat elke zoveel jaar elke regio
zo'n telling krijgt. Nog belangrijker is — dat hebben we ook in onze
initiatiefnota geschreven — dat we beleid daar ook op baseren. Ik heb
daar al een voorbeeld van genoemd. Met de nieuwe Wet regie
volkshuisvesting zien we nu dat dakloosheid een urgentiecategorie wordt,
maar dat is niet gebaseerd op die ETHOS-telling. Wat gebeurt er dan? Dan
heb je dus zo'n voorbeeld als van Lin en Robert die zwanger in zo'n
tentje zitten. Maar ja, zij vallen niet onder de oude definitie van
dakloosheid, want ze zijn zelfredzaam en ze hebben geen psychische
problemen. Dan komen ze dus niet in aanmerking voor die voorrang. Dus
ja, je moet goed tellen, maar je moet ook je beleid daarop baseren.
Anders weet je hoe groot het probleem is, maar als je niks doet voor die
mensen, dan heb je ze in beeld, maar dan heb je geen oplossing. Dus doe
beide.
De voorzitter:
Dank u wel.
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter, dat we het zo eens worden, is toch een mooie kerstgedachte,
hè?
De voorzitter:
Honderd procent. Dan is het woord nu aan de tweede spreker, mevrouw
Bruyning van Nieuw Sociaal Contract. Die komt er al aan.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank, voorzitter. Dak- en thuisloosheid kent geen vast gezicht. Moeders
die met hun kinderen in de auto slapen, mensen die bij vrienden en
familie van bank naar bank moeten gaan: iedereen kan dak- of thuisloos
worden. Volgende week vieren wij kerst, maar dat geldt niet voor
iedereen. Veel dak- en thuislozen zijn afhankelijk van
winterkoudeopvang. Niet alle gemeenten hebben echter een permanente
opvang. Sommige mensen staan hierdoor in winterse omstandigheden voor
een dichte deur. De criteria — temperaturen onder 0 of extreem weer —
zijn fors en leiden tot een versnipperd landelijk beeld en onzekerheid.
Daarnaast zorgen ze voor een aanzuigende werking op locaties die wél
permanent open zijn. Hoe reflecteert de staatssecretaris op deze
problematiek? Moet dit niet juist landelijk worden aangestuurd?
Bij het vorige debat heb ik aandacht gevraagd voor jongerendakloosheid.
Het is goed dat er nu een actieagenda is toegevoegd aan het Nationaal
Actieplan Dakloosheid, maar de cijfers blijven groeien. Dat is
zorgwerkend. Jongerendakloosheid en in- en uitstroom in de jeugdzorg
hangen vaak samen. Jongeren die de jeugdzorg verlaten, hebben vaak
moeite om een stabiele woonplek te vinden. Tegelijkertijd komen jongeren
die al dakloos zijn, soms juist terecht in de jeugdzorg. Kan de
staatssecretaris toezeggen om samen met andere bewindspersonen onderzoek
te doen naar de samenhang tussen jongerendakloosheid en de jeugdzorg?
Hoe completer we het beeld krijgen, hoe effectiever we kunnen
ingrijpen.
Ook wil ik ingaan op het beboeten van buitenslapers. Via mijn aangenomen
motie heb ik de regering gevraagd dit aan te pakken. Sindsdien heeft de
VNG de model-APV aangepast en gedeeld met gemeenten. Dit model
introduceert echter een slaapverbod en gebiedsontzeggingen. Het risico
bestaat dat gemeenten deze regels handhaven door alsnog boetes op te
leggen. Dit druist in tegen de geest van mijn motie, die bedoeld was om
buitenslapers niet verder in de problemen te brengen. Hoe draagt dit
model bij aan het oplossen van dakloosheid? Is de staatssecretaris al in
gesprek gegaan met de VNG over dit beleid? Wat zijn de uitkomsten van
dat gesprek? Is de staatssecretaris ook bereid om erop aan te dringen
dat gemeenten stoppen met het bestraffen van dak- en thuislozen? Want
boetes lossen het probleem niet op. Ze maken het alleen maar
erger.
Een eigen plek hebben is een groot goed, maar we moeten erkennen dat
niet alle dak- en thuislozen in een reguliere woning kunnen of willen
wonen. Maatwerk is hierbij van belang. Het Skaeve Huse-principe laat
zien dat kleinere, sobere woonoplossingen kunnen helpen voor specifieke
doelgroepen. Ziet de minister dit ook? Is de minister bereid om te
kijken naar meer oplossingen op maat, zoals het ontwikkelen van vastgoed
dat past bij verschillende behoeften? Dit vraagt ook om een eerlijke
spreiding over gemeenten, zodat niet enkele steden onevenredig veel
verantwoordelijkheid dragen. Is de minister bereid hierop regie te
voeren?
Een andere belangrijke kwestie is de meting van dakloosheid. De ETHOS
Light-methode is de meest representatieve manier om cijfers te
verzamelen. Hoewel regionale tellingen nuttig zijn, is een landelijke
uitrol van deze methode cruciaal. Cijfers bieden inzicht en sturen
beleid. Ik vraag de minister om toe te zeggen dat zij de meest recente
cijfers meeneemt in haar bouwopgave en dat ETHOS Light landelijk wordt
uitgerold.
Voorzitter. Ik maak mij ook zorgen om de versnippering van
verantwoordelijkheden. De minister van Volkshuisvesting is
verantwoordelijk voor het bouwaspect, terwijl de staatssecretaris zich
richt op de zorgkant. Maar wie neemt de overkoepelende
verantwoordelijkheid? Wie zorgt ervoor dat de aanpak van dak- en
thuisloosheid als geheel effectief is? Ik roep beide bewindspersonen op
om hierover duidelijkheid te geven en een gezamenlijke integrale aanpak
te ontwikkelen.
Tot slot wil ik stilstaan bij de Wet goed verhuurderschap en de
aanbevelingen uit het rapport van de commissie-Roemer. De koppeling
tussen arbeidsovereenkomst en woonruimte is van groot belang. Mensen die
werk vinden, moeten ook toegang krijgen tot betaalbare woonruimte. Hoe
staat het met de implementatie van deze aanbevelingen? Is de minister
het met mij eens dat een sterke koppeling tussen werk en wonen kan
bijdragen aan het voorkómen van dakloosheid? Hoe wordt toegezien op
naleving van deze wet?
Voorzitter. Dakloosheid is een complex probleem, maar het is oplosbaar
als we integraal samenwerken, heldere verantwoordelijkheid nemen en
maatwerk bieden. Dat vraag ik vandaag van de bewindspersonen: reflectie,
concrete toezeggingen en regie.
Dank u wel.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Beckerman van de SP.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik begin met complimenten, want het is een mooi betoog van mevrouw
Bruyning. Ik denk dat dat ook het mooie is aan dit debat. We hebben een
dergelijk debat zes maanden geleden ook gevoerd. In de Tweede Kamer is
er groot draagvlak om de belofte "geen dakloosheid meer in 2030"
daadwerkelijk in te lossen. Tegelijkertijd is het pijnlijke dat er sinds
het vorige debat, zes maanden geleden, wat ons betreft veel te weinig is
gebeurd. Ik ben woordvoerder Wonen. We weten dat de oplossing begint met
een dak. Is mevrouw Bruyning het met ons eens dat de Kamer ervoor moet
zorgen dat het kabinet na vandaag de volgende opdracht krijgt? We hebben
vorige week een mooie Woontop gehad, waar afspraken zijn gemaakt over
bouwen voor studenten en voor ouderen. Ik vind dat we ook de opdracht
moeten geven om te bouwen en woningen te creëren voor deze groep en dat
ook in beeld moeten houden.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank voor de vraag, collega. U vindt mij aan uw zijde als u zegt dat er
actie moet worden ondernomen om deze problematiek op te lossen. Er is
een Woontop geweest. Ik ben niet de woonwoordvoerder van onze partij,
maar ik vind het wel heel belangrijk dat de minister zich bezighoudt met
de bouwopgaven en dat daarin ook specifieke aandacht is voor deze
doelgroep. Ik hoop inderdaad dat de minister het gaat oppakken en dat
dit tot concrete acties en afspraken leidt.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bruyning. Dan is nu het woord aan mevrouw
Westerveld. O, er is nog een interruptie van dezelfde mevrouw
Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik was aan de late kant, maar ik had nog een vraag over jongeren die
dakloos zijn. Het is heel terecht dat we daar aandacht voor vragen,
helemaal omdat de nieuwe cijfers laten zien dat de aantallen hoger zijn
dan oorspronkelijk was verwacht. De vraag gaat over de actieagenda, die
ik natuurlijk ook heb gelezen. Het heet "actieagenda", maar het verbaast
mij dat ik meteen in de inleiding lees dat de actieagenda geen
uitgebreide nieuwe beleidsanalyse of nieuw beleidsplan bevat. Mijn vraag
aan mevrouw Bruyning is of ze er tevreden mee is dat er eigenlijk geen
nieuwe acties in staan, maar vooral een optelsom van wat er wordt
gedaan. Is ze daar tevreden mee of zou er nog meer moeten gebeuren?
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank aan de collega voor deze vraag. Ik ben allereerst wel tevreden met
het feit dat er een actieagenda ligt. Dat is ook wat natuurlijk, dat er
direct uitvoering wordt gegeven aan een motie. Tegelijkertijd moeten we
met elkaar en ook met de jongeren gaan kijken of dit afdoende is. Is het
niet afdoende, dan ben ik natuurlijk meer dan bereid om meer actie te
vragen aan de staatssecretaris.
De voorzitter:
Dank u wel. Ja, nu mag u echt! Het woord is aan mevrouw Westerveld van
GroenLinks-PvdA, als derde spreker.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Het is te merken dat het de laatste dag is. Voorzitter. Een halfjaar
geleden hadden wij voor het eerst een debat over dakloosheid in deze
zaal. We hadden daar toen voor het eerst in vijftien jaar weer een
plenair debat over. En nu staan we er weer. Nu is het buiten 6 graden en
regent het. Maar dat we hier weer staan, heeft een reden. Alle politieke
partijen riepen de vorige keer namelijk ook dat er snel actie nodig was.
Zij zeiden dat er snel wat moest gebeuren om de groeiende problemen
tegen te gaan en om het kabinet aan de eigen afspraak te houden,
namelijk: in 2030 heeft iedereen in Nederland een dak boven het hoofd.
Maar deze regering heeft nog geen stap extra gezet. Het aantal dakloze
mensen neemt alleen maar toe, maar in de brieven lees ik vooral veel
woorden als "verkennen", "gesprekken" en "oproepen", en niet wat er
concreet gaat gebeuren.
Voorzitter. Ik heb altijd geleerd dat je als het doel uit zicht komt,
extra stappen moet zetten. Blijven sjokken helpt dan niet, hoe mooi je
het ook opschrijft. Wat je sowieso niet moet doen, is zelf extra
barrières opwerpen die maken dat het doel nog moeilijker te halen is,
zoals het afschaffen van de bed-bad-broodregeling en het bezuinigingen
op de subsidieregeling voor onverzekerden. Het is namelijk glashelder
dat de problemen daardoor alleen maar groter worden. Kan de
staatssecretaris daarop reageren? Kan ze ook vertellen of ze die ambitie
van 2030 nog serieus neemt? Zo ja, waaruit blijkt dat en welke concrete
extra stappen gaat dit kabinet zetten om de eigen belofte te
halen?
Voorzitter. Collega Beckerman heeft mede namens ons vragen gesteld aan
de minister van Wonen. Ik focus me op hulp en zorg. Bij het vorige debat
vroeg ik om een noodplan voor het groeiende aantal mensen met een
indicatie voor Wlz-ggz-zorg. Dat zijn mensen met psychiatrische
problematiek die niet thuishoren in de daklozenopvang, omdat ze
professionele hulp nodig hebben. Naar aanleiding van onze aangenomen
motie wordt gewerkt aan een actieplan. Maar in alle eerlijkheid: gezien
de reputatie van voormalige bewindspersonen op VWS heb ik gewoon niet zo
veel vertrouwen in een actieplan, omdat dat ons al te vaak beloofd is en
concrete actie en concrete resultaten dan veel te vaak uitblijven. Wij
willen een noodplan, een keiharde toezegging dat er passende plekken
komen voor mensen die hulp nodig hebben. Dan lees ik het volgende. Ik
citeer: "De huisvestingsopgave valt onder de verantwoordelijkheid van
het ministerie van VRO." Aan deze minister dan ook de vraag: gaat zij
dan zorgen voor plekken waar mensen met ondersteuning zelf kunnen wonen
na verblijf in een instelling? Zo ja, op welke manier, hoeveel en hoe
snel?
Voorzitter. Dan jongeren. Inmiddels bestaat een vijfde van het aantal
daklozen uit jongeren, maar de actieagenda "Voorkomen van
jongerendakloosheid" begint, zoals ik net al zei, met de profetische
woorden: "Deze actieagenda bevat geen uitgebreide, nieuwe beleidsanalyse
of beleidsplan." Wat is dat nu, vraag ik de staatssecretaris. Kan zij
uitleggen wat er dan "actie" is aan deze actieagenda? Welke extra stap
gaat ze zetten? Kan ze ook toezeggen welke extra stap ze gaat nemen voor
dakloze lhbtqi+-personen? Ik lees namelijk dat wordt verkend welke
verbeterslagen er worden gepleegd, maar wat betekent dat heel
concreet?
Voorzitter. Omwille van de tijd even kort door de bocht. We kregen
gisteren een brief over de bezuiniging op de subsidieregeling voor
onverzekerden. Minister Agema gaat een nieuwe regeling opzetten voor
mensen die niet zijn verzekerd voor zorg, maar het uitgangspunt is een
bezuiniging. Dat is toch nooit een goed idee, vraag ik deze
staatssecretaris. Hoe denkt zij inhoudelijk over die bezuiniging? In de
initiatiefnota van collega Beckerman en mij riepen we op om de ETHOS
Light-telling te gebruiken. Ik lees nu dat het ministerie de opdracht
wil uitzetten om gemeenten die nog geen ETHOS-telling hebben gedaan te
ondersteunen. Waarom gebeurt dat niet via de huidige partijen, Kansfonds
en Hogeschool Utrecht? Is het kabinet het met ons eens dat die telling
structureel moet plaatsvinden, en niet eenmalig?
Tot slot een vraag over arbeidsmigratie. Uit het evaluatierapport van de
pilot met kortdurende opvang in zes gemeenten blijkt dat de pilot een
succes is. Waarom wordt deze pilot dan niet gewoon doorgezet na 2025,
gefinancierd uit het Actieplan Dakloosheid, zoals nu ook het geval
is?
Voorzitter, ik rond af. Iedereen in 2030 een dak boven het hoofd klinkt
mooi, maar in dit tempo gaan we dat niet halen. Wij zijn benieuwd naar
de extra stappen van dit kabinet.
De voorzitter:
Ja. Ik moet een beetje een reprimande geven op de laatste dag van het
jaar, want dit was over uw tijd. Kunt u daar voortaan even op
letten?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
16 seconden.
De voorzitter:
Ja, zeker. Mevrouw Van den Hil, van de VVD, heeft een interruptie.
Nogmaals mijn excuses voor net, mevrouw Van den Hil.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Dat geeft niks. Ik dacht: ik doe het nog een keer; dan krijgt u een
herkansing. Dat is altijd mooi.
De voorzitter:
Dan krijgt u een extra interruptie.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Kijk, dat is mooi. Ik had nog even een vraag aan mevrouw Westerveld over
die onverzekerden. Wij hebben het daar ook in het vragenuurtje over
gehad. Ik denk dat dat een mooi debat was met minister Agema. Is mevrouw
Westerveld het ook met mij eens dat we vooral moeten voorkomen dat
mensen uit een verzekering gegooid worden? Er zijn nu namelijk ook een
hoop mensen onverzekerd die verzekerd hadden kunnen blijven. Vind ik
mevrouw Westerveld aan m'n zijde als ik straks een oproep doe om daar
vooral eerst op in te zetten?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Dat zou harstikke mooi zijn, maar het feit is gewoon dat er mensen zijn
die nu onverzekerd zijn en dat wij twee dagen voor we de VWS-begroting
gingen behandelen verrast werden door een brief over de taakstelling van
het ministerie van VWS. Daarin staat een forse bezuiniging van, uit m'n
hoofd, 40 miljoen ingeboekt. Tijdens de behandeling van de VWS-begroting
is een motie ingediend door onder meer meneer Krul. Hij vroeg om bij ons
terug te komen met wat deze bezuiniging precies gaat betekenen. In het
vragenuur hoorden we minister Agema zeggen: ik kom met een veel betere
regeling. Maar als het uitgangspunt een bezuiniging is, dan kunnen we
volgens mij op onze klompen aanvoelen dat dat weleens mis zou kunnen
gaan. Meestal, als je een stelsel helemaal omgooit en een nieuwe, betere
regeling wil neerzetten, kost dat in eerste instantie geld. Ik ben er
dus bang voor dat die bezuinigingsopdracht vooraan staat. Ik ben
uiteraard voor betere regelingen, maar laten we dan kijken naar de
inhoud en daar niet die bezuinigingsopdracht zo prominent boven laten
hangen. Dat is mijn hele bezwaar hierbij.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Die ene extra interruptie zetten we gelijk in. Ik denk dat er nu al
mogelijkheden zijn om mensen die nog onverzekerd zijn, bijvoorbeeld door
de richtlijn gerede twijfel beter in te zetten, gewoon een
zorgverzekering te laten behouden. Of er nou wel of geen bezuiniging is,
ik wil dat we op voorhand al voorkomen dat mensen hun verzekering
kwijtraken. Vind ik mevrouw Westerveld dan aan mijn zijde als ik oproep
om daar ook hard op in te zetten?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Als we kunnen voorkomen dat mensen onverzekerd zijn, dan ben ik daar
heel erg voor. Ik heb met mevrouw Beckerman een tijd geleden al een
telefoongesprek gehad met een aantal straatartsen die vroegen of hier
niet een veel grotere rol is voor werkgevers. Er zijn mensen die
bijvoorbeeld als arbeidsmigrant naar Nederland gehaald worden. Nadat hun
contract is afgelopen, bijvoorbeeld omdat ze seizoensarbeid verrichten,
worden ze gewoon op straat gezet, zijn ze onverzekerd en kunnen ze op de
een of andere manier niet terug. Toen wij op de Koekamp waren en daar
een gesprek hadden, ook met straatartsen en straatverpleegkundigen,
merkten we dat ze hier tegenaan liepen en dat ze elke keer maar moeten
leuren. Natuurlijk helpen zij die mensen, maar vervolgens zitten ze vaak
wel met heel veel administratieve last om te kunnen zorgen dat dat op de
een of andere manier vergoed wordt. Als we dat kunnen voorkomen, ben ik
daar heel blij mee. Ik weet wel zeker dat ook de straatartsen en
-verpleegkundigen daar blij mee zijn. Wat we in ieder geval moeten
voorkomen is dat een nieuwe regeling met goede intenties, doordat er een
bezuinigingsopdracht aan vastzit, juist averechts gaat werken. Daar ben
ik beducht voor.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Westerveld. Dan is nu het woord aan de heer Ceder,
die ik inderdaad zie, van de ChristenUnie. Meneer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Deze inbreng is mede namens de fractie van D66.
Gelukkig voeren we dit debat met zowel de staatssecretaris VWS als de
minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, want de
verantwoordelijkheid voor het beëindigen van dakloosheid ligt bij beide
bewindspersonen.
Voorzitter. Ik heb een aantal blokjes. Ik begin met wonen en heb direct
een aantal vragen. Is de minister van VRO bereid om aan elk debat over
dakloosheid deel te gaan nemen? Welke regie neemt zij op dit onderwerp?
Ik begrijp dat deze doelgroep niet aan de orde kwam bij de Woontop.
Waarom niet? Wat vindt de minister van de bevindingen dat slechts een
fractie van de gemeenten plannen heeft om de omslag van opvang naar
wonen te maken en dat de afdeling bij gemeenten die over wonen gaat
bijna nooit betrokken is? Dit werkt dan natuurlijk niet. De wethouder
die over maatschappelijke opvang gaat heeft als enige instrument de
opvang uitbreiden, maar niet het instrument betaalbare woningen creëren.
De minister heeft volgens mijn fractie een grote verantwoordelijkheid om
gemeenten hierop te sturen. Hoe gaat ze dit doen en hoe zorgt zij ervoor
dat Housing First echt van de grond komt? Laten we namelijk eerlijk
zijn: dat is nu nog niet het geval.
Dan de kern. Er is een groot tekort aan betaalbare woningen. Dat zorgt
ervoor dat uitstroom uit de opvang stokt en dat mensen na bijvoorbeeld
een scheiding geen woning kunnen vinden. Hoe houdt deze minister het
tempo in het bouwen van betaalbare passende woningen voor
alleenstaanden, voor jongeren en gezinnen? Hoe kijkt zij naar de
mogelijkheid van gemengde woonvormen voor deze groep?
Voorzitter. Woningdelen moet echt snel eenvoudiger worden. De
belemmeringen en oplossingen voor hospitaverhuur zijn in beeld gebracht.
Gaat de minister de belemmeringen dus snel wegnemen, zo vragen
wij.
Dan het kopje dakloze kinderen. Uit een nieuwe telling van dakloosheid
blijkt dat een op de vijf daklozen onder de 18 jaar is. Ze verblijven
veelal bij familie of vrienden, of in tijdelijke opvang. De ambitie in
het Nationaal Actieplan Dakloosheid is nul daklozen in 2030. Maar we
hebben ook te maken met dakloze kinderen. Wat ons betreft gaan we dat
probleem als eerste oplossen. Dus kan de staatssecretaris zich
committeren om in ieder geval de deelambitie toe te zeggen dat er in
bijvoorbeeld 2026 of 2027 geen dakloze kinderen meer zijn, en dan de
resterende jaren te gebruiken om te zorgen dat er helemaal geen daklozen
meer zijn, ongeacht leeftijdscategorie? Mijn collega Pieter Grinwis
heeft een amendement op de Wet regie op de volkshuisvesting ingediend,
om dakloze gezinnen met minderjarige kinderen op te nemen in de
urgentieregeling, zodat er snel een einde komt aan situaties waarin een
ouder met een kind in een auto moet slapen.
Voorzitter. Dan de opvang. De fractie van de ChristenUnie zet zich in de
Kamer en in het kabinet al jaren in voor het afnemen van de dakloosheid.
Gelukkig zet dit kabinet de extra middelen voor dak- en thuislozen uit
het coalitieakkoord Rutte-IV door. Maar is dit nog wel voldoende? Het
kabinet kiest voor maatregelen die het aantal daklozen doet toenemen:
het stoppen van de bed-bad-broodregeling en het gebrekkige opvangen van
dakloze arbeidsmigranten. De opvang zit vol, de verborgen dakloosheid is
enorm en de transformatie van de opvang ligt stil. De aanpak van Housing
First komt niet van de grond. Ziet de staatssecretaris ook dat de
urgentie gierend hoog is, en dat het nodig is om haar volle gewicht in
de schaal te leggen, samen met de minister, om dakloosheid af te laten
nemen? Langzamerhand beginnen wij er een hard hoofd in te krijgen. Er is
echt urgente actie nodig, en wel nu.
