background image

 

 
 
 
 
 
 

 

— 
Aansturing van 

agentschappen en 

zbo’s bij het 

ministerie van OCW 

 

 

Advies ten behoeve van verdere 

professionalisering 
21 februari 2025 

background image

 

 
 

 

 

 
 
 
 
 
 
 

Colofon 
ABDTOPConsult 
 
Muzenstraat 97 
2511 WB DEN HAAG 
www.abdtopconsult.nl 
 
Harry Paul 
Angélique van Drunen 

ABDTOPConsult 

Dichtbij en onafhankelijk 

 
De consultants van ABDTOPConsult zijn lid van de topmanagementgroep (TMG) van de 
Algemene Bestuursdienst en worden benoemd door de ministerraad. Ze zijn rijksbreed en 
interbestuurlijk inzetbaar voor interim-opdrachten, projecten en onafhankelijke advisering 
bij complexe en (politiek) gevoelige zaken. 

link to page 6 link to page 6 link to page 6 link to page 6 link to page 7 link to page 8 link to page 8 link to page 9 link to page 10 link to page 12 link to page 12 link to page 12 link to page 14 link to page 15 link to page 17 link to page 17 link to page 19 link to page 19 link to page 19 link to page 20 link to page 20 link to page 20 link to page 21 link to page 22 link to page 23 link to page 23 link to page 24 link to page 24 link to page 25 link to page 25 link to page 26 link to page 27 link to page 29 link to page 29 link to page 31 link to page 32
background image

 

 

 
 

 

 

Inhoud 

Inleiding 

1.1

 

Aanleiding onderzoek 

6

 

1.2

 

Vraagstelling en afbakening 

6

 

1.3

 

Aanpak/werkwijze 

6

 

1.4

 

Leeswijzer 

7

 

Sturing binnen de Rijksdienst 

2.1

 

Organisatievorm 

8

 

2.2

 

Model voor de aansturing 

9

 

2.3

 

Ontwikkelingen in aansturing 

10

 

2.4

 

Interne organisatie OCW 

12

 

2.5

 

JenV, LVNN en SZW 

12

 

2.5.1

 

JenV 

12

 

2.5.2

 

LVVN 

14

 

2.5.3

 

SZW 

15

 

Bevindingen 

17 

3.1

 

Overzicht 

17

 

3.2

 

Observaties 

19

 

3.2.1

 

Algemeen beeld: diversiteit en goede onderlinge relaties 

19

 

3.2.2

 

Organisatiecultuur OCW 

19

 

3.2.3

 

Invulling rollen in de driehoek 

20

 

3.2.4

 

Het diverse OCW-uitvoeringslandschap 

20

 

3.2.5

 

Bestuursmodel: invulling van rollen 

20

 

3.2.6

 

Opdrachtgeverschap 

21

 

3.2.7

 

Financiering 

22

 

3.2.8

 

Bedrijfsvoering 

23

 

3.2.9

 

Informatisering en informatiehuishouding 

23

 

3.2.10

  Administratieve lasten en risicobeheersing 

24

 

3.2.11

  Eigenaarsondersteuning 

24

 

Conclusies en aanbevelingen 

25 

4.1

 

Sturing bij OCW 

25

 

4.2

 

Rolinvulling 

26

 

4.3

 

Eigenaarschap en eigenaarsondersteuning 

27

 

4.4

 

Opdrachtgeverschap en financiering 

29

 

4.5

 

Bedrijfsvoering en informatievoorziening 

29

 

4.6

 

Slotbeschouwing 

31

 

Bijlage 1: Overzicht respondenten 

32 

link to page 34
background image

 

 

 
 

 

 

Bijlage 2: Bronnen 

34 

 
 
 

background image

 

 

 
 

 

 

Voorwoord 

 
Het advies dat voor u ligt gaat over de toepassing van rijksbrede principes bij de 
aansturing van agentschappen en zbo’s bij het ministerie van OCW. De 
toepassing van het driehoeksmodel, met heldere invulling van de 
verantwoordelijkheden, geeft de mogelijkheid om de belangen van 
opdrachtgever, opdrachtnemer en eigenaar evenwichtig in te vullen. Op basis 
van de resultaten van de gesprekken en de ontvangen documenten komen we 
tot een reeks aanbevelingen om de aansturing zakelijker in te richten. 
 
De huidige informele cultuur van aansturen die OCW kenmerkt, is historisch 
verklaarbaar en zorgt uiteindelijk wel voor besluitvorming, maar is weinig 
zakelijk en leidt tot een dominante sturing vanuit de beleidskolom met risico’s 
voor de eigenaar en de opdrachtgever. Een centraal belegd eigenaarschap borgt 
de implementatie van rijksbrede kaders rondom de bedrijfsvoering. Ons advies 
is om het eigenaarschap zoveel mogelijk bij de pSG te beleggen, waarbij de SG 
als escalatiemogelijkheid dient.  
 
De ervaringen in de Rijksdienst leren, dat ontwikkelingen tijd kosten. Dat geldt 
ook voor de implementatie van de aanbevelingen. Daarbij helpt het om een 
stappenplan te maken per organisatieonderdeel.  
 
Vanaf deze plaats willen we alle gesprekspartners van harte danken voor hun 
bereidheid met ons in gesprek te gaan.  
 
 
Harry Paul 
Angélique van Drunen

background image

 

 

 
 

 

 

1  Inleiding 

1.1  Aanleiding onderzoek 
 
De agentschappen en zelfstandige bestuursorganen (zbo’s) van het ministerie 
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) verschillen sterk in omvang en 
in de wijze waarop ze worden aangestuurd. Het eigenaarschap is belegd bij de 
directeuren-generaal (DG’s), met uitzondering van DUO, waar het 
eigenaarschap belegd is bij de SG. Het opdrachtgeverschap ligt voor het 
overgrote deel bij de beleidsdirecteuren en in een enkele situatie bij de 
directeuren-generaal. De bestuursraad van OCW is dit jaar uitgebreid met een 
plaatsvervangend secretaris-generaal (pSG), die verantwoordelijk is voor het 
laten functioneren van de bestuurlijke driehoek van eigenaar, opdrachtgever 
en opdrachtnemer maar niet noodzakelijkerwijs ook zelf de rol van eigenaar 
vervult. OCW wil graag een beeld van het functioneren van deze bestuurlijke 
driehoek en hierover advies, lerend van ‘best practices’ en hoe het bij andere 
departementen is georganiseerd.  
 

1.2  Vraagstelling en afbakening 
De vraag is gesteld aan ABDTOPConsult om te adviseren over de rollen 
eigenaar, opdrachtgever en opdrachtnemer in de aansturing van de bij het 
departement van OCW behorende dienstonderdelen. De SG van OCW treedt 
op als opdrachtgever voor deze opdracht en de kwartiermaker-pSG als 
gedelegeerd opdrachtgever.  
 
Parallel aan dit adviestraject is de vijfjaarlijkse wettelijke evaluatie van de 
Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) gestart. Afstemming heeft plaatsgevonden 
om overlap zoveel mogelijk te voorkomen. ABDTOPConsult neemt de 
ontwikkelingen die al in gang zijn gezet met betrekking tot de interne sturing 
zoals de benoeming van een pSG en het oprichten van een directie 
Informatievoorziening als uitgangspunt.  
 

1.3  Aanpak/werkwijze 
De opdracht is uitgevoerd in de vorm van een verkenning, waarbij vooral is 
gekeken naar de werking van de sturing in de praktijk. In samenspraak met 
de opdrachtgever is vastgesteld welke organisaties onder deze opdracht vallen 
(zie tabel op pagina 18). Voor het ophalen van ‘best practices’ zijn de 
relevante documenten uit de rijksbrede evaluatie van de sturingskaders en het 
traject Werk aan Uitvoering (WaU) gebruikt en is een vergelijking getrokken 
met de aansturing binnen de departementen Justitie en Veiligheid (JenV), 
Landbouw, Voedselvoorziening, Visserij en Natuur (LVVN) en Sociale Zaken en 
Werkgelegenheid (SZW). Hiervoor is ook gesproken met de afdelingen 
Eigenaarsadvisering van deze ministeries. Tot slot is ook de programma-DG 
WaU geraadpleegd. 
 

background image

 

 

 
 

 

 

ABDTOPConsult heeft gesprekken gevoerd met de leden van de bestuursraad 
van OCW, leidinggevenden van de agentschappen en zbo’ s (bijlage) en 
vertegenwoordigers van het team Eigenaarsadvisering. Luuk Maathuis, 
bestuursadviseur van de kwartiermaker pSG OCW, fungeerde als eerste 
aanspreekpunt voor het verkrijgen van benodigde informatie. Gedurende het 
traject is regelmatig voortgangsoverleg geweest met de (gedelegeerd) 
opdrachtgever. De conceptbevindingen zijn aan alle gesprekspartners 
voorgelegd voor een feitencheck. Na verwerking van de reacties zijn de 
conclusies en aanbevelingen toegevoegd. De conceptrapportage is besproken 
met de opdrachtgever en in de bestuursraad van OCW.  
 

1.4  Leeswijzer 
Hoofdstuk 2 beschrijft op hoofdlijnen de kerngedachte achter het oprichten 
van agentschappen en zbo’ s en de ontwikkelingen in de aansturing ervan. Dit 
hoofdstuk gaat ook in op wijze waarop de aansturing van bovengenoemd type 
organisaties is georganiseerd bij enkele andere departementen. In hoofdstuk 3 
staat een overzicht van de wijze waarop de aansturing van de agentschappen 
en zbo’s binnen OCW is vormgegeven, aangevuld met observaties vanuit de 
gesprekken en ontvangen documentatie. Dit hoofdstuk geeft daarmee een 
reflectie op de bevindingen en bespreekt een aantal onderwerpen die raken 
aan de interne sturing door OCW. Zij vormen een opmaat voor de conclusies 
en aanbevelingen. De rapportage sluit in hoofdstuk 4 hiermee af.  
 

link to page 8 link to page 8 link to page 8 link to page 8
background image

 

 

 
 

 

 

2  Sturing binnen de 

Rijksdienst 

2.1  Organisatievorm 
 
Naast het kerndepartement maken meerdere type organisaties onderdeel uit 
van een ministerie, zoals agentschappen, zelfstandige bestuursorganen (zbo’s) 
en diensten. Voor een onderscheid wordt verwezen naar de volgende definities1:  

•  Dienst. Een dienst is een organisatieonderdeel van een ministerie en 

valt volledig onder het departement en daarmee onder de 
verantwoordelijkheid van de minister. 

•  Agentschap (ook wel baten-lastendienst genoemd). Een agentschap is 

een intern verzelfstandigd onderdeel van een ministerie. Het is 
onderdeel van de Rijksdienst, maar heeft een grotere zelfstandigheid 
dan de departementale diensten. De ministeriële verantwoordelijkheid is 
volledig van toepassing op agentschappen.  

•  Zelfstandig bestuursorgaan (zbo). Een zbo is een zelfstandige 

organisatie, waarover de minister wel enige zeggenschap heeft. De 
minister is verantwoordelijk voor het beleid dat een zbo uitvoert en voor 
het toezicht erop. Ook moet de minister verantwoording af kunnen 
leggen over een zbo aan het parlement. De minister is niet 
verantwoordelijk voor de dagelijkse taakuitvoering en bedrijfsvoering 
van een zbo.  

