Regels met betrekking tot het tegemoetkomen van burgers ten aanzien van wie door de Belastingdienst en de Dienst Toeslagen ten onrechte geen medewerking aan een buitengerechtelijke schuldregeling is gegeven (Wet onverplichte tegemoetkoming onterechte afwijzing schuldregeling)
Regels met betrekking tot het tegemoetkomen van burgers ten aanzien van wie door de Belastingdienst en de Dienst Toeslagen ten onrechte geen medewerking aan een buitengerechtelijke schuldregeling is gegeven (Wet onverplichte tegemoetkoming onterechte afwijzing schuldregeling)
Voorstel van wet
Nummer: 2024D52097, datum: 2024-12-30, bijgewerkt: 2024-12-30 11:43, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën (Ooit Nieuw Sociaal Contract kamerlid)
Preview document (🔗 origineel)
LLE LEXANDER,
BIJ DE GRATIE GODc'
KONING DER NEDERLANDEN.
PRINS VAN ORANJE--NASSAU,
ENZ. ENZ. ENZ.
Regels met betrekking tot het tegemoetkomen van burgers ten aanzien van wie door de Belastingdienst en de Dienst Toeslagen ten onrechte geen medewerking aan een buitengerechtelijke schuldregeling is gegeven (Wet onverplichte tegemoetkoming onterechte afwijzing buitengerechtelijke schuldregeling).
VOORSTEL VAN WET
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is aan personen van wie een verzoek tot medewerking aan een buitengerechtelijke schuldregeling of stabilisatieverzoek in voorbereiding op een buitengerechtelijke schuldregeling onterecht is afgewezen, een onverplichte tegemoetkoming kan worden toegekend waarmee recht wordt gedaan aan het leed dat deze personen hebben ervaren door een fout van de Belastingdienst;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
afloscapaciteit: het bedrag dat de belanghebbende beschikbaar dient te stellen voor de aflossing van zijn schulden in het kader van een buitengerechtelijke schuldregeling of schuldsaneringsregeling natuurlijke personen waarbij dit bedrag wordt vastgesteld aan de hand van het vrij te laten bedrag, het aanwezige vermogen en de te verwachte baten;
afwijzingsbrief: de brief waarin de ontvanger, al dan niet namens de Dienst Toeslagen, meedeelt dat een verzoek tot medewerking aan een buitengerechtelijke schuldregeling wordt afgewezen;
buitengerechtelijke schuldregeling: een schuldregeling waarbij schuldeisers op basis van een buitengerechtelijk akkoord finale kwijting verlenen jegens de belanghebbende, nadat de
1
belanghebbende de op hem rustende verplichtingen die voortvloeien uit de schuldregelingsovereenkomst is nagekomen;
Dienst Toeslagen: de Dienst Toeslagen, bedoeld in artikel 11, tweede lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;
nabestaande:
de partner, bedoeld in artikel 5a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, van de belanghebbende op het moment dat die belanghebbende is komen te overlijden;
bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon, het kind, zijnde bloedverwant of aanverwant in de neergaande lijn van de belanghebbende;
onterechte afwijzingsbrief: de brief waarin de ontvanger, al dan niet namens de Dienst Toeslagen, meedeelt dat een verzoek tot medewerking aan een buitengerechtelijke schuldregeling is afgewezen op grond van een registratie in de Fraude Signalering Voorziening van de Belastingdienst, een kwalificatie opzet of grove schuld, een indicatie van fraude of een belastingschuld of toeslagschuld boven een door de ontvanger gehanteerd normbedrag en hiernaast in de brief geen andere grond voor afwijzing is aangevoerd;
ontvanger: de ontvanger, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel i, van de Invorderingswet 1990;
Onze Minister: Onze Minister van Financiën;
schuldhulpverlener: een persoon of instelling als bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de Wet op het consumentenkrediet, die namens de belanghebbende een buitengerechtelijke schuldregeling uitvoert;
schuldsaneringsregeling natuurlijke personen: de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, bedoeld in titel III van de Faillissementswet;
stabilisatieverzoek: een verzoek van een schuldhulpverlener namens de belanghebbende aan een schuldeiser om gedurende een periode van maximaal 240 dagen geen dwanginvorderingsmaatregelen te treffen ter zake van een openstaande schuld van de belanghebbende teneinde de belanghebbende in de gelegenheid te stellen om een stabiele situatie met betrekking tot zijn inkomsten en uitgaven te bereiken.
