Informele Raad Buitenlandse Zaken Handel
Opening
Verslag van een commissiedebat
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 7 maart 2023 overleg gevoerd met mevrouw Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over Informele Raad Buitenlandse Zaken Handel.
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
Wuite
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,
Bromet
De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
Meijers
Voorzitter: Wuite
Griffier: Meijers
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Amhaouch, Van der Graaf, Hammelburg, Klink, Teunissen en Wuite,
en mevrouw Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Aanvang 20.46 uur.
Informele Raad Buitenlandse Zaken Handel
Aan de orde is de behandeling van:
- de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 2 maart 2023 inzake geannoteerde agenda informele Raad Buitenlandse Zaken Handel van 9 en 10 maart 2023 (2023Z03705);
- de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 5 december 2022 inzake verslag Raad Buitenlandse Zaken Handel van 25 november 2022 (21501-02, nr. 2576);
- de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 28 november 2022 inzake voorstel voor besluit van het Gemengd Comité onder de Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA) (35154, nr. 31);
- de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 16 december 2022 inzake voortgang van de onderhandelingen over de herziening van het Algemeen Preferentieel Stelsel (22112, nr. 3586);
- de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 16 december 2022 inzake appreciatie Raadspositie antidwanginstrument (22112, nr. 3579);
- de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 16 december 2022 inzake uitkomst van de onderhandelingen in de Raad omtrent het EU-voorstel IMVO (26485, nr. 405);
- de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 22 december 2022 inzake onderhandelaarsakkoord tussen de EU en Chili over een Advanced Framework Agreement (21501-02, nr. 2583);
- de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 2 maart 2023 inzake antwoorden op vragen commissie over de geo-economische monitor (Kamerstuk 36180-31) (2023Z03703);
- de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 31 januari 2023 inzake Raadspositie bereikt in onderhandelingen herziening Algemeen Preferentieel Stelsel (22112, nr. 3593);
- de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 28 februari 2023 inzake subsidiebeleidskader voor sectorale samenwerking (2023Z03587).
De voorzitter:
Goedenavond allemaal. Welkom bij het tweede commissiedebat van de avond van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Dit is ons tweede debat. Het eerste was een soortgelijk debat, maar toch een beetje anders. Dit debat is natuurlijk ter voorbereiding op de Informele Raad Buitenlandse Zaken Handel. Welkom aan de minister en haar team van adviseurs. We zijn nog steeds met meerdere leden. Goed om te zien dat ook mevrouw Teunissen aan is gesloten bij dit debat. Het is fijn dat de heer Hammelburg is gebleven. De heer Klink is gebleven. De heer Amhaouch is gebleven. Ook mevrouw Van der Graaf is erbij gekomen. Hartelijk welkom.
Net zoals het eerste commissiedebat van de avond is dit een debat van twee uur. Dat betekent dat we, ook al is de groep relatief beperkt, een spreektijd hebben van drie minuten. Dat wilde ik voorstellen. Omdat we net één lid extra hebben, wil ik voorstellen dat we met drie interrupties in de eerste termijn gaan beginnen. We gaan kijken hoe we de tijd gaan managen, zodat we bijvoorbeeld meer losse vragen aan de minister kunnen stellen. Als de tijd het toelaat, dan zullen we, net als bij het eerste debat, een vorm van flexibiliteit hanteren om wat laatste verhelderende vragen te kunnen stellen. Als jullie instemmen met deze spelregels, zou ik graag willen voorstellen dat we gelijk van start gaan met de eerste termijn van de zijde van de Kamer.
Mevrouw Teunissen zit er als eerste klaar voor. Ik wil haar graag als eerste het woord geven. Gaat uw gang.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter, hartelijk dank. Het Mercosur-verdrag leidt onder meer tot een forse toename van oneerlijke concurrentie voor Europese boeren. Daarom is het goed nieuws dat de Kamer vandaag een motie van de Partij voor de Dieren heeft aangenomen die het kabinet verzoekt een EU-Mercosur-verdrag waarin de landbouw is opgenomen, te blokkeren. Jarenlang hebben wij al debatten met de minister voor Handel gevoerd over Mercosur. We hebben ook een aangenomen motie liggen van de Kamer uit 2020. Die motie droeg het kabinet expliciet op om steun voor het Mercosur-verdrag in te trekken. De minister zei steeds, elk debat opnieuw: het kabinet neemt geen positie in voordat de teksten van het verdrag formeel zijn gepubliceerd.
Voorzitter. Vorige maand maakte de minister echter opeens een draai van 180 graden. Dat deed zij niet in een brief aan de Kamer, zoals dat hoort, maar in de media. Ze is namelijk in Brazilië geweest. Daar zei ze, richting de Braziliaanse president, dat de EU het vrijhandelsverdrag met Mercosur snel moet ratificeren. Dat is een draai van 180 graden. Dat is echt anders dan ze aan de Kamer heeft gezegd. Ze heeft aan ons gezegd dat het kabinet nog geen positie heeft ingenomen. Dus de minister legt een Kamermotie naast zich neer, en ze heeft ons ook niet geïnformeerd over het gegeven dat de positie van het kabinet is gewijzigd. Daarom vindt de Partij voor de Dieren het passend als de minister hiervoor haar excuses aan de Kamer aanbiedt. Ik vraag me af hoe de minister dat ziet.
Voorzitter. We hebben natuurlijk een aangenomen motie liggen. Ik vraag de minister of zij deze motie gaat uitvoeren. Wanneer gaat ze die uitvoeren? Kan dat nog voor de komende Handelsraad? Gaat zij op de Handelsraad duidelijk zeggen dat de Kamer wil dat het kabinet een EU-Mercosur-verdrag waarin de landbouw is opgenomen, blokkeert?
Voorzitter. Door het verzet van onder andere het Nederlandse parlement en de andere lidstaten, probeert de Commissie nu het verdrag er wat sneller doorheen te krijgen, door met een gemengd verdrag te komen. Daar krijgen wij signalen van, onder andere van de linkse fractie in het EU-Parlement. Mijn vraag aan de minister is: is zij bereid om ook binnen de Raad duidelijk te maken dat Nederland onder geen beding instemt met een voorstel dat afwijkt van het onderhandelingsmandaat dat aan de Europese Commissie is gegeven voor het Mercosur-verdrag? Daarin staat namelijk dat Mercosur als gemengd akkoord voorgelegd moet worden. Is zij ook bereid hier medestanders voor te zoeken binnen de Raad?
Voorzitter. Hoeveel tijd heb ik nog? 20 seconden? Dat gaat nog goed. Dan heb ik nog één vraag over de Europese imvo-richtlijn. Nederland heeft tegen de Raadspositie gestemd over de Europese wet, omdat die op meerdere terreinen tekortschoot. Volgens het kabinet ligt die onder de gewenste standaard. We zijn blij met de inzet van het kabinet. Als de EU kiest voor een afgezwakte, halfslachtige imvo-richtlijn, dan ontstaat een situatie waarin de Nederlandse overheid van alle bedrijven blijft verwachten dat ze de OESO-richtlijnen naleven, terwijl de wettelijke verplichting die voortvloeit uit het EU-voorstel veel lager ligt. Wij roepen de minister daarom ook op om een onafhankelijke toetsing van de Raadspositie en het Commissievoorstel aan de OESO-richtlijnen te laten uitvoeren. Is zij hiertoe bereid?
Dank u wel.
De voorzitter:
Daarmee bent u aan het einde van uw inbreng. Ik zie dat er nog een interruptie is van de heer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
Deze inbreng had ik natuurlijk wel verwacht van mevrouw Teunissen van de Partij voor de Dieren. Wat is de visie van de Partij voor de Dieren op samenwerking in de wereld en handelsverdragen in het algemeen? De focus ligt nu op Mercosur. We hebben CETA gehad. Nieuw-Zeeland komt eraan. Volgens mij is Indonesië onderweg. Kan mevrouw Teunissen misschien een beetje toelichten hoe zij daartegen aankijken? Zijn er bepaalde criteria of eisen die zij stellen? Of zien zij handelsverdragen echt als iets duivels, als iets waar we echt nooit aan moeten beginnen? Kan mevrouw Teunissen daar een beetje een reflectie op geven vanuit de Partij voor de Dieren?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik kan daar een hele dag over praten, maar dat ga ik niet doen. Het komt er in de kern op neer dat wij niet tegen handel zijn. Maar wij zien dat vrijhandel zo dominant is in de wereld dat het ten koste gaat van het klimaat, het milieu, dierenwelzijn en mensenrechten. Dan probeert het kabinet dat een beetje te fiksen in vrijhandelsverdragen, door hier en daar een bepalinkje erover in te zetten dat niet bindend is. Wij vinden dat fundamenteel verkeerd. Wat betreft de Partij voor de Dieren zou je de ecologische grenzen van de aarde als uitgangspunt moeten nemen voor je beleid, zodat je de schade weer herstelt. Daarbinnen maak je handel mogelijk. Dat is onze positie. Die lijkt mij vrij helder.
De voorzitter:
De heer Amhaouch, uw tweede interruptie.
De heer Amhaouch (CDA):
Ik krijg geen antwoord op mijn vraag over handelsverdragen. Mevrouw Teunissen geeft aan dat ze niet tegen handel zijn. Als er vandaag de dag geen handelsverdragen zijn … Ik begrijp dat je kritisch moet zijn — dat zijn wij ook — op een aantal zaken, bijvoorbeeld wat betreft dierenwelzijn of voedselveiligheid en eerlijke concurrentie. Daar moet je heel scherp op zijn, en dat zullen wij ook zijn. Maar ik heb het idee dat mensen zeggen: als ik een handelsverdrag tegenhoud, is er geen handel. Vandaag de dag is er al handel tussen de Mercosur-landen en Europa. Alleen, Europa betaalt wat meer aan de poort en andersom betalen de Mercosur-landen wat meer aan de poort. Er is niks afgesproken over quota, dus je kunt via de WTO zo veel mogelijk handelen. Er zijn geen afspraken waarop je kunt terugvallen, tenzij je het Akkoord van Parijs hebt getekend. Dan kun je dat bilateraal afspreken. Erkent mevrouw Teunissen dat, als je een handelsakkoord blokkeert, je eigenlijk veel minder instrumenten hebt en minder on speaking terms bent dan wanneer er een handelsakkoord is? De handel gaat dan gewoon door, via de WTO, en heb je geen speelveld of tafel waaraan je elkaar aankijkt en zegt: dit hebben we toch samen met elkaar afgesproken?
De voorzitter:
We proberen natuurlijk puntig te blijven, zodat ik iedereen tegemoet kan komen. In eerste instantie een reactie van mevrouw Teunissen. Ik geloof dat er daarna een interruptie is van de heer Hammelburg. O, die ziet ervan af.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik heb het net volgens mij al duidelijk gezegd, maar ik herhaal het kort: wij zijn niet tegen handel. De heer Amhaouch zegt het zelf: handel vindt sowieso plaats. Dat is zo. Wij zijn dus niet voor het blokkeren van handel, maar wij zijn wel voor het organiseren van die handel binnen ecologische grenzen. In de vrijhandelsverdragen kun je niet extra maatregelen voor het milieu fietsen, want die zijn niet bindend. Dat moet je dus via verdragen doen, gewoon via VN-verdragen, nationale verdragen of internationale verdragen, zoals wij hebben gedaan met het Akkoord van Parijs. Dat is een heel mooi voorbeeld van een hele harde milieumaatregel, zodat we de ecologische grenzen niet meer overschrijden. Maar het CDA zit altijd vast in een soort eenzijdige economische logica dat we maar door en door en door moeten blijven groeien en mee moeten gaan in die ratrace van almaar meer vrijhandel en globalisme. Daarmee maken we de planeet kapot. Vrijhandelsverdragen dragen daaraan bij. Daarom roept de Partij voor de Dieren die vrijhandelsverdragen een halt toe. Dat is niet alleen maar goed voor het milieu, maar dat is ook om onze boeren hier te beschermen. Dat zou het CDA beter moeten zien, want zij willen ook opkomen voor de boeren. De landbouwwoordvoerder is ook steeds meer in die richting aan het gaan. Die zegt ook: we kunnen niet langer die boeren blootstellen aan die almaar ongebreidelde vrijhandel. Dat gaat ten koste van hun concurrentiepositie, kwaliteitsproducten en de kringlooplandbouw waar we zo graag naartoe willen. Daarom is de Partij voor de Dieren tegen die vrijhandelsverdragen.