Er zijn publiekrechtelijke en privaatrechtelijke zbo’s, een volledig zbo, of een 
klein of deeltijd-zbo, waarbij alleen het bestuur het zbo vormt. De bestaande 
vorm komt vaak voort uit de historie van de organisatie, soms uit de voorkeur 
van een bepaald ministerie of een andere beslisser, soms uit imitatie en soms 
uit gebrek aan kennis over alternatieven. 
Een zelfstandig bestuursorgaan kan volgens de Kaderwet zbo’s uitsluitend 
worden ingesteld indien3: 

•  Er behoefte is aan onafhankelijke oordeelsvorming op grond van 

specifieke deskundigheid. 

•  Er sprake is van strikt regel gebonden uitvoering in een groot aantal 

individuele gevallen. 

•  Participatie van maatschappelijke organisaties in verband met de aard 

van de betrokken bestuurstaak bijzonder aangewezen moet worden 
geacht.4 

_______ 

 

1

 Van Thiel, S. (2020). Leren loslaten: 10 lessen uit 25 jaar onderzoek naar de relaties tussen ministeries en 

uitvoeringsorganisaties. Den Haag: Boom Bestuurskunde. 

2

 Idem. 

3

 https://wetten.overheid.nl/BWBR0020495/2022-07-01, artikel 3 

4

 In de Kaderwet worden deze drie instellingsmotieven genoemd, maar in de praktijk wordt er nog maar één toegepast, 

te weten de eerste (behoefte aan onafhankelijke oordeelsvorming).  

link to page 9 link to page 9 link to page 9
background image

 

 

 
 

 

 

2.2  Model voor de aansturing 
 
Het gangbare model voor de aansturing van de uitvoerende organisaties, zowel 
diensten, agentschappen als zbo’s, binnen een departement betreft het 
governance-model van de agentschappen.5,Centraal in dit model, dat is 
vastgelegd in de Regeling agentschappen, staat de driehoek eigenaar-
opdrachtgever-opdrachtnemer. In de regeling staan de rollen als volgt 
gedefinieerd (letterlijke weergave van de tekst van de regeling):  

  Eigenaar: de binnen het betrokken ministerie aangewezen 

verantwoordelijke voor het toezicht op het beleid van de 
opdrachtnemer en op de algemene gang van zaken in het agentschap. 

  Opdrachtgever: degene die het agentschap opdracht geeft tot het 

leveren van producten of diensten en daarvoor een bijdrage toekent 
en betaalt. 

  Opdrachtnemer: de eindverantwoordelijke binnen het agentschap. 

De opdrachtgever stelt de opdrachtportefeuille samen op basis van wettelijke 
taken en politieke prioriteiten. De eigenaar heeft zorg te dragen voor meerjarige 
continuïteit van de organisatie en zal meer dan de opdrachtgever letten op alle 
aspecten van de bedrijfsvoering. De eigenaar stelt ook de kostprijzen van de 
organisatie vast en eventuele externe tarieven. Het hebben van een kostprijs 
voor de verschillende activiteiten is een belangrijk instrument om taken en 
capaciteit aan elkaar te verbinden en de goede discussie met de 
opdrachtgever(s) te kunnen voeren. In de afgelopen jaren zijn in meerdere 
onderzoeken en rapporten de uitgangspunten en randvoorwaarden beschreven 
om het driehoeksmodel goed te laten werken.7 Belangrijke uitgangspunten zijn: 

  Rollen opdrachtnemer, opdrachtgever en eigenaar/regisseur zijn helder en 

gedefinieerd. 

  Er sprake is van een gedeelde rolopvatting binnen de driehoek; die is 

opgavegericht en doelen zijn richtinggevend; rollen opdrachtnemer, 
opdrachtgever en eigenaar worden in onderlinge samenhang ingevuld. 

  Er is sprake van gelijkwaardigheid tussen de partijen. 

  Er is een up-to-date instrumentenkoffer zoals heldere bestuurlijke 

afspraken/arrangementen, voldoende en toegankelijke financiële, 
juridische en beleidskaders, werkbare (moderne) ICT en voldoende 
deskundige medewerkers. 

 
 

_______ 

 

5

 Wetten.nl - Regeling - Regeling agentschappen - BWBR0040286 (Overheid.nl) 

6

 ABDTOPConsult (2017). Verbeter de werking!! Rollen in de sturing van uitvoeringsorganisaties in de Rijksdienst

 

7

 Werk aan uitvoering (fase 2): Handelingsperspectieven en samenvatting analyse | Rapport | Rijksoverheid.nl; Verbeter 

de werking!! Rollen in de sturing van uitvoeringsorganisaties in de Rijksdienst | Rapport | ABDTOPConsult (2017); 
Rijksportaal – het driehoeksmodel (rijksweb.nl). Als één overheid. Slagvaardig de toekomst tegemoet! 
(kennisopenbaarbestuur.nl) v
an 10 september 2020; Repareer het dak als de zon schijnt | Publicatie | Algemene 
Bestuursdienst 
van 14 januari 2021; Code Goed Bestuur Publieke Dienstverleners 2015_Definitief 
(publiekverantwoorden.nl); E
indrapport Tijdelijke Commissie Uitvoeringsorganisaties.  

 

link to page 10 link to page 10 link to page 10 link to page 10
background image

 

 

 
 

10 

 

 

Belangrijke randvoorwaarden zijn, gebaseerd op de aanbevelingen van 
ABDTOPConsult8:  

•  De eigenaarsrol is zoveel mogelijk op SG-niveau verankerd. Let op 

gelijkwaardigheid bij het delegeren naar de pSG. 

•  De rollen worden zuiver en rolvast ingevuld waarbij hiervoor bijzondere 

aandacht is bij meervoudig opdrachtgeverschap en ketens. 

•  Let hierbij op een steviger rol voor de eigenaar, als gevolg van de 

toegenomen complexiteit die meervoudig opdrachtgeverschap met zich 
meebrengt 

•  De rol aan de voorkant bij beleidsvorming is goed geborgd. 
•  De thema’s die nodig zijn voor continuïteit van de dienstverlening (met 

maatwerk waar nodig), voor innovatie en voor een meerjarig 
perspectief, ook budgettair, staan in ieder geval op de brede 
gespreksagenda’s binnen de driehoek.  

•  De feedbackloop is voldoende geborgd. Er sprake is van een goede en 

transparante interactie binnen de driehoek. 

•  Opbouw en uitwisseling van kennis en de onderlinge 

informatievoorziening is goed ingericht.  

•  Er is voorzien in een regelmatige herijking of evaluatie van de rollen en 

actualisatie van de instrumentenkoffer. Binnen het driehoeksmodel 
kunnen zowel overleggen tussen opdrachtgever en opdrachtnemer als 
tussen eigenaar en opdrachtnemer plaatsvinden.  

 

2.3  Ontwikkelingen in aansturing 
 
 
In de toepassing van het driehoeksmodel komt in 2020 komt bij de rijksoverheid 
het stewardship-model in beeld. Van Thiel trekt uit 25 jaar onderzoek naar de 
relaties tussen departementen en uitvoeringsorganisaties 10 conclusies c.q. 
‘lessen’.Deze lessen krijgen hun beslag in ‘Werk aan Uitvoering’ (WaU)10. Ten 
aanzien van de sturing wordt in WaU de aanbeveling van Van Thiel 
overgenomen om voor de inrichting van de sturingsrelaties tussen eigenaar, 
opdrachtgever(s) en uitvoeringsorganisatie en voor de samenwerking in de 
keten, het zogenoemde stewardship-model te hanteren in plaats van het 
principaal-agentmodel. Het stewardship-model gaat uit van een 
vertrouwensrelatie, resultaatafspraken en een open gesprek over de 
verschillende belangen. Daarbij kunnen verscheidene instrumenten worden 
ingezet die bij dit model passen, zoals een gedragscode, resultaatgerichte 
begroting en verantwoording, volledige betrokkenheid bij nieuw beleid en 
uitwisseling van personeel en leidinggevenden.11 Vanuit de WaU zijn rijksbreed 
gelden voor verdere professionalisering ter beschikking gesteld. Ook de 
organisaties binnen OCW hebben hiervoor extra geld ontvangen.  

_______ 

 

8

 ABDTOPConsult (2017). Verbeter de werking!! Rollen in de sturing van uitvoeringsorganisaties in de Rijksdienst

9

 Van Thiel, S. (2020). Leren loslaten: 10 lessen uit 25 jaar onderzoek naar de relaties tussen ministeries en 

uitvoeringsorganisaties. Den Haag: Boom Bestuurskunde 

10

 Werk aan uitvoering (fase 2): Handelingsperspectieven en samenvatting analyse | Rapport | Rijksoverheid.nl 

11

 Als één overheid. Slagvaardig de toekomst tegemoet! (kennisopenbaarbestuur.nl); Werk aan uitvoering (fase 2): 

Handelingsperspectieven en samenvatting analyse; Rapport ABDTOPConsult (2022), Mensen maken het model

link to page 11 link to page 11 link to page 11
background image

 

 

 
 

11 

 

 

 

Daar waar het principaal-agent model uitgaat van wantrouwen – de principaal 
kan de agent niet vertrouwen en zal dus willen controleren – berust het 
stewardship-model op andere uitgangspunten. De principaal (opdrachtgever) en 
steward (opdrachtnemer) streven dezelfde doelen na. Een steward dient op een 
heel andere manier te worden aangestuurd: in plaats van wantrouwen en 
controle moet sprake zijn van vertrouwen en resultaatafspraken. Het 
stewardship-model beschouwen wij als een ‘volwassenwording van het 
driehoeksmodel’. Het stewardship-model omvat het ambitieniveau waarnaar 
gestreefd dient te worden. 
 
In het rapport ‘Mensen maken het model, een evaluatie van het sturingsmodel 
voor aan LNV gelieerde organisaties’12 worden verschillende fasen binnen de 
governance onderscheiden waarin eigenaar, opdrachtgever en opdrachtnemer 
centraal staan. De conclusie was dat de werking van het driehoeksmodel bij de 
onderzochte organisaties in verschillende stadia verkeert, die als volgt op 
hoofdlijnen worden onderscheiden: 

•  fase 1 waarin er nog aandacht moet worden gegeven vanuit de drie 

rollen om de basis op orde te krijgen; 

•  fase 2 waarin er sprake is van rolvastheid, de basis op orde is, en 

eenieder vanuit de eigen rol in control is en    

•  fase 3 (next level) waarin geen sprake meer is van aansturing maar van 

partnerschap (of stewardship): de taakorganisatie is dan voluit 
betrokken bij de beleidsontwikkeling, er wordt vanuit vertrouwen, 
gelijkwaardigheid en transparantie samengewerkt. Er worden heldere en 
zakelijke afspraken gemaakt over de prestaties van de taakorganisatie.  