Hoofdstuk 2. Tegemoetkoming
Artikel 2. Tegemoetkoming voor een onterechte afwijzing van een verzoek tot medewerking aan een buitengerechtelijke schuldregeling of een stabilisatieverzoek 1. De ontvanger kent ambtshalve een tegemoetkoming toe aan een belanghebbende namens wie in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 maart 2021 een verzoek tot medewerking aan een buitengerechtelijke schuldregeling of een stabilisatieverzoek, waarbij de ontvanger dit verzoek
2
heeft behandeld als een verzoek tot medewerking aan een buitengerechtelijke schuldregeling, is
gedaan, dat door de ontvanger is afgewezen vanwege:
1°. een registratie in de Fraude Signalering Voorziening van de Belastingdienst;
2°. een kwalificatie opzet of grove schuld;
3°. een indicatie van fraude; of
4°. een belastingschuld of toeslagschuld boven een door de ontvanger gehanteerd normbedrag.
De tegemoetkoming bedraagt € 500 per verzoek dat door de ontvanger is afgewezen.
De tegemoetkoming blijft achterwege indien de afwijzing het gevolg is van een opgelegde vergrijpboete, een strafrechtelijke veroordeling, fraude met betrekking tot toeslagschulden of indien er naast de grond voor afwijzing, bedoeld in het eerste lid, een andere grond voor de afwijzing bestond en de reden voor de afwijzing is opgenomen in de afwijzingsbrief.
Hoofdstuk 3. Schulden
Artikel 3. Betalen bedrag gelijk aan de afloscapaciteit
1. Indien na de datum van inwerkingtreding van dit artikel een buitengerechtelijke schuldregeling of de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen nog niet is afgerond of aanvangt, betaalt de ontvanger op een gemotiveerde aanvraag de openstaande bedragen die de belanghebbende na de datum van inwerkingtreding van dit artikel dient af te dragen op basis van diens afloscapaciteit ten behoeve van een buitengerechtelijke schuldregeling of schuldsaneringsregeling natuurlijke personen.
2. De aanvraag wordt gedaan door of namens de belanghebbende die in aanmerking komt voor de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid.
3. Het eerste lid vindt geen toepassing indien:
namens de belanghebbende is verzocht om een heroverweging van de afwijzing, bedoeld in artikel 2, eerste lid, en die afwijzing bij de heroverweging heeft standgehouden ingevolge een grond voor afwijzing die niet is genoemd in artikel 2, eerste lid, en de reden voor de afwijzing is opgenomen in de tweede afwijzingsbrief;
namens de belanghebbende op een later moment een nieuw verzoek tot medewerking aan een buitengerechtelijke schuldenregeling of een nieuw stabilisatieverzoek, waarbij de ontvanger dit verzoek heeft behandeld als een verzoek tot medewerking aan een buitengerechtelijke schuldregeling, is gedaan en dit verzoek is afgewezen, waarbij een grond voor afwijzing is aangevoerd die niet is genoemd in artikel 2, eerste lid, en deze grond is opgenomen in de tweede afwijzingsbrief;
naar aanleiding van de beslissing van de ontvanger om geen medewerking te verlenen aan een buitengerechtelijke schuldregeling de belanghebbende aan de rechtbank het verzoek heeft gedaan om de ontvanger te bevelen in te stemmen met de aangeboden schuldregeling en de rechtbank dit verzoek heeft afgewezen op basis van een andere grond dan genoemd in artikel 2, eerste lid; of
tussen de onterechte afwijzingsbrief en de datum van inwerkingtreding van dit artikel een buitengerechtelijke schuldregeling of de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen is aangevangen en vervolgens voor de datum van inwerkingtreding van dit artikel is beëindigd.