Concreet vraag ik: hoe loopt het met de transformatie van de opvang? En
worden de transformatiemiddelen uit het IZA hiervoor gebruikt, zoals de
motie-Westerveld/Bikker vroeg?
Over de opvang van dakloze arbeidsmigranten zeg ik: de financiering van
de pilot is slechts tijdelijk. Ziet de staatssecretaris een grond om
deze structureel te maken? Dan kunnen gemeenten gebruikmaken van het
ESF.
Voorzitter. Tot slot de winterkouderegeling. Een aantal gemeenten heeft
de winterkouderegeling, maar de voorwaarden waarop die ingaat,
verschillen per gemeenten. Hierdoor wijzen gemeenten naar elkaar en is
er rechtsongelijkheid. Kan de staatssecretaris met gemeenten in gesprek
gaan om te komen tot gelijke voorwaarden, en dan ook meenemen dat niet
alleen de gevoelstemperatuur en code rood de criteria zijn, maar ook
bijvoorbeeld code geel en regen worden overwogen?
Voorzitter. In deze donkere tijd hebben we mensen nodig die licht
brengen, en wat ons betreft in de vorm van een warme huiskamer, juist
ook aan de vooravond van kerst, zodat we in dit debat ferme stappen
kunnen zetten.
De voorzitter:
Ook aan meneer Ceder zeg ik: dit is een lange dag zo, en als iedereen
zestien minuten over de tijd gaat, is dat niet conform de afspraak.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Zestien minuten, voorzitter?
De voorzitter:
Zestien seconden zelfs. Zestien minuten zou nog veel erger zijn. Maar
als we daar allemaal een beetje rekening mee houden, dan kunnen we
vanavond op een redelijk tijdstip naar huis. Dat geldt ook voor andere
debatten. Bij u gaat er dus een interruptie af, meneer Ceder. Nee hoor,
grapje. Dan is nu het woord aan mevrouw Wijen-Nass van de BBB.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Iedereen kent wel iemand die op zoek
is naar een woning, en die niet kan vinden. Denk maar eens aan de
starter op de woningmarkt, maar ook een gescheiden ouder: probeer maar
eens een woning te vinden. Deze mensen raken soms ook dakloos, omdat ze
gewoon geen woning kunnen vinden. Ze gaan van familie naar vrienden en
weer terug. Ik heb daar ook in mijn maidenspeech al aandacht voor
gevraagd. Een tijd geleden was ik aanwezig bij de actie over "thuis
begint met een dak". Er was een spel. Tijdens dat spel over dakloosheid
voelde ik me echt totaal machteloos. Ik moest steeds op zoek naar een
plek om te verblijven, terwijl de bureaucratie me achtervolgde. Dat
maakte me nog bewuster van het gevoel van vastlopen bij daklozen. Ik was
onlangs overigens ook bij de opvang van het Leger des Heils in Heerlen.
Daar sprak ik over de uitdagingen waar zij onder andere tegen
aanlopen.
Ik ga het in dit debat over drie dingen hebben, namelijk de groep die
vaak niet als dakloos wordt gezien, het woonprobleem dat een
zorgprobleem kan worden en het recente rapport van Platform31.
Voorzitter. Vandaag wil ik een lans breken voor de groep die niet als
dakloos wordt gezien. Ik heb het over mensen die feitelijk wel dakloos
zijn, maar die niet altijd zo worden erkend, omdat ze bijvoorbeeld
verblijven in een vakantiehuisje. Denk hierbij aan een vader die na zijn
scheiding geen plek meer heeft om te wonen en tijdelijk zijn intrek
neemt in een vakantiehuis. Gemeenten voeren handhavend beleid, waarbij
ze bewoners van recreatiewoningen het recht ontnemen om daar permanent
te wonen. Dat leidt tot onzekerheid en stress voor deze bewoners. Ik heb
daar echt ontzettend veel e-mails over ontvangen. Het feit dat ze in
vakantiehuizen wonen, maakt ze niet minder kwetsbaar. Sterker nog, door
de dreiging van uitzetting bevinden ze zich in een situatie die hen
direct op de rand van dakloosheid brengt.
Daarom heb ik bij de begrotingsbehandeling van VRO een motie ingediend,
waarin ik de minister heb opgeroepen om een juridisch kader te maken
voor het bewonen van recreatieparken, en om gemeenten te verzoeken te
stoppen met handhaven. Vandaag heeft de minister een brief verzonden aan
de Kamer, waarin ze aangeeft met een instructieregel te komen voor
iedereen die op 16 mei 2024 woonachtig was in zo'n woning. Ze heeft ook
een brief gestuurd aan gemeenten om niet te handhaven. Ik ben er echt
superblij mee dat er eindelijk duidelijkheid komt voor al die mensen die
op vakantieparken wonen en in een enorme onzekerheid zitten. In tijden
van woningnood moeten we echt alle woonoplossingen aangrijpen.
Voorzitter. Door de woningnood en ook de sociaal-economische
ontwikkelingen zien we een toenemende groep jongvolwassenen en
economisch daklozen. Die zelfredzame daklozen komen vaak niet terecht in
de maatschappelijke opvang, omdat het systeem niet is ingericht op hun
behoeften. Dat benadrukt dat dakloosheid niet alleen een woonprobleem
is, maar ook een zorgprobleem. Wij vinden dat er een brede aanpak nodig
is, met een focus op preventie, betaalbare woningen en
bestaanszekerheid, maar ook op kwalitatieve opvang zolang de woningnood
aanhoudt. Ik heb een vraag aan de ministers van VWS en VRO. Wat gaan zij
doen om een groeiend aantal zelfredzame daklozen te ondersteunen en te
voorkomen dat dakloosheid een zorgprobleem wordt?
Tot slot. Het recente rapport van Platform31 biedt ons een helder
inzicht in hoe we de bestaande woningvoorraad van woningcorporaties
beter kunnen benutten. Het zou gaan om 170.000 extra woonruimten. Die
zouden we deels willen reserveren voor de kwetsbaren in onze
samenleving. Er is namelijk een aanzienlijk potentieel dat via
hospitaverhuur en verkameren beschikbaar zou kunnen komen. Het zou een
directe bijdrage kunnen leveren aan het terugdringen van dakloosheid. Ik
ben heel benieuwd — dat is dan ook mijn vraag aan de minister — hoeveel
van die 170.000 extra woonruimten specifiek bestemd kunnen worden voor
daklozen, en of hospitaverhuur een haalbare oplossing is voor het
huisvesten van zelfredzame daklozen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ook voor u geldt dat u te veel seconden praat.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Tien seconden.
De voorzitter:
Daarom heeft de heer Crijns, die nu aan het woord is, beloofd om dat
niet te doen. Het woord is aan de heer Crijns namens de PVV-fractie.
De heer Crijns (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Op 5 juni bespraken wij hier in de Kamer het
Nationaal Actieplan Dakloosheid. Onze fractie waarschuwde toen al voor
de ernst van dakloosheid als een groeiend probleem. Laten we eerlijk
zijn: dat probleem is sindsdien niet kleiner geworden. Dakloosheid is
meer dan wat je op het eerste gezicht ziet. Het zijn niet alleen de
mensen die je op straat of in parken ziet slapen. Dakloosheid treft ook
gezinnen, alleenstaande ouders, jongeren en ouderen. Het zijn mensen die
gedwongen worden in hun auto te leven, van bank naar bank te gaan of uit
pure wanhoop een vakantiehuisje of hotelkamer huren omdat ze nergens
anders terechtkunnen.
Maar laten we vandaag ook aandacht geven aan een pijnlijke waarheid:
terwijl duizenden of misschien wel tienduizenden Nederlanders dakloos
zijn of jarenlang op een sociale huurwoning wachten, krijgen
asielzoekers en statushouders wel alles. Ze krijgen een opvangplek, een
woning, toeslagen, een uitkering en begeleiding. Kortom, een compleet
welkomstpakket. Dit is geen beleid, dit is onrecht. Terwijl er in 2023
meer dan 17.000 sociale huurwoningen rechtstreeks naar statushouders
gingen, moesten heel veel Nederlanders op een woning wachten. Hoe leg je
dat uit aan een moeder die met een kind in een auto slaapt? Hoe leg je
dat uit aan een jong gezin dat al jaren probeert een woning te vinden?
Welke boodschap geven we hiermee? Is dat dat je beter een asielprocedure
kunt starten dan Nederlander kunt zijn? Is dat dat je in je eigen land
pas aan de beurt komt als iedereen van buiten geholpen is? Dit kan niet
en dit mag niet. Het is tijd dat we deze feiten onder ogen zien.
Voorzitter. Wat doet dakloosheid eigenlijk met een mens? De constante
stress ... Ik zie een interruptie aankomen.
De voorzitter:
Maakt u uw zin eerst maar af.
De heer Crijns (PVV):
Ik begin dadelijk wel opnieuw, voorzitter.
De voorzitter:
Oké. Dan als eerste mevrouw Beckerman en dan mevrouw Westerveld.
Mevrouw Beckerman (SP):
Laten we even positief beginnen. Laten we ook proberen tot een oplossing
te komen. De PVV heeft gelijk dat het bizar is dat je nergens voor in
aanmerking komt als je in je auto slaapt met een kind. Ik had net het
verhaal van twee mensen die zwanger waren en in ... Eén iemand is
zwanger. Ze zijn samen in verwachting. Die mensen wonen in een tentje en
komen nergens voor in aanmerking. Dat kunnen we vandaag veranderen. Dat
is niet door boos te zijn op statushouders, maar omdat we hier als
Tweede Kamer het verschil kunnen maken. Is de PVV met ons van mening dat
we moeten zorgen dat ook deze groep mensen urgentie kan krijgen?
De heer Crijns (PVV):
Laten we dit even vooropstellen: je wens niemand, echt niemand, toe om
in een tentje te slapen terwijl je een kindje verwacht. Die mensen
moeten inderdaad op de een of andere manier voorrang krijgen. Dat moet
als een paal boven water staan. Daar kunt u mij misschien aan uw zijde
vinden. Maar als ik het goed begrijp, moet er een wetswijziging worden
doorgevoerd als je daarvoor een motie indient.
Mevrouw Beckerman (SP):
U zei "u kunt mij aan uw zijde vinden" en daarna begon het
terugkrabbelen al een klein beetje. Het punt is als volgt. We kunnen
hier elke maand gaan staan, we kunnen hier elk halfjaar gaan staan of we
kunnen hier elk jaar gaan staan, maar feit is dat deze groep nu geen
urgentie krijgt. Het is ook een feit dat wij de Tweede Kamer zijn en dat
wij dit dus kunnen veranderen. Er komt een nieuwe wet aan. Dat is de Wet
regie op de volkshuisvesting. Die verwachten we al een tijdje. Daarmee
krijgt een deel van de dakloze mensen urgentie, maar een hele grote
groep ook niet. De PVV vertelt elke keer het verhaal dat statushouders
wel een woning krijgen en Nederlanders niet. Maar ik zou heel graag
klip-en-klaar van de PVV willen horen: mooi, tot hier en niet verder, we
zorgen dat ook deze groep dakloze mensen urgentie krijgt.
De heer Crijns (PVV):
Dank u wel voor de vraag. Laat even één ding helder zijn: de
Nederlanders moeten weer op de eerste plek komen. De Nederlanders zijn
vergeten. Daardoor krijgen we de situatie van het gezin dat met het
kindje in een tent slaapt. We moeten zorgen dat die Nederlanders weer op
de eerste plek komen en zorgen dat zij niet achteraan in die rij
aansluiten. Daar moeten we naar kijken. Zoals ik net al zei, zijn 17.000
woningen naar die statushouders gegaan. Ik had liever dat gezin in een
woning gezien.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dit is dan mijn laatste interruptie. Dat kunt u wel zeggen; dan moet u
het ook doen. Ja, de SP vindt dat ook die statushouders recht hebben op
woningen. Wij vinden dat iedereen recht heeft op een woning. Dat hebben
we hier ook gezegd en afgesproken: in 2030 een einde aan dakloosheid.
Maar de hele concrete vraag aan de PVV is niet of u hier elke keer wilt
komen opdraven om "wat oneerlijk dat Nederlanders geen urgentie krijgen"
te zeggen. De vraag aan de PVV is: wát gaat u daaraan doen? Wij hebben
de voorstellen al klaarliggen. Gaat de PVV die steunen, ja of nee? Of
gaan we hier elke keer hetzelfde verhaal horen van "o, wat oneerlijk dat
deze groep geen urgentie krijgt"?
De heer Crijns (PVV):
Wat de PVV daaraan gaat doen ... Er moeten natuurlijk meer woningen
komen voor deze mensen. De automatische voorrang voor statushouders moet
ervan afgaan. Dan kunt u wel wegdraaien met uw ogen, mevrouw Beckerman,
maar statushouders hoeven geen voorrang te krijgen. En ik noem een harde
aanpak op woningnood.
Mevrouw Beckerman (SP):
Sorry, even een persoonlijk feit. Het was niet mijn bedoeling om met
mijn ogen te draaien bij dat antwoord. Mijn punt was dat ik de vraag
beantwoord wilde zien. Die vraag was eigenlijk heel simpel: wilt u deze
groep mensen urgentie geven? Wij krijgen daar namelijk nog steeds maar
een half antwoord op. Het gaat dus over de groep mensen die op basis van
de ETHOS-telling dakloos is, maar niet op basis van de criteria die in
de wet staan. Daarmee kun je mensen die nu in een tentje of in hun auto
slapen met hun kind recht geven op urgentie en daarmee dus op een dak
boven hun hoofd.
De voorzitter:
Kort.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dat was de vraag. Daarop was eigenlijk een heel simpel ja of nee
genoeg.
De heer Crijns (PVV):
Daar moeten we naar kijken. Ik heb zojuist mijn antwoord gegeven.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik wil eerst een beeld rechtzetten. Er komen flink wat mensen door
oorlog en geweld elders naar Nederland toe. De eerste jaren worden ze
hier vaak onder erbarmelijke omstandigheden opgevangen. Zo krijgen
kinderen bijvoorbeeld tijdenlang geen onderwijs, moeten sommige mensen
buiten slapen in tentjes, wordt de opvang vaak niet goed geregeld en
moeten gezinnen van locatie naar locatie trekken. Pas als in al die
procedures bekend wordt en aangetoond wordt dat deze mensen hier terecht
zijn volgens allerlei verdragen en volgens allerlei wetten en regels in
Nederland, dan zijn ze statushouder en is Nederland ook verplicht om
deze mensen op weg te helpen. Dat moet ook op basis van allerlei
internationale verdragen. Dat zijn gewoon feiten. Als de PVV dan
voortdurend naar deze groep blijft wijzen en blijft zeggen dat dit
oneerlijk is, dan vraag ik me af wat de PVV gaat doen voor al die mensen
die de PVV "Nederlandse daklozen" noemt. Welke stappen gaan er dan extra
gezet worden om te zorgen dat mensen die bijvoorbeeld arbeidsmigrant
zijn of in Nederland geboren zijn en dakloos raken, een dak boven het
hoofd krijgen?
De heer Crijns (PVV):
Het probleem is nu dat er niet voldoende woningen zijn. Ik kan het niet
mooier maken dan het is. De dakloosheid is de afgelopen jaren
toegenomen. De PVV wil gewoon dat er meer woningen komen voor onze eigen
mensen. De PVV wil dat die weer op nummer één komen te staan en dat er
niet automatisch voorrang gaat naar statushouders.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik gaf net aan dat het gewoon een feit is en dat we ook op basis van
allerlei internationale verdragen, gewoon mensenrechtenverdragen, mensen
die terecht in Nederland zijn en hier mogen blijven, op weg moeten
helpen. Dat kan de PVV niet leuk vinden, maar dat is wel een feit. Het
helpt dus gewoon niet om voortdurend naar groepen te wijzen en te
zeggen: wij vinden dat die groepen minder rechten zouden moeten krijgen.
Het is namelijk gewoon een feit dat dat zo geregeld is de komende tijd.
Mijn vraag is dan wat de PVV-fractie de komende tijd extra gaat doen om
ervoor te zorgen dat er meer woningen gebouwd worden, dat mensen die
geen dak boven het hoofd hebben wel een dak kunnen krijgen, en dat de
knelpunten waar zij tegenaan lopen en waar ook heel veel organisaties
die hier op de tribune zitten op wijzen, verholpen worden. Wat gaat de
PVV-fractie nu extra doen?
De heer Crijns (PVV):
Wij wijzen niet naar elkaar. Wij wijzen niet naar andere mensen. Ik
benoem hier harde feiten. Harde feiten zijn dat de Nederlander op straat
staat en dat een asielzoeker zodra hij met zijn oor een grasspriet
raakt, in een bus wordt gezet en naar een Van der Valkhotel of een
cruiseschip wordt gereden waar hij driemaal daags — driemaal daags! —
een warme maaltijd kan krijgen. Daar kan een gemiddelde Nederlander die
in een auto slaapt, op straat slaapt of ergens anders bij iemand op de
bank slaapt, alleen van dromen. Wij staan voor die Nederlander. Wij
staan daarvoor en wij zullen daar ook altijd voor vechten. Ik vind het
onacceptabel dat u het constant opneemt voor die statushouders.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat iedereen wel ziet wat hier gebeurt. Ik stel gewoon een
vraag. De vraag is: wat gaat de PVV-fractie dan de komende tijd extra
doen? Ik hoor nul concrete maatregelen, nul concrete toezeggingen en
geen enkel concreet plan, maar er wordt wel met de vinger naar een
andere groep gewezen. Dat is wat hier gebeurt. Dat vind ik jammer, want
daar heeft niemand wat aan, ook niet de Nederlander waarvoor de PVV zegt
op te komen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Het volgende valt me op. U heeft veel vertrouwen gekregen van de kiezer.
Heel veel mensen hebben op de PVV gestemd, mensen die het moeilijk
hebben, misschien ook mensen die het afgelopen jaar om welke reden dan
ook op straat zijn beland. Hier wordt gevraagd wat de PVV de komende
jaren gaat doen. U geeft eigenlijk geen antwoord. U laat die mensen
keihard in de steek. U wijst naar statushouders. Dat gaat om een paar
woningen. Er blijft nog een gigantische groep mensen over die een dak
boven hun hoofd nodig hebben. U bent parlementariër. De PVV-fractie
heeft een jaar lang de tijd gehad en miljarden om uit te geven. Nu is de
vraag gewoon: gaat u die mensen helpen? Er komt nog geen begin van een
antwoord. Ik ga even beginnen. U zegt: hoe kan het dat mensen die voor
oorlog en geweld vluchten en hier komen, naar een Van der Valk worden
gebracht? Dat komt doordat de PVV jarenlang te weinig opvang heeft
geregeld, waardoor er op basis van verplichtingen duur ingekocht wordt.
Er wordt knetterveel geld weggegooid, omdat de PVV jarenlang keuzes
heeft gemaakt die gewoon niet verstandig waren. Maar dan draai ik het
om. U zegt dat u het niet eerlijk vindt. Kunnen wij dan vandaag de
afspraak maken dat er voor de kerst een groot aantal mensen die dakloos
zijn óók bij Van der Valk kunnen worden opgevangen? Gaat u samen met mij
geld daarvoor uittrekken, zodat we dat in ieder geval kunnen
regelen?
De heer Crijns (PVV):
Ik vind het heel grappig dat de heer Ceder de PVV de maat probeert te
nemen wat betreft allerlei dingen; de heer Ceder heeft de afgelopen
jaren als ChristenUnie aan de knoppen gezeten. Maar wij nemen onze
verantwoordelijkheid. Wij gaan de puinzooi opruimen die de afgelopen
jaren is ontstaan. Wij nemen die verantwoordelijkheid. Wij gaan die
Nederlander weer op de eerste plek zetten. Dat betekent dat er meer
woningen moeten komen voor onze eigen mensen. Dat betekent dat die
automatische voorrang voor statushouders ervan afgaat. Misschien moeten
we inderdaad ook inzetten op preventie en vroegtijdige signalering. Je
kunt uiteindelijk beter voorkomen dan genezen.
De voorzitter:
De interrupties moeten korter, en de antwoorden ook. Pleegt u dus een
korte interruptie, meneer Ceder. De vorige was erg lang.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik kan hier de hele dag staan. Ik wil u ook vragen of u kunt ingrijpen,
voorzitter. Ik stel namelijk een makkelijke vraag: wat gaat hij doen?
Mijn collega, onze collega, heeft net ook een vraag gesteld. Wij hebben
het recht om te weten wat de grootste partij van dit land, die veel
vertrouwen heeft gekregen, gaat doen ten aanzien van dakloosheid. Er
komen nul komma nul antwoorden. Daarmee zet u Nederlanders op straat. U
zet ze in de kou. En dan krijg ik het volgende antwoord: de ChristenUnie
heeft dit en dit en dit gedaan. U zit nu in dit kabinet. U had een grote
mond over al die mensen …
De voorzitter:
"De heer Crijns had …"
De heer Ceder (ChristenUnie):
De heer Crijns. Ik ga nog een keer de vraag stellen: wat gaat de PVV
doen? Want "bouwen, bouwen, bouwen" was ook al het adagium van Rutte III
en Rutte IV. Daar zijn we al mee bezig. Daar zijn mensen de komende
weken niet mee geholpen. Wat gaat de PVV doen?
De heer Crijns (PVV):
Ik heb nu meerdere malen mijn antwoord gegeven. Ik praat Nederlands,
maar misschien wel met een Limburgs accent. Er moeten inderdaad meer
woningen bijkomen. Dát is de oplossing. Dan kunnen we er wel een mooier
verhaal van proberen te maken, maar die automatische voorrang voor
statushouders moet ervan afgaan. Als die 17.000 woningen van het
afgelopen jaar niet naar statushouders waren gegaan, hadden we een groot
gedeelte van de dakloosheid op kunnen lossen. Maar zoals ik al zei,
zitten hier twee bewindslieden die er alles aan gaan doen om die
dakloosheid tegen te gaan. Dat betekent inderdaad het bouwen van meer
woningen. Ik kan het niet mooier maken dan het is. De automatische
voorrang voor statushouders moet ervan afgaan en we moeten inzetten op
preventie en vroegtijdige signalering.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Er wordt net een getal genoemd van 17.000. Beweert de PVV in dit
parlement nu echt dat als volgend jaar de toekenning aan statushouders
verboden wordt — dat is namelijk niet verplicht; gemeenten kunnen
daarvoor kiezen — het daklozenprobleem is opgelost als we hier volgend
jaar met de kerst staan? U heeft al drie keer tegen mij en tegen mevrouw
Westerveld geroepen dat dat de oplossing is. Maar beweert u nu echt dat
het daklozenprobleem volgend jaar is opgelost als we dit gaan
regelen?
