[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Debat over dakloosheid (ongecorrigeerd)

Stenogram

Nummer: 2024D51828, datum: 2024-12-19, bijgewerkt: 2024-12-20 16:21, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Dakloosheid

Dakloosheid

Aan de orde is het debat over dakloosheid.

De voorzitter:
Dan is nu aan de orde het debat over dakloosheid. Ik heet van harte welkom de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en de staatssecretaris Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De eerste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Beckerman, die al enthousiast bij het spreekgestoelte staat.

Mevrouw Beckerman (SP):
Goedemiddag. Het is de laatste dag voor het kerstreces. Dit debat heb ik samen met Lisa Westerveld aangevraagd. Waar het "'t kwam op de aarde en 't had er geen huis" door de speakers schalt, zijn er 2024 jaar later nog steeds vele mensen zonder huis. Waren het toen Jozef en Maria, nu heten ze Robert en Lin en hun kindeke Aimee. Lin was zwanger terwijl ze met Robert in een tent woonde. Ze kregen geen urgentie voor een woning. Omdat we dakloosheid nog steeds als een zorgprobleem zien, gaat het voor hen mis. Lin en Robert waren niet verslaafd en hadden geen psychische klachten. Dan moet je in het huidige systeem jezelf maar zien te redden.

Dit is geen uniek verhaal. Nederland heeft beloofd dakloosheid in 2030 uit te bannen, maar het aantal dakloze mensen neemt alleen maar toe. Ruim 40% van de getelde dakloze mensen is jonger dan 27 jaar. Een op de vijf is kind. Dit is echt schandalig. De huidige aanpak schiet tekort. Daarom is het heel goed dat de minister van Wonen vandaag aanwezig is. We gaan dakloosheid namelijk alleen maar oplossen met daken. Eerst een dak. Het kabinet zégt wel dat dakloosheid voor alles een huisvestingsprobleem is en geen zorgprobleem, maar het dóét nog vaak iets anders. De brieven die deze week naar de Kamer zijn gestuurd, zijn weer ondertekend door het ministerie van VWS, niet door het ministerie van Wonen. Waarom?

Onze inzet is de volgende. Een: meer bouwen voor dakloze mensen. Herkent de minister dat de aanpak van dakloosheid alleen gaat werken als we zorgen voor voldoende woningen en zij de regie moet nemen? Herkent de minister dat een analyse van belangenorganisaties laat zien dat in slechts 10 van de 36 gemeentelijke en regionale plannen enkele concrete acties zitten voor de omslag van opvang naar wonen? Wat gaat de minister doen?

Twee: urgentie voor daklozen en dreigend dakloze mensen. Met de nieuwe Wet versterking regie volkshuisvesting krijgen dakloze mensen urgentie. Alle dakloze mensen? Nee. Mensen als Robert en Lin die zwanger in een tent wonen, komen met de nieuwe regels daar ook niet voor in aanmerking omdat ze zelfredzaam zijn. Vindt de minister dit net als wij onwenselijk? Zwanger in een tent, maar geen recht op wat dan ook.

Drie: pak leegstand aan. Zolang als wij in dit gebouw zitten, staat een gebouw tegenover dit gebouw leeg. Daarachter begint het Haagse Bos, waar dakloze mensen slapen. Er is dus sprake van langdurige leegstand, terwijl zo veel mensen dakloos zijn of dreigen te worden. Elke keer als we dit aankaarten, zegt de minister: ik verwacht uw Kamer voor het einde van het jaar te kunnen informeren. Nou, dat scheelt, want het is nu het einde van het jaar, dus wij horen graag van de minister hoe zij leegstand harder wil gaan aanpakken.

Vier: tel juist en maak tellingen leidend voor beleid. De nieuwe ETHOS-telling laat zien hoe groot het probleem is. Nu wil het kabinet na één keer juist tellen alweer stoppen met ETHOS Light. Gewoon niet meer tellen hoe groot het probleem is, is toch geen oplossing?

Vijf: maak huren betaalbaar. We kunnen lang en kort praten over hoe erg we dakloosheid allemaal vinden, maar gisteren maakte het kabinet bekend dat de huren tot 7,7% mogen stijgen volgend jaar. Herkent het kabinet dat als wonen niet betaalbaar is, het probleem van dakloosheid niet opgelost gaat worden?

Zes: geef dakloze mensen een briefadres. Heel veel dakloze mensen lopen vast in een soort bizarre bureaucratie. In het vorige debat deden we een heel concreet voorstel: geef elke dakloze binnen drie dagen een briefadres. Waarom kost het eindeloos veel tijd om zoiets simpels op te lossen?

Tot slot. Het is vandaag 6 graden en het regent. Dat betekent dat de winteropvang dicht is. Zou je vandaag buiten willen slapen? Nee? Dan is dit het moment om in te grijpen.

Dank u wel.

De voorzitter:
Veel dank. Ik zie een interruptie van mevrouw Van den Hil van de VVD en van mevrouw Bruyning van Nieuw Sociaal Contract. Mevrouw Wijen-Nass van de BBB?

Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Hoeveel interrupties hebben we?

De voorzitter:
Zullen we vier interrupties doen, dus vier keer naar de interruptiemicrofoon?

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Dat was een vurig pleidooi van mevrouw Beckerman. Zo kennen we haar ook. Misschien zijn we het nog nooit zo eens geweest in deze zaal als vandaag. Dat is een goed begin. Maar ik heb even een vraag over die ETHOS Light-telling. Ik ben er een groot voorstander van. Ik heb er ook samen met mevrouw Westerveld toe opgeroepen in een debat. Maar gaat het vooral om de uitkomst of om de naam ETHOS Light? Daar zoek ik even naar.

Mevrouw Beckerman (SP):
Goede vraag. Die ETHOS Light wordt nu in een paar regio's uitgevoerd. ETHOS Light laat ons eigenlijk zien dat het probleem groter maar ook diverser is dan vooraf werd gedacht. Een van de dingen die we nu weten, is dat het aantal jongeren hoger is dan we dachten. 40% blijkt jonger dan 27 jaar en een op de vijf is kind. Dat wisten we eerder niet. We hebben er heel vaak op gewezen dat de CBS-telling hele grote groepen buiten beschouwing liet, zoals vrouwen en kinderen. Waarschijnlijk heeft u het daar in zorgdebatten vaker over gehad. Nu zie ik eigenlijk twee dingen. Ten eerste zegt het kabinet dat ze het voor elke regio één keer aanbieden en daarna niet meer. Mijn ideale situatie zou als volgt zijn. Laten we Nederland in vieren opknippen — het maakt eigenlijk niet uit in hoeveel partjes — en laten we dan zorgen dat elke zoveel jaar elke regio zo'n telling krijgt. Nog belangrijker is — dat hebben we ook in onze initiatiefnota geschreven — dat we beleid daar ook op baseren. Ik heb daar al een voorbeeld van genoemd. Met de nieuwe Wet regie volkshuisvesting zien we nu dat dakloosheid een urgentiecategorie wordt, maar dat is niet gebaseerd op die ETHOS-telling. Wat gebeurt er dan? Dan heb je dus zo'n voorbeeld als van Lin en Robert die zwanger in zo'n tentje zitten. Maar ja, zij vallen niet onder de oude definitie van dakloosheid, want ze zijn zelfredzaam en ze hebben geen psychische problemen. Dan komen ze dus niet in aanmerking voor die voorrang. Dus ja, je moet goed tellen, maar je moet ook je beleid daarop baseren. Anders weet je hoe groot het probleem is, maar als je niks doet voor die mensen, dan heb je ze in beeld, maar dan heb je geen oplossing. Dus doe beide.

De voorzitter:
Dank u wel.

Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter, dat we het zo eens worden, is toch een mooie kerstgedachte, hè?

De voorzitter:
Honderd procent. Dan is het woord nu aan de tweede spreker, mevrouw Bruyning van Nieuw Sociaal Contract. Die komt er al aan.

Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank, voorzitter. Dak- en thuisloosheid kent geen vast gezicht. Moeders die met hun kinderen in de auto slapen, mensen die bij vrienden en familie van bank naar bank moeten gaan: iedereen kan dak- of thuisloos worden. Volgende week vieren wij kerst, maar dat geldt niet voor iedereen. Veel dak- en thuislozen zijn afhankelijk van winterkoudeopvang. Niet alle gemeenten hebben echter een permanente opvang. Sommige mensen staan hierdoor in winterse omstandigheden voor een dichte deur. De criteria — temperaturen onder 0 of extreem weer — zijn fors en leiden tot een versnipperd landelijk beeld en onzekerheid. Daarnaast zorgen ze voor een aanzuigende werking op locaties die wél permanent open zijn. Hoe reflecteert de staatssecretaris op deze problematiek? Moet dit niet juist landelijk worden aangestuurd?

Bij het vorige debat heb ik aandacht gevraagd voor jongerendakloosheid. Het is goed dat er nu een actieagenda is toegevoegd aan het Nationaal Actieplan Dakloosheid, maar de cijfers blijven groeien. Dat is zorgwerkend. Jongerendakloosheid en in- en uitstroom in de jeugdzorg hangen vaak samen. Jongeren die de jeugdzorg verlaten, hebben vaak moeite om een stabiele woonplek te vinden. Tegelijkertijd komen jongeren die al dakloos zijn, soms juist terecht in de jeugdzorg. Kan de staatssecretaris toezeggen om samen met andere bewindspersonen onderzoek te doen naar de samenhang tussen jongerendakloosheid en de jeugdzorg? Hoe completer we het beeld krijgen, hoe effectiever we kunnen ingrijpen.

Ook wil ik ingaan op het beboeten van buitenslapers. Via mijn aangenomen motie heb ik de regering gevraagd dit aan te pakken. Sindsdien heeft de VNG de model-APV aangepast en gedeeld met gemeenten. Dit model introduceert echter een slaapverbod en gebiedsontzeggingen. Het risico bestaat dat gemeenten deze regels handhaven door alsnog boetes op te leggen. Dit druist in tegen de geest van mijn motie, die bedoeld was om buitenslapers niet verder in de problemen te brengen. Hoe draagt dit model bij aan het oplossen van dakloosheid? Is de staatssecretaris al in gesprek gegaan met de VNG over dit beleid? Wat zijn de uitkomsten van dat gesprek? Is de staatssecretaris ook bereid om erop aan te dringen dat gemeenten stoppen met het bestraffen van dak- en thuislozen? Want boetes lossen het probleem niet op. Ze maken het alleen maar erger.

Een eigen plek hebben is een groot goed, maar we moeten erkennen dat niet alle dak- en thuislozen in een reguliere woning kunnen of willen wonen. Maatwerk is hierbij van belang. Het Skaeve Huse-principe laat zien dat kleinere, sobere woonoplossingen kunnen helpen voor specifieke doelgroepen. Ziet de minister dit ook? Is de minister bereid om te kijken naar meer oplossingen op maat, zoals het ontwikkelen van vastgoed dat past bij verschillende behoeften? Dit vraagt ook om een eerlijke spreiding over gemeenten, zodat niet enkele steden onevenredig veel verantwoordelijkheid dragen. Is de minister bereid hierop regie te voeren?

Een andere belangrijke kwestie is de meting van dakloosheid. De ETHOS Light-methode is de meest representatieve manier om cijfers te verzamelen. Hoewel regionale tellingen nuttig zijn, is een landelijke uitrol van deze methode cruciaal. Cijfers bieden inzicht en sturen beleid. Ik vraag de minister om toe te zeggen dat zij de meest recente cijfers meeneemt in haar bouwopgave en dat ETHOS Light landelijk wordt uitgerold.

Voorzitter. Ik maak mij ook zorgen om de versnippering van verantwoordelijkheden. De minister van Volkshuisvesting is verantwoordelijk voor het bouwaspect, terwijl de staatssecretaris zich richt op de zorgkant. Maar wie neemt de overkoepelende verantwoordelijkheid? Wie zorgt ervoor dat de aanpak van dak- en thuisloosheid als geheel effectief is? Ik roep beide bewindspersonen op om hierover duidelijkheid te geven en een gezamenlijke integrale aanpak te ontwikkelen.

Tot slot wil ik stilstaan bij de Wet goed verhuurderschap en de aanbevelingen uit het rapport van de commissie-Roemer. De koppeling tussen arbeidsovereenkomst en woonruimte is van groot belang. Mensen die werk vinden, moeten ook toegang krijgen tot betaalbare woonruimte. Hoe staat het met de implementatie van deze aanbevelingen? Is de minister het met mij eens dat een sterke koppeling tussen werk en wonen kan bijdragen aan het voorkómen van dakloosheid? Hoe wordt toegezien op naleving van deze wet?

Voorzitter. Dakloosheid is een complex probleem, maar het is oplosbaar als we integraal samenwerken, heldere verantwoordelijkheid nemen en maatwerk bieden. Dat vraag ik vandaag van de bewindspersonen: reflectie, concrete toezeggingen en regie.

Dank u wel.

De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Beckerman van de SP.

Mevrouw Beckerman (SP):
Ik begin met complimenten, want het is een mooi betoog van mevrouw Bruyning. Ik denk dat dat ook het mooie is aan dit debat. We hebben een dergelijk debat zes maanden geleden ook gevoerd. In de Tweede Kamer is er groot draagvlak om de belofte "geen dakloosheid meer in 2030" daadwerkelijk in te lossen. Tegelijkertijd is het pijnlijke dat er sinds het vorige debat, zes maanden geleden, wat ons betreft veel te weinig is gebeurd. Ik ben woordvoerder Wonen. We weten dat de oplossing begint met een dak. Is mevrouw Bruyning het met ons eens dat de Kamer ervoor moet zorgen dat het kabinet na vandaag de volgende opdracht krijgt? We hebben vorige week een mooie Woontop gehad, waar afspraken zijn gemaakt over bouwen voor studenten en voor ouderen. Ik vind dat we ook de opdracht moeten geven om te bouwen en woningen te creëren voor deze groep en dat ook in beeld moeten houden.

Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank voor de vraag, collega. U vindt mij aan uw zijde als u zegt dat er actie moet worden ondernomen om deze problematiek op te lossen. Er is een Woontop geweest. Ik ben niet de woonwoordvoerder van onze partij, maar ik vind het wel heel belangrijk dat de minister zich bezighoudt met de bouwopgaven en dat daarin ook specifieke aandacht is voor deze doelgroep. Ik hoop inderdaad dat de minister het gaat oppakken en dat dit tot concrete acties en afspraken leidt.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bruyning. Dan is nu het woord aan mevrouw Westerveld. O, er is nog een interruptie van dezelfde mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik was aan de late kant, maar ik had nog een vraag over jongeren die dakloos zijn. Het is heel terecht dat we daar aandacht voor vragen, helemaal omdat de nieuwe cijfers laten zien dat de aantallen hoger zijn dan oorspronkelijk was verwacht. De vraag gaat over de actieagenda, die ik natuurlijk ook heb gelezen. Het heet "actieagenda", maar het verbaast mij dat ik meteen in de inleiding lees dat de actieagenda geen uitgebreide nieuwe beleidsanalyse of nieuw beleidsplan bevat. Mijn vraag aan mevrouw Bruyning is of ze er tevreden mee is dat er eigenlijk geen nieuwe acties in staan, maar vooral een optelsom van wat er wordt gedaan. Is ze daar tevreden mee of zou er nog meer moeten gebeuren?

Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank aan de collega voor deze vraag. Ik ben allereerst wel tevreden met het feit dat er een actieagenda ligt. Dat is ook wat natuurlijk, dat er direct uitvoering wordt gegeven aan een motie. Tegelijkertijd moeten we met elkaar en ook met de jongeren gaan kijken of dit afdoende is. Is het niet afdoende, dan ben ik natuurlijk meer dan bereid om meer actie te vragen aan de staatssecretaris.

De voorzitter:
Dank u wel. Ja, nu mag u echt! Het woord is aan mevrouw Westerveld van GroenLinks-PvdA, als derde spreker.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Het is te merken dat het de laatste dag is. Voorzitter. Een halfjaar geleden hadden wij voor het eerst een debat over dakloosheid in deze zaal. We hadden daar toen voor het eerst in vijftien jaar weer een plenair debat over. En nu staan we er weer. Nu is het buiten 6 graden en regent het. Maar dat we hier weer staan, heeft een reden. Alle politieke partijen riepen de vorige keer namelijk ook dat er snel actie nodig was. Zij zeiden dat er snel wat moest gebeuren om de groeiende problemen tegen te gaan en om het kabinet aan de eigen afspraak te houden, namelijk: in 2030 heeft iedereen in Nederland een dak boven het hoofd. Maar deze regering heeft nog geen stap extra gezet. Het aantal dakloze mensen neemt alleen maar toe, maar in de brieven lees ik vooral veel woorden als "verkennen", "gesprekken" en "oproepen", en niet wat er concreet gaat gebeuren.

Voorzitter. Ik heb altijd geleerd dat je als het doel uit zicht komt, extra stappen moet zetten. Blijven sjokken helpt dan niet, hoe mooi je het ook opschrijft. Wat je sowieso niet moet doen, is zelf extra barrières opwerpen die maken dat het doel nog moeilijker te halen is, zoals het afschaffen van de bed-bad-broodregeling en het bezuinigingen op de subsidieregeling voor onverzekerden. Het is namelijk glashelder dat de problemen daardoor alleen maar groter worden. Kan de staatssecretaris daarop reageren? Kan ze ook vertellen of ze die ambitie van 2030 nog serieus neemt? Zo ja, waaruit blijkt dat en welke concrete extra stappen gaat dit kabinet zetten om de eigen belofte te halen?

Voorzitter. Collega Beckerman heeft mede namens ons vragen gesteld aan de minister van Wonen. Ik focus me op hulp en zorg. Bij het vorige debat vroeg ik om een noodplan voor het groeiende aantal mensen met een indicatie voor Wlz-ggz-zorg. Dat zijn mensen met psychiatrische problematiek die niet thuishoren in de daklozenopvang, omdat ze professionele hulp nodig hebben. Naar aanleiding van onze aangenomen motie wordt gewerkt aan een actieplan. Maar in alle eerlijkheid: gezien de reputatie van voormalige bewindspersonen op VWS heb ik gewoon niet zo veel vertrouwen in een actieplan, omdat dat ons al te vaak beloofd is en concrete actie en concrete resultaten dan veel te vaak uitblijven. Wij willen een noodplan, een keiharde toezegging dat er passende plekken komen voor mensen die hulp nodig hebben. Dan lees ik het volgende. Ik citeer: "De huisvestingsopgave valt onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van VRO." Aan deze minister dan ook de vraag: gaat zij dan zorgen voor plekken waar mensen met ondersteuning zelf kunnen wonen na verblijf in een instelling? Zo ja, op welke manier, hoeveel en hoe snel?

Voorzitter. Dan jongeren. Inmiddels bestaat een vijfde van het aantal daklozen uit jongeren, maar de actieagenda "Voorkomen van jongerendakloosheid" begint, zoals ik net al zei, met de profetische woorden: "Deze actieagenda bevat geen uitgebreide, nieuwe beleidsanalyse of beleidsplan." Wat is dat nu, vraag ik de staatssecretaris. Kan zij uitleggen wat er dan "actie" is aan deze actieagenda? Welke extra stap gaat ze zetten? Kan ze ook toezeggen welke extra stap ze gaat nemen voor dakloze lhbtqi+-personen? Ik lees namelijk dat wordt verkend welke verbeterslagen er worden gepleegd, maar wat betekent dat heel concreet?

Voorzitter. Omwille van de tijd even kort door de bocht. We kregen gisteren een brief over de bezuiniging op de subsidieregeling voor onverzekerden. Minister Agema gaat een nieuwe regeling opzetten voor mensen die niet zijn verzekerd voor zorg, maar het uitgangspunt is een bezuiniging. Dat is toch nooit een goed idee, vraag ik deze staatssecretaris. Hoe denkt zij inhoudelijk over die bezuiniging? In de initiatiefnota van collega Beckerman en mij riepen we op om de ETHOS Light-telling te gebruiken. Ik lees nu dat het ministerie de opdracht wil uitzetten om gemeenten die nog geen ETHOS-telling hebben gedaan te ondersteunen. Waarom gebeurt dat niet via de huidige partijen, Kansfonds en Hogeschool Utrecht? Is het kabinet het met ons eens dat die telling structureel moet plaatsvinden, en niet eenmalig?

Tot slot een vraag over arbeidsmigratie. Uit het evaluatierapport van de pilot met kortdurende opvang in zes gemeenten blijkt dat de pilot een succes is. Waarom wordt deze pilot dan niet gewoon doorgezet na 2025, gefinancierd uit het Actieplan Dakloosheid, zoals nu ook het geval is?

Voorzitter, ik rond af. Iedereen in 2030 een dak boven het hoofd klinkt mooi, maar in dit tempo gaan we dat niet halen. Wij zijn benieuwd naar de extra stappen van dit kabinet.

De voorzitter:
Ja. Ik moet een beetje een reprimande geven op de laatste dag van het jaar, want dit was over uw tijd. Kunt u daar voortaan even op letten?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
16 seconden.

De voorzitter:
Ja, zeker. Mevrouw Van den Hil, van de VVD, heeft een interruptie. Nogmaals mijn excuses voor net, mevrouw Van den Hil.

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Dat geeft niks. Ik dacht: ik doe het nog een keer; dan krijgt u een herkansing. Dat is altijd mooi.

De voorzitter:
Dan krijgt u een extra interruptie.

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Kijk, dat is mooi. Ik had nog even een vraag aan mevrouw Westerveld over die onverzekerden. Wij hebben het daar ook in het vragenuurtje over gehad. Ik denk dat dat een mooi debat was met minister Agema. Is mevrouw Westerveld het ook met mij eens dat we vooral moeten voorkomen dat mensen uit een verzekering gegooid worden? Er zijn nu namelijk ook een hoop mensen onverzekerd die verzekerd hadden kunnen blijven. Vind ik mevrouw Westerveld aan m'n zijde als ik straks een oproep doe om daar vooral eerst op in te zetten?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Dat zou harstikke mooi zijn, maar het feit is gewoon dat er mensen zijn die nu onverzekerd zijn en dat wij twee dagen voor we de VWS-begroting gingen behandelen verrast werden door een brief over de taakstelling van het ministerie van VWS. Daarin staat een forse bezuiniging van, uit m'n hoofd, 40 miljoen ingeboekt. Tijdens de behandeling van de VWS-begroting is een motie ingediend door onder meer meneer Krul. Hij vroeg om bij ons terug te komen met wat deze bezuiniging precies gaat betekenen. In het vragenuur hoorden we minister Agema zeggen: ik kom met een veel betere regeling. Maar als het uitgangspunt een bezuiniging is, dan kunnen we volgens mij op onze klompen aanvoelen dat dat weleens mis zou kunnen gaan. Meestal, als je een stelsel helemaal omgooit en een nieuwe, betere regeling wil neerzetten, kost dat in eerste instantie geld. Ik ben er dus bang voor dat die bezuinigingsopdracht vooraan staat. Ik ben uiteraard voor betere regelingen, maar laten we dan kijken naar de inhoud en daar niet die bezuinigingsopdracht zo prominent boven laten hangen. Dat is mijn hele bezwaar hierbij.

