Brandweer en crisisbeheersing
Opening
Verslag van een commissiedebat
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid en de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben op 19 februari 2025 overleg gevoerd met mevrouw Coenradie, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, en de heer Jansen, staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu, over Brandweer en crisisbeheersing.
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid,
Pool
De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat,
Peter de Groot
De griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid,
Brood
Voorzitter: Pool
Griffier: Paauwe
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Aardema, Bruyning, Michon-Derkzen, Mutluer, Van Nispen, Pool en Wijen-Nass,
en mevrouw Coenradie, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, en de heer Jansen, staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu.
Aanvang 10.00 uur.
Brandweer en crisisbeheersing
Aan de orde is de behandeling van:
- de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 10 juni 2024 inzake Landelijke Agenda Crisisbeheersing (29517, nr. 255);
- de brief van de staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 30 september 2024 inzake kabinetsreactie Universiteit Twente-rapport Lessen van twee vuurwerkrampen (28684, nr. 744);
- de brief van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 14 november 2024 inzake reactie op verzoek commissie over de brief van de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers inzake "Reactie VBV met betrekking tot het hoofdlijnenakkoord 2024-2028; BDuR" en informatie over de inzet rond PTSS bij de brandweer (29517, nr. 263);
- de brief van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 14 november 2024 inzake reactie op verzoek commissie over de brief Oproep Veiligheidsberaad inzake bezuiniging op crisisbeheersing en brandweer (29517, nr. 262);
- de brief van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 16 december 2024 inzake onderzoeksrapport Toekomstbestendigheid en werkingsgebied Wet tegemoetkoming schade bij rampen (26956, nr. 220);
- de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 6 februari 2025 inzake verzamelbrief brandweer, crisisbeheersing en meldkamers (29517, nr. 264);
- de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 14 februari 2025 inzake actielijnen rondom de jaarwisseling en vuurwerk (28684, nr. 770);
- de brief van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 14 februari 2025 inzake verwachte effecten van de korting op de Brede Doeluitkering Rampenbestrijding vanaf 2026 vanuit het Veiligheidsberaad (36600-VI, nr. 128).
De voorzitter:
Dames en heren, het is 10.00 uur 's ochtends op 19 februari 2025. Ik open dit commissiedebat Brandweer en crisisbeheersing van de vaste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid. Allereerst een warm woord van welkom aan de beide staatssecretarissen, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. Fijn dat u bij ons bent. We kijken uit naar een mooi debat. We zitten hier tot 13.00 uur in de middag. De spreektijden bedragen vier hele minuten, met drie interrupties onderling. Dan geef ik als eerste graag het woord aan de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel, voorzitter. Meteen mijn excuses: ik zal na mijn bijdrage de zaal moeten verlaten, omdat ik een plenaire verplichting heb, over andere wetten.
De SP heeft grote zorgen over de slagkracht en de financiering van de brandweer. Al jaren zijn er grote bezuinigingen. Er zijn 91 brandweerkazernes in Nederland gesloten in de afgelopen jaren. Er zijn 4.000 mensen verdwenen uit dienst. Het aantal tankautospuiten daalde met 20%. Deze bezuinigingen brengen grote risico's met zich mee. Welke democratische laag of welke volksvertegenwoordiging roept dit nou een halt toe? Want dit waren dan nog de regionale bezuinigingen, in de veiligheidsregio's.
Maar nu wordt de boel nog erger gemaakt door dit kabinet. Het kabinet dreigt nu met zeer bewuste, vrij botte landelijke bezuinigingen, namelijk een bezuiniging van 10% op de Brede Doeluitkering Rampenbestrijding, de BDuR, en daarnaast is er een miljardenbezuiniging op de gemeenten, het beruchte ravijnjaar van 2026 en verder. Wij moeten ons hier heel grote zorgen over maken. Dit leidt naar verwachting namelijk, zoals het Veiligheidsberaad zegt, tot het saneren van ongeveer 100 vrijwillige posten en 2.000 tot 2.500 vrijwilligers in Nederland. Ook specialistische taken, zoals waterongevalbestrijders en gaspakdragers, zullen verdwijnen. Dat is ook in dunbevolkt gebied eigenlijk onmisbaar voor een gelijkwaardige toegang tot brandweerzorg en het waarborgen van slagkracht. Dit raakt ieders veiligheid. En hier geldt: als het eenmaal is wegbezuinigd, komt het waarschijnlijk nooit meer terug. Ook het Rode Kruis waarschuwt dat er eerder investeringen nodig zijn dan bezuinigingen.
De Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers wijst terecht op de tegenstrijdigheid. Het kabinet zegt te werken aan het versterken van de weerbaarheid tegen militaire en hybride dreigingen en roept mensen op om voorbereidingen te treffen voor onzekere tijden, maar datzelfde kabinet bezuinigt op de veiligheidsregio's, de brandweer en de rampenbestrijding. Heel veel hieraan snap ik gewoon echt niet. Waarom zulke grote risico's lopen met de veiligheid van ons land? Waarom niet nadrukkelijker uitvoering geven aan de SP/VVD-motie, die in november nog heel vriendelijk zei: heroverweeg nou eens of deze bezuiniging eigenlijk acceptabel is, en verken alternatieve financiering.
Het hele idee van de overheveling van een specifieke uitkering was toch dat het efficiencywinst zou opleveren? Dat rechtvaardigde volgens het kabinet een korting van 10%. Maar tegelijkertijd gaf het kabinet toe dat deze efficiencywinst in principe niet te halen valt bij de veiligheidsregio's. Vervolgens besloot het kabinet om het niet over te hevelen. Maar die korting blijft. Hoe dan? Wat rechtvaardigt nou die korting? Want er is toch geen efficiencywinst? Het kabinet kan niet zeggen dat het crisisbeheersing en rampenbestrijding belangrijk vindt en tegelijkertijd zulke riskante bezuinigingen voorstellen. Wat de SP betreft moeten deze bezuinigingen van tafel, niets minder dan dat. Graag een toezegging.
Dan nog over de opslag van vuurwerk en de blusinstructie. Het is goed dat de andere staatssecretaris er ook is. We hebben de gezaghebbende rapporten gehad over de vuurwerkrampen. Onderdeel daarvan was ook dat in het geval van branden met vuurwerk de instructie is om niet te blussen maar om te ontruimen, vanwege de onvoorspelbare gevolgen. Dat is ook in het belang van de veiligheid van brandweermensen. De Kamer nam met een ruime meerderheid de motie-Mutluer c.s. aan: voortaan geen opslag meer van vuurwerk in woonwijken. Heel logisch. Maar wat zei de staatssecretaris van IenW? Ik voer die motie niet uit. De opslag van vuurwerk in woonwijken moet kunnen, maar ik zou er zelf niet boven willen wonen, voegde hij daaraan toe in een mediabericht. Ik heb ook de brief van gisteren gezien. Maar mijn dringende oproep aan de regering is nog steeds: voer deze motie nu uit. Zet het in landelijke regels. Laat het niet aan de gemeentes over, als ze het al juridisch zouden kunnen. Daar is discussie over. Graag vandaag een toezegging. Zie ook de brief van de gemeente Enschede. Zie ook de brief van het Veiligheidsberaad. We moeten dit gewoon niet meer willen: geen opslag meer van vuurwerk in woonwijken.
Dan kort over de reddingsbrigade. Na de inzet in 2021 in Limburg was het wettelijk zeer complex om de kosten van de inzet van de reddingsbrigade vergoed te krijgen, want daar was geen wettelijke basis voor. We hebben een motie ingediend om te kijken of in de nieuwe wet die gemaakt wordt de positie van de reddingsbrigade verankerd kan worden, maar daar wordt niet voor gekozen. Een wettelijke voorziening voor reddingsbrigades is niet opgenomen. Volgens mij zijn hiermee de problemen in de toekomst nog niet opgelost. Ik ga daar toch nadrukkelijk naar vragen.
Dan ga ik afronden, voorzitter, want ik denk …
De voorzitter:
U bent over de tijd heen.
De heer Van Nispen (SP):
O, dan hoop ik dat de andere collega's dingen gaan zeggen over het belang van het behoud van vrijwilligheid bij de brandweer en natuurlijk ook over PTSS. Dat had ik ook nog willen doen. Maar ik dank u heel hartelijk.
De voorzitter:
U bedankt voor uw bijdrage. Dan is het woord aan mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Iedereen is doordrongen van het belang van de brandweerzorg en de inzet daarbij van de brandweerlieden, zowel beroeps als vrijwilligers. Maar dan is het ook wel "put your money where your mouth is", oftewel: boter bij de vis. Daar gaat het in mijn beleving gewoon volledig mis. Het kabinet is van plan om stevig te gaan korten, 10%, op de Brede Doeluitkering Rampenbestrijding voor de veiligheidsregio's. De gemeenten, waar het water toch al aan de lippen staat vanwege het aankomende ravijnjaar, kunnen die bezuinigingen niet compenseren. Ik denk dat de gevolgen enorm zullen zijn. Dat zal namelijk ten koste gaan van de brandweerzorg. Dat gaat ten koste van de vrijwilligers. Dat gaat ten koste van de beroepskrachten. Er zullen honderden kazernes minder zijn.
Voorzitter. Er staat dat er geen alternatieve financiering beschikbaar is om de bezuinigingen te compenseren. Dit kan niet. We hebben het hier over een heel belangrijke overheidstaak. Het gaat om onze veiligheid. Er wordt steeds vaker een beroep gedaan op de brandweer. De weerbaarheid moet wat mij betreft verbeterd worden. "Wacht u maar de Voorjaarsnota af", krijgen we dan te lezen. Voor mij is dat gewoon geen antwoord. Ik reken echt op meer gevoel van urgentie van de staatssecretaris van JenV.
Dat geldt ook voor PTSS bij de brandweer. Eerder heb ik met een aantal collega's een motie ingediend om PTSS bij de brandweer een erkende beroepsziekte te maken. Over die erkenning van PTSS als beroepsziekte lijkt instemming te bestaan. Dat is hard nodig. Echter, ik lees ook dat de staatssecretaris akkoord zou willen gaan met regionale verschillen. Daar ben ik het niet mee eens, want zonder steun van de regering en met het oog op de bezuinigingen, gaan de gemeenten dit niet in hun eentje oplossen. Hulp is noodzakelijk. Anders gaat het langer duren en zolang dat het geval is, zullen ook de verzekeraars ingewikkeld en moeilijk doen en de boel frustreren. Dat is in mijn beleving zo verschrikkelijk schadelijk. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: krijgt zij die signalen ook? Voor mijn part gaat ze aan de slag met een werkgroep. Je sluit jezelf maar even een dagje op, samen met de verzekeraars, de werkgevers, brandweerlieden en ambtenaren, om tot een oplossing te komen.
Dan de aangenomen motie over een PTSS-instituut voor meerdere beroepsgroepen. Ik begrijp dat er voor de zomer van dit jaar nog een kabinetsreactie komt op de initiatiefnota over PTSS van collega Boswijk en van ons, en dat daarin de motie wordt meegenomen. Ik verwacht niet anders dan dat het kabinet nut en noodzaak van die bundeling van expertise over PTSS in zal zien en dat er een nationaal instituut gaat komen. Ik denk dat onze mensen, die elke dag voor onze veiligheid gaan, daar echt heel veel baat bij zullen hebben.
Ook ik ben blij met de staatssecretaris. Ik had het niet verwacht, maar we gaan het zeker hebben over het opslaan van vuurwerk in woonwijken, waarop de brandweer inderdaad al stelling heeft genomen. Laat ik helder zijn: wat mij betreft wordt consumentenvuurwerk gewoon verboden. Vanavond gaat het debat erover. Ik denk dat als dat er eenmaal doorheen is, alle problemen van de staatssecretaris zijn opgelost. Dat zou ik stellen.
Echter, ik kom nu toch even kort terug op datgene wat de staatssecretaris heeft gedaan met de motie. Hij acht het namelijk niet nodig om consumentenvuurwerk uit wijken te weren, omdat dat enerzijds geld kost en omdat hij vindt dat gemeenten het omgevingsplan daartoe kunnen aanpassen. Dat vind ik echt een kulantwoord, zeg ik met heel veel liefde. Waar ik helemaal chagrijnig van word, is dat er dan wordt gezegd: we gaan een nieuw onderzoek naar de veiligheidsmaatregelen instellen. Waarom komt er geen einde aan het elkaar om de oren slaan met onderzoeken? Laat het voorzorgsbeginsel gelden door het vuurwerk uit de wijken te halen.
Voorzitter, ten slotte — dan rond ik af — de afhandeling van de schade van de wateroverlast in Limburg, alweer vier jaar terug. Wij hebben getracht om schrijnende gevallen beter te helpen. Alleen, mensen maken weinig gebruik van de regeling. Op 1 maart gaat die stoppen. Mijn verzoek aan de staatssecretaris is om te kijken of ze die regeling verder kan uitbreiden en welke signalen ze daarover krijgt.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
U bedankt voor uw bijdrage. Dan is het woord aan de heer Aardema.
De heer Aardema (PVV):
Dank, voorzitter. Ik denk niet dat ik de enige ben die mailtjes krijgt over de dreigende situatie bij de veiligheidsregio's en de brandweerzorg. Als de voorgestelde korting op de brede doeluitkering doorgaat en de gemeenten ook nog gaan korten, dan maken de veiligheidsregio's zich grote zorgen. Ze maken zich zorgen over de inzetbaarheid van de brandweer. Voorspellingen spreken van het sluiten van een op de vijf brandweerkazernes, specialistische diensten die ophouden te bestaan — denk aan duikteams, boten en ongevallenteams — en, als ergste, duizenden vrijwilligers die hun brandweerjassen aan de kapstok moeten hangen. En juist die vrijwilligers zijn in grote delen van ons land de kurk waarop de brandweer drijft. Als dit slechte scenario doorgaat, betekent dat in ieder geval lokale paraatheidsproblemen en fors oplopende opkomst- en aanrijtijden.
Als iedere seconde telt en je op de brandweer staat te wachten, brandt intussen je huis af. Dat moeten we natuurlijk niet willen. De PVV is voor een veilig Nederland, en daar hoort een goed functionerende brandweer bij, in alle facetten, zoals inzet bij grote natuurbranden en rampen. Dat dergelijke scenario's realiteit kunnen worden, tonen de beelden van de branden rond Los Angeles ons. En als het op de Veluwe losgaat en de wind verkeerd staat, worden ook daar dorpen bedreigd. Hoe ziet de staatssecretaris deze ontwikkeling?