De heer Crijns (PVV):
Nee, daar ga ik niet van uit. Waarom ga ik daar niet van uit? Dat zal ik
direct even goed toelichten. Dit jaar is het aantal daklozen volgens mij
gestegen naar 30.000 of 31.000 mensen. Ik zie de minister niet in een
keer dat aantal woningen uit de lucht toveren.
De voorzitter:
Uw laatste interruptie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dus er is beleid nodig. En uw voorstel is dus niet genoeg. Dus u laat
Nederlanders in de steek door de belofte te doen: als we dit doen, is
het gefikst. Nu komen we erachter dat het met alleen de PVV-beloftes nog
niet gefikst is. Daarom is mijn vraag, die ik ook bij u neerleg …
De voorzitter:
Via de voorzitter spreken.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Via de voorzitter zeg ik dat wij met een aantal moties komen. Die zullen
geld gaan kosten. Dat kan. Ik weet dat de PVV het geld al aan andere
dingen heeft uitgegeven; dat weet ik. Maar u kunt nu ook een keuze
maken. U erkent nu dat de oplossingen die de PVV heeft, het
daklozenprobleem niet gaan oplossen, omdat er meer nodig is. Dan wil ik
u vragen om uw beloftes na te komen en in ieder geval te overwegen om
mee te gaan in de concrete voorstellen waar ik en andere collega's
straks mee komen, want u heeft er nul genoemd. Als u dat niet doet, even
goede vrienden. Dat is prima. Maar dan zijn het luchtkastelen; de
Nederlander heeft daar niets aan.
De heer Crijns (PVV):
Als meneer Ceder voorstellen doet, dan zal onze fractie daar inderdaad
heel goed naar kijken. Maar we hebben ons ook te houden aan een
financieel plaatje. Dat weet de heer Ceder ook.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Crijns. U vervolgt uw betoog.
De heer Crijns (PVV):
Voorzitter. Wat doet dakloosheid eigenlijk met een mens? De constante
stress van het niet hebben van een veilig thuis, vreet aan de
gezondheid. Dat leidt niet alleen tot onzekerheid, maar ook tot ernstige
problemen. Denk hierbij aan slaapproblemen en een grote kans op
chronische ziekten zoals hart- en vaatziekten en psychische klachten.
Het kan zelfs leiden tot een kortere levensverwachting. Dat is niet
leven, dat is overleven. En dat overleven kost de samenleving ook nog
eens handenvol geld. De zorgkosten voor daklozen zijn vaak torenhoog.
Denk aan de spoedeisende hulp, ziekenhuisopnames en langdurige
geestelijke gezondheidszorg.
Voorzitter. Onze fractie leest in verschillende artikelen dat een
dakloze de maatschappij tussen de €40.000 en €80.000 per jaar kost. Dat
is een enorm bedrag. Kan de staatssecretaris aangeven of deze cijfers
kloppen? Als dat zo is, hoe gaan wij deze kosten dan omlaag
brengen?
Voorzitter. Laten we het dan ook hebben over onze jongeren. Er is hier
al een paar keer over gesproken. Veel van hen vallen bij de overgang van
18-min naar 18-plus tussen wal en schip. Wanneer iemand die jeugdzorg
ontvangt 18 jaar wordt, stopt die hulp vaak abrupt. Het lijkt wel alsof
we verwachten dat je op je 18de ineens volwassen genoeg bent om alles
zelf te regelen, maar dat is niet zo. Juist deze jongeren hebben
begeleiding nodig om zelfstandig een toekomst op te bouwen. Hoe kun je
verwachten dat ze dan een studie afronden, een baan vinden of een gezin
stichten, als ze geen veilige basis hebben? Wat gaan de minister en de
staatssecretaris concreet doen om deze jongeren te helpen aan een
woning?
Tot slot, voorzitter. Het vorige kabinet heeft met veel tamtam beloofd
dat er tegen 2030 geen daklozen meer zouden zijn, maar waar staan we nu
eigenlijk? Hoeveel daklozen hebben inmiddels een vaste woning gekregen?
Denken de minister en de staatssecretaris werkelijk dat ze deze
doelstelling gaan halen? Als zij denken van niet, wat is er dan nodig om
die wel te bereiken?
Tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie een interruptie van mevrouw Van den Hil.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik heb nog even een vraag aan meneer Crijns over de zorg. Ik had net ook
al een debatje met een aantal andere collega's. Is meneer Crijns het met
mij eens dat wanneer je goed kijkt naar bijvoorbeeld een briefadres of
een omgekeerde bewijslast om een zorgverzekering te behouden, dat in
ieders belang is om goede zorg te krijgen?
De heer Crijns (PVV):
Sinds de wetswijziging van 2022 is het verplicht voor iedereen die
rechtmatig in Nederland verblijft om zich in te schrijven bij de
gemeente. Een briefadres is inderdaad een eerste stap om dakloosheid aan
te pakken. Het is onacceptabel dat Nederlanders vaak weken moeten
wachten voor een briefadres. Ik wil de staatssecretaris in ieder geval
vragen om in gesprek te gaan met gemeenten om dit veel sneller te
regelen zodat mensen hier geen last meer van hebben.
Ik heb nog zeven seconden over.
De voorzitter:
Dank u wel. Die pakken wij dan. Dan is nu het woord aan de heer Krul van
het CDA. De heer Krul wil wel alle seconden van de heer Crijns, maar dat
gaan we niet doen. De heer Krul.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter. De kerstdagen komen eraan. Vlak voordat de Kamer met reces
gaat, voeren wij nog dit debat over dakloosheid. Dat deden we zes
maanden geleden ook; mevrouw Westerveld zei het al. Het was zo mooi
geweest als wij hier vlak voor kerst konden vertellen dat het een en
ander beter gaat, dat het ons lukt om die stijgende lijn te keren, maar
helaas gebeurt dat maar niet. De berichtgeving is zorgelijk. Het aantal
daklozen tussen de 18 en 22 groeit sneller. Het aantal dakloze kinderen
neemt nog steeds toe. Jongeren aan het begin van hun volwassen leven
vallen tussen wal en schip. Misschien wel het meest schrijnende is dat
het ook veel jongeren betreft die vrijwel altijd uit de jeugdzorg
komen.
De reden dat ik kerst aanhaalde, is de volgende. Ik heb het genoegen
gehad om vrijwillig te mogen helpen in een warme huiskamer van het Leger
des Heils. We gingen oliebollen bakken. Ze hebben ruim 100
buurthuiskamers, fysieke ontmoetingsplekken in wijken. Tijdens de
energiecrisis lukte het hen om een warme kamer te bieden voor een hele
diverse groep mensen. Dat was enorme winst in het kader van de aanpak
van eenzaamheid en het bieden van informele zorg. Daar kwamen ook veel
daklozen en er was interactie en ontmoeting met elkaar. Er wordt nu veel
bezuinigd op gemeentes. Dit soort initiatieven draaien vooral op
gemeentelijke financiering. Dat komt, begrijp ik, niet direct ten laste
van dit kabinet, maar ik ben wel benieuwd of zij in kaart hebben wat de
gevolgen zullen zijn van al die bezuinigingen.
Voorzitter. Het is er veel over gegaan. Een van de belangrijkste
oorzaken, misschien wel de belangrijkste, is het gebrek aan betaalbare
woningen. We hebben begrepen dat hier op de Woontop heel weinig over
gesproken is. Ik heb het dan specifiek over de doorstroom van begeleid
wonen en beschermd wonen. Kunnen we daar nog aanvullende afspraken over
maken?
Dan de bezuiniging op de zorg aan onverzekerden. We werden daarmee vlak
voor de begroting geconfronteerd. Een "taakstelling". We constateren nu
dat het inderdaad niet mogelijk is om deze bezuinigingen uit te voeren.
Dat blijkt heel duidelijk uit de brief van de minister. Kan deze
staatssecretaris toelichten hoe het überhaupt kan dat er zo'n forse
stijging van die SOV-regeling, de Subsidieregeling medisch noodzakelijke
zorg aan onverzekerden, plaatsvindt: van €700.000 in 2017 naar 105
miljoen in 2024? Wij hebben wel een vermoeden hoe dat kan. Het aantal
onverzekerde arbeidsmigranten is immers flink toegenomen.
De minister geeft aan dat er meer dakloze mensen geholpen moeten worden
aan een verzekering. Mevrouw Van den Hil refereerde er al even aan in
een debatje en dat vind ik een goed initiatief. Dat klinkt mooi, maar
laten we wel realistisch zijn: een dakloze met schulden krijg je niet
zomaar aan een zorgverzekering. Die reageert niet automatisch op brieven
of uitnodigingen. Die heeft vaak geen postadres. Dat geldt ook voor een
arbeidsmigrant die op het acute zorgmoment niet ingeschreven staat bij
het BRP, geen baan heeft en geen huis of postadres. Hoe ziet de
staatssecretaris het in de praktijk dan voor zich?
We lezen dat de minister de subsidieregeling, de SOV, helemaal wil
stopzetten en een nieuwe regeling wil maken waar ook de ovv onder
vallen. Dat zijn de onverzekerbare vreemdelingen. Hoe kan dit? Hoe gaat
dit eruit zien? Het zijn twee totaal verschillende doelgroepen die in
één regeling samen moeten komen: de ene, de ovv, die nu al een lagere
vergoeding krijgen, 80 tot 100%, en aan de andere kant de onverzekerden
die wel gewoon de hele vergoeding krijgen. We lezen dat het ontwerp van
de nieuwe regeling juridisch verkend moet worden. Er komt een onderzoek
samen met de gemeente Rotterdam over hoe er harmonieus gekeken kan
worden naar een eenduidige regeling. Maar als het vertrekpunt een
halvering van het budget is, waar zijn we dan eigenlijk mee bezig? We
zijn dus eigenlijk weer terug bij af, ondanks de motie die het CDA samen
met NSC had ingediend bij de begrotingsbehandeling. De brief die we
hebben gekregen, roept immers meer vragen op dan antwoorden. Hoe gaan we
40 miljoen euro ophalen op een regeling waar vrijwel alle partijen van
zeggen dat het onuitvoerbaar blijkt?
Voorzitter. Ik hoop dat als we over een halfjaar weer dit debat voeren
met deze bewindspersonen, er wat positief nieuws te berichten is. Maar
in alle eerlijkheid: de signalen zijn niet heel positief.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Krul. Dan is het nu het woord aan mevrouw Van den Hil
van de VVD, de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Voorzitter, dank. Op deze dag debatteren over dakloosheid, op de laatste
dag voor het kerstreces, is bijzonder. Volgens mij zijn wij het in de
Kamer er allemaal over eens: niemand zou tegen zijn wil dakloos moeten
zijn. De oplossingen om de dakloosheid terug te dringen verschillen wel,
maar het uitgangspunt is voor deze Kamer, denk ik, uniek. Daar waar we
het heel vaak niet eens zijn over het eindresultaat, is dit vandaag wel
het geval.
Wat de VVD betreft draait het vandaag om twee hoofdpunten: een woning
van waaruit je je leven op kan bouwen en de juiste hulp en ondersteuning
als je dat door omstandigheden even nodig hebt. Zoals gezegd hoort in
Nederland niemand tegen zijn of haar wil dakloos te zijn. Om het
vreselijke probleem van dakloosheid structureel op te lossen, moeten we
de wooncrisis te lijf gaan. Voor de VVD is hier maar één oplossing voor:
bouwen. We moeten veel meer en sneller huizen bouwen, regels schappen,
buiten de steden en dorpen bouwen en procedures inkorten. Alleen zo
zorgen we ervoor dat meer mensen een betaalbaar dak boven het hoofd
kunnen vinden. Kan de minister ingaan op hoe zij dakloosheid gaat
bestrijden door meer huizen te bouwen? Om dakloosheid op korte termijn
terug te dringen, stelt de VVD voor om meer tijdelijke huizen te bouwen.
Het ministerie van VRO moet dan in gesprek met gemeenten zodat er ook
meer tijdelijke huizen voor dakloze mensen worden afgenomen. Is de
minister bereid dit spoedig op te pakken? En hoe gaat de minister ervoor
zorgen dat we veel meer tijdelijke huizen gaan bouwen?
Voorzitter. De VVD wil dat iedereen de juiste hulp en ondersteuning
krijgt als hij of zij een steuntje in de rug nodig heeft. Allereerst is
de opvang van dakloze vrouwen niet goed geregeld. Deze vrouwen zijn
extra kwetsbaar voor onder meer seksueel misbruik. Er zijn verschillende
maatschappelijke initiatieven op dit gebied, maar deze worden
onvoldoende erkend en ondersteund. Is de staatssecretaris bereid vlot
aan de slag te gaan met het organiseren van goede opvangplekken voor
vrouwen en hierbij de initiatieven die er al zijn als voorbeeld te
nemen?
Ook komt het voor dat kinderen samen met hun moeder of vader opgevangen
worden. Deze kinderen kunnen slecht geholpen worden door jeugdzorg
doordat die door de gemeente geboden moet worden waar ze nog
ingeschreven staan. De VVD denkt hierbij aan een aantal
oplossingsrichtingen, bijvoorbeeld om de zorg voor deze kinderen te
laten vallen onder specialistische jeugdzorg of om de zorg te laten
regelen door de 44 centrumgemeenten die maatschappelijke opvang regelen.
Is de staatssecretaris bereid om dit met haar collega-staatssecretaris,
die van Jeugd, Preventie en Sport, te gaan regelen?
Een zorgverzekering is voor iedereen van groot belang. Soms worden
mensen echter bij hun zorgverzekering uitgeschreven terwijl dat helemaal
niet nodig is. De minister van VWS heeft tijdens het vragenuurtje van 12
november jongstleden toegezegd dat ze de wet die in 2027 afloopt, gaat
aanpassen en dat ze op korte termijn aandacht gaat schenken aan
informatievoorziening over de omgekeerde bewijslast, die nu nog nodig
is. Dit vind ik echter nog te vaag. Wat de VVD betreft kan er nu nog een
extra stap gezet worden door de richtlijn gerede twijfel dwingender te
laten toepassen door zorgverzekeraars. De zorgverzekeraar informeert dan
de verzekerde binnen twee weken, en de verzekerde krijgt vier weken de
tijd om de benodigde gegevens aan te leveren. Is de staatssecretaris
bereid dit te regelen en de Kamer hierover in het eerste kwartaal van
2025 te informeren?
Voorzitter, ik sluit af. Vandaag, op deze dag, doe ik dat met een
elfje.
Niemand
in Nederland
uit vrije wil
hoeft dakloos te zijn
hoopvol.
De voorzitter:
Bedankt. Ik zie een interruptie van de heer Krul, en wellicht daarna nog
een van de heer Crijns.
De heer Krul (CDA):
Mevrouw Van den Hil refereerde aan het vragenuurtje. Daaruit bleek ook
dat de minister geen flauw idee had hoe ze die taakstelling ging
invullen. We hebben een brief gekregen waaruit blijkt dat in ieder geval
de richting die wel gekozen werd, namelijk de
niet-verzekeringsplichtigen en de verzekeringsplichtigen aan een
verzekering helpen, onbegaanbaar is. Er staat namelijk klip-en-klaar in
die brief dat uitvoerders dat onderscheid zelf niet kunnen maken. Dus is
mevrouw Van den Hil het dan met het CDA eens dat die hele bezuiniging
gewoon gebakken lucht is?
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Dat denk ik niet, want de VVD biedt hier een oplossingsrichting aan. Dat
is die richtlijn gerede twijfel, die er gewoon al is. Wat de VVD betreft
moeten we die beter handhaven. Als we die handhaven, worden er ook
minder verzekerden verzekeringsloos. Ik denk dat dat de
oplossingsrichting is die we op moeten gaan.
De heer Krul (CDA):
Dus als ik het goed begrijp, zegt de VVD: "Het is prima om de helft van
het budget dat nu beschikbaar is voor zorg voor onverzekerden weg te
bezuinigen, als het ons maar lukt om alle verzekeringsplichtigen aan een
verzekering te helpen. En ja, dat de niet-verzekeringsplichtigen dan
geen zorg meer kunnen krijgen, is nou eenmaal het gevolg van die
bezuinigingen."
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Op de lagere school heb ik al leren rekenen. Voorkomen is beter dan
genezen; dat hebben we net ook al gehoord. Dus als je zorgt dat meer
mensen een zorgverzekering houden, waar ze volgens mij veel meer aan
hebben dan wanneer zij zonder zorgverzekering zitten, heb je automatisch
ook minder geld nodig voor die onverzekerden. Wat de VVD betreft gaan we
ons vooral richten op de mensen die nu echt nog die zorgverzekering
kunnen houden.
De heer Krul (CDA):
Ik heb ook leren rekenen op de lagere school. Het gros van die
subsidieregeling gaat naar niet-verzekeringsplichtigen. Het kan dan gaan
om een toerist of om iemand die hier is blijven hangen nadat die hier
als arbeidsmigrant kwam. Dat zijn niet-verzekeringsplichtigen. Daar gaat
het gros van die subsidie heen. De helft daarvan wordt wegbezuinigd. En
de suggestie die mevrouw Van den Hil doet, richt zich op de
verzekeringsplichtigen. Dat is het kleinste groepje van zorgvragers
binnen die regeling. Dus dan blijft mijn stelling dat het voor de VVD
blijkbaar wel oké is om te zeggen: we halveren het budget voor de zorg
voor de niet-verzekeringsplichtigen. Klopt dat dan?
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Meneer Krul noemt twee voorbeelden, waarvan er één in ieder geval voor
mij heel helder is. Ik kom uit Zeeland; ik heb dat vandaag nog niet
gezegd, dus bij dezen. Daar hadden wij te maken met heel veel toeristen.
Ik ben het met het CDA, met meneer Krul, eens dat we daar best wel
kunnen kijken naar hoe we dat anders kunnen inrichten. Voor het
ziekenhuis was het ook altijd heel vervelend dat dat niet geïnd kon
worden. Er staan nog een hoop rekeningen in het buitenland open. Ik ben
er dus altijd voor en wij als VVD zijn er altijd voor om eerst te kijken
waar je het kan halen. Meneer Krul noemt vervolgens de arbeidsmigranten.
Daar heb ik ook in het vragenuurtje aandacht aan besteed. De VVD is erop
tegen dat werkgevers iemand gelijk ontslaan als die ziek wordt, waardoor
die mensen geen zorgverzekering meer hebben. Controleer dus ook goed dat
werkgevers hun taak doen en zorg dat die mensen gewoon op die manier
beschermd worden.
De heer Krul (CDA):
Kort, want hier kunnen we elkaar de hand schudden. Is het dan verstandig
om niet die bezuiniging in te voeren voordat we dat geregeld hebben met
die werkgevers? Want is het risico niet dat als we dat niet regelen —
dus we willen het wel, maar regelen het niet en we gaan gewoon de
bezuiniging doorvoeren — het dan toch uiteindelijk die personen in
kwestie zijn die daar de dupe van worden? Laten we dus eerst regelen dat
die werkgevers dat doen, en als dat lukt, kunnen we die bezuiniging
doorvoeren. Is dat dan een goede route?
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik denk dat dat hand in hand kan gaan. We kunnen elkaar op dit punt toch
even niet vinden. Ik stel juist voor dat we gelijk kijken naar de
oplossingen voor de onverzekerde toerist en voor de werkgever die zijn
werk niet goed doet. Laten we er op die manier naar kijken.
De heer Crijns (PVV):
Als ik het goed hoor, dan vraagt mevrouw Van den Hil hier om de
richtlijn gerede twijfel strenger te laten toepassen door de
zorgverzekeraars. Gebeurt dit niet al? En wat zou volgens u dan de
oplossing moeten zijn?
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Dank aan meneer Crijns. Ik krijg gewoon signalen dat dat nog niet genoeg
gebeurt. Wat de VVD betreft heb ik volgens mij ook al een aantal keren
gezegd: zorg nou dat iemand een zorgverzekering houdt, want dan kan je
ook betere zorg krijgen. Wat de VVD betreft zal de minister er echt naar
moeten kijken en erop moeten aandringen dat die gerede twijfel
gehandhaafd wordt. Anders moet er desnoods een ministeriële regeling in
het leven worden geroepen, zodat we dat wel gaan doen.
De voorzitter:
Heel veel dank, mevrouw Van den Hil. Dan is nu het woord aan de heer
Diederik van Dijk. Ik hoor mevrouw Van den Hil zeggen dat ze nog vier
seconden over heeft. Er wordt hier toch een beetje gehandeld in de
secondes, maar dat is niet de bedoeling. Maar de vicepremier vindt het
wel een goed idee.
De heer Van Dijk van de SGP.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Niemand kan zonder een thuis. Wie geen stabiele
en veilige woonplek heeft, kan niet voluit meedoen in onze samenleving.
De SGP maakt zich daarom zorgen over de toename van het aantal dak- en
thuislozen. Een belangrijke oorzaak daarvan is dat te veel mensen geen
betaalbare woning kunnen vinden. De SGP steunt daarom de kabinetsplannen
om meer betaalbare woningen te realiseren, voor starters, voor jongeren
en voor gezinnen. Het is dan ook goed dat de minister van
Volkshuisvesting bij dit debat aanwezig is. Aan haar wil ik het volgende
vragen. Als zorgen voor passende huisvesting het belangrijkste onderdeel
van de kabinetsaanpak tegen dakloosheid is, hoe kan het dan dat er bij
de recente Woontop geen afspraken zijn gemaakt over de 30.000 mensen
zonder dak boven hun hoofd? Waarom had dit geen prioriteit?
Voorzitter. Door het feitelijk tellen van dakloze mensen, middels de
ETHOS-tellingen, blijkt dat er veel verborgen dakloosheid is,
bijvoorbeeld onder jongeren en gezinnen met kinderen die geen zorg nodig
hebben maar gewoon geen woonruimte kunnen vinden. Een bankje in het park
of de achterbank van de auto is nu dus noodgedwongen hun bed. De SGP
vindt dat ontzettend schrijnend. Het stelt ons niet gerust dat de
staatssecretaris hierover in 2025 in gesprek gaat met gemeenten. Hier
moet op zeer korte termijn een oplossing voor komen. Kan zij toezeggen
dat ze in het eerste kwartaal van 2025 samen met de minister van
Volkshuisvesting concrete maatregelen presenteert waarmee deze stille
dakloosheid wordt aangepakt?
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik heb even een vraagje over de ETHOS Light-telling. Ik krijg berichten,
bijvoorbeeld uit Assen, met de vraag of de aanmeldrondes voor die
telling vol zitten. Is meneer Van Dijk het met me eens dat we in ieder
geval eerst moeten kijken of die tellingen overal gedaan worden? Dan
hebben we een beter beeld van hoe die hele groep is opgebouwd.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
De feiten eerst op een rijtje krijgen is natuurlijk altijd ontzettend
goed, inderdaad. Maar mijn belangrijkste constatering is dat er heel
veel verborgen, stille dakloosheid is. Het kan niet lang wachten. We
moeten daar heel snel wat aan gaan doen.