De voorzitter:
De laatste interruptie van de heer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
Als onze landbouwwoordvoerder het daarover heeft, heeft hij een terecht punt. Wij willen ook een gelijk speelveld. Als er verkeerd vlees komt vanuit Mercosur, dan willen wij ook dat daar een stop op wordt gezet, zodat het hier niet binnenkomt. Of denk aan de productie van eieren. Nogmaals, aan de andere kant wordt er vandaag de dag handel gedreven. Mevrouw Teunissen heeft vandaag de dag niks concreets om dat af te dwingen of in elk geval om aan tafel te komen. Het enige wat er nu internationaal is qua handelsregels zijn de WTO, de OESO-richtlijnen en de ILO-richtlijnen. Dat zijn de regels waar we het mee doen. Ik begrijp werkelijk niet wat u zegt. U bent kritisch op de landbouw. Dat zijn wij ook, dus dat begrijp ik. Maar u blokkeert de handelsverdragen en blaast die bijna allemaal op. U zet een bepaald beeld neer van handelsverdragen en u zegt: die zijn per definitie slecht; we worden er slechter van dan wanneer we het niet doen. Dat bestrijd ik. Als wij handelsverdragen niet op een manier proberen in te vullen … Met CETA hebben we daar heel veel discussies over gehad. Denk aan duurzaamheidshoofdstukken en on speaking terms zijn met die landen. Ik bedoel dat je daar beter van wordt. Mevrouw Teunissen zegt: nee, ik heb wel een bepaald doel, maar ik wil geen handelsverdragen; ik ga door op de voet waarop we vandaag bezig zijn. Dan bent u het klimaat en de omstandigheden eigenlijk niet aan het verbeteren, maar aan het verslechteren.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Eigenlijk zegt de heer Amhaouch: je kan maar beter meedoen met vrijhandelsverdragen, want anders sta je met lege handen. Maar dat is gewoon niet waar. Ik heb gewoon heel veel in handen. Ik heb het Parijsakkoord in handen. Dat is de internationale afspraak dat we de aarde niet verder laten opwarmen dan 1,5 graad. Het probleem is dat dat vaak niet wordt gehandhaafd of uitgevoerd. Daar duwt de Partij voor de Dieren op. Maar dat ga je niet beter maken met vrijhandelsverdragen. Dat ga je juist slechter maken, want met vrijhandelsverdragen — dat is gewoon de kern van vrijhandelsverdragen — maak je tariefsverlaging mogelijk. Je maakt het ook makkelijker om goederen over de hele wereld te slepen en te produceren, en om meer uitstoot te veroorzaken. Ook maak je meer concurrentie voor de boer mogelijk. Ik ben blij in het antwoord van de heer Amhaouch te horen dat ook hij zich zorgen maakt over de concurrentiepositie van de boer. Ik hoop dat hij geleidelijk aan toch een beetje opschuift en tot de conclusie komt dat we af moeten van ongebreidelde vrijhandel om die concurrentiepositie van de boer te beschermen.
De voorzitter:
Dit debat start stevig. Ik zie nog een interruptie van de heer Klink.
De heer Klink (VVD):
Voor welke boeren of sectoren wil de Partij voor de Dieren opkomen?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
In ieder geval niet voor de grote veevoerfabrikanten en de grote multinationals, maar voor de boeren die bereid zijn om om te schakelen naar een duurzame, biologische landbouw. Die boeren kunnen nu nauwelijks hun hoofd boven water houden. De helft van het aantal boeren is de afgelopen tien jaar al gestopt. Dat is wel de realiteit die we nu voor ons zien. Als we ze gaan blootstellen aan nog meer oneerlijke concurrentie, moeten er nog meer boeren stoppen en blijven er maar een paar grote multinationals over. Dat is niet de landbouw die de Partij voor de Dieren voor ogen heeft. Volgens mij zou de VVD dat ook niet moeten willen.
De voorzitter:
Een tweede interruptie van de heer Klink.
De heer Klink (VVD):
Wat betekent het concreet voor de Nederlandse boeren op bedrijfsniveau als je tegen het EU-Mercosur-verdrag bent? Dat kan een negatieve impact hebben op de kalverhouderijsector, de vleesveesector, de gangbare melkveehouderijsector, de groente- en fruitsector, de varkenshouderijsector en de pluimveehouderijsector. Die zien allemaal plussen met het Mercosur-verdrag. Waarom wil de Partij voor de Dieren zo opkomen voor het belang van de boeren, terwijl we op basis van onderzoek van de universiteit van Wageningen weten waar de minnen zitten van een eventueel EU-Mercosur-verdrag? We moeten nog verder uitkristalliseren wat dat concreet betekent, maar op basis van de kennis die we nu hebben, zou dat negatief zijn voor de kalverhouderij, de vleesveehouderij en de rundveehouderij. Waarom wil de Partij voor de Dieren daar zo erg voor opkomen?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Het is natuurlijk een indicatie. Ik ben blij dat de heer Klink het onderzoek aanhaalt, want het pakt inderdaad negatief uit voor de varkenshouderij en de kalverhouderij, maar ook voor agrariërs. Er ontstaat hier wat verwarring over voor wie het wel of niet negatief uitpakt.
De voorzitter:
Even mevrouw Teunissen uit laten praten, meneer Klink.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voor een aantal boeren heeft het inderdaad nadelige gevolgen. Voor een aantal heeft het economisch een licht positief effect. Maar het gaat om het volgende. Er is een aantal dingen op dat onderzoek aan te merken. De hele stikstofproblematiek is daar niet in meegenomen. De vogelgriepeffecten voor de boeren zijn daar ook niet in meegenomen. De cumulatieve effecten van handelsverdragen zijn er ook niet in meegenomen. CETA is hier ook goedgekeurd, tegen de wil van de Partij voor de Dieren in. Al die factoren zijn niet meegenomen in dat onderzoek, dus het is sowieso de vraag of het een goed beeld geeft. Daarnaast is het een indicatie. Het is een indicatie van dat het op bedrijfsniveau nadelig kan uitpakken. Biologische boeren hebben daar nog veel meer last van. Die moeten namelijk onder hoge kwaliteitsstandaarden produceren. Dat is waar de Partij voor de Dieren naartoe wil.
De voorzitter:
Ik zie de heer Klink schudden, maar hij heeft geen behoefte aan een derde interruptie. Dan is hij inderdaad zijn interrupties kwijt.
Het is een interessant en intensief debat. Ik begrijp dat mevrouw Teunissen aan het einde van haar inbreng is. Voordat ik zou willen voortzetten met de heer Hammelburg, zou ik even het volgende willen opmerken. We hebben natuurlijk tien agendapunten die bij dit commissiedebat behoren. Ik wil bevestigen dat er gisteravond nog een brief van de minister is binnengekomen die hoort bij agendapunt 3. Jullie stemmen ermee in dat we die toevoegen en dat die later bij de pv ook wordt geformaliseerd.
Dat gezegd hebbende, zou ik graag de heer Hammelburg het woord geven.
De heer Hammelburg (D66):
Voorzitter. Ik begin met het uitspreken van de grote zorgen die ik heb over hoe wij als Nederland en als Europa op dit moment omgaan met de realiteit in de wereld. We hebben de klimaatuitdagingen. We hebben de geopolitieke uitdagingen van een sterker en machtiger wordend China. We hebben gezien wat afhankelijkheden van landen als Rusland en China voor ons betekenen, voor het prijsniveau hier, voor onze welvaart, maar ook voor de voedselzekerheid en de welvaart in andere delen van de wereld, waar mensen op dit moment toenemend lijden. We zien dat China, ook economisch, een steeds agressievere buitenlandpolitiek voert, ook in de Mercosur-landen, maar ook in andere delen van de wereld. Europa lijkt achteraan te bungelen en achteraan te lopen.
Laat ik het volgende vooropstellen. Door afspraken, verdragen, regels en wetten — ik noem bijvoorbeeld aanstaande imvo-wetgeving, maar ook de houtverordening — kunnen wij er als Nederland en Europa voor zorgen dat er in de handel die nu toch plaatsvindt een verbetering optreedt en niet een verslechtering. Die brengt namelijk inderdaad hier en daar behoorlijk wat schade toe aan het klimaat, maar ook bijvoorbeeld aan het Amazonegebied en het welzijn van mensen en inheemse gemeenschappen in Zuid-Amerika. We moeten ervoor zorgen dat we de verdragen van de toekomst zo sluiten dat die verbetering optreedt. De heer Amhaouch heeft wel gelijk. Zonder die regels en afspraken, als wij ons terugtrekken achter de dijken, staan wij buiten dat geopolitieke spel. Dan hebben wij niets meer in te brengen in het internationale debat. Dan zullen dingen anders lopen dan wij het hier in Nederland zouden willen zien met de aanpak van klimaatverandering en het bergen van het welzijn van de mens, natuur en milieu. Ik vind het debat hier ook heel erg plat.
Voorzitter. We hebben deze week nog een rondetafelgesprek over Mercosur. De tekst is juridisch nog niet vertaald. We hebben vanuit Brussel, vanuit het Europees Parlement, de Commissie nota bene de opdracht gegeven om nog te onderhandelen over bijvoorbeeld de verduurzaming en het duurzaamheidsprotocol op Mercosur. De uitkomst is ons nog niet eens bekend. Ik zou toch verwachten dat we dat allemaal afwachten voordat we een oordeel vellen. U kunt ervan uitgaan dat D66 dat langs de lijn van duurzame en eerlijke handel zal doen. We hebben in het verleden namelijk ook gezegd dat handelsverdragen uit het verleden onvoldoende waarborgen hebben geboden voor de problemen die ik net heb benoemd en dat dat echt verbetering behoeft. Ik wacht dat dus af.
Ik heb een aantal vragen. VVD en D66 hebben een aantal vragen gesteld over de geo-economische monitor. Ik vond die nog wat vaagjes. Ik heb ook het idee dat Brussel daar een beetje achterloopt. De Amerikanen hebben bijvoorbeeld al in hun IRA heel duidelijk de scramble voor de essentiële grondstoffen voor de vergroening van hun economie kenbaar gemaakt. Dat is een wereldwijde strijd. Wat ziet de minister hier in concreto aan mogelijkheden om er vaart achter te zetten, ook in Brussel?
Ik zie dat ik al door mijn tijd ben. Dan ga ik gewoon nog even drie hele concrete vragen stellen.
Voorzitter. De impact van de oorlog, de aanval van Rusland in Oekraïne, op ontwikkelingssamenwerkingslanden is immens. We hebben voor Oekraïne tijdelijk de importtarieven verlaagd. Is er op dit moment een discussie? Ziet de minister mogelijkheden om te bespreken hoe we de ontwikkelingslanden, waarvan we zien dat de impact van deze oorlog gigantisch is, tijdelijk ook iets kunnen bieden? Dat is de openingsvraag.
Dan heb ik nog een vraag over imvo. Is de minister bereid om het EU-voorstel dat er nu ligt door het College voor de Rechten van de Mens te laten toetsen aan de zes stappen van de OESO-richtlijnen?
De voorzitter:
Dat is echt …
De heer Hammelburg (D66):
Dan zijn de drie minuten voorbij. Dank u wel.
De voorzitter:
Dat was even wat langer. Geen interrupties, dus gaan we gelijk door naar de heer Klink.
De heer Klink (VVD):
Dank, voorzitter. Ik sluit mij aan bij veel wat collega Hammelburg net heeft benoemd. Handel is bijzonder belangrijk voor de Nederlandse economie. De kleine, middelgrote en grote bedrijven doen allemaal zaken in het buitenland. De export zorgt voor een derde van onze welvaart en voor 2,1 miljoen banen. Handelsakkoorden helpen daar natuurlijk erg bij. Het is nooit een doel, maar een middel ter verbetering. Handelsakkoorden heb je ook nodig vanwege de geopolitieke realiteit waarin we nu leven met de oorlog op het Europese continent. Vaak wordt door collega's van zowel coalitie als oppositie gezegd dat we minder afhankelijk moeten willen zijn van blokken als China en Rusland. Dan is het juist zinnig om met een blok als Zuid-Amerika de banden aan te halen. Als zij zelf aangeven dat ze met Europa meer afspraken willen maken om iets te doen op het gebied van klimaat en op het gebied van ontbossing en uiteindelijk ook om de handel te verbeteren — daar hoort landbouw inderdaad bij — dan is het heel goed als onze minister naar Brazilië afreist om het daarover te hebben. Ik vind het een heel gekke figuur om dan excuses aan te bieden voor iets wat de minister in het belang van Nederland doet. Ik denk juist dat het superbelangrijk is om dat te doen.