Dan het C2000-systeem, het onvolprezen doch soms haperende communicatiesysteem van de hulpdiensten. Ik heb er al vaker op gehamerd en zal dit blijven doen: hulpverleners moeten goed en zeker met elkaar kunnen communiceren. In witte gebieden met weinig dekking moeten er masten bij. Dat wordt vertraagd door trage omgevingsvergunningen en een gebrek aan stroomtoevoer. Klopt het dat er voor dit jaar maar drie extra masten zijn gepland? Ik heb al eerder tegen de minister geroepen dat dit prio één moet worden, en dat doe ik nu dan ook naar de staatssecretaris. Tijdens een vorig debat heb ik een motie ingediend omtrent veilige vuurwerkopslag. Deze aangenomen motie verzocht de regering om te onderzoeken of de opslagen van meer dan 10.000 kilo consumentenvuurwerk op een veilige afstand liggen van omwonenden. Kan de staatssecretaris aangeven hoe het staat met dit onderzoek en of er intussen al potentieel onveilige vuurwerkopslagen zijn verplaatst naar betere plekken?
En als we het dan toch over onderzoeken hebben: uit het bericht van de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers komt naar voren dat sommige veiligheidsregio's kennelijk nog niet optimaal met elkaar samenwerken. Door de Inspectie Justitie en Veiligheid is daarvoor een onderzoek gestart. Ik zou de staatssecretaris graag willen vragen of de resultaten uit dit onderzoek al bekend zijn.
Ten slotte, voorzitter, nog een vraag aan de staatssecretaris. Zij is recent op werkbezoek geweest bij Risk Factory Twente, een bedrijf dat de jeugd bewust maakt van brandpreventie en van hoe te reageren bij brand. De staatssecretaris heeft eerder toegezegd te zullen kijken of er binnen de bestaande budgetten ruimte is voor ondersteuning van Risk Factory. Is daar al iets over bekend?
Tot zover, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een vraag van mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ja. Ik heb twee vragen, als het mag, voorzitter. In de eerste plaats over het verzoek van de veiligheidsregio's om de voorgestelde bezuiniging van 10% op crisisbeheersing en brandweer af te wijzen. Ik hoorde collega Aardema daar ook een punt van maken. Kan ik tijdens de Voorjaarsnota daarom voorstellen verwachten vanuit de PVV, die in de coalitie zit, om dit terug te draaien, opdat er niet bezuinigd wordt op onze veiligheid?
De heer Aardema (PVV):
Dat kan ik nu nog niet zeggen, want ik wil eerst even de antwoorden van de staatssecretaris afwachten voor wat voor consequenties dit nu werkelijk heeft.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Dan ga ik die vraag straks weer stellen.
Mijn tweede vraag was: wat vond u ervan dat de staatssecretaris beide moties voor wat betreft de vuurwerkopslagen uit de wijken niet uitvoert conform de wens van de Kamer? Ik kan me herinneren dat ook de heer Aardema die motie had medeondertekend waardoor die een meerderheid kon krijgen. Ik vond het kulantwoorden. Deelt hij die mening, en wil hij samen met ons optrekken om hier actie op te ondernemen, zodat die motie daadwerkelijk wordt uitgevoerd?
De heer Aardema (PVV):
Het is niet voor niks dat ik deze vraag heb gesteld over mijn eigen motie, dus ik wacht ook daarvoor het antwoord van de staatssecretaris even af. En ik vind dat er toch wel haast moet worden gemaakt met het uitvoeren van deze motie.
De voorzitter:
Oké, dank u wel. Voldoende zo? Dan is het woord aan mevrouw Bruyning.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank, voorzitter. Vandaag wil ik enkele belangrijke punten bespreken die betrekking hebben op de schadevergoeding bij rampen, de psychische gezondheid van brandweermensen, de juridische status van brandweervrijwilligers en de bescherming van politieambtenaren.
Allereerst kom ik bij de Wet tegemoetkoming schade bij rampen. Het onderzoeksrapport concludeert dat de Wts niet toekomstbestendig is vanwege verschuivende grenzen van solidariteit en de problematiek van verzekerbaarheid, vooral in het licht van klimaatverandering. Er worden twee opties besproken: het behouden van de Wts als vangnet met aanpassingen; het vervangen door een verplichte verzekering. NSC is benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris op deze opties. Wat is het standpunt van de staatssecretaris over te verzekeren van schade bij rampen?
Ook wordt in het rapport aangegeven dat de Wts niet goed is toegesneden op Caribisch Nederland. Wat is de mening van de staatssecretaris hierover? En is er wellicht al een onderzoek gestart naar een alternatieve regeling voor Bonaire, Sint-Eustatius en Saba? Als dat niet het geval is, zou de staatssecretaris dan met haar verantwoordelijke collega's bereid zijn om een dergelijk onderzoek te starten?
PTSS is een serieus probleem voor brandweerlieden. Ik ben best bezorgd over de voortgang van de behandeling en de preventie hiervan. De staatssecretaris is in gesprek geweest met de veiligheidsregio's om tot een meer uniforme werkwijze te komen. En in december 2024 is over dit onderwerp gesproken in het Veiligheidsberaad. Ik zou graag aan de staatssecretaris willen vragen hoe zij reflecteert op deze gesprekken en of de staatssecretaris meer kan vertellen over hoe de beoogde verbeteringen eruit zullen zien.
Voorzitter. Het blijkt moeilijk om de gekazerneerde en geconsigneerde brandweervrijwilligers een beroepscontract aan te bieden door juridische problemen die nog steeds niet zijn opgelost. Ik zou graag van de staatssecretaris willen horen waarom het nog niet is gelukt om tot een akkoord te komen met de belangrijkste stakeholders en welke alternatieven er worden onderzocht voor het aanbieden van beroepscontracten aan deze vrijwilligers.
Tot slot zijn er zorgen over de uitrusting van de politie, met name in de mobiele eenheid. De politie zou mogelijk onvoldoende beschermd zijn, bijvoorbeeld qua kleding en gehoorbescherming, zo ook tijdens de jaarwisseling. NSC vraagt zich af of er plannen zijn om de uitrusting van de politie te verbeteren. Wordt hiernaar gekeken in het Programma Politie en Openbare Orde Management?
Deze thema's verdienen de nodige aandacht. Ik kijk uit naar de antwoorden van de staatssecretaris op de gestelde vragen. Ik vertrouw erop dat de staatssecretaris zich zal blijven inzetten voor de veiligheid van zowel brandweermensen, brandweervrijwilligers als politieagenten en voor een toekomstbestendige schadevergoeding bij rampen.
Dank u wel.
De voorzitter:
U bedankt. Het woord is aan mevrouw Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dank, voorzitter. Ik wil starten met vanaf deze plek alle brandweermannen en alle brandweervrouwen te danken voor het werk dat zij dag in, dag uit voor ons doen om ons land veilig te maken en om te zorgen dat ze ons helpen als dat nodig is. Zij gaan letterlijk voor ons door het vuur. Daar wil ik hen hartelijk voor bedanken.
In dat kader vind ik het ook heel goed dat er nu naar aanleiding van het vorige commissiedebat een landelijke regeling komt voor de erkenning en aanpak van PTSS, en dat die dus uniform is, ongeacht in welke regio je je werk doet. Nu begreep ik wel dat er eigenlijk geen middelen zijn om de ondersteuning van zo'n landelijke PTSS-regeling vorm te geven. Daar wil ik graag een reactie op, want een regeling is aardig, maar die moet ook uitgevoerd kunnen worden.
Voorzitter. Mijn tweede punt als het gaat om de mensen — want het gaat om mensen bij dit onderwerp — betreft vrijwilligers. Bij de brandweer is veruit het grootste deel vrijwilliger. Ik wil aan de staatssecretaris van JenV vragen of we voldoende vrijwilligers hebben, ook op lange termijn. Hoe trekken we ook weer nieuwe, jonge mensen aan? Ik wil ook heel graag meer vrouwen bij de brandweer. Ik heb mooie voorbeelden gehoord over de combinatie met kinderopvang. Hoe loopt dat onderzoek met SZW? Mevrouw Bruyning had het erover. Het is een gebed zonder end. We hebben middelen nodig om ervoor te zorgen dat onze vrijwilligers ook daadwerkelijk vrijwillig kunnen blijven. We zijn toen verwezen naar een onderzoek van SZW. In de kern gaat het, zoals ik het begrijp, om 36 miljoen die nodig is om ervoor te zorgen dat we die vrijwilligers kunnen behouden. Hoe loopt dat nu? Graag een reactie daarop.
Voorzitter. Overigens ben ik het, over geld gesproken, zeer eens met het punt dat de heer Van Nispen maakte. Meneer Van Nispen en ik hadden een rustige motie bij de begroting om in kaart te brengen wat die korting op de brandweer — dat gaat via de brede doeluitkering — zou inhouden. Dan krijg je een brief terug op nota bene Valentijnsdag — maar dan moet er gewoon gewerkt worden — waarin staat dat het betekent dat de bestuurders die korting kunnen inboeken. Ja, dat snap ik ook. Dat is de techniek. Maar de vraag is natuurlijk: wat betekent een korting van 10% op de brandweer voor het aantal brandweermensen, voor het aantal posten, voor aanrijtijden, voor dienstverlening, voor materieel? Dat moet je in kaart hebben. Dat was ook de strekking van de motie. Ik was dus vrij teleurgesteld, zeg ik maar met alle respect, in die brief van de staatssecretaris. Ik wil alsnog die informatie hebben, omdat ik wil kunnen inschatten wat dat nou inhoudelijk betekent. Dat vind ik eerlijk gezegd een vraag die je als volksvertegenwoordiger mag en zelfs moet stellen als er zoiets op tafel ligt.
Dan de Landelijke Agenda Crisisbeheersing. Dat vond ik overigens een heel goed idee, met die drie pijlers, waar ook geld voor is vrijgemaakt, begreep ik. Nu leek het echter — maar dat hoor ik ook graag van de staatssecretaris — alsof het geld dat voor die Landelijke Agenda Crisisbeheersing is vrijgemaakt, toch voor andere dingen zou worden ingezet. Dat lijkt mij niet goed, ook omdat dat niet netjes is, want het moet ten eerste voor de Landelijke Agenda Crisisbeheersing ingezet, maar ten tweede ook omdat wij het nu juist hebben over weerbaarheid en over nieuwe dreigingen. Dat is een enorm pakket waar we het over hebben met minister Van Weel en minister Brekelmans. Ik kan me heel goed voorstellen dat een veiligheidsregio en ook de brandweer daar een belangrijke rol in heeft. Ik zag de Landelijke Agenda Crisisbeheersing daar als een logisch gevolg van of als een "logische start"; zo kan je het ook zeggen. Dan moet je daar geen geld bij weghalen.
Voorzitter. Dan de natuurbranden. Ik wil graag weten of we de door het vorige kabinet ingezette lijn doorzetten. LVVN is volgens mij nu goed aangehaakt. Klopt dat, vraag ik deze staatssecretaris. Doet JenV ook mee? Is dat een goede combinatie van twee departementen? Doen we zowel qua materieel als qua aansturing wat nodig is om die natuurbranden aan te pakken? Dat punt van die aansturing zat ook precies in de Evaluatie Wet veiligheidsregio — hierna stop ik, voorzitter — waarin werd benoemd dat het manco bij bovenregionale rampen zit. Dat zie je bij uitstek bij natuurbranden. Dat risico is heel groot. Daarom vind ik ook dat we dat als eerste moeten aanpakken. Hoe gaat dat nu?
Voorzitter, daar rond ik mee af.
De voorzitter:
Hartelijk dank. U heeft nog een vraag van Mevrouw Mutluer. Dit is haar derde interruptie.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik ben blij met deze kritische kanttekening van de collega van de VVD. Ik wil een zorg met haar delen om te kijken of zij die deelt. Het gaat namelijk niet alleen om de bezuiniging van 10%, maar ook om de wens van 5 miljoen voor de versterking van natuurbestrijding, 1,75 miljoen voor PTSS, geloof ik, en een bijdrage van 35 miljoen voor de inzet van de vrijwillige brandweer in ons land. De wens van de veiligheidsregio is groot. Ik denk dat we allebei nu al kunnen uittekenen hoe het gaat uitpakken als zij deze middelen niet krijgen. Dat zal ten koste gaan van de brandweerzorg, de beroepskrachten, de vrijwilligers et cetera. Deelt zij de zorg dat hier ook nog eens het ravijnjaar bovenop komt, waardoor er waarschijnlijk nog meer bezuinigd zal moeten worden bij de veiligheidsregio's? We hebben allebei lokale ervaring en we weten allebei dat als er bezuinigd moet worden, dat meestal terechtkomt bij armoede dan wel bij de veiligheidsregio's. Dan krijg je een dubbele klap. Als u die zorgen deelt, hoe gaan we hier dan zo snel mogelijk een oplossing voor bedenken?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Een aantal zinnen in de lange vraag van mevrouw Mutluer deel ik niet. Zij zegt "we kunnen wel uittekenen hoe dit gaat", maar ik kan juist niet uittekenen hoe het gaat. Ik lees een brief van het Veiligheidsberaad, waarin allemaal zorgen staan. Ik vind dat ook allemaal hele zorgelijke zinnen. Als ik lees "min 2.000 tot 2.500 vrijwilligers", dan vind ik dat zorgelijk. Als ik lees "meer dan 100 posten dicht", dan vind ik dat zorgelijk. Maar ik weet niet waar die posten liggen en of het waar is. Daarom vraag ik juist om uitvoering van de motie van november. Dat is het hele doel ervan. Ik wil dat deze staatssecretaris inzicht geeft hoe dat uit zal pakken; dat is onze verhouding met elkaar. Dat wil ik krijgen en dan beoordelen we dat met elkaar. Inderdaad kun je als je de brief van het Veiligheidsberaad leest, niet anders zeggen dan dat het een zorgelijke brief is, maar ik vraag de staatssecretaris haar eigen inhoudelijke reactie daarop te geven, conform uitvoering van de motie van Van Nispen en mij.
Datzelfde geldt voor PTSS — dat heb ik zelf ook gezegd — en het landelijke programmabureau. We kunnen geen regeling hebben zonder dat we ervoor zorgen dat we die regeling kunnen uitvoeren. Ook moeten we de vrijwilligheid behouden, waar geld voor nodig is. Die discussie hebben we hier jaar op jaar. Dat ligt nu bij SZW. Dat is het laatste dat ik van het debat van vorig jaar heb onthouden. Daar wil ik een reactie van de staatssecretaris op.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan is het woord aan mevrouw Wijen-Nass.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Ik wil graag beginnen met het onderzoeksrapport Toekomstbestendigheid en werkingsgebied Wet tegemoetkoming schade bij rampen, ook wel de Wts genoemd. Dat onderzoek is voortgekomen uit de tekortkomingen in de uitvoering van financiële schade bij rampen. Ik wil nogmaals aandacht vragen voor de waterramp in Limburg, want daarvoor zijn niet alle gedupeerden gecompenseerd. De reden hiervoor is de vangnetregeling, die op dit moment in de Wts zit. Dat betekent dat schadeposten die redelijkerwijs verzekerbaar, verhaalbaar of vermijdbaar zijn, niet voor een tegemoetkoming in aanmerking komen. Niet iedere gedupeerde is daarom geholpen met het inzetten van de Wts.