Voorzitter. Niemand kan zonder een thuis. Een thuis is meer dan een dak
boven je hoofd. Een thuis gaat ook over de vraag of je betekenisvolle,
steunende en stabiele relaties hebt: zijn er mensen in de buurt of in de
straat die naar je omkijken? De SGP wil dat het kabinet initiatieven
ondersteunt die een appel doen op de samenleving bij het tegengaan van
dak- en thuisloosheid. Een heel concreet voorbeeld: maak woningdelen
snel eenvoudiger door de belemmeringen voor hospitaverhuur weg te nemen.
Hoe staat het met de aangekondigde wetswijziging?
Stimuleert het kabinet gemengd wonen? Dat zijn woonvormen waarbij de
buren een extra oogje in het zeil houden en er zijn als dat nodig is. Op
de website van het Leger des Heils kun je daarvan hele mooie voorbeelden
vinden.
Voorzitter. Een aantal groepen dak- en thuislozen hebben extra aandacht
nodig. Ik denk aan de opvang van arbeidsmigranten uit andere EU-landen.
In verschillende grote steden zijn pilots om hen weer aan een baan te
helpen of terug te laten keren naar het land van herkomst. Is het
kabinet bereid om spoedig duidelijkheid te bieden over de financiering
hiervan?
Er zijn lokaal mooie voorbeelden. Ik noem expliciet Zaltbommel.
Werkgevers pakken daar via een convenant hun verantwoordelijkheid. Zo
hoort dat. Ik vraag de staatssecretaris ook om samen met haar collega
van SZW in gesprek te gaan met de VNG en werkgeversorganisaties over de
huisvesting van arbeidsmigranten.
Voorzitter. Personen met verward gedrag zorgen voor overlast en
onveilige situaties. Deze groep daklozen met complexe problematiek heeft
langdurige verblijfzorg vanuit de Wlz nodig. Hoe staat het met de
uitwerking van het noodplan voor deze groep waar de Kamer unaniem om
heeft gevraagd? Zijn de staatssecretaris en de minister bereid om zich
hier persoonlijk aan te committeren?
Dank u, voorzitter. Ik zie dat ik nog 18 seconden heb, oftewel, in de
woorden van de voorzitter, nog 18 minuten. Dank u wel.
De voorzitter:
De zittende voorzitter is niet zo scherp vandaag. Maar ik kan wel tot
twintig minuten tellen. Dat hebben de minister en de staatssecretaris
aangegeven nodig te hebben. We komen dus weer bij elkaar om 16.15 uur.
Ik schors de vergadering tot 16.15 uur.
De vergadering wordt van 15.56 uur tot 16.15 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Het woord is eerst aan de staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mevrouw Maeijer, die de in de
eerste termijn gestelde vragen zal beantwoorden en misschien ook nog een
inleiding heeft.
Staatssecretaris Maeijer:
Dank u, voorzitter. Ik heb een inleiding en daarna een aantal blokjes.
Het eerste is de voortgang en de monitoring. Daarna komen de
verschillende doelgroepen. Daarna komen apart de EU-migranten en de
pilots. Daarna komt een map overig, waar best wel veel in zit.
Voorzitter. Sinds mijn aantreden zo'n vijf maanden geleden heb ik in
diverse steden met dakloze jongeren en volwassenen gesproken. Ook
bezocht ik een aantal opvanglocaties en sprak ik met gemeenten en het
jongerenpanel de Derde Kamer. De verhalen van mensen die zo'n
ontwrichtende periode doormaken in hun leven als ze dakloos zijn, zijn
heftig. Dakloosheid kan iedereen overkomen, ook mensen met een baan die
hard werken en toch iedere maand niet rondkomen, die gedwongen zijn in
hun auto te slapen of op een recreatiepark te wonen. Het zijn hele
schrijnende situaties en het aantal neemt helaas toe. Ik maak me daar
net als uw Kamer grote zorgen over. Dakloosheid kan uiteindelijk alleen
worden opgelost als we voldoende betaalbare huisvesting hebben. Ik ben
daarom blij dat ik dit debat samen kan voeren met de minister van
Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting.
Voorzitter. Het "Nationaal Actieplan Dakloosheid: Eerst een Thuis" is
eind 2022 gepresenteerd. We zijn nu bijna twee jaar verder en we zien
dat het terugdringen van het aantal dakloze mensen weerbarstig is. Het
CBS constateerde in maart op basis van zijn schatting met peildatum 1
januari 2023 dat het aantal dakloze mensen na enkele jaren van daling
weer toeneemt. We krijgen ook signalen van gemeenten en veldpartijen dat
het aantal dakloze mensen hoog blijft. De recente ETHOS-tellingen
onderschrijven dat beeld. De stijging toont aan hoe urgent het probleem
van dakloosheid is en hoe belangrijk het is om de kern van het probleem
aan te pakken met preventie en wonen. De komende periode zal ik mij
binnen de mogelijkheden die ik heb, keihard inzetten om dakloosheid aan
te pakken. Ik zal hier samen met mijn collega's van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid en Volkshuisvesting over de volle breedte werk van
maken. Maar zoals u hebt kunnen opmaken uit de brief, heb ik ook het
voornemen om een aantal punten wat extra kracht bij te zetten, ten
eerste door het beleid te maken met de mensen voor wie het beleid
bedoeld is. Ik wil graag via het Platform Sociaal Domein de beweging
naar preventie en wonen eerst aanjagen. Ik wil graag een beter inzicht
in de omvang van dakloosheid. En tenslotte wil ik bijzondere aandacht
voor kwetsbare groepen, waaronder jongeren en economisch dakloze
mensen.
Voorzitter. Het Nationaal Actieplan Dakloosheid is niet zomaar een plan
van VWS, SZW en VRO. Het is door een breed scala aan partijen samen
geschreven, waaronder verschillende departementen, gemeenten en
aanbieders. Maar ook ervaringsdeskundigen en belangenbehartigers hebben
actief aan dit plan bijgedragen en zijn betrokken bij de uitvoering. Het
plan heeft de ambitie om dakloosheid in Nederland fors en structureel
terug te dringen door in te zetten op preventie en met focus op wonen,
want zonder een stabiele basis is het moeilijk om andere problemen,
zoals verslaving, mentale gezondheidsproblemen of werkloosheid, aan te
pakken. Ik ben ervan overtuigd dat we veel zware problemen kunnen
voorkomen als we mensen die dakloos zijn of dakloos dreigen te worden,
snel begeleiden naar een woning. Herstel begint immers bij een
thuis.
Voorzitter. Ik begin nu aan mijn eerste mapje. Een aantal fracties
vroegen naar de monitoring. Ik hoorde een aantal varianten. Mevrouw
Beckerman vroeg waarom het kabinet stopt met ETHOS Light. Mevrouw
Beckerman zei dat het kabinet na een jaar eigenlijk alweer stopt met de
ETHOS-telingen. Het zit eigenlijk net wat anders. Het verbeteren van die
monitoring is een van mijn prioriteiten. Ik wil dat alle dakloze mensen
via de ETHOS Light-classificatie in beeld zijn. Daar maak ik me ook hard
voor. In die voortgangsrapportage geef ik aan dat ik ga faciliteren dat
elke regio in ieder geval één keer met de financiering een ETHOS-telling
kan doen, zodat in elke gemeente de totale groep in beeld is. Deze
opdracht ga ik begin 2025 aanbesteden. Een onderdeel van deze opdracht
is ook om te verkennen hoe we structureel kunnen monitoren middels de
ETHOS Light-definitie, want ik wil hier graag een structurele oplossing
voor. Uiteindelijk moet er via ETHOS Light immers zowel lokaal als
nationaal een goed beeld ontstaan van het aantal dakloze mensen.
Voorzitter. Mevrouw Bruyning stelde dat er sprake is van een
versnippering van verantwoordelijkheden: de minister van VRO is
verantwoordelijk voor het bouwaspect en de staatssecretaris van LZ voor
het zorgaspect, maar wie neemt de overkoepelende verantwoordelijkheid en
zorgt dat het in zijn geheel effectief is? Ik denk dat het laatste
stukje van haar vraag het belangrijkste is: hoe zorgen we ervoor dat het
in zijn geheel effectief is? Het is ook een terechte vraag. Ik ben als
staatssecretaris van VWS verantwoordelijk voor de coördinatie van het
Nationaal Actieplan Dakloosheid, maar er is op nationaal niveau
natuurlijk een gedeeld eigenaarschap. VWS en VRO werken daarbij nauw
samen, ook met SZW, want de preventie van dakloosheid is een belangrijke
pijler in het actieplan. Daarnaast hebben we natuurlijk ook nog de
gemeenten, die binnen de Wmo 2015 — sorry, voorzitter, ik hoop dat mijn
stem het vandaag een beetje houdt — verantwoordelijk zijn voor het
organiseren van opvang en de bredere aanpak van dakloosheid. De echte
verandering zal uiteindelijk op lokaal niveau gebeuren. Maar zoals ik
aangaf, coördineer ik het plan. Ik vind dat ik een heel belangrijke
opdracht heb gekregen, die ik ook zeer serieus neem.
Voorzitter. Een aantal partijen vroegen heel terecht naar het jaartal
2030. Mevrouw Westerveld zei specifiek: hoe gaan we 2030 halen, of gaan
we dat überhaupt nog halen, en wat zijn dan eigenlijk de extra stappen
van het kabinet? Ik ben het met eenieder eens die hier het jaartal 2030
heeft aangestipt als zijnde ambitieus. Men heeft dat een aantal jaar
geleden zo afgesproken. Ik zie het als een belangrijke stip op de
horizon, want in de ideale situatie is in 2030 niemand dakloos; zo zou
het moeten zijn. Maar het is wel een ambitieus aantal. Zes maanden
geleden stond de Kamer hier ook. De praktijk laat nou eenmaal zien dat
het terugdringen van de cijfers weerbarstig is. De praktijk in andere
landen laat zien dat het wel kan. In landen zoals Finland hebben we
gezien dat de dakloosheid flink is verminderd door in te zetten op
huisvesting en preventie. Die verandering is nationaal en lokaal in gang
gezet. We hebben ook gezien dat het tijd kost. Dat we tijd nodig hebben,
is natuurlijk niet het antwoord dat je het liefst geeft, want het liefst
zou je het sneller oplossen voor iedereen. Maar dit is volgens mij het
eerlijke verhaal.
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Die gaat over de woorden die de staatssecretaris nu gebruikt, want ze
zegt: het is een stip op de horizon. Een paar jaar geleden werd het
nationaal actieplan gelanceerd, met heel stevige woorden, namelijk dat
in 2030 iedereen een dak boven het hoofd heeft. Toen hebben we tegen de
ambtsvoorganger van deze staatssecretaris gezegd: dat vinden we wel heel
fors en dan moet je wel zorgen dat je dat gaat halen. Er werd toen heel
hard volgehouden: dat gaan we halen. Dat actieplan werd natuurlijk ook
met heel veel media-aandacht gelanceerd. Ook in de afgelopen brieven en
het debat van een halfjaar geleden werd nog heel krachtig gezegd: 2030
gaan we halen. Deze staatssecretaris zegt: het is een mooie stip op de
horizon. Maak ik daaruit op dat ze het doel eigenlijk wat afzwakt en
zegt: we gaan het proberen? Of staan de doelen die in het nationaal
actieplan zijn afgesproken nog?
Staatssecretaris Maeijer:
Volgens mij bijt het elkaar niet. 2030 noemen we overal, maar ik denk
dat we ook realistisch moeten zijn. We zien ook wel dat dit ons niet van
de ene op de andere dag gaat lukken. Ik geloof dat het belangrijk is om
dat doel voor ogen te blijven houden, maar ik zie ook dat de praktijk
weerbarstig is.
De voorzitter:
Zullen we, voordat mevrouw Westerveld interrumpeert, weer vier
interrupties afspreken, en proberen zo kort en bondig mogelijk te
zijn?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Wat ik lastig vind, is dat 2030 een hele harde afspraak was en dat er
toen door verschillende partijen in de Kamer gewaarschuwd werd: als je
die duidelijke afspraak maakt, zorg dan dat je die nakomt, want heel
veel mensen hebben het vertrouwen in de politiek al verloren. Als je dan
ziet dat het moeilijker wordt en dat de groepen diverser en groter zijn
dan werd verwacht, dan kun je natuurlijk twee dingen doen. Je kunt
zeggen: we gaan door op dezelfde weg en dan halen we het misschien niet.
Of je kunt zeggen: we gaan alle zeilen bijzetten en we gaan
kabinetsbreed afspraken maken om het doel wel te behalen. Mijn vraag aan
de staatssecretaris is dan: welke van deze twee is het nou? Gaan we door
op dezelfde weg met het risico dat we het niet halen? Of gaat het
kabinet extra stappen zetten om zijn eigen afspraak, en ook die van de
ambtsvoorgangers, te halen en al die mensen en organisaties niet teleur
te stellen?
Staatssecretaris Maeijer:
Ik gaf dit net ook al aan. Ik geloof dat het moeilijk is, maar ik ga er
keihard aan werken om de doelstelling te halen. Daar zet ik me voor in.
Maar ik denk wel dat dat het eerlijke verhaal is. Dat weet mevrouw
Westerveld ook, want ze staat mij hier niet voor niks urgentie tussen de
oren te wrijven, om het zo maar te zeggen. Dat is overigens heel
terecht. Wij werken er keihard aan om de doelstelling te halen. Dat doe
ik niet alleen, maar met mijn collega's in het kabinet. Maar het is een
ambitieuze doelstelling en dat wisten we een paar jaar geleden ook. Mijn
inzet en mijn beleid zijn er natuurlijk op gericht om het te halen.
De voorzitter:
Er is nog een interruptie van mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik vind het mooi dat de staatssecretaris ook landen heeft aangehaald die
wel al hele grote stappen hebben gezet, zoals Finland. Wat Finland ons
leert, is dat je echt de omslag moet gaan maken van zorg naar wonen. De
pijnlijke realiteit in Nederland is natuurlijk dat we elke keer zeggen
dat we de omslag gaan maken. De belangenorganisaties hebben ook gekeken
naar gemeentelijke plannen. Ze hebben er 36 gevonden en bij slechts 10
zie je de omslag naar wonen. Zelfs dan is het niet altijd genoeg. Het is
een beetje ingewikkeld om dat aan de staatssecretaris van VWS te vragen,
maar herkent zij dat als we Finland en zijn succes vergelijken met
Nederland, we echt een been bij moeten trekken om die omslag te gaan
maken?
Staatssecretaris Maeijer:
We hebben nog een hoop werk te doen. Dat is volgens mij de afdronk, of
in ieder geval de start van dit debat. Er is een ambitieuze doelstelling
gesteld. De hele Kamer voelt de urgentie. Het kabinet voelt ook die
urgentie. Ik wil er de tijd die mij hier is gegeven keihard aan werken
om stappen te zetten om de doelstelling te halen, maar ik zie ook dat de
praktijk weerbarstig is en dat het niet van de ene op de andere dag
geregeld is. Helaas, zeg ik daarbij. Maar ik zie wel dat het kan. Ik
noemde een land als Finland als voorbeeld, maar ik zie ook goede
voorbeelden in gemeenten, bijvoorbeeld de gemeente Den Bosch, waar die
omslag wel wordt gemaakt. Maar het kost tijd. Het gaat niet van de ene
op de andere dag. Ik denk dat mevrouw Beckerman dat toch ook met mij
eens is. Ik zie goede voorbeelden. Ik zie echt wel gemeenten die op de
goede weg zijn en zich daar keihard voor inzetten, maar er is ook nog
een hoop te doen.
De voorzitter:
De staatssecretaris continueert.
Staatssecretaris Maeijer:
Voorzitter. Dan heb ik een vraag van de heer Ceder: hoe verloopt het met
de transformatie van de opvang en worden de transformatiemiddelen uit
het IZA hiervoor gebruikt, zoals de motie-Westerveld/Bikker vraagt? Er
is invulling gegeven aan deze motie door een factsheet op te stellen met
initiatieven en interventies die aansluiten bij het IZA en die ingezet
kunnen worden voor de preventie en aanpak van dakloosheid. Die factsheet
is ambtelijk besproken met de VNG en ook met andere partijen. De
volgende stap is om de factsheet te verspreiden onder de partners van
het actieplan en de partners van het IZA. We wachten hiervoor natuurlijk
eerst de ontwikkelingen af die op dit moment gaande zijn rondom het IZA
en het aanvullende zorg- en welzijnsakkoord.
Voorzitter. Dan kom ik bij mijn volgende mapje. Dat betreft de
doelgroepen.
De voorzitter:
De heer Crijns heeft eerst nog een interruptie.
De heer Crijns (PVV):
Ik was even aan het wachten tot de staatssecretaris klaar was. Ik had
haar een vraag gesteld over 2030, omdat er met veel tamtam is beloofd
dat niemand meer dakloos zou zijn. De staatssecretaris geeft ook aan dat
het een ambitieus plan is geweest. Waar staan we nu eigenlijk? Moeten we
nog veel werk verrichten? Kunt u een kleine update geven over waar we nu
staan?
Staatssecretaris Maeijer:
Gelet op de recente tellingen en cijfers denk ik dat er nog een hoop
werk te verrichten is. Er gebeuren mooie dingen, maar we hebben zeker
nog een hele weg voor ons liggen. Absoluut.
Voorzitter. Mevrouw Westerveld vroeg mij naar de jongerendakloosheid:
veel jongeren zijn dakloos en daarvoor is er een actieplan, maar wat is
er nu eigenlijk "actie" aan deze actieagenda? Hij bevat namelijk geen
nieuwe acties en maatregelen, zei mevrouw Westerveld. Ik snap het
ongemak bij de woorden "actieplan" en "agenda". Dat bekruipt mij ook af
en toe als ik weer zo'n term voorbij zie komen, maar het is soms ook
ingewikkeld om een andere term te bedenken die de lading dekt. Vandaar
dat dit ook weer "actieagenda" is genoemd. Dat is op zich niet
onterecht, want er is wel degelijk actie nodig op het gebied van
jongerendakloosheid. Met deze agenda vragen wij gerichte aandacht voor
jongeren tussen de 16 jaar en 27 jaar oud. Dat is hard nodig, want het
aantal dakloze jongeren was eerst dalende, maar neemt nu weer toe. Aan
deze actieagenda hebben ook vele partners, waaronder de jongeren zelf,
meegewerkt en bijgedragen.
Ik denk dat veel van wat nodig is om dakloosheid onder jongeren te
voorkomen, al bekend is en dat het er nu vooral op aankomt om het te
doen. Dat zit ook wel een beetje door dit hele debat heen. We hebben
actieprogramma's en actieplannen — geef het allemaal maar een naam —
maar we moeten het allemaal wel gaan doen. Dat moet ook in de regio's
gebeuren. Daarom zit er ook niet allemaal nieuw beleid in, want er ligt
al een hoop. Maar dat moeten we wel gaan uitvoeren.
Ik denk dat de meerwaarde van de actieagenda is dat die vooral
verheldert wat er nu al gebeurt op verschillende domeinen en wat er
aanvullend nog nodig is. Via de actieagenda wordt ook nadrukkelijk een
beroep gedaan op het bundelen van de krachten, van de uitvoerende
professional tot de woningcorporatie en van de gemeente tot het Rijk.
Daar pik ik dan zelf nog een aantal punten uit waar ik extra prioriteit
aan wil geven, zoals volwaardige participatie van jongeren, het
betrekken van het jongerenpanel de Derde Kamer en het opschalen van de
werkzaamheden van de jongerenregisseur, die op alle levensgebieden de
benodigde hulp kan coördineren.
Voorzitter. Dan was er nog een vraag van mevrouw Van den Hil. Zij zei:
kinderen hebben slechte toegang tot jeugdzorg doordat die geboden moet
worden door de gemeente waar zij nog ingeschreven staan; verbetering kan
geregeld worden door de zorg voor deze kinderen te laten vallen onder de
specialistische jeugdzorg. Ze vroeg vervolgens: is de staatssecretaris
bereid om dit met haar collega, de staatssecretaris Jeugd, Preventie en
Sport, te regelen? Wij herkennen het signaal dat er knelpunten zijn in
de financiering van de jeugdzorg voor kinderen die bijvoorbeeld vanwege
huiselijk geweld of dakloosheid met hun ouders in een opvanghuis
verblijven. Samen met de gemeente en Valente wil mijn
collega-staatssecretaris mogelijke oplossingen gaan verkennen.
Voorzitter. Dan een vraag van de heer Ceder: uit de nieuwe telling van
dakloosheid blijkt dat een op de vijf daklozen onder de 18 jaar is; kan
de staatssecretaris zich committeren aan de deelambitie dat er in het
jaar 2026-2027 geen dakloze kinderen meer zijn? Ik vind dat heel
ingewikkeld. Ik deel de grote zorgen van de heer Ceder over deze
cijfers. Daar ben ik ook van geschrokken, want geen kind zou op straat
moeten wonen en ieder kind zou een huis moeten hebben. Ieder kind
verdient een thuis. De heer Ceder vraagt of ik mij aan die deelambitie
wil committeren. Wij hebben ons gecommitteerd aan het jaartal 2030 bij
de aanpak van dakloosheid en nu maken we er een deelambitie van. Ik kan
dat niet toezeggen. Ik ga natuurlijk wel mijn uiterste best doen om
ervoor te zorgen dat kinderen dit niet overkomt. Dat doe ik niet alleen;
dat doen ook de gemeentes en de veldpartijen. We doen er alles aan om te
voorkomen dat kinderen dakloos worden en in de opvang terechtkomen. Het
is goed dat deze groep door de tellingen beter in beeld wordt gebracht.
Dat is stap één. Zo kunnen we met de gemeenten beter beleid maken voor
deze groep.
De voorzitter:
De heer Ceder heeft net in de schorsing geoefend op hele korte
interrupties. We gaan kijken of dat nu gaat lukken.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter, u heeft me net in de pauze heel streng aangesproken in de
hoek. Ik zal daar ooit in mijn memoires wel iets over delen.
De ambitie dat er geen daklozen meer zijn in 2030 is al ambitieus — dat
weten wij — maar er zal toch een manier bedacht moeten worden om dit aan
te pakken. Volgens mij is het vrij logisch om een deelambitie met elkaar
neer te zetten. In welke regio ga je beginnen? Voor wie doe je het? Ga
je eerst senioren of gezinnen helpen? Dat zijn allemaal vragen die
volgens mij wel relevant zijn om uiteindelijk naar die nul toe te
werken. Als ChristenUnie zeggen wij: juist wegens de schrijnende
situatie van minderjarigen is het in ieder geval belangrijk om te
beginnen bij jongeren.