4. De ontvanger betaalt de bedragen op grond van artikel 30 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek uit aan:
3
de schuldhulpverlener die namens de belanghebbende de buitengerechtelijke schuldregeling heeft aangeboden;
de bewindvoerder die namens de belanghebbende het gerechtelijk akkoord in het kader van een schuldsaneringsregeling natuurlijke personen heeft aangeboden; of
de kredietverstrekker die een saneringskrediet ter beschikking heeft gesteld voor de buitengerechtelijke schuldregeling.
Artikel 4. Bedrag gelijk aan de betaalde en verrekende bedragen
1. De ontvanger betaalt ambtshalve het bedrag gelijk aan de bedragen die zien op belastingschulden of toeslagschulden die betrekking hebben op een tijdvak gelegen voor de dagtekening van de onterechte afwijzingsbrief of een tijdvak dat liep ten tijde van de dagtekening van de onterechte afwijzingsbrief en die zijn voldaan of verrekend, met inbegrip van de met de schuld samenhangende betaalde renten en kosten van invordering, in de periode tussen de dagtekening van de onterechte afwijzingsbrief en de datum van inwerkingtreding van deze wet aan de belanghebbende die in aanmerking komt voor een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2, eerste lid, en waarbij tussen de dagtekening van de onterechte afwijzingsbrief en de datum van inwerkingtreding van deze wet:
geen buitengerechtelijke schuldregeling of geen schuldsaneringsregeling natuurlijke personen is aangevangen; of
een buitengerechtelijke schuldregeling of een schuldsaneringsregeling natuurlijke personen is aangevangen die niet voor de datum van inwerkingtreding van deze wet is afgerond.
2. Het eerste lid vindt geen toepassing indien:
namens de belanghebbende is verzocht om een heroverweging van de afwijzing, bedoeld in artikel 2, eerste lid, en die afwijzing bij de heroverweging heeft standgehouden ingevolge een grond voor afwijzing die niet is genoemd in artikel 2, eerste lid, en de reden voor de afwijzing is opgenomen in de tweede afwijzingsbrief;
namens de belanghebbende op een later moment een nieuw verzoek tot medewerking aan een buitengerechtelijke schuldenregeling of een nieuw stabilisatieverzoek, waarbij de ontvanger dit verzoek heeft behandeld als een verzoek tot medewerking aan een buitengerechtelijke schuldregeling, is gedaan en dit verzoek is afgewezen, waarbij een grond voor afwijzing is aangevoerd die niet is genoemd in artikel 2, eerste lid, en deze grond is opgenomen in de tweede afwijzingsbrief; of
naar aanleiding van de beslissing van de ontvanger om geen medewerking te verlenen aan een buitengerechtelijke schuldregeling de belanghebbende aan de rechtbank het verzoek heeft gedaan om de ontvanger te bevelen in te stemmen met de aangeboden schuldregeling en de rechtbank dit verzoek heeft afgewezen op basis van een andere grond dan genoemd in artikel 2, eerste lid.
3. Het bedrag gelijk aan de betaalde en verrekende bedragen wordt verminderd met het bedrag dat aan de belanghebbende reeds op grond van artikel 3.13 van de Wet hersteloperatie toeslagen is toegekend vanwege betalingen die zien op belastingschulden of toeslagschulden die betrekking hebben op een tijdvak gelegen voor de dagtekening van de onterechte afwijzingsbrief of een tijdvak dat liep ten tijde van de dagtekening van de onterechte afwijzingsbrief en hebben plaatsgevonden na de dagtekening van de onterechte afwijzingsbrief.
4
Artikel 5. Kwijtschelding van belastingschulden
1. De ontvanger verleent ambtshalve kwijtschelding van het op de datum van inwerkingtreding van deze wet openstaande bedrag van een belastingaanslag van de belastingschuldige die in aanmerking komt voor een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2, eerste lid, en ten aanzien van wie tussen de dagtekening van de onterechte afwijzingsbrief en datum van inwerkingtreding van deze wet:
geen buitengerechtelijke schuldregeling tot stand is gekomen of niet de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, bedoeld in titel III van de Faillissementswet, is aangevangen; of
een buitengerechtelijke schuldregeling of de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, bedoeld in titel III van de Faillissementswet, is aangevangen die niet voor de datum van inwerkingtreding van deze wet is afgerond.