Uit dat onderzoek zijn ook wat aanbevelingen naar voren gekomen en er is een departementale afstemming van start gegaan samen met betrokken partners. Komende zomer worden we hierover geïnformeerd. Daar zien we heel erg naar uit. Ik zou graag nog een staatssecretaris van de reactie krijgen op wat ik hier eerder over zei.
Voorzitter. Dan kom ik bij de vrijwillige brandweer. Voor BBB is die heel erg belangrijk. Ongeveer 80% van de brandweermensen in Nederland is vrijwilliger. Met name in het landelijk gebied zijn burgers voor acute hulp afhankelijk van die vrijwillige brandweermensen. Het zijn mensen die dag en nacht bereid zijn om alles uit hun handen te laten vallen. Juist op het platteland is die vrijwillige brandweer van levensbelang. Daar kan niet gewerkt worden met een beroepsbrandweer die 24 uur per dag aanwezig is op de kazerne, omdat er daar niet elke dag incidenten plaatsvinden. Het zit gewoon heel anders in elkaar. Het zou onbetaalbaar zijn om, zoals in Den Haag centrum, met alleen maar beroepskrachten te werken. Dat gaat gewoon niet.
Voorzitter. Die vrijwilligers moeten we koesteren, maar er zijn nu al bijna 20% brandweervrijwilligers minder dan in het jaar 2000. Dat is dus een op de vijf brandweermensen minder. Dat heeft vooral ook heel erg veel effect op de regio's, denk ik. Ik ben benieuwd wat de staatssecretaris kan doen om de veiligheidsregio's te ondersteunen bij het aantrekken en behouden van vrijwillige brandweermensen. Ik las in een artikel in De Limburger ook nog dat er een flink tekort dreigt aan brandweerlieden in het zuiden van de provincie. Zij starten daarom met een gratis opleiding tot brandweerman, met salaris en baangarantie. Ik ben benieuwd of dit alleen in het zuiden van het land speelt of dat er meerdere regio's zijn die vergelijkbare problemen hebben. Wat vindt zij van de oplossing die in Zuid-Limburg gehanteerd wordt?
Voorzitter. Nederland is verdeeld in 25 veiligheidsregio's, die verantwoordelijk zijn voor onder andere rampenbestrijding en brandweerzorg. Een deel van de beslissingen over de brandweer wordt per individuele regio genomen. Soms leidt dat tot ongelijkheid. Zo kan het zijn dat twee collega's uit verschillende regio's dezelfde opleiding en werkzaamheden hebben, maar niet dezelfde rang. Ik ben heel benieuwd hoe de staatssecretaris daarnaar kijkt.
Dan nog een ander punt van aandacht, het risico op natuurbranden. Dat is mijn laatste punt, meneer de voorzitter. Vorig jaar is er unaniem een motie aangenomen die oproept om te komen tot een integrale aanpak van natuurbranden. We hebben een brief gekregen van staatssecretaris Rummenie. Hij heeft de Kamer op 15 oktober een brief gestuurd. Daarin staan vijf belangrijke punten waarop ingezet moet worden voor integrale natuurbrandbeheersing. De eerste vier pakt het ministerie van LVVN op, maar het vijfde punt, het versterken van natuurbrandbestrijding, is een taak die bij JenV ligt. Ik ben heel benieuwd hoe de uitvoering daarvan zal gaan. Ik ben benieuwd of de staatssecretaris ruimte ziet om de integrale aanpak nog beter te kunnen oppakken vanuit het ministerie van JenV.
Dat was het, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik kijk naar de bewindspersonen. Hoelang wilt u dat er geschorst wordt voor de beantwoording? Een halfuur? Goed, dan schors ik tot 11.00 uur. Tot dan.
De voorzitter:
Dames en heren, welkom terug bij dit commissiedebat over brandweer en crisisbeheersing. We zijn toegekomen aan de eerste termijn van het kabinet, van de beide staatssecretarissen. Omdat de Kamerleden zich in de eerste termijn uitstekend beheerst hebben, zal ik hun maar liefst vijf interrupties gunnen in deze termijn van de bewindspersonen. Dus vijf interrupties.
De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid begint met een inleiding. Daarna gaat zij over tot de beantwoording van vragen. Laten we de interrupties even bewaren tot de inleiding is afgelopen. Ik geef graag de staatssecretaris als eerste het woord.
Staatssecretaris Coenradie:
Voorzitter. Vandaag spreek ik voor het eerst met uw Kamer over brandweerzorg en crisisbeheersing. Wat fijn dat er zo veel mensen op de publieke tribune zitten. Ik zie ook enkele bekenden met wie ik in de afgelopen maanden heb gesproken.
Graag wil ik starten met stil te staan bij de wijze waarop dit kabinet de onderwerpen op het vlak van crisisbeheersing heeft belegd bij de minister van Justitie en Veiligheid en bij mij als staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Als staatssecretaris ben ik verantwoordelijk voor het stelsel van de brandweer, de regionale rampenbestrijding en crisisbeheersing en voor de Wet tegemoetkoming schade bij rampen. Daarnaast zet ik mij in voor het herzien van de Wet veiligheidsregio's en het staatsnoodrecht. Over deze onderwerpen kan ik vandaag inderdaad met u in debat gaan.
Er speelt veel op het vlak van de brandweer en de crisisbeheersing. Dat heb ik ook opgemerkt tijdens mijn werkbezoeken aan een groot aantal veiligheidsregio's. Het is mijn ambitie om álle veiligheidsregio's te bezoeken; die ambitie heb ik ook eerder uitgesproken. Inmiddels ben ik bij 8 van de 25 veiligheidsregio's geweest, variërend van Zeeland en Twente tot Rotterdam, de regio waarin ik zelf woon. Ik heb tijdens mijn werkbezoeken gezien dat wij veel van onze professionals vragen. Brandweermensen komen met veel verschillende situaties in aanraking. Bij ernstige incidenten, waarbij bijvoorbeeld gereanimeerd moet worden, zijn brandweermensen vaak als eersten ter plaatse. Het is zwaar werk.
Ik ben niet de werkgever van brandweermensen, maar ik vind het belangrijk dat voor onze brandweermensen goed wordt gezorgd. En dan denk ik ook aan de brandweermensen met PTSS. Van hen heb ik er meer ontmoet en gesproken. Hun verhalen raken mij diep. Dat sterkt mij in mijn geloof dat brandweermensen in Nederland moeten weten waar zij aan toe zijn, zonder dat het uitmaakt in welke regio ze werken. Ik ben dan ook regelmatig in gesprek met de werkgevers van de brandweer, bijvoorbeeld in het Veiligheidsberaad. In die gesprekken heb ik er aandacht voor gevraagd goed te zorgen voor onze brandweermensen. Daarbij benadruk ik het belang van een goede, eenduidige regeling voor brandweermensen met PTSS. Die regeling is nu onderwerp van gesprek tussen de werkgevers en vakbonden. Ik roep hen op hier samen met elkaar uit te komen, opdat brandweermensen snel de hulp krijgen die zij verdienen.
Hetzelfde geldt voor het behoud van de vrijwilligheid bij de brandweer. De vakbonden spreken ook met de werkgevers over een oplossing voor de juridische problemen rondom de arbeidsrechtelijke positie van brandweervrijwilligers. Ik vind het van groot belang dat de vrijwilligheid wordt behouden en hoop dan ook dat ze er snel met elkaar uitkomen.
Verder heb ik met het Veiligheidsberaad uitvoerig gesproken over de bezuinigingen waar ook hier over gesproken wordt, namelijk op de Brede Doeluitkering Rampenbestrijding, oftewel de BDuR, en de mogelijke gevolgen daarvan voor de veiligheidsregio's. Naar aanleiding van de motie van de heer Van Nispen en mevrouw Michon heb ik de regio's gevraagd in kaart te brengen wat het effect is van de bezuinigingen op de BDuR. De reactie heb ik u nog kort voor het debat toegezonden. Tegelijkertijd denken ook gemeenten aan bezuinigingen op hun bijdrage aan de veiligheidsregio's. De mogelijke effecten hiervan heeft u in de kranten kunnen lezen, in de zorgen die diverse commandanten brandweer hebben geuit. Deze zorgen begrijp ik niet alleen, ik deel ze ook. Tijdens mijn werkbezoeken aan de veiligheidsregio's, waaronder aan brandweerkazernes, heb ik deze zorgen meermaals gehoord. Die gaan mij aan het hart. Brandweermensen zijn onmisbaar voor onze samenleving. Zoals ik al bij de behandeling van de begroting van Justitie en Veiligheid heb gezegd, zal de korting van de BDuR besproken worden tijdens de behandeling van de Voorjaarsnota. Op de uitkomsten daarvan kan ik helaas niet vooruitlopen.
Verder heb ik in de afgelopen periode stappen gezet op een aantal belangrijke onderwerpen. Zo wordt er hard gewerkt aan de herziening van de Wet veiligheidsregio's, zodat onze professionals in een goed functionerend stelsel het land veilig kunnen houden. De herziening van de wet gebeurt in tranches. Momenteel wordt de eerste tranche uitgewerkt. Dat doe ik zorgvuldig en met input van onze crisispartners. In de eerste tranche brengen we de centrale en decentrale crisisbeheersing dichter bij elkaar om te komen tot een toekomstbestendig en samenhangend stelsel voor crisisbeheersing en brandweerzorg, zowel in Europees als Caribisch Nederland. Ik verwacht het wetsvoorstel voor de zomer van 2025 in internetconsultatie te kunnen brengen.
Ik sluit graag af met te zeggen ... Althans mijn inleidende spreektekst, want op alle vragen, dus ook op de vragen rondom de korting op de BDuR, kom ik nog specifiek terug. Maar ik sluit graag af door te zeggen dat ik onder de indruk ben van de ontwikkelingen die nu plaatsvinden rondom crisisbeheersing en brandweerzorg: er wordt gewerkt aan een informatieknooppunt tussen Rijk en de regio's; wetgeving wordt gemoderniseerd; er vinden tal van innovaties plaats in het brandweerdomein met behulp van AI, drones en robots; de rol van veiligheidsregio's rondom maatschappelijke weerbaarheid wordt verkend. En zo kan ik nog veel meer voorbeelden noemen waarmee door alle veiligheidsregio's, ministeries en crisispartners wordt doorgebouwd aan een robuust stelsel van crisisbeheersing en brandweerzorg.
Dan zou ik graag, met uw permissie, verder willen ingaan op de beantwoording van de vragen.
De voorzitter:
Ja, maar u heeft eerst nog een vraag van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel, voorzitter, want er is door dit kabinet niet bewust gekozen voor bezuinigingen op de brandweer. Die bezuinigingen zijn een heel vervelend gevolg van de grote bezuinigingen op het ambtenarenapparaat, op die specifieke uitkeringen voor gemeentes en van die bezuinigingen op de gemeentes. Dat zijn heel vervelende gevolgen. En de staatssecretaris zegt ook: ik deel alle zorgen over de bezuinigingen. Eigenlijk zegt ze: ik wil die ook niet. Het kabinet heeft ze nooit gewild, maar ze staan er wel.
Nu hoor ik eigenlijk al in de beantwoording dat wij nu moeten gaan wachten op de Voorjaarsnota, op de besluitvorming. Dat vind ik eigenlijk al een hele belangrijke conclusie uit dit debat, dat in dit debat de staatssecretaris dus kennelijk niet gaat zeggen: die bezuinigingen moeten linksom of rechtsom van tafel; ik ga een oplossing vinden. Dat zou ik buitengewoon betreuren, voor al die mensen op de tribune, maar nog meer voor al die mensen in het land, de vrijwilligers, de beroepskrachten, en voor alle mensen die gewoon in huizen wonen, die hulp nodig hebben en noem het allemaal maar op. Dus ik ga toch een beroep doen op de staatssecretaris om níét te wachten op de Voorjaarsnota, maar hier vandaag al de belofte te doen dat linksom of rechtsom een manier gevonden zal worden om die hele vervelende bezuiniging, die eigenlijk niemand wil, die tot grote problemen gaat leiden, van tafel te regelen.
Staatssecretaris Coenradie:
Dank voor deze vraag. Ik snap ook de zorgen die de heer Van Nispen van de SP hierover aangeeft. En overigens niet alleen de SP; ik hoor ook echt wel de geluiden verder in de commissie, ik snap dat. Op dit moment hebben wij geen alternatieve financiële dekking, wat maakt dat ik nu niet een belofte daarin kan doen. Maar ik wil wel benadrukken dat ik daar zorgen over heb en dat ik ook bezig ben met een claimvoorbereiding vóór die Voorjaarsnota, omdat ik me realiseer dat we voor een enorme uitdaging staan. Dus ik wil in ieder geval de toezegging doen dat ik me echt heel hard ga maken om dat rond te krijgen bij die Voorjaarsnota. Maar dit is uiteindelijk ook een beslissing die het hele kabinet moet nemen, en er liggen, zoals u ongetwijfeld weet, ook binnen mijn portefeuilles straks meer claims waarin we ook keuzes moeten gaan maken. Maar dat ik me hier heel hard voor ga maken, dat is echt evident.
Dat betekent dat ik nu niet de toezegging kan gaan doen van "we halen 'm ervanaf, die korting". Dat kan ik nu niet zeggen, omdat ik nu niet die alternatieve dekking heb. Wat ik wel kan doen, en wat ik wel kan beloven, is dat ik echt mijn nek uitsteek richting de aankomende Voorjaarsnota om te zorgen dat deze korting van tafel af gaat, zoals we ook beschikbare middelen voorzien voor bijvoorbeeld de regeling voor PTSS. Daar kom ik later in de beantwoording nog op terug. Maar dat is een van de zaken die wat mij betreft in datzelfde verhaal meegaan. Er ligt dus straks ook vanuit mij voor de brandweer écht een grote claim.
De heer Van Nispen (SP):
Aan de inzet van deze staatssecretaris twijfel ik niet. Dus heel goed dat die zo benadrukt wordt; ik geloof het, geen punt. Maar wat hier nou eigenlijk gebeurt, of is gebeurd, is dat het kabinet en de onderhandelende partijen een megabedrag aan bezuinigingen hebben ingeboekt. Vervolgens denkt iedereen: shit, dat raakt ook de brandweer! En dan moeten we dus allemaal moeite gaan doen om dat weer een beetje normaal fatsoenlijk terug te repareren, iets wat gewoon niemand op deze manier wil. En dan zegt deze staatssecretaris — en dat vind ik eigenlijk wel kwalijk — ook nog: ja, maar er liggen wel meer uitdagingen. Nee, tuurlijk, we moeten ook investeren in het gevangenispersoneel, en zo zijn er nog heel veel meer zaken die opgelost moeten worden. Maar dan moet kennelijk straks de Kamer gaan kiezen: ja, we redden wel het gevangenispersoneel; maar sorry voor de brandweer. Zo gaat het toch niet? Dat kunnen we toch niet met elkaar zo doen? Dus nogmaals dit dringende beroep op de staatssecretaris. En ik zou eigenlijk ook een uiterste datum willen weten: wanneer krijgen we er duidelijkheid over of de inzet van deze staatssecretaris op dit punt, het terugdraaien van die bezuinigingen op de brandweer, haar wel of niet is gelukt?