De voorzitter:
Uw vraag is?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ondanks dat de staatssecretaris zegt dat het ingewikkeld is, is zij het
in ieder geval wel met me eens dat het, willen we die beweging naar nul
maken in 2030, wel belangrijk is om ergens te beginnen? En is zij het
met mij eens dat een deelambitie eigenlijk niet onlogisch is, omdat we
het toch wel met elkaar moeten gaan vaststellen? Anders komen we er
niet. Als we alles willen, gebeurt er niks.
Staatssecretaris Maeijer:
Op zich is er natuurlijk niks mis met deelambities. Ik heb bijvoorbeeld
bij de voortgangsrapportage ook een aantal van mijn prioriteiten
aangegeven. Daar zitten kwetsbare groepen bij, waaronder de jongeren.
Als dat de deelambitie is die de heer Ceder zoekt, dan heb ik al
aangegeven dat de extra groep waarvoor ik mij wil inzetten en waar ik
mij nog specifieker op wil richten, onder andere de jongeren zijn. Als u
die toezegging zoekt: dat ben ik al van plan. Maar mij vastprikken op
nog een extra getal naast de stip op de horizon in 2030 die er al staat,
vind ik heel moeilijk.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik ben heel blij dat in ieder geval jongeren inderdaad een van de
groepen zijn die aandacht krijgen. Volgens mij liggen wij niet heel veel
uit elkaar. De staatssecretaris zegt dat zij zich inzet voor jongeren en
daar specifiek de focus op houdt. Maar als de ambitie werkelijk is dat
er nul daklozen zijn in 2030 en er geen deelambities zijn, dan maakt het
niet uit aan wie u prioriteit geeft, want in 2030 is het toch op nul.
Dus dan is het best gek om prioriteiten te hebben, tenzij we inderdaad
constateren dat we eerst aan de gang moeten met deze groep en dan met de
volgende, en zo langzaam maar zeker toewerken naar nul. Dan komt het
veel dichter bij mijn voorstel: leg het dan ook vast. Dus klopt mijn
constatering dat, als u zegt dat u prioriteit geeft aan kwetsbare
groepen, dit eigenlijk in strijd is met dat er in 2030 nul daklozen
moeten zijn? In principe is iedereen dan prioriteit, tenzij u
deelambities heeft.
Staatssecretaris Maeijer:
De heer Ceder weet het mooi te vertellen, met een mooie ronde redenatie.
Daar ben ik altijd voor, natuurlijk. Wat ik ingewikkeld vind, is dat de
heer Ceder nu op een specifieke groep een ander jaartal en een andere
doelstelling plakt. We hebben de stip op de horizon van 2030. Dat wordt
al ingewikkeld en moeilijk genoeg. Ik zal me er keihard voor inzetten,
maar de realiteit is helaas wel dat het moeilijk is.
Daarnaast heb ik in mijn prioriteiten aangegeven dat ik mijn aandacht
extra wil richten op kwetsbare groepen, waaronder jongeren. Kinderen
vallen daaronder, maar ik heb er geen aparte doelstelling aan gehangen
in de zin van aantallen.
De voorzitter:
De staatssecretaris continueert haar betoog.
Staatssecretaris Maeijer:
Voorzitter. Dan was er een vraag van de heer Crijns over 18-min- en
18-plus-jongeren die tussen wal en schip vallen als de jeugdhulp stopt.
Hij vroeg: juist deze jongeren hebben begeleiding nodig, dus wat gaan de
minister en de staatssecretaris concreet doen om deze jongeren te helpen
aan een woning? Ik ga nu praten over het wetsvoorstel van de minister,
maar mijn antwoord is: ingevolge het wetsvoorstel inzake regie over
volkshuisvesting worden jongeren tussen de 18 en 23 jaar die uitstromen
uit een gesloten accommodatie voor jeugdzorg als urgente groep
aangemerkt, waardoor ze voorrang krijgen bij toewijzing van
woonruimte.
Dan waren er vragen van de SGP en de PVV over de groep stille daklozen
en economisch daklozen. De heer Van Dijk vroeg: kan de staatssecretaris
toezeggen dat zij samen met de minister in het eerste kwartaal van 2025
concrete maatregelen presenteert voor het aanpakken van deze stille
dakloosheid? Ik ben het met u eens dat het heel belangrijk is om deze
groep snel te helpen, zodat we kunnen voorkomen dat er problemen
ontstaan op andere levensgebieden, bijvoorbeeld in de zorg. Er zijn op
dit moment al aardig wat acties in gang gezet, bijvoorbeeld de inzet van
flexwoningen. Tegen de heer Van Dijk kan ik zeggen dat ik in het nieuwe
jaar in gesprek ga met gemeenten, met de VNG, en met de minister en
maatschappelijke organisaties, over oplossingen voor deze groep urgente
woningzoekenden. Ik denk dat het wel raadzaam is om eerst met hen in
gesprek te gaan over de mogelijkheden en niet nu gelijk al toe te zeggen
of hier concrete acties uit voortkomen, en zo ja, welke.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank aan de staatssecretaris voor dat antwoord. De staatssecretaris
noemde een aantal keren in haar blokje dat het een kwestie is van doen.
Daar ben ik het heel erg mee eens. Als het gaat over de ETHOS-tellingen
is het plaatje nog niet helemaal compleet. Het plaatje zal
waarschijnlijk nog een stukje groter worden. We hebben nog niet alles in
beeld, maar heel veel al wel. We kunnen aan de slag. Dan klinkt het toch
heel weinig ambitieus als zij zegt: we gaan eerst weer in gesprek. Het
probleem is al bekend. Ook hier zou ik zeggen: het komt nu aan op doen.
We moeten het hebben over maatregelen, tenminste in het voorjaar van
2025.
Staatssecretaris Maeijer:
Ik deel op zich die oproep van de heer Van Dijk. De problemen zijn
bekend. Maar ik denk dat het wijs is om met de partners die er ook over
gaan, zoals de gemeenten, de VNG, de minister en ook de maatschappelijke
organisaties, te kijken welke oplossingen we nu specifiek moeten
klaarstomen voor deze groep. Vandaar dat ik echt eerst inzet op het
voeren van dat gesprek. Ik snap dat de heer Van Dijk liever wil dat ik
nu direct maatregelen aankondig, maar ik moet dat wel in overleg en in
gesprek met mijn partners doen.
Dan is er een vraag van mevrouw Westerveld: welke extra stappen worden
ondernomen voor de lhbtiq+-personen? Movisie heeft een verkenning gedaan
naar de situatie van dakloze lhbtiq+-personen in Nederland. Naar
aanleiding hiervan is geïnvesteerd in het vergroten van het
handelingsperspectief van de professionals. Zo zijn er bijvoorbeeld
trainingen en e-learnings ontwikkeld. Het nationaal actieplan vraagt
bijzondere aandacht voor deze groep. Samen met de betrokken organisaties
is een eerste start gemaakt om te komen tot een werkagenda om dit verder
te concretiseren. De betrokken organisaties vragen onder meer om
onderzoek naar de omvang en de geografische spreiding van deze doelgroep
en vragen aandacht voor risicofactoren en vroegsignalering. Movisie is
gevraagd om een vervolgonderzoek te doen. Ik stel voor dat ik de Kamer
en mevrouw Westerveld op de hoogte houd van de vorderingen daarin.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik heb even een vraagje. Mooie aandacht van mevrouw Westerveld hiervoor.
Op de hoogte houden is altijd leuk, maar ik ben altijd van de concrete
tijdpaden. Heeft dit actieplan, werkagenda, aanjaagteam een tijdpad?
Staatssecretaris Maeijer:
Ik kijk even naar iemand in de bankjes. Hebben wij een tijdpad? Nee, we
hebben nog geen tijdpad, maar misschien dat ik daar in tweede termijn op
terug kan komen.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik onderhandel even.
Staatssecretaris Maeijer:
Ik kom er in de tweede termijn op terug. Ik zal even kijken of ik het
concreter kan maken.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Volgend jaar?
De voorzitter:
Mevrouw Van den Hil denkt dat ze vandaag op de markt staat — de
kerstmarkt. De staatssecretaris continueert haar betoog. Mevrouw Van den
Hil krijgt antwoord in tweede termijn.
Staatssecretaris Maeijer:
Yes, voorzitter.
Dan kom ik nu bij het mapje over de EU-migranten en de pilots. De heer
Van Dijk vraagt: kan de staatssecretaris samen met SZW in gesprek gaan
met de VNG en de werkgeversorganisaties over de huisvesting van
arbeidsmigranten? Dit kabinet vindt dat werkgevers een grote
verantwoordelijkheid hebben bij de aanpak van misstanden bij
arbeidsmigranten. De minister van SZW is op dit moment een convenant aan
het voorbereiden, waarin afspraken met werkgevers komen over hoe we
arbeidsmigranten die in de knel zitten, kunnen gaan helpen. Sinds juni
2023 is de Wet goed verhuurderschap van kracht. Die verplicht gescheiden
contracten voor wonen en werken. In het wetsvoorstel regie op de
volkshuisvesting zijn arbeidsmigranten als aandachtgroep opgenomen.
Vanuit de sector zelf komen ook initiatieven. De ABU heeft bijvoorbeeld
het project Vangnet geïnitieerd. In dat project worden arbeidsmigranten
terug aan het werk geholpen en daarmee ook terug in de huisvesting. Bij
het COA zijn afspraken gemaakt dat mensen langer in de huisvesting
kunnen blijven, ook als het werk stopt.
Voorzitter. Dan zijn er vragen gesteld over de pilots. In antwoord op de
vragen van de PVV, GroenLinks-PvdA en de SGP: er ligt een motie-Patijn.
Die verzoekt de regering om samen met de VNG in kaart te brengen wat de
financiële gevolgen zijn van uitbreiding van de opvang naar andere
steden. Ik heb de VNG en de betrokken wethouders hierover recent
gesproken. Zij hebben aangegeven behoefte te hebben aan structurele
financiering, maar zeggen ook dat er meer onderzoek nodig is naar de
omvang van de problematiek en ook naar de benodigde middelen. Ik zal bij
de uitvoering van de motie in overleg met mijn collega's van het
ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en met mijn collega's
van het ministerie van Asiel en Migratie nagaan of en hoe de pilots
gecontroleerd kunnen worden. Ik zal de Kamer hier begin 2025 over
informeren.
Dan was er nog een specifieke vraag van de heer Ceder over het Europees
Sociaal Fonds. De middelen van het Europees Sociaal Fonds zijn niet
geoormerkt voor dakloosheid. Gemeenten kunnen nu al wel gebruikmaken van
het ESF, want dat is bedoeld voor burgers met een afstand tot de
arbeidsmarkt. Dat wordt ook meegenomen in het onderzoek naar of en hoe
we de pilots uitvoeren. Volgens mij kan ik daar ook nog aan toevoegen
dat we bij de volgende meerjarenbegroting van de Europese Unie
natuurlijk ook kunnen bekijken hoe we dit steviger kunnen
verankeren.
Voorzitter. Dan heb ik nu nog een aardige map met overige vragen.
Mevrouw Beckerman vroeg waarom dakloze mensen niet sneller een
briefadres krijgen. In een eerder aangenomen motie heeft zij hier ook
toe opgeroepen. Gemeentes zijn verplicht en verantwoordelijk om mensen
in te schrijven in het BRP. Zij mogen een onderzoek starten om na te
gaan of iemand geen ander woonadres heeft om zich in te schrijven.
Wettelijk is geregeld dat de datum van aanvraag uiteindelijk de datum is
waarop de inschrijving met terugwerkende kracht begint. Momenteel wordt
de wetswijziging geëvalueerd. De resultaten worden dit voorjaar
verwacht. Op basis hiervan ga ik met de staatssecretaris van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in gesprek over welke
ondersteuning extra of anders geboden kan worden om die knelpunten te
verhelpen, zowel richting de gemeenten als richting aanvragers van een
briefadres. Daarmee hoop ik invulling te geven aan de motie van mevrouw
Beckerman.
Mevrouw Westerveld vroeg naar het noodplan, dat nu een actieplan heet.
Ik snap haar vraag volledig. De Kamer vraagt om een noodplan en nu
krijgt zij een actieplan. Ik wil hier geen semantische discussie gaan
voeren over woorden. Ik wil wel aangeven dat ik haar gevoel voor
urgentie onderstreep, maar iets dat we vertalen als nood vraagt ook om
actie. Vandaar dat het een actieplan is genoemd. Daar is met de
betrokken landelijke partijen samen voor gekozen. Ook volgens hen sluit
dit beter aan bij de verwachtingen over hoe we dit snel kunnen oplossen.
Ik kijk even naar mevrouw Westerveld. We hadden natuurlijk een beetje
een discussie over een actie- en noodplan. Ik weet niet of dit helemaal
haar vraag beantwoordt.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Deze motie, van inmiddels een halfjaar geleden, vraagt om snel een
oplossing te bieden, omdat we allemaal zien dat mensen die psychische
hulp nodig hebben ook op een professionele plek met hulpverleners
opgevangen moeten worden. Een noodopvang of andere vorm van
daklozenopvang is voor hen vaak niet geschikt. Wat ik het liefst hoor,
is wat de staatssecretaris nu gaat doen om ervoor te zorgen dat deze
mensen een passende plek krijgen.
Staatssecretaris Maeijer:
Ik denk dat het goed is dat de Kamer zich heeft uitgesproken over een
noodplan. Dat heeft een gevoel van urgentie neergelegd. Wij zijn daar
vervolgens mee aan de slag gegaan. Met de betrokken partijen is ervoor
gekozen om het een actieplan te noemen, omdat dit beter aansluit bij de
verwachtingen over hoe we dit snel kunnen oplossen. In sommige gevallen
is het een kwestie van het beter bij elkaar brengen van de zorgvraag en
het zorgaanbod. We zijn nu aan het kijken naar welke mogelijkheden er
zijn. Ik zie ook de mogelijkheden om dit samen met de zorgkantoren en
zorgaanbieders sneller op te pakken. Dat zal ook een deel van die nood
kunnen oplossen. Daarnaast is er voor een aantal mensen helaas nog geen
passend zorgaanbod beschikbaar. De eerlijkheid gebied ook te zeggen dat
het tijd kost om voor deze mensen een passend aanbod te realiseren.
De voorzitter:
Mevrouw Westerveld met haar laatste interruptie.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Het gaat natuurlijk ook over woningen. Daarom heb ik in mijn bijdrage
deze vraag aan de minister gesteld. Dus ik hoop dat de minister hierop
nog terugkomt in haar beantwoording.
Staatssecretaris Maeijer:
Dat hoop ik dan ook.
Mevrouw Beckerman, mevrouw Bruyning en de heer Ceder hebben een aantal
vragen gesteld over de winteropvang. Zoals u allen weet, zijn de
gemeenten er verantwoordelijk voor dat dakloze mensen niet in de
winterkou buiten hoeven te slapen. De winterkouderegeling wordt
bovenwettelijk aangeboden, om op die manier een zo laagdrempelig
mogelijke opvang aan te kunnen bieden aan mensen die op basis van de Wmo
2015 geen recht hebben op die opvang. Er is dus geen sprake van een
standaard. Daardoor bestaan er ook verschillen tussen gemeenten in het
vormgeven van deze opvang, juist vanwege de beleidsvrijheid die zij
hebben en ook de politieke keuzes die zijn hierin maken. Er zijn dus
gemeenten die kiezen voor een permanente openstelling, terwijl andere
gemeenten de opvang alleen openstellen wanneer de gevoelstemperatuur
onder de nul graden is. Ik zie vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid
voor de Wmo 2015 in dezen geen taak of mogelijkheid voor mij voor het
opleggen van standaarden aan de gemeenten.
In aanvulling daarop is het volgens mij goed om aan te geven dat de VNG
in april 2023 een handreiking heeft gepubliceerd met daarin de
belangrijkste elementen voor een goede winterkouderegeling. Dat geeft
gemeenten ook handvatten. De handreiking is ook geschreven met de
bedoeling om de standaarden enigszins te harmoniseren. Maar desondanks
bestaan er verschillen tussen gemeenten in de vormgeving van deze
opvang, vanwege die beleidsvrijheid en ook de keuzes die gemeenten
maken. Dat is nu eenmaal zo.
Mevrouw Bruyning merkte op dat de model-APV van de VNG indruist tegen de
aangenomen motie-Bruyning over het beboeten van dakloze mensen. Zij
vraagt hoe dit bijdraagt aan het oplossen van dakloosheid en of de
staatssecretaris al in gesprek is geweest met de VNG. Het tegengaan van
stigmatisering is een van de aandachtspunten van het Nationaal Actieplan
Dakloosheid. Mijns inziens is het dus weinig zinvol om mensen te
beboeten die de boete meestal niet kunnen betalen. Het draagt ook bij
aan de stigmatisering van daklozen, iets wat we juist willen bestrijden.
Het is ook zo dat gemeenten hier zelf regels over kunnen maken.
Gemeenten die kiezen voor een zogenaamd buitenslaapverbod geven aan dat
zo'n verbod gericht is op het voorkomen van overlast en bedoeld is als
stok achter de deur voor ondersteuning. De VNG heeft aangegeven de motie
van de Kamer heel zorgvuldig te willen behandelen. Dat vraagt om interne
afstemming, zodat de wens van de Kamer kan worden besproken bij de
volgende herziening van de model-APV. Ik kan u naar verwachting voor de
zomer nader informeren over de uitkomsten daarvan.
De heer Ceder (ChristenUnie):
De staatssecretaris gaf net aan dat ze wat betreft de koudweerregeling
geen rol voor zichzelf ziet omdat de gemeenten daarover gaan; zo vat ik
het even samen. Maar het is wel een probleem dat er sprake is van
rechtsongelijkheid. Dat heeft ermee te maken dat het soms heel lastig is
om vast te stellen in welke gemeente iemand recht heeft op opvang. Je
hebt bijvoorbeeld bankslapers die soms in de gemeente Amsterdam en soms
in de gemeente Zaandam slapen, dus per dag bekijken waar zij zullen
slapen. Dan kan het zo zijn dat de gemeente Amsterdam zegt "u bent een
paar dagen in Zaandam geweest, dus u moet zich in Zaandam melden",
terwijl de gemeente Zaandam zegt "gisteren was u nog in Amsterdam, dus u
moet zich daar melden". Dakloze kwetsbare mensen worden dan dus als het
ware als een pingpongballetje heen en weer gestuurd. De gemeenten zelf
komen daar niet uit, dus juist daarom is het belangrijk dat vanuit de
verantwoordelijkheid van het kabinet de regering er wel over in gesprek
gaat. Ik hoop geschetst te hebben dat het gesprek overlaten aan de
gemeenten niet tot een oplossing gaat leiden, omdat het heel diffuus is
waar iemand thuishoort. Ik vraag de staatssecretaris of zij op basis van
deze overweging alsnog in gesprek zou willen gaan met in ieder geval de
VNG om over dit soort gevallen duidelijkheid te geven.
De voorzitter:
Kort, kort, kort.
Staatssecretaris Maeijer:
We zijn voortdurend in gesprek met de VNG. Het is natuurlijk goed dat de
heer Ceder dit ook hier weer te berde brengt. Het lastige is wel — dat
gaf ik net ook aan in antwoord op de vragen over de winteropvang — dat
de gemeenten door de manier waarop we dit stelsel met elkaar hebben
ingericht nu eenmaal een beleidsvrijheid hebben. Zij hebben dus ook de
vrijheid om daarin hun eigen politieke keuzes te maken. En vanuit mijn
stelselverantwoordelijkheid heb ik geen taak om bij de gemeenten een
bepaalde uniformiteit af te dwingen.
De voorzitter:
Uw laatste interruptie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Maar zeggen dat het stelsel nu eenmaal zo is, heeft tot gevolg dat
Nederlanders buiten in de kou in de steek worden gelaten. De overheid,
noch de gemeenten en noch de regering-Schoof, helpt deze mensen niet. De
overheid zegt in feite tegen deze mensen: het is maar zo; totdat er ooit
een stelselwijziging komt, zoekt u het maar lekker uit. Dat zijn niet uw
woorden, maar het is wel de facto het gevolg. Er komt namelijk geen
oplossing, omdat daar waar twee gemeenten er niet uitkomen, er geen
hoger orgaan is om in te grijpen of in ieder geval het gesprek te
regisseren.
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik zal met een motie komen omdat ik echt denk dat als we het zo laten,
mensen de komende winter buiten moeten slapen. Want die
winterkouderegeling ... Probeer het maar te regelen met elkaar. Het kan
niet zo zijn dat we dit door een bureaucratische, kafkaëske situatie
zomaar laten gebeuren. Ik kom dus met een motie. Ik hoor de
staatssecretaris en ik hoop dat ook mijn collega's het om deze reden
onbestaanbaar vinden om te accepteren dat mensen buiten moeten
slapen.
De voorzitter:
We zien de heer Ceder in tweede termijn terug met een motie. De
staatssecretaris continueert.
Staatssecretaris Maeijer:
Voorzitter. In de richting van mevrouw Van den Hil, die net vroeg
wanneer het plan van aanpak er komt, zeg ik dat voor de zomer van 2025
de volgende voortgangsrapportage komt. Ik hoop dat mevrouw Van den Hil
mij gehoord heeft. Ze zegt ja.
Voorzitter. De heer Crijns vroeg: de totale zorgkosten voor dakloze
mensen zijn hoog en worden geschat op €40.000 tot €80.000 per jaar;
kloppen deze cijfers? De kosten per traject voor maatschappelijke opvang
variëren heel sterk van gemeente tot gemeente. Ze hangen onder andere af
van het soort opvang dat geboden wordt en ook van de intensiteit van de
begeleiding. Ze variëren van zo'n €40.000 tot €60.000. Dat zijn alleen
de kosten voor de opvang die vanuit de Wmo geboden wordt. De kosten voor
bijvoorbeeld crisisopvang, politie-interventie of natuurlijk verloren
levensjaren kunnen we niet ramen. De maatschappelijke kosten zijn dus
waarschijnlijk een stuk hoger. Tegen de heer Crijns zeg ik: de bewezen
goedkoopste manier om daklozen te helpen, is om ze te huisvesten — dat
zei hij zelf ook al in zijn inbreng — met begeleiding, wat ook een van
de speerpunten is.
Voorzitter. Mevrouw Van den Hil stelde nog een vraag over de
vrouwenopvang: is de staatssecretaris bereid om vlot aan de slag te gaan
met het organiseren van goede opvangplekken voor vrouwen en hierbij de
initiatieven die er al zijn, als voorbeeld te nemen? Een belangrijke
vraag. Goede opvang voor vrouwen is natuurlijk ontzettend belangrijk. De
gemeenten zijn hiervoor verantwoordelijk. Ze zijn er ook voor
verantwoordelijk dat er voldoende plekken zijn. Ze krijgen hier
financiële middelen voor. Ik ben op dit moment in gesprek met de VNG en
met Valente over de knelpunten die zij ervaren. Die gesprekken zetten we
aan het begin van het nieuwe jaar voort.