 
In de praktijk vindt steeds meer driehoeksoverleg plaats, waarbij alle drie de 
partijen tegelijkertijd aan tafel zitten. Als de overleggen apart plaatsvinden, 
vindt er vaak wel vertegenwoordiging vanuit de andere rol plaats. Meervoudig 
opdrachtgeverschap vanuit onderdelen van hetzelfde departement en vanuit 
meerdere departementen geeft een extra aanleiding om de aansturing goed in 
te regelen. Dit onderwerp krijgt vanuit Werk aan Uitvoering (WaU) extra 
aandacht. Intra- en interdepartementaal coördinerend opdrachtgeverschap heeft 
een positieve invloed op de werking van de driehoek bij meervoudig 
opdrachtgeverschap, waarbij de voorwaarde is, dat er voldoende capaciteit 
wordt vrijgemaakt.13  
 
In de recent verschenen Staat van de Uitvoering 202414 wordt de 
gelijkwaardigheid van de partijen nogmaals benadrukt en wordt gepleit voor 
verdere emancipatie van de uitvoering. In de herziening van de Regeling 
agentschappen wordt de gelijkwaardigheid nog verder benadrukt door de 
termen beleidsverantwoordelijke in plaats van opdrachtgever, 
continuïteitsverantwoordelijke in plaats van eigenaar en de 

_______ 

 

12

 ABDTOPConsult (2022). Mensen maken het model, 2022.  

13

 Werk aan Uitvoering (2023., Uitkomsten onderzoek naar meervoudig opdrachtgeverschap

14

 Staat van de Uitvoering (2024). Doorbreek de status quo 

link to page 12
background image

 

 

 
 

12 

 

 

eindverantwoordelijke binnen het agentschap in plaats van opdrachtnemer.15 
Aangezien dit nog in ontwikkeling is en de regeling pas in januari intreedt, wordt 
in dit advies nog de ‘oude’ terminologie gehanteerd. Van groot belang is in ieder 
geval, dat alle partijen die een belang hebben bij de aansturing, aan tafel zitten. 
 
Naast de klassieke onderwerpen doeltreffendheid, doelmatigheid en governance 
komt de vraag naar voren of het niet mogelijk is om meer te sturen op publieke 
waarden. Dit is nog volop in ontwikkeling en kan alleen maar door alle partijen 
in gezamenlijkheid worden ontwikkeld. 
 

2.4  Interne organisatie OCW 
 
In de afgelopen periode heeft OCW al meerdere organisatiewijzigingen 
doorgevoerd die van invloed zijn geweest op de invulling van de rollen in de 
sturingsdriehoek. Er is een kwartiermaker pSG benoemd en de werving voor 
invulling van de functie van pSG is afgerond, waarbij de pSG verantwoordelijk is 
voor het bestaan en als zodanig functioneren van de bestuurlijke driehoek. Dit 
laat onverlet dat alle partijen in de driehoek de verantwoordelijkheid hebben om 
de driehoek goed te laten functioneren en is geen vrijbrief voor opdrachtgever 
en opdrachtnemer om achterover te leunen. Verder is er een nieuwe directie 
Informatievoorziening (IV) opgericht, voortkomend uit de directie Organisatie en 
bedrijfsvoering (OenB), waarbij de directeur IV ook de Chief Information Officer 
(CIO) van het kerndepartement is. De bedoeling is dat de pSG de directies IV en 
OenB onder zich krijgt. De afdeling Eigenaarsadvisering (EA) is momenteel 
onderdeel van de directie FEZ. Verdere besluitvorming rond de capaciteit en de 
positionering van deze afdeling is gekoppeld aan het traject rond de invulling 
van het takenpakket van de pSG. 
 

2.5  JenV, LVNN en SZW 
 
Bij een drietal ministeries zijn gesprekken gevoerd over het functioneren van de 
sturingsdriehoek. Daarbij lag de focus op de wijze waarop de driehoek is 
georganiseerd en wat de meest opvallende punten waren in de dagelijkse 
praktijk. Dat leidt ertoe dat de beschrijvingen van de verschillende 
departementen verschillende accenten bevatten. 
  

2.5.1  JenV 
 
Bij het ministerie van JenV is de ondersteuning van de eigenaar ten behoeve 
van de aansturing van agentschappen, diensten en zbo’s ondergebracht bij een 
aparte directie. Deze directie Eigenaarsadvisering (EA), is onderdeel van het 
zogenaamde SG-cluster. JenV is vanaf 2017, naar aanleiding van een kritische 
beoordeling door de Auditdienst Rijk (ADR) in 2015, begonnen met de 
implementatie van het driehoeksmodel voor de aansturing van de onder het 
ministerie vallende agentschappen, diensten en zbo’s. Uitgangspunt voor het 
JenV-model is de Regeling agentschappen. Andere organisaties gaan daarin 

_______ 

 

15

 Conceptregeling Agentschappen (2024) 

background image

 

 

 
 

13 

 

 

mee. Momenteel geldt het model voor 28 organisaties, waarbij het criterium 10 
miljoen op de begroting als ondergrens wordt gehanteerd. Bij kleinere 
organisaties kunnen ook voorwaarden worden gesteld aan de geldverstrekking 
zonder aan het model deel te nemen. Aangegeven wordt, dat ook niet elk 
organisatieonderdeel geschikt is voor toepassing van het driehoeksmodel, 
bijvoorbeeld de Rapporteur Mensenhandel. Ook zogenaamde sui generis-
organisaties zoals de politie vallen er niet onder. De Inspectie JenV en het 
Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) wel. JenV 
maakt voor elke organisatie waarop het sturingsmodel wordt toegepast een 
overdrachts- en samenwerkingsdocument (OSD). Intussen is de directie 
gegroeid van 6 fte in het begin naar circa 20 fte nu. In het driehoeksmodel bij 
JenV vervult de plaatsvervangend secretaris-generaal de rol van eigenaar en 
doorgaans de directeur-generaal de rol van opdrachtgever en de taakorganisatie 
de rol van opdrachtnemer.  
  
Binnen de directie EA is voor elke organisatie een accountteam, dat zich behalve 
op het organiseren en voorbereiden van de overleggen, richt op de risico’s en de 
beslispunten. Wederzijdse transparantie is daarbij uitgangspunt. Voor elke 
reguliere organisatie wordt vier keer per jaar een driehoeksoverleg 
georganiseerd, twee keer per jaar voor de kleinere organisaties. Het overleg 
vindt altijd in de driehoek plaats. FEZ neemt deel aan driehoek via het 
accountteam, de directie Informatievoorziening en Inkoop (IenI) kan ook 
aanschuiven, uitgangspunt is deelname door vertegenwoordigers van alle 
partijen die een belang hebben. Het model is ook belangrijk bij meervoudig 
opdrachtgeverschap; steeds is de plannings- en begrotingscyclus de basis. 
 
Het is met elkaar zoeken hoe verantwoordelijkheden worden ingevuld, met 
name bij zbo’s, waar normen voor bedrijfsvoering niet dwingend kunnen worden 
opgelegd. De eigenaar kan wel eisen stellen aan het niveau van beveiliging en 
de dienstverlening en uniformiteit. Stafdirecties hebben over het algemeen veel 
behoefte aan informatie, waarbij het gevaar aanwezig is dat er op detailniveau 
gestuurd wordt. Vertrouwen is uitgangspunt en voorwaarde. Bij goed 
functioneren bestaat een vollediger beeld bij de eigenaar hoe organisaties 
ervoor staan met betrekking tot de financiën, bestuur, ICT etc. Voor organisaties 
is langetermijnperspectief en bijbehorende stabiele financiering belangrijk. Geld 
moet ook gebruikt worden voor ICT, te betalen door de budgethouder; dat is 
niet altijd kortetermijnbelang van de DG, hier ligt een belangrijke taak voor de 
eigenaar. Daarbij is het wel van groot belang de opdrachtgevende DG’s steeds 
mee te nemen. Zij zijn immers budgethouder. De professionalisering moet 
samen worden opgepakt. Daar horen ook zaken bij zoals regelmatige wettelijke 
evaluatie, functioneringsgesprekken en benoemingen.  Het is belangrijk om 
‘hygiëne’ te betrachten, risico’s in kaart te brengen en proberen die te 
vermijden. Ook is het van belang om met elkaar regelmatig strategische sessies 
te houden en te kijken wat dit voor ieder van de deelnemers betekent. EA wordt 
vaak als overhead gezien, bureaucratie, maar vervult een belangrijke rol; de 
terugkerende overleggen hebben ook een verbindende functie, los van de 
inhoud. 
 
De ervaring leert dat mensen bepalen hoe het model werkt. De afstand en 
onafhankelijkheid van de organisatie zijn wel bepalend voor het regime van het 
driehoeksmodel. De houding van EA is om nieuwe organisaties bij de hand te 

link to page 14
background image

 

 

 
 

14 

 

 

nemen. Helpen en leren zijn belangrijke uitgangspunten. Het organiseren van 
een conferentie met alle diensten bij elkaar is een van de manieren om het 
onderlinge leren te bevorderen. Eén van de gevolgen van het werken in het 
driehoeksmodel is de emancipatie van de uitvoering, het met elkaar zorgen dat 
het gewenste resultaat komt. Het programma Werk aan Uitvoering (WaU) speelt 
hierbij een belangrijke rol. Nieuw bij JenV is het sturen op publieke waarden, dat 
is nog wel een zoektocht. Wat in alle gevallen belangrijk blijft, is het zicht op de 
besteding van de publieke middelen en de verantwoording erover.  
 
In een recente evaluatie van het sturingsmodel bij JenV16 wordt aangegeven dat 
de invulling van het model een continu leerproces is. De emancipatie van de 
uitvoering, zoals bepleit in het WaU-traject, stelt bijzondere eisen aan de 
werking van de sturingsdriehoek. Veel maatschappelijke vraagstukken zijn 
complex en dynamisch en zelden de opgave van een enkele taakorganisatie en 
opdrachtgever. Taakorganisaties leveren veelal diensten in ketenverband en aan 
meerdere opdrachtgevers, binnen en buiten het departement. Daarbij komt de 
coördinerend opdrachtgever in beeld. Daarnaast is het van belang met elkaar 
het eens te zijn over de maatschappelijke opgave. Min of meer onderlinge 
gelijkwaardigheid en onderling vertrouwen zijn dan belangrijke 
randvoorwaarden. Daarmee ontwikkelt het model zich van een klassiek 
sturingsinstrument met de principaal-agent-verhouding naar het stewardship-
model.  
 

2.5.2  LVVN 
 

 

 

 

 

 

 

LVVN past het driehoeksmodel toe voor de aansturing van de verschillende 
diensten. De meeste capaciteit van het team Eigenaarsadvisering is 
gereserveerd voor de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Het 
bestuurlijk overleg wordt voorgezeten door de SG en borgt de samenhang 
tussen alle rollen en verantwoordelijkheden en richt zich op de taakuitoefening 
van de organisatie. Daarbij gaat het over politiek-bestuurlijke vraagstukken, het 
jaarplan en over risico’s en strategie. Aan dit driehoeksoverleg nemen deel: de 
SG-LVVN, de twee opdrachtgevers (naast LVVN is dat ook VWS) en de IG-NVWA 
en zijn plaatsvervanger. Het bestuurlijk driehoeksoverleg (BDO) is geen 
besluitvormend gremium over onderwerpen waarvan het mandaat bij de 
afzonderlijke organisaties is belegd. Het bestuurlijk driehoeksoverleg is wel 
besluitvormend in opdrachtverstrekking aan werkgroepen, waarbij een 
deelnemende organisatie (en betreffend lid van het BDO) wordt benoemd als 
opdrachtgever. Begonnen is met een portfoliotafel waar zaken ter sprake komen 
zoals hoe het Nederlandse beleid zich verhoudt tot de EU-verplichtingen. 
 