2. Het eerste lid vindt geen toepassing indien:
namens de belanghebbende is verzocht om een heroverweging van de afwijzing, bedoeld in artikel 2, eerste lid, en die afwijzing bij de heroverweging heeft standgehouden ingevolge een grond voor afwijzing die niet is genoemd in artikel 2, eerste lid, en de reden voor de afwijzing is opgenomen in de tweede afwijzingsbrief;
namens de belanghebbende op een later moment een nieuw verzoek tot medewerking aan een buitengerechtelijke schuldenregeling of een nieuw stabilisatieverzoek, waarbij de ontvanger dit verzoek heeft behandeld als een verzoek tot medewerking aan een buitengerechtelijke schuldregeling, is gedaan en dit verzoek is afgewezen, waarbij een grond voor afwijzing is aangevoerd die niet is genoemd in artikel 2, eerste lid, en deze grond is opgenomen in de tweede afwijzingsbrief; of
naar aanleiding van de beslissing van de ontvanger om geen medewerking te verlenen aan een buitengerechtelijke schuldregeling de belanghebbende aan de rechtbank het verzoek heeft gedaan om de ontvanger te bevelen in te stemmen met de aangeboden schuldregeling en de rechtbank dit verzoek heeft afgewezen op basis van een andere grond dan genoemd in artikel 2, eerste lid.
3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op belastingaanslagen die niet voor de datum van inwerkingtreding van deze wet bekend zijn gemaakt en betrekking hebben op een tijdvak dat is geëindigd, dan wel zien op een tijdvak dat is aangevangen, voor de datum van inwerkingtreding van deze wet.
4. De ontvanger verleent de belanghebbende die op grond van artikel 49 van de Invorderingswet 1990 aansprakelijk is gesteld voor rijksbelastingen of voor andere bedragen, als bedoeld in het eerste en derde lid, ontslag van de verplichting tot betaling van die belastingen of bedragen.
5. In afwijking van het eerste en derde lid verleent de ontvanger kwijtschelding van een voorlopige aanslag nadat de aanslag over hetzelfde tijdvak is opgelegd en bekendgemaakt .
Hoofdstuk 4. Echtgenoot en geregistreerd partners ten tijde van het verzoek om medewerking
Artikel 6. Tegemoetkoming echtgenoot en geregistreerd partner
De persoon die samen met de belanghebbende die in aanmerking komt dan wel in aanmerking zou zijn gekomen indien deze belanghebbende niet was overleden voor de toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, heeft gepoogd tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen voor al hun beider schulden door gezamenlijk een verzoek tot
5
medewerking aan een buitengerechtelijke schuldregeling aan hun schuldeisers te sturen of een stabilisatieverzoek naar de ontvanger te sturen en er tussen deze persoon en de belanghebbende sprake is geweest van een gemeenschap van goederen als bedoeld in artikel 94 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek ten tijde van het doen van het verzoek tot medewerking aan een buitengerechtelijke schuldregeling, onderscheidenlijk het stabilisatieverzoek, komt op aanvraag in aanmerking voor de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, het bedrag gelijk aan de afloscapaciteit, bedoeld in artikel 3, eerste lid, het bedrag gelijk aan de betaalde en verrekende bedragen, bedoeld in artikel 4, de kwijtschelding van belastingschulden, bedoeld in artikel 5 en de kwijtschelding van toeslagschulden, bedoeld in artikel 31ter van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, indien die persoon niet zelf een afwijzing heeft ontvangen als bedoeld in artikel 2, eerste lid.
Hoofdstuk 5. Nabestaanden
Artikel 7. Toekenning bij overlijden belanghebbende
De ontvanger kent de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, ambtshalve toe aan de nabestaanden, indien de belanghebbende, bedoeld in artikel 2, eerste lid, is overleden voordat de tegemoetkoming waarop deze overledene recht zou hebben bij leven aan hem is toegekend.