De voorzitter:
Mevrouw Van den Hil heeft een interruptie. De hoeveelste is het?
Mevrouw Van den Hil (VVD):
De tweede.
De voorzitter:
Dan heeft u er nog drie tegoed, deze inbegrepen.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Dank, dan begin ik er maar aan. Ik zal het kort houden. Mooi dat u
aandacht heeft voor die vrouwenopvang. Ik denk dat er veel belangrijke
groepen zijn, maar met name in de vrouwenopvang vind ik het belangrijk
dat die vrouwen ook veilig opgevangen worden. Ik snap dat er gesprekken
zijn, maar ik roep de staatssecretaris via u, voorzitter, op om voor
deze extra kwetsbare groep nog iets harder te lopen en te kijken of die
dames ook veilig opgevangen kunnen worden.
Staatssecretaris Maeijer:
Die aansporing neem ik ter harte. Dank u.
Dan waren er nog een aantal vragen over de bezuinigingen op de
SOV-regeling, onder andere van de heer Krul, maar ook van mevrouw
Westerveld. In de brief van de minister van VWS die uw Kamer gisteren
heeft ontvangen, staat dat de minister gaat werken aan een nieuwe
regeling. Die wordt samengevoegd met de regeling onverzekerbare
vreemdelingen. Het is de ambitie van de minister van VWS en deze nieuwe
regeling om met deze inspanningen ook een kostenbesparing te realiseren.
Zoals u weet, heeft het CAK geconcludeerd dat de maatregel die eerder
was voorgesteld, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen wel of niet
spoedeisende hulp, niet mogelijk is. Zij hebben dan ook geadviseerd om
de twee regelingen, de SOV en de OVV, samen te voegen. Dit zal ook
bijdragen aan het verminderen van de administratieve lasten. De
inrichting van die nieuwe regeling wordt samen met het CAK en andere
betrokken partijen verkend. Daarnaast worden ook maatregelen genomen om
onder andere onverzekerdheid tegen te gaan.
De heer Krul (CDA):
Ik ben niet tegen die nieuwe regeling. Sterker nog, ik denk dat er best
wel winst te behalen valt. Ik heb het stroomschema gezien. Het is gewoon
ontzettend complex. Wat ik ingewikkeld vind, is dat we een nieuwe
regeling aan het optuigen zijn omdát we een taakstelling hebben. Kan de
staatssecretaris toezeggen dat in de eerste plaats gekeken wordt naar
hoe zo'n nieuwe regeling eruit zou moeten zien, hoe die effectief zou
kunnen werken, en vervolgens daarover de Kamer informeren, zonder dat
daar gelijk al het stempeltje op zit dat die een halvering van het
budget moet opleveren? Dan kan de Kamer namelijk een afweging maken of
ze dat geld wel of niet willen zoeken. Het lijkt me gewoon geen gezonde
uitvalsbasis om een nieuwe regeling te bedenken als je weet dat die de
helft minder mag gaan kosten.
Staatssecretaris Maeijer:
Volgens mij gaf ik dat antwoord ook. Het is de ambitie van de minister
om met die nieuwe regeling en met die inspanning ook die kostenbesparing
te realiseren. Want de taakstelling is ook gewoon een feit.
De heer Krul (CDA):
Ja, dat snap ik. Oké, maar dan is er dus per definitie niet de ruimte
voor een effectieve regeling, want het zou zomaar kunnen zijn dat die
wat meer geld kost dan de 40 die overblijft, en misschien zelfs wel meer
dan de 80. Maar het leidende principe moet toch zijn dat we deze mensen
goede zorg willen bieden en dat het ook makkelijker moet zijn voor
zorgverlenende instanties om dat te kunnen declareren et cetera, et
cetera? Dat moet toch de uitgangspositie zijn voor het creëren van een
regeling, en niet: we gaan het budget halveren en daar gaan we een
regeling bij bedenken? Ik zoek gewoon een beetje naar wat ruimte
daar.
Staatssecretaris Maeijer:
Volgens mij, als ik de brief van de minister goed lees, gaan die twee
hand in hand. De minister wil een nieuwe regeling, zoals ook is
geadviseerd, en wil met deze inspanning ook die genoemde kostenbesparing
realiseren.
Voorzitter. Dan ben ik door mijn … O nee, ik heb nog één vraag van de
heer Krul, over de buurthuiskamer, de initiatieven die draaien op
gemeentelijke financiën, waar nu veel op wordt bezuinigd. Ik ken het
initiatief niet, maar het klinkt wel als iets wat ik zou moeten kennen.
Het klonk als iets moois. We hechten natuurlijk heel veel waarde aan de
samenwerking met de medeoverheden, ook als het lastig wordt. Daarom
hebben we een overhedenoverleg, waarin ook erkend is dat de financiën
onder druk staan. Het gesprek daarover wordt heel zorgvuldig en precies
gevoerd. Daar is eerder al over gesproken. Daarin is geconcludeerd dat
we de huidige en toekomstige scheefgroei in het sociaal domein zeer
serieus gaan onderzoeken.
De heer Krul (CDA):
Heel kort, want dit is natuurlijk een mooie voorzet. Zou de
staatssecretaris bereid zijn of willen toezeggen dat ze zo'n
buurthuiskamer eens gaat bezoeken? Ik denk dat dat hele mooie inzichten
gaat opleveren. Het zijn echt heel waardevolle initiatieven. Er gebeurt
daar heel veel op het gebied van informele zorg. Ik denk dat dat kan
bijdragen aan de beeldvorming hierover.
Staatssecretaris Maeijer:
Heel graag. Gaat de heer Krul dan nog een keer mee?
De voorzitter:
Zo vlak voor kerst hebben de heer Krul en de staatssecretaris
afgesproken samen op stap te gaan.
Staatssecretaris Maeijer:
Dan ben ik door mijn blokjes heen, voorzitter.
De voorzitter:
Er is ook nog één interruptie, van mevrouw Bruyning.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Als het goed is — maar misschien heb ik het mis; corrigeert u me dan
vooral, zeg ik via de voorzitter — mis ik nog een antwoord van de
staatssecretaris op de vraag of zij zou kunnen toezeggen om samen met de
andere bewindspersonen onderzoek te doen naar de samenhang tussen
jongerendakloosheid en jeugdzorg.
De voorzitter:
We gaan even zoeken.
Staatssecretaris Maeijer:
Sorry, hoor. Ik herinner me uw vraag, maar aangezien het ook over het
terrein van mijn collega gaat, moet ik wel even zorgvuldig zijn in mijn
beantwoording. Mevrouw Bruyning vroeg: kan de staatssecretaris toezeggen
onderzoek te doen naar de samenhang? Het antwoord daarop is: nee, want
er zijn al verschillende onderzoeken gedaan naar de overgang tussen
jeugdzorg en volwassenheid, zoals het recente onderzoek van AEF,
waarover de staatssecretaris Jeugd de Kamer ook heeft geïnformeerd. De
korte versie van het antwoord is: nee, want we hebben al een aantal
onderzoeken gedaan.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Ik begrijp wat de staatssecretaris aangeeft. Toch gaan niet al die
onderzoeken specifiek in op de koppeling tussen jongerendakloosheid en
de uitstroom uit de jeugdzorg, dus dat was meer waar mijn vraag op
gericht was. Ik vroeg of die specifieke samenhang onderzocht kon worden,
zodat je beter kan inzetten op preventie, want onderdeel van de
actieagenda Voorkomen van jongerendakloosheid is ook dat we natuurlijk
veel willen inzetten op preventieve maatregelen. Ik denk dat als je dit
onderzoek zou uitvoeren en de uitslagen daarvan zou meenemen, je veel
betere preventieve maatregelen zou kunnen inzetten.
Staatssecretaris Maeijer:
Ik hoor wat mevrouw Bruyning vraagt. Sta mij toe om daar in tweede
termijn eventjes op terug te komen.
De voorzitter:
Mevrouw Van den Hil heeft nog een nabrander.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik kan het even gemist hebben, want af en toe dommel ik een beetje weg,
maar …
De voorzitter:
Dat gelooft niemand.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Nee. Nou ja … Ik heb nog de vraag of er bij de zorgverzekering ook
gekeken kan worden naar de richtlijn gerede twijfel. Wat de VVD betreft
is voorkomen nog steeds beter dan genezen. Ik denk dat dit een winst is
voor iedereen: je blijft in de zorgverzekering en we kunnen mensen ook
beter helpen.
Staatssecretaris Maeijer:
Sta mij toe om hier in tweede termijn even op terug te komen. Ik heb dit
antwoord hier nu niet paraat. Ik meen mij te herinneren dat het antwoord
is dat we de signalen die mevrouw Van den Hil hier ter sprake bracht
niet per se herkennen, maar dat we er wel over in gesprek zijn, om
breder te kijken of ze toch niet spelen en wat we er dan aan kunnen
doen. Maar sta mij toe om er in tweede termijn iets concreter op terug
te komen.
De voorzitter:
Dank aan de staatssecretaris. Dan geef ik nu graag het woord aan de
minister.
Minister Keijzer:
Dank u wel, voorzitter. Mijn collega is net al uitgebreid ingegaan op
allerlei verschillende categorieën die onder de categorie dakloos kunnen
gaan vallen. Altijd als ik het over dit onderwerp heb, realiseer ik mij
dat iedereen dakloos kan worden. Ja, ook u, voorzitter, en ook ik. Je
hebt je leven compleet op orde en er is niks aan de hand, maar door een
samenloop van toevalligheden, omstandigheden of gezondheidsproblematiek
sta je op een dag op straat. En wat dan? Wat dan?
Dat is het moment waarop mijn portefeuille een rol gaat spelen. Want
housing first, het principe van eerst een dak boven je hoofd, is
eigenlijk dé oplossing. Tegelijkertijd zijn er natuurlijk mensen met
bijvoorbeeld psychiatrische problemen, voor wie ook zorg noodzakelijk
is. Maar ook dan is er een plek nodig, een dak boven het hoofd, een
sleutelgat waar je een sleutel in steekt waarna je binnentreedt.
Zo benader ik dit onderwerp ook. In zijn algemeenheid is dus vanuit mijn
portefeuille bouwen de oplossing, het simpelweg toevoegen van woningen,
zo veel als je kunt op zo veel mogelijk plekken. Dat er soms zorg nodig
is omdat mensen verslaafd zijn, psychiatrische problemen hebben, naar
banen geholpen moeten worden, betreft mijn collega's in het kabinet; ík
ga over het toevoegen van woningen.
Voorzitter. Op verschillende manieren is aan mij gevraagd hoe ik mij
daarvoor inzet. Daar zat tegelijkertijd ook een klein beetje de
terughoudendheid aan mijn kant om in te gaan op het verzoek van mevrouw
Beckerman om hier aanwezig te zijn. Ik ben nu vijf maanden minister en
heb al meerdere debatten gevoerd over Ruimtelijke Ordening, over
Volkshuisvesting, over betaalbaar wonen. Daar heb ik de collega's van
degenen die hier nu vanuit de Zorgportefeuille zitten in allerlei
verschillende bewoordingen verteld wat ik doe. Soms waren dat trouwens
dezelfde collega's die hier nu zitten, want in sommige fracties worden
woordvoerderschappen gecombineerd. Zo zit mevrouw Van den Hil hier
vandaag, maar naast haar zit de heer De Groot, woordvoerder
Volkshuisvesting.
Een van de vragen die door een aantal van u gesteld is, is waarom het in
de Woontop niet is gegaan over daklozen. Daar gíng de Woontop over! Die
ging over woningzoekenden, en daar hebben we er veel en veel en veel te
veel van. Ik heb een kalender overhandigd gekregen van de Maaskoepel —
dat is een samenwerking van verschillende corporaties in Rotterdam —
met, voor elke dag van het jaar, 365 woningzoekenden. Soms zijn het
mensen die feitelijk dakloos zijn omdat ze van bank naar bank gaan of
antikraak wonen, soms zijn het mensen die met te veel kleine kinderen in
een te kleine woning zitten. Wat in ieder geval bij mij op het netvlies
is blijven staan, is dat de desbetreffende bestuurder vertelde dat er in
haar omgeving 100.000 actief woningzoekenden zijn, dus actief
woningzoekenden, terwijl er elk jaar nog geen 10.000 woningen vrijkomen.
Dat betekent dus dat de kans om een huis te krijgen als je echt actief
op zoek bent naar een woning, gewoon veel te klein is. Dat is wat mij
motiveert en waar ik elke dag aan werk.
Voorzitter. Ik ga nu een aantal vragen beantwoorden die aan mij zijn
gesteld. Een van die vragen was hoe het nou zit met de
urgentieverlening. Niet alle daklozen krijgen urgentie, werd opgemerkt.
Nee, dat klopt. Als je dat zou doen, zou bijna niemand die bijvoorbeeld
starter is en bij zijn ouders woont nog in aanmerking komen voor een
betaalbare huurwoning.
Mevrouw Beckerman vroeg of ik het onwenselijk vind dat sommige mensen
die nu dakloos zijn — dan bedoel ik: economisch daklozen — geen urgentie
krijgen. Als je dat zou doen, kom je in een situatie dat als je niet in
een tent woont, zoals in het voorbeeld van mevrouw Beckerman, je nooit
meer aan de beurt komt. De keuzes die daarin worden gemaakt, worden
gemaakt door gemeenten. In de wet regie volkshuisvesting, die in uw
Kamer ligt, zijn een aantal maatregelen opgenomen. Het is in ieder geval
de bedoeling dat gemeenten volkshuisvestingsprogramma's gaan schrijven.
Daaraan gaan zogeheten "woonzorgvisies" vooraf. Daarin worden alle
aandachtsgroepen in de desbetreffende gemeente opgenomen. Hier zitten
uitstromers uit instellingen zoals de maatschappelijke opvang in, maar
ook mensen die dakloos dreigen te raken, arbeidsmigranten, studenten en
woonwagenbewoners. Maar in diezelfde wet wordt vervolgens aangegeven dat
gemeenten in ieder geval in hun huisvestingsverordening en hun
urgentieverordening een aantal urgentiecategorieën moeten opnemen.
Hieronder vallen ook uitstromers uit instellingen zoals de
maatschappelijke opvang en jeugdzorginstellingen, en mensen die in
detentie hebben gezeten.
Waarom zijn alleen deze groepen verplicht in de wet regie opgenomen? Dat
zou de vervolgvraag van mevrouw Beckerman kunnen zijn. Omdat je wel een
grond moet hebben op basis waarvan je dat doet. Het feit dat deze mensen
nu, omdat ze bijvoorbeeld zorg nodig hebben, in de maatschappelijke
opvang zitten, waar ze worden geholpen om hun problematiek weer in de
vingers te krijgen, leidt tot een volgende stap: de stap naar een eigen
huurwoning, vaak nog wel met wat ambulante zorg om niet te vervallen in
het oude gedrag. Daardoor komt er voor iemand anders in zo'n zelfde
situatie weer een plekje vrij in de maatschappelijk opvang.
Voorzitter. Er is ook nog gevraagd hoe de gemeente Amsterdam het doet.
Amsterdam heeft hiervoor een ander systeem gekozen. Ze werken met een
woonruimteverdeelsysteem, dat naast urgentie werkt met het toekennen van
punten, afhankelijk van de persoonlijke situatie van woningzoekenden,
waarbij woningzoekenden punten krijgen voor het wachten en voor het
actief reageren op passende woonruimte. Ze krijgen "situatiepunten",
zoals dat wordt genoemd, als ze behoren tot een groep die weliswaar geen
urgentie krijgt maar wel dringend woonruimte nodig heeft, zoals mensen
met kinderen die in scheiding liggen. Het resultaat hiervan is wel dat
bij het merendeel van de woningzoekenden de persoonlijke situatie
voorrang geeft boven andere woningzoekenden. Het is het verdelen van
schaarste wat we hier doen. Dat is eigenlijk de trieste
werkelijkheid.
Er is ook aan mij gevraagd, door de fractie van NSC, of kleinere sobere
woonoplossingen kunnen helpen voor specifieke doelgroepen. Ja, alles wat
je extra doet, kan helpen. Ik werk aan het versneld uitbreiden van de
sociale woningvoorraad via tijdelijke huisvesting. Begin 2025 gaat de
Stimuleringsregeling Flex- en Transformatiewoningen opnieuw open. Met de
Vereniging van Nederlandse Gemeentes en de corporatiekoepel Aedes ga ik
gemeentes aansporen om hier gebruik van te maken. Uw Kamer heeft een
amendement aangenomen om in 2025 een nieuwe tranche van de Regeling
huisvesting aandachtsgroepen open te stellen. Die kan ook ingezet worden
voor dak- en thuislozen.
Voorzitter. Dan heb ik nog een aantal vragen die aan mij gesteld is over
de Woontop. Die heb ik zojuist beantwoord.
De heer Ceder, van de ChristenUnie, vroeg nog aan mij hoe ik goedkoper
en sneller ga bouwen. Dit wordt voor mij een soort
Volkshuisvestingsdebat. Maar in zijn algemeenheid ben ik bezig met de
agenda STOER, schrappen tegenstrijdige en overbodige eisen en
regelgeving. Dat doe ik om sowieso te uniformeren en standaardiseren in
Nederland, zodat er snel bouwvergunningen kunnen worden aangevraagd en
verleend om ervoor te zorgen dat er zo snel en veel als mogelijk
woningen worden toegevoegd.
Ook vroeg de fractie van de SP aan mij — ik las dat er meer fracties in
deze Kamer zijn die zich zorgen maken — over het bericht dat gisteren of
vanmorgen naar buiten is gekomen dat er in de zogenaamde middenhuur een
maximale stijging van de huursom van 7,7% mag zijn. Ja, dat vloeit voort
uit de Wet betaalbare huur, die uw Kamer nog niet zo heel erg lang
geleden heeft aangenomen. In het segment betaalbare huur, huurwoningen
tot €1.157 per maand, dus van 144 tot en met 187 punten, mogen de
huurstijgingen de consumentenprijsindex plus 1% volgen. Dat is het
effect van de keuzes die de Kamer zelf heeft gemaakt. Excuus, ik
bedoelde de cao-ontwikkeling plus 1%.
De voorzitter:
De heer, nee, mevrouw Wijen-Nass van BBB heeft een interruptie.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Het ging deze keer bijna goed, voorzitter. U zei eerst "de heer", maar
uiteindelijk ging het toch goed.
De voorzitter:
Maar het is "mevrouw". Mevrouw Wijen-Nass.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Nog wel. Nee, dat was een grapje. Dank u wel, meneer de
voorzitter.
De BBB heeft zich van begin af aan verzet tegen de Wet betaalbare huur.
Er is nu inderdaad behoorlijk wat discussie ontstaan over die huren die
zo heel erg hoog zijn. Maar dat is precies waar de BBB vanaf het begin
voor heeft gewaarschuwd. Ondanks dat dit geen debat is over
Volkshuisvesting, wil ik bij dezen de minister wel echt oproepen om werk
te maken van een snelle evaluatie van de Wet betaalbare huur.
Minister Keijzer:
Waarvan akte.
De voorzitter:
Waarvan akte.
Minister Keijzer:
Dit is een daklozendebat.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dat is te makkelijk. Dat is echt veel te makkelijk, niet van mevrouw
Wijen-Nass, maar van de minister. Want dakloosheid is een dakenprobleem.
We hebben te weinig daken. Maar een onbetaalbaar huis maakt mensen ook
dakloos. Het interessante is dat wij die huurverhoging hekelden en de
minister zegt: dat komt door de wet. De minister weet ook dat mijn
partij en GroenLinks-Partij van de Arbeid gezamenlijk een amendement
hadden op die wet om dit niet te doen, deze hoge huurverhoging. Maar wat
is nu interessant? BBB zegt: wij willen die hogere huurverhoging niet.
Er zijn vandaag schriftelijke vragen ingediend. Met de PVV, NSC,
GroenLinks-PvdA en de SP komen we volgens mij al vrij ver richting een
meerderheid. Laten we het nog één keer proberen bij de minister. Als al
die partijen zich nu al via schriftelijke vragen dan wel hier in het
debat dan wel anderszins hebben uitgesproken, dan ontstaat de
interessante situatie dat er een meerderheid is tegen een huurverhoging
van 7,7% en dan willen we wel graag weten wat het antwoord van de
minister daarop is.
Minister Keijzer:
Het is makkelijk om hier, en ook in de Eerste Kamer, met elkaar een wet
aan te nemen en dan vervolgens verbaasd te zijn dat die wet leidt tot
dit soort percentages. Ik moet een wet uitvoeren. Dat heb ik gezworen.
Daar zit dit gewoon in. Daar was u met z'n allen bij. Als u nu denkt dat
dat toch niet de bedoeling is, dan is het volgens mij ook aan u om aan
te geven hoe u die wet dan vervolgens wil wijzigen. Deze Kamer heeft
voor de verschillende categorieën wetten aangenomen. In de vrije sector
heeft u ervoor gekozen om de cao-ontwikkeling of het inflatiecijfer
maatgevend te laten zijn. U heeft ervoor gekozen om de betaalbare huren,
dus tussen 144 en 188 punten, aan de cao-ontwikkelingen plus 1% te
koppelen. In de sociale huur hangt het ook vast aan een huurprijzenwet
en een ministeriële regeling. Daar heb ik net afspraken over gemaakt met
de corporaties en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Als de Kamer
dat anders wil, dan is dat uiteraard aan de Kamer. Maar mij hier nu op
hoge toon de maat nemen, terwijl ik een wet uitvoer die recent door de
Eerste en Tweede Kamer is aangenomen, vind ik bijzonder, hoezeer ik ook
snap dat het een hoog percentage is. Daar schrok ik ook van, maar dat
zit vast aan het feit dat de cao-lonen gestegen zijn met gemiddeld
6,7%.
De voorzitter:
Niet alleen in verband met de tijd, maar ook omdat dit debat eigenlijk
niet over de Wet betaalbare huur gaat, wijs ik op het volgende. Begin
2025 schijnt er een brief te komen naar de Kamer over de effecten van de
Wet betaalbare huur. Wellicht kan er op basis daarvan een debat worden
aangevraagd. We moeten ook echt een beetje vaart maken. Dat gezegd
hebbende geef ik het woord graag kort aan mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik ga verder interrumperen op wonen. Dit is natuurlijk een heel flauw
antwoord, omdat de minister heel goed weet dat mijn partij heel veel
voorstellen, maar dan ook echt heel veel voorstellen — het CDA zou zich
boos maken over hoeveel voorstellen het wel niet zijn — heeft ingediend
om de huren niet zo te verhogen, inclusief amendementen op de genoemde
wetgeving. Dan ga ik terug naar dit debat. Ik vind trouwens dat dit
daaraan gerelateerd is. Ik hoor de minister zeggen — dat begrijp ik —
dat we genoeg woningen hebben, als we maar genoeg bouwen. Dat is een
prachtige theorie, maar de realiteit is natuurlijk: als we verkeerd
bouwen, hebben we niet genoeg woningen. Daar zit mijn zorg. De minister
heeft heel duidelijk gezegd: bij de Woontop is er niet alleen aandacht
gevraagd vóór, maar zijn er ook afspraken gemaakt óver studenten en
ouderen. Onze oproep was: doe dat nou ook voor dakloze mensen. Waarom?