Het eigenaarsoverleg is gericht op de continuïteit en doelmatigheid van de 
organisatie. De deelnemers zijn de eigenaar, de opdrachtnemer en de directeur 
Strategie NVWA De bedrijfsvoeringonderwerpen, ondersteuning van het primaire 
proces door de bedrijfsvoering (personeel, facilitair, huisvesting en inkoop), 
kostprijzen, tarieven en ICT, worden besproken in een stafoverleg op 

_______ 

 

16

 Resultaten bestuurlijke evaluatie werking sturingsmodel JenV, memo 10 mei 2024. 

link to page 15
background image

 

 

 
 

15 

 

 

managementniveau. Daaraan nemen deel de opdrachtnemer, directeur FEZ, 
directeur Bedrijfsvoering en hoofd CIO-office. 
 
LVVN is bezig om het driehoeksmodel te preciseren en niet alle besluitvorming 
te laten escaleren naar de driehoek voor besluitvorming. Dit is opvallend omdat 
rijksbreed het driehoeksoverleg de standaard wordt. Daarnaast is LVVN bezig 
via het zogenaamde RACI-model (responsible, accountable, consulted and 
informed
) de rollen en verantwoordelijkheden helder te omschrijven. Het model 
is opgesteld op basis van de huidige Regeling agentschappen. Zodra de nieuwe 
regeling van kracht is, wordt het RACI-model geactualiseerd, om de 
verantwoordelijkheden scherp te krijgen. LVVN doet dit omdat er nu veel 
rolonduidelijkheid bestaat; het is de bedoeling om daarna aan de slag te gaan 
met stewardship om dit in goede relatie in te kunnen vullen.  
 
Ook voor andere organisaties worden driehoeksoverleggen georganiseerd. De 
pSG vervult de eigenaarsrol voor een groot aantal zbo’s. Daar waar structureel 
contact is met de SG, is zuiverheid in de driehoek moeilijker te handhaven, er 
wordt flexibel met het model omgegaan. 
De afdeling Eigenaarsadvisering bij LVVN is een samengesteld team, dat 
weliswaar onderdeel is van het Bureau Politieke Zaken (BPZ), maar voor de helft 
bestaat uit FEZ-collega’s die onder FEZ vallen. De afdeling kent daarom twee 
managers. Bij alle voor- en najaarsoverleggen zit én een BPZ- én een FEZ-
adviseur. De FEZ-adviseurs verwoorden het eigenaarsstandpunt. 
In het rapport over de evaluatie van de werking van het sturingsmodel bij LVVN 
is de conclusie dat aansturing van de taakorganisaties mensenwerk blijft, 
waarbij de werking van het sturingsmodel bepaald wordt door de deelnemers. 
De afdeling EA heeft daarbij een natuurlijke rol en een belangrijke bijdrage ten 
behoeve van de verantwoordelijkheid van de eigenaar in het op orde brengen en 
houden van het sturingsmodel.17 
 

2.5.3  SZW 
 
De afdeling Eigenaarsadvisering (EA) bij het ministerie van SZW is 
ondergebracht bij een beleids-DG omdat het belangrijk wordt gevonden om 
dicht bij de opdrachtgevers te zitten. In de praktijk bevordert dat de 
samenwerking en uitwisseling tussen EA en opdrachtgevende afdelingen. 
Aandachtspunt is dat een van de directeuren af en toe de ‘directeurspet’ op 
heeft in de verantwoordelijkheid voor eigenaarsondersteuning en af en toe 
opdrachtgeverspet. In de stukkenstroom zijn duidelijke lijnen ingericht richting 
DG (opdrachtgever) en richting (p)SG (eigenaar). De afdeling EA bestaat sinds 
2015. In de afgelopen jaren is het coördinerend opdrachtgeverschap 
geprofessionaliseerd, zowel bij de directie Werknemersregelingen als de directie 
Stelsel en Volksverzekeringen (beiden DG SZI). Binnen SZW is de beweging 
naar alleen nog maar met driehoeksoverleggen te werken, zowel op niveau van 
medewerkers, directeuren en bestuurders. Er zijn dan geen aparte eigenaars- en 
opdrachtgeversoverleggen meer.  
 

_______ 

 

17

 ABDTOPConsult (2022). Mensen maken het model

background image

 

 

 
 

16 

 

 

EA ondersteunt twee grote zbo’s: het UWV, waarvan het eigenaarschap bij de 
SG is belegd, en de SVB, waarbij de pSG de eigenaarsrol vervult. Daarnaast is 
er een tweetal kleine organisaties, waarvoor het model wordt toegepast: Bureau 
Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI) en Stichting Inlichtingenbureau. 
In de praktijk bepalen de twee grote organisaties het geheel van de inrichting 
van het sturingsmodel. Voor de Inspectie bij SZW wordt het driehoeksmodel niet 
toegepast. 
 
Bij de werking van het model in de praktijk is er voor de eigenaar een 
spanningsveld tussen het langetermijnbeleid en de continuïteit op lange termijn 
en de korte termijn en crises en incidenten die zich voordoen. Na een relatief 
rustige periode domineren de afgelopen tijd incidenten: de continuïteit van de 
ICT-dienstverlening en de kwaliteit van medische keuringen bij het UWV.  
 
SZW gaat uit van de visie dat partijen in de driehoek op gelijkwaardige voet 
samenwerken.  EA adviseert samen met de opdrachtgevers, elk vanuit hun 
eigen rol, zowel de (p)SG als de DG en levert daar één geannoteerde agenda 
voor.   Als EA een nota maakt voor de SG, wordt de DG geïnformeerd, maar DG 
hoeft niet de accorderen. Voor eigenaarszaken, bijvoorbeeld benoemingen, zijn 
ze niet afhankelijk van goedkeuring DG. 
De eigenaar gaat over continuïteit organisatie, maar EA heeft ook soms een 
intermediaire rol tussen opdrachtgever en publieke dienstverlener.  
 
De afdeling eigenaarsadvisering heeft in dat kader procesmatige taken: 
bewerkstelligen dat er een samenwerkingsrelatie komt, komen tot een werkbaar 
proces. De inhoud hoort formeel bij de opdrachtgeversrol.  
 
SVB, UWV en SZW hebben een samenwerkingsvisie over hoe op gelijkwaardige 
basis wordt samengewerkt in de driehoek. Het was belangrijk dat gezamenlijk 
op te stellen. Het is een ideaalbeeld. In de praktijk wordt de visie getest als het 
spannend wordt, zoals recent toen bij UWV fouten in de berekening van WIA-
uitkeringen werden ontdekt. De samenwerkingsvisie staat echter niet ter 
discussie.  
 
In de afgelopen jaren is een gezamenlijk traject gestart om te sturen op 
publieke waarden. Daar wordt nu mee gewerkt. Over kpi’s, die daarvoor werden 
gebruikt, is afgesproken dat deze intern blijven worden bijgehouden om op te 
sturen. Dit is allemaal nog in beweging, op zoek naar de beste manier van 
informatievoorziening.  
 
Voor een goede samenwerking is het nodig om elkaar te kennen en te 
vertrouwen. Meelopen op elkaars werkvloer levert daar een belangrijke bijdrage 
aan. Het hebben van een goed model is onvoldoende, het moet ook consequent 
worden toegepast. Het blijft mensenwerk, vandaar dat investeren in elkaar van 
groot belang is. Het is ook van belang om met elkaar te bepalen wat op dat 
moment de belangrijkste gespreksonderwerpen zijn.  
 

background image

 

 

 
 

17 

 

 

3  Bevindingen 

3.1  Overzicht 
Overzicht vormgeving rolverdeling in de sturingsdriehoek van de 
agentschappen en zbo’s binnen OCW.  
 

Organisatie 

Wettelijke status 

Eigenaar 

Opdrachtgever   Opdrachtnemer 

Bestuursmodel 

Bureau Architectenregister 
(BA) 

publiekrechtelijke 
zbo 

DGCM 

directie MenC 

directeur  

bestuur  
raad van advies 

CINOP Publiek 

privaatrechtelijke 
zbo  

DGHBWE 

directie MBO 

algemeen 
directeur-
bestuurder CINOP-
ECBO en NCP-NLQF 

bestuur 
raad van toezicht 

College voor Toetsen en 
Examens (CvTE) 

publiekrechtelijke 
zbo 

DGFO 

directies OPO en 
OVO 

secretaris-directeur   college 

Commissariaat voor de 
Media (CvdM) 

publiekrechtelijke 
zbo 

DGCM 

directie MenC 

voorzitter college 

college 

DUO 

agentschap 

SG 

directies DGFO 
en DGHBWE 

DG DUO  

bestuur  
raad van advies 

Nationaal Agentschap 
Erasmus+ Onderwijs & 
Training (Nuffic) 

deeltijd-zbo 

DGHBWE 

directie IB 

directeur 

MT van Erasmus+ 
 
Erasmus+ valt onder het 
Nuffic, dat een bestuur 
kent en een RvT  

Filmfonds  

privaatrechtelijke 
zbo 

DGCM 

directie MenC 

directeur-
bestuurder 

bestuur  
raad van toezicht 

Fonds voor 
Cultuurparticipatie 

privaatrechtelijke 
zbo 

DGCM 

directie EenK 

directeur-
bestuurder 

bestuur 
raad van toezicht 

Koninklijke Bibliotheek 
(KB) 

publiekrechtelijke 
zbo 

DGHBWE 

directies OWB 
en MenC 

algemeen directeur  directie 

algemeen 
bestuurscollege  

Mondriaanfonds 

privaatrechtelijke 
zbo 

DGCM 

directie EenK 

directeur-
bestuurder 

directie 
raad van toezicht 

background image

 

 

 
 

18 

 

 

Nationaal Archief (NA) 

agentschap 

DGCM 

directie MenC 

directeur 

algemeen archivaris (die 
tegelijk algemeen 
directeur is) 
directie 

Nederlands fonds voor de 
Podiumkunsten 

privaatrechtelijke 
zbo 

DGCM 

directie EenK 

directeur-
bestuurder 

bestuur 
raad van toezicht 

Nederlands Letterenfonds 

privaatrechtelijke 
zbo 

DGCM 

directie MenC 

directeur-
bestuurder 

bestuur 
raad van advies 
raad van toezicht 

NPO 

privaatrechtelijke 
zbo 

DGCM 

directie MenC 

voorzitter Raad van 
Bestuur 

directie 
raad van bestuur 
raad van toezicht 

Nederlands-Vlaamse 
Accreditatieorganisatie 
(NVAO) 

publiekrechtelijke 
zbo  

DGHBWE 

directie HO&S 

voorzitter NVAO 
directeur NVAO NL 

algemeen bestuur  
dagelijks bestuur  
voor Nederland: 
managementteam 

NWO 

publiekrechtelijke 
zbo 

DGHBWE 

directie OWB 

voorzitter Raad van 
Bestuur 

raad van bestuur 
raad van toezicht 
adviesraad 
bureau raad van bestuur 
(stafbureau) 

Participatiefonds voor 
primair onderwijs (VfPf) 

privaatrechtelijke 
zbo 

DGFO 

directie OPO 

bestuursvoorzitter 

bestuur 
directeur 

Vervangingsfonds (VfPf) 

privaatrechtelijke 
zbo 

DGFO 

directie OPO 

bestuursvoorzitter 

bestuur 
directeur 

Regionale Publieke Omroep 
(RPO) 

publiekrechtelijke 
zbo 

DGCM 

directie MenC 

directeur-
bestuurder 

directeur-bestuurder 
raad van toezicht 

SBB 

privaatrechtelijke 
zbo  

DGHBWE 

directie MBO  
directie PO/VO  
 

directievoorzitter 
directeur 
dienstverlening 
SBB 

algemeen bestuur en 
dagelijks bestuur  
 

Stichting Stimuleringsfonds 
creatieve industrie 

privaatrechtelijke 
zbo 

DGCM 

directie MenC 

directeur-
bestuurder 

bestuur 
raad van toezicht 

Stimuleringsfonds voor de 
Journalistiek 

publiekrechtelijke 
zbo 

DGCM 

directie MenC 

algemeen directeur  bestuur 

directie 

 
 

background image

 

 

 
 

19 

 

 

 

3.2  Observaties 
 
Hieronder volgt een aantal observaties. Zij vormen de uitkomst van de 
individuele gesprekken en ontvangen documentatie. In de beschrijving 
van de bevindingen is geen volledigheid nagestreefd. 