Indien meerdere kinderen op grond van het eerste lid aanspraak maken op de tegemoetkoming, wordt het bedrag verdeeld naar evenredigheid van het aantal kinderen dat in aanmerking komt voor die tegemoetkoming.
Nabestaanden die niet bekend zijn bij de ontvanger kunnen een gemotiveerde aanvraag doen tot toekenning van de tegemoetkoming.
Bij de toepassing van het derde lid is de hoogte van de tegemoetkoming gelijk aan het bedrag dat aan een andere nabestaande van de overledene op grond van het eerste lid of derde lid is toegekend. Indien bij toepassing van het derde lid nog geen tegemoetkoming is uitgekeerd aan een andere nabestaande van de overledene op grond van het eerste of derde lid, wordt het bedrag van de tegemoetkoming naar evenredigheid verdeeld over de nabestaanden die op grond van het eerste lid in aanmerking komen en waarbij de tegemoetkoming nog niet aan die nabestaanden is toegekend en de nabestaanden die op grond van het derde lid een aanvraag tot toekenning van de tegemoetkoming hebben gedaan en de ontvanger op die verzoeken nog geen besluit heeft genomen.
Hoofdstuk 6. Procedurele bepalingen
Artikel 8. Tegemoetkoming bij voor bezwaar vatbare beschikking
De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, het bedrag gelijk aan de afloscapaciteit, bedoeld in artikel 3, eerste lid, het bedrag gelijk aan de betaalde en verrekende bedragen, bedoeld in artikel 4, en de kwijtschelding van belastingschulden, bedoeld in artikel 5 worden vastgesteld bij voor bezwaar vatbare beschikking als bedoeld in hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Op het bezwaar, beroep, hoger beroep en beroep in cassatie inzake de in het eerste lid bedoelde beschikking is hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van overeenkomstige toepassing.
6
Artikel 9. Aanvraagtermijn
Een aanvraag als bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, 6 en 7, derde lid, wordt ingediend uiterlijk
twaalf maanden na inwerkingtreding van deze wet.
Artikel 10. Beslistermijn
Op een aanvraag als bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, 6, en 7, derde lid, besluit de ontvanger binnen een termijn van zes weken na ontvangst van die aanvraag. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes weken worden verlengd.
Artikel 11. Wijze van uitbetalen
De uitbetaling van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, of het bedrag gelijk aan de betaalde en verrekende bedragen, bedoeld in artikel 4, vindt plaats aan de belanghebbende, de persoon, bedoeld in artikel 6, of de nabestaande op een daartoe door die belanghebbende, die persoon, onderscheidenlijk die nabestaande, bestemde bankrekening die op diens naam staat, binnen zes weken nadat de tegemoetkoming, onderscheidenlijk het bedrag gelijk aan de betaalde en verrekende bedragen, is toegekend en nadat het bankrekeningnummer van de belanghebbende, de persoon, onderscheidenlijk de nabestaande, bij de ontvanger bekend is geworden . Indien de nabestaande minderjarig is, vindt de uitbetaling plaats op een bankrekening die daartoe is bestemd door diens wettelijke vertegenwoordiger, die op naam staat van de nabestaande en door of namens de nabestaande bij de ontvanger is opgegeven.
Het bedrag gelijk aan de afloscapaciteit, bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt uitbetaald op het opgegeven bankrekeningnummer van de schuldhulpverlener, bewindvoerder of kredietverstrekker binnen zes weken nadat de ontvanger de aanvraag hiertoe heeft toegekend en de schuldhulpverlener, de bewindvoerder, onderscheidenlijk de kredietverstrekker, zijn bankrekeningnummer heeft opgegeven bij de ontvanger.
Bij de uitbetaling van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, het bedrag gelijk aan de afloscapaciteit, bedoeld in artikel 3, eerste lid, en het bedrag gelijk aan de betaalde en verrekende bedragen, bedoeld in artikel 4, door de ontvanger is artikel 24 van de Invorderingswet 1990 niet van overeenkomstige toepassing.
Artikel 12. Verwerking van persoonsgegevens van strafrechtelijke aard
Indien noodzakelijk voor de uitvoering van artikel 2 kan de ontvanger persoonsgegevens van strafrechtelijke aard verwerken.
