Tweeminutendebat Jeugdbescherming (CD 5/12) (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2024D51837, datum: 2024-12-19, bijgewerkt: 2024-12-20 16:23, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2024-12-19 18:45: Tweeminutendebat Jeugdbescherming (CD 5/12) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Jeugdbescherming
Jeugdbescherming
Aan de orde is het tweeminutendebat Jeugdbescherming (CD d.d.
05/12).
De voorzitter:
Ik heropen. Aan de orde is het tweeminutendebat Jeugdbescherming. Een
hartelijk woord van welkom aan de beide staatssecretarissen. Fijn om u
te zien.
Ik geef graag als eerste het woord aan mevrouw Dral van de fractie van
de VVD. Zij heeft twee minuten spreektijd. Het woord is aan haar.
Mevrouw Dral (VVD):
Dank u wel, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat binnen de jeugdbescherming kinderen en gezinnen niet
voldoende beschermd worden, met nadelige gevolgen voor de
kinderen;
constaterende dat inmiddels een op de zeven jongeren jeugdhulp nodig
heeft;
overwegende dat met succes proeftuinen Toekomstscenario kind- en
gezinsbescherming (TKG) zijn gestart, met daarin het gezin centraal,
gelijktijdige expertise en snellere doorlooptijden;
overwegende dat voor het invoeren van deze werkwijze vier wetten moeten
worden gewijzigd;
overwegende dat de inbedding van de rol van de Raad voor de
Kinderbescherming en de jeugdreclassering optimaal moet uitwerken voor
het kind en dat dit eerst moet worden beproefd in de praktijk;
verzoekt de regering:
de proeftuinen te verlengen en breder uit te rollen om op die manier, onder monitoring vanuit de betrokken ministeries, deze werkwijze in het algemeen en de optimale inbedding van de rol van de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering in het bijzonder, langer te kunnen toetsen aan de praktijk;
uiterlijk eind 2025 een prognose te geven van wat een transitie om het TKG landelijk in te voeren vergt (wetswijzigingen, transitiekosten, tijdpad);
aan te geven welke concrete stappen nu gezet kunnen worden om de bescherming van het kind te waarborgen en welke kosten en doorlooptijd daarmee gemoeid zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dral en Van den Hil.
Zij krijgt nr. 1051 (31839).
Mevrouw Dral (VVD):
De tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat ouderverstoting een groot maatschappelijk probleem is
met ernstige en langdurige gevolgen voor het kind en de verstoten ouder,
en dat vaders veel vaker worden verstoten dan moeders;
constaterende dat rechterlijke uitspraken niet worden nagekomen en dat
weinig zaken van ouderverstoting worden aangebracht;
overwegende dat ouderverstoting internationaal wordt gekwalificeerd als
kindermishandeling;
overwegende dat Denemarken, België en Frankrijk manieren hebben
ontwikkeld om ouderverstoting te voorkomen en om afspraken eenvoudiger
af te dwingen;
van mening dat kinderen tegen deze vorm van kindermishandeling moeten
worden beschermd;
verzoekt de regering de aanpak in Denemarken, België en Frankrijk te
bestuderen en gemotiveerd aan te geven welke maatregelen daarvan in
Nederland kunnen worden toegepast, en de Kamer hierover medio 2025 te
informeren;
verzoekt de regering om in overleg te treden met het Openbaar Ministerie
om effectiever vervolgingsbeleid met betrekking tot ouderverstoting tot
stand te brengen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dral en Ceder.
Zij krijgt nr. 1052 (31839).
Mevrouw Dral (VVD):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel.
De volgende spreker zou zijn mevrouw Wijen-Nass van de BBB, maar zij
wordt vervangen door de heer Vermeer, die afziet van zijn
spreektijd.