Aansluitend bij wat collega Hammelburg zojuist gezegd heeft: wij hebben deze week nog een rondetafelgesprek. Er komen nog allerlei feitelijke dingen, dus laten we alsjeblieft het debat met elkaar voeren op basis van de inhoud, op basis van de feiten, op basis van eventueel aanvullend onderzoek. Er is een onderzoek van de universiteit van Wageningen. Mevrouw Teunissen wuift dat wat weg, maar dat is wel de juiste manier om de discussie met elkaar te voeren.
Ik heb niet zo veel tijd meer, dus nog een paar korte vragen.
De voorzitter:
Moment. Even voor mijn helderheid: was het wegwuiven of heeft u een vraag, mevrouw Teunissen? Een interruptie. Dan begreep ik het goed. Meneer Klink, een interruptie van mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Er wordt hier door de VVD gedaan alsof we het nu pas over Mercosur hebben, maar het verdrag ligt er al. Daar is twintig jaar over onderhandeld. Er vindt alleen nog een juridische vertaling plaats, maar de tekst ligt er allang. Er wordt gewerkt aan een addendum, weten we ook al. Maar dat is helemaal niet zo sterk als het verdrag zelf. De verdragstekst ligt er dus al. We zien ook dat het leidt tot meer oneerlijke concurrentie voor boeren. Dat zien we ook terug in het rapport van de universiteit van Wageningen. Het leidt tot meer ontbossing in de Amazone. Waarom zegt de heer Klink dat we moeten wachten tot we de feiten hebben terwijl er al een verdrag ligt?
De heer Klink (VVD):
Er ligt al een verdrag sinds 2019. Natuurlijk zijn er wisselende panelen. Wat mij betreft het belangrijkste land als het om Mercosur-landen gaat is Brazilië. Bolsonaro zit er niet meer en de sociaaldemocratische president Lula geeft zelf aan dat hij hier meer mee wil doen. Dat vind ik nogal een gamechanger. Dan zeggen "er is in het verleden wat afgesproken en daar blijft het bij" … Terughoudendheid vanuit Europa en fracties in deze Kamer richting Bolsonaro kan ik nog wel begrijpen, maar als een nieuw iemand zegt: ik wil hier wel wat mee doen en ik neem de ontbossing serieus … De ontbossing van de Amazone vond al plaats. Het lijkt me dan heel zinnig om met elkaar, om met de EU als één blok, met de Mercosur-landen daar goede afspraken over te maken. Om dan te zeggen "we doen gewoon niets, want zoals het nu gaat vinden we wel prima" — dat zegt de Partij voor de Dieren eigenlijk — vind ik nogal wat. Over het onderzoek van de WUR: het is van tweeën één. Mevrouw Teunissen wuifde het net weg. Het was nog niet volledig en allerlei onderdelen waren nog niet meegenomen en nu verwijst mevrouw Teunissen er weer naar. Ik denk dat het een goed onderzoek is. Ik denk ook dat het heel waardevol is dat we dat rondetafelgesprek komende donderdag hebben. Daar is de WUR ook uitgenodigd. Dan kunnen we hun dus juist weer bevragen op nieuwe inzichten op basis van de nieuwe ontwikkelingen. Maar je kunt niet de ene keer zeggen dat het een onderzoek is dat niet compleet is en de andere keer weer verwijzen naar datzelfde onderzoek.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Afspraken over ontbossing regel je niet in een vrijhandelsverdrag, dat regel je in een goede imvo-wet. Laten we daar dus in ieder geval haast mee maken. Als het om die terughoudendheid gaat: dat vind ik wel interessant. De heer Klink van de VVD zegt dus eigenlijk: laten we even wachten. Dat kan ik wel begrijpen, dat we nu even wachten met oordelen totdat er meer ligt van het verdrag. Maar wat vindt de VVD er dan van dat, hoewel er een motie ligt van de Kamer — "trek de steun voor het Mercosur-verdrag in" — de minister gewoon in Brazilië zegt: maak haast, maak haast met Mercosur? Dat is dan toch ook onverantwoord? Wat vindt de heer Klink daarvan?
De heer Klink (VVD):
Ik heb volgens mij net al aangegeven dat ik het juist heel goed vind dat onze minister naar Brazilië afreist om met elkaar te praten over afspraken. Dit is het eerste moment na haar bezoek in Brazilië. Ik denk dat de minister straks een terugkoppeling kan geven van wat daar besproken is. Ik denk dat het heel onverstandig is om te interpreteren wat in de media gezegd zou zijn — ik weet niet of dat letterlijke quotes zijn of niet — en daar een eigen lezing aan te geven, namelijk dat er een loopje genomen zou worden met standaarden. Dat is meer wat door mevrouw Teunissen gezegd wordt. Mijn afdronk van dat bezoek is juist dat de minister daarnaartoe gegaan is om de ambitie uit spreken over die standaarden en de zorgen die we hier hebben over de kap van het regenwoud over te brengen en de uitdagingen aan te kaarten die we hebben op het gebied van klimaat. Ik denk dat het in een wereld die geopolitiek zo veranderd is — de rol van blokken als China en Rusland wordt sterk — heel zinnig is om de samenwerking te zoeken met andere blokken in de wereld, zoals Zuid-Amerika. Vandaar dat ik het heel verstandig vind om daar haast mee te maken. Mijn steun heeft de minister dus volledig.
De voorzitter:
Laatste interruptie van mevrouw Teunissen, geloof ik.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Om het even scherp te hebben. De minister heeft hier — dat moet de heer Klink ook hebben gezien, want hij was erbij — herhaaldelijk gezegd: het kabinet neemt nog geen standpunt in, totdat de vertaling van het verdrag er ligt en we afspraken hebben gemaakt met Lula. Dat heeft de minister gezegd. Nu hoor ik de heer Klink zeggen dat hij wel benieuwd is wat ze precies heeft gezegd, ook omdat hij niet weet of het wel klopt wat er in de media is gezegd, namelijk dat de minister heeft gezegd "maak haast met dat verdrag". Ik ben er blij mee dat er in ieder geval een sprankje nieuwsgierigheid bij de heer Klink is naar wat de minister dan precies heeft gezegd in Brazilië.
De voorzitter:
Dat is het mooie van een debat. Ik meen dat de heer Klink … Nee, hij is nog niet aan het einde van zijn betoog. Hij zet zijn inbreng voort.
De heer Klink (VVD):
We kunnen het lang hebben over Mercosur. Dat zou ik ook graag willen, maar ik wil ook nog iets zeggen over Oekraïne en de handelsrelatie met de VS. De schorsing van de invoerrechten met de handelsbeschermingsmaatregelen voor de Oekraïense uitvoer naar de EU gaat verlengd worden tot 2024. Daar wordt rekening mee gehouden als het gaat om de Europese interne markt en de Europese landbouw. De vraag aan de minister daarover is: wat zijn de mogelijke nadelige gevolgen voor de Europese interne markt en de Europese landbouw?
Dan over de handelsrelatie met de VS. Het is heel goed dat die dialoog met de Verenigde Staten er is om de discriminatoire elementen van de Inflation Reduction Act weg te nemen. Kan de minister aangeven wat de inzet van de EU en van Nederland is bij de volgende bijeenkomst van de EU-US Trade and Technology Council in het tweede kwartaal van 2023? Er zijn nog wat onduidelijkheden over de grondstoffen, over het verschil tussen de trans-Atlantische grondstoffenclub en het Minerals Security Partnership. Waarom wordt er niet voortgebouwd op het Minerals Security Partnership en komt er weer iets nieuws?
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Keurig. Drieënhalve seconde voor de tijd. Dank voor uw inbreng. Er is verder geen behoefte aan interrupties. Ik geef graag de heer Amhaouch het woord.
De heer Amhaouch (CDA):
Dank, voorzitter. Even een paar punten gezien de beperkte spreektijd. Het Europees concurrentievermogen staat onder druk en er is zeker ook de-industrialisatie van Europa. Dat komt inderdaad mede door het krachtenveld in de wereld, met China enerzijds en Amerika anderzijds. De minister geeft in de geannoteerde agenda aan dat ze met de dialoogwerkgroep bezig is en dat wij wachten tot eind maart, wanneer de Amerikanen weer met een nieuwe guidance komen. Ik vind dat vrij reactief. Als de uitkomst daarvan ons niet bevalt, wat is dan plan B, vraag ik de minister. Hebben we ook een plan B klaarliggen als wij de reactie van de Amerikanen in de dialoog niet voldoende vinden?
We hebben het vaak over geld gehad, maar er gelden ook nog andere zaken. Dat gaat het om staatssteunkaders maar ook om aanbesteding — aanbesteding binnen Europa, maar ook meer kunnen aanbesteden binnen Europa. Ik heb vaak het idee dat de Fransen het Europese aanbestedingsbeleid fijn vinden zolang het maar Frans is. Kijk naar de kustwacht of naar defensie. Kan de minister in het kader van het aanbestedingsbeleid scherp aangeven of er meer ruimte komt voor onze eigen industrie? Komt er meer ruimte om daar makkelijker mee om te gaan, zoals ook de Fransen doen? Misschien moeten we daar iets minder naïef in zijn.
Voorzitter. Het CDA steunt het bevorderen van de toegang van Oekraïense producten tot de EU-markt, maar dit heeft wel een beetje te maken met de discussie die we net hadden. Het is complex. We begrijpen de situatie van Oekraïne natuurlijk. We zijn het er ook mee eens dat dit verlengd wordt, maar kan de minister in het kader van monitoring en ook wel in het kader van voedselveiligheid aangeven of de import vanuit Oekraïne echt gegarandeerd is, ook onder de omstandigheden die er nu in Oekraïne zijn? Die zijn best wel moeilijk.
Voorzitter. In dit commissiedebat is ook het subsidiebeleidskader sectorale samenwerking geagendeerd. Bedrijven geven aan dat de betrokkenheid en de erkenning van de overheid toch nog een probleem vormen. Wij vragen ons af of de minister deze signalen herkent. Volgens mij is het loket vanaf september vorig jaar geopend. Hoeveel subsidieaanvragen zijn er al ingediend?
Dan hebben we nog een motie-Amhaouch c.s. liggen, over de ondersteuning van de huidige imvo-convenanten. Wij hebben nog nergens helder terug kunnen lezen wat de nieuwe rol is van de overheid in het kader van de uitvoering van deze motie. Het kabinet heeft eerst gezegd dat het zich terugtrekt. De Kamer heeft toen gezegd: dat gaan wij niet doen. Er is een uitspraak geweest. Dus wij willen weten welke rol de overheid heeft aan tafel bij de convenanten.
De voorzitter:
Keurig, dank. 2 minuten en 47 seconden: tot nu toe de kortste en bondigste. Dus heel goed. Daarmee halen we het weer een beetje in na de start, met veel interrupties en een intens debat. Ik zie ook geen behoefte aan vragen of interrupties. Dat betekent dat ik door kan naar mevrouw Van der Graaf, ChristenUnie. Aan u het woord.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik wil even refereren aan het werkbezoek dat we vorige week hebben gebracht aan Bangladesh. Daar hebben we veel aandacht gehad voor het belang van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. We hebben daar een kledingfabriek bezocht. We hebben daar gesproken met arbeiders, met werknemers en vakbonden, maar ook met de industrie, de exporteurs van kleding naar westerse landen. Ze gaven ons belangrijke inzichten mee. Ik noem de oproep van de werknemers, die uit het hart gegrepen was: bedrijven in Nederland, in Europa, kijk niet alleen naar de laagste prijs, maar houd ook rekening met ons, met onze mensenrechten. Leg de standaard hoog en laat niet de laagste standaard de gemene deler en het uitgangspunt zijn. Daarmee belonen we landen die verbeteringen doorvoeren en stimuleren we andere landen om dat ook te doen. We stimuleren daarmee in ieder geval niet die race to the bottom. Zet de standaarden hoog.