 

3.2.1  Algemeen beeld: diversiteit en goede 

onderlinge relaties 

Wat als eerste opvalt en beklijft, is de diversiteit van de organisatie OCW: 
diversiteit in de aard van de organisaties op afstand, verschillen in de 
aansturing ervan, in de benadering van het eigenaarschap, in de omgang 
met het functioneren van de raden van toezicht en in de verdeling 
(toebedeling) van financiële middelen. In de hoeveelheid organisaties is 
OCW niet uniek. Waarin OCW zich wel onderscheidt, is dat het ministerie 
geen samenhangende aanpak voor de organisaties op afstand hanteert. 
Per deelonderwerp volgt hieronder een nadere toelichting op deze 
waargenomen diversiteit.  

 

In de verhoudingen tussen OCW en zijn opdrachtnemers loopt het over 
het algemeen goed en is er zeker aan de kant van de kleinere zbo’s geen 
behoefte om de situatie te veranderen. Bij verreweg de meeste 
organisaties is sprake van onderling vertrouwen, zeker op 
persoonsniveau. Tegelijkertijd hebben een aantal zbo’s en de twee 
agentschappen DUO en Nationaal Archief wel degelijk behoefte aan meer 
uniformiteit en soms ook meer afstand tot de opdrachtgever, juist om 
‘afhankelijkheden’ van een goede persoonlijke relatie te verminderen en 
om het verschil tussen een dienst en een agentschap of zbo helder te 
houden. Meerdere keren is ook de wens geuit om elkaar als gelijkwaardige 
partners te zien. Vanuit de onafhankelijke toezichthoudende rol heeft het 
CvdM nadrukkelijk de wens geuit tot meer afstand tussen eigenaar en 
opdrachtgever. Ook heeft het CvdM aandacht gevraagd voor de balans 
tussen de omvang van de door het Commissariaat uit te voeren taken en 
de daarvoor beschikbare middelen. Tot slot spelen bij de NPO heel wat 
(financiële) belangen en is de hechte relatie met OCW een punt van 
aandacht, zeker wanneer bezuinigingen aan de orde zijn.  

 

3.2.2  Organisatiecultuur OCW 
Aannemelijk is dat genoemde diversiteit komt door de 
ontstaansgeschiedenis van de organisaties en samenwerkingsafspraken. 
Uit de gesprekken blijkt dat veel organisch of historisch is ontstaan. De 
context van de OCW-cultuur is hierbij relevant. Veel keuzen zijn 
pragmatisch van aard en berusten niet op te objectiveren uitgangspunten. 
‘Bij OCW ligt niets goed vast. We zijn heel goed in petten wisselen en 
brandjes blussen.’ Aldus een van de gesprekspartners. De 
omgangsvormen zijn informeel, men is gericht op relatie en het 
persoonlijke, veel is persoonsafhankelijk. Intern vindt veel discussie 
plaats. ‘Bij OCW begint de discussie pas als het besluit is genomen.’ 
Tegelijk is, waarschijnlijk juist omdat alles op de relatie is gericht, veel 
bespreekbaar, kwesties worden meestal open op tafel gelegd er wordt 

link to page 20
background image

 

 

 
 

20 

 

 

altijd gezocht naar het compromis, al worden ‘hiervoor worden de regels 
nog wel eens omzeild’, zoals een van de respondenten aangaf. 
Besluitvorming vindt collegiaal plaats. 
 

3.2.3  Invulling rollen in de driehoek 
OCW vult de governance-driehoek anders in dan het sturingsmodel 
voorschrijft en vormt hierin een uitzondering binnen de rijksoverheid. 
Waar in het model de SG of pSG eigenaar is en een DG opdrachtgever, is 
bij OCW behalve bij DUO (waar de SG de eigenaarsrol vervult), deze rol 
overal bij een DG belegd. Dit betekent dat eigenaar en opdrachtgever zich 
in dezelfde beleidskolom bewegen en zich hiërarchisch tot elkaar 
verhouden. Dit heeft gevolgen voor de continuïteit en integrale benadering 
van het zbo of agentschap en voor het verdelen van middelen. Ook is het 
vaak lastig om vast te stellen of een probleem bij de eigenaar of de 
opdrachtgever ligt. Het betekent ook dat de eigenaar tegelijk de 
leidinggevende is van de OCW-opdrachtgever. Dit vraagt de betrokken 
personen bij OCW om een bewuste invulling van de taken en rollen (weten 
wat de taken inhouden per rol en in staat zijn de rollen te benoemen en 
scheiden) en ook hierbij is sprake van interne verschillen. Bij de invulling 
van de eigenaarsrol door de DG’s is er de ene keer meer verwevenheid 
dan de andere, het hangt af van de persoon. Het beleggen van de 
eigenaarsrol bij een DG beperkt ook de escalatiemogelijkheden voor de 
bestuurders van de zbo’s en agentschappen. Op deze manier is geen 
interne formele tegenmacht georganiseerd. Door het eigenaarschap bij de 
pSG te beleggen, neemt de politieke druk af en kan er meer aandacht zijn 
voor de continuïteit van de organisatie. 
Sinds kort worden met behulp van de afdeling Eigenaarsadvisering 
formeel driehoeksgesprekken gevoerd, waarbij de deelnemers de 
eigenaar, opdrachtgever en opdrachtnemer zijn. Bij een aantal 
organisaties zit daar ook de voorzitter van de raad van toezicht bij. Dit is 
bijvoorbeeld bij de zes cultuurfondsen het geval. Hierbij zij opgemerkt dat 
de voorzitter ook de rol van werkgever van de directeur vervult.  
 

3.2.4  Het diverse OCW-uitvoeringslandschap 
OCW telt talrijke zbo’s en twee agentschappen. De zbo’s verschillen zeer 
van aard en omvang. Een groot deel is zeer klein (zijn meerdere zbo’s met 
minder dan 10 fte). De keuze voor organisatievorm en wettelijke status is 
deels historisch tot stand gekomen en komt soms arbitrair over. 18  
 

3.2.5  Bestuursmodel: invulling van rollen 
Zoals uit het overzicht valt af te leiden, verschillen ook de 
bestuursmodellen per organisatie. Daar waar bij de introductie van de 
Kaderwet zbo’s bij meerdere departementen de raden van toezicht zijn 
afgeschaft en de minister verantwoordelijk is voor de benoeming van het 
bestuur, zijn raden van toezicht bij OCW nog in ruime mate aanwezig. 

_______ 

 

18

 In het onderzoek uit 2013 is de zbo-status van een aantal OCW-onderdelen al ter discussie gesteld. 

Onderzoek naar de herpositionering van zbo’s, ABDTOPConsult, 2013. 

background image

 

 

 
 

21 

 

 

Daarbij vindt ook de benoeming van de raden van toezicht plaats door de 
minister van OCW. Bij de NPO vindt benoeming van het bestuur plaats 
door de minister, waarbij in de praktijk de hele uitvoering gedaan wordt 
door de directeur en het bestuur zich opstelt als ware het een raad van 
toezicht. Daar waar geen raad van toezicht is, acteert het bestuur in een 
aantal gevallen als zodanig.  
 
Rolonduidelijkheid kwam regelmatig naar voren in de gesprekken. 
Hieronder volgen enkele voorbeelden. Bij het CvTE wordt het college 
benoemd door de minister en vormt een zogenaamd klein zbo, waarbij het 
personeel in dienst is van OCW. De OCW-eigenaar voert samen met de 
voorzitter van het college functioneringsgesprekken met de secretaris-
directeur van het college, terwijl in de wet staat dat het bureau CvTE 
bestaat uit een directie en medewerkers en ten dienste van het college 
werkt, en deze verantwoordelijkheid dus bij het college ligt. In de praktijk 
heeft ook de secretaris-directeur de dagelijkse contacten met 
opdrachtgever en eigenaar, waarbij de rollen door elkaar lopen. Een extra 
complicatie is, dat DUO een van de uitvoerders is van het CvTE, waarbij 
escalatie naar een onafhankelijke eigenaar voor CvTE niet mogelijk is. Het 
college is weinig in beeld omdat de directeur in alles aanspreekpunt is. 
Specifiek bij het Nationaal Archief kan de dubbelrol algemene 
rijksarchivaris en algemeen directeur (verenigd in dezelfde persoon) 
zorgen voor ingewikkelde situaties. De algemene rijksarchivaris moet 
rechtstreeks contact met de minister kunnen hebben, maar als 
opdrachtnemer lopen de contacten via de DG-eigenaar. De DG voert 
bovendien de functioneringsgesprekken met de algemeen directeur (en 
dus algemene rijksarchivaris), er is dus ook een werkgever/werknemer-
relatie.  
 
Er is geen uitgewerkte visie op hoe de rolverdeling is tussen bestuurder en 
raad van toezicht is in relatie tot de opdrachtgever en de eigenaar. Vaak 
nemen zowel de bestuurder als de voorzitter van de raad van toezicht deel 
aan de zogenaamde driehoeksoverleggen. De ruimte om een eigen 
invulling aan de rol te geven is over het algemeen groot en sterk 
persoonsafhankelijk. Dit komt de eenduidigheid in sturing niet ten goede. 
De raden van toezicht worden niet standaard door OCW geëvalueerd, 
noch wordt standaard een functioneringsgesprek met de voorzitters 
gevoerd, terwijl ze wel door OCW worden benoemd. Er is vaak wel een 
zelfevaluatie maar die wordt niet altijd gedeeld met het ministerie. De 
meeste respondenten vanuit het bestuur gaven aan wel de vrijheid te 
voelen om bij disfunctioneren van de raad van toezicht hierover een 
signaal af te geven aan de eigenaar. 
 