Voor de verwerking van gegevens van strafrechtelijke aard worden praktische handleidingen en werkinstructies opgesteld om te borgen dat de persoonlijke levenssfeer van de belanghebbende niet onevenredig wordt geschaad.
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens van strafrechtelijke aard ter bescherming van de rechten en vrijheden van de belanghebbenden.
Hoofdstuk 7. Wijziging Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen Artikel 13. Wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
7
In de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt na artikel 31bis een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 31ter
1. In afwijking van artikel 31bis scheldt de Dienst Toeslagen ambtshalve kwijt het op de datum van inwerkingtreding van de Wet onverplichte tegemoetkoming onterechte afwijzing buitengerechtelijke schuldregeling nog niet betaalde bedrag van de terugvordering van een toeslag, de met die terugvordering samenhangende rente, de met die terugvordering samenhangende kosten van invordering alsmede het bedrag van een met die terugvordering samenhangende bestuurlijke boete van de belanghebbende die in aanmerking komt voor een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet onverplichte tegemoetkoming onterechte afwijzing buitengerechtelijke schuldregeling en waarbij tussen de dagtekening van de onterechte afwijzingsbrief, bedoeld in artikel 1 van die wet, en datum waarop de Wet onverplichte tegemoetkoming onterechte afwijzing buitengerechtelijke schuldregeling tot wet is of wordt verheven en die wet in werking is getreden:
geen buitengerechtelijke schuldregeling als bedoeld in artikel 1 van de Wet onverplichte tegemoetkoming onterechte afwijzing buitengerechtelijke schuldregeling of niet de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, bedoeld in titel III van de Faillissementswet, is aangevangen; of
een buitengerechtelijke schuldregeling als bedoeld artikel 1 van de Wet onverplichte tegemoetkoming onterechte afwijzing buitengerechtelijke schuldregeling of de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, bedoeld in titel III van de Faillissementswet, is aangevangen die niet voor de datum waarop de Wet onverplichte tegemoetkoming onterechte afwijzing buitengerechtelijke schuldregeling tot wet is of wordt verheven en die wet in werking is getreden, is afgerond.
2. Het eerste lid vindt geen toepassing indien:
namens de belanghebbende is verzocht om een heroverweging van de afwijzing, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet onverplichte tegemoetkoming onterechte afwijzing buitengerechtelijke schuldregeling en die afwijzing bij de heroverweging heeft standgehouden ingevolge een grond voor afwijzing die niet is genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Wet onverplichte tegemoetkoming onterechte afwijzing buitengerechtelijke schuldregeling en de reden voor de afwijzing is opgenomen in de tweede afwijzingsbrief;
namens de belanghebbende op een later moment een nieuw verzoek tot medewerking aan een buitengerechtelijke schuldenregeling of een nieuw stabilisatieverzoek, waarbij de ontvanger dit verzoek heeft behandeld als een verzoek tot medewerking aan een buitengerechtelijke schuldregeling, is gedaan en dit verzoek is afgewezen, waarbij een grond voor afwijzing is aangevoerd die niet is genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Wet onverplichte tegemoetkoming onterechte afwijzing buitengerechtelijke schuldregeling en deze grond is opgenomen in de tweede afwijzingsbrief; of
naar aanleiding van de beslissing van de ontvanger om geen medewerking te verlenen aan een buitengerechtelijke schuldregeling de belanghebbende aan de rechtbank het verzoek heeft gedaan om de ontvanger te bevelen in te stemmen met de aangeboden schuldregeling en de rechtbank dit
8
verzoek heeft afgewezen op basis van een andere grond dan genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Wet onverplichte tegemoetkoming onterechte afwijzing buitengerechtelijke schuldregeling.
Hoofdstuk 8. Slotbepalingen
Artikel 14. Inwerkingtreding
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Artikel 15. Citeertitel
Deze wet wordt aangehaald als: Wet onverplichte tegemoetkoming onterechte afwijzing
buitengerechtelijke schuldregeling.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Financiën,