Volgende maand is het tien jaar geleden dat Rana Plaza, een kledingfabriek in Bangladesh, instortte. Door het internationale akkoord dat er kwam, is er veel verbeterd in fabrieken. Dat hebben we ook gezien. Maar er blijft aandacht nodig. Fabrieken die werkomstandigheden willen verbeteren, komen zelf voor hogere kosten te staan, maar zij geven aan dat de merken daar niet voor willen betalen. Sterker nog, in de afgelopen tien tot vijftien jaar zijn de prijzen nagenoeg gelijk gebleven of zelfs gedaald. De merken in het Westen, in Nederland, willen goede sier maken, maar er dus niet voor betalen. De rekening komt dan te liggen bij de mensen daar.
Voorzitter. Wetgeving hier creëert daarmee ook een gelijker speelveld daar. Het dwingt bedrijven om verder te kijken dan alleen naar de laagste prijs, en om ook mensenrechten en milieu in ogenschouw te nemen. Daarom is het ook zo belangrijk dat de wetgeving die we in Nederland en in Europa doorvoeren, voldoet aan de internationale standaarden van de OESO en de Verenigde Naties. Nederland heeft tegen de Raadspositie gestemd met betrekking tot het Europese voorstel. In haar stemverklaring gaf minister Adriaansens mede namens minister Schreinemacher aan dat het compromis op meerdere terreinen tekortschiet ten opzichte van de inzet van Nederland en dat het onder de gewenste standaard ligt. De minister bekritiseerde het beperken van de waardeketen en zei dat het optioneel maken van de verplichtingen voor de financiële sector geen enkele waarde had. Dat was stevige taal.
Voorzitter. Ik spreek hier vandaag ook mede namens de Partij van de Arbeid en GroenLinks. Mede namens hen vraag ik het kabinet, in aansluiting op de vragen van de heer Hammelburg en mevrouw Teunissen, om de Raadspositie en het Commissievoorstel onafhankelijk te laten toetsen aan de OESO-richtlijnen, bijvoorbeeld door het College voor de Rechten van de Mens of door het NCP voor de OESO-richtlijnen, die zich in de rondetafel hier al hebben uitgesproken over de grote afwijkingen die er zijn. Is de minister hiertoe bereid?
Voorzitter. De subsidieregeling voor sectorale samenwerking vraagt de samenwerkingsverbanden om een sociale dialoog te voeren met de vakbonden, maar ze mogen er ook voor kiezen om te beargumenteren waarom ze dat niet doen. Maar de Kamer heeft een motie aangenomen die de sociale dialoog echt als criterium neerzet. Waarom wordt hiervan afgeweken? Waarom is dat geen voorwaarde? Wat moet een vrijblijvende dialoog nu eigenlijk gaan opleveren? Is er een ondergrens waaraan initiatieven moeten voldoen? Hoe zorgt de minister ervoor dat er nu wel een goede dekkingsgraad komt, dat er meer transparantie komt en ook dat er lokale impact wordt bereikt ten aanzien van de sectorale samenwerking?
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank, mevrouw Van der Graaf. Ik kijk nogmaals naar links. Ik zie geen behoefte aan interrupties of verhelderende vragen voor mevrouw Van der Graaf. Dat betekent dat we al aan het einde zijn van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Dan kijk ik even snel naar rechts, naar de minister, om te vragen hoeveel tijd ze nodig heeft. We gaan net iets meer dan tien minuten schorsen. Dank voor de inbreng alvast. Dan zien we elkaar over tien minuten terug.
De voorzitter:
Welkom terug bij de vergadering van de vaste Kamercommissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking ter voorbereiding van de Informele Raad Buitenlandse Zaken Handel. We hebben natuurlijk net de inbreng in eerste termijn gehoord van de vijf leden van de zijde van de Kamer. Nu heeft de minister de gelegenheid om daarop te reageren en om antwoord te geven op de vragen.
We zijn een klein beetje uitgelopen. Het debat staat gepland tot 22.45 uur. Daarom zou ik iedereen willen verzoeken om de interrupties te beperken tot drie. Ik wil iedereen ook vragen om de interrupties bondig te houden. Dan bekijken we in de loop van de termijn van de minister hoe het verdergaat en of er nog gelegenheid is voor wat laatste vragen. Laten we kijken hoe het verloopt in vergelijking met het eerste debat.
Ik geef graag het woord aan de minister.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel, voorzitter. Er zijn veel vragen gesteld, zowel over onderwerpen die op de agenda van de RBZ Handel staan als over andere onderwerpen. Ik zou graag beginnen met de onderwerpen die behandeld worden bij de RBZ Handel. Vervolgens ga ik verder met de andere onderwerpen. De blokjes heb ik als volgt ingedeeld. Eén. Het Europese concurrentievermogen en het vestigingsklimaat. Twee. De handelsrelatie met de VS. Drie. De handelsrelatie met Oekraïne. Vier. De vragen over het Mercosur-verdrag. Vijf. De vragen over imvo.
Ik begin meteen met de agenda van de Raad. We gaan spreken over de vraag hoe het EU-handelsbeleid verder kan bijdragen aan de versterking van het Europese concurrentievermogen en het bevorderen van de groene transitie. Dat begint bij een sterk economisch fundament. Hiervoor zijn een open economie en internationale samenwerking van fundamenteel belang. Zoals u weet heeft de Commissie op 1 februari een mededeling over een Green Deal Industrial Plan gepresenteerd. Uw Kamer ontving een kabinetsappreciatie hiervan op 8 februari.
De heer Amhaouch vroeg onder andere naar het vestigingsklimaat in dit verband. Laat ik vooropstellen: het blijft van belang om ons eigen vestigingsklimaat te versterken. Het kabinet verwelkomt dan ook de plannen van de Commissie uit het Green Deal Industrial Plan om koploper te blijven in de groene transitie en schone technologieën. Onderdeel van dit Industrial Plan is om de toegang tot bestaande subsidies te verbeteren. Ik ben me bewust van de aantrekkelijkheid van de IRA. We komen straks nog daarover te spreken als het gaat over de EU-VS-relatie, vooral tegenover de huidige hoge energieprijzen in de EU. Volgens mij is het daarom ook goed dat de Commissie inzet op een antwoord daarop vanuit Europa. Daarom is het ook belangrijk om dat gelijke speelveld binnen de EU — daar vroeg de heer Amhaouch ook naar — te waarborgen.
Het ging bijvoorbeeld ook over de staatssteun. De vraag was: hoe moeten we met de staatssteunregels omgaan? Die moeten natuurlijk zo ingericht zijn dat fragmentatie op de interne markt kan worden voorkomen. Natuurlijk is het staatssteunkader primair beleidsterrein van mijn collega van Economische Zaken. Uiteindelijk kunt u dat debat dus ook verder met haar voeren. Ik denk echter wel dat het belangrijk is — dat zal ik ook zo benoemen in de Raad — dat we niet met het verruimen van staatssteunkaders onze eigen interne markt ondermijnen en dat we niet tegen elkaar gaan concurreren. Dat zou namelijk heel erg zonde zijn.
De heer Amhaouch vroeg ook naar de staatssteun en aanbestedingen. Hoe gaan we daarmee om? Hoe gaan andere Europese landen daarmee om? Hoe kunnen we daar zelf creatief mee omgaan? Zo wil ik de vraag even vertalen. Zoals gezegd, wij verwelkomen de plannen van de Commissie om koploper te blijven in de groene transitie. Ook voor aanbestedingen is daarin een rol weggelegd. Het kabinet steunt voorstellen voor het opnemen van duurzaamheidseisen voor aanbestedingen. Ik kijk ook uit naar de voorstellen van de Commissie. Ik vind het heel belangrijk dat we daar in Europa goed naar kijken. We moeten dus ook kunnen scoren op duurzaamheidscriteria. Dat doen we bij aanbestedingen ook al vaak. In het vorige debat, een uur geleden, hadden we het ook over de modernisering van financiële instellingen, over de Wereldbank en hervormingen. Ik denk dat ook bij de Wereldbank en andere internationale instellingen duurzaamheidscriteria bij aanbestedingen heel belangrijk zijn. Daar moeten we ook op blijven inzetten. Dat zal Nederland ook doen, ook in internationaal verband. Nederlandse partijen zijn vaak heel goed qua score op die duurzaamheidscriteria, dus dat helpt dan ook weer. Dan komen die partijen namelijk vaker uit de bus rollen bij aanbestedingen. Ik heb er dus goede hoop op dat dat zal gebeuren. Wij blijven dat natuurlijk monitoren. Wij kijken hoe we het toetsen op duurzaamheidscriteria nog verder kunnen aanscherpen. We moeten dus niet alleen toetsen op de laagste prijs.
Dan ga ik nu door naar het kopje ...
De voorzitter:
Ik zie toch nog een interruptie van de heer Amhaouch bij het eerste blokje. Gaat uw gang.
De heer Amhaouch (CDA):
Ja, over dat aanbestedingsbeleid. Is er weleens bekeken hoe de verschillende lidstaten met het aanbestedingsbeleid omgaan? Ik kan mij namelijk niet aan de indruk onttrekken dat de Fransen daar heel scherp in zitten, bijvoorbeeld bij de kustwacht of bij defensie: alles is goed, als het maar Frans is. Spelen zij nou gewoon het spel slim en binnen de regels? Of overtreden ze de regels? Dat moet toch ook gewoon een keer duidelijk worden?
Minister Schreinemacher:
Ik vind het een goede vraag. Toen ik Europarlementariër was, heb ik hier zelf ook vraagtekens bij gezet. Ik denk dat het heel goed is om de Commissie te blijven aanmoedigen om toezicht te houden op het uitvoeren van de Europese aanbestedingsrichtlijnen. Ik moet daar meteen bij zeggen dat dit primair het terrein is van de minister van Economische Zaken. Aanbestedingen liggen dus meer bij haar, maar ik vind dit wel een heel belangrijke vraag. Ik zou daar dus graag met mijn collega van EZK nader over praten, hoewel dat dus meer op haar terrein ligt, om te kijken hoe dat nu geregeld is. Maar kijk, als er niet wordt voldaan aan de aanbestedingsregels, dan vindt er bij ons in dat geval ook een inbreukprocedure plaats. Dat zou in Frankrijk ook moeten gebeuren, als zij zich niet houden aan de aanbestedingsregels.
De voorzitter:
Er is geen behoefte aan een tweede interruptie, dus de minister vervolgt, volgens mij met het tweede blokje, het blokje handelsrelaties.
Minister Schreinemacher:
Ja, de handelsrelatie met de VS. Dat is een ander thema dat op de agenda staat: de Inflation Reduction Act. Dat blijft een dominant onderwerp binnen de EU-VS-handelsrelatie. Tijdens de technische briefing op 21 februari is uw Kamer door ambtenaren van het ministerie bijgepraat. We zijn nog in afwachting van de uitkomst van de hoogambtelijke EU-VS-taskforce. De heer Amhaouch refereerde daar ook al aan. Die komt eind maart. Naar verwachting worden dan de nieuwe richtlijnen gepresenteerd. Voor ons is het belangrijk dat we die afwachten, om te kijken wat daaruit komt en om te kijken of dat iets is waar wij als EU mee kunnen werken. Maar ik wil benadrukken dat de EU een uitgebreid handelsinstrumentarium tot z'n beschikking heeft om onze belangen te beschermen. Aan die instrumenten kleven ook nadelen, dus ik vind het prematuur om hierop vooruit te lopen. Maar natuurlijk kunnen we in het uiterste geval naar die handelsinstrumenten grijpen of een WTO-zaak starten. Maar ik vind het heel belangrijk, juist ook omdat er nadelen aan die instrumenten kleven, dat we dat hele proces aflopen. We moeten in de eerste plaats proberen om er in goed overleg uit te komen.