3.2.6  Opdrachtgeverschap 
Een aantal zbo’s werkt voor meerdere opdrachtgevers en heeft hierdoor 
met meerdere beleidsdirecties en met andere ministeries dan alleen OCW 
te maken. De afstemming laat te wensen over, zowel intern (de directies 
hebben soms tegenstrijdige belangen en informeren elkaar onvoldoende) 

background image

 

 

 
 

22 

 

 

als extern. Noch intern OCW noch extern is sprake van gecoördineerd 
opdrachtgeverschap of gestructureerd (interdepartementaal) 
opdrachtgeversoverleg. SBB en DUO geven expliciet aan dat zij hier 
hinder van ondervinden en zien voordelen in het samen optrekken van de 
opdrachtgevers. Met de verschillende opdrachtgevers bespreken wat 
eraan komt (bijvoorbeeld vanuit de Kamer) en hoe hiermee om te gaan, 
maakt het mogelijk krachten te bundelen.  
Voor DUO geldt dat er wordt gewerkt met zogeheten hoofdproducttafels: 
‘(…) per DUO-hoofdproduct is er een overlegtafel voor periodiek overleg 
over koers en keuzes ten aanzien van reguliere uitvoering, grote 
vervangingsinvesteringen, nieuw beleid, rijksbrede ontwikkelingen, 
compliance en innovatie; een overall overlegtafel (= jaarplantafel) om 
afspraken te kunnen maken over de jaarplanning en meerjarenplanning 
van het gehele takenpakket en porfolio.’ De DUO-tafels zijn niet 
besluitvormend. Besluiten worden in de Bestuursraad van OCW genomen. 
Daarbij ontbreekt een helder afwegingskader binnen en tussen het 
takenpakket van verschillende opdrachtgevers op basis van kosten en een 
mechanisme om te kunnen prioriteren.  
 

3.2.7  Financiering 
Binnen OCW vinden de gesprekken over financiering tussen 
opdrachtgevers en opdrachtnemers niet op uniforme wijze plaats. Daar 
waar wordt gewerkt met een lumpsum, zoals bij DUO, is onduidelijk hoe 
deze wordt geïndexeerd en is er geen generiek kader of mechaniek om te 
bepalen of de lumpsum voldoende is. Bij het gebruik van een lumpsum is 
het lastig om te bepalen hoe prioritering plaatsvindt en wat eventuele 
bijstellingen betekenen voor het opdrachtenpakket. Niet altijd duidelijk is 
of en wanneer een loon- en prijsbijstelling wordt uitgekeerd. Volgens het 
driehoeksmodel is de eigenaar verantwoordelijk voor een kostprijs en 
indexering van de lumpsum. Een kostprijs helpt de opdrachtnemer om 
met DG’s (de eigenaren bij OCW) over de inhoud, haalbaarheid en 
prioritering van de opdrachten te spreken, zowel binnen het departement 
als daarbuiten. Inzicht in de bekostiging van de verschillende activiteiten 
is ook een onmisbaar instrument voor een goed functionerend 
opdrachtgeverschap. Zo leert ook de ervaring van andere departementen. 
In de kostprijs zijn ook alle bedrijfsvoeringthema’s zoals salariskosten, 
cybersecurity, ICT-investeringen, huisvesting verwerkt. Een goede 
onderbouwing van de bekostiging ontbreekt echter, evenals eigentijdse 
aanpassing van de grondslag voor heffingen bij het CvdM. Op dit punt zijn 
bij OCW nog grote stappen te zetten. Veel zbo’s hebben middelen vanuit 
het WaU-programma gekregen en een aantal uit het programma OCW 
Open. De WaU-middelen zijn tijdelijke middelen bedoeld als impulsen om 
tot structurele verbetering te komen, bijvoorbeeld op het gebied van 
dienstverlening en ICT-vraagstukken. Het gaat echt om een extra impuls 
voor de professionalisering van de zbo’s, ze zijn niet bedoeld om ‘gaten te 
stoppen’. Het is belangrijk dat daar ook op wordt gestuurd.  
 

background image

 

 

 
 

23 

 

 

3.2.8  Bedrijfsvoering 
 
Een aantal organisaties zou graag zien dat OCW een deel van de 
bedrijfsvoeringzaken meer concern-breed zou borgen en centraal 
expertise zou bieden. Men zou graag meeliften op de faciliteiten van de 
rijksoverheid zoals P-Direkt, rijkswerkplek, digitale weerbaarheid (NIS-2), 
privacy en archivering. Van de andere kant werd geopperd dat soms ook 
juist andersom zou kunnen worden gewerkt, door bijvoorbeeld meer 
OCW-organisaties in een zelfde pand te huizen en voorzieningen te delen. 
Zo kwam tijdens gesprekken ook de vraag op hoe de juiste 
bedrijfsvoeringexpertise kon worden georganiseerd voor specifieke, soms 
tijdelijke situaties zoals nieuwbouw voor een zbo. Daarbij kan het dienstig 
zijn een aanspreekpunt te hebben, al dan niet in combinatie van expertise 
van buiten het eigen departement. 
 

3.2.9  Informatisering en informatiehuishouding 
OCW loopt op het gebied van informatisering en informatiehuishouding 
achter en heeft nog een weg te gaan heeft in een taakvolwassen en 
verantwoordelijke opstelling in dit domein. Dit is door een aantal 
organisaties aangekaart. Informatiehuishouding gaat over meer dan 
bedrijfsvoering en ICT. De eisen rond beveiliging en gegevensuitwisseling 
staan interdepartementaal hoog op de agenda en vereisen ook van OCW 
inzet op voldoende hoog niveau. Besluitvorming rond informatiestrategie 
en informatiehuishouding vindt plaats in de Interdepartementale 
Commissie Bedrijfsvoering Rijksdienst (ICBR). De meeste departementen 
worden vertegenwoordigd door een pSG, dat geldt sinds kort ook voor 
OCW, momenteel vertegenwoordigd door de kwartiermaker pSG. De 
vorming van de nieuwe I-directie past bij de emancipatie van OCW in een 
digitaal tijdsgewricht en is een goede stap voorwaarts. 
 
De nieuwe Archiefwet, die 1 januari 2026 in moet gaan, wordt mede door 
BZK ondertekend, vanwege de verantwoordelijkheid rond de 
informatiehuishouding en ICT. Het Nationaal Archief geeft aan, dat de 
regels rond de informatiehuishouding bepalend zijn voor de archivering. 
Met de nieuwe Archiefwet kunnen de verhoudingen gaan veranderen, BZK 
kan ook opdrachtgever worden. Op papier lijkt een natuurlijke verdeling 
van belangen, die in de Archiefwet worden geborgd, tussen BZK en OCW 
mogelijk. Belangen van archivering voor de bedrijfsvoering en het 
afleggen van verantwoordelijkheid van de overheid kan worden gezien als 
liggend op het bedrijfsterrein van BZK, en belangen voor de 
rechtzoekende burger, historisch onderzoek en cultureel erfgoed als 
liggend op het beleidsterrein van OCW.  
Maar dat is een verdeling die zeer onwenselijk wordt geacht. De belangen 
zijn zo verweven dat opknippen schadelijk zou zijn. Het Nationaal Archief 
zit ondanks zijn inhoudelijke deskundigheid niet aan tafel bij de 
gesprekken hierover.  
 

background image

 

 

 
 

24 

 

 

3.2.10  Administratieve lasten en risicobeheersing 
Zbo’s (zeker de kleinere) ervaren toegenomen verantwoordingslast en 
regeldruk. Een aantal verplichtingen vanuit de zbo-status leidt tot een 
toename van de overhead, die niet in balans is met de schaal van de 
betrokken organisatie. Een aantal directeur-bestuurders geeft aan veel tijd 
kwijt te zijn aan toezichthouders en het gevoel te hebben ‘van alle kanten 
onder toezicht te staan’. Verder geldt dat sommige organisaties 
‘doorgeefluik’ zijn voor subsidies, bijvoorbeeld vanuit Brussel, waaraan al 
hoge verantwoordingseisen verbonden zijn, terwijl het departement dan 
nog weer eigen eisen stelt. De vraag of dit niet eenvoudiger kan, kan op 
dit moment niet zomaar beantwoord worden en er ontbreekt een eigenaar 
die overzicht heeft. Op centraal niveau kan ook worden nagedacht welke 
risico’s acceptabel zijn.  
 

3.2.11  Eigenaarsondersteuning 
 
OCW beschikt over een klein team (8 fte) Eigenaarsondersteuning (EA), 
dat bij de afdeling Begroting&Control van de directie FEZ is 
ondergebracht. Voor de DG’s is de controlfunctie gescheiden, maar bij 
DUO vervult EA ook de rol van controller. Er is in het algemeen veel 
waardering voor het werk van deze afdeling, die de eigenaars bij de 
verschillende onderdelen van OCW ondersteunt en uniformiteit probeert te 
bevorderen. Toch worden bij de positionering van EA vraagtekens gesteld. 
Meerdere keren is opgemerkt, dat FEZ ook de rol van controller vervult 
van het directoraat-generaal waar de eigenaar DG van is en van de 
beleidsdirecties die opdrachtgever zijn. Of zoals een van de 
gesprekspartners het verwoordt: ‘Eigenaarsondersteuning luistert heel 
goed naar de beleidsdirecteur en de DG. Dat is voor de opdrachtnemer 
niet altijd gunstig.’ Het team EA heeft naar eigen zeggen intern positie 
verworven door de kwaliteit van het geleverde werk, door inhoudelijk 
goed advies te bieden, niet op basis van een formele positie. De neiging 
kan wel bestaan om zeer gedetailleerde informatie op te vragen en 
daarmee grip te willen uitoefenen. Vanuit DUO wordt de wens 
uitgesproken om processen beter te protocolleren en rolvastheid te 
beoefenen. 
 

background image

 

 

 
 

25 

 

 

4  Conclusies en 

aanbevelingen 

4.1  Sturing bij OCW 
Het driehoeksmodel uit de Regeling agentschappen is het gangbare model 
voor de aansturing van agentschappen en zelfstandige bestuursorganen. 
In dit model worden de eigenaar, opdrachtgever en opdrachtnemer 
onderscheiden. Meer recent wordt gesproken over de gelijkwaardigheid 
van de rollen en worden de termen continuïteitsverantwoordelijke, 
beleidsverantwoordelijke en eindverantwoordelijke van de uitvoerende 
organisatie gebruikt. Hierbij past doorontwikkeling van het principaal-
agentmodel naar het stewardshipmodel. Ook wordt gewezen op het 
belang van sturing op publieke doelen. Het programma WaU stimuleert 
organisaties in deze richting. Doorontwikkeling houdt in, dat de basis in de 
sturingsrelatie en de financiële verantwoording op orde moet zijn. In het 
rapport ‘Mensen maken het model’ worden verschillende fases 
onderscheiden, die op elkaar voortbouwen.  
 
Wanneer de uitgangspunten en randvoorwaarden van het driehoeksmodel, 
zoals beschreven in hoofdstuk 2, naast de praktijk worden gelegd moet 
worden geconcludeerd dat OCW daar slechts in beperkte mate aan 
voldoet. In de praktijk zijn de onderlinge verhoudingen veelal goed en 
worden bespreekpunten opgelost. Daarbij is er veel ruimte voor 
persoonlijke invulling.  
 
De OCW-cultuur leidt ertoe dat veel keuzen pragmatisch van aard zijn en 
niet berusten op te objectiveren uitgangspunten. De omgangsvormen zijn 
informeel, men is gericht op relatie en het persoonlijke, veel is 
persoonsafhankelijk. Een zakelijker benadering, waarbij het sturingsmodel 
inclusief uitgangspunten en randvoorwaarden toegepast worden, is zeker 
op z’n plaats. Fase 1 past het beste bij de beschrijving van deze situatie. 
De laatste jaren zijn de eerste stappen gezet bij de invulling van het 
eigenaarschap en het beleggen van gesprekken in de driehoek, echter er 
is daar nog een flinke doorontwikkeling nodig. Punten die er daarbij 
uitspringen zijn het gelijkwaardig beschouwen van de rollen in de driehoek 
en een gedeelde rolopvatting, invulling van de rol van eigenaar bij 
meervoudig opdrachtgeverschap, ketens en de bedrijfsvoering, en de 
aandacht voor continuïteit in combinatie het belang van meerjarige 
budgettair perspectief. 
 