Staatssecretaris Coenradie:
Ik snap het, maar ik kan helaas echt niet anders dan me houden aan de afspraken die we daar binnen het kabinet over hebben. Pas na de behandeling van de Voorjaarsnota weten we hier meer over. Ik kan echt niet anders dan dit doen, met aan de voorkant de toezegging dat ik mij hier ontzettend hard voor ga maken.
De heer Aardema (PVV):
Ik denk dat we met z'n allen in de Kamer de zorgen over de brandweerzorg nu wel helder hebben. Het is mooi dat de staatssecretaris min of meer deze toezegging doet, maar ik wil graag op de hoogte worden gehouden van de inspanningen die zij levert om het dan toch voor elkaar te krijgen. Kan zij ons misschien nog voor de Voorjaarsnota op de hoogte stellen van haar inspanningen om dit tot een goed einde te brengen?
Staatssecretaris Coenradie:
Ik wil met alle liefde zo transparant zijn als maar kan, dus ik zal nadenken over wat ik daarover kan delen. Het is geen geheim dat we als ministerie van Justitie en Veiligheid als geheel kijken welke claims wij gaan indienen. Ik zal kijken waar ik daar transparant over kan zijn, ook voor de Voorjaarsnota, waar we het nu natuurlijk de hele tijd met elkaar over hebben, en wat ik daarover kan delen. Mijn mondelinge toezegging staat. Als ik verder schriftelijk nog iets kan aantonen, zal ik dat zeker niet nalaten.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Welke hulp heeft deze staatssecretaris daarbij nodig? Ik hoor van links tot rechts dat wij deze korting op de brandweer onverstandig vinden. Ik kon het uittekenen, maar wellicht moet nog beter in beeld worden gebracht wat de gevolgen van deze enorme bezuinigingen zijn. Heeft de staatssecretaris er iets aan als wij in gezamenlijkheid een voorstel, een motie, indienen om dit voor elkaar te krijgen? Helpt haar dat? Dat zouden we namelijk met alle liefde doen. Dit willen we gewoon niet en ik denk dat de staatssecretaris dit ook niet wil.
Staatssecretaris Coenradie:
Het is niet aan mij om te zeggen wat de Kamer zou moeten doen. Dat is natuurlijk aan de Kamer zelf. Als de Kamer dat ziet als een manier om het kabinet te overtuigen en verder in beweging te zetten — dus niet mij alleen als staatssecretaris, maar het volledige kabinet — dan zou dat daaraan kunnen bijdragen. Maar dat laat ik uiteraard geheel aan de Kamer.
De voorzitter:
Mevrouw Mutluer weet genoeg. Anderen op dit punt? Dat is niet het geval. Dan continueert de staatssecretaris.
Staatssecretaris Coenradie:
Voorzitter. Ik heb een vraag die ik even als eerste wil beantwoorden. Die was eigenlijk voor minister Van Weel, maar ik heb altijd het streven om, ook al zijn sommige kabinetslieden niet aanwezig, toch te kijken wat ik kan doen in de beantwoording.
De heer Aardema van de PVV heeft gevraagd: klopt het dat er maar drie C2000-masten gepland staan voor 2025? Ik kan hier wel feitelijk op antwoorden. Als dat niet voldoende is, moeten we maar even kijken hoe we daarmee verdergaan in de beantwoording. Laat ik vooropstellen dat ik het belang onderschrijf van het voortvarend oplossen van de verminderde dekking in bepaalde gebieden. Met de 50 miljoen extra wordt stevig ingezet op versnelling. In 28 van de 95 geïdentificeerde gebieden is het probleem nu opgelost. Voor 12 daarvan gebeurde dat in 2024. Er heeft daarmee reeds een versnelling in de oorspronkelijke aanpak plaatsgevonden. Die wordt ook doorgezet. Er zijn vooralsnog drie DIPP-gebieden ingepland, maar zoals 2024 liet zien, zullen er in 2025 naar alle waarschijnlijkheid ook meer worden aangepakt. Hoeveel meer dat er zullen zijn, is op voorhand niet aan te geven, onder meer vanwege de procedures. Deze vraag was eigenlijk niet voor mij bedoeld, maar ik hoop dat ik 'm hiermee toch naar wens heb kunnen beantwoorden.
Dan kom ik bij de beantwoording van de vragen die gaan over de financiering van de brandweerzorg en de crisisbeheersing. Ondanks dat we het daar net al over hebben gehad, ga ik toch even kijken of ik daarmee de vragen die gesteld zijn, volledig heb beantwoord. Even kijken. Ik ga toch even een paar vragen specifiek beantwoorden, ondanks dat we het er uitgebreid over gehad hebben. Dat betreft onder andere de vraag van mevrouw Michon van de VVD over wat die 10% voor de brandweer in de praktijk betekent. Die is niet helemaal beantwoord in wat ik net aangaf.
Het Veiligheidsberaad heeft zijn verwachting geduid over de effecten van de korting op de BDuR en mogelijke bezuinigingen door gemeenten. De feitelijke effecten van de korting op de BDuR worden pas duidelijk nadat de besturen van de veiligheidsregio's hun begroting voor 2026 hebben vastgesteld. Daarbij stellen de besturen van de veiligheidsregio's de gemeenteraden in de gelegenheid om hun zienswijze op de ontwerpbegroting te geven. In het najaar van 2025 zal duidelijk worden welke keuzes de besturen van de veiligheidsregio's daadwerkelijk maken om de korting op de BDuR en bezuinigingen door gemeenten in te vullen. Ook wordt dan duidelijk wat dat eventueel daadwerkelijk betekent voor de inzet per regio. Ik kan dat niet nu al aangeven.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik vind het een moeilijk antwoord. Collega's hebben het gehad over het Gemeentefonds. Dat is een grote bak geld, waarbij je keuzes kan maken hoe je dat uitgeeft. Het is ook aan de gemeenten om dat te doen. Maar we hebben de BDuR specifiek voor de brandweerorganisatie. Daar gaat 10% vanaf. Ik lees in de stukken van het Veiligheidsberaad dat dat zal neerslaan op vrijwilligers, omdat je daar afscheid van moet nemen. Dan kan je toch in ieder geval zeggen dat dat dus neerslaat in de oostelijke kant van Nederland en niet in de veiligheidsregio's waar ze bijvoorbeeld met beroepskrachten werken?
Ik heb dus geen enkel gevoel bij wat zo'n korting kan betekenen. Ik denk ook dat het goed zou zijn als de staatssecretaris dat wel aan de Kamer geeft. Wat doen dan veiligheidsregio's die alleen beroepskrachten hebben, terwijl ze ook die korting van 10% hebben? Waar kunnen zij nog uit kiezen? Dat is namelijk nodig om de keus te maken of je die 10% überhaupt voor de kap moeten nemen. Kijk, als je in de oppositie zit, dan groeien alle bomen tot in de hemel, maar je moet keuzes maken. Je moet keuzes maken en ik wil dat die keuzes op inhoud worden gemaakt. Daarvoor vraag ik naar de nadere onderbouwing. De antwoorden van de staatssecretaris zijn niet een begin van een inhoudelijk antwoord.
Staatssecretaris Coenradie:
Laat ik even heel helder zijn: wij kunnen niet bepalen welke keuzes regio's maken. Maar ik snap wel de vraag die mevrouw Michon hierover stelt. Wat betekent dit dan concreet? Maar het heel eerlijke verhaal is ook dat dat per regio verschilt. Op het moment dat dat antwoord nog niet duidelijk genoeg is, wil ik de regio's vragen om dat inzicht ook per regio — want het is per regio verschillend — nog veel verfijnder aan te geven, omdat het antwoord dus niet eenduidig is, maar het ook niet aan mij is om te zeggen: deze keuzes zullen jullie moeten maken. Maar ik snap de vraag die mevrouw Michon hierover stelt en de zorgen daarover, dus ik ga daar achteraan, zodat de veiligheidsregio's voor hun eigen regio aangeven wat precies de mogelijke consequenties zijn die zij verwachten.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
In het verlengde daarvan: heeft de staatssecretaris vanuit haar stelselverantwoordelijkheid — dat vind ik altijd een heel lelijk woord — eisen rond dienstverlening, zoals we die met de politie over opkomsttijden hebben? Want het kan toch niet zo zijn dat als in een regio — ik wil niemand tekortdoen, maar ik noem Noord-Limburg — waar ze met vrijwilligers werken, die 10% zou neerslaan en de vrijwilligers daar weg zijn, we dan tegen iemand die daar woont en de brandweer nodig heeft, zeggen: dat gaat dan een halfuurtje of een uurtje duren? Daar vinden we toch met elkaar wat van? Daar vindt toch ook de staatssecretaris wat van vanuit haar rol als stelselverantwoordelijke voor de dienstverlening van de brandweer? Graag daar een reflectie op.
Staatssecretaris Coenradie:
Die opkomsttijden zijn wettelijk vastgelegd, dus daar heb ik niet iets over te vinden, in zoverre dat we gewoon de wet moeten volgen. Zo simpel is dat. Overigens hebben we ook niet voor niets onze eigen inspectie die daar simpelweg op toeziet. Dat is dus niet iets wat in het geding kan en mag komen, want dan doen we iets wat wettelijk niet is toegestaan.
De heer Aardema (PVV):
Ik zou toch wel graag concrete voorbeelden willen zien, want ik kan mij voorstellen dat ergens in een veiligheidsregio een blusboot ligt die nooit gebruikt wordt en dat je daarop kan bezuinigen als je die gaat schrappen. Maar er zijn andere voorbeelden waar je absoluut niet op kunt bezuinigen. Ik zou dat soort concrete dingen graag willen zien. Ik wil de staatssecretaris ook vragen op welke termijn ze dan met deze voorbeelden komt.
Staatssecretaris Coenradie:
Ik moet echt aan de veiligheidsregio's vragen op welke termijn we iets kunnen verwachten. Zij zijn op dit moment hartstikke druk, maar snappen ook dat het van belang is om dat nog veel inzichtelijker te maken. Ik snap ook de voorbeelden die de heer Aardema hierbij geeft en hoe specifiek de antwoorden die we geven dus in ieder geval moeten zijn. Ik zal dit dus meegeven en ze vragen om dit met de hoogst mogelijke urgentie op te pakken. Ik voorzie dat dat met alle liefde zal worden gedaan door de veiligheidsregio's, gezien de belangen die er op tafel liggen.
De voorzitter:
Oké, dank u wel. Gaat u verder.
Staatssecretaris Coenradie:
Dan heb ik nog een vraag van mevrouw Michon-Derkzen: waarom worden de gelden voor de Agenda Crisisbeheersing ingezet voor andere zaken? De afspraak is dat de uitvoering van de Landelijke Agenda Crisisbeheersing plaatsvindt binnen de geldende financiële kaders. Er is dus geen sprake van een verschuiving in gelden. Dat is ons ook niet bekend. Wellicht kan de korting op de BDuR gevolgen hebben voor de uitvoering van de Landelijke Agenda Crisisbeheersing, maar er is wat ons betreft geen verschuiving van gelden. Dat is ons niet bekend. Wij kunnen dat nergens naar herleiden.
Ik heb vragen gekregen over de regeling voor Limburg en de Wts, onder anderen van mevrouw Mutluer. Zij vroeg of een uitbreiding van de Beleidsregel financiële nood van toepassing is. We hebben gekeken of we nog iets extra's konden doen voor mensen die in een schrijnende situatie zitten door de wateroverlast in juli 2021. Het gaat hierbij om mensen die in financiële nood zijn door de wateroverlast, om mensen die geen geld hebben om de schade aan hun woning te herstellen of hiervoor een schuld zijn aangegaan, of om mensen die in de schulden zijn geraakt door dubbele woonlasten. Voor die mensen is deze beleidsregel gemaakt.
Lokaal is er echt op verschillende manieren aandacht besteed aan deze beleidsregel. Het stond bijvoorbeeld in de krant. Er waren inloopspreekuren. Maar het aantal meldingen is heel eerlijk gezegd tot nu toe beperkt gebleven. Het vorige kabinet heeft reeds verschillende maatregelen genomen om gedupeerden van de wateroverlast te helpen. Dit was de laatste mogelijkheid om nog iets te doen. Ik heb overigens geen signalen ontvangen dat de termijn om aanvragen in te dienen verlengd moet worden. Ik zie op dit moment dan ook geen aanleiding om deze beleidsregel aan te passen.
De voorzitter:
Mevrouw Michon-Derkzen had als eerste nog een vraag.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik begrijp van de staatssecretaris dat het geld dat beschikbaar is voor de uitvoering van de Landelijke Agenda Crisisbeheersing er gewoon staat. In het verlengde daarvan zou ik aan de staatssecretaris willen vragen — misschien komt zij daar nog op — waar de financiering zit voor het programmabureau voor de uitvoering van de landelijke PTSS-regeling en waar de noodzakelijke financiering zit voor het behoud van de vrijwilligers. Het lijkt er namelijk op dat die middelen juist worden gezocht in de middelen die beschikbaar zijn gesteld voor de Landelijke Agenda Crisisbeheersing, maar dat kan een misverstand zijn en dan is het ook maar goed dat we dat weten. Als de staatssecretaris zegt dat dat een groot misverstand is, dan is dat ook maar helder.
Staatssecretaris Coenradie:
Ik zat al te praten, te knikken en te schudden voordat de microfoon aan stond. Dat is inderdaad een groot misverstand. We betrekken dit, zoals ook de BDuR, in de totale claim die ik ga neerleggen bij de Voorjaarsnota. Het is waar dat als we een regeling hebben voor PTSS, maar niet de middelen, we maar de helft van ons werk hebben gedaan. Dat is echt iets waarvoor ik mij hard ga maken. Dat betrekken we daar dan dus in. Dat doen we overigens ook als het gaat om het behoud van de vrijwilligers.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
We hebben ons echt erg sterk gemaakt voor de afhandeling van de schade van de wateroverlast in Limburg. De motie die opriep te kijken naar de schrijnende gevallen, kwam van ons. Eigenlijk gaven we toen al aan dat onze angst of zorg was dat "schrijnende gevallen" te beperkt zou worden geïnterpreteerd. Dat is eigenlijk wat ik nu zie en dat zijn de signalen die ik krijg. Is de staatssecretaris bereid om toch een korte evaluatie te doen van de uitvoering van dit voorstel en te onderzoeken of die schrijnende gevallen wel of niet afdoende zijn geholpen? Kan ze daar dan op terugkomen?