Dan in antwoord op de heer Klink, want dat raakt hier een beetje aan, over de critical raw materials club. Uit de taskforce, de EU-US-taskforce, komt die critical raw materials club voort. Ook die zou een oplossing kunnen bieden om de EU in de VS de status van handelspartner voor kritieke grondstoffen te geven en daarmee een betere behandeling voor de EU-import onder de IRA te verkrijgen. Daar zou die club dus bij kunnen helpen.
De heer Klink vroeg hoe die club zich dan verhoudt tot het Minerals Security Partnership en of er naar overlap wordt gekeken bij deze partnerschappen. Die club heeft echt een andere oorsprong, veel meer leden en een ander doel. Het doel van die Minerals Security Partnership is namelijk dat strategische projecten op het gebied van kritieke grondstoffen moeten worden geïdentificeerd en gefaciliteerd, en dat naar de gehele waardeketen van mijnbouw tot raffinage en recycling moet worden gezocht. Dus die verschillende samenwerkingsverbanden of clubs of partnerships hebben wel echt andere doelen. Voor de langere termijn blijft het voor Nederland natuurlijk van belang om te blijven werken aan een constructieve EU-VS-handelsagenda. Dat geldt met name ook voor de groene transitie en voor hoe we daarvoor het handelsinstrumentarium gebruiken. Los van de toezeggingen die de EU van de VS verkrijgt over een betere behandeling van de EU-producten, bijvoorbeeld bij die guidelines of in de gesprekken in de taskforce, is het natuurlijk ook zo dat die IRA de enige ambitieuze klimaatwetgeving van de VS op federaal niveau is. Dat heb ik ook weleens eerder in uw Kamer gezegd. In principe zijn wij dus blij dat zij grote stappen zetten met die wetgeving. Het gaat ons daarbij vooral om de elementen die ons uitsluiten of Europese bedrijven op achterstand zetten. Die stellen we dus aan de kaak, maar de IRA in itself is welkome wetgeving. Verder blijft de TTC het primaire platform om verdere samenwerking aan te jagen. De bijeenkomst in juni kan bijdragen aan meer trans-Atlantische coördinatie, onder meer op het gebied van de groene transitie, subsidies, transparantie, grondstoffen, duurzame handel, exportcontrole en kunstmatige intelligentie.
Tot zover het VS-blokje.
De heer Klink (VVD):
Dat was best een ronkende reactie van de minister hierop. Dat is natuurlijk heel goed. Loopt die dialoog over die discriminatoire elementen waarnaar de minister ook verwijst goed? Dat is eigenlijk nog de vraag die ik aan de minister heb. Wordt er constructief gekeken naar de zorgen die wij hebben en die de minister ook net uitsprak? Heeft de minister er fiducie in dat die zo veel mogelijk weggenomen gaan worden?
Minister Schreinemacher:
Die gesprekken lopen. Ik durf niet op een positieve uitkomst vooruit te lopen, want daar is het nog te fragiel voor. Maar ik denk wel dat we die gesprekken moeten afwachten, voordat we volgende stappen zetten met handelsinstrumenten. De gesprekken lopen. Daar komt een uitkomst uit, maar ik ga er nu niet op vooruitlopen of die voor de Europese Unie voldoende is. Maar daar hoop ik natuurlijk overmorgen van de Eurocommissaris meer over te horen.
De voorzitter:
U vervolgt, volgens mij het derde blokje, het blokje met betrekking tot de handelsrelaties met Oekraïne.
Minister Schreinemacher:
Ja, over Oekraïne en de tijdelijke opschorting van de resterende importheffingen op Oekraïense producten. Sinds de inwerkingtreding van die opschorting zien we een toename in de Oekraïense uitvoer naar de EU. De tijdelijke tariefopschorting lijkt de Oekraïense economie dan ook de steun in de rug te bieden die we daarmee hadden beoogd. Vorig jaar verwelkomde het kabinet de tijdelijke tariefopschorting, ook gelet op het blijvende belang van economische steun. Daar hebben we het in het vorige debat ook al over gehad: hoe houden we die Oekraïense economie draaiende? Daarmee kom ik bij de vraag van de heer Klink. Het kabinet is zich er natuurlijk tegelijkertijd van bewust dat Nederlandse en Europese marktpartijen daardoor meer concurrentie ervaren, als gevolg van de toegenomen invoer uit Oekraïne. Dat geldt in het bijzonder voor pluimveevlees en eieren. Wij houden de ontwikkelingen rondom de invoer en de impact daarvan op de landbouwsector in de gaten. Wij dringen er bij de Commissie ook voortdurend op aan om dat te doen voor gevoelige sectoren.
De heer Amhaouch vroeg in dat verband om aan te geven of importen veilig zijn en goed gemonitord worden. De Europese Commissie monitort de import van Oekraïense invoer nauwgezet. Ook het kabinet houdt de ontwikkelingen op dat gebied nauwlettend in de gaten. Dat zal ook tijdens de verlenging zo blijven. Net zoals voor alle producten die de EU binnenkomen geldt, moeten Oekraïense producten aan alle voedselveiligheidstandaarden voldoen. Deze blijven gemonitord worden.
Tot zover over Oekraïne.
De voorzitter:
Ik zie dat er geen behoefte is aan interrupties, dus ik denk dat iedereen de interrupties reserveert voor het vierde en het vijfde blok, voor Mercosur en imvo. Laten we kijken. U vervolgt.
Minister Schreinemacher:
Dan kom ik nu inderdaad bij het blokje over Mercosur, over het handelsakkoord tussen de EU en Mercosur. De onderhandelingen daarover staan deze week niet op de agenda, maar ik begrijp natuurlijk wel dat hierover in deze Kamer de nodige vragen zijn, mede naar aanleiding van de motie die eerder vandaag is aangenomen in de Kamer. Ik vind het belangrijk om onduidelijkheid over de Nederlandse positie ten aanzien van het verdrag weg te nemen. De positie van het Nederlandse kabinet is onveranderd. Zoals ik al eerder in debatten heb aangegeven — waar mevrouw Teunissen ook aan refereerde — zal het kabinet pas een positie over het EU-Mercosur-verdrag innemen als alle daarvoor benodigde documenten door de Commissie aan de Raad zijn aangeboden voor besluitvorming. De Commissie onderhandelt op dit moment over een aanvulling op het verdrag. We zijn dus nog niet in de fase van besluitvorming.
Voor de vraag in welke vorm — een of meerdere akkoorden — dit verdrag uiteindelijk wordt voorgelegd, geldt dat het in eerste instantie aan de Commissie is om hierover een voorstel te doen. Voor zover wij weten, zijn hierover binnen de Commissie nog geen knopen doorgehakt.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik val hier bijna van mijn stoel door de uitspraak van de minister dat de positie van het kabinet onveranderd is. We kunnen een interview met de minister in het FD lezen, waarin ze letterlijk zegt: wij moeten als Europa laten zien dat het ons menens is met het Mercosur-handelsverdrag. Ze roept daarin op om dat handelsverdrag snel te ratificeren. Tegelijkertijd zegt ze hier: we nemen nog geen standpunt in als kabinet. Ja, zo kan ik het ook! Het is niet de eerste keer dat we dat zien bij het kabinet. Dat zien we ook altijd als het gaat om landbouwgif. Dan zegt het kabinet: nee, we zetten ons er in Europa voor in om giftige landbouwstoffen te verbieden. En tegelijkertijd wordt er achter de schermen gewoon voor gelobbyd. En dat gebeurt hier ook, maar dan niet eens achter de schermen! Dat vind ik het kwalijke. De minister zegt aan de ene kant in Brazilië: we moeten opschieten. Namens wie spreekt zij dan? Dat is mijn vraag. Namens wie spreekt zij dan in Brazilië? Is dat niet namens het kabinet?
Minister Schreinemacher:
Tijdens mijn bezoek aan Brazilië van half februari heb ik de zorgen die in uw Kamer leven over ontbossing aan de orde gesteld. Dat zal mevrouw Teunissen niet als een verrassing in de oren klinken. Ik heb dat juist bij de Braziliaanse regering onderstreept en ik heb haar aangemoedigd om de zorgen die aan deze kant leven, niet alleen in Nederland maar ook in andere lidstaten, heel serieus te nemen. Zoals we al eerder hebben gewisseld tijdens de debatten, wordt er nu nog onderhandeld over een additioneel instrument. Ik heb hun dus ook laten weten: let wel, dat additionele instrument is echt van heel groot belang als er überhaupt stappen aan deze zijde genomen moeten worden met betrekking tot ratificatie van het Mercosur-verdrag. Dus dat is wat ik daar heb overgebracht. Dat zijn juist de zorgen die in uw Kamer leven ten aanzien van de ontbossing. Dat heb ik ook in het FD gezegd. Ik heb daarin gezegd dat we, wat mij betreft, daar serieuze stappen moeten maken met die aanvullende afspraken. Ik vind het belangrijk om hier te benoemen dat een akkoord met die vier Amerikaanse landen een bijdrage zou kunnen leveren aan leveringszekerheid en diversificatie van toeleveringsketens en afzetmarkten. Daar wil ik geen onduidelijkheid over laten bestaan. Uw Kamer heeft een aantal moties aangenomen over het diversifiëren van handelsketens en de toegang tot grondstoffen, ook grondstoffen die we hier nodig hebben. De Kamer vraagt mij te zorgen voor toegang tot grondstoffen. Dan vind ik het wel van belang dat we niet afhankelijk zijn van één groot land in Azië. Zij vraagt mij ervoor te zorgen dat Europa meer als geopolitieke speler op het wereldtoneel kan verschijnen. Handelsverdragen kunnen daarvoor een belangrijk instrument zijn. Dat hebben we ook opgenomen in het coalitieakkoord. Dat heb ik dus ook willen benadrukken in dat FD-artikel. Tegelijkertijd heb ik gezegd dat ik de zorgen over ontbossing heel serieus neem. Die zorgen heb ik ook daar overgebracht.
De voorzitter:
Dank, minister. Er is nog een tweede interruptie van mevrouw Teunissen. Daarna wil mevrouw Van der Graaf nog een interruptie plegen. Eerst mevrouw Teunissen. Gaat uw gang.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik vind dit echt stuitend, want de minister draait er met grote bogen omheen. Het is gewoon heel simpel. Er ligt al sinds 2020 een heel duidelijk verzoek van de Kamer: Nederland, trek de steun voor het Mercosur-verdrag in. Dat zou de minister overbrengen aan de Europese Commissie. Nu zegt de minister in een interview dat haast moet worden gemaakt met het Mercosur-verdrag. Vervolgens zegt zij: ik neem nog steeds geen standpunt in. Namens wie spreekt zij dan als zij zegt "maak haast met het Mercosur-verdrag"? Spreekt zij dan namens het kabinet? Daar krijg ik gewoon geen antwoord op. Er lijkt toch een heel grote tegenstrijdigheid te zijn. En het lijkt er toch heel veel op dat de minister niet ziet wat de verhoudingen hier zijn. Er ligt gewoon een Kameruitspraak. En nu ligt er een tweede Kameruitspraak. Mijn vraag is dus nogmaals of de minister bereid is om op de komende Handelsraad heel klip-en-klaar te zeggen: Nederland wil dat wij de steun voor het Mercosur-verdrag intrekken en Nederland wil dat wij geen verdrag goedkeuren waarin landbouw zit. Daar gaat het uiteindelijk om.
Minister Schreinemacher:
Op die vragen van mevrouw Teunissen heb ik zojuist ook al antwoord gegeven. De positie van het kabinet ten aanzien van dit verdrag is onveranderd. We nemen geen positie in zolang er geen formele tekst ligt. Ik had me voorgesteld dat mevrouw Teunissen het zou aanmoedigen dat er aanvullende afspraken gemaakt worden over ontbossing.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Graaf voor een eerste interruptie.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik hoorde de minister zojuist spreken over het coalitieakkoord, waarin over handelsakkoorden wordt gesproken, over het artikel in het FD en het interview dat zij aan Het Financieele Dagblad heeft gegeven. Dat leidt bij mij toch nog wel tot een nadere vraag, want in het coalitieakkoord staat dat Nederland op het gebied van eerlijke productie, mensenrechten, voedselveiligheid, duurzame groei en klimaat juist zou moeten inzetten op heel hoge standaarden. Maar in Het Financieele Dagblad lezen we dat de minister van mening is dat politici het nieuwe momentum voor EU-vrijhandelsverdragen niet moet smoren door het onmogelijke te eisen op het gebied van milieu en klimaat, arbeidsomstandigheden en mensenrechten. Dan vraag ik mij toch af hoe ik deze uitspraak van de minister in Het Financieele Dagblad moet lezen. Pleit zij hier nou voor een verlaging van de standaarden?