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Die ene extra interruptie zetten we gelijk in. Ik denk dat er nu al mogelijkheden zijn om mensen die nog onverzekerd zijn, bijvoorbeeld door de richtlijn gerede twijfel beter in te zetten, gewoon een zorgverzekering te laten behouden. Of er nou wel of geen bezuiniging is, ik wil dat we op voorhand al voorkomen dat mensen hun verzekering kwijtraken. Vind ik mevrouw Westerveld dan aan mijn zijde als ik oproep om daar ook hard op in te zetten?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Als we kunnen voorkomen dat mensen onverzekerd zijn, dan ben ik daar heel erg voor. Ik heb met mevrouw Beckerman een tijd geleden al een telefoongesprek gehad met een aantal straatartsen die vroegen of hier niet een veel grotere rol is voor werkgevers. Er zijn mensen die bijvoorbeeld als arbeidsmigrant naar Nederland gehaald worden. Nadat hun contract is afgelopen, bijvoorbeeld omdat ze seizoensarbeid verrichten, worden ze gewoon op straat gezet, zijn ze onverzekerd en kunnen ze op de een of andere manier niet terug. Toen wij op de Koekamp waren en daar een gesprek hadden, ook met straatartsen en straatverpleegkundigen, merkten we dat ze hier tegenaan liepen en dat ze elke keer maar moeten leuren. Natuurlijk helpen zij die mensen, maar vervolgens zitten ze vaak wel met heel veel administratieve last om te kunnen zorgen dat dat op de een of andere manier vergoed wordt. Als we dat kunnen voorkomen, ben ik daar heel blij mee. Ik weet wel zeker dat ook de straatartsen en -verpleegkundigen daar blij mee zijn. Wat we in ieder geval moeten voorkomen is dat een nieuwe regeling met goede intenties, doordat er een bezuinigingsopdracht aan vastzit, juist averechts gaat werken. Daar ben ik beducht voor.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Westerveld. Dan is nu het woord aan de heer Ceder, die ik inderdaad zie, van de ChristenUnie. Meneer Ceder.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Deze inbreng is mede namens de fractie van D66. Gelukkig voeren we dit debat met zowel de staatssecretaris VWS als de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, want de verantwoordelijkheid voor het beëindigen van dakloosheid ligt bij beide bewindspersonen.

Voorzitter. Ik heb een aantal blokjes. Ik begin met wonen en heb direct een aantal vragen. Is de minister van VRO bereid om aan elk debat over dakloosheid deel te gaan nemen? Welke regie neemt zij op dit onderwerp? Ik begrijp dat deze doelgroep niet aan de orde kwam bij de Woontop. Waarom niet? Wat vindt de minister van de bevindingen dat slechts een fractie van de gemeenten plannen heeft om de omslag van opvang naar wonen te maken en dat de afdeling bij gemeenten die over wonen gaat bijna nooit betrokken is? Dit werkt dan natuurlijk niet. De wethouder die over maatschappelijke opvang gaat heeft als enige instrument de opvang uitbreiden, maar niet het instrument betaalbare woningen creëren. De minister heeft volgens mijn fractie een grote verantwoordelijkheid om gemeenten hierop te sturen. Hoe gaat ze dit doen en hoe zorgt zij ervoor dat Housing First echt van de grond komt? Laten we namelijk eerlijk zijn: dat is nu nog niet het geval.

Dan de kern. Er is een groot tekort aan betaalbare woningen. Dat zorgt ervoor dat uitstroom uit de opvang stokt en dat mensen na bijvoorbeeld een scheiding geen woning kunnen vinden. Hoe houdt deze minister het tempo in het bouwen van betaalbare passende woningen voor alleenstaanden, voor jongeren en gezinnen? Hoe kijkt zij naar de mogelijkheid van gemengde woonvormen voor deze groep?

Voorzitter. Woningdelen moet echt snel eenvoudiger worden. De belemmeringen en oplossingen voor hospitaverhuur zijn in beeld gebracht. Gaat de minister de belemmeringen dus snel wegnemen, zo vragen wij.

Dan het kopje dakloze kinderen. Uit een nieuwe telling van dakloosheid blijkt dat een op de vijf daklozen onder de 18 jaar is. Ze verblijven veelal bij familie of vrienden, of in tijdelijke opvang. De ambitie in het Nationaal Actieplan Dakloosheid is nul daklozen in 2030. Maar we hebben ook te maken met dakloze kinderen. Wat ons betreft gaan we dat probleem als eerste oplossen. Dus kan de staatssecretaris zich committeren om in ieder geval de deelambitie toe te zeggen dat er in bijvoorbeeld 2026 of 2027 geen dakloze kinderen meer zijn, en dan de resterende jaren te gebruiken om te zorgen dat er helemaal geen daklozen meer zijn, ongeacht leeftijdscategorie? Mijn collega Pieter Grinwis heeft een amendement op de Wet regie op de volkshuisvesting ingediend, om dakloze gezinnen met minderjarige kinderen op te nemen in de urgentieregeling, zodat er snel een einde komt aan situaties waarin een ouder met een kind in een auto moet slapen.

Voorzitter. Dan de opvang. De fractie van de ChristenUnie zet zich in de Kamer en in het kabinet al jaren in voor het afnemen van de dakloosheid. Gelukkig zet dit kabinet de extra middelen voor dak- en thuislozen uit het coalitieakkoord Rutte-IV door. Maar is dit nog wel voldoende? Het kabinet kiest voor maatregelen die het aantal daklozen doet toenemen: het stoppen van de bed-bad-broodregeling en het gebrekkige opvangen van dakloze arbeidsmigranten. De opvang zit vol, de verborgen dakloosheid is enorm en de transformatie van de opvang ligt stil. De aanpak van Housing First komt niet van de grond. Ziet de staatssecretaris ook dat de urgentie gierend hoog is, en dat het nodig is om haar volle gewicht in de schaal te leggen, samen met de minister, om dakloosheid af te laten nemen? Langzamerhand beginnen wij er een hard hoofd in te krijgen. Er is echt urgente actie nodig, en wel nu.

Concreet vraag ik: hoe loopt het met de transformatie van de opvang? En worden de transformatiemiddelen uit het IZA hiervoor gebruikt, zoals de motie-Westerveld/Bikker vroeg?

Over de opvang van dakloze arbeidsmigranten zeg ik: de financiering van de pilot is slechts tijdelijk. Ziet de staatssecretaris een grond om deze structureel te maken? Dan kunnen gemeenten gebruikmaken van het ESF.

Voorzitter. Tot slot de winterkouderegeling. Een aantal gemeenten heeft de winterkouderegeling, maar de voorwaarden waarop die ingaat, verschillen per gemeenten. Hierdoor wijzen gemeenten naar elkaar en is er rechtsongelijkheid. Kan de staatssecretaris met gemeenten in gesprek gaan om te komen tot gelijke voorwaarden, en dan ook meenemen dat niet alleen de gevoelstemperatuur en code rood de criteria zijn, maar ook bijvoorbeeld code geel en regen worden overwogen?

Voorzitter. In deze donkere tijd hebben we mensen nodig die licht brengen, en wat ons betreft in de vorm van een warme huiskamer, juist ook aan de vooravond van kerst, zodat we in dit debat ferme stappen kunnen zetten.

De voorzitter:
Ook aan meneer Ceder zeg ik: dit is een lange dag zo, en als iedereen zestien minuten over de tijd gaat, is dat niet conform de afspraak.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Zestien minuten, voorzitter?

De voorzitter:
Zestien seconden zelfs. Zestien minuten zou nog veel erger zijn. Maar als we daar allemaal een beetje rekening mee houden, dan kunnen we vanavond op een redelijk tijdstip naar huis. Dat geldt ook voor andere debatten. Bij u gaat er dus een interruptie af, meneer Ceder. Nee hoor, grapje. Dan is nu het woord aan mevrouw Wijen-Nass van de BBB.

Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Iedereen kent wel iemand die op zoek is naar een woning, en die niet kan vinden. Denk maar eens aan de starter op de woningmarkt, maar ook een gescheiden ouder: probeer maar eens een woning te vinden. Deze mensen raken soms ook dakloos, omdat ze gewoon geen woning kunnen vinden. Ze gaan van familie naar vrienden en weer terug. Ik heb daar ook in mijn maidenspeech al aandacht voor gevraagd. Een tijd geleden was ik aanwezig bij de actie over "thuis begint met een dak". Er was een spel. Tijdens dat spel over dakloosheid voelde ik me echt totaal machteloos. Ik moest steeds op zoek naar een plek om te verblijven, terwijl de bureaucratie me achtervolgde. Dat maakte me nog bewuster van het gevoel van vastlopen bij daklozen. Ik was onlangs overigens ook bij de opvang van het Leger des Heils in Heerlen. Daar sprak ik over de uitdagingen waar zij onder andere tegen aanlopen.

Ik ga het in dit debat over drie dingen hebben, namelijk de groep die vaak niet als dakloos wordt gezien, het woonprobleem dat een zorgprobleem kan worden en het recente rapport van Platform31.

Voorzitter. Vandaag wil ik een lans breken voor de groep die niet als dakloos wordt gezien. Ik heb het over mensen die feitelijk wel dakloos zijn, maar die niet altijd zo worden erkend, omdat ze bijvoorbeeld verblijven in een vakantiehuisje. Denk hierbij aan een vader die na zijn scheiding geen plek meer heeft om te wonen en tijdelijk zijn intrek neemt in een vakantiehuis. Gemeenten voeren handhavend beleid, waarbij ze bewoners van recreatiewoningen het recht ontnemen om daar permanent te wonen. Dat leidt tot onzekerheid en stress voor deze bewoners. Ik heb daar echt ontzettend veel e-mails over ontvangen. Het feit dat ze in vakantiehuizen wonen, maakt ze niet minder kwetsbaar. Sterker nog, door de dreiging van uitzetting bevinden ze zich in een situatie die hen direct op de rand van dakloosheid brengt.

Daarom heb ik bij de begrotingsbehandeling van VRO een motie ingediend, waarin ik de minister heb opgeroepen om een juridisch kader te maken voor het bewonen van recreatieparken, en om gemeenten te verzoeken te stoppen met handhaven. Vandaag heeft de minister een brief verzonden aan de Kamer, waarin ze aangeeft met een instructieregel te komen voor iedereen die op 16 mei 2024 woonachtig was in zo'n woning. Ze heeft ook een brief gestuurd aan gemeenten om niet te handhaven. Ik ben er echt superblij mee dat er eindelijk duidelijkheid komt voor al die mensen die op vakantieparken wonen en in een enorme onzekerheid zitten. In tijden van woningnood moeten we echt alle woonoplossingen aangrijpen.

Voorzitter. Door de woningnood en ook de sociaal-economische ontwikkelingen zien we een toenemende groep jongvolwassenen en economisch daklozen. Die zelfredzame daklozen komen vaak niet terecht in de maatschappelijke opvang, omdat het systeem niet is ingericht op hun behoeften. Dat benadrukt dat dakloosheid niet alleen een woonprobleem is, maar ook een zorgprobleem. Wij vinden dat er een brede aanpak nodig is, met een focus op preventie, betaalbare woningen en bestaanszekerheid, maar ook op kwalitatieve opvang zolang de woningnood aanhoudt. Ik heb een vraag aan de ministers van VWS en VRO. Wat gaan zij doen om een groeiend aantal zelfredzame daklozen te ondersteunen en te voorkomen dat dakloosheid een zorgprobleem wordt?

Tot slot. Het recente rapport van Platform31 biedt ons een helder inzicht in hoe we de bestaande woningvoorraad van woningcorporaties beter kunnen benutten. Het zou gaan om 170.000 extra woonruimten. Die zouden we deels willen reserveren voor de kwetsbaren in onze samenleving. Er is namelijk een aanzienlijk potentieel dat via hospitaverhuur en verkameren beschikbaar zou kunnen komen. Het zou een directe bijdrage kunnen leveren aan het terugdringen van dakloosheid. Ik ben heel benieuwd — dat is dan ook mijn vraag aan de minister — hoeveel van die 170.000 extra woonruimten specifiek bestemd kunnen worden voor daklozen, en of hospitaverhuur een haalbare oplossing is voor het huisvesten van zelfredzame daklozen.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Ook voor u geldt dat u te veel seconden praat.

Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Tien seconden.

De voorzitter:
Daarom heeft de heer Crijns, die nu aan het woord is, beloofd om dat niet te doen. Het woord is aan de heer Crijns namens de PVV-fractie.

De heer Crijns (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Op 5 juni bespraken wij hier in de Kamer het Nationaal Actieplan Dakloosheid. Onze fractie waarschuwde toen al voor de ernst van dakloosheid als een groeiend probleem. Laten we eerlijk zijn: dat probleem is sindsdien niet kleiner geworden. Dakloosheid is meer dan wat je op het eerste gezicht ziet. Het zijn niet alleen de mensen die je op straat of in parken ziet slapen. Dakloosheid treft ook gezinnen, alleenstaande ouders, jongeren en ouderen. Het zijn mensen die gedwongen worden in hun auto te leven, van bank naar bank te gaan of uit pure wanhoop een vakantiehuisje of hotelkamer huren omdat ze nergens anders terechtkunnen.

Maar laten we vandaag ook aandacht geven aan een pijnlijke waarheid: terwijl duizenden of misschien wel tienduizenden Nederlanders dakloos zijn of jarenlang op een sociale huurwoning wachten, krijgen asielzoekers en statushouders wel alles. Ze krijgen een opvangplek, een woning, toeslagen, een uitkering en begeleiding. Kortom, een compleet welkomstpakket. Dit is geen beleid, dit is onrecht. Terwijl er in 2023 meer dan 17.000 sociale huurwoningen rechtstreeks naar statushouders gingen, moesten heel veel Nederlanders op een woning wachten. Hoe leg je dat uit aan een moeder die met een kind in een auto slaapt? Hoe leg je dat uit aan een jong gezin dat al jaren probeert een woning te vinden? Welke boodschap geven we hiermee? Is dat dat je beter een asielprocedure kunt starten dan Nederlander kunt zijn? Is dat dat je in je eigen land pas aan de beurt komt als iedereen van buiten geholpen is? Dit kan niet en dit mag niet. Het is tijd dat we deze feiten onder ogen zien.

Voorzitter. Wat doet dakloosheid eigenlijk met een mens? De constante stress ... Ik zie een interruptie aankomen.

De voorzitter:
Maakt u uw zin eerst maar af.

De heer Crijns (PVV):
Ik begin dadelijk wel opnieuw, voorzitter.

De voorzitter:
Oké. Dan als eerste mevrouw Beckerman en dan mevrouw Westerveld.

Mevrouw Beckerman (SP):
Laten we even positief beginnen. Laten we ook proberen tot een oplossing te komen. De PVV heeft gelijk dat het bizar is dat je nergens voor in aanmerking komt als je in je auto slaapt met een kind. Ik had net het verhaal van twee mensen die zwanger waren en in ... Eén iemand is zwanger. Ze zijn samen in verwachting. Die mensen wonen in een tentje en komen nergens voor in aanmerking. Dat kunnen we vandaag veranderen. Dat is niet door boos te zijn op statushouders, maar omdat we hier als Tweede Kamer het verschil kunnen maken. Is de PVV met ons van mening dat we moeten zorgen dat ook deze groep mensen urgentie kan krijgen?

De heer Crijns (PVV):
Laten we dit even vooropstellen: je wens niemand, echt niemand, toe om in een tentje te slapen terwijl je een kindje verwacht. Die mensen moeten inderdaad op de een of andere manier voorrang krijgen. Dat moet als een paal boven water staan. Daar kunt u mij misschien aan uw zijde vinden. Maar als ik het goed begrijp, moet er een wetswijziging worden doorgevoerd als je daarvoor een motie indient.

Mevrouw Beckerman (SP):
U zei "u kunt mij aan uw zijde vinden" en daarna begon het terugkrabbelen al een klein beetje. Het punt is als volgt. We kunnen hier elke maand gaan staan, we kunnen hier elk halfjaar gaan staan of we kunnen hier elk jaar gaan staan, maar feit is dat deze groep nu geen urgentie krijgt. Het is ook een feit dat wij de Tweede Kamer zijn en dat wij dit dus kunnen veranderen. Er komt een nieuwe wet aan. Dat is de Wet regie op de volkshuisvesting. Die verwachten we al een tijdje. Daarmee krijgt een deel van de dakloze mensen urgentie, maar een hele grote groep ook niet. De PVV vertelt elke keer het verhaal dat statushouders wel een woning krijgen en Nederlanders niet. Maar ik zou heel graag klip-en-klaar van de PVV willen horen: mooi, tot hier en niet verder, we zorgen dat ook deze groep dakloze mensen urgentie krijgt.

De heer Crijns (PVV):
Dank u wel voor de vraag. Laat even één ding helder zijn: de Nederlanders moeten weer op de eerste plek komen. De Nederlanders zijn vergeten. Daardoor krijgen we de situatie van het gezin dat met het kindje in een tent slaapt. We moeten zorgen dat die Nederlanders weer op de eerste plek komen en zorgen dat zij niet achteraan in die rij aansluiten. Daar moeten we naar kijken. Zoals ik net al zei, zijn 17.000 woningen naar die statushouders gegaan. Ik had liever dat gezin in een woning gezien.

Mevrouw Beckerman (SP):
Dit is dan mijn laatste interruptie. Dat kunt u wel zeggen; dan moet u het ook doen. Ja, de SP vindt dat ook die statushouders recht hebben op woningen. Wij vinden dat iedereen recht heeft op een woning. Dat hebben we hier ook gezegd en afgesproken: in 2030 een einde aan dakloosheid. Maar de hele concrete vraag aan de PVV is niet of u hier elke keer wilt komen opdraven om "wat oneerlijk dat Nederlanders geen urgentie krijgen" te zeggen. De vraag aan de PVV is: wát gaat u daaraan doen? Wij hebben de voorstellen al klaarliggen. Gaat de PVV die steunen, ja of nee? Of gaan we hier elke keer hetzelfde verhaal horen van "o, wat oneerlijk dat deze groep geen urgentie krijgt"?

De heer Crijns (PVV):
Wat de PVV daaraan gaat doen ... Er moeten natuurlijk meer woningen komen voor deze mensen. De automatische voorrang voor statushouders moet ervan afgaan. Dan kunt u wel wegdraaien met uw ogen, mevrouw Beckerman, maar statushouders hoeven geen voorrang te krijgen. En ik noem een harde aanpak op woningnood.

Mevrouw Beckerman (SP):
Sorry, even een persoonlijk feit. Het was niet mijn bedoeling om met mijn ogen te draaien bij dat antwoord. Mijn punt was dat ik de vraag beantwoord wilde zien. Die vraag was eigenlijk heel simpel: wilt u deze groep mensen urgentie geven? Wij krijgen daar namelijk nog steeds maar een half antwoord op. Het gaat dus over de groep mensen die op basis van de ETHOS-telling dakloos is, maar niet op basis van de criteria die in de wet staan. Daarmee kun je mensen die nu in een tentje of in hun auto slapen met hun kind recht geven op urgentie en daarmee dus op een dak boven hun hoofd.

De voorzitter:
Kort.

Mevrouw Beckerman (SP):
Dat was de vraag. Daarop was eigenlijk een heel simpel ja of nee genoeg.

De heer Crijns (PVV):
Daar moeten we naar kijken. Ik heb zojuist mijn antwoord gegeven.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik wil eerst een beeld rechtzetten. Er komen flink wat mensen door oorlog en geweld elders naar Nederland toe. De eerste jaren worden ze hier vaak onder erbarmelijke omstandigheden opgevangen. Zo krijgen kinderen bijvoorbeeld tijdenlang geen onderwijs, moeten sommige mensen buiten slapen in tentjes, wordt de opvang vaak niet goed geregeld en moeten gezinnen van locatie naar locatie trekken. Pas als in al die procedures bekend wordt en aangetoond wordt dat deze mensen hier terecht zijn volgens allerlei verdragen en volgens allerlei wetten en regels in Nederland, dan zijn ze statushouder en is Nederland ook verplicht om deze mensen op weg te helpen. Dat moet ook op basis van allerlei internationale verdragen. Dat zijn gewoon feiten. Als de PVV dan voortdurend naar deze groep blijft wijzen en blijft zeggen dat dit oneerlijk is, dan vraag ik me af wat de PVV gaat doen voor al die mensen die de PVV "Nederlandse daklozen" noemt. Welke stappen gaan er dan extra gezet worden om te zorgen dat mensen die bijvoorbeeld arbeidsmigrant zijn of in Nederland geboren zijn en dakloos raken, een dak boven het hoofd krijgen?

De heer Crijns (PVV):
Het probleem is nu dat er niet voldoende woningen zijn. Ik kan het niet mooier maken dan het is. De dakloosheid is de afgelopen jaren toegenomen. De PVV wil gewoon dat er meer woningen komen voor onze eigen mensen. De PVV wil dat die weer op nummer één komen te staan en dat er niet automatisch voorrang gaat naar statushouders.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik gaf net aan dat het gewoon een feit is en dat we ook op basis van allerlei internationale verdragen, gewoon mensenrechtenverdragen, mensen die terecht in Nederland zijn en hier mogen blijven, op weg moeten helpen. Dat kan de PVV niet leuk vinden, maar dat is wel een feit. Het helpt dus gewoon niet om voortdurend naar groepen te wijzen en te zeggen: wij vinden dat die groepen minder rechten zouden moeten krijgen. Het is namelijk gewoon een feit dat dat zo geregeld is de komende tijd. Mijn vraag is dan wat de PVV-fractie de komende tijd extra gaat doen om ervoor te zorgen dat er meer woningen gebouwd worden, dat mensen die geen dak boven het hoofd hebben wel een dak kunnen krijgen, en dat de knelpunten waar zij tegenaan lopen en waar ook heel veel organisaties die hier op de tribune zitten op wijzen, verholpen worden. Wat gaat de PVV-fractie nu extra doen?