Als je verkeerd bouwt, als je bijvoorbeeld ... Ik hoef dat helemaal niet
uit te leggen, maar heel veel mensen komen alleen maar in aanmerking
voor huizen met huren tot een bepaalde aftoppingsgrens. Als die niet
gebouwd worden of als er daar te weinig van zijn, dan halen we 2030
niet.
De voorzitter:
En uw vraag is?
Mevrouw Beckerman (SP):
Dat is mijn vraag: wil de minister ook heel specifiek deze groep in
beeld houden, daar afspraken over maken en die afspraken monitoren?
Minister Keijzer:
Ja, want tijdens de Woontop hebben we ook — die discussie heb ik
gelukkig ook weten te beslechten — met elkaar afgesproken dat we 30%
sociale huur en twee derde betaalbare huur gaan bouwen in dit land. De
gedachte dat alle woningzoekenden mensen zijn met lage inkomens, is ook
niet meer waar. We hebben economisch daklozen. Dat zijn gewoon mensen
met banen die op zoek zijn naar een betaalbaar huis. Maar door de
woningnood zijn de prijzen zo hoog geworden dat mensen niet meer kunnen
kopen. Dat is één.
Twee. Er zijn ook steeds meer mensen die alleen wonen. Dat betekent dat
we vooral ook kleinere appartementen voor of koop of huur moeten gaan
toevoegen. Nou, dat is precies waarover ik de discussie met gemeentes ga
voeren: het automatisme is om alleen maar eengezinswoningen toe te
voegen, maar zorg er nou voor dat je ook veel meer kleinere woningen
gaat bouwen, zodat je uiteindelijk meer éénpersoonshuishoudens kunt
huisvesten. Want dat aantal is gestegen; dat blijkt ook uit CBS-cijfers
van deze week. Dat zeg ik in alle overleggen die ik heb in alle
woningbouwregio's.
De voorzitter:
Voor mevrouw Beckerman wordt dit de laatste interruptie. Zij heeft mij
beloofd die heel kort te houden.
Mevrouw Beckerman (SP):
O ja, voorzitter?
De staatssecretaris zei iets heel moois. Ze zei: de goedkoopste manier
om dakloosheid aan te pakken is huisvesting. Ik hoop dat ik het goed
parafraseer. Dat is natuurlijk interessant. Ik hoor de minister zeggen
dat de pot voor de huisvesting van aandachtsgroepen ingezet kán worden
voor dak- en thuislozen. Toen vroeg ik mij af: is het "kan" of "zal"?
Hoe gaan we ervoor zorgen dat deze goedkoopste manier, waardoor we er
ook nog eens voor zorgen dat we 2030 halen, realiteit wordt?
Minister Keijzer:
De hoeveelheid huisuitzettingen is bijvoorbeeld naar beneden gegaan.
Daar begon deze interruptie mee. Als mensen vroeger, zo zeg ik maar even
op m'n gemak, hun huur niet meer betaalden, dan werd op een gegeven
moment geconstateerd dat zij een huurachterstand hadden, en dan volgde
uitzetting. Het beleid heeft er in ieder geval toe geleid dat het aantal
huisuitzettingen van 5.500 in 2015 is gedaald naar 1.200 in 2022. We
gaan dus met elkaar de goede kant op.
Ik heb hiervoor allerlei verschillende soorten financiële regelingen
zoals de Stimuleringsregeling Flex- en Transformatiewoningen. Ik noem
ook de transformatiefaciliteit, die gebruikt kan worden voor het
ombouwen van leegstaande kantoren naar woningen, en de fysieke
herplaatsingsgarantie, de zogenaamde flexcity's, waarvoor we ook stappen
hebben gezet. Ik noem ook de Regeling huisvesting aandachtsgroepen en de
extra studententranches. Al deze instrumenten kunnen door gemeentes
gebruikt worden voor het realiseren van woningen. Daarvoor kan een
aanvraag worden gedaan. Ik denk echt dat het goed is dat we ons
realiseren dat "bouwen voor daklozen" eigenlijk een heel rare manier is
om hiernaar te kijken, want "de dakloze" vind je in de dwarsdoorsnede
van de samenleving. Dat zijn gewoon mensen zoals u en ik, maar zij zijn
om welke reden dan ook dakloos geworden. Wat we nodig hebben, is dat zo
veel mogelijk woningen worden gebouwd. Al die verschillende
financieringsinstrumenten kunnen daarvoor gebruikt worden.
Voorzitter. De staatssecretaris is net al ingegaan op de
arbeidsmigranten. Een van de discussies die ik op dit moment met mijn
collega, de minister van SZW, voer, gaat bijvoorbeeld over de
inhoudingsplicht bij arbeidsmigranten. In de commissie voor SZW is daar
discussie over, maar hierbij komt het er eigenlijk ook op aan dat wordt
voorkomen dat mensen een huurachterstand krijgen. Aan de ene kant is er
sprake van misbruik van deze maatregel, maar aan de andere kant maakt
deze maatregel het voor werkgevers buitengewoon interessant om te zorgen
voor een goede huisvesting van arbeidsmigranten. De komende tijd bekijk
ik met de minister van SZW wat we daar nu eigenlijk mee moeten. Je moet
iets doen aan de misstanden, zonder meer. De Wet goed verhuurderschap
biedt daar ook allerlei instrumenten voor. Maar we moeten ook nagaan of
we niet het kind met het badwater weggooien als we de
inhoudingsmogelijkheid voor werkgevers in één keer wegnemen. Daar gaat
de minister van SZW de Kamer nog over informeren.
Voorzitter. Aan mij is ook nog een vraag gesteld over hospitaverhuur.
Dat is trouwens ook waarom ik zo benadruk dat "economisch daklozen" — zo
noemen we die — gewoon mensen zijn zoals u en ik. Hospitaverhuur kan
daarom een fantastische oplossing zijn. En dat is ook waarom ik bezig
ben met een wetswijziging die gaat regelen dat de opzeggingsgrond bij
verkoop anders ingericht gaat worden, waardoor het financiële risico van
hospitaverhuur weggenomen wordt en dit ertoe leidt dat
hypotheekverstrekkers deze vorm van verhuur op grotere schaal gaan
toestaan. Nu is het vaak dat als je als hospita een eigen woning hebt en
iemand in huis wil nemen, de hypotheekverstrekker daar een probleem mee
heeft. En waarom is dat? Omdat bij verkoop geldt "koop breekt geen huur"
en je dan niet van de — zo zeg ik het maar even — studentikoze
gehospiteerde af kan. Dat gaat dit regelen. En ik ga ook regelen dat die
een tijdelijk huurcontract neemt, want er is ook nog een
terughoudendheid; je neemt wel iemand bij je in huis. In een gemiddelde
rijtjeshuiswoning moet je namelijk bovenaan de trap wachten als de
hospita omhoogkomt, en vice versa. Dus als het niet klikt, dan moet je
aan het begin wel een beetje zeker weten dat je, als het écht niet
klikt, het huurcontract, het hospitacontract, kunt verbreken.
De voorzitter:
Mevrouw Van den Hil heeft nog een interruptie.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ja, voorzitter.
Ik was even geïnteresseerd in die hospitawet. Wanneer kunnen we die in
de Kamer verwachten? En ik vraag me ook af hoe de minister aankijkt
tegen "stel dat het wél klikt" — maar dat is puur persoonlijk.
Minister Keijzer:
Begin 2025. En zoals het is met alles in het leven: je hebt contracten
voor als het misgaat. Want als het goed gaat, heb je helemaal geen
contract nodig; dan regel je dat met elkaar.
De fractie van de BBB vroeg ook nog aan mij of die 170.000 extra
woningen in het recente rapport van Platform31 gereserveerd kunnen
worden voor daklozen. Daarop is mijn antwoord hetzelfde: veel daklozen
zijn mensen zoals u en ik. Als we maar zo veel mogelijk woonplekken
toevoegen, gaat dat de dakloosheid verminderen.
Dan nog de Leegstandwet. Ik ga heel snel een brief naar uw Kamer sturen
waarin de evaluatie van de Leegstandwet door bureau RIGO een plek gaat
krijgen. Ik ben voornemens om de Leegstandwet aan te scherpen, maar dat
zult u allemaal aantreffen in die desbetreffende brief. De bedoeling
daarvan is om voor woningen die onterecht leegstaan, zo'n 12.600 in dit
land waarvan niet duidelijk is waarom ze leegstaan, de wetgeving zo te
maken dat je eigenaren verleidt om te verhuren.
Tot slot, voorzitter. Waarom zijn er brieven ondertekend door de
staatssecretaris van VWS, en niet door mij persoonlijk? Ja, simpel:
efficiëntie. Ze zijn wel door de staatssecretaris van VWS mede namens
mij ondertekend.
En op de vraag van de fractie van de ChristenUnie of ik bereid ben om
altijd bij dit soort debatten te zijn: ja, ik vind het belangrijk, want
dakloosheid is vreselijk. En je moet echt met z'n allen alles eraan doen
om dat te voorkomen. Maar de daklozen zijn er het meeste bij gebaat als
ik gewoon mijn werk kan doen als minister van Volkshuisvesting, namelijk
ervoor zorgen dat er zo als veel mogelijk woningen worden gebouwd. En
alle uren die ik hier ben, hoe graag ook, houden mij daarvan af. Dus ik
hoop dat de Kamer een beetje voorzichtig met mij omgaat.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Mevrouw Beckerman heeft een interruptie. Sorry ... Mevrouw Westerveld.
Ik keek naar mevrouw Beckerman, maar mevrouw Westerveld heeft een
interruptie.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik had een hele specifieke vraag aan de minister. Die gaat over de
mensen met een Wlz/ggz-indicatie. Die stelde ik in mijn eerste termijn
ook al aan de minister, omdat in de brief letterlijk staat: de
huisvestingsopgave valt onder de verantwoordelijkheid van het ministerie
van VRO. En dat gaat over deze mensen, die psychisch gewoon in de
problemen zitten, die hulp nodig hebben. Het is een beperkte groep, waar
wel wat voor geregeld moet worden. Iedereen weet dat, dus vandaar mijn
vraag: wat betekent deze zin nou? Wat gaat deze minister nou voor deze
specifieke, maar kleine groep mensen doen, die wel echt hulp en een
geschikte woonruimte nodig hebben?
Minister Keijzer:
Zij vallen onder de urgentiecategorie die in de wet regie is opgenomen:
uitstromers uit instellingen. Ik heb met name de maatschappelijke opvang
en de jeugdzorg genoemd, maar de ggz valt daar ook onder. In die wet is
dus geregeld dat gemeenten in hun huisvestingsverordening een
urgentiecategorie moeten opnemen, waaronder deze groep. In het
volkshuisvestingsprogramma moeten gemeenten dus kijken hoe er ook voor
deze groep mensen huisvesting komt. Dit zijn gewoon mensen net als u en
ik, die uiteindelijk een dak boven hun hoofd nodig hebben, en soms nog
wat ambulante zorg, om hun leven op een positieve manier in de klauwen
te krijgen en te houden.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Het kan best zijn dat het zo op papier geregeld is, maar in de praktijk
loopt het niet zo; dat weten we. We hebben een halfjaar geleden daarom
een motie ingediend, die met een grote meerderheid is aangenomen. Die
motie vroeg om een noodplan, omdat niet alleen door hulporganisaties —
een aantal daarvan zit hier op de tribune — maar ook door de politie en
op andere plekken wordt aangegeven dat dit echt een probleem is. Hoe
gaat deze vraag om een noodplan, die door een brede meerderheid van de
Kamer wordt gedeeld, nou uitgevoerd worden?
De voorzitter:
Dat was uw laatste.
Minister Keijzer:
Het is mijn verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat gemeenten dit
opnemen in hun woonzorgvisies en volkshuisvestingsprogramma's, zodat het
uiteindelijk in de programmering terechtkomt. Dat is wat mijn
verantwoordelijkheid is. Ik ben vijf maanden minister. Ik heb met alle
woningbouwregio's in het kader van de woondeals gesprekken gehad. Bijna
overal hebben ze inmiddels de zorgvisies gemaakt. Nu komt het aan op het
zorgen dat er woningen gebouwd worden, en dat vanuit de Wmo de ambulante
zorg en hulp geregeld wordt. Dat is waar mijn verantwoordelijkheid
vervolgens ook stopt. Uiteindelijk moeten er, oneerbiedig gezegd, stenen
gestapeld gaan worden zodat er daken georganiseerd worden voor iedereen
die in Nederland een huis nodig heeft. De ggz-problematiek gaat over de
zorg en hulp die deze mensen nodig hebben in hun leven. Dat is niet mijn
verantwoordelijkheid. Dat ligt bij de collega's van het ministerie van
VWS.
De voorzitter:
Meneer Van Dijk, kort.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik was heel blij met wat de minister zei over hospitaverhuur en dat we
een wetswijziging tegemoet kunnen zien. Ik had in hetzelfde blokje ook
gevraagd in hoeverre het kabinet gemengd wonen kan stimuleren, dus
woonvormen waarbij de buren een oogje in het zeil houden en er op elkaar
wordt gelet. Wat voor mogelijkheden ziet de minister op dat gebied? Ik
verwees daarbij onder meer naar de activiteiten en initiatieven van het
Leger des Heils.
Minister Keijzer:
Ik zou het heel ver vinden voeren als ik regel dat mensen een oogje op
elkaar houden. Dat overstijgt volledig mijn bevoegdheden. Ik ben wel aan
het kijken hoe woningdelen makkelijker gemaakt kan worden. Dat betreft
de zogenoemde friendscontracten. Denk dan niet alleen aan twintigers,
maar ook aan 70-plussers. In Amsterdam heb ik daar mooie voorbeelden van
gezien.
De voorzitter:
Kort.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dit komt in de buurt. Ik verwacht niet dat de minister ervoor gaat
zorgen dat mensen op elkaar letten, maar je kunt daar wel aan bijdragen
door daarvoor woonvormen te creëren. Denk aan gemengde woonvormen
waarbij een wat jongere generatie een oogje houdt op een oudere
generatie. Er is qua huisvesting en woningbouw dus wel degelijk wat
mogelijk. Wil het kabinet concreet bekijken wat daar nog meer gedaan kan
worden?
Minister Keijzer:
Ik heb veel woondebatten gehad de afgelopen tijd. Ik heb op een gegeven
moment ook gezegd dat ik een beetje moet uitkijken dat ik niet een soort
superwethouder word, waarbij ik in alle gemeentes van Nederland ga
bepalen hoe en wat er precies gebouwd wordt. Ik moet op nationaal niveau
in de gaten houden dat de verplichtingen die er in verschillende wetten
zijn, ook landen in de gemeentelijke programmering. Dat is wat ik moet
doen. Daar kan dit absoluut een onderdeel van zijn.
De voorzitter:
Ja, u heeft nog een interruptie.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Heel kort.
Inderdaad, deze minister is geen superwethouder. Dat weet ik. Het is wel
heel duidelijk — dat hebben beide bewindspersonen gezegd — dat er heel
veel contact is met de andere partijen, ook met de decentrale overheden.
Neemt u dit dan a.u.b. gewoon mee, en stimuleer de gemeenten en daag ze
uit om dit soort vormen op te pakken.
Minister Keijzer:
Ja.
De voorzitter:
De heer Krul, voor zijn laatste interruptie.
De heer Krul (CDA):
De laatste alweer? O jee! Nou, dan wordt het makkelijk wegtikken. Nee,
hoor.
De minister is natuurlijk geen superwethouder, maar ook niet de ultieme
procesbewaker. Het appel van de minister doet er wel degelijk toe. Juist
als het gaat om die woonvormen, of het nou gaat om een knarrenhof of om
andere vormen, krijgen we vaak van de initiatiefnemers terug dat de
gemeentes toch een soort remmende factor zijn, bijvoorbeeld in het
aanwijzen van locaties. We hoeven niet meteen met de vinger naar de
gemeentes te wijzen, maar een appel van de minister helpt natuurlijk
wel. Er zit wel een bepaalde gedachte achter dit soort woonvormen,
namelijk dat je een oogje op elkaar houdt, zoals de heer Van Dijk zei.
Kan de minister dat dus doen?
Minister Keijzer:
De gemeentes gaan mij de komende tijd misschien meer zien dan hun lief
is. In het kader van de Woontop hebben wij allerlei afspraken gemaakt,
die natuurlijk ook zien op het huisvesten van doelgroepen. Denk aan de
afspraak van 288.000 zorggeschikte nultredenwoningen, om ervoor te
zorgen dat er voor ouderen gebouwd gaat worden. Ik ga iedereen wel
scherp houden. Ik heb inmiddels een brief verstuurd om ervoor te zorgen
dat er tijdelijk even niet gehandhaafd wordt op vakantieparken, omdat ik
bezig ben met een instructieregeling op grond van de Omgevingswet om
ervoor te zorgen dat mensen die daar wonen, daar kunnen blijven. Wel
onder voorwaarden, hè, want er zijn gewoon plekken waar het niet kan,
maar mensen die op 16 mei 2024 al ingeschreven stonden op
vakantieparken, mogen daar blijven wonen, via een persoonsgebonden
vergunning.
Ik ga me er de komende tijd echt wel tegenaan bemoeien als ik zie dat er
dingen misgaan, maar ik moet beginnen met erop vertrouwen dat gemeentes
dat wat ze in hun woonzorgvisies zetten, gaan opnemen in hun
volkshuisvestingsprogramma, dat dat gaat landen in programmering en dat
die woningen dan uiteindelijk allemaal gebouwd gaan worden. Want ja, als
ik nu al begin met zeggen dat het niet goed gaat, denk ik dat wellicht —
misschien trouwens ook wel helemaal niet, hoor, want ja, je zal mij op
de stoep krijgen — heel veel wethouders denken: laat maar zitten; ik zal
ervoor zorgen dat wat nodig is in mijn gemeente, daadwerkelijk gebouwd
wordt.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is hiermee een einde gekomen aan de termijn van de
minister. Dank voor de beantwoording. Mevrouw Beckerman en mevrouw
Westerveld hebben nog een onderonsje, zie ik, maar mevrouw Beckerman
heeft wellicht ook een motie, die zij wil indienen in de tweede termijn.
Ik geef graag het woord aan mevrouw Beckerman.
We lopen een beetje achter op schema, dus we staan alleen interrupties
toe ter verduidelijking van een motie.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat uit de ETHOS-telling blijkt dat het aantal dakloze
mensen groter en diverser is dan eerder werd gedacht;
constaterende dat bij de Woontop wel kwantitatieve afspraken zijn
gemaakt over het huisvesten van studenten en ouderen, maar dat een
streefcijfer en afspraken voor het huisvesten van dakloze mensen
ontbreken;
verzoekt de regering om in 2025, samen met gemeenten en veldpartijen, de
woningbouwopgave voor dakloze mensen integraal in kaart te brengen, de
voortgang jaarlijks te monitoren, en hierover aan de Kamer te
rapporteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman, Westerveld, Diederik
van Dijk en Krul.
Zij krijgt nr. 171 (29325).
Mevrouw Beckerman (SP):
Dan de tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat uit de ETHOS-telling blijkt dat het aantal dakloze
mensen groter en diverser is dan eerder werd gedacht;
constaterende dat in tijden van wooncrisis en hoge dakloosheid leegstand
van woningen en vastgoed zeer pijnlijk is;
constaterende dat het kabinet de Kamer voor het einde van het jaar zou
informeren over de Leegstandwet en de (on)mogelijkheid van een
leegstandsheffing;
verzoekt de regering leegstand harder aan te pakken en een
leegstandsheffing naar Vlaams model mee te nemen in die aanpak,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman en Westerveld.
Zij krijgt nr. 172 (29325).
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter, dan de laatste motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat uit de ETHOS-telling blijkt dat het aantal dakloze
mensen groter en diverser is dan eerder werd gedacht;
constaterende dat met de wet Versterking regie volkshuisvesting dakloze
mensen urgentie krijgen, maar zelfredzame daklozen zijn
uitgesloten;
verzoekt de regering de groep dakloze mensen die recht krijgt op
urgentie te vergroten en in lijn te brengen met de ETHOS Light-definitie
die ten grondslag ligt aan het Nationaal Actieplan Dakloosheid,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman en Westerveld.
Zij krijgt nr. 173 (29325).
Mevrouw Beckerman (SP):
Drie seconden over.
De voorzitter:
Dank u wel. Die hadden we nog tegoed van u. De pen mag u houden; dat is
een cadeautje. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Bruyning.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Voorzitter, ik maak een beetje haast!
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat niet alle gemeenten een permanent geopende
winteropvang hebben;
constaterende dat de criteria voor het openen van een winteropvang in
gemeenten kunnen verschillen en dat gemeenten de winteropvang alleen
openen bij extreme weersomstandigheden, zoals temperaturen onder het
vriespunt en/of weeralarmen;
van mening dat idealiter iedere dak- en thuisloze het recht zou moeten
hebben om in de winterperiode gebruik te maken van een winteropvang,
ongeacht in welke gemeente zij verblijven;
verzoekt de regering in gesprek te gaan met de VNG en aan te dringen op
verruimde en uniforme criteria voor het openen van de winteropvang en de
koudweerregeling, en de Kamer hier bij een volgende voortgangsrapportage
over te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bruyning en Ceder.
Zij krijgt nr. 174 (29325).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de ETHOS Light-methode de meest geschikte en complete
methode is om dak- en thuisloosheidscijfers vast te stellen;
van mening dat beleid op dak- en thuisloosheid vanuit het oogpunt van
volkshuisvesting en andere beleidsmatige uitgangspunten gebaseerd moet
zijn op de best mogelijke beschikbare data,
verzoekt de regering om de ETHOS Light-methode te verankeren in het
kabinetsbeleid dat wordt gemaakt op dak- en thuisloosheid en deze
telling mee te nemen in bijvoorbeeld de bouwopgaves die door het
ministerie worden gemaakt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bruyning.
Zij krijgt nr. 175 (29325).
Dank u wel.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Ik heb u veertien seconden bespaard.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Westerveld van
GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat ook de regering erkent dat de ETHOS-telling helpt om
verborgen dakloosheid meer zichtbaar te maken;
constaterende dat de regering alle regio's de kans wil geven om één
ETHOS-telling te doen;
overwegende dat het belangrijk is om structureel inzicht te krijgen in
het totaal aantal dakloze mensen;
verzoekt de regering om de ETHOS-telling structureel per regio te laten
plaatsvinden en hier met gemeenten binnen een jaar een voorstel voor te
ontwikkelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Beckerman, Krul en
Ceder.