De voorzitter:
Heldere vraag. De minister.
Minister Schreinemacher:
Nee, ik pleit niet voor een verlaging van de standaarden. Ik denk dat, als we handelsverdragen aan willen gaan met landen, zeker als het gaat om landen die nu moeite hebben met het behalen van onze standaarden, het heel belangrijk is dat we die landen helpen. Ook dat heb ik heel duidelijk in het interview gezegd. Aan de afspraak die in het coalitieakkoord staat, namelijk dat we vasthouden aan hoge standaarden, geef ik gewoon uitvoering. Dat zult u ook zien. U hoeft zich dus geen zorgen te maken dat ik met die standaarden zou marchanderen.
De voorzitter:
Dat is een heldere reactie. Er is geen behoefte aan een tweede interruptie. Dan vervolgt de minister haar betoog. Ik geloof dat zij nog steeds bij het vierde blok is, over Mercosur. Gaat uw gang.
Minister Schreinemacher:
Ja. Ik ga ook graag in op de landbouwafspraken in het akkoord, want ook daarover lijkt nu wat onduidelijkheid te bestaan. De Europese Unie beschermt gevoelige landbouwsectoren, ook in nieuwe handelsakkoorden. Nieuwe markttoegang voor in de EU gevoelige landbouwproducten is beperkt door het gebruik van quota. De studie van de universiteit van Wageningen waaraan al in verschillende interrupties is gerefereerd, heeft laten zien dat dankzij deze quota de impact op de gevoelige landbouwsectoren beperkt zal zijn. Bovendien is in het akkoord de mogelijkheid tot het nemen van vrijwaringsmaatregelen opgenomen om de eigen industrie te beschermen tegen plotselinge importstijgingen. Vanmiddag is een motie aangenomen. Mij werd gevraagd hoe we daar invulling aan gaan geven. Dit verdrag staat niet op de agenda van de RBZ Handel van deze week. Juist omdat deze motie tijdens het debat is ontraden, is het evident dat dit lastig ligt. Ik vind het daarom belangrijk om over de uitvoering ervan bij het kabinet te rade te gaan. Ik zal de motie dus eerst binnen het kabinet bespreken en dan kom ik er graag bij uw Kamer op terug.
De voorzitter:
Ik zie twee handen. Volgens mij was de heer Klink net even iets eerder. Dus eerst de heer Klink en dan mevrouw Teunissen. De heer Klink.
De heer Klink (VVD):
Volgens mij is dit zo'n beetje het blokje Mercosur. Ik ben benieuwd of de minister ook naar aanleiding van het bezoek aan Brazilië nog een reflectie kan geven op wat de Brazilianen zelf willen op het gebied van het kappen van het regenwoud en afspraken met de Europese Unie. Want een akkoord komt uiteindelijk van twee kanten. Misschien is het dus ook goed om in te brengen wat de zorgpunten daar zijn en wat daarvan meegenomen zou kunnen worden.
Minister Schreinemacher:
Het aan de orde stellen van die zorgen was natuurlijk een van de redenen dat ik daar was. President Lula heeft al bij verschillende gelegenheden aangegeven dat hij heel ambitieus is op het gebied van het tegengaan van ontbossing, dat dit heel serieus genomen wordt en dat men er hard op inzet om legale en illegale ontbossing tegen te gaan. Dat is mij nogmaals door de vicepresident bevestigd. Ik vond dat wel goed om te horen en ik had ook gehoopt als goed nieuws aan uw Kamer te kunnen melden dat dit aan die kant zeker als heel belangrijk wordt gezien.
De voorzitter:
Dat is de reactie van de minister op de vraag van de heer Klink. Mevrouw Teunissen heeft ook nog een vraag. Daarna de heer Amhaouch.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Het argument dat we niet kunnen aangeven wat de positie van Nederland is omdat dit niet op de agenda van de RBZ Handel staat, vind ik toch een beetje mager. Andere landen zoals Oostenrijk hebben dit allang gedaan. Bovendien ligt er al sinds 2020 een motie. Die voert de minister gewoon niet uit en nu ligt er nog een motie over Mercosur. Welke mogelijkheden ziet zij om dit wél op de komende Raad te agenderen?
Minister Schreinemacher:
Zoals gezegd, kom ik graag op een later moment terug op de vraag hoe het kabinet met deze motie omgaat. Ik heb al aangegeven dat zij was ontraden. U weet ook dat dit in de coalitie best gevoelig ligt. Daar hoeven we niet kinderachtig over te doen. Ik moet dit binnen het kabinet bespreken en dan kom ik er bij u op terug.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter? Heel kort?
De voorzitter:
Dat is de laatste, geloof ik.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ja. Mijn vraag is alleen: wanneer dan? Kan er nog voordat de Raad plaatsvindt een brief komen waarin staat hoe en wanneer de minister die motie gaat uitvoeren?
De voorzitter:
Dit was echt even een uitzondering. De minister.
Minister Schreinemacher:
De agenda voor die Raad is al een hele tijd geleden vastgesteld. Ik kan Mercosur dus niet zomaar tijdens de RBZ Handel agenderen. De noodzaak om hierop te reageren vóór de RBZ Handel is er dus niet. Juist omdat uw Kamer een belangrijk signaal heeft gegeven — dat ontken ik helemaal niet — wil ik met een gedegen reactie van het kabinet komen en niet uit de heup schieten met een brief die binnen een halve dag geschreven is. Ik vind het gewoon belangrijk dat we als kabinet met een gedegen reactie komen op een belangrijk signaal vanuit uw Kamer.
De voorzitter:
Ik denk dat dit helder is, dus ik ga door naar de heer Amhaouch voor zijn tweede interruptie.
De heer Amhaouch (CDA):
Het lijkt me inderdaad heel slim van de minister dat ze eerst met deze uitspraak van de Kamer het kabinet ingaat om te kijken hoe het verder moet, voordat we inderdaad in Europa gekke dingen gaan roepen. Maar dan gaat het ook over wat het krachtenveld in Europa nu is met betrekking tot Mercosur. Wij lopen als Kamer vooruit op de troepen, want Mercosur moet nog behandeld worden. Zijn er ook andere landen die nu al forse uitspraken hebben gedaan als "wij blokkeren het volledig"? Of zit er toch een nuance in: we erkennen dat er een verdrag ligt, maar we zijn nog wel kritisch op een aantal punten.
Minister Schreinemacher:
Om dat krachtenveld echt goed in beeld te kunnen brengen, zou ik eigenlijk willen vragen of u dat ook in de reactie op de motie zou kunnen aangeven, dus in die brief.
De voorzitter:
De heer Amhaouch knikt. Er is geen behoefte aan een vervolgvraag. Helder. Dat is een toezegging. De minister vervolgt. Ik weet nou niet meer of we nog bij het vierde blok zijn of dat we doorgaan met imvo. Het vijfde blok: imvo. Gaat uw gang.
Minister Schreinemacher:
Over imvo en de sectorale samenwerking is een aantal vragen gesteld. Binnen de mix van imvo-maatregelen blijft sectorale samenwerking een prominente plaats innemen. Ik blijf dit ook ondersteunen. We hebben dat natuurlijk wel op een nieuwe manier vormgegeven. Sinds oktober 2022 is er een nieuwe subsidieregeling opengesteld bij de RVO, waarmee bedrijven en maatschappelijke organisaties ondersteuning kunnen aanvragen.
De heer Amhaouch vroeg hoeveel aanvragen er zijn ingediend onder de regeling die nu openstaat. Op dit moment zijn er nog geen formele aanvragen ingediend daarvoor.
Als het gaat om de sectorale samenwerking en de rol van de overheid, blijf ik het wel belangrijk vinden om open te staan voor de visie en de stakeholders van uw Kamer. Dat heb ik ook in de brief van vorige week aangegeven. De eerste openstelling blijft nu overeind en ik zal bij het aflopen van de eerste openstelling in september 2023 de balans opmaken en beoordelen of de regeling wel de juiste vorm heeft of aanpassing behoeft. Als de regeling nu wordt ingetrokken, dan is er voor sectorale initiatieven en voor maatschappelijke organisaties ook in hun rol binnen de convenanten geen financiering beschikbaar. Daarom vind ik het wel belangrijk om die eerste openstelling nu overeind te houden. Bij het opmaken van die balans wordt natuurlijk ook de rol van de overheid geëvalueerd, omdat ik weet dat er groot belang aan wordt gehecht door de partijen bij de sectorale samenwerking.
De voorzitter:
Er is een interruptie en een vraag van de heer Amhaouch. Gaat uw gang.
De heer Amhaouch (CDA):
Het loket is in september opengegaan. De minister geeft aan dat zij in september, als we een jaar verder zijn, gaat kijken hoe het loopt. Ik zou de minister willen vragen om er nu de thermometer in te stoppen. Wat is de reden dat er nog geen aanvragen zijn? Begrijpen we dat? Wat zijn daar de redenen voor? Anders zijn we dadelijk weer zes maanden verder en dat zou heel zonde zijn. Misschien houdt het ook wel verband met de onduidelijke rol van de overheid aan die tafel. Ik zie in de brief in reactie op mijn motie inderdaad dat de minister aangeeft dat Buitenlandse Zaken of Buitenlandse Handel een aantal keer aan tafel heeft gezeten. Is dat de rol: aan tafel zitten? Welke rol heeft de overheid aan tafel? Daar zou ik toch graag antwoord op willen hebben. En ik zou de minister toch willen vragen om, nu we zes maanden verder zijn, de thermometer erin te stoppen en in gesprek te gaan om juist de constructiviteit te pakken en niet nog eens zes maanden te wachten tot we weer in het najaar zitten.
Minister Schreinemacher:
De rol van de overheid aan die tafel blijft een actieve, net als we hiervoor ook hebben gehad. We blijven een actieve rol spelen en zitten niet alleen aan tafel, maar brengen de partijen ook nader tot elkaar, jagen hen aan en voorzien hen van inhoudelijk advies. Dat onderzoek starten wij nu, dus de thermometer gaat er nu zo ongeveer in. Dat duurt even. Dit gaat over onderzoek dat ten grondslag ligt aan de evaluatie, dus over wat eronder ligt. Dat onderzoek wordt gebruikt voor het weegmoment na de zomer, dus voor die evaluatie. We starten dat dus nu, maar we hebben dat niet binnen een maand afgerond.
De voorzitter:
De laatste interruptie van de heer Amhaouch voor nu. Gaat uw gang.
De heer Amhaouch (CDA):
Dan doen we dat. Ik hoor de minister zeggen: we gaan een onderzoek en een evaluatie starten. Dat is natuurlijk heel formeel. Je tuigt dan ook behoorlijk wat op. Dat heb je inderdaad niet binnen een maand gedaan, maar je kunt ook op een constructieve en praktische manier een soort belronde doen, want je weet wie je stakeholders zijn. Ik vraag nu niet naar een onderzoek, maar om te proberen te achterhalen wat die reden is. Misschien zijn er belemmeringen die we makkelijk weg kunnen nemen. Dan kunnen we verder.
Minister Schreinemacher:
Vindt u het goed als ik daar in tweede termijn even op terugkom? Ik begrijp de vraag. We hebben natuurlijk wel aan een aantal partijen gevraagd of ze van plan zijn om een aanvraag in te dienen en waarom ze dat nog niet hebben gedaan. We hebben dus ook wel wat antwoorden op die vraag, maar ik moet even kijken of dat voldoende is.
De voorzitter:
Prima. Helder. Ik zie dat de heer Amh… Ik zie dat de heer Hammelburg nog een vraag heeft.
De heer Hammelburg (D66):
U wilde me meneer Amhaouch noemen! Hoort u dat, meneer Amhaouch? Ze wilde me meneer Amhaouch noemen.