De heer Crijns (PVV):
Wij wijzen niet naar elkaar. Wij wijzen niet naar andere mensen. Ik benoem hier harde feiten. Harde feiten zijn dat de Nederlander op straat staat en dat een asielzoeker zodra hij met zijn oor een grasspriet raakt, in een bus wordt gezet en naar een Van der Valkhotel of een cruiseschip wordt gereden waar hij driemaal daags — driemaal daags! — een warme maaltijd kan krijgen. Daar kan een gemiddelde Nederlander die in een auto slaapt, op straat slaapt of ergens anders bij iemand op de bank slaapt, alleen van dromen. Wij staan voor die Nederlander. Wij staan daarvoor en wij zullen daar ook altijd voor vechten. Ik vind het onacceptabel dat u het constant opneemt voor die statushouders.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat iedereen wel ziet wat hier gebeurt. Ik stel gewoon een vraag. De vraag is: wat gaat de PVV-fractie dan de komende tijd extra doen? Ik hoor nul concrete maatregelen, nul concrete toezeggingen en geen enkel concreet plan, maar er wordt wel met de vinger naar een andere groep gewezen. Dat is wat hier gebeurt. Dat vind ik jammer, want daar heeft niemand wat aan, ook niet de Nederlander waarvoor de PVV zegt op te komen.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Het volgende valt me op. U heeft veel vertrouwen gekregen van de kiezer. Heel veel mensen hebben op de PVV gestemd, mensen die het moeilijk hebben, misschien ook mensen die het afgelopen jaar om welke reden dan ook op straat zijn beland. Hier wordt gevraagd wat de PVV de komende jaren gaat doen. U geeft eigenlijk geen antwoord. U laat die mensen keihard in de steek. U wijst naar statushouders. Dat gaat om een paar woningen. Er blijft nog een gigantische groep mensen over die een dak boven hun hoofd nodig hebben. U bent parlementariër. De PVV-fractie heeft een jaar lang de tijd gehad en miljarden om uit te geven. Nu is de vraag gewoon: gaat u die mensen helpen? Er komt nog geen begin van een antwoord. Ik ga even beginnen. U zegt: hoe kan het dat mensen die voor oorlog en geweld vluchten en hier komen, naar een Van der Valk worden gebracht? Dat komt doordat de PVV jarenlang te weinig opvang heeft geregeld, waardoor er op basis van verplichtingen duur ingekocht wordt. Er wordt knetterveel geld weggegooid, omdat de PVV jarenlang keuzes heeft gemaakt die gewoon niet verstandig waren. Maar dan draai ik het om. U zegt dat u het niet eerlijk vindt. Kunnen wij dan vandaag de afspraak maken dat er voor de kerst een groot aantal mensen die dakloos zijn óók bij Van der Valk kunnen worden opgevangen? Gaat u samen met mij geld daarvoor uittrekken, zodat we dat in ieder geval kunnen regelen?

De heer Crijns (PVV):
Ik vind het heel grappig dat de heer Ceder de PVV de maat probeert te nemen wat betreft allerlei dingen; de heer Ceder heeft de afgelopen jaren als ChristenUnie aan de knoppen gezeten. Maar wij nemen onze verantwoordelijkheid. Wij gaan de puinzooi opruimen die de afgelopen jaren is ontstaan. Wij nemen die verantwoordelijkheid. Wij gaan die Nederlander weer op de eerste plek zetten. Dat betekent dat er meer woningen moeten komen voor onze eigen mensen. Dat betekent dat die automatische voorrang voor statushouders ervan afgaat. Misschien moeten we inderdaad ook inzetten op preventie en vroegtijdige signalering. Je kunt uiteindelijk beter voorkomen dan genezen.

De voorzitter:
De interrupties moeten korter, en de antwoorden ook. Pleegt u dus een korte interruptie, meneer Ceder. De vorige was erg lang.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik kan hier de hele dag staan. Ik wil u ook vragen of u kunt ingrijpen, voorzitter. Ik stel namelijk een makkelijke vraag: wat gaat hij doen? Mijn collega, onze collega, heeft net ook een vraag gesteld. Wij hebben het recht om te weten wat de grootste partij van dit land, die veel vertrouwen heeft gekregen, gaat doen ten aanzien van dakloosheid. Er komen nul komma nul antwoorden. Daarmee zet u Nederlanders op straat. U zet ze in de kou. En dan krijg ik het volgende antwoord: de ChristenUnie heeft dit en dit en dit gedaan. U zit nu in dit kabinet. U had een grote mond over al die mensen …

De voorzitter:
"De heer Crijns had …"

De heer Ceder (ChristenUnie):
De heer Crijns. Ik ga nog een keer de vraag stellen: wat gaat de PVV doen? Want "bouwen, bouwen, bouwen" was ook al het adagium van Rutte III en Rutte IV. Daar zijn we al mee bezig. Daar zijn mensen de komende weken niet mee geholpen. Wat gaat de PVV doen?

De heer Crijns (PVV):
Ik heb nu meerdere malen mijn antwoord gegeven. Ik praat Nederlands, maar misschien wel met een Limburgs accent. Er moeten inderdaad meer woningen bijkomen. Dát is de oplossing. Dan kunnen we er wel een mooier verhaal van proberen te maken, maar die automatische voorrang voor statushouders moet ervan afgaan. Als die 17.000 woningen van het afgelopen jaar niet naar statushouders waren gegaan, hadden we een groot gedeelte van de dakloosheid op kunnen lossen. Maar zoals ik al zei, zitten hier twee bewindslieden die er alles aan gaan doen om die dakloosheid tegen te gaan. Dat betekent inderdaad het bouwen van meer woningen. Ik kan het niet mooier maken dan het is. De automatische voorrang voor statushouders moet ervan afgaan en we moeten inzetten op preventie en vroegtijdige signalering.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Er wordt net een getal genoemd van 17.000. Beweert de PVV in dit parlement nu echt dat als volgend jaar de toekenning aan statushouders verboden wordt — dat is namelijk niet verplicht; gemeenten kunnen daarvoor kiezen — het daklozenprobleem is opgelost als we hier volgend jaar met de kerst staan? U heeft al drie keer tegen mij en tegen mevrouw Westerveld geroepen dat dat de oplossing is. Maar beweert u nu echt dat het daklozenprobleem volgend jaar is opgelost als we dit gaan regelen?

De heer Crijns (PVV):
Nee, daar ga ik niet van uit. Waarom ga ik daar niet van uit? Dat zal ik direct even goed toelichten. Dit jaar is het aantal daklozen volgens mij gestegen naar 30.000 of 31.000 mensen. Ik zie de minister niet in een keer dat aantal woningen uit de lucht toveren.

De voorzitter:
Uw laatste interruptie.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Dus er is beleid nodig. En uw voorstel is dus niet genoeg. Dus u laat Nederlanders in de steek door de belofte te doen: als we dit doen, is het gefikst. Nu komen we erachter dat het met alleen de PVV-beloftes nog niet gefikst is. Daarom is mijn vraag, die ik ook bij u neerleg …

De voorzitter:
Via de voorzitter spreken.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Via de voorzitter zeg ik dat wij met een aantal moties komen. Die zullen geld gaan kosten. Dat kan. Ik weet dat de PVV het geld al aan andere dingen heeft uitgegeven; dat weet ik. Maar u kunt nu ook een keuze maken. U erkent nu dat de oplossingen die de PVV heeft, het daklozenprobleem niet gaan oplossen, omdat er meer nodig is. Dan wil ik u vragen om uw beloftes na te komen en in ieder geval te overwegen om mee te gaan in de concrete voorstellen waar ik en andere collega's straks mee komen, want u heeft er nul genoemd. Als u dat niet doet, even goede vrienden. Dat is prima. Maar dan zijn het luchtkastelen; de Nederlander heeft daar niets aan.

De heer Crijns (PVV):
Als meneer Ceder voorstellen doet, dan zal onze fractie daar inderdaad heel goed naar kijken. Maar we hebben ons ook te houden aan een financieel plaatje. Dat weet de heer Ceder ook.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Crijns. U vervolgt uw betoog.

De heer Crijns (PVV):
Voorzitter. Wat doet dakloosheid eigenlijk met een mens? De constante stress van het niet hebben van een veilig thuis, vreet aan de gezondheid. Dat leidt niet alleen tot onzekerheid, maar ook tot ernstige problemen. Denk hierbij aan slaapproblemen en een grote kans op chronische ziekten zoals hart- en vaatziekten en psychische klachten. Het kan zelfs leiden tot een kortere levensverwachting. Dat is niet leven, dat is overleven. En dat overleven kost de samenleving ook nog eens handenvol geld. De zorgkosten voor daklozen zijn vaak torenhoog. Denk aan de spoedeisende hulp, ziekenhuisopnames en langdurige geestelijke gezondheidszorg.

Voorzitter. Onze fractie leest in verschillende artikelen dat een dakloze de maatschappij tussen de €40.000 en €80.000 per jaar kost. Dat is een enorm bedrag. Kan de staatssecretaris aangeven of deze cijfers kloppen? Als dat zo is, hoe gaan wij deze kosten dan omlaag brengen?

Voorzitter. Laten we het dan ook hebben over onze jongeren. Er is hier al een paar keer over gesproken. Veel van hen vallen bij de overgang van 18-min naar 18-plus tussen wal en schip. Wanneer iemand die jeugdzorg ontvangt 18 jaar wordt, stopt die hulp vaak abrupt. Het lijkt wel alsof we verwachten dat je op je 18de ineens volwassen genoeg bent om alles zelf te regelen, maar dat is niet zo. Juist deze jongeren hebben begeleiding nodig om zelfstandig een toekomst op te bouwen. Hoe kun je verwachten dat ze dan een studie afronden, een baan vinden of een gezin stichten, als ze geen veilige basis hebben? Wat gaan de minister en de staatssecretaris concreet doen om deze jongeren te helpen aan een woning?

Tot slot, voorzitter. Het vorige kabinet heeft met veel tamtam beloofd dat er tegen 2030 geen daklozen meer zouden zijn, maar waar staan we nu eigenlijk? Hoeveel daklozen hebben inmiddels een vaste woning gekregen? Denken de minister en de staatssecretaris werkelijk dat ze deze doelstelling gaan halen? Als zij denken van niet, wat is er dan nodig om die wel te bereiken?

Tot zover.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie een interruptie van mevrouw Van den Hil.

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik heb nog even een vraag aan meneer Crijns over de zorg. Ik had net ook al een debatje met een aantal andere collega's. Is meneer Crijns het met mij eens dat wanneer je goed kijkt naar bijvoorbeeld een briefadres of een omgekeerde bewijslast om een zorgverzekering te behouden, dat in ieders belang is om goede zorg te krijgen?

De heer Crijns (PVV):
Sinds de wetswijziging van 2022 is het verplicht voor iedereen die rechtmatig in Nederland verblijft om zich in te schrijven bij de gemeente. Een briefadres is inderdaad een eerste stap om dakloosheid aan te pakken. Het is onacceptabel dat Nederlanders vaak weken moeten wachten voor een briefadres. Ik wil de staatssecretaris in ieder geval vragen om in gesprek te gaan met gemeenten om dit veel sneller te regelen zodat mensen hier geen last meer van hebben.

Ik heb nog zeven seconden over.

De voorzitter:
Dank u wel. Die pakken wij dan. Dan is nu het woord aan de heer Krul van het CDA. De heer Krul wil wel alle seconden van de heer Crijns, maar dat gaan we niet doen. De heer Krul.

De heer Krul (CDA):
Voorzitter. De kerstdagen komen eraan. Vlak voordat de Kamer met reces gaat, voeren wij nog dit debat over dakloosheid. Dat deden we zes maanden geleden ook; mevrouw Westerveld zei het al. Het was zo mooi geweest als wij hier vlak voor kerst konden vertellen dat het een en ander beter gaat, dat het ons lukt om die stijgende lijn te keren, maar helaas gebeurt dat maar niet. De berichtgeving is zorgelijk. Het aantal daklozen tussen de 18 en 22 groeit sneller. Het aantal dakloze kinderen neemt nog steeds toe. Jongeren aan het begin van hun volwassen leven vallen tussen wal en schip. Misschien wel het meest schrijnende is dat het ook veel jongeren betreft die vrijwel altijd uit de jeugdzorg komen.

De reden dat ik kerst aanhaalde, is de volgende. Ik heb het genoegen gehad om vrijwillig te mogen helpen in een warme huiskamer van het Leger des Heils. We gingen oliebollen bakken. Ze hebben ruim 100 buurthuiskamers, fysieke ontmoetingsplekken in wijken. Tijdens de energiecrisis lukte het hen om een warme kamer te bieden voor een hele diverse groep mensen. Dat was enorme winst in het kader van de aanpak van eenzaamheid en het bieden van informele zorg. Daar kwamen ook veel daklozen en er was interactie en ontmoeting met elkaar. Er wordt nu veel bezuinigd op gemeentes. Dit soort initiatieven draaien vooral op gemeentelijke financiering. Dat komt, begrijp ik, niet direct ten laste van dit kabinet, maar ik ben wel benieuwd of zij in kaart hebben wat de gevolgen zullen zijn van al die bezuinigingen.

Voorzitter. Het is er veel over gegaan. Een van de belangrijkste oorzaken, misschien wel de belangrijkste, is het gebrek aan betaalbare woningen. We hebben begrepen dat hier op de Woontop heel weinig over gesproken is. Ik heb het dan specifiek over de doorstroom van begeleid wonen en beschermd wonen. Kunnen we daar nog aanvullende afspraken over maken?

Dan de bezuiniging op de zorg aan onverzekerden. We werden daarmee vlak voor de begroting geconfronteerd. Een "taakstelling". We constateren nu dat het inderdaad niet mogelijk is om deze bezuinigingen uit te voeren. Dat blijkt heel duidelijk uit de brief van de minister. Kan deze staatssecretaris toelichten hoe het überhaupt kan dat er zo'n forse stijging van die SOV-regeling, de Subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden, plaatsvindt: van €700.000 in 2017 naar 105 miljoen in 2024? Wij hebben wel een vermoeden hoe dat kan. Het aantal onverzekerde arbeidsmigranten is immers flink toegenomen.

De minister geeft aan dat er meer dakloze mensen geholpen moeten worden aan een verzekering. Mevrouw Van den Hil refereerde er al even aan in een debatje en dat vind ik een goed initiatief. Dat klinkt mooi, maar laten we wel realistisch zijn: een dakloze met schulden krijg je niet zomaar aan een zorgverzekering. Die reageert niet automatisch op brieven of uitnodigingen. Die heeft vaak geen postadres. Dat geldt ook voor een arbeidsmigrant die op het acute zorgmoment niet ingeschreven staat bij het BRP, geen baan heeft en geen huis of postadres. Hoe ziet de staatssecretaris het in de praktijk dan voor zich?

We lezen dat de minister de subsidieregeling, de SOV, helemaal wil stopzetten en een nieuwe regeling wil maken waar ook de ovv onder vallen. Dat zijn de onverzekerbare vreemdelingen. Hoe kan dit? Hoe gaat dit eruit zien? Het zijn twee totaal verschillende doelgroepen die in één regeling samen moeten komen: de ene, de ovv, die nu al een lagere vergoeding krijgen, 80 tot 100%, en aan de andere kant de onverzekerden die wel gewoon de hele vergoeding krijgen. We lezen dat het ontwerp van de nieuwe regeling juridisch verkend moet worden. Er komt een onderzoek samen met de gemeente Rotterdam over hoe er harmonieus gekeken kan worden naar een eenduidige regeling. Maar als het vertrekpunt een halvering van het budget is, waar zijn we dan eigenlijk mee bezig? We zijn dus eigenlijk weer terug bij af, ondanks de motie die het CDA samen met NSC had ingediend bij de begrotingsbehandeling. De brief die we hebben gekregen, roept immers meer vragen op dan antwoorden. Hoe gaan we 40 miljoen euro ophalen op een regeling waar vrijwel alle partijen van zeggen dat het onuitvoerbaar blijkt?

Voorzitter. Ik hoop dat als we over een halfjaar weer dit debat voeren met deze bewindspersonen, er wat positief nieuws te berichten is. Maar in alle eerlijkheid: de signalen zijn niet heel positief.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Krul. Dan is het nu het woord aan mevrouw Van den Hil van de VVD, de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie.

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Voorzitter, dank. Op deze dag debatteren over dakloosheid, op de laatste dag voor het kerstreces, is bijzonder. Volgens mij zijn wij het in de Kamer er allemaal over eens: niemand zou tegen zijn wil dakloos moeten zijn. De oplossingen om de dakloosheid terug te dringen verschillen wel, maar het uitgangspunt is voor deze Kamer, denk ik, uniek. Daar waar we het heel vaak niet eens zijn over het eindresultaat, is dit vandaag wel het geval.

Wat de VVD betreft draait het vandaag om twee hoofdpunten: een woning van waaruit je je leven op kan bouwen en de juiste hulp en ondersteuning als je dat door omstandigheden even nodig hebt. Zoals gezegd hoort in Nederland niemand tegen zijn of haar wil dakloos te zijn. Om het vreselijke probleem van dakloosheid structureel op te lossen, moeten we de wooncrisis te lijf gaan. Voor de VVD is hier maar één oplossing voor: bouwen. We moeten veel meer en sneller huizen bouwen, regels schappen, buiten de steden en dorpen bouwen en procedures inkorten. Alleen zo zorgen we ervoor dat meer mensen een betaalbaar dak boven het hoofd kunnen vinden. Kan de minister ingaan op hoe zij dakloosheid gaat bestrijden door meer huizen te bouwen? Om dakloosheid op korte termijn terug te dringen, stelt de VVD voor om meer tijdelijke huizen te bouwen. Het ministerie van VRO moet dan in gesprek met gemeenten zodat er ook meer tijdelijke huizen voor dakloze mensen worden afgenomen. Is de minister bereid dit spoedig op te pakken? En hoe gaat de minister ervoor zorgen dat we veel meer tijdelijke huizen gaan bouwen?

Voorzitter. De VVD wil dat iedereen de juiste hulp en ondersteuning krijgt als hij of zij een steuntje in de rug nodig heeft. Allereerst is de opvang van dakloze vrouwen niet goed geregeld. Deze vrouwen zijn extra kwetsbaar voor onder meer seksueel misbruik. Er zijn verschillende maatschappelijke initiatieven op dit gebied, maar deze worden onvoldoende erkend en ondersteund. Is de staatssecretaris bereid vlot aan de slag te gaan met het organiseren van goede opvangplekken voor vrouwen en hierbij de initiatieven die er al zijn als voorbeeld te nemen?

Ook komt het voor dat kinderen samen met hun moeder of vader opgevangen worden. Deze kinderen kunnen slecht geholpen worden door jeugdzorg doordat die door de gemeente geboden moet worden waar ze nog ingeschreven staan. De VVD denkt hierbij aan een aantal oplossingsrichtingen, bijvoorbeeld om de zorg voor deze kinderen te laten vallen onder specialistische jeugdzorg of om de zorg te laten regelen door de 44 centrumgemeenten die maatschappelijke opvang regelen. Is de staatssecretaris bereid om dit met haar collega-staatssecretaris, die van Jeugd, Preventie en Sport, te gaan regelen?

Een zorgverzekering is voor iedereen van groot belang. Soms worden mensen echter bij hun zorgverzekering uitgeschreven terwijl dat helemaal niet nodig is. De minister van VWS heeft tijdens het vragenuurtje van 12 november jongstleden toegezegd dat ze de wet die in 2027 afloopt, gaat aanpassen en dat ze op korte termijn aandacht gaat schenken aan informatievoorziening over de omgekeerde bewijslast, die nu nog nodig is. Dit vind ik echter nog te vaag. Wat de VVD betreft kan er nu nog een extra stap gezet worden door de richtlijn gerede twijfel dwingender te laten toepassen door zorgverzekeraars. De zorgverzekeraar informeert dan de verzekerde binnen twee weken, en de verzekerde krijgt vier weken de tijd om de benodigde gegevens aan te leveren. Is de staatssecretaris bereid dit te regelen en de Kamer hierover in het eerste kwartaal van 2025 te informeren?

Voorzitter, ik sluit af. Vandaag, op deze dag, doe ik dat met een elfje.

Niemand
in Nederland
uit vrije wil
hoeft dakloos te zijn
hoopvol.

De voorzitter:
Bedankt. Ik zie een interruptie van de heer Krul, en wellicht daarna nog een van de heer Crijns.

De heer Krul (CDA):
Mevrouw Van den Hil refereerde aan het vragenuurtje. Daaruit bleek ook dat de minister geen flauw idee had hoe ze die taakstelling ging invullen. We hebben een brief gekregen waaruit blijkt dat in ieder geval de richting die wel gekozen werd, namelijk de niet-verzekeringsplichtigen en de verzekeringsplichtigen aan een verzekering helpen, onbegaanbaar is. Er staat namelijk klip-en-klaar in die brief dat uitvoerders dat onderscheid zelf niet kunnen maken. Dus is mevrouw Van den Hil het dan met het CDA eens dat die hele bezuiniging gewoon gebakken lucht is?

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Dat denk ik niet, want de VVD biedt hier een oplossingsrichting aan. Dat is die richtlijn gerede twijfel, die er gewoon al is. Wat de VVD betreft moeten we die beter handhaven. Als we die handhaven, worden er ook minder verzekerden verzekeringsloos. Ik denk dat dat de oplossingsrichting is die we op moeten gaan.

De heer Krul (CDA):
Dus als ik het goed begrijp, zegt de VVD: "Het is prima om de helft van het budget dat nu beschikbaar is voor zorg voor onverzekerden weg te bezuinigen, als het ons maar lukt om alle verzekeringsplichtigen aan een verzekering te helpen. En ja, dat de niet-verzekeringsplichtigen dan geen zorg meer kunnen krijgen, is nou eenmaal het gevolg van die bezuinigingen."

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Op de lagere school heb ik al leren rekenen. Voorkomen is beter dan genezen; dat hebben we net ook al gehoord. Dus als je zorgt dat meer mensen een zorgverzekering houden, waar ze volgens mij veel meer aan hebben dan wanneer zij zonder zorgverzekering zitten, heb je automatisch ook minder geld nodig voor die onverzekerden. Wat de VVD betreft gaan we ons vooral richten op de mensen die nu echt nog die zorgverzekering kunnen houden.

De heer Krul (CDA):
Ik heb ook leren rekenen op de lagere school. Het gros van die subsidieregeling gaat naar niet-verzekeringsplichtigen. Het kan dan gaan om een toerist of om iemand die hier is blijven hangen nadat die hier als arbeidsmigrant kwam. Dat zijn niet-verzekeringsplichtigen. Daar gaat het gros van die subsidie heen. De helft daarvan wordt wegbezuinigd. En de suggestie die mevrouw Van den Hil doet, richt zich op de verzekeringsplichtigen. Dat is het kleinste groepje van zorgvragers binnen die regeling. Dus dan blijft mijn stelling dat het voor de VVD blijkbaar wel oké is om te zeggen: we halveren het budget voor de zorg voor de niet-verzekeringsplichtigen. Klopt dat dan?

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Meneer Krul noemt twee voorbeelden, waarvan er één in ieder geval voor mij heel helder is. Ik kom uit Zeeland; ik heb dat vandaag nog niet gezegd, dus bij dezen. Daar hadden wij te maken met heel veel toeristen. Ik ben het met het CDA, met meneer Krul, eens dat we daar best wel kunnen kijken naar hoe we dat anders kunnen inrichten. Voor het ziekenhuis was het ook altijd heel vervelend dat dat niet geïnd kon worden. Er staan nog een hoop rekeningen in het buitenland open. Ik ben er dus altijd voor en wij als VVD zijn er altijd voor om eerst te kijken waar je het kan halen. Meneer Krul noemt vervolgens de arbeidsmigranten. Daar heb ik ook in het vragenuurtje aandacht aan besteed. De VVD is erop tegen dat werkgevers iemand gelijk ontslaan als die ziek wordt, waardoor die mensen geen zorgverzekering meer hebben. Controleer dus ook goed dat werkgevers hun taak doen en zorg dat die mensen gewoon op die manier beschermd worden.