Staatssecretaris Coenradie:
Vooropgesteld: ik heb geen signalen ontvangen. Laat dat helder zijn, want als er signalen zijn, vind ik dat het staatssecretaris onwaardig zou zijn om die niet serieus te nemen. Ik heb dus geen signalen ontvangen, maar natuurlijk ben ik bereid om de Kamer ook transparant te informeren over hoe we dit hebben toegepast, hoe we de specifieke term "schrijnende gevallen" hebben geduid en hoe we daarmee zijn omgegaan. Dat wil ik bij dezen echt wel toezeggen. Als er signalen zijn, hoor ik ze ook echt wel heel graag. Ze hebben mij in ieder geval echt niet bereikt.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Kunt u nog concretiseren hoe en wanneer?
Staatssecretaris Coenradie:
Ik wil daar in ieder geval voor de zomer van 2025 antwoord op geven. Dat moet natuurlijk wel opgestart worden.
De voorzitter:
Ik dank u hartelijk. Er zijn verder geen vragen op dit punt, dus gaat u gerust verder.
Staatssecretaris Coenradie:
Ja. Mevrouw Bruyning van NSC heeft gevraagd: wat is de reactie op het rapport over de evaluatie van de WTS? Voor mensen die het slachtoffer zijn geworden van een ramp en schade hebben geleden, is het belangrijk om te weten waar ze aan toe zijn. Dat geldt natuurlijk ook voor de inwoners van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Het is een gedegen en zorgvuldig opgesteld rapport, dat een goede basis vormt om te verkennen hoe kan worden gekomen tot een consistent en toekomstbestendig vangnet voor schade bij rampen. Samen met de andere betrokken partners, en dus ook de eilanden, ben ik bezig om een inhoudelijke reactie op het rapport op te stellen. Ik verwacht de Kamer rond de zomer te kunnen informeren.
Dan de vraag van mevrouw Wijen-Nass van BBB over de WTS en onverzekerde posten. Laat ik vooropstellen: het uitgangspunt is dat iedereen zijn eigen risico draagt en zich verzekert voor schade. Maar schade door overstromingen van primaire keringen is niet verzekerbaar. De WTS is dus een vangnet voor schade die niet verzekerbaar, niet vermijdbaar en niet verhaalbaar is. De WTS vergoedt echter niet alle schade; het betreft een tegemoetkoming. Met de uitkomsten van de evaluatie van de WTS gaan we bezien hoe er een toekomstbestendig en consistent vangnet kan worden gecreëerd voor schade bij rampen. Rond de zomer verwacht ik ook weer met een inhoudelijke reactie te komen op het rapport.
Er zijn ook een aantal vragen gesteld over PTSS, onder anderen door mevrouw Mutluer. Ik weet dat zij zich daar ongekend veel zorgen over maakt en zich daar ook ontzettend voor inzet. Zij heeft een vraag gesteld naar aanleiding van de motie over erkenning van beroepsziektes. Zij vroeg of ik de signalen over regionale verschillen, ook tussen verzekeraars, scherp heb. Het thema gaat ook mij erg na aan het hart. Vorig jaar ben ik zelf langs een kazerne, langs meerdere kazernes zelfs, gegaan om met brandweermensen, leidinggevenden en andere medewerkers van de veiligheidsregio te spreken over PTSS. Ik sta over dit onderwerp in goed contact met de veiligheidsregio's. Niet voor niets heb ik in het Veiligheidsberaad opgeroepen tot een meer uniforme werkwijze, met oog voor regionale verschillen.
Het Veiligheidsberaad heeft afgelopen december ingestemd met de regeling voor erkenning van en aanspraak op PTSS als beroepsziekte. Momenteel is het wachten op het akkoord van de bonden. Net als uw Kamer zie ik de inzet graag snel tot uiting komen. Deze regeling moet gaan gelden voor zowel beroeps als vrijwilligers. Hiermee wordt beoogd een meer uniforme werkwijze te realiseren. Deze regeling staat niet op zichzelf, maar wordt door de regio's gepresenteerd in samenhang met andere maatregelen. Preventie, goede opvang en nazorg zijn hierin onmisbaar. In de toolbox Psychosociale Ondersteuning voor veiligheidsregio's wordt aanbevolen om te onderzoeken hoe de verschillende regio's dit aanpakken, om goede voorbeelden uit te wisselen en van elkaar te leren. Dat ondersteun ik van harte.
Dan over de verzekeraars. In contact met de brandweermensen kom ik ook signalen tegen over de verzekeraars en de vergoedingen. De tegemoetkoming in kosten verschilt momenteel voor de brandweer per regio. In het algemeen wordt met de regeling erkenning aanspraken PTSS nu gestreefd naar meer uniformiteit. Ik snap dat brandweermensen willen weten waar ze aan toe zijn in een dergelijke situatie. Ik zal dat de komende tijd in een gesprek met de veiligheidsregio's onder de aandacht brengen, en wil hier zeker ook een verbindende rol in spelen. Ik zal dan ook vragen waar ik een rol kan hebben in het contact met de verzekeraars, want ik hoor die signalen en maak me daar zorgen over. Ondanks het feit dat het niet mijn rol is, om daar tussen bonden, werkgevers en verzekeraars in te zitten, wil ik wel een verbindende rol daarin hebben. Ik wil ook actief gaan vragen aan de werkgevers: wat hebben jullie nodig om dat contact met de verzekeraars goed te hebben, en concreet, wat kan ik doen?
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat ik meer wil, zeg ik tegen deze staatssecretaris. Ik las het ook: de staatssecretaris wil een uniforme werkwijze en samenhang waar het gaat om werkgeversaangelegenheden, uiteraard met oog voor de regionale verschillen. Maar de insteek en de bedoeling van de motie was dat wij niet willen dat het per veiligheidsregio of beraad verschilt hoe ze met PTSS-gevallen omgaan en dat het afhankelijk is van de financiële middelen die ze hebben. Daarom vind ik dat de staatssecretaris ook haar rol daarin moet gaan pakken en dat ze zou moeten streven naar één PTSS-afhandeling voor alle brandweerlieden, het liefst zonder verschil per regio.
Dat is volgens mij een stap verder dan waar we nu zitten, maar het is wel ooit de insteek geweest — ik kijk ook even de mede-indieners van de motie aan — in ieder geval van mij, om tot één regeling te komen voor alle politie, en die regionale verschillen niet meer te hebben. Dan krijgen mensen gewoon de kosten vergoed en worden ze niet gekort in hun inkomsten en niet ontslagen.
Staatssecretaris Coenradie:
Ik snap de zorgen. Dat is ook precies wat ik heb geuit tijdens het Veiligheidsberaad, waar die veiligheidsregio's bij aanwezig zijn. Ook juist hierin, als het gaat over personele aangelegenheden, waaronder bijvoorbeeld de zorg rondom PTSS, moet het wat mij betreft niet uitmaken of iemand werkzaam is in Gelderland of ergens in Groningen. Maar het zou zo moeten zijn dat je, als je aanspraak doet als het gaat om nazorg, opvang of preventie, allemaal op dezelfde manier hulp geboden krijgt. Die regeling moet ik nu afwachten. Die ligt niet voor niets op de tafel tussen de werkgever en de bonden. Voor hetzelfde geld ligt daar ontzettend veel uniformiteit.
Mijn wens is daarin helder. Richting de veiligheidsregio's ben ik daar echt heel duidelijk in geweest. Ik snap de regionale verschillen, maar als het gaat om personele aangelegenheden vind ik dat we echt wel naar meer uniformiteit zouden mogen streven, want hoezo moet dat verschillen als het gaat om bijvoorbeeld PTSS? Ik zie echt helemaal geen reden waarom dat zou moeten verschillen. Ik ben er overigens ook niet door de veiligheidsregio's van overtuigd dat dat zou moeten verschillen. Ik maak me daar dus heel hard voor. Maar ik moet wel eerst even de regeling afwachten. Dan kan ik echt zien: waar komen die bonden en de werkgevers nu mee terug? En dan zal ik dat er opnieuw aan toetsen. Want elkaar onnodig werk verschaffen of onduidelijkheid bieden aan onze brandweermensen lijkt me echt totale waanzin.
De voorzitter:
Dank u wel. Gaat u verder.
Staatssecretaris Coenradie:
Dan zijn er een aantal vragen gesteld over de vrijwilligers. Graag wil ik beginnen met de vraag van mevrouw Wijen-Nass over de vrijwilligheid van brandweermensen. Juist het platteland is cruciaal, geeft mevrouw Wijen-Nass aan. Het is 20% minder dan in 2000. Mevrouw Wijen-Nass gaf ook aan: ik ben benieuwd hoeveel de veiligheidsregio's kunnen ondersteunen in het aanhouden van vrijwilligers. Laat ik even vooropstellen dat ik het niet alleen met mevrouw Wijen-Nass, maar met iedereen eens ben die zegt dat vrijwilligers cruciaal zijn. 80% van onze brandweermensen is vrijwilliger. Zij zijn ontzettend cruciaal voor onze brandweer.
De terugloop van 20% herken ik niet. We zien heel duidelijk regionale verschillen. Het aantal vrijwilligers loopt inderdaad terug, maar in de gemeente Lansingerland — die noem ik maar eens eventjes — zien we gewoon concreet wachtlijsten. Nou, dat is precies het tegenovergestelde. Zo grillig is het. Afgelopen najaar is er een landelijke campagne geweest om het hebben van vrijwilligers bij de brandweer juist te stimuleren. Die heb ik financieel ondersteund. De komende periode zal duidelijk worden wat daarvan het effect is.
Mevrouw Michon heeft gevraagd of we nou voldoende vrijwilligers hebben. Zij vroeg verder naar het verloop van het onderzoek van SZW en naar de 36 miljoen waarover gesproken is. Een beetje dezelfde soort vraag kwam van mevrouw Bruyning. Zij hadden daar graag een reactie op. Laat ik even vooropstellen dat SZW en JenV alles juridisch hebben uitgezocht. Het is aan de bonden of zij wel of geen uitzondering willen op de Arbeidstijdenwet; dat ligt nu bij hen op tafel. Zodra we dat weten, kunnen we kijken wat de financiële consequenties hiervan zijn.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een vraag van mevrouw Wijen-Nass.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ik wil nog eventjes terugkomen op de vrijwillige brandweer. BBB vindt die echt superbelangrijk. Ik ben er nog niet helemaal gerust op. Zeker in de grotere steden is er vaak heel veel beroepsbrandweer, maar we zien dat men met name in de regio's heel erg afhankelijk is van de vrijwillige brandweer. Ik hoor de staatssecretaris net zeggen dat de vrijwillige brandweer niet in álle regio's terugloopt. Kan zij misschien in kaart brengen waar die gaten dan zitten? Waar is er een terugloop in de vrijwillige brandweer? Over welke regio's moeten wij ons echt zorgen maken?
Staatssecretaris Coenradie:
Met alle liefde maak ik dat inzichtelijk. Alles is aan tijd onderhevig, dus waar er nu een wachtlijst is, is er misschien geen wachtlijst meer tegen de tijd dat we dat in een brief hebben staan. Maar ik kan natuurlijk aan de veiligheidsregio's vragen of zij dat in kaart zouden willen brengen. Dit zijn in ieder geval de signalen die ik krijg. Wat is dan mijn rol? Waar heb ik invloed op en wat kan ik doen? Ja, ik ondersteun zo'n campagne die we hebben uitgevoerd natuurlijk financieel. Wat de effecten daarvan zijn, moeten we nog even bezien, maar als we die effecten meenemen, kunnen we natuurlijk ook bekijken wat we nou eigenlijk kunnen aangeven bij de regionale verschillen: waar zijn de signalen waar mevrouw Wijen-Nass het over heeft bijvoorbeeld zorgwekkend?
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ik vroeg me af binnen welke termijn ik dat inzicht kan verwachten.
Staatssecretaris Coenradie:
Ik moet daarvoor echt een beroep doen op de veiligheidsregio's. Ik probeer voor de zomer informatie over het een en ander boven tafel te hebben, maar ik maak één voorbehoud: ik heb daarvoor wel de veiligheidsregio's nodig, want zij moeten mij voorzien van informatie.
De voorzitter:
Dat gaan we als toezegging noteren. Mevrouw Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Over het punt van het behoud van vrijwilligers. Mijn allereerste optreden als nieuwbakken Kamerlid, als woordvoerder Veiligheid — dat was in het voorjaar van 2021 — ging over het behoud van die vrijwilligers. Dat was toen ook met de heer Van Nispen. Nu zijn we vier jaar verder. Dat vind ik zo tragisch aan dit verhaal. We vinden allemaal dat het de backbone is van de organisatie. We waren toen een soort van geschokt door de Europese regelgeving. We hebben dit uit laten zoeken en we hebben hoogleraren en andere types daarover gehoord. Nu hebben we gewoon 36 miljoen nodig om ervoor te zorgen dat die vrijwilliger vrijwilliger kan blijven. Nu hoor ik de staatssecretaris zeggen dat de bonden akkoord moeten zijn met de uitzondering op de Arbeidstijdenwet. Ja, was het maar zo eenvoudig. Want dan zijn we er nog helemaal niet. Eerlijk gezegd, denk ik ook: hoeveel tijd hebben we hier nog voor? Want dit loopt nu al vier jaar. Volgens mij zoeken we dus naar geld. En er is, naar ik begrijp, een akkoord van bonden nodig. Maar hebben we iets van een deadline voor onszelf? Hoeveel tijd hebben we?
Staatssecretaris Coenradie:
Een deadline is mij niet bekend, maar ik hoop natuurlijk wel een geheel van een bekend verhaal te hebben rond de Voorjaarsnota, want alles wat ik in een totale claim kan overbrengen, kan ik meenemen, en dat is natuurlijk wel heel erg prettig. Ik hoop natuurlijk ook in dit opzicht duidelijkheid te krijgen: wat is uit de gesprekken met de bonden gekomen? Dat is mij nu niet helder. Ik kan niet zeggen wat de financiële consequenties zijn als ik nog niet weet wat er uit die gesprekken is gekomen: gaan we nou een uitzondering maken op de Arbeidstijdenwet, ja ofte nee? Het is gewoon nog niet helder. Die gesprekken worden gevoerd en ik wil weten wat de uitkomsten daarvan zijn voordat ik ga praten over financiële consequenties. Maar het zou mij in ieder geval wat waard zijn om dat zo snel mogelijk te weten, want ik ben bezig met een claim. Zoals we allemaal weten, duurt het nog wel even voordat de Voorjaarsnota er is, maar die komt sneller dan het licht.
De voorzitter:
Dank u wel. Gaat u vooral verder.