Ik snap de vraag van de heer Amhaouch heel goed. De reden die eraan ten grondslag ligt, is dat alle stakeholders, ook binnen de SER, hebben aangegeven dat die sectorale aanpak op zich werkt, dat we die bij het uitblijven van imvo-wetgeving moeten voortzetten en dat partijen zich steeds terugtrekken als die er niet is. Dat heeft desastreuze gevolgen voor al het beleid dat we het afgelopen jaar hebben gevoerd en de impact van dat beleid. Mijn vraag is dus nogmaals wanneer dat dan gebeurt. Ik sluit me daarmee aan bij de heer Amhaouch. Ik zag dat er een aantal stakeholders bij worden betrokken, maar ik miste MVO Nederland in dat rijtje. Ik weet niet of dat expres zo is, maar ik zou die er het liefst ook bij betrokken zien.
Minister Schreinemacher:
Die zullen we daar ook bij betrekken, want ik begrijp het belang daarvan. Zoals ik al zei, begrijp ik ook het belang dat partijen aan de rol van de overheid hechten.
Mevrouw Van der Graaf vroeg naar de dekkingsgraad en de transparantie van de subsidieregeling voor sectorale samenwerking. De overheid stuurt op de kwaliteit van de samenwerkingsverbanden door middel van de voorwaarden die in het subsidiekader worden gesteld. Daarin wordt onder andere gestuurd op de betrokkenheid van stakeholders en het voeren van een sociale dialoog. Dat moet leiden tot lokale impact, waar mevrouw Van der Graaf het ook over had. De regeling ondersteunt bedrijven in samenwerking met de zes stappen wat betreft due diligence, waaronder stap 5, over transparantie. Zoals toegezegd aan uw Kamer zal ik samen met de RVO een outreachstrategie ontwikkelen om bedrijven te stimuleren om sectorale initiatieven op te starten en eraan deel te nemen.
Door verschillende leden werd er een vraag gesteld over een toets van de voorgestelde EU-richtlijn aan de OESO-richtlijnen en aan OESO-conformiteit. Sommigen hadden het over OESO-conformiteit, anderen over OESO-richtlijnen. Het kabinet heeft in het BNC-fiche aangegeven dat, waar de voorgestelde EU-richtlijn afwijkt van de OESO-richtlijnen, het erop gericht is om die aan te passen. In het EU-voorstel ging het om vijf stappen. Wij hebben in het BNC-fiche ook aangegeven dat wij er een zesde stap in opgenomen wilden zien. Dat is gelukkig gebeurd in het Raadsstandpunt. Dat is hartstikke goed nieuws. Ook is de risico-oriëntatie overgenomen die bij die OESO-richtlijnen hoort. Wat dat betreft worden de OESO-stappen dus gevolgd. Maar als u mij vraagt naar de OESO-conformiteit, dan zou de financiële sector er ook onder moeten vallen. U weet allemaal dat die uitgezonderd is in de Raadspositie, of dat het volgens de Raad in ieder geval aan lidstaten zelf is om die al dan niet op te nemen. Daarom heeft Nederland uiteindelijk ook tegen dit voorstel of standpunt gestemd. Ook in de downstreamketen — gaat het over de hele handelsketen of alleen over de toevoerketen? — is het nu niet OESO-conform. Een formele extern uitgevoerde toets lijkt mij nu dus een beetje overbodig, want ik kan nu gewoon zeggen waar het niet OESO-conform is. Zo'n toets voegt daar weinig aan toe en ik ben er ook een beetje bang voor dat die weer tot vertraging leidt in Europa. Van de OESO-richtlijnen zijn die zes stappen overgenomen en de risico-oriëntatie, maar niet de OESO-conformiteit van de financiële sector en downstream de hele keten.
De voorzitter:
Dat is een helder antwoord. Ik zie de hand van de heer Klink. Gaat uw gang.
De heer Klink (VVD):
Dank aan de minister voor deze beantwoording. Toch even over de financiële sector. Het is natuurlijk bekend wat de positie is en dat die uitgesloten is, zoals het voorstel er nu voorligt. Maar ik ben wel benieuwd hoe het nu eigenlijk zit. Spreekt de minister in haar bilaterale contacten met collega's hier ook over? Delen de ministers in de andere lidstaten dat doorleefde gevoel om de financiële sector structureel uit te sluiten? Of is daar het gevoel toch eerder dat die sector eigenlijk ook gewoon een onderdeel moet zijn als die imvo-wetgeving er komt?
Minister Schreinemacher:
Het is een Raadspositie, dus uiteindelijk was er een meerderheid van de lidstaten die daar zo sterk in stond of die sector er in ieder geval niet in wilde. Daarom is er uiteindelijk het compromis gekomen dat je het per lidstaat mag bepalen. Ik heb het natuurlijk met mijn collega's over dit voorstel, maar dat wordt eigenlijk ook uitonderhandeld in de Raad waar minister Adriaansens in zit. Zij heeft het daar natuurlijk ook met haar collega's over gehad, maar zo is het nu opgenomen. Aan dat Raadsstandpunt kunnen we niet zo veel meer veranderen, als dat een antwoord is op uw vraag.
De voorzitter:
Een aantal leden hebben het maximum van hun interrupties bereikt, maar dat geldt niet voor mevrouw Van der Graaf. U kunt dus nog interrumperen.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dat leidt wel tot de vraag hoe de minister daar dan nu naar kijkt. We hebben de minister namelijk eerder in de Kamer horen zeggen dat het belangrijk is dat we de OESO-richtlijnen volgen in de wetgeving die we hier zouden doorvoeren. De minister schetste net zelf op welke grote punten de wetgeving die in Europa in de maak is, daar nu van afwijkt. Hoe weegt de minister het dat Nederlandse bedrijven uitspreken dat het belangrijk is dat aan de OESO-richtlijnen wordt voldaan, dat de Nederlandse financiële sector dat uitspreekt, dat de sector in Bangladesh, waar we net zijn geweest, dat uitspreekt en dat sectoren uit producerende landen uitspreken hoe belangrijk het is dat wetgeving aan de OESO-richtlijnen voldoet en aan de normeringen daarin? Hoe weegt de minister dat en wat voor actie onderneemt ze in Brussel?
Minister Schreinemacher:
We hebben natuurlijk met het BNC-fiche onze inzet ten aanzien van die OESO-richtlijnen bepaald. In de Europese Unie zetten we ook in op die OESO-richtlijnen. Zoals gezegd: we hebben veel bereikt. Die risico-oriëntatie, die zesde stap, is opgenomen. Het is nu ook afwachten wat het Europees Parlement zegt, wat de trilogen gaan brengen. Nederland spreekt natuurlijk ook met Europarlementariërs over de inzet van Nederland. Die kennen ook het BNC-fiche. U kunt het er zelf ook over hebben met uw counterparts in het Europees Parlement, evenals over hun inzet. Wat dat betreft wachten wij nu ook het standpunt af van het Europees Parlement om de trilogen te gaan starten.
De voorzitter:
Dank, minister. Als het een hele korte, duidelijke vraag is, heeft u daartoe zeker de gelegenheid, mevrouw Van der Graaf.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik heb nu niet een antwoord gekregen op de vorige vraag die ik heb gesteld. Ik vroeg de minister hoe zij het belang ervan weegt dat er voldaan wordt aan OESO-richtlijnen, en welke inzet het kabinet daar nu nog op heeft. Ze moet dus niet bij de pakken gaan neerzitten en achteroverleunen. Wat voor actie onderneemt de minister nu nog? Daar zou ik graag nog een antwoord op willen hebben.
Dan heb ik nog een tweede vraag die ik hierbij zou willen stellen.
De voorzitter:
Ik zou willen voorstellen dat u die vraag stelt in de tweede termijn, zodat we die tweede termijn inderdaad kunnen houden.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik heb net geen antwoord gekregen op mijn vraag. Ik heb gevraagd of de minister bereid is om een onafhankelijke toets door te voeren. Dat vind ik belangrijk omdat zo'n onafhankelijke toets misschien ook andere lidstaten en het Europees Parlement en de Raad ervan kan overtuigen om toch te voldoen aan de OESO-richtlijnen. De triloog moet immers nog starten. Ziet de minister daar het belang niet van in?
Minister Schreinemacher:
Dit zijn twee vragen. De eerste vraag is hoe ik weeg — althans, zo heb ik het begrepen — dat het Raadsstandpunt niet OESO-conform is. Zoals gezegd hebben wij onze inzet in het BNC-fiche aangegeven. Dat die inzet niet gehaald is, betekent niet dat we daar niet op blijven inzetten. Ik heb zojuist ook gezegd dat we dat blijven doen, ook in het Europees Parlement. Ik heb ook gezegd dat uw Kamer dat natuurlijk ook kan doen en dat we straks de triloog gaan beginnen als het Europees Parlement een standpunt heeft ingenomen.
De tweede vraag over de formele, extern uitgevoerde toets: zoals gezegd zie ik daar weinig meerwaarde in, maar het levert wel vertraging op in het proces. Ik gaf net aan waar het niet OESO-conform is. Ik zie dan niet wat voor nieuwe informatie mij een formele, extern uitgevoerde toets zou verschaffen.
De voorzitter:
Ik word steeds strenger. Kort en krachtig, de heer Hammelburg.
De heer Hammelburg (D66):
We hebben internationaal binnen de OESO die OESO-richtlijnen vastgesteld en die zes stappen zitten er niet voor niets in. Als wij wetgeving zouden invoeren, Europees dan wel nationaal, die niet voldoet aan die OESO-richtlijnen, dan neemt daarmee ook de effectiviteit en de impact zeer af van dat hele OESO-systeem. Het zou ook een ondermijning betekenen van dat hele OESO-systeem, het internationale systeem waar Nederland zich al die tijd hard voor heeft gemaakt.
Ik snap de vraag van mevrouw Van der Graaf wel. Wat doet de minister in de tussentijd om niet alleen de parlementsleden die onafhankelijk van een partijbelang in het Europarlement zitten, maar ook de andere lidstaten die nu in de Raad moeilijk hebben gedaan, ervan te overtuigen dat het toch echt belangrijk is om van mening te veranderen en die OESO-richtlijnen wel volledig te omarmen? De minister heeft eerder in Europa heel goed opgetreden, met het BNC-fiche in de hand, om andere landen erbij te krijgen, ook op andere onderwerpen. Dat kan ook op dit onderwerp. De vraag is dus wat de minister op dit moment en de komende weken en maanden doet om ervoor te zorgen dat de hoofden in Europa weer de andere kant op gaan.
Minister Schreinemacher:
Ons standpunt is er nu, zoals gezegd. Als straks de trilogen beginnen, dient zich weer een nieuwe situatie aan. Dan kun je namelijk weer water bij de wijn doen. Ik moet toch ook een winstwaarschuwing geven: lidstaten hebben niet voor niets een bepaald standpunt ingenomen. Ook zij spreken daarover met hun parlementen en hebben dat natuurlijk wel gedaan op basis van argumenten. Ik ga absoluut het gesprek aan met mijn collega's, ook om over OESO-conformiteit te spreken. Maar ik vind het belangrijk om te vermelden dat zij daarover op basis van hun eigen parlementaire processen ook standpunten hebben ingenomen. Tijdens de triloog is volgens mij weer een volgend moment om te kijken of we het Europese voorstel wat dichter bij onze inzet in het BNC-fiche toe kunnen bewegen. Dat proces duurt voort tot de trilogen beginnen en ook gedurende de trilogen. Als de heer Hammelburg mij dus vraagt wat ik ga doen, dan is het antwoord: ik ga het gesprek met mijn collega's aan. Dat is natuurlijk ook aan mevrouw Adriaansens, want in haar Raad ligt het primair.
De voorzitter:
De heer Hammelburg heeft geen behoefte aan een laatste interruptie. Dat waardeer ik, want dan kunnen we nu concluderen dat de minister aan het einde is gekomen van haar antwoorden in eerste termijn.
De heer Hammelburg (D66):
Voorzitter, staat u mij toe.
De voorzitter:
Jazeker.
De heer Hammelburg (D66):
Want ik heb op één vraag geen antwoord gekregen. Die ging over de impact op OS-landen van de agressie van Rusland in Oekraïne en over de mogelijkheid om importtarieven tijdelijk te verlagen, om deze landen tegemoet te komen. Ik vroeg of daar überhaupt een gesprek over gaande is of dat er anders onderzoek naar kan worden gedaan wat daartoe de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn.