Zij krijgt nr. 176 (29325).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat bijna 20% van de daklozen in Nederland arbeidsmigrant
is;
constaterende dat er in zes gemeenten een succesvolle pilot plaatsvindt
om dakloze arbeidsmigranten op te vangen en terug te begeleiden naar
werk of het land van herkomst;
overwegende dat deze pilot stopt na 2025;
verzoekt de regering deze pilot inclusief financiering uit het Nationaal
Actieplan Dakloosheid ook na 2025 structureel voort te zetten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Beckerman.
Zij krijgt nr. 177 (29325).
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik heb nog een paar seconden over. Ik wil heel graag alle
mensen op de publieke tribune en de organisaties die meekijken enorm
bedanken, omdat jullie je inzetten voor mensen die dak- en thuisloos
zijn, maar ook omdat wij heel veel nuttige informatie van jullie
krijgen.
Ik heb nog één zorg en die wil ik toch aan deze staatssecretaris
meegeven, namelijk over de ambitie dat in 2030 iedereen dak boven het
hoofd heeft. Als ik nou hoor dat dit een stip op de horizon is, maak ik
mij daar zorgen over.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Westerveld. Dan geef ik graag het woord aan de heer
Ceder van de fractie van de ChristenUnie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb een paar moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de regering de ambitie heeft om dakloosheid naar nul te
brengen in 2030;
overwegende dat een vijfde van de daklozen minderjarig is zoals blijkt
uit de ETHOS Light-telling;
verzoekt de regering om de maatregelen uit het Nationaal Actieplan
Dakloosheid die specifiek gericht zijn op minderjarigen voorrang te
geven, en de Kamer over de voortgang regelmatig te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder en Krul.
Zij krijgt nr. 178 (29325).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het Europees Social Fonds Plus (ESF+) ingezet kan worden
om mensen die dakloos zijn te ondersteunen maar geen verplichte
oormerking is aangebracht;
verzoekt de regering gemeenten te ondersteunen bij het aanvragen van
middelen uit het ESF+ voor onder andere de opvang en begeleiding naar
werk of thuisland voor dakloze EU-burgers;
verzoekt de regering zich ervoor in te zetten dat het in het nieuwe
ESF-programma voor de periode 2028-2034 middelen beschikbaar zijn voor
de aanpak dakloosheid, en de Kamer inspraak te geven over de invulling
van de Nederlandse middelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ceder.
Zij krijgt nr. 179 (29325).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat woningdelen een effectieve bijdrage kan leveren aan het
verminderen van dakloosheid;
overwegende dat woningdelen ook positieve neveneffecten kan hebben
(bestrijding eenzaamheid, mantelzorg, gezamenlijk inkoop);
verzoekt de regering om een "strategie bevordering woningdelen" op te
stellen, en de Kamer hier in Q2 over te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ceder.
Zij krijgt nr. 180 (29325).
De heer Ceder (ChristenUnie):
Tot slot.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman in het
rapport "Wanneer de overheid niet thuis geeft" hebben aanbevolen dat
gemeenten verplicht moeten worden om fatsoenlijke alternatieve
huisvesting te regelen voor gezinnen die uit hun huis worden
gezet;
overwegende dat ondanks de afspraken in het Nationaal Actieplan
Dakloosheid er in de praktijk vaak wordt verwezen naar opvang of het
eigen netwerk als alternatieve oplossing voor onderdak, in plaats van
het bieden van fatsoenlijke herhuisvesting;
verzoekt de regering ervoor te zorgen dat fatsoenlijke herhuisvesting
verplicht wordt in situaties waarbij minderjarige kinderen betrokken
zijn en hiertoe afspraken te maken met VNG, verhuurdersorganisaties en
brancheverenigingen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder, Krul en Diederik van
Dijk.
Zij krijgt nr. 181 (29325).
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ceder. Dan geef ik het woord aan mevrouw Wijen-Nass
van BBB.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de woningnood en sociaal-economische ontwikkelingen
leiden tot een toenemende groep jongvolwassenen en economisch
daklozen;
overwegende dat deze "zelfredzame daklozen" vaak niet terechtkunnen in
de reguliere maatschappelijke opvang vanwege de mismatch tussen hun
behoeften en het bestaande opvangsysteem;
constaterende dat het recente rapport van Platform31 inzichten biedt in
de mogelijkheid om de bestaande woningvoorraad van woningcorporaties
beter te benutten;
overwegende dat hospita en kamerverhuur een (tijdelijke) oplossing voor
zelfredzame daklozen kan zijn;
verzoekt de regering in overleg te treden met het Leger des Heils om te
onderzoeken hoe hospita en kamerverhuur een haalbare en effectieve
oplossing kunnen zijn voor de huisvesting van zelfredzame
daklozen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wijen-Nass.
Zij krijgt nr. 182 (29325).
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is de heer Crijns van de PVV.
De heer Crijns (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de staatssecretaris en de minister voor
de beantwoording van de vragen. Hoewel er nog veel werk te verzetten is,
heb ik alle vertrouwen in de bewindspersonen. De PVV-fractie is blij dat
de problematiek rondom 18-min/18-plus de nodige urgentie gaat krijgen in
het wetsvoorstel vanuit Volkshuisvesting. De kosten van daklozen liggen
tussen €40.000 en €60.000 per jaar en de staatssecretaris zei dat het
waarschijnlijk nog meer is. Daarom dienen wij deze motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering zorgaanbieders en maatschappelijke
opvangorganisaties periodiek te laten rapporteren over de zorgbehoeften
van dakloze Nederlanders en deze inzichten te benutten om bestaande
zorgtrajecten gerichter en efficiënter in te zetten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Crijns.
Zij krijgt nr. 183 (29325).
Dank u wel. De heer Krul? Ja, de heer Krul van het CDA.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat dit debat
eigenlijk te vroeg kwam. Dat zeg ik niet omdat het geen belangrijk
onderwerp is. Sterker nog, het is een heel belangrijk onderwerp, maar er
was simpelweg te weinig voortgang vanuit het kabinet om te bespreken. We
hopen oprecht dat er snel voortgang komt en dat we, als we dit debat
volgend jaar weer voeren, iets meer voor onze neus hebben liggen.
We hebben één motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat mensen die zich melden als dakloos vooral zo snel
mogelijk geholpen moeten worden in plaats van weggestuurd worden vanwege
zelfredzaamheid;
overwegende dat vanwege "zelfredzaamheid" als criterium voor de opvang
en ondersteuning het neveneffect ontstaat dat mensen steeds zieker
worden, totdat ze uiteindelijk kwetsbaar genoeg zijn om geholpen te
worden;
overwegende dat dit niet alleen onwenselijk is, maar ook een grote
capaciteit en financiën vraagt op het gebied van o.a. zorg, openbare
orde en ggz;
verzoekt de regering in samenspraak met de VNG en onafhankelijke
belangenbehartigers de zelfredzaamheid als criterium te bespreken en
tevens een maatschappelijke kosten- en batenanalyse te maken, en de
Kamer hier in Q3 over te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Krul en Ceder.
Zij krijgt nr. 184 (29325).
De heer Krul (CDA):
Die heb ik medeondertekend van het lid Ceder.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is mevrouw Van den Hil.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Voorzitter, dank.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er knelpunten zijn in de financiering van jeugdzorg
voor kinderen die vanwege huiselijk geweld of dakloosheid met hun ouder
in een opvanghuis verblijven;
constaterende dat het een beperkte, af te bakenen groep kinderen betreft
en dat het daardoor disproportioneel is om het volledige systeem te
veranderen;
overwegende dat juist deze groep kwetsbare jeugdigen gebaat is bij
toegankelijke jeugdzorg en daarin niet gehinderd mag worden door
gebrekkige afspraken in het kader van het woonplaatsbeginsel;
verzoekt de regering om samen met gemeenten en Valente te verkennen
welke knelpunten en oplossingen te formuleren zijn voor deze doelgroep,
en de Kamer voor het wetgevingsoverleg Jeugd van 2025 hierover te
informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hil, Diederik van Dijk,
Wijen-Nass, Rikkers-Oosterkamp, Ceder en Bruyning.
Zij krijgt nr. 185 (29325).
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Dan wil ik allereerst de collega's bedanken, maar ook iedereen in de
Kamer, de bewindspersonen en de mensen die ondersteunen. Natuurlijk wil
ik ook de mensen op de publieke tribune bedanken. Lisa zei het net ook
al ...
De voorzitter:
Mevrouw Westerveld.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Mevrouw Westerveld. Sorry, voorzitter. Voor de kenners is het "Lisa".
Het is belangrijk dat zij er zijn en dat zij ons van informatie
voorzien. Ik kijk uit naar het antwoord op de vraag over de handhaving
van de richtlijn gerede twijfel in tweede termijn.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van den Hil. Dan geef ik het woord aan de heer Van
Dijk als laatste spreker van de zijde van de Kamer. Daarna schorsen we
tot 18.05 uur. Aan de bak dus, meneer Van Dijk.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik ga m'n best doen, voorzitter. Konden we maar woningen bouwen van
Kamermoties, dan hadden we allang een woningoverschot. Ik ga ook een
motie indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er economische dakloosheid blijkt te zijn onder urgent
woningzoekenden die in een eigen inkomen kunnen voorzien en weinig of
geen ondersteuning nodig hebben, maar simpelweg geen eigen woonplek
kunnen vinden;
overwegende dat uit de ETHOS-tellingen blijkt dat dit regelmatig gaat om
gezinnen met kinderen;
constaterende dat de staatssecretaris van LMZ wel zegt hierover in 2025
in gesprek te gaan, maar vooralsnog geen enkele concrete oplossing biedt
voor deze gezinnen;
verzoekt de regering om op de kortst mogelijke termijn met alle
betrokken partijen afspraken te maken over huisvesting van gezinnen met
kinderen die dakloos dreigen te raken, en de Kamer hierover voor het
einde van het eerste kwartaal van 2025 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Diederik van Dijk, Krul en
Ceder.
Zij krijgt nr. 186 (29325).
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik schors de vergadering tot 18.05 uur en geen seconde
later. Ik dank de minister en de staatssecretaris voor hun vlotheid.
De vergadering wordt van 17.56 uur tot 18.05 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan het woord is de minister van
Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, mevrouw Keijzer, tevens onze
vicepremier.
Minister Keijzer:
De vierde, hoor, voorzitter.
De voorzitter:
Voor mij de eerste.
Minister Keijzer:
Dank u wel, voorzitter. Even zien. Ik ga beginnen, want ik heb minder
moties te beoordelen dan de staatssecretaris; dan koop ik wat tijd voor
haar.
In de motie op stuk nr. 171, de motie Beckerman c.s., wordt de regering
gevraagd om in 2025 samen met gemeenten en veldpartijen de
woningbouwopgave voor dakloze mensen integraal in kaart te brengen, de
voortgang jaarlijks te monitoren, en hierover aan de Kamer te
rapporteren. Deze motie kan ik oordeel Kamer geven, maar dan vanaf 2026,
gelet op de regionale fair share-afspraken. Dat is een discussie die de
staatssecretaris van VWS heeft met gemeenten. Als mevrouw Beckerman
bereid is om "2025" te veranderen in "2026", kan ik de motie oordeel
Kamer geven.
Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 172.
De voorzitter:
Echt heel kort, mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Volgens mij is het verplicht dat ik reageer.
De voorzitter:
O ja, er is een verzoek gedaan.
Mevrouw Beckerman (SP):
De minister weet hoe sympathiek en buigzaam wij zijn, dus uiteraard
passen wij de motie aan.
De voorzitter:
Oké, geweldig. Dus de motie wordt gewijzigd.
Minister Keijzer:
Dat is buitengewoon sympathiek. Ik krijg er echt een beetje een
kerstgevoel van, zeg ik in de richting van mevrouw Beckerman, maar
eigenlijk in de richting van alle woordvoerders.
Dan ga ik naar de motie-Beckerman/Westerveld op stuk nr. 172. Daarin
wordt gevraagd om het invoeren van een leegstandheffing. Deze motie is
ontijdig. Ik ga echt binnen uren — zo niet, uiterlijk, als het even kan,
nog vrijdagmiddag — een brief aan de Kamer sturen over de evaluatie van
de Leegstandwet. Daarin zult u lezen — ik zal een tipje van de sluier
oplichten — dat ik geen voorstander ben van een dergelijke belasting en
dat ik de eerste tijd met andere instrumenten, die ook effectief geweest
zijn in Amsterdam en Utrecht, dit probleem wil aanpakken. De motie is
dus een beetje ontijdig, maar nu ik gezegd heb wat ik ga schrijven in
die brief, ontraad ik deze motie. Ik zou de motie liever als ontijdig
willen zien, zodat we met elkaar het debat kunnen voeren in de commissie
VRO over dit onderwerp. Dus: aanhouden.
De voorzitter:
Oké, aanhouden. Niet ontijdig, maar aanhouden.
Minister Keijzer:
En anders ontraden.
De voorzitter:
Ja, maar de motie wordt dus niet aangehouden.
Minister Keijzer:
Nee, dat zal wel. Dus ontraad ik de motie. Ik zeg "dat zal wel", omdat
ik anders mevrouw Beckerman allang bij de interruptiemicrofoon zou
hebben verwacht. Het was voor mij dus eigenlijk een analyse van de
situatie en het oordeel daar achteraan.
De voorzitter:
Deductie. 100%.
Minister Keijzer:
Dan heb ik de motie-Beckerman/Westerveld op stuk nr. 173, waarin wordt
verzocht de groep dakloze mensen die recht krijgt op urgentie te
vergroten — in de Wet versterking regie volkshuisvesting, denk ik — en
in lijn te brengen met de ETHOS Light-definitie. Ik ontraad deze motie.
Er wordt niet voldaan aan het criterium dat je een groot maatschappelijk
belang moet hebben om deze groep voorrang te geven op andere
woningzoekenden. Tegelijkertijd maak je de groep dan zo groot dat het
nog maar de vraag is of je nog urgentie kunt verlenen, gezien het gebrek
aan woningen dat wij hebben. De beste oplossing hier is: meer huizen
bouwen.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 175, ingediend door mevrouw
Bruyning, waarin een beetje hetzelfde wordt verzocht, maar dan een
beetje anders, namelijk om de ETHOS Light-methode te verankeren in het
kabinetsbeleid dat wordt gemaakt op dak- en thuisloosheid en deze
telling mee te nemen in bijvoorbeeld de bouwopgaves die door het
ministerie worden gemaakt. Ook deze motie ontraad ik, omdat het ook in
deze motie heel breed wordt gemaakt. Ik zou graag willen verwijzen naar
de motie op stuk nr. 171, die ik oordeel Kamer heb gegeven.
Dan heb ik nog de motie op stuk nr. 180, ingediend door de heer Ceder,
waarin hij verzoekt om een "strategie bevordering woningdelen" op te
stellen, en de Kamer hier in Q2 over te informeren. Deze motie is
ontijdig. In de tweede helft van het jaar komt het kabinet met een
onderzoek naar kosten delen. Zodra dat af is, en we het geanalyseerd
hebben en vastgesteld wat we doen, kunnen we een discussie met elkaar
voeren over een strategie.
Dan heb ik nog de motie op stuk nr. 182 van mevrouw Wijen-Nass, waarin
zij de regering verzoekt in overleg te treden met het Leger des Heils om
te onderzoeken hoe hospita- en kamerverhuur een haalbare en effectieve
oplossing kunnen zijn voor de huisvesting van zelfredzame daklozen. Deze
motie leg ik zo uit dat ik het Leger des Heils in contact zal brengen
met de bemiddelingsbureaus die zich richten op hospitaverhuur, zodat zij
weten van deze bureaus en er een matching kan plaatsvinden. Als ik de
motie zo mag begrijpen, krijgt die oordeel Kamer.
Tot slot heb ik nog de motie op stuk nr. 181 van de heren Ceder, Krul en
Van Dijk. Dat is gek, want dan gooi ik nu de volgorde door elkaar, maar
dat komt ervan als we maar zo weinig tijd krijgen om ons voor te
bereiden.
De voorzitter:
Excuus, mijn schuld.
Minister Keijzer:
Deze motie moet ik ontraden. Deze motie verzoekt de regering ervoor te
zorgen dat fatsoenlijke herhuisvesting verplicht wordt in situaties
waarbij minderjarige kinderen betrokken zijn. Volgens mij is dit er
eentje die de staatssecretaris van VWS zou doen. Zelf ontraad ik in
ieder geval deze motie, omdat je dan in de huisvestingsverordening een
extra categorie moet opnemen.
Voorzitter. Dit waren volgens mij de moties die ik moest doen.
De voorzitter:
Dan hopen we maar dat de staatssecretaris de motie op stuk nr. 181 ook
ontraadt, anders hebben we gelijk een constitutionele crisis hier. De
staatssecretaris.
Staatssecretaris Maeijer:
Voorzitter, zo'n vaart zal het niet lopen.
Ik heb de motie op stuk nr. 174. Dat is de motie van mevrouw Bruyning en
de heer Ceder over de winterkouderegeling. Die wil ik ontraden, onder
verwijzing naar het debat daarover.
De motie-Westerveld c.s. op stuk nr. 176 verzoekt de regering om de
ETHOS-telling structureel per regio te laten plaatsvinden. Ik snap de
vraag maar moet de motie ontraden. In 2025 krijgt iedere gemeente één
keer de mogelijkheid om de ETHOS-telling te doen en daarna gaan we op
basis van ETHOS een landelijke monitor maken, samen met het CBS en de
VNG.
De motie-Westerveld/Beckerman op stuk nr. 177 over de pilots moet ik
ontraden. Ik heb recent de VNG gesproken over de pilots. Er is behoefte
aan meer onderzoek naar de omvang van de productiviteit en ook naar de
benodigde middelen. Daarom is ook de motie-Patijn aangenomen. Ik zal
samen met de VNG en mijn collega's van SZW en AenM onderzoeken of en hoe
de pilots gecontinueerd worden. Ik informeer de Kamer hierover begin
2025.
De voorzitter:
Ik zie een korte interruptie van mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Van beide moties begrijp ik in het licht van het debat niet dat ze zijn
ontraden, maar mijn vraag gaat over de tweede motie. Deze pilot is
succesvol. Dat blijkt ook uit de evaluatie. Wat ik dan níét begrijp, is
dat wij weten dat de uitdaging groter is dan eerder werd verwacht en dat
we gewoon vragen: zet nou succesformules voort! Ik begrijp niet waarom
de motie die dat vraagt, dan wordt ontraden.
Staatssecretaris Maeijer:
Er is ook een andere motie aangenomen en ik zei tegen mevrouw Westerveld
dat ik daarover in gesprek ben met de VNG, met mijn collega van SZW maar
ook van AenM, om te bezien of en hoe we de pilots continueren.
De voorzitter:
Mevrouw Westerveld, echt heel kort.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Deze motie is anders dan de vorige motie. Dat wil ik de staatssecretaris
meegeven.
Staatssecretaris Maeijer:
Ik heb mijn antwoord net gegeven.
Dan de motie-Ceder/Krul op stuk nr. 178. Die moet ik ontraden. Het is
natuurlijk heel onwenselijk dat minderjarigen dakloos zijn. Gemeenten
doen er alles aan om dit te voorkomen. Het is aan gemeenten om op basis
van de ETHOS-telling beleid te maken.
Dan de motie-Ceder op stuk nr. 179 over de ESF-middelen. Mijn
grondhouding is positief, maar de motie is ontijdig, omdat die voor
Sociale Zaken is. Dat is een beetje een lastige.
Dan de motie op stuk nr. 183 van de heer Crijns. Die moet ik ontraden.
Het is aan gemeenten en aanbieders om hier afspraken over te maken. Die
weten vaak ook wat er nodig is. Ik vrees dat deze motie leidt tot een
enorme toename van de administratieve lasten en dat zij misschien ook
niet haalbaar is vanwege de AVG.
De voorzitter:
Alleen als er onduidelijkheid is, meneer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
De motie op stuk nr. 179 is ontijdig, niet omdat het kabinet er negatief
tegenover staat, maar omdat het niet weet wat SZW ervan vindt. Dat kan
ik begrijpen. Ik zou wel graag vanavond hierover willen stemmen. Is het
mogelijk om straks nog een briefje van SZW te krijgen — dat kan gewoon
kort — over hoe ze deze motie appreciëren? Want volgens mij ligt die op
het snijvlak van uw terrein, maar ik kan me voorstellen dat SZW hier ook
naar moet kijken. Volgens mij moet dat mogelijk zijn. Dan kunnen we dit
met kerst hopelijk ook positief afsluiten.
Staatssecretaris Maeijer:
Ik zal uw verzoek overbrengen aan mijn collega van SZW.
Dan de motie op stuk nr. 184 van de heer Krul over zelfredzaamheid. Als
ik 'm zo mag interpreteren dat ik het vraagstuk meeneem bij de evaluatie
van het nationaal actieplan, die in 2025 gereedkomt, kan ik 'm oordeel
Kamer geven. Ik zoek even naar de heer Krul, maar ik zie hem niet.
De voorzitter:
Het is in orde.
Staatssecretaris Maeijer:
Dan de motie op stuk nr. 185. Die kan ik oordeel Kamer geven.
De motie op stuk nr. 186 moet ik ontraden. Het is onderdeel van het
actieplan en van de Wet versterking regie volkshuisvesting.
Dat waren ze, voorzitter.
De voorzitter:
Stonden er nog vragen open?
Staatssecretaris Maeijer:
Excuus, voorzitter. Nog twee vragen.
Eén van mevrouw Bruyning. Zij vroeg of er een specifiek onderzoek kan
worden gedaan naar de koppeling, de samenhang, tussen
jongerendakloosheid en de uitstroom uit de jeugdzorg. Zoals ik in de
eerste termijn aangaf, zijn die knelpunten bekend. Ik ben een beetje
huiverig om nog meer onderzoek te doen. Wat we wel kunnen doen, is in de
volgende voortgangsrapportage de knelpunten die bekend zijn toelichten,
zodat we beter kunnen afwegen of er extra onderzoek nodig is.
Dan had ik nog een vraag van mevrouw Van den Hil over de regeling gerede
twijfel. Ik denk dat het belangrijk is om de signalen die zij hier ter
sprake bracht, te onderzoeken door met partijen hierover in gesprek te
gaan. Ik wil de minister van VWS vragen om dat te doen en de Kamer hier
in het voorjaar van 2025 over te informeren.
De voorzitter:
Dank u wel. Is er nog een interruptie? Nee.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de moties wordt vannacht of morgenochtend heel vroeg gestemd. Ik
dank de minister en de staatssecretaris voor hun aanwezigheid. We wensen
hun namens de Kamer fijne kerstdagen.
Ik schors voor enkele ogenblikken, zodat de Kamer daarna kan debatteren
in het tweeminutendebat Wapenexportbeleid.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.