1
Rondetafelgesprek VCD, 30 september 2015
Bijdrage Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV)
1. In zijn advies Instabiliteit rond Europa. Confrontatie met een nieuwe werkelijkheid (april
2015) brengt de AIV zijn diepe bezorgdheid tot uiting over de staat van de Nederlandse
defensie. Een inhaalslag is dringend noodzakelijk. De AIV constateert dat de herhaalde
bezuinigingen ten koste zijn gegaan van de brede inzetbaarheid, het voortzettings- en
escalatievermogen van de krijgsmacht. Dientengevolge is het militaire ambitieniveau van
Nederland, zoals geoperationaliseerd in inzetbaarheidsdoelstellingen, stelselmatig verlaagd.
Bijzonder pijnlijk is dat operationele basiscapaciteiten, die als essentieel zijn te beschouwen
voor een volwaardige krijgsmacht, gedeeltelijk of geheel zijn afgestoten. Niet minder
problematisch is de verstoring van de balans tussen gevechts- en ondersteunende
capaciteiten doordat enerzijds logistieke eenheden zijn overbelast en anderzijds voorrang is
gegeven aan transport en mobiliteit ten koste van zware bewapening. Hierdoor heeft de
grondgebonden manoeuvrecapaciteit van de krijgsmacht, bestaande uit eenheden van
landmacht en mariniers, het karakter van een light army gekregen. Tekenend voor de
aderlatingen die de krijgsmacht heeft ondergaan is dat Nederland niet (meer) in staat is een
militaire formatie ter grootte van een brigade voor langere tijd in te zetten.
2. In zijn advies bepleit de AIV dat Nederland vasthoudt aan het model van een veelzijdig
inzetbare krijgsmacht met een toereikend voortzettings- en escalatievermogen. Dit houdt in
het vermogen om gelijktijdig uiteenlopende operaties uit te voeren, reikend van humanitaire
en reddingsoperaties tot deelname aan operaties in een vijandelijke omgeving in de hogere
delen van het geweldsspectrum. Anders geformuleerd: de krijgsmacht moet voorbereid zijn
op een scala van inzetmogelijkheden, in alle fasen van een conflict en zo nodig op grote
afstand van de landsgrenzen. Daarvoor is noodzakelijk dat het defensiebudget geleidelijk
(d.w.z. over een periode van tien jaar) wordt verhoogd naar ten minste het Europese NAVO-
gemiddelde van momenteel circa 1,6% BBP, met inachtneming van de NAVO-norm van 2%.
Dit komt neer op een uiteindelijke stijging met ongeveer 3 miljard euro (op basis van huidige
cijfers). De AIV vindt het niet te verdedigen dat een relatief welvarend land als Nederland,
dat uitgebreide internationale belangen en aspiraties heeft, een minder dan evenredig
aandeel neemt in de gezamenlijke bondgenootschappelijke inspanningen.
3. In de zienswijze van de AIV dienen extra financiële middelen in deze volgorde van
prioriteit te worden aangewend om (1) acute tekortkomingen op te heffen in de sfeer van
onderhoud van materieel en reservedelen, munitievoorraden en personeel, (2)
basiscapaciteiten die verloren zijn gegaan zoals tankbataljons opnieuw in te voeren en na
deze reparaties (3) te investeren in de vervanging van wapensystemen zoals fregatten en
onderzeeboten alsmede in de aanschaf van extra JSF-jachtvliegtuigen. Ook moet de vereiste
verhoging van het budget worden gebruikt voor nieuwe investeringen in
transporthelikopters en inlichtingen- en cybercapaciteiten. Dit alles moet zijn beslag krijgen
in een samenhangend plan van herstel en vernieuwing.
4. De AIV heeft met teleurstelling kennis genomen van de beleidsvoornemens van het
kabinet, zoals deze zijn af te lezen van de begrotingsstukken voor het jaar 2016. De
2
voorgestelde verhoging van het defensiebudget met € 220 miljoen voor het komend jaar,
oplopend tot 345 miljoen in het jaar 2020, is volstrekt onvoldoende om de Nederlandse
defensie-inspanning op een aanvaardbaar niveau te brengen. Deze bescheiden verhoging
doet geen recht aan de ernst van de bedreigingen aan de randen van Europa die het kabinet
zelf onderkent. Misschien kan met het nieuwe budgettaire kader het probleem van de
beperkte operationele gereedheid van de krijgsmacht enigszins worden verzacht, maar dit
kader maakt het niet mogelijk het even grote probleem van het precaire voortzettings- en
escalatievermogen aan te pakken. Overigens juicht de AIV het toe dat het besluit tot
afschaffing van het tankwapen via de beoogde samenwerkingsconstructie met de
Bundeswehr gedeeltelijk is ingetrokken. Tegelijk moet worden aangetekend dat de
tankcapaciteit die met deze constructie beschikbaar komt voor inzet (en welke capaciteit van
wezenlijke betekenis is voor escalatiedominantie), beneden de maat is.
5. De AIV komt tot de conclusie dat ten zeerste moet worden betwijfeld of met de thans
voorziene financiële middelen de inzetbaarheidsdoelstellingen, zoals deze zijn aangegeven in
de MvT Begroting Defensie 2016 (pp. 17 en 18), kunnen worden gehaald. Het nagestreefde
investeringspercentage van ten minste 20 procent zal vermoedelijk niet realistisch blijken te
zijn. Deze conclusie dient extra zwaar te wegen omdat voornoemde doelstellingen al uitgaan
van een relatief laag ambitieniveau. De ambities van het kabinet stroken niet met de ernst
van de internationale veiligheidssituatie en zijn evenmin in overeenstemming is met het
economische en financiële potentieel van Nederland.