Mevrouw Bruyning van Nieuw Sociaal Contract. Het woord is aan haar.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat meer dan vijftien partijen een brandbrief hebben
gestuurd naar minister-president Schoof, omdat zij de zorgen
onderschrijven van kinderrechter en docent aan de universiteit
Groningen, Tromp, en de Kinderombudsvrouw, Kalverboer, geuit in het
artikel "De kinderrechter heeft tien minuten om het kind van ouders in
een scheidingszaak aan te horen" van 16 juli jongstleden in het NRC met
betrekking tot het kindverhoor;
constaterende dat binnen de rechtspraak wordt gesteld dat deze
veiligheid van kinderen wordt gewaarborgd door het kindgesprek te houden
in een daarvoor geschikte werk- en/of spreekkamer of een zittingszaal,
indien een kindvriendelijke ruimte om bouwtechnische of logistieke
redenen niet beschikbaar is;
constaterende dat dit niet in alle gevallen gebeurt en kinderen nog
steeds vlak voor zitting worden gehoord in een niet-pedagogische
omgeving;
verzoekt de regering in gesprek te gaan met de rechtspraak om er
gezamenlijk zorg voor te dragen dat kinderen in kindvriendelijke ruimtes
worden gehoord en in een pedagogische omgeving waar voldoende tijd wordt
genomen voor een kind, en de Kamer te informeren over de wijze waarop
dit in alle rechtbanken geregeld kan worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bruyning en Ceder.
Zij krijgt nr. 1053 (31839).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
gelezen de inzichten over de impact van woordkeuze en bejegening op
kinderen en gezinnen binnen de jeugdbescherming;
constaterende dat de gebruikte terminologie in protocollen en het
Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming vaak als kil en
onpersoonlijk wordt ervaren;
overwegende dat vriendelijk en empathisch taalgebruik de betrokkenheid
en samenwerking kan bevorderen tussen gezinnen en hulpverleners;
overwegende dat het betrekken van ervaringsdeskundigen bij het herzien
van deze protocollen waardevolle inzichten biedt;
verzoekt de regering om binnen het Toekomstscenario kind- en
gezinsbescherming samen met ervaringsdeskundigen het handelingskader te
ontwikkelen in kindvriendelijke taal, om ervoor te zorgen dat deze
herziening leidt tot termen en zinnen die empathie en respect
uitstralen, met als doel het verbeteren van de communicatie en relatie
tussen hulpverleners en gezinnen en cliënttevredenheid onderdeel te
laten zijn de voortgangsrapportages,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bruyning.
Zij krijgt nr. 1054 (31839).
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel.
Mevrouw Westerveld van GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Soms hoor je heel veel woorden, en vraag je je af wat die
woorden betekenen. Dat gebeurde twee weken geleden, toen wij een debat
hadden over jeugdbescherming en ik alle partijen in deze Kamer hoorde
zeggen dat het onacceptabel is dat kinderen die hulp nodig hebben, die
in een kwetsbare situatie zitten, niet tijdig passende hulp krijgen. En
wat gebeurde er in de week erna? Toen stemden diezelfde partijen tegen
een amendement dat wij hadden ingediend over een hele pijnlijke
bezuiniging op jeugdbeschermers en op organisaties die heel goed werk
doen. En dan vraag je je inderdaad af: wat betekenen die mooie woorden
van deze partijen dan, als ze een week daarna zo'n pijnlijke bezuiniging
toelaten? Daarover gaat mijn volgende, mijn enige, motie, want ik hoorde
deze staatssecretaris ook zeggen dat de soep niet zo heet wordt gegeten.
Ik hoop dat hij dat kan laten zien.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat inspecties en kinderrechtenorganisaties al jaren alarm
slaan, omdat kinderen in een kwetsbare positie onvoldoende passende hulp
krijgen;
constaterende dat ook kabinet en Kamer dit erkennen, maar het kabinet
wel een bezuiniging op artikel 34-jeugdbescherming heeft ingeboekt voor
de jaren 2025 tot en met 2029;
constaterende dat deze bezuiniging instellingen en organisaties in de
jeugdbescherming raakt;
overwegende dat de staatssecretaris in het debat heeft gezegd dat bij de
Voorjaarsnota 2025 nader wordt bekeken of er een herschikking van de
subsidietaakstelling binnen de JenV-begroting nodig is;
overwegende dat deze bezuiniging echter al wel per 1 januari 2025
ingaat;
verzoekt de regering om in gesprek te gaan met organisaties en
instellingen die onder deze subsidietaakstelling vallen om goed in beeld
te krijgen wat de gevolgen zijn van deze taakstelling en een verslag van
deze gesprekken vóór de Voorjaarsnota naar de Kamer te sturen;
verzoekt de regering tevens om zeker tot de Voorjaarsnota niet te korten
op de organisaties en instellingen in de jeugdbescherming die onder
artikel 34 vallen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Dobbe.