De heer Krul (CDA):
Kort, want hier kunnen we elkaar de hand schudden. Is het dan verstandig om niet die bezuiniging in te voeren voordat we dat geregeld hebben met die werkgevers? Want is het risico niet dat als we dat niet regelen — dus we willen het wel, maar regelen het niet en we gaan gewoon de bezuiniging doorvoeren — het dan toch uiteindelijk die personen in kwestie zijn die daar de dupe van worden? Laten we dus eerst regelen dat die werkgevers dat doen, en als dat lukt, kunnen we die bezuiniging doorvoeren. Is dat dan een goede route?

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik denk dat dat hand in hand kan gaan. We kunnen elkaar op dit punt toch even niet vinden. Ik stel juist voor dat we gelijk kijken naar de oplossingen voor de onverzekerde toerist en voor de werkgever die zijn werk niet goed doet. Laten we er op die manier naar kijken.

De heer Crijns (PVV):
Als ik het goed hoor, dan vraagt mevrouw Van den Hil hier om de richtlijn gerede twijfel strenger te laten toepassen door de zorgverzekeraars. Gebeurt dit niet al? En wat zou volgens u dan de oplossing moeten zijn?

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Dank aan meneer Crijns. Ik krijg gewoon signalen dat dat nog niet genoeg gebeurt. Wat de VVD betreft heb ik volgens mij ook al een aantal keren gezegd: zorg nou dat iemand een zorgverzekering houdt, want dan kan je ook betere zorg krijgen. Wat de VVD betreft zal de minister er echt naar moeten kijken en erop moeten aandringen dat die gerede twijfel gehandhaafd wordt. Anders moet er desnoods een ministeriële regeling in het leven worden geroepen, zodat we dat wel gaan doen.

De voorzitter:
Heel veel dank, mevrouw Van den Hil. Dan is nu het woord aan de heer Diederik van Dijk. Ik hoor mevrouw Van den Hil zeggen dat ze nog vier seconden over heeft. Er wordt hier toch een beetje gehandeld in de secondes, maar dat is niet de bedoeling. Maar de vicepremier vindt het wel een goed idee.

De heer Van Dijk van de SGP.

De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Niemand kan zonder een thuis. Wie geen stabiele en veilige woonplek heeft, kan niet voluit meedoen in onze samenleving. De SGP maakt zich daarom zorgen over de toename van het aantal dak- en thuislozen. Een belangrijke oorzaak daarvan is dat te veel mensen geen betaalbare woning kunnen vinden. De SGP steunt daarom de kabinetsplannen om meer betaalbare woningen te realiseren, voor starters, voor jongeren en voor gezinnen. Het is dan ook goed dat de minister van Volkshuisvesting bij dit debat aanwezig is. Aan haar wil ik het volgende vragen. Als zorgen voor passende huisvesting het belangrijkste onderdeel van de kabinetsaanpak tegen dakloosheid is, hoe kan het dan dat er bij de recente Woontop geen afspraken zijn gemaakt over de 30.000 mensen zonder dak boven hun hoofd? Waarom had dit geen prioriteit?

Voorzitter. Door het feitelijk tellen van dakloze mensen, middels de ETHOS-tellingen, blijkt dat er veel verborgen dakloosheid is, bijvoorbeeld onder jongeren en gezinnen met kinderen die geen zorg nodig hebben maar gewoon geen woonruimte kunnen vinden. Een bankje in het park of de achterbank van de auto is nu dus noodgedwongen hun bed. De SGP vindt dat ontzettend schrijnend. Het stelt ons niet gerust dat de staatssecretaris hierover in 2025 in gesprek gaat met gemeenten. Hier moet op zeer korte termijn een oplossing voor komen. Kan zij toezeggen dat ze in het eerste kwartaal van 2025 samen met de minister van Volkshuisvesting concrete maatregelen presenteert waarmee deze stille dakloosheid wordt aangepakt?

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik heb even een vraagje over de ETHOS Light-telling. Ik krijg berichten, bijvoorbeeld uit Assen, met de vraag of de aanmeldrondes voor die telling vol zitten. Is meneer Van Dijk het met me eens dat we in ieder geval eerst moeten kijken of die tellingen overal gedaan worden? Dan hebben we een beter beeld van hoe die hele groep is opgebouwd.

De heer Diederik van Dijk (SGP):
De feiten eerst op een rijtje krijgen is natuurlijk altijd ontzettend goed, inderdaad. Maar mijn belangrijkste constatering is dat er heel veel verborgen, stille dakloosheid is. Het kan niet lang wachten. We moeten daar heel snel wat aan gaan doen.

Voorzitter. Niemand kan zonder een thuis. Een thuis is meer dan een dak boven je hoofd. Een thuis gaat ook over de vraag of je betekenisvolle, steunende en stabiele relaties hebt: zijn er mensen in de buurt of in de straat die naar je omkijken? De SGP wil dat het kabinet initiatieven ondersteunt die een appel doen op de samenleving bij het tegengaan van dak- en thuisloosheid. Een heel concreet voorbeeld: maak woningdelen snel eenvoudiger door de belemmeringen voor hospitaverhuur weg te nemen. Hoe staat het met de aangekondigde wetswijziging?

Stimuleert het kabinet gemengd wonen? Dat zijn woonvormen waarbij de buren een extra oogje in het zeil houden en er zijn als dat nodig is. Op de website van het Leger des Heils kun je daarvan hele mooie voorbeelden vinden.

Voorzitter. Een aantal groepen dak- en thuislozen hebben extra aandacht nodig. Ik denk aan de opvang van arbeidsmigranten uit andere EU-landen. In verschillende grote steden zijn pilots om hen weer aan een baan te helpen of terug te laten keren naar het land van herkomst. Is het kabinet bereid om spoedig duidelijkheid te bieden over de financiering hiervan?

Er zijn lokaal mooie voorbeelden. Ik noem expliciet Zaltbommel. Werkgevers pakken daar via een convenant hun verantwoordelijkheid. Zo hoort dat. Ik vraag de staatssecretaris ook om samen met haar collega van SZW in gesprek te gaan met de VNG en werkgeversorganisaties over de huisvesting van arbeidsmigranten.

Voorzitter. Personen met verward gedrag zorgen voor overlast en onveilige situaties. Deze groep daklozen met complexe problematiek heeft langdurige verblijfzorg vanuit de Wlz nodig. Hoe staat het met de uitwerking van het noodplan voor deze groep waar de Kamer unaniem om heeft gevraagd? Zijn de staatssecretaris en de minister bereid om zich hier persoonlijk aan te committeren?

Dank u, voorzitter. Ik zie dat ik nog 18 seconden heb, oftewel, in de woorden van de voorzitter, nog 18 minuten. Dank u wel.

De voorzitter:
De zittende voorzitter is niet zo scherp vandaag. Maar ik kan wel tot twintig minuten tellen. Dat hebben de minister en de staatssecretaris aangegeven nodig te hebben. We komen dus weer bij elkaar om 16.15 uur. Ik schors de vergadering tot 16.15 uur.

De vergadering wordt van 15.56 uur tot 16.15 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Het woord is eerst aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mevrouw Maeijer, die de in de eerste termijn gestelde vragen zal beantwoorden en misschien ook nog een inleiding heeft.

Staatssecretaris Maeijer:
Dank u, voorzitter. Ik heb een inleiding en daarna een aantal blokjes. Het eerste is de voortgang en de monitoring. Daarna komen de verschillende doelgroepen. Daarna komen apart de EU-migranten en de pilots. Daarna komt een map overig, waar best wel veel in zit.

Voorzitter. Sinds mijn aantreden zo'n vijf maanden geleden heb ik in diverse steden met dakloze jongeren en volwassenen gesproken. Ook bezocht ik een aantal opvanglocaties en sprak ik met gemeenten en het jongerenpanel de Derde Kamer. De verhalen van mensen die zo'n ontwrichtende periode doormaken in hun leven als ze dakloos zijn, zijn heftig. Dakloosheid kan iedereen overkomen, ook mensen met een baan die hard werken en toch iedere maand niet rondkomen, die gedwongen zijn in hun auto te slapen of op een recreatiepark te wonen. Het zijn hele schrijnende situaties en het aantal neemt helaas toe. Ik maak me daar net als uw Kamer grote zorgen over. Dakloosheid kan uiteindelijk alleen worden opgelost als we voldoende betaalbare huisvesting hebben. Ik ben daarom blij dat ik dit debat samen kan voeren met de minister van Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting.

Voorzitter. Het "Nationaal Actieplan Dakloosheid: Eerst een Thuis" is eind 2022 gepresenteerd. We zijn nu bijna twee jaar verder en we zien dat het terugdringen van het aantal dakloze mensen weerbarstig is. Het CBS constateerde in maart op basis van zijn schatting met peildatum 1 januari 2023 dat het aantal dakloze mensen na enkele jaren van daling weer toeneemt. We krijgen ook signalen van gemeenten en veldpartijen dat het aantal dakloze mensen hoog blijft. De recente ETHOS-tellingen onderschrijven dat beeld. De stijging toont aan hoe urgent het probleem van dakloosheid is en hoe belangrijk het is om de kern van het probleem aan te pakken met preventie en wonen. De komende periode zal ik mij binnen de mogelijkheden die ik heb, keihard inzetten om dakloosheid aan te pakken. Ik zal hier samen met mijn collega's van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Volkshuisvesting over de volle breedte werk van maken. Maar zoals u hebt kunnen opmaken uit de brief, heb ik ook het voornemen om een aantal punten wat extra kracht bij te zetten, ten eerste door het beleid te maken met de mensen voor wie het beleid bedoeld is. Ik wil graag via het Platform Sociaal Domein de beweging naar preventie en wonen eerst aanjagen. Ik wil graag een beter inzicht in de omvang van dakloosheid. En tenslotte wil ik bijzondere aandacht voor kwetsbare groepen, waaronder jongeren en economisch dakloze mensen.

Voorzitter. Het Nationaal Actieplan Dakloosheid is niet zomaar een plan van VWS, SZW en VRO. Het is door een breed scala aan partijen samen geschreven, waaronder verschillende departementen, gemeenten en aanbieders. Maar ook ervaringsdeskundigen en belangenbehartigers hebben actief aan dit plan bijgedragen en zijn betrokken bij de uitvoering. Het plan heeft de ambitie om dakloosheid in Nederland fors en structureel terug te dringen door in te zetten op preventie en met focus op wonen, want zonder een stabiele basis is het moeilijk om andere problemen, zoals verslaving, mentale gezondheidsproblemen of werkloosheid, aan te pakken. Ik ben ervan overtuigd dat we veel zware problemen kunnen voorkomen als we mensen die dakloos zijn of dakloos dreigen te worden, snel begeleiden naar een woning. Herstel begint immers bij een thuis.

Voorzitter. Ik begin nu aan mijn eerste mapje. Een aantal fracties vroegen naar de monitoring. Ik hoorde een aantal varianten. Mevrouw Beckerman vroeg waarom het kabinet stopt met ETHOS Light. Mevrouw Beckerman zei dat het kabinet na een jaar eigenlijk alweer stopt met de ETHOS-telingen. Het zit eigenlijk net wat anders. Het verbeteren van die monitoring is een van mijn prioriteiten. Ik wil dat alle dakloze mensen via de ETHOS Light-classificatie in beeld zijn. Daar maak ik me ook hard voor. In die voortgangsrapportage geef ik aan dat ik ga faciliteren dat elke regio in ieder geval één keer met de financiering een ETHOS-telling kan doen, zodat in elke gemeente de totale groep in beeld is. Deze opdracht ga ik begin 2025 aanbesteden. Een onderdeel van deze opdracht is ook om te verkennen hoe we structureel kunnen monitoren middels de ETHOS Light-definitie, want ik wil hier graag een structurele oplossing voor. Uiteindelijk moet er via ETHOS Light immers zowel lokaal als nationaal een goed beeld ontstaan van het aantal dakloze mensen.

Voorzitter. Mevrouw Bruyning stelde dat er sprake is van een versnippering van verantwoordelijkheden: de minister van VRO is verantwoordelijk voor het bouwaspect en de staatssecretaris van LZ voor het zorgaspect, maar wie neemt de overkoepelende verantwoordelijkheid en zorgt dat het in zijn geheel effectief is? Ik denk dat het laatste stukje van haar vraag het belangrijkste is: hoe zorgen we ervoor dat het in zijn geheel effectief is? Het is ook een terechte vraag. Ik ben als staatssecretaris van VWS verantwoordelijk voor de coördinatie van het Nationaal Actieplan Dakloosheid, maar er is op nationaal niveau natuurlijk een gedeeld eigenaarschap. VWS en VRO werken daarbij nauw samen, ook met SZW, want de preventie van dakloosheid is een belangrijke pijler in het actieplan. Daarnaast hebben we natuurlijk ook nog de gemeenten, die binnen de Wmo 2015 — sorry, voorzitter, ik hoop dat mijn stem het vandaag een beetje houdt — verantwoordelijk zijn voor het organiseren van opvang en de bredere aanpak van dakloosheid. De echte verandering zal uiteindelijk op lokaal niveau gebeuren. Maar zoals ik aangaf, coördineer ik het plan. Ik vind dat ik een heel belangrijke opdracht heb gekregen, die ik ook zeer serieus neem.

Voorzitter. Een aantal partijen vroegen heel terecht naar het jaartal 2030. Mevrouw Westerveld zei specifiek: hoe gaan we 2030 halen, of gaan we dat überhaupt nog halen, en wat zijn dan eigenlijk de extra stappen van het kabinet? Ik ben het met eenieder eens die hier het jaartal 2030 heeft aangestipt als zijnde ambitieus. Men heeft dat een aantal jaar geleden zo afgesproken. Ik zie het als een belangrijke stip op de horizon, want in de ideale situatie is in 2030 niemand dakloos; zo zou het moeten zijn. Maar het is wel een ambitieus aantal. Zes maanden geleden stond de Kamer hier ook. De praktijk laat nou eenmaal zien dat het terugdringen van de cijfers weerbarstig is. De praktijk in andere landen laat zien dat het wel kan. In landen zoals Finland hebben we gezien dat de dakloosheid flink is verminderd door in te zetten op huisvesting en preventie. Die verandering is nationaal en lokaal in gang gezet. We hebben ook gezien dat het tijd kost. Dat we tijd nodig hebben, is natuurlijk niet het antwoord dat je het liefst geeft, want het liefst zou je het sneller oplossen voor iedereen. Maar dit is volgens mij het eerlijke verhaal.

De voorzitter:
Ik zie een interruptie van mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Die gaat over de woorden die de staatssecretaris nu gebruikt, want ze zegt: het is een stip op de horizon. Een paar jaar geleden werd het nationaal actieplan gelanceerd, met heel stevige woorden, namelijk dat in 2030 iedereen een dak boven het hoofd heeft. Toen hebben we tegen de ambtsvoorganger van deze staatssecretaris gezegd: dat vinden we wel heel fors en dan moet je wel zorgen dat je dat gaat halen. Er werd toen heel hard volgehouden: dat gaan we halen. Dat actieplan werd natuurlijk ook met heel veel media-aandacht gelanceerd. Ook in de afgelopen brieven en het debat van een halfjaar geleden werd nog heel krachtig gezegd: 2030 gaan we halen. Deze staatssecretaris zegt: het is een mooie stip op de horizon. Maak ik daaruit op dat ze het doel eigenlijk wat afzwakt en zegt: we gaan het proberen? Of staan de doelen die in het nationaal actieplan zijn afgesproken nog?

Staatssecretaris Maeijer:
Volgens mij bijt het elkaar niet. 2030 noemen we overal, maar ik denk dat we ook realistisch moeten zijn. We zien ook wel dat dit ons niet van de ene op de andere dag gaat lukken. Ik geloof dat het belangrijk is om dat doel voor ogen te blijven houden, maar ik zie ook dat de praktijk weerbarstig is.

De voorzitter:
Zullen we, voordat mevrouw Westerveld interrumpeert, weer vier interrupties afspreken, en proberen zo kort en bondig mogelijk te zijn?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Wat ik lastig vind, is dat 2030 een hele harde afspraak was en dat er toen door verschillende partijen in de Kamer gewaarschuwd werd: als je die duidelijke afspraak maakt, zorg dan dat je die nakomt, want heel veel mensen hebben het vertrouwen in de politiek al verloren. Als je dan ziet dat het moeilijker wordt en dat de groepen diverser en groter zijn dan werd verwacht, dan kun je natuurlijk twee dingen doen. Je kunt zeggen: we gaan door op dezelfde weg en dan halen we het misschien niet. Of je kunt zeggen: we gaan alle zeilen bijzetten en we gaan kabinetsbreed afspraken maken om het doel wel te behalen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dan: welke van deze twee is het nou? Gaan we door op dezelfde weg met het risico dat we het niet halen? Of gaat het kabinet extra stappen zetten om zijn eigen afspraak, en ook die van de ambtsvoorgangers, te halen en al die mensen en organisaties niet teleur te stellen?

Staatssecretaris Maeijer:
Ik gaf dit net ook al aan. Ik geloof dat het moeilijk is, maar ik ga er keihard aan werken om de doelstelling te halen. Daar zet ik me voor in. Maar ik denk wel dat dat het eerlijke verhaal is. Dat weet mevrouw Westerveld ook, want ze staat mij hier niet voor niks urgentie tussen de oren te wrijven, om het zo maar te zeggen. Dat is overigens heel terecht. Wij werken er keihard aan om de doelstelling te halen. Dat doe ik niet alleen, maar met mijn collega's in het kabinet. Maar het is een ambitieuze doelstelling en dat wisten we een paar jaar geleden ook. Mijn inzet en mijn beleid zijn er natuurlijk op gericht om het te halen.

De voorzitter:
Er is nog een interruptie van mevrouw Beckerman.

Mevrouw Beckerman (SP):
Ik vind het mooi dat de staatssecretaris ook landen heeft aangehaald die wel al hele grote stappen hebben gezet, zoals Finland. Wat Finland ons leert, is dat je echt de omslag moet gaan maken van zorg naar wonen. De pijnlijke realiteit in Nederland is natuurlijk dat we elke keer zeggen dat we de omslag gaan maken. De belangenorganisaties hebben ook gekeken naar gemeentelijke plannen. Ze hebben er 36 gevonden en bij slechts 10 zie je de omslag naar wonen. Zelfs dan is het niet altijd genoeg. Het is een beetje ingewikkeld om dat aan de staatssecretaris van VWS te vragen, maar herkent zij dat als we Finland en zijn succes vergelijken met Nederland, we echt een been bij moeten trekken om die omslag te gaan maken?

Staatssecretaris Maeijer:
We hebben nog een hoop werk te doen. Dat is volgens mij de afdronk, of in ieder geval de start van dit debat. Er is een ambitieuze doelstelling gesteld. De hele Kamer voelt de urgentie. Het kabinet voelt ook die urgentie. Ik wil er de tijd die mij hier is gegeven keihard aan werken om stappen te zetten om de doelstelling te halen, maar ik zie ook dat de praktijk weerbarstig is en dat het niet van de ene op de andere dag geregeld is. Helaas, zeg ik daarbij. Maar ik zie wel dat het kan. Ik noemde een land als Finland als voorbeeld, maar ik zie ook goede voorbeelden in gemeenten, bijvoorbeeld de gemeente Den Bosch, waar die omslag wel wordt gemaakt. Maar het kost tijd. Het gaat niet van de ene op de andere dag. Ik denk dat mevrouw Beckerman dat toch ook met mij eens is. Ik zie goede voorbeelden. Ik zie echt wel gemeenten die op de goede weg zijn en zich daar keihard voor inzetten, maar er is ook nog een hoop te doen.

De voorzitter:
De staatssecretaris continueert.

Staatssecretaris Maeijer:
Voorzitter. Dan heb ik een vraag van de heer Ceder: hoe verloopt het met de transformatie van de opvang en worden de transformatiemiddelen uit het IZA hiervoor gebruikt, zoals de motie-Westerveld/Bikker vraagt? Er is invulling gegeven aan deze motie door een factsheet op te stellen met initiatieven en interventies die aansluiten bij het IZA en die ingezet kunnen worden voor de preventie en aanpak van dakloosheid. Die factsheet is ambtelijk besproken met de VNG en ook met andere partijen. De volgende stap is om de factsheet te verspreiden onder de partners van het actieplan en de partners van het IZA. We wachten hiervoor natuurlijk eerst de ontwikkelingen af die op dit moment gaande zijn rondom het IZA en het aanvullende zorg- en welzijnsakkoord.

Voorzitter. Dan kom ik bij mijn volgende mapje. Dat betreft de doelgroepen.

De voorzitter:
De heer Crijns heeft eerst nog een interruptie.

De heer Crijns (PVV):
Ik was even aan het wachten tot de staatssecretaris klaar was. Ik had haar een vraag gesteld over 2030, omdat er met veel tamtam is beloofd dat niemand meer dakloos zou zijn. De staatssecretaris geeft ook aan dat het een ambitieus plan is geweest. Waar staan we nu eigenlijk? Moeten we nog veel werk verrichten? Kunt u een kleine update geven over waar we nu staan?

Staatssecretaris Maeijer:
Gelet op de recente tellingen en cijfers denk ik dat er nog een hoop werk te verrichten is. Er gebeuren mooie dingen, maar we hebben zeker nog een hele weg voor ons liggen. Absoluut.

Voorzitter. Mevrouw Westerveld vroeg mij naar de jongerendakloosheid: veel jongeren zijn dakloos en daarvoor is er een actieplan, maar wat is er nu eigenlijk "actie" aan deze actieagenda? Hij bevat namelijk geen nieuwe acties en maatregelen, zei mevrouw Westerveld. Ik snap het ongemak bij de woorden "actieplan" en "agenda". Dat bekruipt mij ook af en toe als ik weer zo'n term voorbij zie komen, maar het is soms ook ingewikkeld om een andere term te bedenken die de lading dekt. Vandaar dat dit ook weer "actieagenda" is genoemd. Dat is op zich niet onterecht, want er is wel degelijk actie nodig op het gebied van jongerendakloosheid. Met deze agenda vragen wij gerichte aandacht voor jongeren tussen de 16 jaar en 27 jaar oud. Dat is hard nodig, want het aantal dakloze jongeren was eerst dalende, maar neemt nu weer toe. Aan deze actieagenda hebben ook vele partners, waaronder de jongeren zelf, meegewerkt en bijgedragen.

Ik denk dat veel van wat nodig is om dakloosheid onder jongeren te voorkomen, al bekend is en dat het er nu vooral op aankomt om het te doen. Dat zit ook wel een beetje door dit hele debat heen. We hebben actieprogramma's en actieplannen — geef het allemaal maar een naam — maar we moeten het allemaal wel gaan doen. Dat moet ook in de regio's gebeuren. Daarom zit er ook niet allemaal nieuw beleid in, want er ligt al een hoop. Maar dat moeten we wel gaan uitvoeren.

Ik denk dat de meerwaarde van de actieagenda is dat die vooral verheldert wat er nu al gebeurt op verschillende domeinen en wat er aanvullend nog nodig is. Via de actieagenda wordt ook nadrukkelijk een beroep gedaan op het bundelen van de krachten, van de uitvoerende professional tot de woningcorporatie en van de gemeente tot het Rijk. Daar pik ik dan zelf nog een aantal punten uit waar ik extra prioriteit aan wil geven, zoals volwaardige participatie van jongeren, het betrekken van het jongerenpanel de Derde Kamer en het opschalen van de werkzaamheden van de jongerenregisseur, die op alle levensgebieden de benodigde hulp kan coördineren.