Uit de beschrijving van de manier waarop de sturing bij de verschillende 
departementen is georganiseerd, blijkt dat dit op verschillende manieren 
mogelijk is. Uitgaande van zo groot mogelijk onafhankelijkheid van de 

link to page 26 link to page 26
background image

 

 

 
 

26 

 

 

rollen is de manier waarop het ministerie van JenV dit heeft 
georganiseerd, de aanpak die het meest beantwoordt aan de 
doelstellingen van de sturingsprincipes. Belangrijke punten daarbij zijn de 
onafhankelijke positionering van eigenaarsadvisering, los van FEZ en de 
doorontwikkeling naar driehoeksoverleggen.  
 
In de volgende paragrafen worden thema’s behandeld die van belang zijn 
bij de doorontwikkeling van de sturingsrelatie. Deze worden in generieke 
zin besproken en voorzien van aanbevelingen. In de praktijk zijn niet alle 
thema’s voor elke uitvoerende organisatie van toepassing. 
 

4.2  Rolinvulling 
 
De diversiteit van de organisaties bij OCW is groot, ook in de manier 
waarop ze worden aangestuurd. Sommige zbo’s hebben een raad van 
toezicht, andere niet. De Kaderwet voorziet niet in een wettelijke raad van 
toezicht bij een zbo. Een brief19 van de minister voor Wonen en 
Rijksdienst aan de Tweede en de Eerste Kamer van 13 mei 2014 besteedt 
aandacht aan het beleid ten aanzien van raden van toezicht bij zbo’s. 
Geconcludeerd is het volgende: als er al een extra wettelijk orgaan bij een 
zbo nodig is, volstaat meestal een raad van advies. Mocht het orgaan 
functies moeten krijgen die veel verder gaan dan een gemiddelde raad 
van advies, dan kan een toepasselijker naam worden gekozen. Een 
naamsverandering van de huidige raad van toezicht alleen is echter 
onvoldoende reden voor een wetswijziging. Daarvoor kan worden gewacht 
op een natuurlijk moment, bijvoorbeeld als er om een inhoudelijke reden 
een aanpassing van de instellingswet nodig is. Als de vakminister – 
bijvoorbeeld voor een tariefgefinancierd zbo – daarna toch wenst te kiezen 
voor een raad van toezicht, zal hij dat nader moeten motiveren.20 Bij de 
NPO, en in mindere mate bij de SBB, fungeert het bestuur vrijwel als een 
raad van toezicht en treedt de directeur op als vertegenwoordiger van de 
organisatie.  
 
In de praktijk van OCW is de raad van toezicht aanwezig bij de 
gesprekken in de sturingsdriehoek en bij het functioneringsgesprek van de 
bestuurder. Wettelijk gezien is de bestuurder het aanspreekpunt vanuit de 
organisatie voor OCW. Indien er een RvT aanwezig is, of de bestuurders 
zich als zodanig gedragen verdient het wel aanbeveling de sturingslijnen 
en formele verantwoordelijkheden goed vast te stellen en de rol van elk 
gremium goed te definiëren. Leden van een raad van toezicht worden 
veelal ook benoemd door de minister van OCW. Van een systematische 
beoordeling van hun functioneren is op dit moment geen sprake. Het 

_______ 

 

19

 https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25268-83.html  

20

 https://www.eerstekamer.nl/overig/20150511/circulaire_governance_ten_aanzien_2/document 

link to page 27
background image

 

 

 
 

27 

 

 

verdient aanbeveling te doordenken hoe de verantwoordelijkheid van 
OCW ten opzichte van de raden van toezicht kan worden ingevuld. 
Een aparte discussie betreft de keuze uit te laten voeren in een zbo. De 
criteria daarvoor lijken niet altijd duidelijk. Dit punt kan wellicht nog een 
keer worden opgepakt, maar blijft hier buiten beschouwing. 
 
Aanbevelingen 

1.  Stel voor iedere organisatie vast, wat de formele 

verantwoordelijkheden zijn van de verschillende gremia raad van 
toezicht, bestuur en directeur. 

2.  Motiveer bij de doorontwikkeling van de sturingsrelatie wat de 

toegevoegde waarde van een raad van toezicht is. 

 

4.3  Eigenaarschap en 

eigenaarsondersteuning 

 
In het algemeen is de opdrachtgeversrol bij OCW steviger ingevuld en is 
er meer dagelijkse sturing dan vanuit de eigenaar, met name omdat de 
opdrachtgever ook budgethouder is. Een stevige rol voor de eigenaar is 
echter van groot belang voor de opdrachtnemer en draagt in belangrijke 
mate bij aan het bewaken van de gelijkwaardigheid van partijen. 
Bovendien is de eigenaar meer op de lange termijn gericht dan de 
opdrachtgever en borgt de continuïteit van de organisatie. Belangrijk is 
verder bredere verankering van de bedrijfsvoering volgens de rijksbrede 
kaders. Ook kan het voorkomen dat de opdrachtgever vanuit zijn belang 
iets geen prioriteit geeft, terwijl dit wel in het belang van de organisatie is. 
Een eigenaar kan hierop toezien. Een voorbeeld is het niet aanpassen van 
de grondslag voor heffingen bij het CvdM, waardoor deze inkomsten 
misloopt. Ook het belang van een goede vaststelling van de kostprijs door 
de eigenaar moet niet worden onderschat, als noodzakelijk instrument in 
discussie over de uitvoering van taken, met name bij meervoudig 
opdrachtgeverschap. 
 
Als enige in de Rijksdienst heeft OCW nog de situatie waarin DG’s 
eigenaar zijn en directeuren opdrachtgever. Zoals in hoofdstuk 2 is 
aangegeven, is het voor een goed evenwicht tussen de verschillende 
rollen in de driehoek het uitgangspunt, dat het eigenaarschap bij de (p)SG 
wordt belegd. Dit geldt dan ook voor OCW. Het eenduidig beleggen van 
het eigenaarschap op een centrale plek geeft ook een duidelijke positie 
voor de bedrijfsvoeringdirecties, die veelal ook in de (p)SG-kolom vallen 
en geeft naast het bewaken van de continuïteit van de organisatie ook 
waarborgen voor uniformiteit in het sturen op rijksbrede kaders met 
betrekking tot ICT, ziekteverzuim, privacy etc.21 Uniformiteit in sturing 

_______ 

 

21

 In brede zin geldt dit voor de PIOFACH-functies. 

background image

 

 

 
 

28 

 

 

houdt ook in beperking van maatwerkafspraken. In de praktijk lijkt 
eigenaarschap bij de DG voor de kleinere zbo’s met een enkelvoudig 
opdrachtgeverschap, zoals het Bureau Architectenregister en de 
cultuurfondsen niet tot problemen te leiden. Mocht ervoor worden gekozen 
gemotiveerd af te wijken van het eigenaarschap bij de (p)SG, bijvoorbeeld 
vanwege de kleine omvang of sterke inhoudelijke band met beleid of 
benoeming van de bestuurder buiten de verantwoordelijkheid van de 
minister om, dan blijft er wel een verantwoordelijkheid voor het laten 
functioneren van de driehoek wel bij de pSG en dient er wel vanuit 
eigenaarsondersteuning goede ondersteuning en monitoring plaats te 
vinden. Een dergelijke uitzonderingsituatie zou met terughoudendheid 
moeten worden toegepast. Bij de doorontwikkeling van een onafhankelijke 
eigenaarsadvisering past een bredere rolopvatting. Eigenaarsadvisering in 
brede zin is ook verantwoordelijk voor de verankering van de 
bedrijfsvoeringaspecten en sturing op publieke waarden. Bij deze 
uitgebreide rol past een meer zelfstandige positie, dus niet langer als 
onderdeel van FEZ, gezien de dubbelrol als concerncontroller. Een positie 
bij bestuursadvisering lijkt op zijn plaats. 
 
Daarbij kan de wens bestaan de SG als eigenaar te hebben in plaats van 
de pSG, maar dan ontbreekt de mogelijkheid tot escalatie, waarbij de SG 
als eindverantwoordelijke voor alle partijen en rollen een zo onafhankelijk 
mogelijk besluit kan nemen. De SG is momenteel eigenaar van DUO. 
Uitgaande van het model zoals hierboven geschetst, zou het 
eigenaarschap wanneer de overige organisaties zijn ingeregeld ook over 
kunnen gaan naar de pSG.  
 
Een duidelijke onafhankelijke rolinvulling van de eigenaar is ook van 
belang in complexe situaties, zoals bij het CvTE en DUO, waarbij de 
eigenaar van het CvTE ook opdrachtgever is bij DUO en CvTE geen goede 
mogelijkheid heeft tot onafhankelijke escalatie bij discussies in de 
uitvoering tussen CvTE en DUO.  
 
Aanbevelingen 

3.  Beleg het eigenaarschap voor de zbo’s en agentschappen bij de 

pSG. Indien ervoor wordt gekozen het eigenaarschap bij de DG te 
houden, dient deze afwijking te worden gemotiveerd en dient 
geborgd te worden dat de pSG de verantwoordelijkheid voor het 
functioneren van de driehoek waar kan maken.  

4.  Zorg voor een brede rolopvatting van eigenaarsondersteuning als 

afdeling die onafhankelijk is gepositioneerd, bij voorkeur bij 
bestuursondersteuning. 
 
 
 
 
 
 
 

link to page 29
background image

 

 

 
 

29 

 

 

4.4  Opdrachtgeverschap en 

financiering 

 
Het belang van een opdrachtgever is, dat zijn taken tegen een vooraf 
afgesproken budget worden uitgevoerd. Ingewikkeld wordt het wanneer 
een organisatie meerdere opdrachtgevers heeft, zowel van binnen het 
departement, of ook soms ook van meerdere departementen. Een helder 
afwegingskader in de sturing hierop ontbreekt bij OCW. Door een 
coördinerend opdrachtgever te benoemen, kan betere invulling worden 
gegeven aan de rol van de verschillende opdrachtgevers en worden niet 
alle discussies direct bij de opdrachtnemer neergelegd. Voldoende 
capaciteit voor deze taak is essentieel.22 Zeker wanneer dan ook nog een 
instrument als kostprijs ontbreekt, is het niet mogelijk om transparant 
keuzes te maken. Een goede kostprijs in plaats van een lumpsum maakt 
het mogelijk tussen opdrachtgevers het eerlijke gesprek te voeren over 
het effect van meer – of minder geld op de uitvoering van taken. Ook de 
risico’s zoals de smalle grondslag voor heffingen, zoals bij het CvdM, niet 
– of laat betalen van de loon- en prijsbijstelling en het afwezig zijn van 
indexering van de lumpsum komen vaak eenzijdig bij de opdrachtnemer. 
De eigenaar heeft een rol om te zorgen dat de opdrachtgever hier 
verantwoordelijkheid in blijft nemen. Een apart aandachtpunt is de 
aanwezigheid van tijdelijke stimuleringsgelden, zoals vanuit WaU en Open 
OCW. Het is van belang goed te definiëren wat de beoogde resultaten zijn 
van deze financiering.  
 