Zij krijgt nr. 1055 (31839).
Dank u wel. Mevrouw Dobbe van de SP.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel, voorzitter. Wij hebben wel vaker kritiek geuit — het zal u
ongetwijfeld niet zijn ontgaan — op het zorgsysteem, dat ontzettend
ingewikkeld is georganiseerd en is weggegeven aan marktpartijen,
commerciële partijen, zorgverzekeraars et cetera. Wat we dus, denk ik,
niet moeten doen, is het stelsel nog ingewikkelder maken. We moeten het
juist versimpelen, want als niemand meer snapt wie waarover gaat, dan is
samenwerking ingewikkeld, dan is coördinatie ingewikkeld, en dan lukt
het gewoon niet meer. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet heeft aangekondigd de regionale
veiligheidsteams in de jeugdbescherming in 25 regio's onder
gemeentelijke verantwoordelijkheid te willen organiseren;
overwegende dat het kabinet daarmee in de huidige plannen de jeugdzorg,
jeugdbescherming en jeugdreclassering op vier verschillende niveaus wil
organiseren, namelijk de specialistische jeugdzorg in 42 jeugdregio's,
de niet-specialistische jeugdzorg bij 342 gemeenten, en de
jeugdreclassering op rijksniveau;
overwegende dat samenwerking tussen deze domeinen essentieel is, maar
door deze regio-indelingen zeer onoverzichtelijk zou worden;
verzoekt de regering om een alternatief plan uit te werken, waarin de
jeugdbescherming onder verantwoordelijkheid van de rijksoverheid wordt
georganiseerd, en geen onomkeerbare stappen te nemen bij de invoering
van de rvt's voordat dit plan met de Kamer besproken is,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dobbe.
Zij krijgt nr. 1056 (31839).
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Ceder van de ChristenUnie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Fijn dat we een goed debat met elkaar hebben
kunnen voeren.
Er zijn een aantal punten waar ik aandacht voor vroeg. Het ging over
ouderverstoting. Ik heb ook een motie, en een motie die ik heb
medeondertekend, van mevrouw Dral.
Maar het gaat mij ook om de vraag of mensen voldoende rechtsbijstand
hebben en krijgen. Ik heb daarover een aantal signalen, en die wil ik
voorleggen. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat advocaten momenteel niet standaard uitgenodigd worden
bij een jeugdbeschermingstafel en ouders hierdoor op achterstand staan,
omdat ze in de eerste fase waar vergaande afspraken gemaakt worden
onvoldoende bijstand hebben;
verzoekt de regering ervoor te zorgen dat wanneer een rechtzoekende
uitgenodigd wordt bij de jeugdbeschermingstafel, deze er expliciet op
wordt gewezen dat hij of zij een zelfgekozen advocaat mee mag nemen,
waarbij ze, voor zover ze binnen de reikwijdte van de huidige regeling
vallen, gebruik kunnen maken van kosteloze rechtsbijstand,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ceder.
Zij krijgt nr. 1057 (31839).
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter. Dan heb ik nog een vraag waar ik een toezegging over wil
krijgen. Er komen signalen binnen dat cliënten of ouders bij het
toewijzen van een advocaat niet goed weten dat zij dan alsnog recht
hebben op een vrije advocaatkeuze. Het is een service, maar in de
praktijk weten mensen niet dat ze ook een andere advocaat kunnen kiezen,
of misschien zelfs de advocaat waar ze al bij betrokken waren. Dat kan
tot heel vervelende situaties leiden, terwijl het soms heel belangrijk
is dat een voormalige advocaat of de advocaat die de zaken behandeld
vanwege de continuïteit betrokken blijft. Ik zou willen vragen of ik een
toezegging kan krijgen dat er in ieder geval gekeken wordt of ook
wanneer een advocaat wordt toegewezen aan ouders, zij expliciet op het
recht van de vrije advocaatkeuze gewezen kunnen worden.