De voorzitter:
Helder. Die stond nog uit, eigenlijk.
Minister Schreinemacher:
Zou ik daar in de tweede termijn op terug mogen komen? Die hebben we nu even niet geprepareerd. Ja? Dank!
De voorzitter:
Heel goed. Daarmee bevestig ik dat we aan het einde van de eerste termijn zijn gekomen. Ik zou willen voorstellen dat we gelijk starten met de tweede termijn. Helaas wil ik u verzoeken om niet te interrumperen, zodat we de minister de gelegenheid kunnen geven om terug te komen op een aantal vragen die nog uitstaan.
Ik wil graag als eerste het woord geven aan mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Ik vraag graag een tweeminutendebat aan. Dat heb ik ook al aangekondigd. Dat vindt morgenochtend plaats. Dan kan ik een motie indienen over het handhaven van een gemengd verdrag. Ik hoorde net het standpunt van het kabinet, maar de Partij voor de Dieren wil dat de minister zich daar echt proactief voor inzet. Ik kom dus met een motie.
Voorzitter. Ik vind dat de minister zich echt ongeloofwaardig heeft gemaakt met de uitspraak dat het kabinet nu geen standpunt inneemt over Mercosur. Tegelijkertijd zegt ze in de ministerraad dat we haast moeten maken met Mercosur. Daar maak ik me ook zorgen over. Er is geen enkele manier van reflectie. Het kabinet legt hier gewoon een Kameruitspraak naast zich neer. Dat vind ik echt zorgelijk.
Dan de brief over de uitvoering van de motie die vandaag is aangenomen. De minister zegt zelf: daar moet ik zorgvuldig naar kijken. Ik snap dat dit door de ministerraad heen moet. Ik snap dat ze dit moet bespreken in de ministerraad. Ik vraag haar echter toch wanneer de eerstvolgende mogelijkheid is dat zij het standpunt van Nederland aan de Europese Commissie kenbaar maakt. We zien namelijk dat de strekking van de motie heel duidelijk is: voordat er een voorstel ligt bij de Europese Commissie moet Nederland dit standpunt innemen. Mijn vraag is: wanneer is de eerstvolgende mogelijkheid om dat standpunt kenbaar te maken?
Voorzitter, daar laat ik het bij. Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Ik had niets gezegd over de tijd. Kunt u uw inbreng proberen te beperken tot één minuut? De heer Hammelburg ziet af van zijn tweede termijn. Dan ga ik door naar de heer Klink.
De heer Klink (VVD):
Voorzitter, heel kort. We zitten in een wereld met wisselende panelen en met grote conflicten. Denk aan de posities van China en Rusland. Het is echt serieus. We moeten ervoor zorgen dat de geopolitiek slimmer samenwerkt. Laten we dat alsjeblieft doen met blokken als Zuid-Amerika. Juist met handelsverdragen kun je een stap in de goede richting zetten.
De voorzitter:
Heel helder. De heer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
Voorzitter. Ook wij sluiten ons daarbij aan. Ik denk dat we echt goed moeten beseffen wat er gaande is in de wereld. Wij willen minder afhankelijk zijn van China en Rusland. Dat zijn grote landen met grondstoffen. Wij denken dat we dat even in ons uppie kunnen regelen. Ik vind dat we mee moeten bewegen. Ik vind dat wij in de Tweede Kamer soms ongenuanceerd met deze discussie omgaan. Wij lopen vaak vooruit op de zaken.
Wat betreft imvo zijn wij duidelijk. Daar komt een keer nationale wetgeving voor, maar dan wel via Europa. Het gaat om een vertaling van de Europese richtlijnen. Ik vraag aan de minister om ook bij andere lidstaten te waarborgen dat we geen lappendeken krijgen van 27 verschillende nationale wetgevingen. Dan zijn we namelijk niet geholpen. Dat hebben we ook gezien tijdens onze reis naar Bangladesh. Bedrijven willen best wel meebewegen, maar zeggen: kom niet voor elk land, voor elk merk met allerlei nieuwe richtlijnen en nieuwe rapportages. Een rapportage die goedgekeurd is in Duisland zou ook in Nederland geldig moeten zijn.
Ik wacht dadelijk nog even het antwoord op de vraag over de thermometer in de tweede termijn af. De minister heeft gezegd daarop terug te komen, in het kader van de sectorale samenwerking.
Dat is het, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank, meneer Amhaouch. Tot slot, als laatste, mevrouw Van der Graaf.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Voorzitter. Wij blijven ervan overtuigd dat het goed zou zijn als er wel een onafhankelijke toets zou plaatsvinden op de overeenkomsten en de verschillen tussen de OESO-richtlijnen, de Raadspositie en het Commissievoorstel. Dat kan door het College voor de Rechten van de Mens of het Nationaal Contactpunt OESO-richtlijnen. Ik denk dat dat helemaal niet heel veel tijd hoeft te kosten. Ik vraag me toch af of de minister dat niet alsnog wil overwegen. Eerder deze maand heeft zij aan de Eerste Kamer laten weten dat zij ongeacht wat de Commissie ook doet, wel van plan is om sowieso een lastendruktoets uit te voeren. Zou de minister dan ook niet bereid zijn om een toets uit te voeren op de OESO-richtlijnen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank, mevrouw Van der Graaf. Het wordt een beetje spannend qua tijd. Natuurlijk, er zijn nog een aantal vragen gesteld aan de minister. Zij heeft aangegeven graag een minuut of drie te schorsen. Dat doe ik bij dezen.
De voorzitter:
We hervatten dit commissiedebat voor het laatste staartje: de tweede termijn met de beantwoording van de resterende vragen door de minister. Ik geef graag het woord aan de minister.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel, voorzitter. Ik zal bij de beantwoording de volgorde van de vragen aanhouden.
De voorzitter:
Sorry, minister. Ik wil nog even de spelregels noemen. Als er echt een interruptie nodig is, dan verzoek ik de leden om hun vraag in één zin helder te stellen. De leden mogen in verband met de tijd ook maar één interruptie plegen. Het is al laat en iedereen wil graag naar huis.
Minister Schreinemacher:
Mevrouw Teunissen vroeg wanneer het kabinet kan komen met een brief naar aanleiding van de motie die vandaag is aangenomen. Wanneer zou het eerste moment zijn voor de standpuntbepaling? Wanneer is het voor Nederland een logisch moment om zijn standpunt in te nemen en te communiceren aan de Commissie? Er is geen tijdsdruk, want besluitvorming over het Mercosur-verdrag is voorlopig nog niet voorzien. Het zal nog vele maanden duren voordat we naar aanleiding van een nieuwe tekst toekomen aan de standpuntbepaling. Het kabinet beraadt zich daarover. Zoals ik al eerder heb aangegeven, is het een belangrijk signaal. Ik begrijp dat mevrouw Teunissen daar graag spoedig een reactie op wil. Zoals ik ook al heb gezegd, vind ik het belangrijk om dat wel gedragen in het kabinet te doen. Dus ja, qua termijn is mijn voorstel: binnen een aantal weken.
De heer Hammelburg heeft in eerste termijn gevraagd wat wij doen voor OS-landen. Wij steunen Oekraïne nu met het schrappen van tarieven. OS-landen krijgen op dit moment ook economische steun via handelsmaatregelen. Zo bieden we ontwikkelingslanden onder andere tariefpreferenties. Dat gebeurt onder meer via het algemeen preferentieel stelsel. Ook heeft het kabinet natuurlijk oog voor de gevolgen van de oorlog voor deze landen. Wij steunen bijvoorbeeld initiatieven zoals de graandeal, dus de uitvoer van graan uit Oekraïne naar ontwikkelingslanden. Er zijn natuurlijk niet alleen gevolgen voor de voedselveiligheid. Wij hebben daar in het eerdere debat van vanavond ook al bij stilgestaan. We bekijken hoe we landen ook met ontwikkelingssamenwerking kunnen helpen, omdat we zien dat de gevolgen veel breder zijn. Dat overstijgt eigenlijk handelsmaatregelen. We nemen dus die handelsmaatregelen, maar het is volgens mij ook wel breder dan dat.
De voorzitter:
Een korte vraag, meneer Hammelburg.
De heer Hammelburg (D66):
De bestaande mechanismen zijn me bekend. Mijn vraag luidt: is er überhaupt een discussie of een aanleiding in Brussel geweest om te spreken over tijdelijke, extra maatregelen die nog genomen zouden kunnen worden bovenop de huidige mechanismen — conform datgene wat we met Oekraïne hebben gedaan — om iets te betekenen voor de allerarmsten? Voor de allerarmsten hebben de enorm stijgende prijzen van voedsel een enorme impact, met hele zware armoede en honger tot gevolg. Kunnen we daar iets meer voor betekenen? Is de minister bereid om daar nog eens verder naar te kijken? Dat hoeft niet vandaag. Ik hoef ook niet meteen een antwoord. Is de minister bereid om met collega's te bespreken wat daar de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn?
De voorzitter:
Ik wilde uw interruptie bijna afbreken. Maar ik vond het toch knap!
Minister Schreinemacher:
We hebben natuurlijk de regeling Everything but Arms. Er zijn voor de allerarmste landen geen tarieven om op de Europese markt te komen. Ik ben ook even zoekende wat we dan daar nog aan toe zouden kunnen voegen, behalve ze nog steunen met handelsfacilitatie en dat soort dingen. Die programma's bestaan natuurlijk gewoon.
De voorzitter:
Helder. Volgens mij staan er nog een of twee vragen open. Gaat uw gang.
Minister Schreinemacher:
Dan in antwoord op de vraag van de heer Amhaouch over het aantal aanvragen. RVO spreekt nu al met bedrijven over hun potentiële aanvraag. Op dit moment liggen er drie potentiële aanvragen voor dat subsidiekader, dus voor subsidie. Op dit moment hebben we al uitgevraagd wat de problemen zijn, waarom er nog geen aanvragen zijn gedaan. Die wil ik dus ook meenemen in mijn onderzoek, want wij hebben daar al wel gesprekken over. We gaan sowieso aan de slag met wat we nu al kunnen doen om die vragen of problemen gedurende de openstelling van dit subsidiekader weg te nemen. Dat staat los van dat we kijken of dit de vorm heeft die we in de sectorale samenwerking willen hebben.
Mevrouw Van der Graaf vraagt om een toets voor het verschil tussen de Raadspositie en de OESO-richtlijnen. Ik blijf bij mijn antwoord dat we die verschillen kennen. Die zijn zoals ik ze net heb benoemd. Andere lidstaten weten dat ook. Ik zie gewoon nog steeds niet het belang van nóg een onafhankelijk onderzoek wanneer we de feiten al kennen.
De voorzitter:
Dat is helder. Er is geen behoefte aan een verhelderende vraag, want dit is denk ik een helder antwoord. Hiermee zijn we aan het einde van de tweede termijn. De schade is beperkt als het gaat om de tijd. Er is een tweeminutendebat aangevraagd, met als eerste spreker het lid Teunissen. Dat was ook al aangekondigd bij de regeling van werkzaamheden.
Daarnaast heeft de minister één toezegging gedaan, die ik graag als volgt samenvat.
- De minister gaat de vandaag aangenomen motie over het Mercosur-verdrag binnen het kabinet bespreken en informeert de Kamer daarna over de uitvoering. In deze brief wordt ook het Europese krachtenveld ten opzichte van dit verdrag meegenomen. Dit is naar aanleiding van de vragen van mevrouw Teunissen en de heer Amhaouch.
De minister heeft net geduid dat de in de toezegging genoemde brief binnen een aantal weken verwacht kan worden.
Als ik dat op de juiste manier heb samengevat, zou ik graag de minister en haar team van adviseurs bedanken voor dit debat. Ik vond het een goed debat. Het ging ergens over. Je merkte ook echt dat er verschillende standpunten en ideeën zijn over deze belangrijke onderwerpen. Ik hoop dat de mensen die hebben gekeken, dit ook waarderen. Ik dank de griffier voor alle voorbereiding en ik dank het team van de Tweede Kamer voor alle steun en ondersteuning. Ik wens iedereen een hele fijne avond en een goede nachtrust, zodat we morgen weer met frisse moed en energie aantreden. Fijne avond.