Staatssecretaris Coenradie:
Er is nog een aantal andere vragen gesteld over belangrijke onderwerpen, onder andere over de financiering van de Risk Factory. Daar is door de heer Aardema van de PVV een vraag over gesteld. Ik ben er inderdaad onlangs op bezoek geweest en ik was ontzettend enthousiast. Het is echt iets wat ik elke veiligheidsregio zou willen aanbevelen. Het is ontzettend goed dat zij binnen de eigen middelen bekijken hoe zij dit kunnen neerzetten. Daarmee zij ze een enorme leerschool op het gebied van weerbaarheid in het algemeen, voor heel veel jeugd, maar ook voor ouderen. Dat gaat dus niet alleen over brandgevaar, maar ook over weerbaarheid en de hulpdiensten. Ik ben daar echt heel enthousiast over. Ik ging daar met heel veel enthousiasme en energie weg. Ik ben ook aan het kijken of mijn ministerie hiervoor een subsidierelatie kan ontwikkelen. U raadt het al: ook dat neem ik mee in de Voorjaarsnota.
Ik heb van de heer Aardema ook nog een vraag over het onderzoek van de inspectie naar grootschalig brandweeroptreden. De inspectie voert momenteel een onafhankelijk onderzoek uit. Natuurlijk wacht ik op dat onderzoek van deze inspectie. De Kamer wordt daarover geïnformeerd. Ook dat verwacht ik voor de zomer te kunnen doen.
Mevrouw Michon-Derkzen vroeg hoe het is gesteld met het versterken van de natuurbrandbeheersing. Samen met het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur heb ik de afgelopen periode in een tweetal Kamerbrieven aangegeven hoe wij de integrale aanpak van natuurbranden vormgeven. Zo is het voor een goede beheersing van natuurbranden belangrijk dat het zwaartepunt meer verschuift naar een preventieve en mitigerende aanpak. Dat is ook in lijn met de bevindingen uit de Nationale Veiligheid Strategie en het signaal dat onbeheersbare natuurbranden zich vaak kunnen voordoen. Het ministerie van LVVN, waar ik het net over had, heeft hiervoor een budget van 70 miljoen beschikbaar gesteld. Daarnaast zijn de veiligheidsregio's gestart met de implementatie van het uitvoeringsprogramma versterken van natuurbrandbestrijding. Ik zal uw Kamer rond de zomer informeren over de voortgang van dat programma.
Hierover werd ook een vraag gesteld door mevrouw Wijen-Nass: hoe is het gesteld met het versterken van de natuurbrandbestrijding? Gezien het aantal droge zomers is het natuurlijk wenselijk om Nederland bij het versterken van de natuurbrandbestrijding weerbaar en weerbaarder te maken tegen natuurbranden. Dat geldt ook voor de brandweer. Samen met de veiligheidsregio's zet ik mij daarvoor in. Zo is er in de afgelopen jaren veel specialistische kennis over dit thema ontwikkeld. Dat heeft een positief effect op de effectiviteit van de brandweerinzet, op de samenwerking van specialistisch eenheden in het veld en op de bovenregionale samenwerking. Daarnaast is het afgelopen jaar geïnvesteerd in het inzichtelijk maken van de natuurbrandrisico's. Verder ligt het Landelijk Crisisplan Natuurbranden na het voorjaarsreces 2025 voor in de ministerraad.
Er was ook nog een vraag van de heer Van Nispen. Het is overigens fijn dat de heer Van Nispen er toch nog kon zijn. Ja, heel fijn! Zijn vraag ging over de wettelijke regeling reddingsbrigade. Het is waar: de reddingsbrigade wordt inderdaad niet letterlijk genoemd. Vanwege het belang van een flexibele crisisbeheersing zijn wij voornemens om voor te schrijven dat álle belangrijke partijen erbij betrokken moeten worden, en met het opnemen daarvan in de wet wordt het probleem geadresseerd. De meeste partners worden niet concreet genoemd. Maar daarachter zit wel een zorg.
Volgens mij heeft die veel meer betrekking op de financiering daarvan, tenminste, als ik de vraag van de heer Van Nispen … Daar had ik iets voor in mijn hoofd, maar ik moet even kijken naar de mensen aan mijn rechterzijde: wat wilde ik daarover zeggen? Ik overleg even. Het is belangrijk om te vermelden dat wij dit niet gaan opnemen in de wet. Ik snap wel dat de reddingsbrigade het gevoel heeft dat zij sneller financieel wordt ontzorgd als dit wordt opgenomen in de wet. Dat ben ik niet voornemens te doen, maar ik wil wel dat we snel die financiële ontzorging doen. Dat heeft dus in ieder geval mijn aandacht, zodat de financiering bij een ramp ook snel terechtkomt bij de reddingsbrigade. Dat is de toezegging die ik hier wil doen. Wetswijzigingen kennen we allemaal: zaken opnemen in de wet kost tijd. Hierbij de toezegging dat we dat echt op een andere manier kunnen oplossen om wel te voldoen aan de zorg die volgens mij achter deze vraag zit.
De heer Van Nispen (SP):
Dat is heel fijn. Die inspanning waardeer ik. Het ging onder andere over de financiering na de inzet van de reddingsbrigade bij een ramp, zoals in Limburg. Maar er wordt gewerkt aan een nieuwe Wet veiligheidsregio's. Nou was juist het punt: is het niet handig om de reddingsbrigade daar ook een plaats in te geven en lost dat niet meteen deze problemen op? Ik verzoek dus toch om dat tegen die tijd te heroverwegen — die wet is er inderdaad niet morgen — en in de tussentijd te kijken hoe het probleem, als zich dat nog steeds voordoet, opgelost kan worden. Ik verzoek ook om de Kamer op een gepast moment te informeren hoe er, nog voordat de wet is gewijzigd, wordt omgegaan met de uitdagingen die te maken hebben met de reddingsbrigade en de inzet daarvan, en of nog heroverwogen wordt om dat in die toekomstige wet wel een plek te geven. Het is dus eigenlijk meer een verzoek om informatie.
Staatssecretaris Coenradie:
Het lastige is dat wij in die wet niet alle partners gaan noemen, want daarmee zouden we dan de ene partner wel noemen en de andere misschien niet. Daar zit dus iets lastigs in. Ik wil er met alle liefde naar kijken, maar het is de vraag of we met die wet de zorg daarachter — hoe gaan we nou zorgen dat die financiële regeling er gewoon snel is en dat men niet onnodig zit te wachten? — helemaal ondervangen. Dat wil ik dus wel bekijken. In de tussentijd — want het is een terechte opmerking van de heer Van Nispen dat we daar echt nog wel even mee bezig zijn — gaan we kijken hoe we startklaar staan op het moment dat er morgen weer zoiets zou gebeuren, en dan ook richting de reddingsbrigade, waar we het nu specifiek over hebben. Het is prima om dat in de voortgangsbrief mee te nemen.
De voorzitter:
Bedankt. Gaat u verder.
Staatssecretaris Coenradie:
Voor zover ik kan overzien, heb ik nog één, laatste, vraag. Die is van mevrouw Bruyning van NSC en gaat over de uitrusting van de politie. Ik laat een inhoudelijke reactie graag over aan mijn collega, de minister van Justitie en Veiligheid. Ik kan daar niet iets over zeggen. Men weet inmiddels dat ik altijd een stap naar voren wil zetten, maar in dit geval wil ik het toch even daarbij laten.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ik had nog een vraag gesteld over een artikel dat ik in De Limburger had gelezen, over een dreigend tekort aan beroepsbrandweerlieden in het zuiden van het land. Dat speelt dus in de veiligheidsregio Zuid-Limburg. Ik ben eigenlijk wel benieuwd of dat tekort aan beroepsbrandweerlieden ook speelt in andere veiligheidsregio's. Ik meen dat ze in het zuiden van het land starten met het aanbieden van een gratis opleiding en een baangarantie om mensen een beetje te enthousiasmeren voor het vak en die mensen ook aan te trekken, maar ik was heel benieuwd: weet de staatssecretaris of dit in meerdere regio's speelt?
Staatssecretaris Coenradie:
Uit de bezoeken die ik heb gebracht en de gesprekken die ik heb gevoerd, herken ik dit beeld in ieder geval niet, maar bij het ophalen van informatie bij de veiligheidsregio's kan ik vragen of zij dit ook kunnen meenemen, zodat we dat inzicht gaan krijgen. Ik herken in ieder geval niet de signalen dat dat ook bij andere veiligheidsregio's het verhaal is.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Het zou heel fijn zijn als de staatssecretaris dat inderdaad kan meenemen en dat ook bij die andere toezegging kan voegen, want ik maak me zelf vooral heel erg veel zorgen over de brandweer in die regio's, of we ook daar de aanrijtijden kunnen waarborgen en voldoende mensen hebben. Dat geldt dus voor de vrijwilligers maar ook voor de beroeps. Dat zou dus heel fijn zijn.
De voorzitter:
De staatssecretaris nog op dit punt?
Staatssecretaris Coenradie:
Ja, ik heb daarover gezegd wat ik net zei, dus ik hoop dat dat voldoende is.
De voorzitter:
Dan dank ik u hartelijk. Zijn er aan deze staatssecretaris nog vragen gesteld die onbeantwoord zijn gebleven? Ik kijk even naar de leden. Dat is niet het geval. Goed. Dan dank ik u hartelijk voor de beantwoording en dan is het woord aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. Aan u het woord.
Staatssecretaris Jansen:
Dank u wel, voorzitter. Ook van mijn zijde dank aan de leden van deze commissie voor de inbreng in eerste termijn en de gestelde vragen. Ik denk dat dit een belangrijk onderwerp is. Dat zie je ook aan het aantal mensen op de tribune en het feit dat hierover veel discussie plaatsvindt, zowel hier in de commissie als breder in de samenleving.
Kijkend naar waar we vandaan komen en waar we nu zijn. In december 2023 verscheen het rapport Leren van twee vuurwerkrampen. Dat betrof de vuurwerkramp in Culemborg in 1991 en in Enschede in 1992. Naar aanleiding van dit rapport en een aantal incidenten nabij vuurwerkopslagen — denk aan Driebergen eind 2023 en Rotterdam begin 2024 — is er onrust ontstaan over vuurwerkopslagen in woonwijken. In de eerste termijn werd dat ook heel breed gedeeld in de commissie. Het kabinet begrijpt deze zorgen en neemt ze ook serieus. Ze zijn ook meerdere keren geuit. We moeten wel heel duidelijk het volgende stellen. Ik ben de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en ik ga over veiligheidseisen aan de opslag van vuurwerk. Daar kan ik mij over uiten. Ik ga niet over, zoals ik het zelf noem, ruimtelijke-ordeningsmaatregelen, want die zijn geregeld in een omgevingsplan. Ik wil dat hier even heel helder stellen. Ik kom hier direct nog wat uitgebreider op terug, maar ik wil dit wel aan het begin even stellen.
En ja, natuurlijk gaan wij zorgvuldig te werk. Er zijn strenge regels van kracht voor vuurwerkopslagen. Denk aan een automatische sprinklerinstallatie, brandwerende muren, brandwerende deuren en veiligheidsafstanden. Deze maatregelen zijn, conform de informatie die nu beschikbaar is, afdoende bij een eventuele brand in of nabij een opslag. Dat is ook bewezen bij diverse incidenten in het verleden. Denk aan de brand bij VTC in Dordrecht in 2010, de brand bij Welkoop in Schijndel en de brand bij De Vuurwerkkoning in Almere in 2013. Het nut van de genoemde maatregelen heeft zich daar bewezen.
Mede naar aanleiding van de twee moties waarover we het al hebben gehad, loopt er momenteel een onderzoek waarin het huidige strenge pakket aan veiligheidsmaatregelen opnieuw tegen het licht wordt gehouden. De uitkomsten van dit onderzoek kunnen aanleiding zijn voor verdergaande maatregelen, zoals in eerste termijn door meerdere leden — de heer Van Nispen, de heer Aardema, mevrouw Mutluer — zijn genoemd. Ze worden ook in de moties genoemd. Wij snappen de zorgen over opslag in woonwijken die zijn geuit door gemeenten, brandweer en het Veiligheidsberaad. Dat is ook de reden waarom wij continu met deze partijen in gesprek zijn. Wij willen duidelijk krijgen welke punten zij van belang vinden om deze vervolgens adequaat mee te nemen in het onderzoek. De verwachting is dat het onderzoek in het eerste kwartaal van dit jaar gereed is. Vervolgens zullen wij het zo snel mogelijk delen met de Kamer. Laat ik heel duidelijk stellen dat wij op grond van de beschikbare informatie kunnen constateren dat de genomen veiligheidsmaatregelen werken en dat de opslagen in woonwijken adequaat zijn. Maar nogmaals, dat is op grond van de informatie die we nu hebben.
Voorzitter. Dan heb ik een specifieke vraag van de heer Aardema.
De voorzitter:
Ja, maar eerst heeft u wat vragen van de leden. Mevrouw Mutluer als eerste.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
De staatssecretaris lijkt voorbij te gaan aan de best wel heldere conclusies uit het rapport. Daarin staat dat lichtgekwalificeerd vuurwerk bij brand veel gevaarlijker zou zijn dan gedacht, ook als er allerlei aanvullende maatregelen zijn genomen, zoals de door de staatssecretaris genoemde sprinklerinstallatie of gaasverpakkingen. Voor mij was het rapport vrij helder, vandaar dat wij de uitspraak hebben gedaan dat wij opslagen van consumentenvuurwerk uit de wijken willen hebben. Het kan niet zo zijn dat ze dicht bij scholen of huizen zitten. In Rotterdam hebben we ook die drugspanden gehad. Je kunt je niet voorstellen wat er gebeurt op het moment dat er een massale explosie plaatsvindt. Vandaar mijn verzoek en mijn vraag.
Als het kabinet constateert dat er zorgen zijn in de maatschappij over de nabijheid van kleine vuurwerkopslagen, omdat vuurwerk een product is waaraan risico's zijn verbonden, wanneer gaat de staatssecretaris dan actie ondernemen? Is het echt een geldkwestie? Ik wil de staatssecretaris eraan herinneren dat toen het zware vuurwerk uit de wijken werd gehaald, het Rijk ook zorgde voor regelgeving en financiële middelen. Ik zou het zo fijn vinden als de staatssecretaris zich daar hard voor maakt óf als hij vanavond gewoon zegt dat er een consumentenvuurwerkverbod moet komen, want dan is zijn probleem echt opgelost.
Staatssecretaris Jansen:
Ik snap absoluut de vraag die mevrouw Mutluer namens GroenLinks-Partij van de Arbeid stelt. Het rapport is ook heel duidelijk daarin. Ik noemde net de maatregelen rondom opslag, maar daarnaast zijn we gelukkig in de situatie gekomen dat we alleen nog praten over vuurwerk van categorie F1 en F2. We hebben ook een verbod op gaasverpakkingen, dat in de loop van dit jaar wordt ingevoerd. Vooruitlopend daarop handelt de vuurwerkbranche op dit moment al conform dat verbod. Dat zijn allemaal maatregelen die wij juist nemen om de veiligheid te vergroten en om te voorkomen dat er rare dingen kunnen gebeuren. Ik noem het zelf altijd het cumulatieve effect van vuurwerk in een gaasverpakking. Dat kan betekenen dat er een soort massaexplosie kan plaatsvinden. Dat is nou de juist de reden waarom wij ook met dit soort maatregelen aan de gang zijn gegaan.