Voorzitter. Tot slot mijn motie over ouderverstoting.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat ouderverstoting een groot probleem is en
disproportioneel vaders treft;
overwegende dat het Adviesrapport Expertteam ouderverstoting/complexe
omgangsproblematiek inmiddels uit 2020 dateert;
overwegende dat nieuwe inzichten behulpzaam kunnen zijn voor verdere
ontwikkeling van beleid;
verzoekt de regering om een passend vervolg te geven aan het
adviesrapport ouderverstoting;
verzoekt de regering in gesprek te gaan met belangenorganisaties die
zich inzetten tegen ouderverstoting en inzichten te betrekken bij het
doorontwikkelen van beleid,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder en Westerveld.
Zij krijgt nr. 1058 (31839).
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Van der Werf, D66.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Voorzitter. De problemen in de jeugdbescherming zijn groot. Meldingen
blijven maandenlang liggen bij Veilig Thuis. Hulpverleners kampen met
handelingsverlegenheid. Er is weinig zicht op onveilige thuissituaties.
Daarom breng ik de eerder aangehouden motie van mij en de heer Boswijk
over knelpunten in de informatie-uitwisseling tussen zorgprofessionals
alsnog graag in stemming. Ik ben benieuwd naar het oordeel van de
staatssecretaris over deze motie.
Daarnaast dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het merendeel van Veilig Thuis-organisaties er niet in
slaagt om meldingen van huiselijk geweld binnen de vastgestelde termijn
van vijf dagen op te pakken;
constaterende dat Veilig Thuis momenteel alleen meldingen van acute
onveiligheid zonder vertraging kan behandelen en steeds meer meldingen
van maanden geleden waarbij onder andere sprake is van structurele
mishandeling of verwaarlozing nu op een lange wachtlijst komen te
staan;
overwegende dat het niet tijdig verwerken van meldingen van huiselijk
geweld verschillende complexe oorzaken en knelpunten kent;
overwegende dat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd zich ernstige
zorgen maakt over de veiligheid van kinderen, gezinnen en huishoudens
waarvoor niet tijdig een veiligheidsbeoordeling wordt uitgevoerd;
overwegende dat vanuit internationale verplichtingen aangaande het
bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld meer centrale
coördinatie in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling
noodzakelijk is;
verzoekt de regering een vorm van nationale coördinatie huiselijk geweld
en kindermishandeling op te zetten om ervoor te zorgen dat alle
organisaties die te maken krijgen met meldingen van huiselijk geweld
weer adequaat en tijdig actie kunnen ondernemen bij alle meldingen van
huiselijk geweld,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Werf, Bruyning en
Eerdmans.
Zij krijgt nr. 1059 (31839).
Ik schors vijf minuten en dan gaan we luisteren naar de beide staatssecretarissen.
De vergadering wordt van 19.04 uur tot 19.07 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen. Het woord is aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Struycken:
De motie op stuk nr. 1051 van mevrouw Dral: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 1052 van mevrouw Dral: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 1053 van mevrouw Bruyning: oordeel Kamer.
De voorzitter:
Eén vraag van mevrouw Bruyning, kort. Eentje.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Ik was net alleen even vergeten aan te geven dat de heer Ceder
medeondertekenaar van die motie is. Kan hij nog worden toegevoegd?
De voorzitter:
Ja, we voegen hem toe. We gaan naar de motie op stuk nr. 1054.
Staatssecretaris Struycken:
Dan blijft mijn appreciatie: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 1055 van mevrouw Westerveld moet ik ontraden op de
grond dat ik niet kan toezeggen dat ik met alle organisaties ga praten
en daarvan verslagen maak die voorafgaande aan de Voorjaarsnota worden
toegestuurd. De toelichting zal onderdeel zijn van de toelichting op de
besluitvorming in het kader van de Voorjaarsnota, waarover de Kamer dan
wordt geïnformeerd. Dan het tweede element, want het verzoek is ook om
niet te korten op organisaties voorafgaande aan de Voorjaarsnota. Dat
kan ik niet in alle opzichten toezeggen, omdat er ook organisaties zijn
waarbij de taakstelling geen probleem is en al automatisch wordt
meegenomen in de gang van zaken, ook voordien. Op die beide gronden is
de motie ontraden.