Voorzitter. Dan was er nog een vraag van mevrouw Van den Hil. Zij zei: kinderen hebben slechte toegang tot jeugdzorg doordat die geboden moet worden door de gemeente waar zij nog ingeschreven staan; verbetering kan geregeld worden door de zorg voor deze kinderen te laten vallen onder de specialistische jeugdzorg. Ze vroeg vervolgens: is de staatssecretaris bereid om dit met haar collega, de staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport, te regelen? Wij herkennen het signaal dat er knelpunten zijn in de financiering van de jeugdzorg voor kinderen die bijvoorbeeld vanwege huiselijk geweld of dakloosheid met hun ouders in een opvanghuis verblijven. Samen met de gemeente en Valente wil mijn collega-staatssecretaris mogelijke oplossingen gaan verkennen.

Voorzitter. Dan een vraag van de heer Ceder: uit de nieuwe telling van dakloosheid blijkt dat een op de vijf daklozen onder de 18 jaar is; kan de staatssecretaris zich committeren aan de deelambitie dat er in het jaar 2026-2027 geen dakloze kinderen meer zijn? Ik vind dat heel ingewikkeld. Ik deel de grote zorgen van de heer Ceder over deze cijfers. Daar ben ik ook van geschrokken, want geen kind zou op straat moeten wonen en ieder kind zou een huis moeten hebben. Ieder kind verdient een thuis. De heer Ceder vraagt of ik mij aan die deelambitie wil committeren. Wij hebben ons gecommitteerd aan het jaartal 2030 bij de aanpak van dakloosheid en nu maken we er een deelambitie van. Ik kan dat niet toezeggen. Ik ga natuurlijk wel mijn uiterste best doen om ervoor te zorgen dat kinderen dit niet overkomt. Dat doe ik niet alleen; dat doen ook de gemeentes en de veldpartijen. We doen er alles aan om te voorkomen dat kinderen dakloos worden en in de opvang terechtkomen. Het is goed dat deze groep door de tellingen beter in beeld wordt gebracht. Dat is stap één. Zo kunnen we met de gemeenten beter beleid maken voor deze groep.

De voorzitter:
De heer Ceder heeft net in de schorsing geoefend op hele korte interrupties. We gaan kijken of dat nu gaat lukken.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter, u heeft me net in de pauze heel streng aangesproken in de hoek. Ik zal daar ooit in mijn memoires wel iets over delen.

De ambitie dat er geen daklozen meer zijn in 2030 is al ambitieus — dat weten wij — maar er zal toch een manier bedacht moeten worden om dit aan te pakken. Volgens mij is het vrij logisch om een deelambitie met elkaar neer te zetten. In welke regio ga je beginnen? Voor wie doe je het? Ga je eerst senioren of gezinnen helpen? Dat zijn allemaal vragen die volgens mij wel relevant zijn om uiteindelijk naar die nul toe te werken. Als ChristenUnie zeggen wij: juist wegens de schrijnende situatie van minderjarigen is het in ieder geval belangrijk om te beginnen bij jongeren.

De voorzitter:
Uw vraag is?

De heer Ceder (ChristenUnie):
Ondanks dat de staatssecretaris zegt dat het ingewikkeld is, is zij het in ieder geval wel met me eens dat het, willen we die beweging naar nul maken in 2030, wel belangrijk is om ergens te beginnen? En is zij het met mij eens dat een deelambitie eigenlijk niet onlogisch is, omdat we het toch wel met elkaar moeten gaan vaststellen? Anders komen we er niet. Als we alles willen, gebeurt er niks.

Staatssecretaris Maeijer:
Op zich is er natuurlijk niks mis met deelambities. Ik heb bijvoorbeeld bij de voortgangsrapportage ook een aantal van mijn prioriteiten aangegeven. Daar zitten kwetsbare groepen bij, waaronder de jongeren. Als dat de deelambitie is die de heer Ceder zoekt, dan heb ik al aangegeven dat de extra groep waarvoor ik mij wil inzetten en waar ik mij nog specifieker op wil richten, onder andere de jongeren zijn. Als u die toezegging zoekt: dat ben ik al van plan. Maar mij vastprikken op nog een extra getal naast de stip op de horizon in 2030 die er al staat, vind ik heel moeilijk.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik ben heel blij dat in ieder geval jongeren inderdaad een van de groepen zijn die aandacht krijgen. Volgens mij liggen wij niet heel veel uit elkaar. De staatssecretaris zegt dat zij zich inzet voor jongeren en daar specifiek de focus op houdt. Maar als de ambitie werkelijk is dat er nul daklozen zijn in 2030 en er geen deelambities zijn, dan maakt het niet uit aan wie u prioriteit geeft, want in 2030 is het toch op nul. Dus dan is het best gek om prioriteiten te hebben, tenzij we inderdaad constateren dat we eerst aan de gang moeten met deze groep en dan met de volgende, en zo langzaam maar zeker toewerken naar nul. Dan komt het veel dichter bij mijn voorstel: leg het dan ook vast. Dus klopt mijn constatering dat, als u zegt dat u prioriteit geeft aan kwetsbare groepen, dit eigenlijk in strijd is met dat er in 2030 nul daklozen moeten zijn? In principe is iedereen dan prioriteit, tenzij u deelambities heeft.

Staatssecretaris Maeijer:
De heer Ceder weet het mooi te vertellen, met een mooie ronde redenatie. Daar ben ik altijd voor, natuurlijk. Wat ik ingewikkeld vind, is dat de heer Ceder nu op een specifieke groep een ander jaartal en een andere doelstelling plakt. We hebben de stip op de horizon van 2030. Dat wordt al ingewikkeld en moeilijk genoeg. Ik zal me er keihard voor inzetten, maar de realiteit is helaas wel dat het moeilijk is.

Daarnaast heb ik in mijn prioriteiten aangegeven dat ik mijn aandacht extra wil richten op kwetsbare groepen, waaronder jongeren. Kinderen vallen daaronder, maar ik heb er geen aparte doelstelling aan gehangen in de zin van aantallen.

De voorzitter:
De staatssecretaris continueert haar betoog.

Staatssecretaris Maeijer:
Voorzitter. Dan was er een vraag van de heer Crijns over 18-min- en 18-plus-jongeren die tussen wal en schip vallen als de jeugdhulp stopt. Hij vroeg: juist deze jongeren hebben begeleiding nodig, dus wat gaan de minister en de staatssecretaris concreet doen om deze jongeren te helpen aan een woning? Ik ga nu praten over het wetsvoorstel van de minister, maar mijn antwoord is: ingevolge het wetsvoorstel inzake regie over volkshuisvesting worden jongeren tussen de 18 en 23 jaar die uitstromen uit een gesloten accommodatie voor jeugdzorg als urgente groep aangemerkt, waardoor ze voorrang krijgen bij toewijzing van woonruimte.

Dan waren er vragen van de SGP en de PVV over de groep stille daklozen en economisch daklozen. De heer Van Dijk vroeg: kan de staatssecretaris toezeggen dat zij samen met de minister in het eerste kwartaal van 2025 concrete maatregelen presenteert voor het aanpakken van deze stille dakloosheid? Ik ben het met u eens dat het heel belangrijk is om deze groep snel te helpen, zodat we kunnen voorkomen dat er problemen ontstaan op andere levensgebieden, bijvoorbeeld in de zorg. Er zijn op dit moment al aardig wat acties in gang gezet, bijvoorbeeld de inzet van flexwoningen. Tegen de heer Van Dijk kan ik zeggen dat ik in het nieuwe jaar in gesprek ga met gemeenten, met de VNG, en met de minister en maatschappelijke organisaties, over oplossingen voor deze groep urgente woningzoekenden. Ik denk dat het wel raadzaam is om eerst met hen in gesprek te gaan over de mogelijkheden en niet nu gelijk al toe te zeggen of hier concrete acties uit voortkomen, en zo ja, welke.

De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank aan de staatssecretaris voor dat antwoord. De staatssecretaris noemde een aantal keren in haar blokje dat het een kwestie is van doen. Daar ben ik het heel erg mee eens. Als het gaat over de ETHOS-tellingen is het plaatje nog niet helemaal compleet. Het plaatje zal waarschijnlijk nog een stukje groter worden. We hebben nog niet alles in beeld, maar heel veel al wel. We kunnen aan de slag. Dan klinkt het toch heel weinig ambitieus als zij zegt: we gaan eerst weer in gesprek. Het probleem is al bekend. Ook hier zou ik zeggen: het komt nu aan op doen. We moeten het hebben over maatregelen, tenminste in het voorjaar van 2025.

Staatssecretaris Maeijer:
Ik deel op zich die oproep van de heer Van Dijk. De problemen zijn bekend. Maar ik denk dat het wijs is om met de partners die er ook over gaan, zoals de gemeenten, de VNG, de minister en ook de maatschappelijke organisaties, te kijken welke oplossingen we nu specifiek moeten klaarstomen voor deze groep. Vandaar dat ik echt eerst inzet op het voeren van dat gesprek. Ik snap dat de heer Van Dijk liever wil dat ik nu direct maatregelen aankondig, maar ik moet dat wel in overleg en in gesprek met mijn partners doen.

Dan is er een vraag van mevrouw Westerveld: welke extra stappen worden ondernomen voor de lhbtiq+-personen? Movisie heeft een verkenning gedaan naar de situatie van dakloze lhbtiq+-personen in Nederland. Naar aanleiding hiervan is geïnvesteerd in het vergroten van het handelingsperspectief van de professionals. Zo zijn er bijvoorbeeld trainingen en e-learnings ontwikkeld. Het nationaal actieplan vraagt bijzondere aandacht voor deze groep. Samen met de betrokken organisaties is een eerste start gemaakt om te komen tot een werkagenda om dit verder te concretiseren. De betrokken organisaties vragen onder meer om onderzoek naar de omvang en de geografische spreiding van deze doelgroep en vragen aandacht voor risicofactoren en vroegsignalering. Movisie is gevraagd om een vervolgonderzoek te doen. Ik stel voor dat ik de Kamer en mevrouw Westerveld op de hoogte houd van de vorderingen daarin.

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik heb even een vraagje. Mooie aandacht van mevrouw Westerveld hiervoor. Op de hoogte houden is altijd leuk, maar ik ben altijd van de concrete tijdpaden. Heeft dit actieplan, werkagenda, aanjaagteam een tijdpad?

Staatssecretaris Maeijer:
Ik kijk even naar iemand in de bankjes. Hebben wij een tijdpad? Nee, we hebben nog geen tijdpad, maar misschien dat ik daar in tweede termijn op terug kan komen.

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik onderhandel even.

Staatssecretaris Maeijer:
Ik kom er in de tweede termijn op terug. Ik zal even kijken of ik het concreter kan maken.

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Volgend jaar?

De voorzitter:
Mevrouw Van den Hil denkt dat ze vandaag op de markt staat — de kerstmarkt. De staatssecretaris continueert haar betoog. Mevrouw Van den Hil krijgt antwoord in tweede termijn.

Staatssecretaris Maeijer:
Yes, voorzitter.

Dan kom ik nu bij het mapje over de EU-migranten en de pilots. De heer Van Dijk vraagt: kan de staatssecretaris samen met SZW in gesprek gaan met de VNG en de werkgeversorganisaties over de huisvesting van arbeidsmigranten? Dit kabinet vindt dat werkgevers een grote verantwoordelijkheid hebben bij de aanpak van misstanden bij arbeidsmigranten. De minister van SZW is op dit moment een convenant aan het voorbereiden, waarin afspraken met werkgevers komen over hoe we arbeidsmigranten die in de knel zitten, kunnen gaan helpen. Sinds juni 2023 is de Wet goed verhuurderschap van kracht. Die verplicht gescheiden contracten voor wonen en werken. In het wetsvoorstel regie op de volkshuisvesting zijn arbeidsmigranten als aandachtgroep opgenomen. Vanuit de sector zelf komen ook initiatieven. De ABU heeft bijvoorbeeld het project Vangnet geïnitieerd. In dat project worden arbeidsmigranten terug aan het werk geholpen en daarmee ook terug in de huisvesting. Bij het COA zijn afspraken gemaakt dat mensen langer in de huisvesting kunnen blijven, ook als het werk stopt.

Voorzitter. Dan zijn er vragen gesteld over de pilots. In antwoord op de vragen van de PVV, GroenLinks-PvdA en de SGP: er ligt een motie-Patijn. Die verzoekt de regering om samen met de VNG in kaart te brengen wat de financiële gevolgen zijn van uitbreiding van de opvang naar andere steden. Ik heb de VNG en de betrokken wethouders hierover recent gesproken. Zij hebben aangegeven behoefte te hebben aan structurele financiering, maar zeggen ook dat er meer onderzoek nodig is naar de omvang van de problematiek en ook naar de benodigde middelen. Ik zal bij de uitvoering van de motie in overleg met mijn collega's van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en met mijn collega's van het ministerie van Asiel en Migratie nagaan of en hoe de pilots gecontroleerd kunnen worden. Ik zal de Kamer hier begin 2025 over informeren.

Dan was er nog een specifieke vraag van de heer Ceder over het Europees Sociaal Fonds. De middelen van het Europees Sociaal Fonds zijn niet geoormerkt voor dakloosheid. Gemeenten kunnen nu al wel gebruikmaken van het ESF, want dat is bedoeld voor burgers met een afstand tot de arbeidsmarkt. Dat wordt ook meegenomen in het onderzoek naar of en hoe we de pilots uitvoeren. Volgens mij kan ik daar ook nog aan toevoegen dat we bij de volgende meerjarenbegroting van de Europese Unie natuurlijk ook kunnen bekijken hoe we dit steviger kunnen verankeren.

Voorzitter. Dan heb ik nu nog een aardige map met overige vragen. Mevrouw Beckerman vroeg waarom dakloze mensen niet sneller een briefadres krijgen. In een eerder aangenomen motie heeft zij hier ook toe opgeroepen. Gemeentes zijn verplicht en verantwoordelijk om mensen in te schrijven in het BRP. Zij mogen een onderzoek starten om na te gaan of iemand geen ander woonadres heeft om zich in te schrijven. Wettelijk is geregeld dat de datum van aanvraag uiteindelijk de datum is waarop de inschrijving met terugwerkende kracht begint. Momenteel wordt de wetswijziging geëvalueerd. De resultaten worden dit voorjaar verwacht. Op basis hiervan ga ik met de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in gesprek over welke ondersteuning extra of anders geboden kan worden om die knelpunten te verhelpen, zowel richting de gemeenten als richting aanvragers van een briefadres. Daarmee hoop ik invulling te geven aan de motie van mevrouw Beckerman.

Mevrouw Westerveld vroeg naar het noodplan, dat nu een actieplan heet. Ik snap haar vraag volledig. De Kamer vraagt om een noodplan en nu krijgt zij een actieplan. Ik wil hier geen semantische discussie gaan voeren over woorden. Ik wil wel aangeven dat ik haar gevoel voor urgentie onderstreep, maar iets dat we vertalen als nood vraagt ook om actie. Vandaar dat het een actieplan is genoemd. Daar is met de betrokken landelijke partijen samen voor gekozen. Ook volgens hen sluit dit beter aan bij de verwachtingen over hoe we dit snel kunnen oplossen. Ik kijk even naar mevrouw Westerveld. We hadden natuurlijk een beetje een discussie over een actie- en noodplan. Ik weet niet of dit helemaal haar vraag beantwoordt.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Deze motie, van inmiddels een halfjaar geleden, vraagt om snel een oplossing te bieden, omdat we allemaal zien dat mensen die psychische hulp nodig hebben ook op een professionele plek met hulpverleners opgevangen moeten worden. Een noodopvang of andere vorm van daklozenopvang is voor hen vaak niet geschikt. Wat ik het liefst hoor, is wat de staatssecretaris nu gaat doen om ervoor te zorgen dat deze mensen een passende plek krijgen.

Staatssecretaris Maeijer:
Ik denk dat het goed is dat de Kamer zich heeft uitgesproken over een noodplan. Dat heeft een gevoel van urgentie neergelegd. Wij zijn daar vervolgens mee aan de slag gegaan. Met de betrokken partijen is ervoor gekozen om het een actieplan te noemen, omdat dit beter aansluit bij de verwachtingen over hoe we dit snel kunnen oplossen. In sommige gevallen is het een kwestie van het beter bij elkaar brengen van de zorgvraag en het zorgaanbod. We zijn nu aan het kijken naar welke mogelijkheden er zijn. Ik zie ook de mogelijkheden om dit samen met de zorgkantoren en zorgaanbieders sneller op te pakken. Dat zal ook een deel van die nood kunnen oplossen. Daarnaast is er voor een aantal mensen helaas nog geen passend zorgaanbod beschikbaar. De eerlijkheid gebied ook te zeggen dat het tijd kost om voor deze mensen een passend aanbod te realiseren.

De voorzitter:
Mevrouw Westerveld met haar laatste interruptie.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Het gaat natuurlijk ook over woningen. Daarom heb ik in mijn bijdrage deze vraag aan de minister gesteld. Dus ik hoop dat de minister hierop nog terugkomt in haar beantwoording.

Staatssecretaris Maeijer:
Dat hoop ik dan ook.

Mevrouw Beckerman, mevrouw Bruyning en de heer Ceder hebben een aantal vragen gesteld over de winteropvang. Zoals u allen weet, zijn de gemeenten er verantwoordelijk voor dat dakloze mensen niet in de winterkou buiten hoeven te slapen. De winterkouderegeling wordt bovenwettelijk aangeboden, om op die manier een zo laagdrempelig mogelijke opvang aan te kunnen bieden aan mensen die op basis van de Wmo 2015 geen recht hebben op die opvang. Er is dus geen sprake van een standaard. Daardoor bestaan er ook verschillen tussen gemeenten in het vormgeven van deze opvang, juist vanwege de beleidsvrijheid die zij hebben en ook de politieke keuzes die zijn hierin maken. Er zijn dus gemeenten die kiezen voor een permanente openstelling, terwijl andere gemeenten de opvang alleen openstellen wanneer de gevoelstemperatuur onder de nul graden is. Ik zie vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid voor de Wmo 2015 in dezen geen taak of mogelijkheid voor mij voor het opleggen van standaarden aan de gemeenten.

In aanvulling daarop is het volgens mij goed om aan te geven dat de VNG in april 2023 een handreiking heeft gepubliceerd met daarin de belangrijkste elementen voor een goede winterkouderegeling. Dat geeft gemeenten ook handvatten. De handreiking is ook geschreven met de bedoeling om de standaarden enigszins te harmoniseren. Maar desondanks bestaan er verschillen tussen gemeenten in de vormgeving van deze opvang, vanwege die beleidsvrijheid en ook de keuzes die gemeenten maken. Dat is nu eenmaal zo.

Mevrouw Bruyning merkte op dat de model-APV van de VNG indruist tegen de aangenomen motie-Bruyning over het beboeten van dakloze mensen. Zij vraagt hoe dit bijdraagt aan het oplossen van dakloosheid en of de staatssecretaris al in gesprek is geweest met de VNG. Het tegengaan van stigmatisering is een van de aandachtspunten van het Nationaal Actieplan Dakloosheid. Mijns inziens is het dus weinig zinvol om mensen te beboeten die de boete meestal niet kunnen betalen. Het draagt ook bij aan de stigmatisering van daklozen, iets wat we juist willen bestrijden. Het is ook zo dat gemeenten hier zelf regels over kunnen maken. Gemeenten die kiezen voor een zogenaamd buitenslaapverbod geven aan dat zo'n verbod gericht is op het voorkomen van overlast en bedoeld is als stok achter de deur voor ondersteuning. De VNG heeft aangegeven de motie van de Kamer heel zorgvuldig te willen behandelen. Dat vraagt om interne afstemming, zodat de wens van de Kamer kan worden besproken bij de volgende herziening van de model-APV. Ik kan u naar verwachting voor de zomer nader informeren over de uitkomsten daarvan.

De heer Ceder (ChristenUnie):
De staatssecretaris gaf net aan dat ze wat betreft de koudweerregeling geen rol voor zichzelf ziet omdat de gemeenten daarover gaan; zo vat ik het even samen. Maar het is wel een probleem dat er sprake is van rechtsongelijkheid. Dat heeft ermee te maken dat het soms heel lastig is om vast te stellen in welke gemeente iemand recht heeft op opvang. Je hebt bijvoorbeeld bankslapers die soms in de gemeente Amsterdam en soms in de gemeente Zaandam slapen, dus per dag bekijken waar zij zullen slapen. Dan kan het zo zijn dat de gemeente Amsterdam zegt "u bent een paar dagen in Zaandam geweest, dus u moet zich in Zaandam melden", terwijl de gemeente Zaandam zegt "gisteren was u nog in Amsterdam, dus u moet zich daar melden". Dakloze kwetsbare mensen worden dan dus als het ware als een pingpongballetje heen en weer gestuurd. De gemeenten zelf komen daar niet uit, dus juist daarom is het belangrijk dat vanuit de verantwoordelijkheid van het kabinet de regering er wel over in gesprek gaat. Ik hoop geschetst te hebben dat het gesprek overlaten aan de gemeenten niet tot een oplossing gaat leiden, omdat het heel diffuus is waar iemand thuishoort. Ik vraag de staatssecretaris of zij op basis van deze overweging alsnog in gesprek zou willen gaan met in ieder geval de VNG om over dit soort gevallen duidelijkheid te geven.

De voorzitter:
Kort, kort, kort.

Staatssecretaris Maeijer:
We zijn voortdurend in gesprek met de VNG. Het is natuurlijk goed dat de heer Ceder dit ook hier weer te berde brengt. Het lastige is wel — dat gaf ik net ook aan in antwoord op de vragen over de winteropvang — dat de gemeenten door de manier waarop we dit stelsel met elkaar hebben ingericht nu eenmaal een beleidsvrijheid hebben. Zij hebben dus ook de vrijheid om daarin hun eigen politieke keuzes te maken. En vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid heb ik geen taak om bij de gemeenten een bepaalde uniformiteit af te dwingen.

De voorzitter:
Uw laatste interruptie.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Maar zeggen dat het stelsel nu eenmaal zo is, heeft tot gevolg dat Nederlanders buiten in de kou in de steek worden gelaten. De overheid, noch de gemeenten en noch de regering-Schoof, helpt deze mensen niet. De overheid zegt in feite tegen deze mensen: het is maar zo; totdat er ooit een stelselwijziging komt, zoekt u het maar lekker uit. Dat zijn niet uw woorden, maar het is wel de facto het gevolg. Er komt namelijk geen oplossing, omdat daar waar twee gemeenten er niet uitkomen, er geen hoger orgaan is om in te grijpen of in ieder geval het gesprek te regisseren.

De voorzitter:
En uw vraag is?

De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik zal met een motie komen omdat ik echt denk dat als we het zo laten, mensen de komende winter buiten moeten slapen. Want die winterkouderegeling ... Probeer het maar te regelen met elkaar. Het kan niet zo zijn dat we dit door een bureaucratische, kafkaëske situatie zomaar laten gebeuren. Ik kom dus met een motie. Ik hoor de staatssecretaris en ik hoop dat ook mijn collega's het om deze reden onbestaanbaar vinden om te accepteren dat mensen buiten moeten slapen.