Daarnaast — dat wil ik heel duidelijk benadrukken — gaat het onderzoek, waar door de Kamer zelf om is gevraagd, ons nog meer duidelijkheid verschaffen over welke aanvullende maatregelen er mogelijk nog meer nodig zijn. Dat is ook wat ik voorstel. Ik had dat eigenlijk ondergebracht in mijn beantwoording aan de heer Aardema, want hij vroeg heel duidelijk naar de stand van deze motie. Als u het goedvindt, wil ik die eerst even afmaken. Dan kunnen misschien een aantal vragen voorkomen worden, voorzitter.
We zijn op dit moment gewoon bezig met de uitvoering van de motie, of eigenlijk van beide moties. In het najaar hebben wij bijvoorbeeld alle vuurwerkopslagen in Nederland in beeld gebracht. Momenteel wordt er ook gekeken naar de huidige veiligheidsmaatregelen en de afstand tot woningen. Waar praten we dan over? Bij minder dan 10.000 kilo opslag van vuurwerk is de afstand 8 meter. Gaat het om meer dan 10.000 kilo opslag van vuurwerk, dan is de afstand ten minste 20 meter. Bij professioneel vuurwerk is de afstand ten minste 800 meter. Dat is ook de reden waarom er in Nederland geen opslag van professioneel vuurwerk plaatsvindt. Dat gebeurt in bunkers in bijvoorbeeld Duitsland. Dat zijn speciale bunkers hiervoor.
Dus dat zijn de zaken waar wij over praten. En ja, natuurlijk kijken wij welke resultaten uit ons onderzoek naar voren komen. Maar conform de huidige informatie die we hebben en de maatregelen die we hebben genomen rondom brandwerende mogelijkheden en rondom het verbod op gaasverpakkingen en rondom een verbod van F3- en F4-vuurwerk, denken wij dat wij de juiste stappen aan het zetten zijn. Ik sluit echter niet uit, zeg ik heel eerlijk tegen de leden, dat naar aanleiding van het onderzoek misschien nog verdergaande maatregelen noodzakelijk zijn.
De voorzitter:
Ik dank u hartelijk. De heer Aardema.
De heer Aardema (PVV):
Ik dank de staatssecretaris voor zijn uitgebreide antwoord, maar in mijn vraag lag ook de vraag besloten of er al verplaatsingen zijn geweest omdat de opslag niet aan de normen voldeed. Zijn er al bedrijven of opslagen naar buitengebieden verplaatst in verband met gevaarzetting?
Staatssecretaris Jansen:
Nee, op dit moment is dat nog niet het geval, zo zeg ik richting de heer Aardema, juist vanwege alle andere maatregelen die genomen zijn. Het kan best wel zijn dat uit het onderzoek blijkt dat daar wel degelijk aanleiding toe is, maar daar wil ik niet op vooruitlopen.
De heer Van Nispen (SP):
Het volgende vind ik toch wel ingewikkeld. Na een helder rapport kwam er een hele heldere, ruim aangenomen Kamermotie, die niet zei: doe nog eens even nader onderzoek. Nee, de motie zei, weet de staatssecretaris: zorg dat vuurwerk niet meer wordt opgeslagen in woonwijken. Ik herinner de staatssecretaris nogmaals aan zijn uitspraak in EenVandaag, die misschien een slip of the tongue was, waarin hij zei dat er zelf ook niet boven zou willen wonen. Gemeentes, de brandweer en het Veiligheidsberaad zijn zo duidelijk, ook in brieven naar de Kamer. Het Veiligheidsberaad zegt bijvoorbeeld: "Het plaatst de brandweer nu in een onmogelijke positie. Voor de eigen veiligheid moet afstand worden gehouden, maar het redden van mensen vergt nabijheid." De gemeente Enschede zegt: "Je moet niet alle gemeentes afzonderlijk laten regelen waar die opslagpunten liggen. Niet alles is vergunningplichtig. Je weet het soms niet." Wordt het willekeur welke gemeente wel en welke niet? Dat moet je ook niet willen. Het Veiligheidsberaad heeft er ook uitgebreide argumenten voor. Ze zijn het gewoon allemaal niet met deze staatssecretaris eens. Dus wat maakt nou dat de staatssecretaris op zijn ministerie zegt: nou, we gaan toch nog eens even wachten op nader onderzoek? Straks komen we er namelijk achter dat we weer te laat zijn voor de volgende jaarwisseling.
Staatssecretaris Jansen:
Het antwoord is heel kort: ik moet kunnen onderbouwen waarom wij met bepaalde maatregelen komen. Daarvoor wachten wij het aanvullende onderzoek af, dat nog in dit kwartaal wordt opgeleverd. Aan de hand daarvan komen wij, indien dat noodzakelijk is, met aanvullende maatregelen. Dan kan ik ook de heer Van Nispen daarvan op de hoogte brengen. Misschien hebben we daar inderdaad weer een vervolgdebat over, maar dat zal zijn naar aanleiding van het onderzoek, dat in dit kwartaal wordt opgeleverd.
De voorzitter:
De heer Van Nispen, zijn vijfde en laatste interruptie.
De heer Van Nispen (SP):
Dat megadikke rapport was er al. Ik zou niet goed weten waarom dat en datgene wat het Veiligheidsberaad, de brandweer en de gemeentes kennelijk allemaal aandragen niet voldoende onderbouwing zou zijn. Laat ik dan toch maar de procedurele vraag stellen, want ik kom, denk ik, niet verder. Kwartaal één duurt nog een week of vijf à zes. Dan hebben we dat onderzoek. Gaat de staatssecretaris dan als de wiedeweerga met een kabinetsreactie komen? Kan hij bijvoorbeeld uiterlijk half april zeggen wat het wordt, zodat we dan mogelijk nog op tijd zijn als we vinden dat het wel conform de motie moet? Daar houd ik me namelijk nog steeds aan vast, want volgens mij moet de opslag van vuurwerk uit de woonwijken verdwijnen. Maar zijn we dan nog op tijd?
Staatssecretaris Jansen:
Ik kom natuurlijk zo snel mogelijk met een goed onderbouwde reactie naar de Kamer. Die zal hoe dan ook in kwartaal twee komen, maar als het aan mij ligt komt de reactie zo snel mogelijk in april. Daar ben ik heel eerlijk in, zeg ik richting de heer Van Nispen. Ik heb ook naar het dictum van de moties gekeken. De eerste motie vraagt de regering om in overleg met de gemeenten zo snel mogelijk regelgeving te ontwikkelen om de opslag van consumentenvuurwerk gefaseerd uit de woonwijken te weren. Daar heb ik onderbouwing voor nodig. Die krijg ik mede naar aanleiding van het onderzoek dat uiteindelijk dit kwartaal gaat komen.
De tweede motie, van de heer Aardema, verzoekt de regering, indien blijkt dat vuurwerkopslagen zich niet op een veilige afstand bevinden, bij nieuwe vergunningaanvragen pas over te gaan tot verlening en bij huidige vergunningen pas over te gaan tot verlenging, indien een voldoende veilige afstand is gewaarborgd. Mede door dit onderzoek kan ik beargumenteren waarom wij bepaalde afstandsnormen in acht nemen.
De brandweer had bijvoorbeeld een brief gestuurd. Het werd net geschetst door mevrouw Mutluer: het is heel lastig. We moeten een bepaalde afstand in acht nemen vanwege de veiligheid. Ik geloof dat het gaat om 400 meter. Daarom benoemde ik het professionele vuurwerk. Daarbij is het afstandscriterium ten minste 800 meter. Dus de vraag is de volgende. Ik moet het kunnen onderbouwen. Dat kan ik op basis van feiten. Die feiten zullen mede naar aanleiding van het onderzoek zijn. Het is dus de volgordelijkheid. Ik loop niet weg op het moment dat uit het onderzoek blijkt dat aanvullende maatregelen, en misschien wel een verbod in wijken, nodig zijn. Dan gaan we daarmee komen. Maar ik heb wel die informatie nodig.
De voorzitter:
Mevrouw Mutluer, ook uw vijfde interruptie.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik vind het ook ingewikkeld. Het rapport telde volgens mij duizenden pagina's aan onderzoek. De conclusies waren helder. Als er risico's zijn voor ernstig gevaar bij vuurwerkopslagen in wijken, dan moet je in mijn beleving niet vanwege het ontbreken van volledige wetenschappelijke zekerheid, de situatie maar zo laten. Mijn vraag is: wil de staatssecretaris nou de motie wel of niet uitvoeren? Er is een meerderheid die zegt: deze consumentenvuurwerkopslagen moeten uit de wijken, want we willen geen enkel risico accepteren. Of gaat het hem met name om de vraag hoe hij die gaat uitvoeren? Ik krijg namelijk twee signalen van de staatssecretaris.
Nogmaals, ik zie de meerwaarde van een extra onderzoek niet, behalve als het de staatssecretaris helpt om de wijze van uitvoering verder vorm te geven. Als je dit wil, dan gaat het geld kosten — dat snap ik ook — maar daar moet je wel over nadenken. Ik denk namelijk niet dat deze staatssecretaris — hoe zeg je dat heel subtiel? — de klappen wil opvangen als er straks wel wat gebeurt. Ik hoop dat het niet zover komt, maar naar aanleiding van al die onderzoeken die er zijn geweest, vind ik het niet zorgvuldig dat we dit soort risico's met elkaar accepteren.
Staatssecretaris Jansen:
De motie is volgens mij vrij helder. Ik heb 'm net voorgelezen: verzoekt de regering om in overleg met gemeenten zo snel mogelijk regelgeving te ontwikkelen om de opslag van consumentenvuurwerk gefaseerd uit de woonwijken te weren. Alleen, het onderzoek dat in dit kwartaal beschikbaar komt, wil ik ook graag bespreken met de gemeenten, de brandweer en het Veiligheidsberaad. Dat is natuurlijk wel het zorgvuldige proces. Om de juiste stappen te kunnen nemen, moeten we uiteindelijk met z'n allen op dezelfde lijn komen naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek. Ik lees de motie net voor de tweede keer op. Hij is helder. Dat is de richting waarin ik ga.
De voorzitter:
Goed. De staatssecretaris continueert.
Staatssecretaris Jansen:
Ik ben klaar, voorzitter.
De voorzitter:
Kijk eens aan. Zijn er voor deze staatssecretaris nog vragen die onbeantwoord zijn gebleven? Dat is niet het geval. Dan zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn. Dan gaan we naar de tweede termijn van de zijde van de Kamer. U heeft 1 minuut en 20 seconden spreektijd, met drie interrupties onderling. Ik geef de heer Van Nispen graag als eerste het woord.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel, voorzitter. De Voorjaarsnota is vaak genoemd. Die gaat volgens mij heel spannend worden, op meerdere punten, dus niet alleen op dit thema voor de staatssecretaris, maar op meerdere punten; maar zeker ook op dit thema. Volgens mij kan het kabinet niet zeggen dat het de brandweer, crisisbeheersing en rampenbestrijding allemaal zo belangrijk vindt en tegelijkertijd zulke riskante bezuinigingen voorstellen. Dat gaat voor mij gewoon niet samen. Ik denk dat iedereen dat wel zo ziet. Er komen enorme bezuinigingen op de gemeentes af: het ravijnjaar, 2,5 miljard minder in 2026.
Vanuit de gemeentes worden de veiligheidsregio's gefinancierd. De veiligheidsrisico's worden ook gefinancierd vanuit de brede doeluitkering, waarop 10% gekort wordt door die landelijke bezuiniging, die geen logica meer heeft. Wat was namelijk de logica van die 10% korting? Dat we het rechtstreeks naar het Gemeentefonds doen. Daarvan is afgezien, maar die bezuiniging is blijven staan. Dat is gewoon heel gek, dus die bezuiniging moet van tafel. Ik vraag hierbij dus een tweeminutendebat aan, in overleg met collega Mutluer, onder andere vanwege dit punt.
Ik heb nog één opmerking richting de andere staatssecretaris. Hij eindigde zijn bijdrage net door een paar keer de motie te citeren. "De motie is helder; dat is de richting die ik opga", zei hij. Dat betekent dus dat hij de opslag van vuurwerk uit de wijken gaat weren. Dat is heel goed, want de Tweede Kamer was duidelijk en het Veiligheidsberaad, de gemeentes en de brandweer waren dat ook. De staatssecretaris wil eerst extra onderzoek. Ik zou zeggen: laten we het voorzorgsbeginsel hanteren, want volgens mij ligt er voldoende bewijs en is het voldoende aannemelijk dat je hiermee geen risico's moet lopen. Maar volgens mij blijft die motie, die reeds is aangenomen, gewoon staan.
Dank u wel.
De voorzitter:
U bedankt. Mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ook mijn dank aan beide staatssecretarissen. Wij wachten alle informatie over de korting van 10% op de BDuR en de gevolgen daarvan af. Waar wij de staatssecretaris kunnen helpen, gaan wij dat ook doen, in welke vorm dan ook, want we hebben veiligheid allemaal hoog in het vaandel, dus dan moeten we daar ook in blijven investeren. Dat is één.
Dat geldt ook voor het stukje PTSS. Daar hebben we ons de afgelopen tijd heel hard voor gemaakt, omdat zo veel brandweerlieden hiermee te kampen hebben en niet altijd de juiste zorg ontvangen. Dat vind ik onverteerbaar. Ik gun hun dat ze de juiste nazorg krijgen. Ik zal gewoon geduldig wachten op waar de vakbonden mee komen, maar ik kan nu al het signaal afgeven dat de veiligheidsregio's zeggen: als we ook nog eens moeten gaan bezuinigen terwijl het ravijnjaar er al aankomt, hoe gaan we die uniforme regelgeving voor PTSS voor brandweerlieden dan vormgeven? Ik zag een bedrag van 1,75 miljoen. Wellicht kan de staatssecretaris daar nog even op ingaan.
Tot slot het punt van het weren van de vuurwerkopslagen uit wijken. Het wordt vanmiddag best spannend met het vuurwerkdebat. Dat zal hopelijk de nodige duidelijkheid verschaffen. Nogmaals, het kan de staatssecretaris helpen als daar een uitspraak over komt, maar hij is nog niet van ons af. Wij houden vast aan de motie en wat ons betreft moeten de opslagen voor consumentenvuurwerk weg uit de wijken.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Aardema.