De motie op stuk nr. 1057 van mevrouw Dobbe: ontraden. Excuus, ik bedoel
de motie op stuk nr. 1056 van mevrouw Dobbe: ontraden. De focus is nu op
het RVT zoals we ons dat voorstellen. Dat kent een mate van
centralisering. Het is niet opportuun om nu een heel ander alternatief,
namelijk dat van volledige centralisering, te onderzoeken.
De motie op stuk nr. 1057 van de heer Ceder: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 1058 van de heer Ceder: oordeel Kamer.
Dat zijn ze wat mij betreft.
De voorzitter:
Dank u wel. Eén korte vraag nog van de heer Ceder. Kort, kort.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Onder de motie over ouderverstoting, op stuk nr. 1058, zou ik ook graag
de naam van mevrouw Westerveld willen zetten, omdat zij via een motie
het eerste rapport tot stand heeft laten komen. Voor de administratie:
kunt u de naam van mevrouw Westerveld onder die motie zetten?
De voorzitter:
Ja, die voegen we bij dezen toe. Ik neem aan dat dat de appreciatie niet
beïnvloedt. Je weet het niet, hè? Het kan soms heel persoonlijk
liggen.
Ik geef graag het woord aan staatssecretaris Karremans.
Staatssecretaris Karremans:
Bij mij moet je dat niet proberen, want dat gaan we wel krijgen
dan.
Twee moties voor mij, voorzitter. De eerste is die op stuk nr. 1059. Die
krijgt oordeel Kamer.
Dan is er nog een motie die bij een eerder debat is ingediend, namelijk
bij de begrotingsbehandeling van JenV. Dat is Kamerstuk 36660-VI. Is dat
"v, i" of is dat een Romeinse zes?
De voorzitter:
Dat is een Romeinse zes.
Staatssecretaris Karremans:
Ah, dat is een Romeinse zes.
De voorzitter:
Wij zijn nogal Latijns georiënteerd.
Staatssecretaris Karremans:
Ik als gewone jongen uit Rotterdam snap dat natuurlijk niet.
De motie op stuk nr. 75 (36660-VI) heeft nog geen appreciatie gekregen;
die krijgt ook oordeel Kamer.
De voorzitter:
Heel goed. Bij dezen. Tot zover dit debat. Dank aan de beide
staatssecretarissen. Wacht, de heer Ceder nog.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Sorry, even dubbelchecken: is mijn vraag over een toezegging over de
vrije advocaatkeuze al beantwoord? Volgens mij niet.
De voorzitter:
Is staatssecretaris Struycken bekend met de vraag? Stelt u hem nog even,
meneer Ceder, kort.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik heb tijdens het tweeminutendebat gevraagd of in samenwerking met de
rechtspraak nogmaals gekeken kan worden of ouders er expliciet op
gewezen kunnen worden dat wanneer ze kosteloos een advocaat toegevoegd
krijgen, ze een vrije advocaatkeuze hebben. Nu is dat niet altijd bekend
en dat zorgt voor onnodige botsingen, bijvoorbeeld als er al een
advocaat bij betrokken is of als …
De voorzitter:
Helder.
Staatssecretaris Struycken:
Het uitgangspunt van vrije advocatenkeuze staat voorop. Dat moet ook
werkelijk onderdeel zijn van de praktijk. Dus om allerlei redenen zullen
wij er aandacht voor hebben om dat nader onder de aandacht te
brengen.
De voorzitter:
Prima. Dank u wel. Dat lijkt mij helemaal duidelijk. Tot zover dit
debat. Dank aan de beide staatssecretarissen. We wensen ze een prettig
reces toe.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Vanavond stemmen wij over alle moties. Ik schors een enkel ogenblik.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.