De voorzitter:
We zien de heer Ceder in tweede termijn terug met een motie. De staatssecretaris continueert.

Staatssecretaris Maeijer:
Voorzitter. In de richting van mevrouw Van den Hil, die net vroeg wanneer het plan van aanpak er komt, zeg ik dat voor de zomer van 2025 de volgende voortgangsrapportage komt. Ik hoop dat mevrouw Van den Hil mij gehoord heeft. Ze zegt ja.

Voorzitter. De heer Crijns vroeg: de totale zorgkosten voor dakloze mensen zijn hoog en worden geschat op €40.000 tot €80.000 per jaar; kloppen deze cijfers? De kosten per traject voor maatschappelijke opvang variëren heel sterk van gemeente tot gemeente. Ze hangen onder andere af van het soort opvang dat geboden wordt en ook van de intensiteit van de begeleiding. Ze variëren van zo'n €40.000 tot €60.000. Dat zijn alleen de kosten voor de opvang die vanuit de Wmo geboden wordt. De kosten voor bijvoorbeeld crisisopvang, politie-interventie of natuurlijk verloren levensjaren kunnen we niet ramen. De maatschappelijke kosten zijn dus waarschijnlijk een stuk hoger. Tegen de heer Crijns zeg ik: de bewezen goedkoopste manier om daklozen te helpen, is om ze te huisvesten — dat zei hij zelf ook al in zijn inbreng — met begeleiding, wat ook een van de speerpunten is.

Voorzitter. Mevrouw Van den Hil stelde nog een vraag over de vrouwenopvang: is de staatssecretaris bereid om vlot aan de slag te gaan met het organiseren van goede opvangplekken voor vrouwen en hierbij de initiatieven die er al zijn, als voorbeeld te nemen? Een belangrijke vraag. Goede opvang voor vrouwen is natuurlijk ontzettend belangrijk. De gemeenten zijn hiervoor verantwoordelijk. Ze zijn er ook voor verantwoordelijk dat er voldoende plekken zijn. Ze krijgen hier financiële middelen voor. Ik ben op dit moment in gesprek met de VNG en met Valente over de knelpunten die zij ervaren. Die gesprekken zetten we aan het begin van het nieuwe jaar voort.

De voorzitter:
Mevrouw Van den Hil heeft een interruptie. De hoeveelste is het?

Mevrouw Van den Hil (VVD):
De tweede.

De voorzitter:
Dan heeft u er nog drie tegoed, deze inbegrepen.

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Dank, dan begin ik er maar aan. Ik zal het kort houden. Mooi dat u aandacht heeft voor die vrouwenopvang. Ik denk dat er veel belangrijke groepen zijn, maar met name in de vrouwenopvang vind ik het belangrijk dat die vrouwen ook veilig opgevangen worden. Ik snap dat er gesprekken zijn, maar ik roep de staatssecretaris via u, voorzitter, op om voor deze extra kwetsbare groep nog iets harder te lopen en te kijken of die dames ook veilig opgevangen kunnen worden.

Staatssecretaris Maeijer:
Die aansporing neem ik ter harte. Dank u.

Dan waren er nog een aantal vragen over de bezuinigingen op de SOV-regeling, onder andere van de heer Krul, maar ook van mevrouw Westerveld. In de brief van de minister van VWS die uw Kamer gisteren heeft ontvangen, staat dat de minister gaat werken aan een nieuwe regeling. Die wordt samengevoegd met de regeling onverzekerbare vreemdelingen. Het is de ambitie van de minister van VWS en deze nieuwe regeling om met deze inspanningen ook een kostenbesparing te realiseren. Zoals u weet, heeft het CAK geconcludeerd dat de maatregel die eerder was voorgesteld, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen wel of niet spoedeisende hulp, niet mogelijk is. Zij hebben dan ook geadviseerd om de twee regelingen, de SOV en de OVV, samen te voegen. Dit zal ook bijdragen aan het verminderen van de administratieve lasten. De inrichting van die nieuwe regeling wordt samen met het CAK en andere betrokken partijen verkend. Daarnaast worden ook maatregelen genomen om onder andere onverzekerdheid tegen te gaan.

De heer Krul (CDA):
Ik ben niet tegen die nieuwe regeling. Sterker nog, ik denk dat er best wel winst te behalen valt. Ik heb het stroomschema gezien. Het is gewoon ontzettend complex. Wat ik ingewikkeld vind, is dat we een nieuwe regeling aan het optuigen zijn omdát we een taakstelling hebben. Kan de staatssecretaris toezeggen dat in de eerste plaats gekeken wordt naar hoe zo'n nieuwe regeling eruit zou moeten zien, hoe die effectief zou kunnen werken, en vervolgens daarover de Kamer informeren, zonder dat daar gelijk al het stempeltje op zit dat die een halvering van het budget moet opleveren? Dan kan de Kamer namelijk een afweging maken of ze dat geld wel of niet willen zoeken. Het lijkt me gewoon geen gezonde uitvalsbasis om een nieuwe regeling te bedenken als je weet dat die de helft minder mag gaan kosten.

Staatssecretaris Maeijer:
Volgens mij gaf ik dat antwoord ook. Het is de ambitie van de minister om met die nieuwe regeling en met die inspanning ook die kostenbesparing te realiseren. Want de taakstelling is ook gewoon een feit.

De heer Krul (CDA):
Ja, dat snap ik. Oké, maar dan is er dus per definitie niet de ruimte voor een effectieve regeling, want het zou zomaar kunnen zijn dat die wat meer geld kost dan de 40 die overblijft, en misschien zelfs wel meer dan de 80. Maar het leidende principe moet toch zijn dat we deze mensen goede zorg willen bieden en dat het ook makkelijker moet zijn voor zorgverlenende instanties om dat te kunnen declareren et cetera, et cetera? Dat moet toch de uitgangspositie zijn voor het creëren van een regeling, en niet: we gaan het budget halveren en daar gaan we een regeling bij bedenken? Ik zoek gewoon een beetje naar wat ruimte daar.

Staatssecretaris Maeijer:
Volgens mij, als ik de brief van de minister goed lees, gaan die twee hand in hand. De minister wil een nieuwe regeling, zoals ook is geadviseerd, en wil met deze inspanning ook die genoemde kostenbesparing realiseren.

Voorzitter. Dan ben ik door mijn … O nee, ik heb nog één vraag van de heer Krul, over de buurthuiskamer, de initiatieven die draaien op gemeentelijke financiën, waar nu veel op wordt bezuinigd. Ik ken het initiatief niet, maar het klinkt wel als iets wat ik zou moeten kennen. Het klonk als iets moois. We hechten natuurlijk heel veel waarde aan de samenwerking met de medeoverheden, ook als het lastig wordt. Daarom hebben we een overhedenoverleg, waarin ook erkend is dat de financiën onder druk staan. Het gesprek daarover wordt heel zorgvuldig en precies gevoerd. Daar is eerder al over gesproken. Daarin is geconcludeerd dat we de huidige en toekomstige scheefgroei in het sociaal domein zeer serieus gaan onderzoeken.

De heer Krul (CDA):
Heel kort, want dit is natuurlijk een mooie voorzet. Zou de staatssecretaris bereid zijn of willen toezeggen dat ze zo'n buurthuiskamer eens gaat bezoeken? Ik denk dat dat hele mooie inzichten gaat opleveren. Het zijn echt heel waardevolle initiatieven. Er gebeurt daar heel veel op het gebied van informele zorg. Ik denk dat dat kan bijdragen aan de beeldvorming hierover.

Staatssecretaris Maeijer:
Heel graag. Gaat de heer Krul dan nog een keer mee?

De voorzitter:
Zo vlak voor kerst hebben de heer Krul en de staatssecretaris afgesproken samen op stap te gaan.

Staatssecretaris Maeijer:
Dan ben ik door mijn blokjes heen, voorzitter.

De voorzitter:
Er is ook nog één interruptie, van mevrouw Bruyning.

Mevrouw Bruyning (NSC):
Als het goed is — maar misschien heb ik het mis; corrigeert u me dan vooral, zeg ik via de voorzitter — mis ik nog een antwoord van de staatssecretaris op de vraag of zij zou kunnen toezeggen om samen met de andere bewindspersonen onderzoek te doen naar de samenhang tussen jongerendakloosheid en jeugdzorg.

De voorzitter:
We gaan even zoeken.

Staatssecretaris Maeijer:
Sorry, hoor. Ik herinner me uw vraag, maar aangezien het ook over het terrein van mijn collega gaat, moet ik wel even zorgvuldig zijn in mijn beantwoording. Mevrouw Bruyning vroeg: kan de staatssecretaris toezeggen onderzoek te doen naar de samenhang? Het antwoord daarop is: nee, want er zijn al verschillende onderzoeken gedaan naar de overgang tussen jeugdzorg en volwassenheid, zoals het recente onderzoek van AEF, waarover de staatssecretaris Jeugd de Kamer ook heeft geïnformeerd. De korte versie van het antwoord is: nee, want we hebben al een aantal onderzoeken gedaan.

Mevrouw Bruyning (NSC):
Ik begrijp wat de staatssecretaris aangeeft. Toch gaan niet al die onderzoeken specifiek in op de koppeling tussen jongerendakloosheid en de uitstroom uit de jeugdzorg, dus dat was meer waar mijn vraag op gericht was. Ik vroeg of die specifieke samenhang onderzocht kon worden, zodat je beter kan inzetten op preventie, want onderdeel van de actieagenda Voorkomen van jongerendakloosheid is ook dat we natuurlijk veel willen inzetten op preventieve maatregelen. Ik denk dat als je dit onderzoek zou uitvoeren en de uitslagen daarvan zou meenemen, je veel betere preventieve maatregelen zou kunnen inzetten.

Staatssecretaris Maeijer:
Ik hoor wat mevrouw Bruyning vraagt. Sta mij toe om daar in tweede termijn eventjes op terug te komen.

De voorzitter:
Mevrouw Van den Hil heeft nog een nabrander.

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik kan het even gemist hebben, want af en toe dommel ik een beetje weg, maar …

De voorzitter:
Dat gelooft niemand.

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Nee. Nou ja … Ik heb nog de vraag of er bij de zorgverzekering ook gekeken kan worden naar de richtlijn gerede twijfel. Wat de VVD betreft is voorkomen nog steeds beter dan genezen. Ik denk dat dit een winst is voor iedereen: je blijft in de zorgverzekering en we kunnen mensen ook beter helpen.

Staatssecretaris Maeijer:
Sta mij toe om hier in tweede termijn even op terug te komen. Ik heb dit antwoord hier nu niet paraat. Ik meen mij te herinneren dat het antwoord is dat we de signalen die mevrouw Van den Hil hier ter sprake bracht niet per se herkennen, maar dat we er wel over in gesprek zijn, om breder te kijken of ze toch niet spelen en wat we er dan aan kunnen doen. Maar sta mij toe om er in tweede termijn iets concreter op terug te komen.

De voorzitter:
Dank aan de staatssecretaris. Dan geef ik nu graag het woord aan de minister.

Minister Keijzer:
Dank u wel, voorzitter. Mijn collega is net al uitgebreid ingegaan op allerlei verschillende categorieën die onder de categorie dakloos kunnen gaan vallen. Altijd als ik het over dit onderwerp heb, realiseer ik mij dat iedereen dakloos kan worden. Ja, ook u, voorzitter, en ook ik. Je hebt je leven compleet op orde en er is niks aan de hand, maar door een samenloop van toevalligheden, omstandigheden of gezondheidsproblematiek sta je op een dag op straat. En wat dan? Wat dan?

Dat is het moment waarop mijn portefeuille een rol gaat spelen. Want housing first, het principe van eerst een dak boven je hoofd, is eigenlijk dé oplossing. Tegelijkertijd zijn er natuurlijk mensen met bijvoorbeeld psychiatrische problemen, voor wie ook zorg noodzakelijk is. Maar ook dan is er een plek nodig, een dak boven het hoofd, een sleutelgat waar je een sleutel in steekt waarna je binnentreedt.

Zo benader ik dit onderwerp ook. In zijn algemeenheid is dus vanuit mijn portefeuille bouwen de oplossing, het simpelweg toevoegen van woningen, zo veel als je kunt op zo veel mogelijk plekken. Dat er soms zorg nodig is omdat mensen verslaafd zijn, psychiatrische problemen hebben, naar banen geholpen moeten worden, betreft mijn collega's in het kabinet; ík ga over het toevoegen van woningen.

Voorzitter. Op verschillende manieren is aan mij gevraagd hoe ik mij daarvoor inzet. Daar zat tegelijkertijd ook een klein beetje de terughoudendheid aan mijn kant om in te gaan op het verzoek van mevrouw Beckerman om hier aanwezig te zijn. Ik ben nu vijf maanden minister en heb al meerdere debatten gevoerd over Ruimtelijke Ordening, over Volkshuisvesting, over betaalbaar wonen. Daar heb ik de collega's van degenen die hier nu vanuit de Zorgportefeuille zitten in allerlei verschillende bewoordingen verteld wat ik doe. Soms waren dat trouwens dezelfde collega's die hier nu zitten, want in sommige fracties worden woordvoerderschappen gecombineerd. Zo zit mevrouw Van den Hil hier vandaag, maar naast haar zit de heer De Groot, woordvoerder Volkshuisvesting.

Een van de vragen die door een aantal van u gesteld is, is waarom het in de Woontop niet is gegaan over daklozen. Daar gíng de Woontop over! Die ging over woningzoekenden, en daar hebben we er veel en veel en veel te veel van. Ik heb een kalender overhandigd gekregen van de Maaskoepel — dat is een samenwerking van verschillende corporaties in Rotterdam — met, voor elke dag van het jaar, 365 woningzoekenden. Soms zijn het mensen die feitelijk dakloos zijn omdat ze van bank naar bank gaan of antikraak wonen, soms zijn het mensen die met te veel kleine kinderen in een te kleine woning zitten. Wat in ieder geval bij mij op het netvlies is blijven staan, is dat de desbetreffende bestuurder vertelde dat er in haar omgeving 100.000 actief woningzoekenden zijn, dus actief woningzoekenden, terwijl er elk jaar nog geen 10.000 woningen vrijkomen. Dat betekent dus dat de kans om een huis te krijgen als je echt actief op zoek bent naar een woning, gewoon veel te klein is. Dat is wat mij motiveert en waar ik elke dag aan werk.

Voorzitter. Ik ga nu een aantal vragen beantwoorden die aan mij zijn gesteld. Een van die vragen was hoe het nou zit met de urgentieverlening. Niet alle daklozen krijgen urgentie, werd opgemerkt. Nee, dat klopt. Als je dat zou doen, zou bijna niemand die bijvoorbeeld starter is en bij zijn ouders woont nog in aanmerking komen voor een betaalbare huurwoning.

Mevrouw Beckerman vroeg of ik het onwenselijk vind dat sommige mensen die nu dakloos zijn — dan bedoel ik: economisch daklozen — geen urgentie krijgen. Als je dat zou doen, kom je in een situatie dat als je niet in een tent woont, zoals in het voorbeeld van mevrouw Beckerman, je nooit meer aan de beurt komt. De keuzes die daarin worden gemaakt, worden gemaakt door gemeenten. In de wet regie volkshuisvesting, die in uw Kamer ligt, zijn een aantal maatregelen opgenomen. Het is in ieder geval de bedoeling dat gemeenten volkshuisvestingsprogramma's gaan schrijven. Daaraan gaan zogeheten "woonzorgvisies" vooraf. Daarin worden alle aandachtsgroepen in de desbetreffende gemeente opgenomen. Hier zitten uitstromers uit instellingen zoals de maatschappelijke opvang in, maar ook mensen die dakloos dreigen te raken, arbeidsmigranten, studenten en woonwagenbewoners. Maar in diezelfde wet wordt vervolgens aangegeven dat gemeenten in ieder geval in hun huisvestingsverordening en hun urgentieverordening een aantal urgentiecategorieën moeten opnemen. Hieronder vallen ook uitstromers uit instellingen zoals de maatschappelijke opvang en jeugdzorginstellingen, en mensen die in detentie hebben gezeten.

Waarom zijn alleen deze groepen verplicht in de wet regie opgenomen? Dat zou de vervolgvraag van mevrouw Beckerman kunnen zijn. Omdat je wel een grond moet hebben op basis waarvan je dat doet. Het feit dat deze mensen nu, omdat ze bijvoorbeeld zorg nodig hebben, in de maatschappelijke opvang zitten, waar ze worden geholpen om hun problematiek weer in de vingers te krijgen, leidt tot een volgende stap: de stap naar een eigen huurwoning, vaak nog wel met wat ambulante zorg om niet te vervallen in het oude gedrag. Daardoor komt er voor iemand anders in zo'n zelfde situatie weer een plekje vrij in de maatschappelijk opvang.

Voorzitter. Er is ook nog gevraagd hoe de gemeente Amsterdam het doet. Amsterdam heeft hiervoor een ander systeem gekozen. Ze werken met een woonruimteverdeelsysteem, dat naast urgentie werkt met het toekennen van punten, afhankelijk van de persoonlijke situatie van woningzoekenden, waarbij woningzoekenden punten krijgen voor het wachten en voor het actief reageren op passende woonruimte. Ze krijgen "situatiepunten", zoals dat wordt genoemd, als ze behoren tot een groep die weliswaar geen urgentie krijgt maar wel dringend woonruimte nodig heeft, zoals mensen met kinderen die in scheiding liggen. Het resultaat hiervan is wel dat bij het merendeel van de woningzoekenden de persoonlijke situatie voorrang geeft boven andere woningzoekenden. Het is het verdelen van schaarste wat we hier doen. Dat is eigenlijk de trieste werkelijkheid.

Er is ook aan mij gevraagd, door de fractie van NSC, of kleinere sobere woonoplossingen kunnen helpen voor specifieke doelgroepen. Ja, alles wat je extra doet, kan helpen. Ik werk aan het versneld uitbreiden van de sociale woningvoorraad via tijdelijke huisvesting. Begin 2025 gaat de Stimuleringsregeling Flex- en Transformatiewoningen opnieuw open. Met de Vereniging van Nederlandse Gemeentes en de corporatiekoepel Aedes ga ik gemeentes aansporen om hier gebruik van te maken. Uw Kamer heeft een amendement aangenomen om in 2025 een nieuwe tranche van de Regeling huisvesting aandachtsgroepen open te stellen. Die kan ook ingezet worden voor dak- en thuislozen.

Voorzitter. Dan heb ik nog een aantal vragen die aan mij gesteld is over de Woontop. Die heb ik zojuist beantwoord.

De heer Ceder, van de ChristenUnie, vroeg nog aan mij hoe ik goedkoper en sneller ga bouwen. Dit wordt voor mij een soort Volkshuisvestingsdebat. Maar in zijn algemeenheid ben ik bezig met de agenda STOER, schrappen tegenstrijdige en overbodige eisen en regelgeving. Dat doe ik om sowieso te uniformeren en standaardiseren in Nederland, zodat er snel bouwvergunningen kunnen worden aangevraagd en verleend om ervoor te zorgen dat er zo snel en veel als mogelijk woningen worden toegevoegd.

Ook vroeg de fractie van de SP aan mij — ik las dat er meer fracties in deze Kamer zijn die zich zorgen maken — over het bericht dat gisteren of vanmorgen naar buiten is gekomen dat er in de zogenaamde middenhuur een maximale stijging van de huursom van 7,7% mag zijn. Ja, dat vloeit voort uit de Wet betaalbare huur, die uw Kamer nog niet zo heel erg lang geleden heeft aangenomen. In het segment betaalbare huur, huurwoningen tot €1.157 per maand, dus van 144 tot en met 187 punten, mogen de huurstijgingen de consumentenprijsindex plus 1% volgen. Dat is het effect van de keuzes die de Kamer zelf heeft gemaakt. Excuus, ik bedoelde de cao-ontwikkeling plus 1%.

De voorzitter:
De heer, nee, mevrouw Wijen-Nass van BBB heeft een interruptie.

Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Het ging deze keer bijna goed, voorzitter. U zei eerst "de heer", maar uiteindelijk ging het toch goed.

De voorzitter:
Maar het is "mevrouw". Mevrouw Wijen-Nass.

Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Nog wel. Nee, dat was een grapje. Dank u wel, meneer de voorzitter.

De BBB heeft zich van begin af aan verzet tegen de Wet betaalbare huur. Er is nu inderdaad behoorlijk wat discussie ontstaan over die huren die zo heel erg hoog zijn. Maar dat is precies waar de BBB vanaf het begin voor heeft gewaarschuwd. Ondanks dat dit geen debat is over Volkshuisvesting, wil ik bij dezen de minister wel echt oproepen om werk te maken van een snelle evaluatie van de Wet betaalbare huur.

Minister Keijzer:
Waarvan akte.

De voorzitter:
Waarvan akte.

Minister Keijzer:
Dit is een daklozendebat.

Mevrouw Beckerman (SP):
Dat is te makkelijk. Dat is echt veel te makkelijk, niet van mevrouw Wijen-Nass, maar van de minister. Want dakloosheid is een dakenprobleem. We hebben te weinig daken. Maar een onbetaalbaar huis maakt mensen ook dakloos. Het interessante is dat wij die huurverhoging hekelden en de minister zegt: dat komt door de wet. De minister weet ook dat mijn partij en GroenLinks-Partij van de Arbeid gezamenlijk een amendement hadden op die wet om dit niet te doen, deze hoge huurverhoging. Maar wat is nu interessant? BBB zegt: wij willen die hogere huurverhoging niet. Er zijn vandaag schriftelijke vragen ingediend. Met de PVV, NSC, GroenLinks-PvdA en de SP komen we volgens mij al vrij ver richting een meerderheid. Laten we het nog één keer proberen bij de minister. Als al die partijen zich nu al via schriftelijke vragen dan wel hier in het debat dan wel anderszins hebben uitgesproken, dan ontstaat de interessante situatie dat er een meerderheid is tegen een huurverhoging van 7,7% en dan willen we wel graag weten wat het antwoord van de minister daarop is.

Minister Keijzer:
Het is makkelijk om hier, en ook in de Eerste Kamer, met elkaar een wet aan te nemen en dan vervolgens verbaasd te zijn dat die wet leidt tot dit soort percentages. Ik moet een wet uitvoeren. Dat heb ik gezworen. Daar zit dit gewoon in. Daar was u met z'n allen bij. Als u nu denkt dat dat toch niet de bedoeling is, dan is het volgens mij ook aan u om aan te geven hoe u die wet dan vervolgens wil wijzigen. Deze Kamer heeft voor de verschillende categorieën wetten aangenomen. In de vrije sector heeft u ervoor gekozen om de cao-ontwikkeling of het inflatiecijfer maatgevend te laten zijn. U heeft ervoor gekozen om de betaalbare huren, dus tussen 144 en 188 punten, aan de cao-ontwikkelingen plus 1% te koppelen. In de sociale huur hangt het ook vast aan een huurprijzenwet en een ministeriële regeling. Daar heb ik net afspraken over gemaakt met de corporaties en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Als de Kamer dat anders wil, dan is dat uiteraard aan de Kamer. Maar mij hier nu op hoge toon de maat nemen, terwijl ik een wet uitvoer die recent door de Eerste en Tweede Kamer is aangenomen, vind ik bijzonder, hoezeer ik ook snap dat het een hoog percentage is. Daar schrok ik ook van, maar dat zit vast aan het feit dat de cao-lonen gestegen zijn met gemiddeld 6,7%.