De heer Aardema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Er is voor de staatssecretaris nog veel werk te doen. Wij zouden zeggen: ga aan de slag en breng de problemen in kaart die worden veroorzaakt door de kortingen. Ze zegt al: ik ga een claim leggen om te proberen die kortingen omlaag te krijgen, zodat er toch voldoende brandweerzorg blijft gewaarborgd. Dat is onze grootste zorg. Wij willen een veilig Nederland, dus de brandweerzorg moet vanuit de veiligheidsregio's goed gewaarborgd blijven. Daar zullen we bovenop blijven zitten.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Mevrouw Bruyning.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank, voorzitter. Ik dank beide staatssecretarissen voor hun antwoorden. Er ligt nog een hele grote opdracht voor de staatssecretaris. Ik hoop dat het haar gaat lukken, want het is belangrijk dat we het voor elkaar gaan krijgen met elkaar.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ja, ook ik dank beide staatssecretarissen. Ik heb nog een paar kleinere puntjes, waar ik de tweede termijn dan maar voor gebruik. We hebben het in de commissie ook vaak over waarschuwings- en alarmeringssystemen gehad, zoals de sirene op de eerste maandag van de maand. De discussie daarover was: kunnen we daarvan af en gaan we het overzetten naar NL-Alert? We hebben het nu veel meer over dreigingen. Kan de staatssecretaris een update geven van hoe het ervoor staat met dat alarmsysteem? Want ik denk dat veel mensen thuis daar ook meer over willen weten.
De Landelijke Agenda Crisisbeheersing vind ik een mooi instrument. Die heb ik al een paar keer genoemd in mijn eerste termijn. Wat zit daar voor inhoudelijke agenda achter? Het zijn vooral algemeenheden als zorgen dat je je zaken op orde hebt en zorgen voor weerbaarheid, dat soort algemene dingen. Welke thema's worden daar nu eigenlijk als eerste aangepakt? Ik kan me heel goed voorstellen dat digitale dreigingen bijvoorbeeld een thema zijn dat je nu in veiligheidsregioverband oppakt. Of misschien wel helemaal niet. Dat zou ik leuk vinden om te horen, om dat inhoudelijk in te vullen.
Ik kijk uit naar de brief die we krijgen over wat de consequentie is van die 10% korting op de brede doeluitkering brandweer. Ik wil graag ook een termijn daarvoor vastleggen, omdat we dat inzicht moeten hebben met wat eraan zit te komen. Deze staatssecretaris heeft dus een forse claim en er zullen keuzes gemaakt moeten worden. Als die opkomsttijden wettelijk vastliggen, vraag ik me oprecht af wat de ruimte dan is. Dus graag een termijn daarvoor.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. U mag een vraag stellen, meneer Van Nispen. U heeft zelfs drie interrupties, als u wil.
De heer Van Nispen (SP):
Eentje zou moeten lukken, voorzitter.
De voorzitter:
Is eentje genoeg? Ik hou u eraan.
De heer Van Nispen (SP):
Dat hangt trouwens van het antwoord af, dus ik moet het eigenlijk terugnemen.
Ik hoorde mevrouw Michon-Derkzen net ergens zeggen: vanuit de oppositie is het makkelijk roepen, want dan groeien altijd de bomen tot in de hemel. Ik vond 'm wat flauw. Volgens mij is het niet nodig op dit thema. Ik ben niet van suiker, dus prima. Dat is gezegd, maar volgens mij strijden we allemaal tegen deze zelfde bezuiniging. Wat ik mevrouw Michon-Derkzen wil vragen, is: het klopt toch dat door niemand hier bewust ooit vanuit de coalitiepartijen die aan het onderhandelen waren is gezegd "laten we eens even bezuinigen op brandweer en crisisbeheersing"? Dit is toch gewoon een onbedoeld gevolg van?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Het staat in de begroting, zeg maar. Daar hebben we het over gehad in het debat over de begroting. Wat er dus bedoeld is in aanloop naar het hoofdlijnenakkoord en de begroting, dat moet u niet aan mij vragen. Dat moet u aan … Ik bedoel: als u het verkiezingsprogramma van mijn partij leest, staat daar niet "het kan wel een onsje minder met brandweer en politie en andere veiligheidsdiensten". Integendeel. We zullen altijd strijden voor datgene wat nodig is voor een veilig Nederland. Dus dat is mijn antwoord.
En op uw reflectie dat ik sneer. Kijk, er moeten altijd keuzes gemaakt worden en we zullen verschillen over de keuzes die we willen maken. Ik zou niet graag op de brandweer bezuinigen, maar tegelijkertijd voel ik al een motie aankomen vooruitlopend op de Voorjaarsnota "geen bezuiniging". Ja, en daar gaan deze partijen niet voor stemmen en dan staan we weer. Dan gaan we dus dat molentje met elkaar in. Dat vind ik vervelend, want we moeten dit gewoon ordentelijk aflopen. Daarom ben ik dus blij met de toegezegde brief over consequenties per regio.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Ja, kijk. Dat dacht ik al, meneer Van Nispen. Maar gaat, uw gang. U heeft er nog twee.
De heer Van Nispen (SP):
Nu zegt mevrouw Michon-Derkzen: dan gaat u die motie indienen en dan moeten wij daartegen stemmen, dan gaan we dat molentje in. Oké, prima, maar dit is het punt niet. Het punt is dat deze bezuiniging van niemand was, want het stond niet in het verkiezingsprogramma van mevrouw Michon-Derkzen van de VVD en ook niet in de verkiezingsprogramma's van uw buren. Dat is nou net het punt.
Dan gebeurt het toch en vervolgens krijgen wij een sneer als wij ervoor pleiten dat die bezuiniging weer van tafel gaat. Dat is toch raar? Dat is toch de omgekeerde wereld? Het gaat hier toch om de inhoud, dat je die bezuiniging niet wil met elkaar en dat je er alles aan doet om dat te voorkomen? En als mevrouw Michon-Derkzen zegt dat dat bij Voorjaarsnota opgelost moet worden, prima. Maar ik vind het ook heel logisch dat partijen zich nu al uitspreken en zeggen: linksom of rechtsom, er moet er alternatief komen, want die bezuiniging kan zo niet. Dat is toch niet raar? Dan hoeven we daar toch niet moeilijk over te doen met elkaar?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Nou, met de heer Van Nispen doe ik in de regel niet moeilijk. Wij trekken veel samen op, helemaal als het gaat om de brandweer, maar we hebben wel een andere rol. Er ligt een hoop voor in het kabinet straks. Ik kan vanuit mijn rol niet vooruitlopen op besluitvorming en dat kan meneer Van Nispen wel, omdat hij een andere positie heeft, zijn partij een andere positie heeft. Dat is wat ik wil zeggen. Daarom vind ik het mijne van wat wij gaan doen met een motie, laat ik het zo zeggen. Maar alle respect daarvoor, want u heeft een andere rol. En u kent ook heel goed mijn rol, dus laten we daar geen verstoppertje over spelen.
De voorzitter:
Oké? Dank u wel. Dan als laatste mevrouw Wijen-Nass.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Ik wil beide staatssecretarissen bedanken voor hun beantwoording. Ik ben zelf ook erg blij met de toezegging die ik heb gekregen van staatssecretaris Coenradie over het inzichtelijk maken van de consequenties voor zowel de beroepsbrandweer als de vrijwillige brandweer in die veiligheidsregio's: waar zitten nou de knelpunten en waar moeten we extra gaan opletten? Daar ben ik heel erg benieuwd naar, dus dat ga ik zeker kritisch volgen als de berichten daarover komen.
Dat was het voor nu. Dank u wel, meneer de voorzitter.
De voorzitter:
Goed. Dan dank ik de Kamerleden voor hun inbreng in de tweede termijn en dan is het woord aan mevrouw Coenradie, de staatssecretaris.
Staatssecretaris Coenradie:
Voorzitter, dank. Er is een vraag gesteld over het brandalarm — nou ja, ik noem het maar even "het brandalarm" — overhevelen naar NL-Alert. Dat is echt een vraag die bij de minister van Justitie en Veiligheid ligt, dus die kan ik hier niet gaan beantwoorden.
Dan de Landelijke Agenda Crisisbeheersing en de thema's die daarin spelen. Voor de zomer wil ik de Kamer daarover informeren, want ik snap dat daar nieuwsgierigheid naar is. Terecht ook.
Dan de termijn, vanuit die veiligheidsregio's. Wanneer kunnen we wat meer inzage krijgen in wat dit nou specifiek betekent? Hierbij de toezegging: ik zet morgen de vraag nog uit bij de veiligheidsregio's. Ik kan ze natuurlijk niet het mes op de keel zetten en vragen of ze dat volgende week al bij mij aanleveren, maar ik denk echt dat zij wel de urgentie zien en voelen om ons van input te voorzien. Ik zal hen ook vragen om daarin haast te maken. Ik heb volgens mij begin maart of half maart weer een Veiligheidsberaad, maar ik wil daar niet op wachten, want ik zie ook wel dat elke week en elke dag daarin telt.
Dan toch nog eventjes over de zorgen die hier spelen. Dat is in ieder geval mijn afdronk van het gesprek dat we hier vandaag hebben over de brandweer. Die zorgen deel ik. Dat is ook niet voor niets. Het is misschien een beetje ongebruikelijk dat ik hier toch echt een stap naar voren zet om aan te geven dat ik me daar hard voor ga maken. Ik ga die claim indienen en alles wat daarin helpt … Het zou natuurlijk heel raar zijn als ik zeg: nee, laat dat dan maar zitten. Dus iedereen die daarin meedenkt, ondanks de positie van partijen, kan ik alleen maar verwelkomen, ook vanuit mijn positie, omdat ik me er ook zorgen om maak en vind dat we daar niet op moeten korten. Ik ga dus echt mijn best doen om dat voor elkaar te krijgen binnen het kabinet. Ik realiseer me dat ik niet de enige ben, dat er echt heel veel grote opgaves liggen, maar ik maak me daar echt zorgen om en ik ga daar echt druk op zetten.
Datzelfde geldt voor de PTSS, waar over is gevraagd: hoe groot is dat bedrag en klopt dat? Het bedrag dat net genoemd is, klopt voor zover wij dat in kaart hebben gebracht. Dat gaat natuurlijk echt om een druppeltje ten opzichte van de grote bedragen die ons af en toe om de oren vliegen. Ook overigens vanuit mij. Ook daar zal ik me echt hard voor maken. PTSS en de zorgen daaromtrent binnen de brandweer hebben volop mijn aandacht. Ik vind ook dat bij goed zorgen voor onze brandweermensen niet de bezuinigingen horen die zijn aangekondigd. Tegelijkertijd hebben we als kabinet echt wel een flinke opgave. We hebben keuzes te maken en daar kan ik hier niet op vooruitlopen. Maar alles wat de Kamer kan doen om mij daarin te helpen en aan te moedigen, kan ik alleen maar heel erg omarmen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. Aan u het woord.
Staatssecretaris Jansen:
Dank, voorzitter. Laat ik één ding direct opmerken, want ik kreeg het idee dat men dacht dat wij nog niks hebben gedaan naar aanleiding van het rapport. Mede naar aanleiding van het rapport en ook het signaal van de ILT, waarin massa-explosie aan bod kwam, zijn wij met een verbod op gaasverpakkingen aan de gang gegaan, juist vanwege die aspecten. Mevrouw Mutluer zei dat met name: er ligt een duidelijk rapport. Ja, dat rapport ligt er en we pakken daar al de dingen uit die we per direct kunnen oplossen. Een gaasverpakkingenverbod was er daar een van.
De heer Van Nispen vroeg: moet je misschien het voorzorgsbeginsel hanteren? Het rapport ligt er dit kwartaal, dus uiterlijk volgende maand. Wij hebben ook de afspraak gemaakt met het Veiligheidsberaad en de brandweer om de uitkomsten daarvan met hen te bespreken en ook over verdergaande maatregelen met hen te overleggen. Dan vind ik het belangrijk om dat op een zorgvuldige wijze te doen. Ik snap absoluut de vraag van de heer Van Nispen of ik daarnaar gekeken heb. Ja, het voorzorgsbeginsel is natuurlijk ook een optie, maar ik wil wel een zorgvuldig proces doorlopen.
De voorzitter:
Dank u wel. Leidt dit nog tot vragen van de leden? Dat is niet het geval. Dan zijn wij aan het einde gekomen van de tweede termijn. De bewindspersonen waren genereus in hun toezeggingen. Die loop ik graag even met u allemaal door om te kijken of we ze correct hebben opgeschreven.
- De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid zegt de Kamer toe om voor de behandeling van de Voorjaarsnota de Kamer schriftelijk te informeren over haar inspanningen om de bezuinigingen op de brandweer en crisisbeheersing van tafel te krijgen.
- De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid zegt de Kamer toe de Kamer te informeren over de consequenties van de bezuinigingen per veiligheidsregio en in het bijzonder de Veiligheidsregio Zuid-Limburg nadat zij deze regio's naar deze informatie gevraagd heeft. Dat is het geval. De leden gaan daar ook mee akkoord; hartstikke fijn. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid zegt de Kamer vervolgens toe:
- de Kamer vóór de zomer van 2025 te informeren over hoe omgegaan is met schrijnende gevallen bij het toekennen van een schadevergoeding naar aanleiding van de wateroverlast in Limburg;
- de Kamer te informeren in een brief die vóór de zomer van 2025 aan de Kamer wordt gestuurd, nadat de veiligheidsregio's zijn geraadpleegd over de terugloop van de vrijwillige brandweer in deze veiligheidsregio's;
- bij de volgende voortgangsbrief de Kamer te informeren over een regeling over de financiële ontzorging betreffende de reddingsbrigaden.
De staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat zegt de Kamer toe:
- zo spoedig mogelijk in het tweede kwartaal van 2025 de Kamer een reactie te geven op het aanvullend onderzoek naar de opslag van vuurwerk in woonwijken.
De leden gaan hiermee akkoord. Zijn we dan nog toezeggingen vergeten, die we niet hebben opgeschreven?
De heer Van Nispen (SP):
Nee, dat zou ik niet durven beweren. Ik heb wel één aanvullende vraag, een beetje naar aanleiding van een van de toezeggingen. Mag ik nog?
De voorzitter:
Oké, vooruit.
De heer Van Nispen (SP):
Dank. De toezegging is immers gedaan om naar alle regio's te kijken, wat daar de gevolgen zijn. Er is één regio specifiek genoemd, Zuid-Limburg. Dat lijkt me heel goed. Ik zou heel graag de aandacht van de staatssecretaris willen voor nog twee regio's in het bijzonder. Er wordt naar alle regio's gekeken, maar kijk dan alstublieft specifiek ook naar de zorgen die er zijn over de regio Zeeland en de regio Noord-Holland Noord. Daar zijn al grote zorgen over de impact van de bezuinigingen op dit moment.
De voorzitter:
Dank u wel. De staatssecretaris.
Staatssecretaris Coenradie:
Dat is helemaal prima. Dat neem ik daarin mee.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan noteer ik dat de heer Van Nispen een tweeminutendebat heeft aangevraagd, met hemzelf dan automatisch als eerste spreker. Een hartelijk woord van dank aan het publiek op onze tribune. Het is geweldig dat u zo veel interesse had voor dit debat. Dat is hartstikke fijn. Hartelijk dank ook aan de bewindspersonen en hun ondersteuning; succes met uw belangrijke werk. Dank aan de leden voor hun aandacht en hun goede inhoudelijke vragen, aan onze griffier, en natuurlijk dank voor de koffie.