Aanbevelingen 

5.  Benoem een coördinerend opdrachtgever bij meervoudig 

opdrachtgeverschap, zowel binnen als tussen departementen. 

6.  Zorg voor goede financiële instrumenten, zoals een beschrijving van 

de bekostiging en heffingsgrondslag.  
 

4.5  Bedrijfsvoering en 

informatievoorziening 

Vanuit rijkskaders worden steeds meer eisen gesteld aan de 
bedrijfsvoering van de agentschappen en zbo’s. Hoewel de minister 
formeel geen eisen kan stellen aan de bedrijfsvoering van de zbo’s kunnen 
via de eisen aan de kwaliteit toch eisen worden gesteld die van grote 
invloed zijn. Ook hier speelt de eigenaar een belangrijke rol, zowel in het 
bewaken van de kwaliteit, alsook in de ondersteuning. Het onderwerp 
informatievoorziening vraagt speciale aandacht. Uitvoerders zoals DUO 
hebben zelf veel expertise in huis en verdienen volwaardige counterparts 
op het departement, die ook interdepartementaal de belangen van hun 

_______ 

 

22

 WaU: Meervoudig opdrachtgeverschap.  

background image

 

 

 
 

30 

 

 

organisatie behartigt. De instelling van een directie Informatievoorziening, 
waarvan de directeur tegelijk CIO is, is een goede stap voorwaarts.  
 
Voor het overleg in de driehoek is sturingsinformatie nodig. Vooral als er 
sprake is van wantrouwen heeft het departement de neiging om veel en 
gedetailleerde informatie op te vragen. Het is belangrijk om met alle 
partners in de driehoek gezamenlijk vast te stellen welke informatie nodig 
is zodat alle partijen hun verantwoordelijkheid kunnen nemen. 
 
Het Nationaal Archief vraagt in dit verband speciale aandacht, omdat de 
verantwoordelijkheid voor de eisen aan informatievoorziening, die de 
grondslag vormen voor latere archivering, bij BZK ligt. De formele 
contacten met BZK lopen nu via OCW. De formele verantwoordelijkheid 
voor de Archiefwet ligt bij OCW, maar gezien de raakvlaken met de 
informatievoorziening ligt het voor de hand de sturingsrelatie tussen OCW, 
BZK en het NA op dit punt nader te bezien en de NA een volwaardiger 
positie te geven. 
 
Het huidige kabinet heeft bezuinigingen aangekondigd op het 
ambtenarenapparaat. De uitvoering zal daarbij zoveel mogelijk worden 
ontzien. Het CvTE is een zogenaamd klein zbo, waarbij de medewerkers 
op de loonlijst van het kerndepartement staan. Bedrijfsvoeringsaspecten, 
zoals investeringen in ICT of incidentele nieuw- of verbouw passen meer 
bij bedrijfsvoering en vallend onder de (p)SG-kolom, dan bij de 
beleidsonderdelen. Een goed ontwikkelde rol als eigenaar geeft invulling 
aan deze aspecten.  
 
Doordat uitvoerders aan de eisen van meerdere opdrachtgevers moeten 
voldoen, inclusief eisen aan de verantwoordingen verslaglegging, nemen 
de administratieve verplichtingen toe, en daarmee ook de overhead in de 
organisaties. Het is de moeite waard om te bekijken of op dit punt 
verlichting kan worden aangebracht, zonder dat daarmee de kwaliteit van 
de verantwoording achteruitgaat. Ook op het punt van risicobeheersing, 
inclusief cybersecurity, zijn nog stappen te zetten. Deze punten vallen 
onder de verantwoordelijkheid van de eigenaar.  

 

Aanbevelingen 

7.  Verstevig de rol van de eigenaar op het gebied van bedrijfsvoering 

en informatievoorziening en stel vast welke sturingsinformatie 
relevant is. 

8.  Bezie of de administratieve lasten verminderd kunnen worden bij 

organisaties met meerdere, soms internationale, opdrachtgevers.  

 

background image

 

 

 
 

31 

 

 

 
4.6  Slotbeschouwing 
 
In dit advies is een aantal lijnen geschetst om te komen tot een meer 
eenduidige sturing binnen het ministerie van OCW en een betere 
behartiging van de verschillende belangen. Het biedt bovendien de 
mogelijkheid om de relatie door te ontwikkelen naar het zogenaamde 
stewardship-model. Ook dit model vraagt echter om heldere spelregels. 
Daarmee kan ook het maatschappelijk functioneren van de organisaties 
worden verbeterd. Meerdere organisaties hebben aangegeven het van 
belang te vinden ondersteund te worden bij de toepassing van de 
rijksbrede kaders. Daarbij past een duidelijke rol van een onafhankelijke 
eigenaar. 
 
De huidige cultuur van werken binnen OCW biedt veel ruimte voor eigen 
invulling van de verschillende rollen. Daarbij is echter niet altijd sprake 
van gelijkwaardigheid. Implementatie van de aanbevelingen kan hier 
verbetering in aanbrengen. Gezien de grote diversiteit in de organisaties 
zal ook enige vorm van maatwerk nodig blijven, maar dan als 
gemotiveerde uitzondering. In algemene zin dient OCW de sturingsrelatie 
te verzakelijken, zonder de positieve kanten van de informele cultuur die 
het ministerie kenmerkt, te verliezen.  
 
Het ministerie van JenV heeft bij de implementatie van het 
driehoeksmodel startdocumenten gemaakt per organisatie. Dit is ook aan 
te bevelen voor OCW, inclusief een stappenplan. Vervolgens kan ook 
gekeken worden naar de sturingsrelatie tussen OCW en de organisaties 
naast de agentschappen en zbo’s, zoals de inspecties en de 
onderwijsraden. 
 
Dit advies gaat over de aansturing van agentschappen en zbo’s. De 
overige organisaties rond OCW, zoals inspecties en raden zijn buiten 
beschouwing gelaten.  
In navolging van andere departementen kan hier in de toekomst aandacht 
aan worden besteed. 

 

Aanbeveling 

9.  Maak een sturingsdocument per organisatie, waarin de rollen 

worden geëxpliciteerd en de stappen worden beschreven om de 
sturingsrelatie voor eigenaar, opdrachtgever en opdrachtnemer 
invulling te geven. Dit biedt een handvat voor de benodigde 
verzakelijking in de aansturing. 

10. Breng een prioritering aan: begin bij de grotere organisaties. Zorg 

voor voldoende capaciteit bij eigenaarsadvisering. 

background image

 

 

 
 

32 

 

 

Bijlage 1: Overzicht 

respondenten 

Naam 

Organisatie 

Amma Asante 

Commissariaat voor de Media (CvdM) 

Elin Berfelo 

Ministerie van JenV 

Elma van den Broek 

SBB 

Tom De Smet 

Nationaal Archief 

Paul van Dijk 

KWINK groep 

Afelonne Doek 

Nationaal Archief 

Lem van Eupen 

National Agentschap Erasmus+ 

Syb Groeneveld 

Stimuleringsfonds creatieve industrie 
 

Johan de Groot 

Commissariaat voor de Media  

Elina Hamburg 

Ministerie van OCW 

Harmen Harmsma 

DUO 

Feite Hofman 

Ministerie van OCW 

Alex Hut 

Ministerie van OCW 

Wilfred Jansen 

Verenigings- en Participatiefonds voor 
primair onderwijs  

Anouk Janssen 

Koninklijke Bibliotheek  

Martijn Kleppe 

Koninklijke Bibliotheek  

Christa Klijn 

Programma WaU 

Vries Kool 

Ministerie van SZW 

Luut Kroes 

NVAO 

background image

 

 

 
 

33 

 

 

Naam 

Organisatie 

Marcel Levi 

NWO 

Eelco van der Lingen 

Stichting Mondriaanfonds 

Mark Minkman 

NPO 

Pauline Modderman 

KWINK groep 

Jan Müller 

RPO 

Alida Oppers 

Inspectie van het Onderwijs 

Sinan Özkaya 

Ministerie van OCW 

Jodie-Ann Payne 

Ministerie van OCW 

Jasja Pen 

RPO 

Danielle Philippa 

Ministerie van BZK 

Tijs Pijls 

CINOP Publiek  

Maarten Prinsen 

Ministerie van BZK 

Suzanne Raafs 

Ministerie van LVVN 

Jorrit Rosema 

Bureau Architectenregister  

Yuri Schutte 

Ministerie van JenV 

Peter Smet 

Stimuleringsfonds voor de journalistiek 

Marc Spierings 

College voor Toetsen en Examens 

Denis Vijgen 

Verenigings- en Participatiefonds voor 
primair onderwijs 

Arnold Vonk 

NVAO 

Inge Vossenaar 

Ministerie van OCW 

John van der Vegt 

College voor Toetsen en Examens  

Hannie Vlug 

SBB 

Maurits de Vries 

Ministerie van LVVN 

Barbera Wolfensberger 

Ministerie van OCW 

background image

 

 

 
 

34 

 

 

Bijlage 2: Bronnen 

Rapporten, studies, overige stukken 
ABDTOPConsult (2022). Mensen maken het model
 
ABDTOPConsult (2021). Repareer het dak als de zon schijnt
 
ABDTOPConsult (2017). Verbeter de werking!! Rollen in de sturing van 
uitvoeringsorganisaties in de Rijksdienst

 
Circulaire Governance ten aanzien van zbo’s, 2015 
 
Code Goed Bestuur Publieke Dienstverleners, 2015 
 
Het driehoeksmodel. Als één overheid.  
Rijksportaal: Driehoeksmodel - Rijksportaal (overheid-i.nl) 
 
JenV (2024). Resultaten bestuurlijke evaluatie werking sturingsmodel 
JenV. 
(memo) 
 
Kamerbrief minister voor Wonen en Rijksdienst, Kamerstukken II 
2013/14, 25268, nr. 83 
 
Minister van BZK (2024). Staat van de Uitvoering. Doorbreek de status 
quo
 
 
Studiegroep Interbestuurlijke en Financiële Verhoudingen (2020). 
Slagvaardig de toekomst tegemoet!  
 
Van Thiel, S. (2020). Leren loslaten: 10 lessen uit 25 jaar onderzoek naar 
de relaties tussen ministeries en uitvoeringsorganisaties
. Den Haag: Boom 
Bestuurskunde. 
 
Tijdelijke Commissie Uitvoeringsorganisaties (2020). Klem tussen balie en 
beleid
.  
 
Werk aan uitvoering (fase 2) (2020): Handelingsperspectieven en 
samenvatting analyse 
 
 
Werk aan Uitvoering (2023). Uitkomsten onderzoek naar meervoudig 
opdrachtgeverschap. 
 
 
 

background image

 

 

 
 

35 

 

 

Wet- en regelgeving 
Kaderwet zelfstandige bestuursorganen 
https://wetten.overheid.nl/BWBR0020495/2022-07-01, 
 
Regeling agentschappen 
Wetten.nl - Regeling - Regeling agentschappen - BWBR0040286 
(Overheid.nl) 
 
Conceptregeling Agentschappen, 2024  

 

   

 

Document Outline