De voorzitter:
Niet alleen in verband met de tijd, maar ook omdat dit debat eigenlijk niet over de Wet betaalbare huur gaat, wijs ik op het volgende. Begin 2025 schijnt er een brief te komen naar de Kamer over de effecten van de Wet betaalbare huur. Wellicht kan er op basis daarvan een debat worden aangevraagd. We moeten ook echt een beetje vaart maken. Dat gezegd hebbende geef ik het woord graag kort aan mevrouw Beckerman.

Mevrouw Beckerman (SP):
Ik ga verder interrumperen op wonen. Dit is natuurlijk een heel flauw antwoord, omdat de minister heel goed weet dat mijn partij heel veel voorstellen, maar dan ook echt heel veel voorstellen — het CDA zou zich boos maken over hoeveel voorstellen het wel niet zijn — heeft ingediend om de huren niet zo te verhogen, inclusief amendementen op de genoemde wetgeving. Dan ga ik terug naar dit debat. Ik vind trouwens dat dit daaraan gerelateerd is. Ik hoor de minister zeggen — dat begrijp ik — dat we genoeg woningen hebben, als we maar genoeg bouwen. Dat is een prachtige theorie, maar de realiteit is natuurlijk: als we verkeerd bouwen, hebben we niet genoeg woningen. Daar zit mijn zorg. De minister heeft heel duidelijk gezegd: bij de Woontop is er niet alleen aandacht gevraagd vóór, maar zijn er ook afspraken gemaakt óver studenten en ouderen. Onze oproep was: doe dat nou ook voor dakloze mensen. Waarom? Als je verkeerd bouwt, als je bijvoorbeeld ... Ik hoef dat helemaal niet uit te leggen, maar heel veel mensen komen alleen maar in aanmerking voor huizen met huren tot een bepaalde aftoppingsgrens. Als die niet gebouwd worden of als er daar te weinig van zijn, dan halen we 2030 niet.

De voorzitter:
En uw vraag is?

Mevrouw Beckerman (SP):
Dat is mijn vraag: wil de minister ook heel specifiek deze groep in beeld houden, daar afspraken over maken en die afspraken monitoren?

Minister Keijzer:
Ja, want tijdens de Woontop hebben we ook — die discussie heb ik gelukkig ook weten te beslechten — met elkaar afgesproken dat we 30% sociale huur en twee derde betaalbare huur gaan bouwen in dit land. De gedachte dat alle woningzoekenden mensen zijn met lage inkomens, is ook niet meer waar. We hebben economisch daklozen. Dat zijn gewoon mensen met banen die op zoek zijn naar een betaalbaar huis. Maar door de woningnood zijn de prijzen zo hoog geworden dat mensen niet meer kunnen kopen. Dat is één.

Twee. Er zijn ook steeds meer mensen die alleen wonen. Dat betekent dat we vooral ook kleinere appartementen voor of koop of huur moeten gaan toevoegen. Nou, dat is precies waarover ik de discussie met gemeentes ga voeren: het automatisme is om alleen maar eengezinswoningen toe te voegen, maar zorg er nou voor dat je ook veel meer kleinere woningen gaat bouwen, zodat je uiteindelijk meer éénpersoonshuishoudens kunt huisvesten. Want dat aantal is gestegen; dat blijkt ook uit CBS-cijfers van deze week. Dat zeg ik in alle overleggen die ik heb in alle woningbouwregio's.

De voorzitter:
Voor mevrouw Beckerman wordt dit de laatste interruptie. Zij heeft mij beloofd die heel kort te houden.

Mevrouw Beckerman (SP):
O ja, voorzitter?

De staatssecretaris zei iets heel moois. Ze zei: de goedkoopste manier om dakloosheid aan te pakken is huisvesting. Ik hoop dat ik het goed parafraseer. Dat is natuurlijk interessant. Ik hoor de minister zeggen dat de pot voor de huisvesting van aandachtsgroepen ingezet kán worden voor dak- en thuislozen. Toen vroeg ik mij af: is het "kan" of "zal"? Hoe gaan we ervoor zorgen dat deze goedkoopste manier, waardoor we er ook nog eens voor zorgen dat we 2030 halen, realiteit wordt?

Minister Keijzer:
De hoeveelheid huisuitzettingen is bijvoorbeeld naar beneden gegaan. Daar begon deze interruptie mee. Als mensen vroeger, zo zeg ik maar even op m'n gemak, hun huur niet meer betaalden, dan werd op een gegeven moment geconstateerd dat zij een huurachterstand hadden, en dan volgde uitzetting. Het beleid heeft er in ieder geval toe geleid dat het aantal huisuitzettingen van 5.500 in 2015 is gedaald naar 1.200 in 2022. We gaan dus met elkaar de goede kant op.

Ik heb hiervoor allerlei verschillende soorten financiële regelingen zoals de Stimuleringsregeling Flex- en Transformatiewoningen. Ik noem ook de transformatiefaciliteit, die gebruikt kan worden voor het ombouwen van leegstaande kantoren naar woningen, en de fysieke herplaatsingsgarantie, de zogenaamde flexcity's, waarvoor we ook stappen hebben gezet. Ik noem ook de Regeling huisvesting aandachtsgroepen en de extra studententranches. Al deze instrumenten kunnen door gemeentes gebruikt worden voor het realiseren van woningen. Daarvoor kan een aanvraag worden gedaan. Ik denk echt dat het goed is dat we ons realiseren dat "bouwen voor daklozen" eigenlijk een heel rare manier is om hiernaar te kijken, want "de dakloze" vind je in de dwarsdoorsnede van de samenleving. Dat zijn gewoon mensen zoals u en ik, maar zij zijn om welke reden dan ook dakloos geworden. Wat we nodig hebben, is dat zo veel mogelijk woningen worden gebouwd. Al die verschillende financieringsinstrumenten kunnen daarvoor gebruikt worden.

Voorzitter. De staatssecretaris is net al ingegaan op de arbeidsmigranten. Een van de discussies die ik op dit moment met mijn collega, de minister van SZW, voer, gaat bijvoorbeeld over de inhoudingsplicht bij arbeidsmigranten. In de commissie voor SZW is daar discussie over, maar hierbij komt het er eigenlijk ook op aan dat wordt voorkomen dat mensen een huurachterstand krijgen. Aan de ene kant is er sprake van misbruik van deze maatregel, maar aan de andere kant maakt deze maatregel het voor werkgevers buitengewoon interessant om te zorgen voor een goede huisvesting van arbeidsmigranten. De komende tijd bekijk ik met de minister van SZW wat we daar nu eigenlijk mee moeten. Je moet iets doen aan de misstanden, zonder meer. De Wet goed verhuurderschap biedt daar ook allerlei instrumenten voor. Maar we moeten ook nagaan of we niet het kind met het badwater weggooien als we de inhoudingsmogelijkheid voor werkgevers in één keer wegnemen. Daar gaat de minister van SZW de Kamer nog over informeren.

Voorzitter. Aan mij is ook nog een vraag gesteld over hospitaverhuur. Dat is trouwens ook waarom ik zo benadruk dat "economisch daklozen" — zo noemen we die — gewoon mensen zijn zoals u en ik. Hospitaverhuur kan daarom een fantastische oplossing zijn. En dat is ook waarom ik bezig ben met een wetswijziging die gaat regelen dat de opzeggingsgrond bij verkoop anders ingericht gaat worden, waardoor het financiële risico van hospitaverhuur weggenomen wordt en dit ertoe leidt dat hypotheekverstrekkers deze vorm van verhuur op grotere schaal gaan toestaan. Nu is het vaak dat als je als hospita een eigen woning hebt en iemand in huis wil nemen, de hypotheekverstrekker daar een probleem mee heeft. En waarom is dat? Omdat bij verkoop geldt "koop breekt geen huur" en je dan niet van de — zo zeg ik het maar even — studentikoze gehospiteerde af kan. Dat gaat dit regelen. En ik ga ook regelen dat die een tijdelijk huurcontract neemt, want er is ook nog een terughoudendheid; je neemt wel iemand bij je in huis. In een gemiddelde rijtjeshuiswoning moet je namelijk bovenaan de trap wachten als de hospita omhoogkomt, en vice versa. Dus als het niet klikt, dan moet je aan het begin wel een beetje zeker weten dat je, als het écht niet klikt, het huurcontract, het hospitacontract, kunt verbreken.

De voorzitter:
Mevrouw Van den Hil heeft nog een interruptie.

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ja, voorzitter.

Ik was even geïnteresseerd in die hospitawet. Wanneer kunnen we die in de Kamer verwachten? En ik vraag me ook af hoe de minister aankijkt tegen "stel dat het wél klikt" — maar dat is puur persoonlijk.

Minister Keijzer:
Begin 2025. En zoals het is met alles in het leven: je hebt contracten voor als het misgaat. Want als het goed gaat, heb je helemaal geen contract nodig; dan regel je dat met elkaar.

De fractie van de BBB vroeg ook nog aan mij of die 170.000 extra woningen in het recente rapport van Platform31 gereserveerd kunnen worden voor daklozen. Daarop is mijn antwoord hetzelfde: veel daklozen zijn mensen zoals u en ik. Als we maar zo veel mogelijk woonplekken toevoegen, gaat dat de dakloosheid verminderen.

Dan nog de Leegstandwet. Ik ga heel snel een brief naar uw Kamer sturen waarin de evaluatie van de Leegstandwet door bureau RIGO een plek gaat krijgen. Ik ben voornemens om de Leegstandwet aan te scherpen, maar dat zult u allemaal aantreffen in die desbetreffende brief. De bedoeling daarvan is om voor woningen die onterecht leegstaan, zo'n 12.600 in dit land waarvan niet duidelijk is waarom ze leegstaan, de wetgeving zo te maken dat je eigenaren verleidt om te verhuren.

Tot slot, voorzitter. Waarom zijn er brieven ondertekend door de staatssecretaris van VWS, en niet door mij persoonlijk? Ja, simpel: efficiëntie. Ze zijn wel door de staatssecretaris van VWS mede namens mij ondertekend.

En op de vraag van de fractie van de ChristenUnie of ik bereid ben om altijd bij dit soort debatten te zijn: ja, ik vind het belangrijk, want dakloosheid is vreselijk. En je moet echt met z'n allen alles eraan doen om dat te voorkomen. Maar de daklozen zijn er het meeste bij gebaat als ik gewoon mijn werk kan doen als minister van Volkshuisvesting, namelijk ervoor zorgen dat er zo als veel mogelijk woningen worden gebouwd. En alle uren die ik hier ben, hoe graag ook, houden mij daarvan af. Dus ik hoop dat de Kamer een beetje voorzichtig met mij omgaat.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:
Mevrouw Beckerman heeft een interruptie. Sorry ... Mevrouw Westerveld. Ik keek naar mevrouw Beckerman, maar mevrouw Westerveld heeft een interruptie.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik had een hele specifieke vraag aan de minister. Die gaat over de mensen met een Wlz/ggz-indicatie. Die stelde ik in mijn eerste termijn ook al aan de minister, omdat in de brief letterlijk staat: de huisvestingsopgave valt onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van VRO. En dat gaat over deze mensen, die psychisch gewoon in de problemen zitten, die hulp nodig hebben. Het is een beperkte groep, waar wel wat voor geregeld moet worden. Iedereen weet dat, dus vandaar mijn vraag: wat betekent deze zin nou? Wat gaat deze minister nou voor deze specifieke, maar kleine groep mensen doen, die wel echt hulp en een geschikte woonruimte nodig hebben?

Minister Keijzer:
Zij vallen onder de urgentiecategorie die in de wet regie is opgenomen: uitstromers uit instellingen. Ik heb met name de maatschappelijke opvang en de jeugdzorg genoemd, maar de ggz valt daar ook onder. In die wet is dus geregeld dat gemeenten in hun huisvestingsverordening een urgentiecategorie moeten opnemen, waaronder deze groep. In het volkshuisvestingsprogramma moeten gemeenten dus kijken hoe er ook voor deze groep mensen huisvesting komt. Dit zijn gewoon mensen net als u en ik, die uiteindelijk een dak boven hun hoofd nodig hebben, en soms nog wat ambulante zorg, om hun leven op een positieve manier in de klauwen te krijgen en te houden.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Het kan best zijn dat het zo op papier geregeld is, maar in de praktijk loopt het niet zo; dat weten we. We hebben een halfjaar geleden daarom een motie ingediend, die met een grote meerderheid is aangenomen. Die motie vroeg om een noodplan, omdat niet alleen door hulporganisaties — een aantal daarvan zit hier op de tribune — maar ook door de politie en op andere plekken wordt aangegeven dat dit echt een probleem is. Hoe gaat deze vraag om een noodplan, die door een brede meerderheid van de Kamer wordt gedeeld, nou uitgevoerd worden?

De voorzitter:
Dat was uw laatste.

Minister Keijzer:
Het is mijn verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat gemeenten dit opnemen in hun woonzorgvisies en volkshuisvestingsprogramma's, zodat het uiteindelijk in de programmering terechtkomt. Dat is wat mijn verantwoordelijkheid is. Ik ben vijf maanden minister. Ik heb met alle woningbouwregio's in het kader van de woondeals gesprekken gehad. Bijna overal hebben ze inmiddels de zorgvisies gemaakt. Nu komt het aan op het zorgen dat er woningen gebouwd worden, en dat vanuit de Wmo de ambulante zorg en hulp geregeld wordt. Dat is waar mijn verantwoordelijkheid vervolgens ook stopt. Uiteindelijk moeten er, oneerbiedig gezegd, stenen gestapeld gaan worden zodat er daken georganiseerd worden voor iedereen die in Nederland een huis nodig heeft. De ggz-problematiek gaat over de zorg en hulp die deze mensen nodig hebben in hun leven. Dat is niet mijn verantwoordelijkheid. Dat ligt bij de collega's van het ministerie van VWS.

De voorzitter:
Meneer Van Dijk, kort.

De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik was heel blij met wat de minister zei over hospitaverhuur en dat we een wetswijziging tegemoet kunnen zien. Ik had in hetzelfde blokje ook gevraagd in hoeverre het kabinet gemengd wonen kan stimuleren, dus woonvormen waarbij de buren een oogje in het zeil houden en er op elkaar wordt gelet. Wat voor mogelijkheden ziet de minister op dat gebied? Ik verwees daarbij onder meer naar de activiteiten en initiatieven van het Leger des Heils.

Minister Keijzer:
Ik zou het heel ver vinden voeren als ik regel dat mensen een oogje op elkaar houden. Dat overstijgt volledig mijn bevoegdheden. Ik ben wel aan het kijken hoe woningdelen makkelijker gemaakt kan worden. Dat betreft de zogenoemde friendscontracten. Denk dan niet alleen aan twintigers, maar ook aan 70-plussers. In Amsterdam heb ik daar mooie voorbeelden van gezien.

De voorzitter:
Kort.

De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dit komt in de buurt. Ik verwacht niet dat de minister ervoor gaat zorgen dat mensen op elkaar letten, maar je kunt daar wel aan bijdragen door daarvoor woonvormen te creëren. Denk aan gemengde woonvormen waarbij een wat jongere generatie een oogje houdt op een oudere generatie. Er is qua huisvesting en woningbouw dus wel degelijk wat mogelijk. Wil het kabinet concreet bekijken wat daar nog meer gedaan kan worden?

Minister Keijzer:
Ik heb veel woondebatten gehad de afgelopen tijd. Ik heb op een gegeven moment ook gezegd dat ik een beetje moet uitkijken dat ik niet een soort superwethouder word, waarbij ik in alle gemeentes van Nederland ga bepalen hoe en wat er precies gebouwd wordt. Ik moet op nationaal niveau in de gaten houden dat de verplichtingen die er in verschillende wetten zijn, ook landen in de gemeentelijke programmering. Dat is wat ik moet doen. Daar kan dit absoluut een onderdeel van zijn.

De voorzitter:
Ja, u heeft nog een interruptie.

De heer Diederik van Dijk (SGP):
Heel kort.

Inderdaad, deze minister is geen superwethouder. Dat weet ik. Het is wel heel duidelijk — dat hebben beide bewindspersonen gezegd — dat er heel veel contact is met de andere partijen, ook met de decentrale overheden. Neemt u dit dan a.u.b. gewoon mee, en stimuleer de gemeenten en daag ze uit om dit soort vormen op te pakken.

Minister Keijzer:
Ja.

De voorzitter:
De heer Krul, voor zijn laatste interruptie.

De heer Krul (CDA):
De laatste alweer? O jee! Nou, dan wordt het makkelijk wegtikken. Nee, hoor.

De minister is natuurlijk geen superwethouder, maar ook niet de ultieme procesbewaker. Het appel van de minister doet er wel degelijk toe. Juist als het gaat om die woonvormen, of het nou gaat om een knarrenhof of om andere vormen, krijgen we vaak van de initiatiefnemers terug dat de gemeentes toch een soort remmende factor zijn, bijvoorbeeld in het aanwijzen van locaties. We hoeven niet meteen met de vinger naar de gemeentes te wijzen, maar een appel van de minister helpt natuurlijk wel. Er zit wel een bepaalde gedachte achter dit soort woonvormen, namelijk dat je een oogje op elkaar houdt, zoals de heer Van Dijk zei. Kan de minister dat dus doen?

Minister Keijzer:
De gemeentes gaan mij de komende tijd misschien meer zien dan hun lief is. In het kader van de Woontop hebben wij allerlei afspraken gemaakt, die natuurlijk ook zien op het huisvesten van doelgroepen. Denk aan de afspraak van 288.000 zorggeschikte nultredenwoningen, om ervoor te zorgen dat er voor ouderen gebouwd gaat worden. Ik ga iedereen wel scherp houden. Ik heb inmiddels een brief verstuurd om ervoor te zorgen dat er tijdelijk even niet gehandhaafd wordt op vakantieparken, omdat ik bezig ben met een instructieregeling op grond van de Omgevingswet om ervoor te zorgen dat mensen die daar wonen, daar kunnen blijven. Wel onder voorwaarden, hè, want er zijn gewoon plekken waar het niet kan, maar mensen die op 16 mei 2024 al ingeschreven stonden op vakantieparken, mogen daar blijven wonen, via een persoonsgebonden vergunning.

Ik ga me er de komende tijd echt wel tegenaan bemoeien als ik zie dat er dingen misgaan, maar ik moet beginnen met erop vertrouwen dat gemeentes dat wat ze in hun woonzorgvisies zetten, gaan opnemen in hun volkshuisvestingsprogramma, dat dat gaat landen in programmering en dat die woningen dan uiteindelijk allemaal gebouwd gaan worden. Want ja, als ik nu al begin met zeggen dat het niet goed gaat, denk ik dat wellicht — misschien trouwens ook wel helemaal niet, hoor, want ja, je zal mij op de stoep krijgen — heel veel wethouders denken: laat maar zitten; ik zal ervoor zorgen dat wat nodig is in mijn gemeente, daadwerkelijk gebouwd wordt.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is hiermee een einde gekomen aan de termijn van de minister. Dank voor de beantwoording. Mevrouw Beckerman en mevrouw Westerveld hebben nog een onderonsje, zie ik, maar mevrouw Beckerman heeft wellicht ook een motie, die zij wil indienen in de tweede termijn. Ik geef graag het woord aan mevrouw Beckerman.

We lopen een beetje achter op schema, dus we staan alleen interrupties toe ter verduidelijking van een motie.

Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit de ETHOS-telling blijkt dat het aantal dakloze mensen groter en diverser is dan eerder werd gedacht;

constaterende dat bij de Woontop wel kwantitatieve afspraken zijn gemaakt over het huisvesten van studenten en ouderen, maar dat een streefcijfer en afspraken voor het huisvesten van dakloze mensen ontbreken;

verzoekt de regering om in 2025, samen met gemeenten en veldpartijen, de woningbouwopgave voor dakloze mensen integraal in kaart te brengen, de voortgang jaarlijks te monitoren, en hierover aan de Kamer te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman, Westerveld, Diederik van Dijk en Krul.

Zij krijgt nr. 171 (29325).

Mevrouw Beckerman (SP):
Dan de tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit de ETHOS-telling blijkt dat het aantal dakloze mensen groter en diverser is dan eerder werd gedacht;

constaterende dat in tijden van wooncrisis en hoge dakloosheid leegstand van woningen en vastgoed zeer pijnlijk is;

constaterende dat het kabinet de Kamer voor het einde van het jaar zou informeren over de Leegstandwet en de (on)mogelijkheid van een leegstandsheffing;

verzoekt de regering leegstand harder aan te pakken en een leegstandsheffing naar Vlaams model mee te nemen in die aanpak,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman en Westerveld.

Zij krijgt nr. 172 (29325).

Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter, dan de laatste motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit de ETHOS-telling blijkt dat het aantal dakloze mensen groter en diverser is dan eerder werd gedacht;

constaterende dat met de wet Versterking regie volkshuisvesting dakloze mensen urgentie krijgen, maar zelfredzame daklozen zijn uitgesloten;

verzoekt de regering de groep dakloze mensen die recht krijgt op urgentie te vergroten en in lijn te brengen met de ETHOS Light-definitie die ten grondslag ligt aan het Nationaal Actieplan Dakloosheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman en Westerveld.

Zij krijgt nr. 173 (29325).

Mevrouw Beckerman (SP):
Drie seconden over.

De voorzitter:
Dank u wel. Die hadden we nog tegoed van u. De pen mag u houden; dat is een cadeautje. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Bruyning.

Mevrouw Bruyning (NSC):
Voorzitter, ik maak een beetje haast!

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat niet alle gemeenten een permanent geopende winteropvang hebben;

constaterende dat de criteria voor het openen van een winteropvang in gemeenten kunnen verschillen en dat gemeenten de winteropvang alleen openen bij extreme weersomstandigheden, zoals temperaturen onder het vriespunt en/of weeralarmen;

van mening dat idealiter iedere dak- en thuisloze het recht zou moeten hebben om in de winterperiode gebruik te maken van een winteropvang, ongeacht in welke gemeente zij verblijven;

verzoekt de regering in gesprek te gaan met de VNG en aan te dringen op verruimde en uniforme criteria voor het openen van de winteropvang en de koudweerregeling, en de Kamer hier bij een volgende voortgangsrapportage over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bruyning en Ceder.

Zij krijgt nr. 174 (29325).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de ETHOS Light-methode de meest geschikte en complete methode is om dak- en thuisloosheidscijfers vast te stellen;

van mening dat beleid op dak- en thuisloosheid vanuit het oogpunt van volkshuisvesting en andere beleidsmatige uitgangspunten gebaseerd moet zijn op de best mogelijke beschikbare data,

verzoekt de regering om de ETHOS Light-methode te verankeren in het kabinetsbeleid dat wordt gemaakt op dak- en thuisloosheid en deze telling mee te nemen in bijvoorbeeld de bouwopgaves die door het ministerie worden gemaakt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bruyning.

Zij krijgt nr. 175 (29325).

Dank u wel.

Mevrouw Bruyning (NSC):
Ik heb u veertien seconden bespaard.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Westerveld van GroenLinks-PvdA.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ook de regering erkent dat de ETHOS-telling helpt om verborgen dakloosheid meer zichtbaar te maken;

constaterende dat de regering alle regio's de kans wil geven om één ETHOS-telling te doen;

overwegende dat het belangrijk is om structureel inzicht te krijgen in het totaal aantal dakloze mensen;

verzoekt de regering om de ETHOS-telling structureel per regio te laten plaatsvinden en hier met gemeenten binnen een jaar een voorstel voor te ontwikkelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Beckerman, Krul en Ceder.

Zij krijgt nr. 176 (29325).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bijna 20% van de daklozen in Nederland arbeidsmigrant is;

constaterende dat er in zes gemeenten een succesvolle pilot plaatsvindt om dakloze arbeidsmigranten op te vangen en terug te begeleiden naar werk of het land van herkomst;

overwegende dat deze pilot stopt na 2025;

verzoekt de regering deze pilot inclusief financiering uit het Nationaal Actieplan Dakloosheid ook na 2025 structureel voort te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Beckerman.

Zij krijgt nr. 177 (29325).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik heb nog een paar seconden over. Ik wil heel graag alle mensen op de publieke tribune en de organisaties die meekijken enorm bedanken, omdat jullie je inzetten voor mensen die dak- en thuisloos zijn, maar ook omdat wij heel veel nuttige informatie van jullie krijgen.

Ik heb nog één zorg en die wil ik toch aan deze staatssecretaris meegeven, namelijk over de ambitie dat in 2030 iedereen dak boven het hoofd heeft. Als ik nou hoor dat dit een stip op de horizon is, maak ik mij daar zorgen over.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Westerveld. Dan geef ik graag het woord aan de heer Ceder van de fractie van de ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb een paar moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering de ambitie heeft om dakloosheid naar nul te brengen in 2030;

overwegende dat een vijfde van de daklozen minderjarig is zoals blijkt uit de ETHOS Light-telling;

verzoekt de regering om de maatregelen uit het Nationaal Actieplan Dakloosheid die specifiek gericht zijn op minderjarigen voorrang te geven, en de Kamer over de voortgang regelmatig te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder en Krul.

Zij krijgt nr. 178 (29325).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Europees Social Fonds Plus (ESF+) ingezet kan worden om mensen die dakloos zijn te ondersteunen maar geen verplichte oormerking is aangebracht;

verzoekt de regering gemeenten te ondersteunen bij het aanvragen van middelen uit het ESF+ voor onder andere de opvang en begeleiding naar werk of thuisland voor dakloze EU-burgers;

verzoekt de regering zich ervoor in te zetten dat het in het nieuwe ESF-programma voor de periode 2028-2034 middelen beschikbaar zijn voor de aanpak dakloosheid, en de Kamer inspraak te geven over de invulling van de Nederlandse middelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ceder.

Zij krijgt nr. 179 (29325).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat woningdelen een effectieve bijdrage kan leveren aan het verminderen van dakloosheid;

overwegende dat woningdelen ook positieve neveneffecten kan hebben (bestrijding eenzaamheid, mantelzorg, gezamenlijk inkoop);

verzoekt de regering om een "strategie bevordering woningdelen" op te stellen, en de Kamer hier in Q2 over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ceder.

Zij krijgt nr. 180 (29325).

De heer Ceder (ChristenUnie):
Tot slot.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman in het rapport "Wanneer de overheid niet thuis geeft" hebben aanbevolen dat gemeenten verplicht moeten worden om fatsoenlijke alternatieve huisvesting te regelen voor gezinnen die uit hun huis worden gezet;

overwegende dat ondanks de afspraken in het Nationaal Actieplan Dakloosheid er in de praktijk vaak wordt verwezen naar opvang of het eigen netwerk als alternatieve oplossing voor onderdak, in plaats van het bieden van fatsoenlijke herhuisvesting;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat fatsoenlijke herhuisvesting verplicht wordt in situaties waarbij minderjarige kinderen betrokken zijn en hiertoe afspraken te maken met VNG, verhuurdersorganisaties en brancheverenigingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder, Krul en Diederik van Dijk.

Zij krijgt nr. 181 (29325).

De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ceder. Dan geef ik het woord aan mevrouw Wijen-Nass van BBB.

Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de woningnood en sociaal-economische ontwikkelingen leiden tot een toenemende groep jongvolwassenen en economisch daklozen;

overwegende dat deze "zelfredzame daklozen" vaak niet terechtkunnen in de reguliere maatschappelijke opvang vanwege de mismatch tussen hun behoeften en het bestaande opvangsysteem;

constaterende dat het recente rapport van Platform31 inzichten biedt in de mogelijkheid om de bestaande woningvoorraad van woningcorporaties beter te benutten;

overwegende dat hospita en kamerverhuur een (tijdelijke) oplossing voor zelfredzame daklozen kan zijn;

verzoekt de regering in overleg te treden met het Leger des Heils om te onderzoeken hoe hospita en kamerverhuur een haalbare en effectieve oplossing kunnen zijn voor de huisvesting van zelfredzame daklozen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wijen-Nass.

Zij krijgt nr. 182 (29325).

Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is de heer Crijns van de PVV.

De heer Crijns (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de staatssecretaris en de minister voor de beantwoording van de vragen. Hoewel er nog veel werk te verzetten is, heb ik alle vertrouwen in de bewindspersonen. De PVV-fractie is blij dat de problematiek rondom 18-min/18-plus de nodige urgentie gaat krijgen in het wetsvoorstel vanuit Volkshuisvesting. De kosten van daklozen liggen tussen €40.000 en €60.000 per jaar en de staatssecretaris zei dat het waarschijnlijk nog meer is. Daarom dienen wij deze motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering zorgaanbieders en maatschappelijke opvangorganisaties periodiek te laten rapporteren over de zorgbehoeften van dakloze Nederlanders en deze inzichten te benutten om bestaande zorgtrajecten gerichter en efficiënter in te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Crijns.

Zij krijgt nr. 183 (29325).

Dank u wel. De heer Krul? Ja, de heer Krul van het CDA.

De heer Krul (CDA):
Voorzitter. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat dit debat eigenlijk te vroeg kwam. Dat zeg ik niet omdat het geen belangrijk onderwerp is. Sterker nog, het is een heel belangrijk onderwerp, maar er was simpelweg te weinig voortgang vanuit het kabinet om te bespreken. We hopen oprecht dat er snel voortgang komt en dat we, als we dit debat volgend jaar weer voeren, iets meer voor onze neus hebben liggen.

We hebben één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat mensen die zich melden als dakloos vooral zo snel mogelijk geholpen moeten worden in plaats van weggestuurd worden vanwege zelfredzaamheid;

overwegende dat vanwege "zelfredzaamheid" als criterium voor de opvang en ondersteuning het neveneffect ontstaat dat mensen steeds zieker worden, totdat ze uiteindelijk kwetsbaar genoeg zijn om geholpen te worden;

overwegende dat dit niet alleen onwenselijk is, maar ook een grote capaciteit en financiën vraagt op het gebied van o.a. zorg, openbare orde en ggz;

verzoekt de regering in samenspraak met de VNG en onafhankelijke belangenbehartigers de zelfredzaamheid als criterium te bespreken en tevens een maatschappelijke kosten- en batenanalyse te maken, en de Kamer hier in Q3 over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Krul en Ceder.

Zij krijgt nr. 184 (29325).

De heer Krul (CDA):
Die heb ik medeondertekend van het lid Ceder.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is mevrouw Van den Hil.

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Voorzitter, dank.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er knelpunten zijn in de financiering van jeugdzorg voor kinderen die vanwege huiselijk geweld of dakloosheid met hun ouder in een opvanghuis verblijven;

constaterende dat het een beperkte, af te bakenen groep kinderen betreft en dat het daardoor disproportioneel is om het volledige systeem te veranderen;

overwegende dat juist deze groep kwetsbare jeugdigen gebaat is bij toegankelijke jeugdzorg en daarin niet gehinderd mag worden door gebrekkige afspraken in het kader van het woonplaatsbeginsel;

verzoekt de regering om samen met gemeenten en Valente te verkennen welke knelpunten en oplossingen te formuleren zijn voor deze doelgroep, en de Kamer voor het wetgevingsoverleg Jeugd van 2025 hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hil, Diederik van Dijk, Wijen-Nass, Rikkers-Oosterkamp, Ceder en Bruyning.

Zij krijgt nr. 185 (29325).

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Dan wil ik allereerst de collega's bedanken, maar ook iedereen in de Kamer, de bewindspersonen en de mensen die ondersteunen. Natuurlijk wil ik ook de mensen op de publieke tribune bedanken. Lisa zei het net ook al ...

De voorzitter:
Mevrouw Westerveld.

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Mevrouw Westerveld. Sorry, voorzitter. Voor de kenners is het "Lisa". Het is belangrijk dat zij er zijn en dat zij ons van informatie voorzien. Ik kijk uit naar het antwoord op de vraag over de handhaving van de richtlijn gerede twijfel in tweede termijn.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van den Hil. Dan geef ik het woord aan de heer Van Dijk als laatste spreker van de zijde van de Kamer. Daarna schorsen we tot 18.05 uur. Aan de bak dus, meneer Van Dijk.

De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik ga m'n best doen, voorzitter. Konden we maar woningen bouwen van Kamermoties, dan hadden we allang een woningoverschot. Ik ga ook een motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er economische dakloosheid blijkt te zijn onder urgent woningzoekenden die in een eigen inkomen kunnen voorzien en weinig of geen ondersteuning nodig hebben, maar simpelweg geen eigen woonplek kunnen vinden;

overwegende dat uit de ETHOS-tellingen blijkt dat dit regelmatig gaat om gezinnen met kinderen;

constaterende dat de staatssecretaris van LMZ wel zegt hierover in 2025 in gesprek te gaan, maar vooralsnog geen enkele concrete oplossing biedt voor deze gezinnen;

verzoekt de regering om op de kortst mogelijke termijn met alle betrokken partijen afspraken te maken over huisvesting van gezinnen met kinderen die dakloos dreigen te raken, en de Kamer hierover voor het einde van het eerste kwartaal van 2025 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Diederik van Dijk, Krul en Ceder.

Zij krijgt nr. 186 (29325).

De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik schors de vergadering tot 18.05 uur en geen seconde later. Ik dank de minister en de staatssecretaris voor hun vlotheid.

De vergadering wordt van 17.56 uur tot 18.05 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan het woord is de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, mevrouw Keijzer, tevens onze vicepremier.

Minister Keijzer:
De vierde, hoor, voorzitter.

De voorzitter:
Voor mij de eerste.

Minister Keijzer:
Dank u wel, voorzitter. Even zien. Ik ga beginnen, want ik heb minder moties te beoordelen dan de staatssecretaris; dan koop ik wat tijd voor haar.

In de motie op stuk nr. 171, de motie Beckerman c.s., wordt de regering gevraagd om in 2025 samen met gemeenten en veldpartijen de woningbouwopgave voor dakloze mensen integraal in kaart te brengen, de voortgang jaarlijks te monitoren, en hierover aan de Kamer te rapporteren. Deze motie kan ik oordeel Kamer geven, maar dan vanaf 2026, gelet op de regionale fair share-afspraken. Dat is een discussie die de staatssecretaris van VWS heeft met gemeenten. Als mevrouw Beckerman bereid is om "2025" te veranderen in "2026", kan ik de motie oordeel Kamer geven.

Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 172.

De voorzitter:
Echt heel kort, mevrouw Beckerman.

Mevrouw Beckerman (SP):
Volgens mij is het verplicht dat ik reageer.

De voorzitter:
O ja, er is een verzoek gedaan.

Mevrouw Beckerman (SP):
De minister weet hoe sympathiek en buigzaam wij zijn, dus uiteraard passen wij de motie aan.

De voorzitter:
Oké, geweldig. Dus de motie wordt gewijzigd.

Minister Keijzer:
Dat is buitengewoon sympathiek. Ik krijg er echt een beetje een kerstgevoel van, zeg ik in de richting van mevrouw Beckerman, maar eigenlijk in de richting van alle woordvoerders.

Dan ga ik naar de motie-Beckerman/Westerveld op stuk nr. 172. Daarin wordt gevraagd om het invoeren van een leegstandheffing. Deze motie is ontijdig. Ik ga echt binnen uren — zo niet, uiterlijk, als het even kan, nog vrijdagmiddag — een brief aan de Kamer sturen over de evaluatie van de Leegstandwet. Daarin zult u lezen — ik zal een tipje van de sluier oplichten — dat ik geen voorstander ben van een dergelijke belasting en dat ik de eerste tijd met andere instrumenten, die ook effectief geweest zijn in Amsterdam en Utrecht, dit probleem wil aanpakken. De motie is dus een beetje ontijdig, maar nu ik gezegd heb wat ik ga schrijven in die brief, ontraad ik deze motie. Ik zou de motie liever als ontijdig willen zien, zodat we met elkaar het debat kunnen voeren in de commissie VRO over dit onderwerp. Dus: aanhouden.

De voorzitter:
Oké, aanhouden. Niet ontijdig, maar aanhouden.

Minister Keijzer:
En anders ontraden.

De voorzitter:
Ja, maar de motie wordt dus niet aangehouden.

Minister Keijzer:
Nee, dat zal wel. Dus ontraad ik de motie. Ik zeg "dat zal wel", omdat ik anders mevrouw Beckerman allang bij de interruptiemicrofoon zou hebben verwacht. Het was voor mij dus eigenlijk een analyse van de situatie en het oordeel daar achteraan.

De voorzitter:
Deductie. 100%.

Minister Keijzer:
Dan heb ik de motie-Beckerman/Westerveld op stuk nr. 173, waarin wordt verzocht de groep dakloze mensen die recht krijgt op urgentie te vergroten — in de Wet versterking regie volkshuisvesting, denk ik — en in lijn te brengen met de ETHOS Light-definitie. Ik ontraad deze motie. Er wordt niet voldaan aan het criterium dat je een groot maatschappelijk belang moet hebben om deze groep voorrang te geven op andere woningzoekenden. Tegelijkertijd maak je de groep dan zo groot dat het nog maar de vraag is of je nog urgentie kunt verlenen, gezien het gebrek aan woningen dat wij hebben. De beste oplossing hier is: meer huizen bouwen.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 175, ingediend door mevrouw Bruyning, waarin een beetje hetzelfde wordt verzocht, maar dan een beetje anders, namelijk om de ETHOS Light-methode te verankeren in het kabinetsbeleid dat wordt gemaakt op dak- en thuisloosheid en deze telling mee te nemen in bijvoorbeeld de bouwopgaves die door het ministerie worden gemaakt. Ook deze motie ontraad ik, omdat het ook in deze motie heel breed wordt gemaakt. Ik zou graag willen verwijzen naar de motie op stuk nr. 171, die ik oordeel Kamer heb gegeven.

Dan heb ik nog de motie op stuk nr. 180, ingediend door de heer Ceder, waarin hij verzoekt om een "strategie bevordering woningdelen" op te stellen, en de Kamer hier in Q2 over te informeren. Deze motie is ontijdig. In de tweede helft van het jaar komt het kabinet met een onderzoek naar kosten delen. Zodra dat af is, en we het geanalyseerd hebben en vastgesteld wat we doen, kunnen we een discussie met elkaar voeren over een strategie.

Dan heb ik nog de motie op stuk nr. 182 van mevrouw Wijen-Nass, waarin zij de regering verzoekt in overleg te treden met het Leger des Heils om te onderzoeken hoe hospita- en kamerverhuur een haalbare en effectieve oplossing kunnen zijn voor de huisvesting van zelfredzame daklozen. Deze motie leg ik zo uit dat ik het Leger des Heils in contact zal brengen met de bemiddelingsbureaus die zich richten op hospitaverhuur, zodat zij weten van deze bureaus en er een matching kan plaatsvinden. Als ik de motie zo mag begrijpen, krijgt die oordeel Kamer.

Tot slot heb ik nog de motie op stuk nr. 181 van de heren Ceder, Krul en Van Dijk. Dat is gek, want dan gooi ik nu de volgorde door elkaar, maar dat komt ervan als we maar zo weinig tijd krijgen om ons voor te bereiden.

De voorzitter:
Excuus, mijn schuld.

Minister Keijzer:
Deze motie moet ik ontraden. Deze motie verzoekt de regering ervoor te zorgen dat fatsoenlijke herhuisvesting verplicht wordt in situaties waarbij minderjarige kinderen betrokken zijn. Volgens mij is dit er eentje die de staatssecretaris van VWS zou doen. Zelf ontraad ik in ieder geval deze motie, omdat je dan in de huisvestingsverordening een extra categorie moet opnemen.

Voorzitter. Dit waren volgens mij de moties die ik moest doen.

De voorzitter:
Dan hopen we maar dat de staatssecretaris de motie op stuk nr. 181 ook ontraadt, anders hebben we gelijk een constitutionele crisis hier. De staatssecretaris.

Staatssecretaris Maeijer:
Voorzitter, zo'n vaart zal het niet lopen.

Ik heb de motie op stuk nr. 174. Dat is de motie van mevrouw Bruyning en de heer Ceder over de winterkouderegeling. Die wil ik ontraden, onder verwijzing naar het debat daarover.

De motie-Westerveld c.s. op stuk nr. 176 verzoekt de regering om de ETHOS-telling structureel per regio te laten plaatsvinden. Ik snap de vraag maar moet de motie ontraden. In 2025 krijgt iedere gemeente één keer de mogelijkheid om de ETHOS-telling te doen en daarna gaan we op basis van ETHOS een landelijke monitor maken, samen met het CBS en de VNG.

De motie-Westerveld/Beckerman op stuk nr. 177 over de pilots moet ik ontraden. Ik heb recent de VNG gesproken over de pilots. Er is behoefte aan meer onderzoek naar de omvang van de productiviteit en ook naar de benodigde middelen. Daarom is ook de motie-Patijn aangenomen. Ik zal samen met de VNG en mijn collega's van SZW en AenM onderzoeken of en hoe de pilots gecontinueerd worden. Ik informeer de Kamer hierover begin 2025.

De voorzitter:
Ik zie een korte interruptie van mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Van beide moties begrijp ik in het licht van het debat niet dat ze zijn ontraden, maar mijn vraag gaat over de tweede motie. Deze pilot is succesvol. Dat blijkt ook uit de evaluatie. Wat ik dan níét begrijp, is dat wij weten dat de uitdaging groter is dan eerder werd verwacht en dat we gewoon vragen: zet nou succesformules voort! Ik begrijp niet waarom de motie die dat vraagt, dan wordt ontraden.

Staatssecretaris Maeijer:
Er is ook een andere motie aangenomen en ik zei tegen mevrouw Westerveld dat ik daarover in gesprek ben met de VNG, met mijn collega van SZW maar ook van AenM, om te bezien of en hoe we de pilots continueren.

De voorzitter:
Mevrouw Westerveld, echt heel kort.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Deze motie is anders dan de vorige motie. Dat wil ik de staatssecretaris meegeven.

Staatssecretaris Maeijer:
Ik heb mijn antwoord net gegeven.

Dan de motie-Ceder/Krul op stuk nr. 178. Die moet ik ontraden. Het is natuurlijk heel onwenselijk dat minderjarigen dakloos zijn. Gemeenten doen er alles aan om dit te voorkomen. Het is aan gemeenten om op basis van de ETHOS-telling beleid te maken.

Dan de motie-Ceder op stuk nr. 179 over de ESF-middelen. Mijn grondhouding is positief, maar de motie is ontijdig, omdat die voor Sociale Zaken is. Dat is een beetje een lastige.

Dan de motie op stuk nr. 183 van de heer Crijns. Die moet ik ontraden. Het is aan gemeenten en aanbieders om hier afspraken over te maken. Die weten vaak ook wat er nodig is. Ik vrees dat deze motie leidt tot een enorme toename van de administratieve lasten en dat zij misschien ook niet haalbaar is vanwege de AVG.

De voorzitter:
Alleen als er onduidelijkheid is, meneer Ceder.

De heer Ceder (ChristenUnie):
De motie op stuk nr. 179 is ontijdig, niet omdat het kabinet er negatief tegenover staat, maar omdat het niet weet wat SZW ervan vindt. Dat kan ik begrijpen. Ik zou wel graag vanavond hierover willen stemmen. Is het mogelijk om straks nog een briefje van SZW te krijgen — dat kan gewoon kort — over hoe ze deze motie appreciëren? Want volgens mij ligt die op het snijvlak van uw terrein, maar ik kan me voorstellen dat SZW hier ook naar moet kijken. Volgens mij moet dat mogelijk zijn. Dan kunnen we dit met kerst hopelijk ook positief afsluiten.

Staatssecretaris Maeijer:
Ik zal uw verzoek overbrengen aan mijn collega van SZW.

Dan de motie op stuk nr. 184 van de heer Krul over zelfredzaamheid. Als ik 'm zo mag interpreteren dat ik het vraagstuk meeneem bij de evaluatie van het nationaal actieplan, die in 2025 gereedkomt, kan ik 'm oordeel Kamer geven. Ik zoek even naar de heer Krul, maar ik zie hem niet.

De voorzitter:
Het is in orde.

Staatssecretaris Maeijer:
Dan de motie op stuk nr. 185. Die kan ik oordeel Kamer geven.

De motie op stuk nr. 186 moet ik ontraden. Het is onderdeel van het actieplan en van de Wet versterking regie volkshuisvesting.

Dat waren ze, voorzitter.

De voorzitter:
Stonden er nog vragen open?

Staatssecretaris Maeijer:
Excuus, voorzitter. Nog twee vragen.

Eén van mevrouw Bruyning. Zij vroeg of er een specifiek onderzoek kan worden gedaan naar de koppeling, de samenhang, tussen jongerendakloosheid en de uitstroom uit de jeugdzorg. Zoals ik in de eerste termijn aangaf, zijn die knelpunten bekend. Ik ben een beetje huiverig om nog meer onderzoek te doen. Wat we wel kunnen doen, is in de volgende voortgangsrapportage de knelpunten die bekend zijn toelichten, zodat we beter kunnen afwegen of er extra onderzoek nodig is.

Dan had ik nog een vraag van mevrouw Van den Hil over de regeling gerede twijfel. Ik denk dat het belangrijk is om de signalen die zij hier ter sprake bracht, te onderzoeken door met partijen hierover in gesprek te gaan. Ik wil de minister van VWS vragen om dat te doen en de Kamer hier in het voorjaar van 2025 over te informeren.

De voorzitter:
Dank u wel. Is er nog een interruptie? Nee.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de moties wordt vannacht of morgenochtend heel vroeg gestemd. Ik dank de minister en de staatssecretaris voor hun aanwezigheid. We wensen hun namens de Kamer fijne kerstdagen.

Ik schors voor enkele ogenblikken, zodat de Kamer daarna kan debatteren in het tweeminutendebat Wapenexportbeleid.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.